You are on page 1of 4

Title: kinderjaren

Auteur: Jona Oberski

Personages De verhaalfiguren van Oberski zijn niet zozeer gewone mensen, maar typen. Ze hebben bijvoorbeeld geen naam en van hun achtergrond kom je niet veel te weten. De belangrijkste persoon in dit boek is het jongetje, hij krijgt in het hele boek geen naam. Aan het begin van het boek is de hoofdpersoon ongeveer vijf jaar en aan het eind, als de oorlog afgelopen is ongeveer acht jaar. Het is een kind dat in de oorlog opgroeit en op zijn manier het probeert te overleven. In het kamp vindt hij vriendjes erg belangrijk en daar heeft hij dan ook veel dingen voor over. Door het boek heen wordt steeds over de hoofdpersoon gezegd dat het geen klein kind meer is. Dit zegt hij eerst zelf, maar na verloop van tijd zeggen ook ander mensen het.

Vergissing I Het is donker en ik hoor allemaal voetstappen. Mama verteld een verhaal. We krijgen de tweede dag een brief. De vierde een pakket en een week later mochten we naar huis. Papa stond te wachten, kuste ons en moest toen huilen. Harlekijn Ik moest mijn ogen dicht doen. We kwamen in mijn kamer. Papa nam mij in zijn handen. Ik kreeg allemaal cadeautjes. Mijn eerste cadeau was een harlekijn. Ik was er dol op. Ik ging maar bed en mama en papa dronken thee in bed. Kruidenier Ik was voor de deur van de kreudenier aan het spelen. Het regende. Mama ging een schep en vormpjes voor mij halen. Ik was aan het spellen toen een jonge al mijn taartjes kapot maakte. Hij pestte me en ik rende naar huis. Volgende dag huilde mijn moeder omdat we niks meer konden kopen bij de drogist. Omdat het hem verboden was. Glazenwasser De glazen wasser dee zijn werd. Toen ik beneden kwam zwaaide hij. Ik besprenkelde het wasgoed en daarnaa ging mama mijn haar kammen. II Pont Ik en papie gaan op de pont en ik mog bij de besteurder. Ik mog steuren. Naa een tijd waren we terug. Meneer paul Ik ging mee met papa naar zijn werk. Het was ver lopen.toen we er waren ging papa in een andere kamer. Ik telde alle typ machines. Daarna mocht ik wat typen. Toen ik naar huis ging mog ik het velletje houden. Muiderpoort Een man kwam binne lopen en riep dat wij op moesten schieten. Ik ging me omkleden. Toen de koffers waren ingepakt. We moesten lang lopen en daarnaa kreegen we een hoop stempels. We gingen naar de selfde camp. Toen ik wou slaapen maakte iedereen veel lawaai. Blanke top Mijn vaarder leerde mij een nieuwe letters. Ik kreeg ook les. Papa vertelde ook dat we niet meer naar huis gingen aleen maar verder. We gingen naar een zang avond. Daarnaa gingen we slapen. Versamelplaats Er vloog een vliegtuig over. Alles bromde. Iemand riep en iedereen ging naar buiten. Er werden namen op geroepen en toen onse naam kwam gingen wij weg. We pakte onse spullen in een laken in omdat er geen koffer mee mogt. Toen we

weg gingen zijden we gedag maar papa keek niemand aan. Toen we een maal in de trein waren moest ik slapen. Ik werd wakker toen we vertrokken. III keuken. Ik at weinig. Volgende dag zij mama dat ik moest helpen met de pannen schoonmaken. Het ging verkeerd een week later mog ik het nog een keer proberen. De volgende week ging het beter en ik kreeg zelfs een lepel mee. Taart Ik moest me snel omkleden. We liepen snel langs de baraks. Mijn moeder had een pakje bij zig. Ze klopte zachtjes op een deur. Toen mama had afbetaald gingen we door een tweede deur. Naa een lange tijd kwam er iemand binnen. Mama omhelste papa. Hij was jarig en we geven hem een taart. Ik moest in de gang wachten en toen schreewde mama. Ik moest buiten wachten en later kwam mama en ik moest rennen om haar bij te houden. Lange neus Ik was weer een keer mee om schoon te maaken. Ik werd gevraagt om een lange neus naar de mof te maaken. Ik werdd weg getrokken en mijn moeder was erg boos. Ik kreeg een preek en daarnaa dee ik het niet meer. Schaduw We gingen naar ziekte berak. Want mama werd geroepe omdat papa weer ziek was. Ik mog de tweede keer alleen mee omdat ik mama hat overtuigd. Die avond ging papa dood. Ketelhuis Ik moch met de groote kindere mee. Ik moest alleen nog een proef afleggen. We gingen naar het ketelhuis en ik moest daar aleen binnen wachten tot ze me riepen. Er ging eerst iemand mee en toen ik de lijken zag ging ik naar papa zoeken. Toen ik terug kwam vertelde ik alles en werd ik gewast. Ik was boos op mama omdat e niet eerlijk was. De volgende dag mocht ik bij hen blijven. IV soep We moesten naar de trein. Toen ik waker werd vertelde mama mij een verhaal. Trude en ik gingen water en brandnetels halen. Later werden we opgesloten in de trein. Soldaten Er liepen soldaten langs. Iedereen moest huilen omdat ze waren bevrijd. Mama werd naar het ziekenhuis gebracht. We gingen slaapen in een huis in rusland. Ik ging voor het eerst lekker slaapen. Aardappels We gingen mama opzoeken met aardappelen. Mama deet raar en ging met de aardappelen gooien. Toen ze ging slaapen gingen wij weg. Volgende dag gingen

we bloemen plukken. Ik vroeg of we naar mama konden. Maar het kon niet. Trude moest huilen. Daanaa gingen we nog bloemen pluken voor in de kamer. Slachting Ik stond beneden te wachten. Inde tuin rende twee mannen achter een varken aan. Toen ze hem hadden werd hij dood gestoken en snijde ze het vlees. Eva nam me naar buiten en we waren aan het praten. Ze nam me mee naar trude en eva schreeuwde tegen trude. Ik kwam er dus achter dat mama dood was. Ik was woedend op trude. Eva lechte me in bed en we kwamen er achter dat ik koorts had. Ziekte Ik werd waker. Ik Dee mijn ogen open en gouw weer dicht vanwege de licht. Ik bleek 5 dagen geslapen te hebben. Ze dachten zelfs dat ik bijna dood zou gaan. Ik moest weer eten om sterk te worden. Het ergste was nu gelukkig voorbij. V mokum We zaten op een bus. Ik moest naar de wc en deed het uiteindelijk in mijn broek. We waren bijna thuis. Nog 40 nog 2. En toen nog maar 10 kilometer. Toen we er waren sprongen mensen uit de vrachtwagen en kuste de grond. Ik werd gewassen en daarna feest vieren. Ik ging naar bed en Trudie ging nog eventjes naar het feest. Tante Lisa Meneer Paul nam mij in zijn gein. Trudie ging op rijs. Ik moest meer eten van tante Lisa. Trudie was op bezoek en tante Lisa zij dat als ik te weinig bleef eten dat ik dan dood zou gaan. Ik moest die avond mijn eten mee nemen naar mijn kamer. Na een tijd kuste tante Lisa mij op de mond. Ik gooide het eten weg omdat mama zij dat dat niet mocht. Toen moest ik het opruimen omdat ik geen klein kind meer was. Ik vind het boek leuk omdat: Het spannend was en het over iemand gaat. Wat die gene vroeger heb meegemaakt. De titel heet kinderjaren omdat: Het over de kinderjaren van de schrijver gaat. Het kan waar gebeurt zijn omdat: Er vroeger oorlog was en dit soort dingen vaker gebeurde in die tijd.

You might also like