Beginsituatie Filosoferen is nieuw voor de kinderen. Ze hebben dit nog niet eerder gedaan. Het begrip filosoferen kennen de kinderen nog niet. Het beantwoorden en beargumenteren van stellingen zijn de kinderen niet gewend. Het is dus belangrijk dat ik tijdens het spel gerichte vragen stel zodat de kinderen goed kunnen beargumenteren. Lesdoelen Aan het einde van de les weten de kinderen wat filosoferen is. De kinderen hebben gefilosofeerd met de stelling: wat is het verschil tussen gelukkig zijn en blij zijn? Didactiek In deze les filosoferen we met levensvragen. Dit zijn vragen die kinderen spontaan stellen. Met filosoferen rond deze vragen kan worden bijgedragen aan de ontwikkeling van de volgende basisvaardigheden: 1. Waarnemen 2. Redeneren 3. Verbeelden Het is belangrijk dat je open staat voor eigen vragen van de kinderen. Het belangrijkste kenmerk van een filosofisch gesprek is dat de kinderen zelf nadenken. De groep zelf onderzoekt een vraag en voelt zich verantwoordelijk voor het resultaat. De leerkracht is begeleider van het zoekproces. Dit is een groep met 24 kinderen, een te grote groep om te filosoferen. Om dit probleem op te lossen doen we met de kern een spel zodat alle kinderen een bijdrage kunnen leveren. Evaluatie Tijdens de evaluatie laten de kinderen weten of het lesdoel is behaald. Dit doen ze doordat ik gerichte vragen stel. Daarna vullen de kinderen in wat hen gelukkig en blij maakt. Zo is voor mij te zien of alle kinderen het lesdoel hebben behaald. Literatuur Schepper, J. de (2013) Levensbeschouwing ontwikkelen Hoofstuk 13