Professional Documents
Culture Documents
Architectuur en informatiehuishouding
Oktober 2008
Referaat van Jack Karelse in het kader van de opleiding Informatie- en Document
Management, Erasmus Academie, studiejaar 2007-2008.
Inhoudsopgave
Samenvatting 3
1. Inleiding 4
2. Architectuur en NORA 5
2.1 Wat is architectuur? 5
2.2 Wat is NORA? 6
4. Conclusies 18
LITERATUUR 20
2
Samenvatting
Het gebruik van de kenmerken van Hildebrand voor het onderwerp en het doel van dit
referaat is bruikbaar en nuttig gebleken. De kenmerken lijken ook toepasbaar op andere
vraagstukken en niet alleen voor werken van architectuur.
3
1. Inleiding
1
Overal waar de mannelijke vorm is gebruikt, kan ook de vrouwelijke vorm worden gelezen.
2
In een column in Od (juli/augustus 2008, p. 11) constateert Wil Rombout dat vakgenoten nog lang niet altijd
adequaat anticiperen op de ontwikkelingen. Kijkend naar de DIV-er als middenvelder in het speelveld van de
informatiehuishouding van de organisatie vraagt hij zich af: ‘Zijn we sprankelend en reageren we adequaat op
4
bijdraagt of kan bijdragen aan een prettige werkomgeving voor de informatiehuishouder
is overigens niet onderzocht.
Kort wordt stil gestaan bij het begrip architectuur in het algemeen, verschillende vormen
van architectuur die in het kader van het onderzoek relevant zijn, de doelstellingen van
architectuur en de opbouw en de doelstellingen van NORA. Vervolgens wordt NORA
getoetst aan de kenmerken van Hildebrand en worden conclusies getrokken.
2. Architectuur en NORA
Architectuur is een term die inmiddels ook bekend is in de wereld van ICT. Bekende
begrippen zijn onder andere informatiearchitectuur en technische architectuur. De
informatiearchitectuur richt zich op het structureren en organiseren van informatie met
het oog op het beheer en de ontsluiting van informatie. Een technische architectuur richt
zich op de technische infrastructuur van een organisatie, bestaande uit de hardware,
netwerken, software en de manier waarop deze met elkaar in verband staan. Naast deze
architecturen is er vaak ook sprake van een bedrijfsarchitectuur. Bij de
bedrijfsarchitectuur spelen de strategie, de doelstellingen, de producten, diensten en de
herinrichting van processen, bijvoorbeeld als gevolg van de inzet van ICT, van een
organisatie de hoofdrol.
De drie architecturen worden gezamenlijk aangetroffen; er is niet of een
bedrijfsarchitectuur of een technische architectuur. Ze bestaan naast elkaar. Zoals er ook
de architectuur is van een gebouw en bijvoorbeeld een tuin- en binnenhuisarchitectuur.
Een bedrijfsarchitectuur biedt organisaties een kader, vastgelegd in een beschrijving van
de gewenste situatie op hoofdlijnen. De bedrijfsarchitectuur geeft richting, biedt
handvatten voor het toetsen van veranderingen en kan gehanteerd worden als
stuurinstrument. Deze verandering krijgt vorm in een bepaalde tijd, waarbij steeds vaker
sprake is van een geleidelijk veranderproces, of zelfs van constante verandering. Er is
minder vaak sprake van snelle en ingrijpende veranderprocessen.
Bedrijfs-, informatie- en andere architecturen bestaan uit een document of een
verzameling van documenten waarin kaders worden beschreven. Deze kaders kunnen
inhoudelijk zijn, maar kunnen ook bedoeld zijn om aan te geven hoe de architectuur
gebruikt moet worden. In de documenten zijn architectuurprincipes vastgelegd. De
de beweging in het veld, geven we de pass op maat op het juiste moment? Ik zie het nog te weinig. De
algemene houding is afwachtend, Calimero-achtig en met beperkt vertrouwen in eigen kennis en kunde.’
3
http://nl.wikipedia.org/wiki/Architectuur. Retrieved july 27, 2008
5
doelstelling van architectuurprincipes op het niveau van de bedrijfsarchitectuur is om de
vrijheidsgraden van de onderliggende niveaus te begrenzen zodat ze passen bij de
strategische doelstellingen voor de organisatie als geheel. De bedrijfsarchitectuur
begrenst de informatiearchitectuur en vervolgens is de informatiearchitectuur leidend bij
het opstellen van een applicatiearchitectuur. De grenzen kunnen positief en negatief
geformuleerd zijn. Positief geformuleerd geven ze aan hoe de onderliggende oplossingen
er uit moeten zien, bijvoorbeeld gegevens zijn via een portal te benaderen. Negatief
geformuleerd hebben ze de vorm van een verbod, bijvoorbeeld onzichtbare koppelingen
zijn niet toegestaan.
Architecturen kunnen bruggen slaan tussen externe ontwikkelingen, de externe
omgeving en de strategische doelstellingen van de organisatie en activiteiten op het
gebied van bijvoorbeeld procesinrichting en ICT. Een architectuur moet de gebruiker of
lezer inzicht bieden, de complexiteit van een geheel beter beheersbaar maken. Een
architectuur is ook bedoeld als communicatiemiddel voor en met belanghebbenden, zodat
draagvlak voor de veranderingen kan worden gecreëerd. De belanghebbenden zijn
bijvoorbeeld de gebruikers van een ontwerp, degenen die binnen en met de architectuur
moeten werken. Wensen en eisen van de gebruikers worden besproken, eventuele
alternatieven worden aangedragen en voorgelegd op basis waarvan keuzes worden
gemaakt.
In het algemeen wordt in een architectuur onderscheid gemaakt tussen uitgangspunten,
principes, richtlijnen en modellen. Uitganspunten zijn algemene uitspraken vanuit de
visie die randvoorwaarde en kaders aangeven voor de (deel-)architectuur. Principes zijn
algemene regels die gelden binnen de (deel-)architectuur. Richtlijnen zijn concrete
uitspraken, afgeleid van de principes. Modellen zijn schematisch weergegeven
beschrijvingen, bijvoorbeeld procesmodellen. Zie ook figuur 1.
Figuur 1
(bron: http://kennisnet.wikia.com/flexibelleren/wiki/Aanpak_naar_flexibel_leren. Retrieved august 8, 2008).
6
een systeem, bestaande uit zijn componenten, hun onderlinge relaties en de relaties tot
hun omgeving en de principes voor hun ontwerp en evolutie’. (NORA 2.0, p.62)
Het doel van NORA is het bieden van een gemeenschappelijk architecturaal kader,
bestaande uit ontwerpprincipes met de bijbehorende modellen. Dit kader is bedoeld als
kader voor de inrichting van de elektronische overheid. NORA bevat een groot aantal
architecturale principes voor de inrichting van de elektronische overheid. Principes voor
bijvoorbeeld de gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties of voor de wijze
waarop bedrijfsprocessen aan elkaar gekoppeld kunnen worden. NORA moet ervoor
zorgen dat overheidsorganisaties eenvoudig op de infrastructuur van de e-overheid
kunnen aansluiten. Omdat NORA voor alle overheidsorganisaties is opgesteld, wordt het
een referentiearchitectuur genoemd. Voor de bedrijfsinrichting en ter bevordering van
samenwerking met en tussen andere overheden kunnen overheden zich vergelijken met
de uitgangspunten van NORA en hun keuzes richten naar NORA. Dit wordt ook NORA-
conform werken genoemd.
De eerste stappen om te komen tot een architectuur voor de e-overheid zijn in 2002 op
papier gezet in het rapport ‘Architectuur Elektronische Overheid : Samenhang en
Samenwerking’. De huidige NORA, versie 2.0, april 2007, is beschreven in een
(omvangrijk) document van 283 pagina’s. (NORA 2.0, 2007). Deze versie is gebruikt
voor dit referaat. NORA 2.0 is de opvolger van NORA 1.0 uit 2006. Hieruit blijkt al dat
NORA geen statisch document is. Inmiddels is versie 3.0 is volop in ontwikkeling.
7
Aandachtspunten zijn de presentatievorm van NORA en de doelgroep. Geconstateerd is
dat NORA vooral werd en wordt gebruikt door specialisten in de informatievoorziening
(denk aan IT), waar het bereik breder moet zijn. De aandacht voor NORA uit andere
invalshoeken ontstaat en ook voor deze groepen moet NORA beter toegankelijk zijn. Voor
de verdere ontwikkeling van NORA is een community opgezet waarin gebruikers en
deskundigen kunnen participeren.
Figuur 2
bron: NORA 2.0, p.64.
NORA richt zich op gebruik door de overheid in het algemeen. Een belangrijk
aandachtspunt van NORA is interoperabiliteit, op een efficiënte en effectieve
4
http://www.e-overheid.nl
5
Noot van de auteur: ik vond deze versie niet en vermoed dat deze versie nog slechts voor consultatie
beschikbaar is en derhalve nog niet openbaar.
6
http://www.via-nova-architectura.org/forum/overheidsarchitectuur/showcat.html
8
samenwerking en uitwisseling van gegevens en diensten tussen verschillende overheden,
afdelingen, mensen en computers. Als aanvulling op NORA worden, voor en binnen
diverse overheidslagen afzonderlijke architecturen ontwikkeld. Zo is er MARIJ7 voor de
Rijksoverheden, GEMMA8 voor de gemeentelijke overheid en WIA9 voor de
waterschappen. De afzonderlijke architecturen volgen de filosofie en de uitgangspunten
van NORA. MARIJ is een op zichzelf staand document, waar GEMMA bestaat uit
verschillende onderdelen en een samenhangnotitie waarin de samenhang tussen de
onderdelen wordt beschreven. De nadruk bij MARIJ ligt niet op de interoperabiliteit maar
richt zich vooral op de interne bedrijfsvoering van Rijksdiensten. MARIJ volgt het
raamwerk van NORA. GEMMA is voornamelijk gebaseerd op het concept waarbij de
organisatie wordt opgedeeld in een frontoffice, midoffice en backoffice (het FO-MO-BO-
concept). WIA is met name ontwikkeld vanuit het oogpunt van een efficiënte
informatievoorziening voor de waterschappen.
Het gaat hier om de mate waarin geborgenheid en veiligheid wordt geboden en de mate
waarin sprake is van overzicht. Er moeten mogelijkheden zijn om vanuit een veilige
omgeving, een plaats van toevlucht, op onderzoek uit te kunnen gaan. Zo nodig of
gewenst is het mogelijk snel terug te keren naar de veilige plek.
7
Model Architectuur RIJksdienst
8
GEMeentelijke Model Architectuur (voorheen Refag: referentiearchitectuur gemeenten)
9
Waterschaps Informatie Architectuur
10
In de praktijk van VHIC, bij advieswerkzaamheden, bij de uitvoering van projecten en binnen de leergangen
en cursussen van de i-Faculty van VHIC wordt dit door de auteur en diverse collega’s geconstateerd.
9
er zijn voor versie 3.0, zal gewerkt worden met katernen, afgestemd op verschillende
doelgroepen. Zo wordt ook gewerkt aan NORA-DIV, een document dat toegankelijker zou
moeten zijn voor de documentaire informatieverzorger en informatiehuishouder
(Duijvelaar, 2008). De stand van zaken van het NORA-DIV-dossier is niet duidelijk11.
Op dit moment zal de informatiehuishouder zich dus wat meer moeten (willen) verdiepen
in NORA om overzicht te verkrijgen van wat de mogelijkheden zijn van en met NORA. Dit
overzicht is goed te verkrijgen als het gaat om antwoord op de vraag hoe NORA tot stand
is gekomen, wat NORA is, het doel ervan en ook wat NORA niet is. Hoofdstuk 3, met
name de paragrafen 2 en 3, beschrijft wat de elektronische overheid is en er wordt een
overzicht gegeven van de in de loop der jaren verschenen nota’s en programma’s,
inclusief doelstellingen, gericht op het tot stand komen van de e-overheid. NORA biedt
hier een overzicht op hoofdlijnen waarmee de informatiehuishouder zich op de hoogte
kan stellen.
Het laatste jaar, van april 2007 tot ca. juni 2008, zijn diverse rapporten verschenen die
relevant zijn en nog niet genoemd worden in NORA. Dit betreft onder andere de
rapporten van de Rekenkamer rondom het mislukken van grote ICT-projecten bij de
overheid (Rekenkamer 2007 en 2008). Een aantal van de recent verschenen documenten
zal zeker een plaats krijgen in de komende versie. Zo is er het actuele visiedocument
Betere Dienstverlening Overheid met het bijbehorende actieprogramma Dienstverlening
en e-overheid. Beide zijn in juni 2008 aangeboden aan de Tweede Kamer. De visie
beschrijft de ambities en activiteiten van het kabinet om de dienstverlening door de
overheid te verbeteren. Ook bevat het de kabinetsreactie op een aantal adviesrapporten
over elektronische dienstverlening die de afgelopen periode verschenen zijn, waaronder
het rapport ‘Het uur van de waarheid’ (Postma, 2007). In het rapport wordt onder andere
geconstateerd dat er een algemeen aanvaard besef is dat de e-overheid profijtelijk is.
Hoe, waar en wanneer is echter niet helder. Er zijn vele mooie en interessante projecten,
maar er ontbreekt een planmatige aanpak en systematische sturing om een
basisinfrastructuur te realiseren. Deze basisinfrastructuur is volgens de commissie een
voorwaarde voor elk contact tussen overheden onderling. De aansluiting op de
(basis)infrastructuur, waarbinnen NORA van belang is, komt nog te weinig op gang en dit
geldt ook voor het gebruik ervan in de dienstverlening.
De genoemde beleidsdocumenten, onderzoeken, programma’s en adviezen bereiken lang
niet altijd de werkvloer, bijvoorbeeld het bureau van de informatiehuishouder. Hetzelfde
geldt voor interne documenten en ontwikkelingen op het gebied van de elektronische
overheid binnen de individuele overheidsorganisatie. Door kennis te nemen van NORA
wordt overzicht verkregen van de ontwikkelingen op het gebied van de e-overheid. Op
basis van de documenten en bronnen die genoemd worden is het mogelijk de
ontwikkelingen op het gebied van de e-overheid bij te houden en inzicht te verkrijgen in
de actuele stand van zaken. Dit draagt bij aan het overzicht van de informatiehuishouder
over de omgeving waarin hij functioneert en de ontwikkelingen die plaatsvinden. Het
geboden overzicht is weids en biedt weinig concrete uitgangspunten voor de dagelijkse
praktijk van de informatiehuishouder. Biedt NORA de informatiehuishouder ook toevlucht,
plaatsen van waaruit hij op onderzoek kan gaan?
11
Dit geldt voor het moment van schrijven van dit referaat, periode eind juli-begin oktober 2008
10
De informatiehuishouder kan toevlucht nemen tot dit hoofdstuk, deze paragrafen. Van
hieruit kan NORA verder onderzocht en ontdekt worden. Dit kan bijvoorbeeld door
gebruik te maken van de index bij de papieren versie, maar kan ook door de
mogelijkheden van de digitale vorm (PDF12) waarin NORA (NORA 2.0, 2007) beschikbaar
is, te benutten. Het PDF-document biedt de mogelijkheid om te zoeken en aan de hand
van een term als bijvoorbeeld informatiehuishouding door het document te struinen.
Deze term is overigens niet opgenomen in de index.
Wandelend door NORA aan de hand van deze zoekterm wordt een indruk verkregen van
de plaats van de informatiehuishouding in het geheel van de architectuur en de e-
overheid. Dit is voor de informatiehuishouder relevant. Er wordt onder andere verwezen
naar de doelstellingen uit de kabinetsnota Informatie op orde en de zoekterm leidt naar
hoofdstuk 4, Architectuur e-overheid. Dit hoofdstuk behandelt onder andere de keuze
voor een semantische architectuur. Het gaat hier onder andere over het gebruik van
semantische modellen: vocabulaires, gegevenscatalogi, thesauri, taxonomieën en
ontologieën. In deze begrippen is de informatiehuishouder thuis, of zou hij thuis moeten
zijn. Bovendien wordt in dit hoofdstuk duidelijk dat de informatiehuishouder vooral te
maken zal hebben met de in NORA beschreven interne principes. Deze interne principes
zijn gericht op de interne informatiehuishouding van de overheidsorganisatie. Het volgen
van deze interne principes is wenselijk, maar vanuit het oogpunt van realisatie van de e-
overheid niet noodzakelijk. Naast de interne principes zijn er de jure-principes en e-
overheidsprincipes. De de jure-principes vloeien rechtsreeks voort uit bestaande wet- en
regelgeving of besluiten van het Kabinet of het College Standaardisatie en het volgen van
de de jure-principes is verplicht. Het volgen van de e-overheidprincipes is wenselijk
omdat deze zich richten op de onderlinge samenhang die voor het realiseren van de e-
overheid nodig is.
De interne principes brengen de informatiehuishouder op bekend terrein. Wandelend
langs de interne principes komt de informatiehuishouder meer bekende termen en
begrippen tegen. Zo hebben veel interne principes in de paragrafen 5.3 en 6.1 te maken
met processen, mensen en applicaties. Dit zijn begrippen die een belangrijke rol spelen
in de wereld van de informatiehuishouder van vandaag. In dit kader kan gedacht worden
aan bijvoorbeeld de invulling en het gebruik van een documentair structuurplan,
voortvloeiende uit de Regeling geordende en toegankelijke staat archiefbescheiden, de
NEN ISO 15489 en het recordkeeping systeem (zie ook figuur 3). De Regeling geordende
en toegankelijke staat en de NEN ISO 15489 benadrukken het belang van werkprocessen
in het geheel van het informatie- en archiefmanagement van een organisatie. Archivering
kan niet langer als een op zichzelf staand domein worden beschouwd, maar moet worden
beschouwd als een geïntegreerd onderdeel van de werkprocessen. Documenten vloeien
immers voort uit processen, zijn met de processen en elkaar verbonden. Een
recordkeeping systeem (RKS) bestaat uit ‘het geheel van procedures, methoden, kennis,
middelen en documenten, waarmee een organisatie haar recordkeeping functie vorm
geeft.’ (Horsman, 1998, p.10) De recordkeeping functie zorgt er voor dat
archiefdocumenten betrouwbaar en authentiek blijven, houdt ze toegankelijk en dient de
(verantwoordings)belangen. Het gaat ook hier om mensen, processen en systemen,
waaronder applicaties.
12
Portable document format
11
Figuur 3
bron: PowerPoint-presentatie i-Faculty, VHIC
MENSEN PROCEDURES
› Wetgeving en normering
› Opleiding › Kader is essentieel
› Competenties › Regelgeving omtrent doc.beheer
GEGEVENS
RKS MIDDELEN
Pagina 21
Samenvattend biedt NORA een goed overzicht van de doelstellingen van de elektronische
overheid en de plaats van de informatiehuishouding binnen deze overheid. NORA bevat
voldoende bekende termen en begrippen en aanknopingspunten voor de
informatiehuishouder. NORA biedt overzicht en toevlucht voor de informatiehuishouder.
Belofte bestaat er uit dat er iets is wat niet (direct) te zien is en wat nieuwsgierig maakt.
Risico maakt een ruimte boeiend, zorgt voor (extra) spanning. Maar het mag te
spannend; altijd is er de veiligheid van het huis of de omgeving.
NORA belooft veel. Hoofdstuk 2 geeft een schets van de e-overheid. Deze schets gaat uit
van de gewenste situatie. Een situatie waarin de e-overheid, onafhankelijk van tijd,
plaats en kanaal en met zo min mogelijk administratieve lasten, diensten verleent aan
burgers, bedrijven en instellingen. Kortom: het ideaalplaatje. In dit plaatje worden, op
basis van de diverse bouwstenen, beloften gedaan aan burgers, bedrijven en instellingen
over hoe het allemaal zou kunnen gaan. Het betreft geen beloften in de zin van
afspraken, maar beloften in de zin van mogelijkheden. Zo is er de belofte van
dienstverlening via internet. Deze belofte heeft een risico: de dienstverlening zal wel
veilig en betrouwbaar plaats moeten vinden. Een bouwsteen voor betrouwbare
dienstverlening is bijvoorbeeld gebruik van DigiD.
12
Hoofdstuk 9 besteedt expliciet aandacht aan beveiliging en privacy. Er worden pijlers
benoemd voor een betrouwbare dienstverlening en principes rondom
informatiebeveiliging, de bescherming van persoonsgegevens en privacybelangen. Een
belangrijk deel van deze principes betreft e-overheids- en interne principes. Het zijn
belangrijke principes die beloften in zich dragen voor de informatiehuishouder om zich te
laten zien binnen de organisatie. Op deze manier bekeken zijn beloften te vertalen in
mogelijkheden of kansen voor de informatiehuishouder. Zo schrijft het e-overheidprincipe
9.7.1 (NORA 2.0, p. 173) voor dat documenten of berichten worden gearchiveerd en
heeft intern principe 9.4.7 betrekking op het borgen van privacy. De inzet van een record
management applicatie wordt niet expliciet genoemd, maar is een van de middelen die
ingezet zou kunnen worden. Een recordmanagement applicatie dient aan diverse eisen te
voldoen op het gebied van toegangscontrole en beveiliging van documenten en er kan
gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden van de audit trails die deze applicaties in
huis behoren te hebben. De informatiehuishouder beschikt over kennis over de
mogelijkheden van de recordmanagement applicatie en kan de organisatie hierin
adviseren. Het is overigens opvallend dat in NORA 2.0 slechts eenmaal wordt verwezen
naar de NEN ISO 15489 en er geen verwijzingen zijn naar bijvoorbeeld de ReMANo en de
MoReq. De NEN ISO 15489 is de norm voor informatie- en archiefmanagement waarin
onder meer eisen zijn opgenomen rondom de authenticiteit en de integriteit van
archiefbescheiden. ReMANo, de voorloper van de NEN 208213, beschrijft de
softwarespecificaties voor record management applicaties voor de Nederlandse overheid,
waaronder eisen rond toegangscontrole en beveiliging. MoReq is de internationale variant
en beschrijft de functionele eisen voor het beheer van elektronische archiefbescheiden14.
Op het gebied van beheer wordt in NORA stil gestaan bij een aantal risico’s. Dit betreft
het beheer van de informatievoorzieningen die in het kader van de e-overheid worden
gebouwd en afspraken die organisaties met elkaar maken. Welke partij draagt de
verantwoordelijkheid voor het leveren van een dienst aan burgers of bedrijven? Hoe
wordt de dienstverlening afgestemd in het geheel van een keten? Alle betrokken partijen
zullen zich aan de vastgelegde afspraken moeten houden. De mate waarin partijen dit
bereid zijn te doen bepaalt in belangrijke mate het succes van de e-overheid. Op dit punt
zijn zeker risico’s aanwezig. Denk bijvoorbeeld aan de problemen bij de implementatie
van ICT-projecten bij de overheid. Een deel van de problemen wordt veroorzaakt door
een gebrek aan samenwerking. Betrokken partijen bleken vaak niet bereid te zijn
informatie te delen met anderen. Dit betrof bijvoorbeeld projecten als het elektronisch
patiënt dossier (EPD), C2000 en P-direkt. Andere belangrijke oorzaken rondom de
mislukking van grote ICT-projecten zijn gelegen in politieke processen, de gehanteerde
aanbestedingsprocedures en een gebrek aan kennis van ICT bij de overheid. De
Rekenkamer (Algemene Rekenkamer, 2007) concludeert dat de belangrijkste oorzaak
voor het (deels) mislukken van ICT-projecten is dat deze projecten vaak te ambitieus en
te complex worden door de combinatie van politieke, organisatorische en technische
factoren. Er te weinig balans tussen ambitie, beschikbare mensen, middelen en tijd. Eli
de Vries promoveerde in 2003 op het onderwerp mislukte ICT-projecten bij de overheid.
In een interview in Intermediair (Oosterhout, 2007, p.21) zegt hij: ‘Informatie is
macht.(…) Grote ICT-projecten zijn altijd ingrijpende reorganisaties, waarbij
competenties, dus machtsposities verschuiven. De manager die belangrijk is in het oude
systeem, is dat niet meer in het nieuwe. Waarom zou hij zich inzetten voor iets wat niet
van hem komt, en wat bovendien zijn positie aan kan tasten?’ Vaak ook wordt binnen de
overheid gekozen voor nieuwe systemen, waar de oude nog prima voldoen. Dit wijt de
Vries aan ‘de menselijke eigenschap om alles zelf in de hand te willen houden, en niet
met dingen uit het verleden of van anderen te willen werken. Alles moet in één keer
13
Voor informatie over de norm zie http://www2.nen.nl
14
Eerder dit jaar is MoReg2 verschenen, zie ook http://www.moreq2.eu
13
opgelost worden, zonder ballast uit het verleden.’
De informatiehuishouder heeft over het algemeen geen invloed op deze problemen en
oorzaken. Wel kan de informatiehuishouder bijdragen in het inzichtelijk maken, de
transparantie van de dienstverlening, zoals beschreven in paragraaf 8.1 en 8.2 (NORA
2.0, p. 156). Het betreffen de afspraken die overheidsorganisaties onderling maken
rondom de dienstverlening. Allereerst zullen diverse afspraken en beleidsdocumenten
goed moeten worden gearchiveerd, maar ook kan ondersteuning geboden bij het
beschrijven van de te leveren diensten, het beheer van het overzicht aan diensten die
(mede) door de organisatie geleverd worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt
worden van een documentair structuurplan, waarin het verloop van de documentstroom
binnen de werkprocessen is vastgelegd, de documenten die in het proces ontstaan, de
applicaties die gebruikt worden, locaties waar archiefbestanden zich bevinden. Bovendien
worden proceseigenaren benoemd en kan vastgelegd worden welke documenten rondom
de dienstverlening een rol spelen, op welke documenten de dienstverlening is gebaseerd.
Het op deze manier aanbieden van diensten en mogelijkheden van de
informatiehuishouding schept verwachtingen vanuit de organisatie en vergt inspanningen
van de informatiehuishouder. De informatiehuishouder die dit oppakt zal rekening
moeten houden met afbreukrisico’s. Dit risico is echter altijd aanwezig. Afhankelijk van
de organisatie en de ruimte die de informatiehuishouder krijgt of in kan nemen zal hij
moeten beoordelen hoe groot de risico’s zijn. De mogelijkheden om de dienstverlening
door de informatiehuishouding uit te breiden zijn aanwezig. Evengoed kan gekozen
worden voor een meer sobere dienstverlening die zich beperkt tot bijvoorbeeld
contractbeheer of het beheer van de in hoofdstuk 8 genoemde service level agreements.
Tenslotte zijn er nog risico’s betreffende de verdere ontwikkeling van NORA, die de
beloften die NORA in zich heeft negatief kunnen beïnvloeden. De vraag is op welke
manier NORA zich verder zal ontwikkelen. Op dit moment lijkt NORA zich sterk te
ontwikkelen en volop in de belangstelling te staan van o.a. bestuurders en andere
groepen, naast de architecten. Maar NORA 2.0 heeft ook zwakke kanten. In een
presentatie van een overleg tussen de NAF15 en het Kenniscentrum e-overheid worden
onder andere genoemd: groter wordende belangen omdat iedereen iets van of met NORA
wil, de slechte toegankelijkheid, te weinig concreet en lastig beheer zonder formele
(organisatie)structuur. In NORA 3.0 wordt gestreefd naar verbetering door o.a.
inhoudelijk verder te bouwen op NORA 2.0, te kiezen voor een modulaire opzet,
ontwikkeling op basis van een communitymodel, redactionele verbetering, online
ontsluiting en het expliciteren van het begrip NORA-conform.
De structuur rondom de (verdere) ontwikkeling van NORA is als volgt: het kenniscentrum
van het ICTU-programma e-overheid verzorgt de coördinatie van de ontwikkeling van
NORA. Aan de ontwikkeling wordt gewerkt door expertgroepen, sponsoren, een
hoofdredactie, een redactieraad en Kenniscentrumraad. Deze Kenniscentrumraad is
samengesteld uit vertegenwoordigers van departementen, lokale overheden en beheer-
en uitvoeringsorganisaties. Het Kenniscentrum is opdrachtgever van de hoofdredactie
namens het ministerie van Binnenlandse Zaken. Dit zijn veel betrokken partijen, waarbij
veel gevraagd wordt van de coördinerende rol van het Kenniscentrum om te voorkomen
dat ontwikkelingen verzanden. Ook zal het Kenniscentrum er voor moeten waken dat
NORA niet ten onder gaat aan het eigen succes, niet groter groeit dan voor het doel
noodzakelijk, geen megalomaan project wordt. Op dit punt moet geleerd zijn van de
Lessen uit ICT-projecten bij de overheid (Algemene Rekenkamer, 2007). De menselijke
maat moet bij de verdere ontwikkeling van NORA in de gaten gehouden worden; meer en
groter is niet altijd beter. Ter illustratie een voorbeeld, ontleend aan het boek De kracht
van intuïtie (Gigerenzer, 2007). Stel, er zijn meerdere pauwenmannetjes die hetzelfde
15
Nederlands Architectuur Forum voor de digitale wereld, retrieved august 8, 2008 from
www.naf.nl/content/bestanden/naf_vergadering_presentatie_nora_mei_2008.pdf
14
pauwenvrouwtje het hof maken en waaruit het vrouwtje dus kan kiezen. Het vrouwtje
kan op allerlei eigenschappen van de mannetjes letten. Maar ze let maar op een ding: de
grootte van de staart. Op zich een goed idee, want alleen een sterke mannetjespauw zal
een grote (mooie) staart, met veel ogen, in het dagelijks leven met zich mee kunnen
torsen. Maar denk ook eens aan de nadelen. Na miljoenen jaren hebben
mannetjespauwen prachtige, maar wanstaltig grote staarten. Is de staart nog
hanteerbaar? Blijft NORA hanteerbaar voor de beoogde doelgroepen, herkennen zij zich
nog in NORA als het document in omvang blijft toenemen en steeds meer partijen er bij
betrokken zijn? Ook de samenhang tussen NORA en de overige ontwikkelde architecturen
(GEMMA, MARIJ) zal in de gaten gehouden moeten worden.
Om de vinger aan de pols te houden is het aan te bevelen de ontwikkelingen van NORA
te blijven volgen, misschien zelfs deel te nemen aan een NORA-forum en
discussiebijeenkomsten inzake de verdere ontwikkeling.
Bij de complexe orde gaat het om een zeker evenwicht tussen orde en variatie,
voorspelbaarheid en onvoorspelbaarheid. Complexe orde komt tegemoet aan de behoefte
van de mens om te ordenen. Complexe orde doet een beroep op de vaardigheid
informatie te verwerken en aan de hand hiervan adequaat actie te kunnen ondernemen.
In een collegedictaat schrijft Rijsenbrij (Rijsenbrij, 2005, p.3) over de intrede van het
begrip architectuur als gevolg van de behoefte aan orde en maat op gebied van IT-
toepassing en –gebruik. ‘Er is een fundamentele behoefte aan orde, maat, discipline en
schoonheid in de informatievoorziening, in software producten, in IT-diensten en zelfs in
het ontwikkelproces an sich. Bepaalde oplossingspatronen bij bepaalde problemen,
bepaalde stijl in bepaalde omgevingen, bepaalde constructies onder bepaalde
omstandigheden. Of wel digitale architectuur: een coherent en consistent stelsel van
principes, regels, standaarden, richtlijnen, en metamodellen waaronder een
informatievoorziening (of een deel daarvan) wordt ontworpen en geïmplementeerd.’
NORA wil aan de behoefte van (complexe) orde voldoen. Zo zijn principes geformuleerd,
worden bouwstenen aangereikt en wordt het gebruik van (open) standaarden bevorderd.
Er wordt niet vanuit gegaan dat organisaties van de ene op de andere dag de overstap
kunnen maken naar de e-overheid in al haar facetten en volledig NORA-conform zijn. De
gebruiker van NORA zal zelf keuzes moeten maken uit de beschikbare bouwstenen en de
invulling van de diverse principes. Keuzes worden voor de organisatie gemaakt waar het
de de jure-principes betreft: aan deze principes zal invulling gegeven moeten worden als
men met NORA aan de slag wil. Dit geldt niet voor de e-overheid- en de interne
principes; deze zijn naar eigen inzicht te gebruiken en vorm te geven. Bovendien wordt
geen volgorde voorgeschreven waar het de invulling van de e-overheid en het gebruik
van principes en bouwstenen betreft. Aan de ene kant is dit prima: overheidsorganisaties
hebben een eigen dynamiek en kennen in Nederland een redelijke mate van autonomie,
waaraan gehecht wordt. Aan de andere kant bestaat er hierdoor geen zekerheid of
overheidsorganisaties binnen een keten van dienstverlening ook allemaal bereid zijn zich
15
aan NORA en de bijbehorende uitgangspunten te conformeren. Ook kunnen organisaties
verschillende prioriteiten hebben, waardoor samenwerking en afstemming lastiger is.
In dit geheel zullen organisaties keuzes moeten maken. NORA onderkent deze
problematiek. De ontwikkelingen kunnen hierop worden afgestemd. ‘Principes die in de
NORA worden gepresenteerd, zijn dan ook voor een belangrijk deel op korte termijn en
binnen beperkte plateaus toepasbaar. Maar ze helpen wel mee om ook op langere
termijn een goede, samenhangende informatiehuishouding tot stand te brengen. Er is
dus geen tegenstelling tussen iets als “op korte termijn moeten we het wel praktisch
houden” en “architectuur geeft invulling aan de langere termijn”. Dit is een onjuiste
tegenstelling. Het gaat om het nemen van de juiste kleine stapjes. Maar elk stapje moet
wel leiden naar het gewenste doel. De kleine stapjes moeten beschouwd kunnen worden
als passend binnen het grotere geheel.’ (NORA 2.0, p. 181)
Wat voor NORA als geheel geldt, geldt met name op het gebied van de e-overheid- en de
interne principes. Immers, het volgen van deze principes is niet verplicht. De invulling
hiervan wordt overgelaten aan de individuele organisaties.
Hoe ziet de complexe orde er uit in het licht van de werkzaamheden van de
informatiehuishouder? Het NORA-DIV-dossier zal op dit punt meer duidelijkheid kunnen
bieden en een hulpmiddel kunnen zijn voor het maken van keuzes door de
informatiehuishouder. In dit dossier wordt de samenhang van werkprocessen,
informatievoorziening en ondersteunende infrastructuur zichtbaar gemaakt.
Zo lang dit dossier er niet is kan de informatiehuishouder toch aan de slag, ook als de
organisatie waarin hij werkzaam is nog geen keuzes binnen of voor NORA heeft gemaakt.
Een manier om met de complexiteit van NORA en de e-overheid om te gaan is
beschreven in de paragrafen Overzicht en toevlucht en Belofte en risico. Immers,
wanneer de informatiehuishouder voor zichzelf overzicht heeft gecreëerd, toevlucht heeft
gevonden, beloften en risico’s onderzocht en afgewogen, kan hij keuzes gaan maken en
is het tijd voor adequate actie. Als de informatiehuishouder hierin slaagt laat hij zien dat
hij beschikt over de vaardigheden om informatie te verwerken en professioneel invulling
kan geven aan zijn professie. De resultaten van deze arbeid zouden gepresenteerd
kunnen worden met behulp van schematechnieken of bijvoorbeeld een mindmap. In
figuur 4 en 5 een eenvoudig voorbeeld van hoe het begin van een mindmap er uit zou
kunnen zien.
Figuur 4
16
Figuur 5
Het vermogen van medewerkers om, in deze tijd van bijna continue veranderingen en
toenemende complexiteit, overzicht te bewaren en keuzes te kunnen maken is voor
organisaties van groot belang. Dit geldt ook voor de informatiehuishouding. Niet uit het
oog mag verloren worden dat NORA, architectuur, een hulpmiddel is om de gewenste
doelen te bereiken. Een hulpmiddel waarin principes, modellen, systemen en ICT een
belangrijke rol spelen. In de wereld van de informatiehuishouding zijn structuur en
ordening van oudsher van groot belang. NORA voegt hier meer ordening en structuur aan
toe. Daarbij komen nog de standaarden en normen die in en rond het vakgebied zijn
ontwikkeld en een steeds prominentere plaats innemen. Het betreft allemaal
hulpmiddelen, niet meer en niet minder. NORA is een middel om de doelen van de e-
overheid te bereiken. De beoogde doelen en de elektronische dienstverlening zal echter
niet gerealiseerd kunnen worden zonder mensen. Mensen die bereid en in staat zijn
samen te werken, buiten de grenzen van het eigen vak, de eigen afdeling of organisatie
te kijken. Mensen ook die in voorkomende gevallen buiten de vastgestelde procedures en
structuren kunnen denken en te handelen.
Het voldoen aan het vereiste van complexe orde is afhankelijk van de maker van een
architectuur en van de vaardigheid van de lezer of gebruiker er van. In dit geval NORA
en de informatiehuishouder. Aan de vaardigheden van de informatiehuishouder worden
hoge eisen gesteld, zowel wat betreft het omgaan met de manier waarop NORA wordt
gepresenteerd als het verwerken van de inhoud van NORA tot keuzes voor de
ontwikkeling van de informatiehuishouding binnen de architectuur en de e-overheid.
17
4. Conclusies
Doelstelling van dit referaat was: onderzoeken van de vraag of NORA een middel kan zijn
voor de informatiehuishouder om optimaal mee te kunnen werken aan het tot stand
komen van de e-overheid. Dit werd onderzocht aan de hand van de kenmerken, zoals
benoemd door Grant Hildebrand (Hildebrand, 1999). Het zijn kenmerken die onderzocht
zijn rondom de architectuur van gebouwen en omgevingen. Indien gebouwen en
omgevingen aan de kenmerken voldoen is er, volgens Hildebrand, sprake van een
gebouw of omgeving waarin mensen zich prettig voelen. Of sprake is van een prettige
werkomgeving indien NORA aan de kenmerken voldoet is niet onderzocht.
NORA kan een bruikbaar hulpmiddel zijn voor de informatiehuishouder om zijn werk
mede vorm te geven. Aan de hand van NORA is de informatiehuishouder in staat een
goed overzicht te verkrijgen van de omgeving waarbinnen hij functioneert. Deze
omgeving is de e-overheid, waaraan binnen en buiten de individuele
overheidsorganisaties volop wordt gebouwd. Met behulp van NORA ontdekt de
informatiehuishouder wat de e-overheid is en welke gevolgen de realisatie hiervan kan
hebben op de organisatie. De informatiehuishouding speelt een belangrijke rol bij het tot
stand komen van de e-overheid en dit komt tot uitdrukking in NORA. De
informatiehuishouder vindt op diverse plaatsen toevlucht, of houvast, om zicht en grip te
krijgen op NORA en de e-overheid.
Het gebruik van de kenmerken van Hildebrand om een document als NORA hanteerbaar
te maken en te onderzoeken op bruikbaarheid als hulpmiddel voor de
informatiehuishouder om zijn werk vorm te geven en bij te kunnen dragen aan de
ontwikkeling van zijn organisatie naar een e-overheidsorganisatie is goed mogelijk
gebleken.
18
Door NORA te benaderen en te lezen met in het achterhoofd vragen als:
- biedt dit document overzicht in de materie? Waar gaat het over?
- zijn er herkenningspunten? Wat betekent dit voor mij / mijn vakgebied?
- welke mogelijkheden kan ik uit het document halen?
- welke risico’s kan ik herkennen of moet ik rekening mee houden?
- kan ik de materie voor mezelf ordenen en keuzes maken?
wordt de materie hanteerbaar en toepasbaar.
Het gebruik van de kenmerken van Hildebrand voor het onderwerp en het doel van dit
referaat is bruikbaar en nuttig gebleken.
Ook bij andere vraagstukken, het lezen en het interpreteren van andere documenten of
materie lijken de kenmerken, zoals genoemd door Hildebrand, waardevol te kunnen zijn.
Op basis van dit referaat is er zeker aanleiding om dit nader te onderzoeken.
19
LITERATUUR
Gebruikte literatuur
Gigerenzer, Gerd (2007). De kracht van je intuïtie : de intelligentie van het onbewuste.
Utrecht : Kosmos.
Horsman, Peter (1998). Digitaal archiveren : Het Recordkeeping System als kader voor
het beheer van digitale archiefbescheiden. Den Haag: Rijksarchiefdienst.
Postma, Jan, Wallage, Jacques (2007). Het uur van de waarheid. Den Haag:
Kenniscentrum e-overheid. Retrieved july 27, 2008 from http://www.e-overheid.nl.
Putten, Marja van der (eindred.) (2006). Informatie op orde : Kabinetsvisie op vindbare
en betrouwbare overheidsinformatie. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse zaken en
Koninkrijksrelaties en Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Retrieved
july 27, 2008 from http://www.minocw.nl.
Raad voor Cultuur en Raad voor het openbaar bestuur (2008). Informatie: grondstof met
toekomstwaarde. Den Haag: Raad voor Cultuur en Raad voor het openbaar bestuur.
Retrieved august 12, 2008 from http://www.rfv.nl.
Sarels van Rijn, P.J. (red.). (1954). Ik kan huishouden : geïllustreerd handboek voor de
vrouw, die een huishouding goed, practisch en voordelig wil besturen. Leiden: A.W.
Sijthoff’s Uitgeversmaatschappij N.V.
20
Overige literatuur
Boven, M. van, Kramer, R., Noordam, C.G.M. (red.) (2003) De Archiefwet 1995 in 100
trefwoorden. Den Haag: VNG uitgeverij (3e herz. dr.).
Karelse, Jack (2007). (Informatie)huishouding. Sited, nr. 86. Retrieved july 27, 2008
from
http://www.vhic.nl/default.asp?A1PID=4375PSXX&A1SID=161648200720&FOLDER=436
9BDSYS
Klamer, Ivo, Scholler, Diane en Heijst, Ad van (red.) (2008). Handboek Records
Management. Rijswijk: Factor-i.
Post, Meint, Truijens, Jan (2005). De nieuwe kleren van de architect : over architectuur
voor betrouwbare systemen. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
Relevante websites
www.burger.overheid.nl
www.digitaalbestuur.nl
www.e-overheid.nl
www.hec.nl
www.ictu.nl
www.minbzk.nl
www.moreq2.eu
www.NAF.nl
www2.nen.nl
www.via-nova-architectura.org
21