You are on page 1of 8

T I J D S C H R I F T

VAN HET
KONI NKLI JK NEDERLANDS CH GENOOT S C HAP
VOOR
MUNT- EN PENNINGKUNDE
ONDER DE ZINSPREUK
Concordia res parvae crescunt"
TE
A MS T E R D A M
15
e
Jaargang
AMSTERDAM
J O HA N N E S M L L E R
1907
Ee n M u n t - r e l i e f m e t e r .
Naar aanleiding van het artikel van Dr. C-
HOI T S EMA in de eerste aflevering van Tijd-
schrift 1906, beschrijvende een muntreliefmeter,
wel ke vol gens de aanwijzingen van den schrijver
geconstrueerd werd, meent onderget eekende, dat
hij als stempelsnijder aan 's Rijks Munt bevoegd
is, om enkel e punten van dit artikel, wel ke hem als
vakman treffen, aan de vol gende bespreki ng t e
onderwerpen:
De schrijver behandel t in het al gemeen de vel e
ei schen, waaraan een munt moet vol doen, wel ke
zeer juist door hem verdeel d worden i n: di e der
circulatie, die der fabrikage en die van artistieken
aard. Al s Controleur-generaal bij 's Rijks Munt
laat Zijn Hoog Ed. Gestr. in dit artikel zeer
terecht de aestheti sche zijde buiten beschouwi ng.
Besprekende de vel e ei genaardi ge moei el i jkheden
van de muntfabrikage, en om di e dikwijls tegen-
strijdige ei schen tot een overeenst emmend geheel
t e vereeni gen, komt de schrijver tot de vol gende
zeer jui ste opmerki ngen:
Bladz. 37 Het is tot dusverre nog niet mogelijk
deze met eeni ge behoorlijke nauwkeurigheid te
formuleeren".
Bladz. 38 Er is dus nog geen denken aan, dat
- 256
men op geheel rationeele wijze den opzet voor
een muntstempel kan maken".
Bladz. 38 dat het maken van goede muntstempel s
een werkzaamheid is geweest , die zich niet er t oe
l eende om als andersoorti ge kennis of vaardi ghei d
te worden onderwezen. In 't gunsti gste geval kan
zij slechts door hen met goed ge vol g worden ver-
richt, die door l ange ervaring op muntgebi ed een
zekere empirische kennis van den samenhang tus-
schen de moeielijkheden van het muntslaan en de
hoedani gheden van de stempel s hadden verkregen. "
Zeer bevreemdend is het, dat Dr. C. HCTTS EMA
met zulke goede opvatti ngen van die munttech-
niek, doch geheel en al buiten deze zoo noodi ge
empirische kennis" staande, zich in staat acht een
machine te ontwerpen, die iets zou kunnen bij-
dragen tot een beter inzicht in deze kwesti e" !
(bladz. 39.)
Vol gens het artikel geeft deze machine als eenig
resultaat de vergroote relieflijnen weer van een
. willekeurig geldstuk.
Of nu deze uitkomst niet evengoed met eenvou-
diger mi ddel en te verkrijgen zou zijn, is een vraag,
die onderget eekende hier niet zal beantwoorden.
Het nut echter, dat dit resultaat bij het ont-
werpen en vervaardi gen van muntstempel s zou
kunnen hebben, zal voor geen enkel vakman met
eeni ge ondervi ndi ng een punt van overwegi ng
uitmaken !
Nu is het niet de bedoel i ng van schrijver dezes
om deze reliefmeter als een wetenschappelijk speel-
goed voor te stellen, daar hij vol sl agen onbevoegd
257
is iedere mogel i jke bruikbaarheid in de zoo i nge-
wi kkel de controle bezi gheden van den ontwerper
te gi ssen, laat staan te beoordeel en, doch met
nadruk wenscht hij er op te wijzen, dat de reeds
talrijke machines waarmede de muntstempel tech-
niek verplicht is rekening te houden, door dezen
reliefmeter in geen enkel vpzicht, met een ver-
meerderd is !
Uit den aard der zaak is het aantal personen,
die eenigzins op de hoogt e zijn van deze techniek,
bui tengewoon kl ei n; het geen de vakman, die met
een dergelijke werkzaamheid belast is, zeer dikwijls
tot zijn groot ongeri ef moet ondervi nden.
De kringen, waarin de voorberei dende bespre-
ki ngen van dergelijk werk altijd schijnen te moeten
plaats hebben, geven st eeds aanl ei di ng tot het
ontstaan van een onuitputtelijke reeks iden" en
bemoei i ngen, di e. deze, reeds voor een zaakkundi ge
zoo i ngewi kkel de werkzaamheden in hooge mate
bel emmeren.
Deze wei ni ge bekendhei d met het vak", zal
dan ook wel de oorzaak zijn, dat het artikel van
Dr. C. HOI T S EMA zoo langdurig onbesproken' bleef.
De hoofdzaak van dit schrijven is, te dezer
plaatse als mijne vaste overtui gi ng uit te spreken,
dat, zelfs de meest onberispelijk weergegeven
relieflijnen der voortreffelijkste munten, die aan de
t egenwoordi ge eischen vol komen beantwoorden,
van niet het minste nut kunnen zijn, bij het ont-
werpen en uitvoeren van ni euwe muntstempel s en
wel omdat :
i. de relieflijnen van een nieuwe munt met een
258
andere voorstelling geheel en al moeten verschillen
van die van het na te vol gen voorbeel d,
2
U
. omdat bij het ontwerpen van een muntmodel
het relif, d. w. z. het model geen hoofdzaak is.
maar bijzaak en
3. omdat een muntmodel door de vel e inge-
wi kkel de bewerki ngen, die het moet ondergaan
tot aan het eindresultaat, de vervaardi gi ng der
stempel s, een voorloopig en niet definitief karakter
vertoont.
Tot bevesti gi ng van bovenstaande redenen diene
het vol gende:
De hoofdzaak en de hoofdmoeielijkheden bij
het model l eeren van een muntmodel zijn de om-
trekken der aan te brengen voorstelling, de
teekeni ng aldus, de jui ste vulling en verdeel i ng
der beperkte ruimte, die men zich voortdurend
verkl ei nd tot de afmeting van het gel dstuk moet
voorstellen. Het relif moet niet zoo laag mogelijk
ten opzichte van het vlak, maar overal zoo gelijk
mogelijk van hoogt e zijn.
Eene nauwkeurige beschouwi ng van onze voor-
treffelijke gul dens van WI L L E M II, door VAN DER
KE L L E N, zal de juistheid van 't bovenst aande onder-
steunen. Op dezen beel denaar is het model totaal
ondergeschi kt aan de teekeni ng. De onderdeden
zijn krachtig gecontoureerd en het model dient
alleen om deze contoureering te versterken.
Zoo is de verhoudi ng van de plannen" onder-
ling, zooals men ze zou weergeven op een bas-
relif, dat niet voor een muntmodel moet gebruikt
worden, buiten allen i nvl oed gel aten.
259
Het oor bijv. ligt nog dieper dan het vlak
het geen op het eerste gezi cht in het oog valt en
wel geheel zonder mechanische hulp. Al l een
een dergelijke wijze van werken kan langdurig
het hoofd bi eden aan de slijtage der circulatie, en
bij een vergelijking van deze oude en afgesl eten
muntstukken met de nieuwste gul dens naar het
PANDER- mo de l gemaakt, valt deze nog geheel en
al uit ten voordeel e van VAN DER KE L L E N' S werk.
Om een muntmodel aan deze voorwaarde zoo-
veel mogelijk t e gemoet t e doen komen, modelleert
men het op een vl akke plaat binnen een opstaanden
rand, die, overal even hoog, de di kte van het relif
aangeeft. Door met een liniaal over den rand te strij-
ken is dan tijdens het werk gemakkel i jk te contro-
l eeren of de dtails niet te veel in hoogt e verschillen.
Met de staalreductie van dit model, zooveel
mogelijk opgewerkt en verscherpt, perst men na
harding de eerste matrijs, waarop de fond zuiver
vl ak gesl epen en het relif zoo noodi g hier en daar
verdi ept kan worden, waarna men de letters inklopt
en de rand er omdraait.
Hi ermede perst men weder de eerste vol l edi ge
poincoen, waarop de rand tot de juiste hoogt e
afgesl epen wordt en men de te hooge dtails van
de gravure verl aagt en bijwerkt.
Deze poincoen dient nu om een proefstempel t e
maken, wel ke gehard, gepolijst en in dienst gest el d
de voorl oopi ge fouten aantoont, die dan veranderd
kunnen worden. De definitieve munting toont dan
dikwijls nog kleinere of grootere gebreken aan, di e
soms ingrijpende veranderi ngen noodzakelijk maken.
2 0
Een goed muntmodel l evert dus niet de geheel e
opl ossi ng dezer moei el i jkheden! De vel e en ei gen-
aardi ge bezwaren van persen, harden en polijsten,
die men ondervi ndt bij het vervaardi gen der poin-
coenen en matrijzen, kunnen bij 't maken van het
model niet allen worden voorzien, doch moeten
hun opl ossi ng vi nden tijdens de bovengenoemde
bewerki ng.
De ondervinding geeft de kans om een model te
vervaardi gen, dat aan de meest en van di e moei e-
lijkheden zooveel mogelijk te gemoet komt, maar
dan ook de ondervi ndi ng alleen.
Utrecht, April 1907. J. C. WI E NE C KE .

You might also like