Professional Documents
Culture Documents
Verslagen en Mededelingen
van de
Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt
en Geschiedenis
94e stuk, 1979
DE DRIESTEDEN-MUNTSLAG,
EEN MERKWAARDIGE
OVERIJSSELSE OVEREENKOMST IN DE XVde EN XVlde EEUW
door J. FORTUYN
DROOGLEEVER
71
muntregisters valt op te maken dat tussen 1538 en 1583 alleen al aan daalders
voor 109.357 mark werd geslagen, hetgeen op ruim 800.000 daalders neerkomt+). Waarschijnlijk zijn vele van deze munten uitgevoerd naar de
Oostzeelanden en Rusland. Ongetwijfeld ook zijn vele geldstukken, in
verband met hun zilvergehalte, omgesmolten. De meest volledige Nderlandse
colleetie van driestedenmunten bevindt zich in het Kon. Penning Kabinet te 'sGravenhage, waarin zich ruim 120 verschillende exemplaren bevinden,
hetgeen de helft van een complete verzameling is. In Overijssel zijn enkele
fraaie, doch kleinere colleeties van driestedenmunten aanwezig, met name in
het museum de Waag te Deventer en in een particuliere verzameling eveneens
te Deventer. Interessante colleeties zijn in het bezit van de Nederlandse Bank
te Amsterdam, de Rijks Munt te Utrecht, het Stedelijk museum te Kampen en
enkele particuliere verzamelaars in Den Haag en Dordrecht. In het provinciaalOverijssels Museum te Zwolle is een kleine verzameling van driestedenmunten aanwezig, eigendom van de Vereniging t.b.v. Overijsselsch Regt en
Geschiedenis.
Alvorens over te gaan tot een historische beschrijving van de driestedenmuntslag, lijkt het mij gewenst een overzicht te geven van het bedrijf van
muntvervaardiging, zoals zich dat in Overijssel heeft ontwikkeld. Reeds in de
tiende eeuw werden in Overijssel munten geslagen en wel te Deventer door de
Duitse Keizer Otto II (983-1002). Dit werd voortgezet door twee van zijn
opvolgers en toen in 1046 het muntrecht voor Overijssel aan de toenmalige
landsheren, de bisschoppen van Utrecht werd overgedragen, zetten dezen, met
grotere en kleinere tussenpozen, dit bedrijf voort tot 1466. Ook in Kampen,
Zwolle, Vollenhove en Hasselt was gedurende korte perioden een bisschoppelijke munt gevestigd. Andere muntheren waren de heren van Kuinre, van
Almelo, van Voorst (in de 14e eeuw), Karel V en Philips II, en als hun
opvolgers, de Staten van Overijssel vanaf de 16e eeuwen de drie IJsselsteden,
gezamenlijk maar voornamelijk afzonderlijk, vanaf de ISe eeuw (zie tabel).
Na deze algemene beschouwingen meen ik te kunnen overgaan tot een
geschiedkundige beschrijving van de driestedenmuntslag. Deze beschrijving is
voornamelijk gefundeerd op gegevens, die Cost Jordens publiceerde'), en op
documenten uit de gemeentelijke archiefdienst te Deventer.
Tegen het einde van de ISe eeuw was de verwarring in het muntwezen tot
een grote hoogte gestegen. Dit was gedeeltelijk ontstaan door de politieke
toestand na het sneuvelen van Karel de Stoute, maar vooral door hetgrote
aantal muntplaatsen (buiten Overijssel), waar geheel naar willekeur en op
verschillende voet werd gemunt, en door de neiging van Vorsten en Heren om
het metaal (zilver) gehalte van hun munten steeds slechter te maken, teneinde
de opbrengst van de muntslag te vergroten. Onder de middelen om deze
verwarring tegen te gaan en tot gemak van de handel achtte men het van
belang om een overeenkomst tussen de in Overijssel en Groningen munt
72
5)
6)
')
gebieden alle golt ende silver ontfangen en utgeven na Inholt der Cedulen doe
men die an der scryfTkamer setten sal. Ende men sail bier ende broet ende alle
penninckwerde kopen ende verkopen bij schillingen, halve schillingen,
penningen ende halve penningen ende by sulcke gelt als men nu muntet'ta),
Ook in deze valuatie worden dus de boven vermelde, maar niet in de
overeenkomst beschreven en volgens mij ook nimmer geslagen althans niet
teruggevonden, penningen en halve penningen genoemd.
Negen jaar later, in 1488, besloten Deventer, Kampen, Zwolle (aan welke
stad inmiddels het muntrecht door Keizer Frederik III was verleend) en
Groningen terzake van 'voele verloeps ende dwelinghe in den payemente
beyde golt ende silver' wederom 'met elkander munthe te holden'. In de overeenkomst'b) wordt besloten een zilveren munt te slaan, die zou worden
betiteld als 'Stichtse Stuiver' met een zilvergehalte van 6 penningen fijn (50%)
en ter snede van 89 stuks op een mark Troys (= 246 gram), dus op dezelfde voet
als in 1479. Tevens zouden worden gemunt een halve Stichtse stuiver of
butken met een gehalte van 4 penningen fijn en een gewicht van 2 gram, een
kwart Stichtse stuiver of oirtkenstuiver, plakken, halve plakken en duythmers.
Deze laatste drie nominaties zijn echter nimmer aangemaakt, althans niet als
driestedenmunten, wel als stedelijke munten. Groningen zou geen stuivers
munten, wel Z.g. Jagers, waarvan er 12 stuks gelijkwaardig zouden zijn aan 20
Overijsselse stuivers. Elke stad moest zijn eigen muntmeester aanstellen die
zou munten 'up ten ketel!' indien hij de voorschriften overschreed. In het
Deventer archief bevindt zich een valuatie"), een soort koerstabel, waarin de
waarde van gangbare munten ten opzichte van de nieuwe munten werd
vastgesteld. Het in alle finesses geregelde verdrag zou ten eeuwigen dage duren.
Zoals zo vaak het geval is bij voor eeuwig gesloten overeenkomsten, hield
ook dit verdrag niet lang stand en werd het zelfs slechts ten dele uitgevoerd.
Reeds omstreeks Pasen 1489, dus minder dan een half jaar na de ondertekening van het verdrag, vertrokken drie boden naar Groningen 'rnyt onsen
brieve omdat sy (dus Groningen) niet en heelden die ordonnancie van den
munte tussen ons steden versegelt', naar de Deventer Cameraarsrekening van
1489 vermeldt!"). De drie Overijsselse steden vervaardigden in het jaar 1488
alle kwart-, halve-en hele stuivers; zij hebben daarna geen gebruik gemaakt
van de overeenkomst, maar sloegen al spoedig weer hun eigen stedelijke
munten; Groningen sloeg geen enkele driestedenmunt. De geringe belangstelling voor de pas begonnen gezamenlijke muntslag zalongetwijfeld mede
veroorzaakt zijn door de revaluatie van de Bourgondische munt in 1489; door
8a)
8b)
9)
'0)
74
II)
Il)
Hamburg, 1965
75
IJ)
14)
15)
76
")
18)
19)
G.A.D.
G.A.D.
G.A.D.
G.A.D.
77
voirscrevene drie Stede van Ouerijssel (....) gemunt sijn'."). En in een placaat
van I I december 1556, na uitgifte van een nieuwe serie daalders en halve
daalders, wordt dit verbod nog eens herhaald 'verluidende expresslicken bij
desen dat niemant, van wat State, qualiteyt oft condicie hij sij, onse
ondersaeten hem voirtaen en voirdere ende presumere te presenteren,
uytgeven, ontfangen einyge van de voirscrevene Ducaete en OaeIers bij de
voirscrevene drie Steden van Overijssel (....) gemunt zijn'!').
Veel resultaat hadden deze placaten evenwel niet, want uit de muntregisters
blijkt dat van 1556 tot 1560 voor ruim 3 I .000 mark aan daalders is geslagen of
ongeveer 265.000 stuks"), Dit was mogelijk door telkens bezwaar te maken
tegen de aangekondigde placaten en uitstel te verzoeken, gedeputeerden naar
Brussel te zenden en op allerlei andere wijzen de zaak te traineren en intussen
rustig door te gaan met het munten van de betwiste driestedendaalders.
Afb. 5. Driestedendaalder van 1555 met het borstbeeld van keizer Karel V>op de
keerzijde de stadswapens van Deventer. Kampen en Zwolle; exemplaar Gemeentemusea van Deventer.
21)
22)
78
betreft. Er schijnen bij deze emissie n of meer stempelsnijders aan het werk
te zijn geweest, die enige vrijheid namen bij het maken van een nieuwe
stempel en die zich gedistancieerd hebben van het oorspronkelijk ontwerp.
Mogelijk ook heeft de nieuw benoemde muntmeester onvoldoende controle
uitgeoefend. Ook in de munten die na 1560 door de driesteden zijn geslagen,
komen vele variaties voor, al is het aantal afwijkingen in de emissie van 1555
het grootst. Het aantal variaties bij de munten van de Overijsselse provinciale
en stedelijke muntslagen is veel geringer maar daarentegen in andere
provincies weer groter.
In 1556 werden kleine grotendeels koperen, laag zilvergehalte bevattende
munten geslagen, waarop zich een 3 bevindt. In de literatuur worden deze
munten 3 mijt stukken (= 1/2 plak) genoemd, maar waarschijnlijk gaat het
hier om munten van 3 plakken, omdat zij vrijwel identiek zijn aan munten die
in 1582 in Zutphen en Hasselt zijn geslagen en die in de instructie
uitdrukkelijk als drie-plakken worden aangeduid. In het Deventer muntregister van 155623) wordt niet gesproken over plakken of mijten, maar een register
over de jaren 1579-1582 vermeldt wel drie-plakken=). Wellicht ten overvloede zij hier vermeld dat een plak de waarde had van 1/8 stuiver en een mijt van
1/6 plak.
Op 2 augustus 1557 kwamen de steden met de muntmeester Wyntgis, hier
Wijnakens genoemd, overeen een goudgulden te munten met het staande
beeld van Karel V op de voorzijde, een gehalte van 18 karaat en een gewicht
van 3.281 gram of75 stukken op het mark"). Van 1560 tot 1562 muntte Mr
Balthazar stukken van drie butken (= 11/2 stuiver) of 12 plakken in velerlei
soorten. Op de voorzijde bevindt zich het wapen van n der drie steden, en op
de keerzijde de letter D, C of 3, waardoor 9 verschillende combinaties
mogelijk zijn. De bedoeling van de letters op de keerzijden is niet duidelijk;
aile munten zijn in nzelfde munthuis (te Deventer) geslagen en de opvatting
van Van der Chijs dat het wapen de muntplaats aangaf en de letter op de keerzijde voor wiens rekening werd geslagen"), kan niet als juist worden
beschouwd.
In 1561 sloeg dezelfde muntmeester stukken van IOgosseler (= lOstuiver),
ook wel genoemde dubbele flabben of snaphanen met een gewicht van 32 op
het mark en 6 p, fijn27). Op de voorzijde staat de beschermheilige van n der
steden, dus St Lebunus, St Nicolaas of St Michal, op de keerzijde de wapens
van de steden en het jaartal (15)61, maar telkens in een andere volgorde. Door
de combinatie met de verschillende heiligen op de voorzijde zijn 12
23)
24)
")
26)
27)
verschillende snaphanen bekend. Ook hier is de zin van deze variaties niet
bekend. Mogelijk is alleen de fantasie van de stempelsnijder aan het werk
geweest.
Overijssel lag in de XVIde eeuw op de 'grens van twee werelden'.
Staatkundig gezien behoorde het bij het Spaanse Rijk, maar de handel was
voor een belangrijk gedeelte op het Oosten en het Duitse Rijk gericht. De
Duitse voorschriften en bepalingen inzake de muntslag werden daarom meer
au serieux genomen dan die van de regering te Brussel. Bovendien waren
Deventer, Kampen en Zwolle van oudsher (Duitse) Rijkssteden, aan wie
muntprivileges verleend zouden zijn en daarom werden hun munten als
rijksmunten beschouwd. Hieruit vloeide de verplichting voort zich aan de
verordeningen van het Duitse Rijk te houden. Afgevaardigden van de
IJsselsteden, evenals die van Nijmegen en van de Heren van Bergh, werden op
de Rijksdagen te Spiers en te Neurenberg genodigd om zich voor hun muntslag
te verantwoorden. In 1563 gaf deze verantwoording moeilijkheden, daar velen
van hen werden beschuldigd op andere dan de op de Rijksdag in 1559
vastgestelde voet te hebben geslagen, soms zelfs met een 20-25% te laag zilvergehalte"). Zeven rechtsgeleerden, aan het Keizerlijk Kamergerecht verbonden, werden aangewezen als verdedigers van de stedelijke muntrechten.
Bovendien werd het Deventer raadslid Scharff naar Spiers gezonden met de
taak 'naarstiglijk uit te zoeken wat in dezen met een eerlijk geschenk zou
kunnen uitgevoerd worden' naar Cost Jordens schrijft"), In 1564 ontsloeg
Keizer Maximiliaan II de steden van het aangevangen rechtsgeding"), maar
stelde dat de steden de keizerlijke muntverordeningen, als gehoorzame
onderdanen, nauwkeurig moesten opvolgen, en hare munten nu en in het
vervolg geheel en al op de voet van die van het Rijk dienden te brengen en te
houden. Dit kan althans worden geconcludeerd uit het onduidelijk opgestelde
schrijven van de keizer"), maar het is ook mogelijk eruit op te maken dat
verdere muntslag uitdrukkelijk werd verboden! Voor deze laatste opvatting
pleit het feit dat op 5 mei 1567 de steden zich wederom tot de Westfaalse
Kreits wendden met het verzoek hen niet onder de gesuspendeerde muntsteden te rekenen en hun het muntrecht (weer) toe te staan"), Op dit verzoek
werd gunstig beschikt door Maximiliaan II op 30 augustus 1567, die
verklaarde dat '..... seyn wir gndigelieh zufrieden das ..... bemelten dreyen
Stetten .... das mntzen zugelassen und gestattet auch Ire Mntzmaister und
28)
29)
JO)
li)
32)
ll)
J4)
80
81
toestond."). De muntslag, die van 1571 tot 1574 had stil gelegen, kon toen
worden hervat. Het munthuis bleeftot 1583 in Deventer gevestigd; in datjaar
besloot men het naar Kampen over te brengen in verband met het gevaar van
een herovering van Deventer door de Spanjaarden. Dit geschiedde inderdaad
in 1587, na het verraad van Stanley. Deventer vorderde toen, 'nu het wederom
onder de gehoorzaamheid van den (Spaanse) koning gebracht was, van
Kampen op te houden in naam van de drie steden te munten?"). Daarna zijn
in Kampen nog wel enkele driestedenmunten vervaardigd, maar in 1588 werd
de driestedenslag ook daar beindigd. In totaal zijn in Kampen van 1583 tot
1588 voor 52.018 mark aan daalders geslagen, dus ruim 450.000 stuks.
In 1591, toen de Spaanse bezetting van Deventer tot een eind was gekomen,
werd door deze stad overwogen de driestedenmunt weer in te stellen, tot
behoud van de verworven, officieel erkende muntrechten. Het bleek echter
niet mogelijk tot overeenstemming tussen de drie stadsregeringen te komen.
Het zelfstandig munten schijnt Kampen en Zwolle voordeliger te zijn
voorgekomen. Op 9 april 1594 schreef de Raad van Deventer aan de
Gedeputeerden van de Nederlands-Westfaalse Kreits te Keulen dat 'dese drie
Overijsselsche Steden solden trachten aire muntzwercken weder thoe consolidiren und bij eenandere tho brengen, unt (....) wij daeromme bij die andere
beide Stede allen moghelicken vlijtt ahngewent oick ahn unsere seyde niet
liewere hadden gesehen, sa verklaren wij tot sodanen (....) vornemen nicht
kennen geraden und dat uth verscheiden oersaecken und voirnemptlich dat
een ieder stadt berechtiget is var sich selve tho munten (....) Welekers alles bij
uns geconsiferert und erwagen sunnen wij tot anholdinge unserer Stadt
hebbende gerechtigheden und muntz regalien oick verursaeket worden
volgende unse vermalige schrijvens gelickfalls een besondere muntzwerck ahn
tho stellen'v). De Kreitsvergadering ging niet accoord met dit aangekondigde
plan om de stedelijke Deventer muntslag te hervatten, op grond van de
overweging dat het besluit van de Rijksdag van 1570 geen uitbreiding van het
aantal muntplaatsen toeliet. Kampen en Zwolle verklaarden toen de driestedenmunt wel te willen handhaven op conditie dat de munt beurtelings in elke
van de drie steden zou worden gevestigd. Hiertegen maakte Deventer bezwaar,
op grond van een brief uit 1574 van Maximiliaan II, die had bepaald dat het
munthuis van de driestedenmunt uitsluitend in Deventer gevestigd mocht
zijn. Aangezien noch de Kreitsvergadering, noch Deventer, noch de beide
andere IJsselsteden wilden toegeven, werd besloten de zaak over te dragen aan
de Rijksdag die op 1 februari 1599 te Spiers zou worden gehouden. Het is,
voorzover ik kon nagaan, niet bekend wat de uitspraak van deze Rijksdag is
37)
38)
39)
82
83
MUNTHEREN
en muntplaatsen in OVERIJSSEL
983 - 1400
1400 - 1500
1500 - 1600
1600 - 1700
1700 - 1800
DUITSE
KEIZERS
in Deventer
943 - 1046
BISSCHOPPEN
van
UTRECHT
tot 1466
KAREL V
in Kampen
1532 - 1555
STATEN VAN
OVERIJSSEL
in Deventer,
Kampen en
Zwolle
STATEN VAN
OVERIJSSEL
in Kampen
tot 1796
BISSCHOPPEN van
UTRECHT
in Deventer,
Zwolle
Vollenhave
Hasselt
Kampen
1046 - 1466
KAMPEN
sinds 1425
DEVENTER
sinds 1458
ZWOLLE
sinds 1488
PHILIPS II
in Hasselt
1551 - 1580
STATEN VAN
OVERIJSSEL
in Kampen en
Hasselt
sinds 1578
DEVENTER
DEVENTER
tot 1708
KAMPEN tot
1694
ZWOLLE tot
1692
DEVENTER
HEREN van DRIESTEDEN
KUINRE o.a.
in 1479 en
in Kuinre
1488
14de eeuw
HEREN van
ALMELO in
Almelo
14de eeuw
HEREN van
VOORST
14de eeuw
KAMPEN
ZWOLLE
HASSELT
1582/3
DRIESTEDEN
in Deventer
1534 - 1583
in Kampen
1583 - 1588
4))
84