You are on page 1of 138

CANON INC.

30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan


Europa, Afrika & Midden-Oosten

CANON EUROPA N.V.


PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland

CANON (UK) LTD CANON DANMARK A/S


For technical support, please contact the Canon Help Desk: Knud Højgaards Vej 1, DK-2860 Søborg, Denemarken
P.O. Box 431, Wallington, Surrey, SM6 0XU, VK Tlf: 70 15 50 05 Fax: 44 88 22 99
Tel: (08705) 143723 (Calls may be recorded) www.canon.dk
Fax: (08705) 143340
For sales enquiries, please call on (0121) 666-6262 CANON NORGE as
Hallagerbakken 110, Postboks 33, Holmlia, 1201 Oslo, Noorwegen
CANON COMMUNICATION & IMAGE FRANCE S.A. Tlf: 22 62 93 21 Faks: 22 62 06 15
102 Avenue du Général de Gaulle, E-mail: helpdesk@canon.no
92257 LA GARENNE COLOMBES CEDEX, Frankrijk http://www.canon.no
Tél : Hot line 08 25 00 29 23
http://www.cci.canon.fr Finland

CANON DEUTSCHLAND GmbH CANON OY


Postfach 100401, 47704 Krefeld, Duitsland Huopalahdentie 24, FIN-00350 Helsinki, Finland
Canon Hotline Service: 0180/5006022 (0,12 € / Min.) Puhelin: 010 54420 Fax 010 544 30
www.canon.de HelpDesk 020 366 466 (1,47 snt/min + pvm)
(ma-pe klo 9:00 - 17:30)
CANON ITALIA S.P.A. Sähköposti: helpdesk@canon.fi
Via Milano 8, I-20097 San Donato Milanese (MI), Italië Internet: www.canon.fi
Tel: 02/8248.1 Fax: 02/8248.4604
Pronto Canon: 02/8249.2000 CANON SVENSKA AB
E-mail: supporto@canon.it Gustav III:s Boulevard 26, S-169 88 Solna, Zweden
http://www.canon.it Helpdesk: 08-744 8620 Fax 08-744 8527
http://www.canon.se
CANON ESPAÑA S.A.
C/Joaquín Costa, 41 – 28002 Madrid, Spanje CANON (SCHWEIZ) AG
Tel. Atención al Cliente: 901.301.301 Industriestrasse 12, 8305 Dietlikon, Zwitserland
Help Desk: 906.301.255 Consumer Imaging Group
http://www.canon.es Tel. 01-835-61 61

INSTRUCTIEHANDLEIDING
Hotline 0900 57 55 20 (CHF 2.13/min)
CANON BELGIUM N.V. / S.A. http://www.canon.ch
Bessenveldstraat 7, B – 1831 Diegem, België
Tel.: (02) 722.04.11 Fax: (02) 721.32.74 Oostenrijk
Helpdesk : 0900-10627
http://www.canon.be CANON GES.M.B.H.
Zetschegasse 11, A - 1230 Wien, Oostenrijk
CANON LUXEMBOURG S.A. Helpdesk Tel.: 01 66 146 412
Rue des Joncs 21, L-1818 Howald, Luxemburg Fax: 01 66 146 413
Tel.: (0352) 48 47 961 Fax: (0352) 48 47 96232 http://www.canon.at
Helpdesk : 900-74100
http://www.canon.lu Portugal
SEQUE – SOC. NAC. EQUIP., S.A.
CANON NEDERLAND N.V. Pr. Alegria, 58 – 2ºC, 1269-149 Lisboa, Portugal
Neptunusstraat 1, 2132 JA Hoofddorp, Nederland Tel: +351213242830 Fax: +351213472751
Tel.: 023 – 5 670 123 Fax: 023 – 5 670 124 E-mail: info@seque.pt
Helpdesk: 023 – 5 681 681 http://www.seque.pt
http://www.canon.nl

Deze Instructiehandleiding is geldig vanaf augustus 2003. Neem contact op met het dichtstbijzijnde Canon
Service Center voor informatie over het gebruik van de camera met systeem-accessoires van na deze datum.
NEDERLANDS
CEL-SE0AA280 © CANON INC. 2003 GEDRUKT IN DE EU INSTRUCTIEHANDLEIDING
0000Ni0.0

H31NL_Cover_T 1 2/6/04, 11:35


Index
Bedankt voor het kopen van een Canon-product.
De EOS 300D DIGITAL is een hoogwaardige, digitale AF-, I Portret ......................................... 40
spiegelreflexcamera met een zeer fijne CMOS-sensor met 6.30 miljoen Indexweergave ............................ 88 Preview scherptediepte ............... 71
effectieve pixels. De camera is zeer compleet met functies voor alle Indicatoren batterijniveau ............ 20 Programmakeuzewiel ................. 14
soorten opnamen, van volautomatische opnamen tot zeer creatief werk. ISO-waarde ................................. 50 R
U kunt gebruik maken van alle Canon EF- en EF-S-lenzen en snel
K RAW ............................................ 48
beginnen met fotograferen, wanneer en hoe u maar wilt. Tevens kunnen
Kijktijd wijzigen ............................ 43 Rechtstreeks afdrukken ....... 99, 116
opnamen direct vanaf de camera worden afgedrukt.
Rode ogen-reductie .................... 82
CompactFlash-kaarten doen dienst als opnamemedium van de camera. L
Landschap .................................. 40
S
Lees deze Instructiehandleiding zodat u vertrouwd raakt met de LCD-paneel ............................. 9, 12 ‘s Nachts ..................................... 41
functies en de juiste bediening van deze camera. LCD-paneelverlichting ................. 84 Sluitertijd ..................................... 68
LCD-scherm ............................ 9, 31 Specificaties .............................. 130
Camera testen voor het maken van opnamen Lens ............................................ 23 Speedlite ..................................... 80
Test de camera voordat u deze gebruikt. Controleer dat de afbeeldingen goed Lichtmeetmodi ............................. 84 Sport ........................................... 41
worden opgenomen op de CF-kaart. Wanneer de camera of de CF-kaart defect is Standaardgebruik ........................ 14
en de beelden niet kunnen worden opgenomen of gelezen door een PC, is M
Systeemoverzicht ...................... 128
Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak. Max. capaciteit ............................ 49
Menu-instellingen ........................ 28
T
Copyright Taal ............................................. 30
N
Mogelijk verbiedt de wet op het auteursrecht in uw land het gebruik van opnamen Tabel met functiemogelijkheden .. 120
Namen van onderdelen ............... 10 Tv ................................................ 68
van mensen en bepaalde onderwerpen anders dan voor privé-gebruik. Het
NTSC .......................................... 93
opnemen van openbare optredens of exposities kan ook verboden zijn. V
O
Vasthouden van de camera ........ 36
• Canon en EOS zijn handelsmerken van Canon Inc. Oculairdop ................................... 46 Video-uitgang .............................. 93
• Adobe en Photoshop zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. One-Shot AF ............................. 121 Volautomatisch ............................ 38
• CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. Ontspanknop ............................... 26 Volledig indrukken ....................... 26
• van Microsoft Corporation
Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken
in de Verenigde Staten en overige landen.
Opname-informatie ..................... 86
Opnamekwaliteit ......................... 48
W
• Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van Apple Corporation in de
Verenigde Staten en overige landen.
Opnamen bekijken ...................... 42 Waarschuwing door markering ... 87
WB-BKT ...................................... 53
Opnamen bij gloeilampverlichting .. 79
Opnamesprong ........................... 90 Wispreventie ............................... 94
* Deze digitale camera ondersteunt Exif 2.2 (ook wel genoemd “Exif Print”). Exif Opnamestand ............................. 65 Wisselstroomadapterset ....... 15, 22
Print is een standaard voor het verbeteren van de communicatie tussen Opnamestanden ......................... 14 Wissen ........................................ 95
digitale camera’s en printers. Bij aansluiting op een printer die voldoet aan Exif Witbalans .................................... 51
Print worden de afbeeldinggegevens gebruikt en geoptimaliseerd die tijdens P
de opnamen zijn opgeslagen in de camera, wat resulteert in afdrukken met PAL ............................................. 93
Z
een extreem hoge kwaliteit. Parameters ........................... 55, 56 Zelfontspanner ............................ 44
Zoeker ......................................... 13
2 137

H31NL_Cover_T 2 2/6/04, 11:35


Controlelijst uitrusting
Controleer of alle volgende uitrustingsonderdelen en accessoires van
de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets
ontbreekt.

¢ Camerabehuizing van EOS 300D DIGITAL (met oculairbeschermring,


cameradop en lithiumbatterij als back-up voor datum en tijd)
¢ EF-S18-55mm f/3.5-5.6 (met lensdop en stofkap) * In optionele lensset
¢ Batterij BP-511 (inclusief beschermdeksel)
¢ Batterijoplader CB-5L
¢ Netsnoer voor batterijoplader
¢ Interfacekabel IFC-300PCU
¢ Videokabel VC-100
¢ Nekdraagriem EW-100DB 11 (met oculairdop)

¢ EOS DIGITAL Solution Disk (cd-rom)


¢ Adobe Photoshop Elements Disk (cd-rom)

¢ Beknopte gebruikershandleiding
Beknopte handleiding voor het gebruik van de camera.
¢ Instructiehandleiding voor de EOS 300D DIGITAL (het document dat
u nu leest)
¢ De software installeren
Geeft uitleg over het installeren van de software en de functies ervan
¢ Software-instructies voor de EOS 300D DIGITAL
Geeft uitleg over het overzetten van afbeeldingen naar een pc en het
bewerken van RAW-afbeeldingen
¢ Instructies batterij BP-511

¢ Garantiebewijs

› Bewaar bovengenoemde zaken zorgvuldig.


› CF-kaart is niet inbegrepen. U moet deze apart aanschaffen. CF-kaarten van
Canon worden aanbevolen.

3
Inhoudsopgave
Inleiding 2 Volautomatische opnamen .. 37
Controlelijst uitrusting .............. 3 YVolautomatische opnamen .. 38
Tips en waarschuwingen voor Voorgeprogrammeerde
het gebruik ............................... 8 opnamemodi .......................... 40
Namen van onderdelen ......... 10 MENU Opnamen bekijken ........ 42
Symbolen en afspraken die in deze Opnamen bekijken ............. 42
handleiding worden gebruikt .... 16 Kijktijd wijzigen ................... 43
q Bediening van de
1 Voordat u begint ............... 17 zelfontspanner .................. 44
Opladen van de batterij ......... 18 KDraadloze afstandsbediening .. 45
Installeren en verwijderen Het gebruik van de oculairdop .. 46
van de batterij ........................ 20
Het gebruik van een 3 Opname-instellingen ....... 47
netvoeding ............................. 22
MENU Opnamekwaliteit ............ 48
Bevestigen en losmaken
DISO-waarde instellen ....... 50
van een lens ........................... 23
6Witbalans selecteren ....... 51
Installeren en verwijderen
van de CF-kaart ..................... 24 MENU Aangepaste witbalans ... 52
Basisgebruik .......................... 26 MENU Automatische
Menugebruik .......................... 28 reeksopnamen op basis
van de witbalans ............ 53
Menu-instellingen ............... 30
LCD-scherm ....................... 31 MENU De bewerkingsparameter
selecteren ...................... 55
Terugkeren naar de
standaardinstellingen ......... 31 MENU Bewerkingsparameters
instellen ......................... 56
MENU Datum en tijd instellen ... 32
Batterij voor datum/tijd
MENU Bestandnummering ........ 58
vervangen .............................. 33 Afbeeldingsrotatie instellen .. 59
MENU

MENU Reinigen van de 4Camera-instellingen


beeldsensor (CMOS) ..... 34 controleren ................... 60
Dioptrische aanpassing ......... 36
Vasthouden van de camera ... 36
4 Geavanceerd gebruik ....... 61
3Een AF-punt selecteren .... 62
Als autofocus niet werkt
(handmatige focus) ................ 64

4
Inhoudsopgave

Selectie van de opnamestand .. 65 MENU Een afbeelding roteren .. 92

TAE-programma ................... 66 Aansluiten op een tv .............. 93


R AE-sluiterprioriteit ............ 68 MENU Wispreventie .................. 94
E AE-diafragmaprioriteit ..... 70 9Een afbeelding wissen ....... 95
Preview scherptediepte ......... 71 MENU De CF-kaart formatteren .. 97
WHandmatige belichting ...... 72
QAutomatische 6 Rechtstreeks afdrukken
AE-scherptediepte ....... 74 vanaf de camera ............... 99
Belichtingscompensatie De camera op de printer
instellen ................................. 75 aansluiten ............................ 100
MENU Reeksopnamen met Afdrukken ............................ 102
automatische belichting .. 76
jAE-vergrendeling .............. 78 7 DPOF: Digital Print Order
Opnamen bij gloeilampverlichting .. 79 Format ............................. 109
Het gebruik van de MENU Printopties ................... 110

ingebouwde flitser .................. 80 Rechtstreeks afdrukken


Het gebruik van de rode met DPOF ............................ 116
ogen-reductie ...................... 82
jFlitsbelichtingsvergrendeling .. 83 8 Referentiemateriaal ........ 119
Lichtmeetmodi ....................... 84 Tabel met
0LCD-paneelverlichting ....... 84 functiemogelijkheden ........... 120
AF-modi en
5 Opnameweergave ............ 85 opnamestanden ............... 121
Opnameweergave ................. 86 Handleiding Problemen
]Enkele opname ............. 86 oplossen .............................. 122
4Afbeelding met Foutcodes ............................ 125
opname-informatie .... 86 Belangrijkste accessoires
ˆIndexweergave .............. 88 (optioneel) ............................ 126
7/ø Vergrote weergave ... 89 Systeemoverzicht ................ 128
5Opnamesprong ......... 90 Specificaties ........................ 130
Index .................................... 136
MENU Automatische
opnameweergave
(automatisch afspelen) .... 91

5
Veiligheidsmaatregelen
Voorkom letsel, dodelijke ongevallen of schade aan materiaal door deze
veiligheidsmaatregelen op te volgen en de apparatuur op de juiste manier te gebruiken.
Voorkomen van ernstig letsel en dodelijke ongevallen
• Voorkom brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen en explosies door
onderstaande veiligheidsmaatregelen op te volgen:
- Gebruik geen batterijen, voedingsbronnen of accessoires die niet in deze
handleiding worden genoemd. Gebruik geen zelfgemaakte of aangepaste batterijen.
- Sluit de batterij en de back-upbatterij niet kort en probeer ze niet te demonteren of
te wijzigen. Verhit de batterij of de back-upbatterij niet en probeer deze niet te
solderen. Stel de batterij of de back-upbatterij niet bloot aan vuur of water. Stel de
batterij of de back-upbatterij ook niet bloot aan grote fysieke schokken.
- Installeer de batterij en de back-upbatterij op de juiste manier (+ –). Plaats nooit
nieuwe en oude of verschillende soorten batterijen bij elkaar.
- Laad de batterij niet op bij een temperatuur die buiten het toegestane bereik ligt
van 0ºC - 40ºC. Overschrijd de oplaadtijd niet.
- Steek geen vreemde metalen voorwerpen in de elektrische contacten van de
camera, de accessoires, de verbindingskabels, en dergelijke.
• Houd de back-upbatterij buiten het bereik van kinderen. Waarschuw direct een arts
als een kind een batterij heeft doorgeslikt. (De chemicaliën in de batterij kunnen de
maag en de ingewanden beschadigen.)
• Dek de elektrische contacten van de batterij of de back-upbatterij af voordat u deze
wegdoet, om te voorkomen dat deze contact maken met andere metalen
voorwerpen of batterijen. Zo voorkomt u brand of explosies.
• Voorkom brand door de oplader direct uit de wandcontactdoos te halen en te stoppen met
opladen, als er bij het opladen van de batterij grote hitte, rook of schadelijke damp vrijkomt.
• Verwijder de batterij of de back-upbatterij onmiddellijk als deze lekt, van kleur of van
vorm verandert, of als er rook of giftige damp vrijkomt. Pas op dat u hierbij geen
brandwonden oploopt.
• Voorkom dat de inhoud van de batterij in aanraking komt met ogen, huid en kleding. Dit
kan blindheid en huidaandoeningen tot gevolg hebben. Als de inhoud van de batterij in
contact komt met uw ogen, huid of kleding, moeten deze direct met overvloedig water
worden afgespoeld zonder te wrijven. Ga daarna meteen naar een huisarts.
• Houd de apparatuur tijdens het opladen buiten bereik van kinderen. Kinderen kunnen
stikken als zij het snoer rond hun nek krijgen of een elektrische schok krijgen.
• Houd snoeren altijd op uit de buurt van hittebronnen. Door de hitte kan het snoer vervormen
en het isolatiemateriaal kan smelten wat brand of elektrische schokken kan veroorzaken.
• Flits niet in het gezicht van automobilisten. Door de verblinding kunt u een ongeluk veroorzaken.
• Flits niet in de buurt van de ogen van een persoon. Het gezichtsvermogen kan
hierdoor beschadigd raken. Houd altijd minimaal 1 meter afstand bij het met flits
fotograferen van kinderen.
• Verwijder de batterij en haal de stekker uit de wandcontactdoos als u de camera of
een accessoire langere tijd niet gebruikt. Zo voorkomt u elektrische schokken,
warmteontwikkeling en brand.
• Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een
explosie of brand.

6
• Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de
inwendige onderdelen bloot komen te liggen, raakt u deze dan niet aan. Deze
onderdelen staan mogelijk onder stroom.
• Demonteer of wijzig de apparatuur niet. Er staat een hoge spanning op de interne
onderdelen en deze kunnen een elektrische schok veroorzaken.
• Kijk niet door de camera of de lens naar de zon of een andere felle lichtbron. Uw
gezichtsvermogen kan hierdoor worden aangetast.
• Houd de camera buiten het bereik van kleine kinderen. De nekdraagriem kan bij
kinderen tot verstikking leiden.
• Berg de apparatuur niet op in een vochtige of stoffige ruimte. Hiermee voorkomt u
brand en elektrische schokken.
• Vraag toestemming voordat u de camera gebruikt in een vliegtuig of ziekenhuis. De
elektromagnetische golven die door de camera worden afgegeven, kunnen storingen
veroorzaken in de instrumenten van vliegtuigen of de medische apparatuur in ziekenhuizen.
• Voorkom brand en elektrische schokken door onderstaande veiligheidsmaatregelen
in acht te nemen:
- Steek de stekker altijd helemaal in de wandcontactdoos.
- Pak het netsnoer nooit met natte handen vast.
- Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer als u de stekker uit de wandcontactdoos haalt.
- Voorkom beschadiging van het netsnoer door er niet in te krassen of te snijden, en deze
niet te knikken of er een zwaar voorwerp op te plaatsen. Draai of knoop de netsnoeren niet.
- Sluit niet teveel stekkers aan op één contactpunt.
- Gebruik geen snoeren waarvan het isolatiemateriaal is beschadigd.
• Haal zo nu en dan de stekker uit de wandcontactdoos en haal met een droge doek het stof
rond de wandcontactdoos weg. In een stoffige, vochtige of vette omgeving kan het stof op de
wandcontactdoos vochtig worden en kortsluiting veroorzaken, wat weer kan leiden tot brand.
Voorkomen van letsel en schade aan apparatuur
• Laat de apparatuur niet achter in een auto die in de zon staat of in de nabijheid van
een warmtebron. De apparatuur kan heet worden en brandwonden veroorzaken.
• Loop niet met de camera als deze op een statief is bevestigd. Dit kan letsel veroorzaken.
Controleer of het statief stevig genoeg is om de camera en de lens te dragen.
• Laat de lens of een camera met een lens niet zonder lensdop in de zon staan. De
zonnestralen kunnen door de lens worden gebundeld en brand veroorzaken.
• Bedek de batterijoplader niet en wikkel deze ook niet in een doek. Hierdoor kan de
warmte niet weg en kan de behuizing vervormen of in brand vliegen.
• Verwijder de batterij en de back-upbatterij direct als u de camera in het water laat vallen
of als er water in de camera komt. Verwijder de batterijen ook als er metaaldeeltjes in de
camera komen. Hiermee voorkomt u brand en elektrische schokken.
• Gebruik en plaats de batterij en de back-upbatterij niet in een hete omgeving. Hierdoor
kan de batterij gaan lekken en kan de levensduur van de batterij afnemen. De batterij
of de back-upbatterij kan ook te heet worden en brandwonden veroorzaken.
• Gebruik geen verfverdunner, benzeen of andere organische oplosmiddelen om de
apparatuur schoon te maken. Deze stoffen kunnen brand veroorzaken en zijn
schadelijk voor de gezondheid.
Neem contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center
als het product niet naar behoren functioneert of moet worden gerepareerd.
7
Tips en waarschuwingen voor het gebruik
De camera
• Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet
bloot aan fysieke schokken.
• of onder water.
De camera is niet waterdicht en mag niet worden gebruikt in natte omstandigheden
Breng de camera direct naar uw Canon-dealer als deze nat is
geworden. Wrijf de camera droog met een schone doek als er kleine waterspatten
op de camera terecht zijn gekomen. Wrijf de camera grondig schoon met een licht
vochtige doek als deze in aanraking is gekomen met zoute lucht.
• Houd de camera buiten het bereik van apparaten met sterke magnetische velden
zoals magneten of elektrische motoren. Gebruik de camera niet op plaatsen waar
sterke elektromagnetische signalen worden gegenereerd zoals bij elektronische
zendmasten. Blootstelling aan sterke elektromagnetische signalen kan tot storingen
leiden en opgeslagen opnamegegevens beschadigen.
• Laat de camera niet op hete plaatsen achter zoals in een auto die in direct zonlicht
staat. Hoge temperaturen kunnen de camera beschadigen.
• De camera bevat precisieschakelingen. Probeer nooit de camera te demonteren of
zelf reparaties of onderhoud uit te voeren.
• Gebruik een blaasborsteltje om stof op lens, zoeker, spiegel of focusscherm te
verwijderen. Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen
bevatten om de camerabehuizing of lens schoon te vegen. Neem contact op met uw
Canon-dealer als de camera erg vuil is.
• Raak de elektrische contacten van de camera niet met uw handen aan. Als u dat wel doet,
kunnen de contacten gaan roesten en de werking van de camera nadelig beïnvloeden.
• Als de camera plotseling van een koude in een warme omgeving terechtkomt, kan
zich condens vormen op de camera en op de inwendige delen. Voorkom
condensvorming door de camera eerst in een afsluitbare plastic tas te plaatsen. Laat
de camera zich aanpassen aan de hogere temperatuur voordat u hem uit de tas haalt.
• Gebruik de camera niet als zich hierop condens heeft gevormd omdat deze dan
beschadigd kan raken. Als zich condens heeft gevormd, verwijdert u de CF-kaart en
de batterij uit de camera en wacht u tot de condens is verdampt.
• Verwijder de batterij en berg de camera op een koele, droge en goed geventileerde
plaats op als u deze gedurende langere tijd niet gaat gebruiken. Als de camera is
opgeborgen, moet u af en toe de sluiter bedienen om ervoor te zorgen dat deze
goed blijft functioneren.
• Vermijd opslag op plaatsen waar mogelijke bijtende chemicaliën worden gebruikt,
bijvoorbeeld in een laboratorium.
• Controleer voor gebruik of de onderdelen goed functioneren als de camera langere
tijd opgeborgen is geweest. Als u de camera langere tijd niet hebt gebruikt en u bent
van plan om opnamen te maken waarbij niets mag misgaan (verre reis, geboorte,
etc.), is het raadzaam de camera te laten controleren door uw Canon-dealer of zelf
te controleren of alle onderdelen naar behoren functioneren.

LCD-paneel en LCD-scherm
• Het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie. Er kunnen echter een
paar dode pixels zijn waardoor op een bepaalde plaats altijd een zwarte of rode pixel
wordt weergegeven. In aantal zijn het er niet meer dan 0,01 procent van alle effectieve
pixels. Dit is geen camerastoring en heeft geen invloed op de opgeslagen afbeeldingen.

8
Tips en waarschuwingen voor het gebruik

• Voorkom beschadiging van het LCD-scherm door er niet hard op te drukken en het
nergens tegenaan te stoten.
• Reinig een vuil LCD-scherm met een in de winkel verkrijgbaar blaasborsteltje of
veeg het af met een zachte doek. Let op dat u het scherm niet bekrast. Neem
contact op met uw Canon-dealer als een LCD-scherm erg vuil is geworden.
• LCD-schermen reageren van nature trager bij lage temperaturen en ze kunnen
donkerder worden bij hoge temperaturen. Op kamertemperatuur zal het scherm er
weer gewoon uitzien.
Lithiumbatterij voor de datum en de tijd
• Bewaar lithiumbatterijen buiten het bereik van kleine kinderen. De chemicaliën in
deze batterijen zijn erg gevaarlijk als de batterij per ongeluk wordt ingeslikt. Ga
direct naar de huisarts of eerstehulpafdeling wanneer een batterij is ingeslikt.
• Gebruik geen metalen instrumenten, zoals een combinatietang, om de batterij vast
te houden omdat u hiermee kortsluiting kunt veroorzaken.
• Demonteer de batterij niet. Verhit de batterij ook niet. Deze kan hierdoor barsten.
CF-kaart
• De CF-kaart is een precisie-instrument. Laat CF-kaarten niet vallen en stel ze niet
bloot aan trillingen. De op de kaart opgeslagen opnamen kunnen hierdoor namelijk
verloren gaan.
• Gebruik of bewaar CF-kaarten niet in de buurt van objecten met magnetische velden
zoals tv’s, luidsprekers of magneten of op plaatsen met statische elektriciteit.
Hierdoor kunnen de op de CF-kaart opgeslagen opnamen namelijk verloren gaan.
• Plaats CF-kaarten niet in direct zonlicht of dicht bij verwarmingsapparaten. De
kaarten kunnen hierdoor vervormen, waardoor ze onbruikbaar worden.
• Mors geen vloeistoffen op CF-kaarten.
• Bewaar uw CF-kaarten altijd in een houder of kast ter bescherming van de
opgeslagen gegevens.
• Met CF-kaarten van een ander merk dan Canon kunt u mogelijk geen opnamen
opslaan en afspelen. Gebruik in dat geval een CF-kaart van Canon.
• Buig de CF-kaarten niet en zorg er ook voor dat ze niet hard worden gestoten.
• Bewaar CF-kaarten niet op hete, stoffige of vochtige plaatsen of op plaatsen waar ze
worden blootgesteld aan statische elektriciteit of magnetische velden.
Elektrische contacten van de lens Contacten
Nadat u de lens hebt losgedraaid van de camera, bevestigt u
de lensdoppen of plaatst u de lens met de achterkant naar
boven om krassen op het lensoppervlak en de elektrische
contacten te voorkomen.

9
Namen van onderdelen
Paginanummers ter referentie worden aangegeven met (p.››).
Programmakeuzewiel (p.14) EF-lensbevestigingsgaatje (p.23)

Aan-/uitschakelaar (p.26) Ingeb. flitser (p.80)


Selectieknop
opnamestand (p.65) Flitssynchronisatiecontacten

lœ Hoofdschakelaar Cameraschoen


(p.27)

Ontspanknop EF-S-lensbevestigingsgaatje
(p.26) (p.23)
Rode ogen-reductie/ Draagriemhouder
Zelfontspannerlampje (p.17)
(p.82/44)
Mœ Flitsknop
Sensor (p.83)
afstandsbediening
Greep Lensontgrendelingsknop
(batterijcompartiment) (p.23)

Gat Previewknop
gelijkstroomkoppelingssnoer scherptediepte
(p.22) (p.71)
Spiegel (p.34)
Lensvergrendelingpin
Contacten (p.9) Lensbevestiging

EF-S18-55mm f/3,5-5,6-lens DIGITAL-


Kapbevestiging Focusring aansluitbus (p.100)
EW-60C Zoomring VIDEO OUT-
(optioneel) aansluitbus (p.93)
Aansluitbus
afstandbediening
(voor
Schroefdraad afstandsbediening
58 mm-filter RS-60E3)
(voorkant lens) Contacten (p.9)
Knop Focusmodus Lensbevestigingsgaatje

10
Namen van onderdelen

Knop dioptrische aanpassing (p.36) 〈0〉 LCD-paneelverlichtingsknop (p.84)


Oculairdop (p.46) 〈∑〉 Diafragmawaarde-/
Belichtingscompensatieknop (p.72)
Zoekeroculair 〈j/8〉 AE-vergr./
LCD-paneel (p.12) FE-vergr.knop/
Knop Index/Verkleinen
〈m〉 Menuknop (p.78/83/88/89,106)
(p.28)
〈3/7〉 Knop
〈4〉 Info-knop AF-puntselectie/
(p.60, 86) Vergroten (p.62/89,106)
Draagriemhouder
〈5〉 Jump- (p.17)
knop (p.90)
ISO-waardeknop
〈 ]〉 (p.50)
Opnameweergaveknop
(p.86) CF-kaartsleufdeksel
(p.24)
〈9〉 Wisknop
(p.95)
LCD-scherm Lees-/schrijfindicator
(p.31) (p.25)
Ontgrendelknop
Statiefhouder batterijcompartiment
(p.20)
〈 〉 Pijltoetsen (p.28)

Witbalansknop (p.51) Deksel batterijcompartiment


(p.20)
〈NO.〉 Serienummer Deksel Datum/
camerabehuizing tijdbatterijcompartiment
(p.33)
〈p〉 Set-knop (p.28)

CF-kaartsleuf (p.24)

Uitwerpknop CF-kaart
(p.24)

11
Namen van onderdelen

LCD-paneel

Sluitertijd AF-puntselectie ( )
Bezig ( ) Waarschuwing CF-kaart vol ( )
Datum/tijd-batterij Waarschuwing CF-kaartfout ( )
niveauwaarschuwing ( )
Foutcode
ISO-waarde
Foutcode Beeldsensor wordt gereinigd ( )
Camera start ( )

Diafragmawaarde

Rest. opnamen

D ISO-waarde
F Rode
ogen-reductie
G Pieper
Opnamestand
Witbalans J Enkel
Z Autom. Hcontinu
C Daglicht
´ Afstandsbediening/
X Schaduw L AEB zelfontspanner
V Bewolkt
B Gloeilampverlichting
N Tl-licht Opnamekwaliteit
M Flits
, Aangepast da Groot/Fijn
Batterijniveau
ds Groot/Normaal
wer
fa Middel/Fijn
Belichtingsniveau-indicator fs Middel/Normaal
Waarde belichtingscompensatie ga Klein/Fijn
AEB-niveau gs Klein/Normaal
Schrijfstatus CF-kaart h RAW

Bij werkelijk gebruik worden alleen de symbolen weergegeven die in die situatie
van toepassing zijn.
12
Namen van onderdelen

Zoekerinformatie
Focusscherm AF-puntweergave-indicator .œ

AF-punten

jœ AE-vergr./Flitsbel. nœ Focusbevestigingslampje


vergr. AEB actief
Maximumaantal opnamen
Mœ Flits gereed bij continu-opname
Waarschuwing
onjuiste FE-vergr. Belichtingsniveau-indicator
Waarde
 œ High-speed flitssync. belichtingscompensatie
(FP-flits) AEB-niveau
Indicator Rode
ogen-reductielamp aan
Sluitertijd FE- Waarschuwing CF-kaart vol ( )
vergr. ( ) Waarschuwing CF-kaartfout ( )
Bezig ( )

Diafragmawaarde

13
Namen van onderdelen

Programmakeuzewiel
Het programmakeuzewiel is ingedeeld in twee functiezones.
gebruik
tief
ea
Cr

Volautomatisch

ta
S

nd
as a a rd g e br uik
B

is g
e bruik

1 Basisgebruik 2 Creatief gebruik


• Uontspanknop
hoeft alleen maar de
in te drukken.
Hiermee kunt u een hele
reeks instellingen uitvoeren.
Y: Volautomatisch (p.38)
T : AE-programma (p.66)
U kunt volautomatisch
opnamen maken - de R : AE-sluiterprioriteit
camera stelt zichzelf (p.68)
helemaal in. E : AE-diafragmaprioriteit
(p.70)
Standaardgebruik W : Handmatige belichting
Hiermee kunt u (p.72)
volautomatische opnamen Q: Automatische AE-
maken in specifieke scherptediepte (p.74)
situaties.
U : Portret (p.40)
I : Landschap (p.40)
O : Close-up (p.40)
P : Sport (p.41)
A : Nachtopnamen (p.41)
S : Flitser uit (p.41)
14
Namen van onderdelen

Batterijoplader CB-5L
Dit is een batterijoplader (p.18).
Batterijcompartiment

Netsnoer

Rode lamp

Netsnoeraansluiting

AC-adapterset ACK-E2 (optioneel)


Verzorgt de stroomtoevoer van de wandcontactdoos naar de camera (p.22).
AC-adapter AC-E2

Gelijkstroomkoppelingszijde Netsnoerzijde
Gelijkstroomaansluitbus Netsnoeraansluiting

Stekker gelijkstroomkoppeling

Snoer Netsnoer
gelijkstroomkoppeling
Gelijkstroomkoppeling DR-400

15
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt

• Dit pictogram <l> staat voor het hoofdinstelwiel.


• pijltoetsen.
De pictogrammen <å> en <µ> staan voor de
De pictogrammen <ß>, <∂>, <ƒ> en
<©> staan voor de respectieve pijltoetsen
(omhoog, omlaag, links en rechts).

• Het pictogram <p> staat voor de SET-knop, die


wordt gebruikt om de menuopties in te stellen.

• De controlepictogrammen van de camera en markeringen in deze


handleiding corresponderen met de pictogrammen en markeringen
op de camera.
• Voor meer informatie wordt verwezen naar
referentiepaginanummers tussen haakjes (p.00).
• Voor de duidelijkheid wordt de camera bij de instructies
weergegeven met een EF-S18-55mm f/3.5-5.6-lens.
• Bij de beschrijvingen van de menu’s wordt uitgegaan van de
standaardinstellingen.

• worden
De aanduiding MENU

gewijzigd.
bij een menu-instelling geeft aan dat deze kan

• De pictogrammen (˜), (∫) en (√) geven aan dat de functie


wordt uitgevoerd via een timer en dat deze actief blijft nadat de knop
is losgelaten. De pictogrammen staan voor 4, 6 of 16 seconden.
• Ingebruikt:
deze handleiding worden de volgende waarschuwingssymbolen

: Bij het waarschuwingssymbool wordt een waarschuwing


gegeven om te voorkomen dat er opnameproblemen ontstaan.
: Bij het opmerkingssymbool wordt aanvullende informatie
gegeven.

16
Voordat u begint
1
Dit hoofdstuk legt een aantal voorafgaande stappen
en de basisbediening van de camera uit.
De riem bevestigen
Haal het einde van de riem van
onderaf door de draagriemhouder.
Haal deze daarna door de gesp van
de riem zoals afgebeeld in de
illustratie. Trek de riem strak om te
voorkomen dat deze uit de gesp
glijdt.
• De oculairdop is ook bevestigd
aan de riem. (p.46)

Oculairdop

17
Opladen van de batterij
1 Sluit het netsnoer aan.
• het netsnoer aan op de oplader.
Sluit
• Sluit het netsnoer aan op de
wandcontactdoos.

2 Verwijder
• Plaats
het deksel.
het deksel terug als u de batterij
uit de camera verwijdert, om
kortsluiting te voorkomen.

< – > teken


3 Plaats
• Plaats
de batterij.
de bovenkant van de batterij
precies op het < – >-teken op de oplader.
Terwijl u de batterij naar beneden duwt,
schuift u deze in de richting van de pijl.
• Om de batterij te verwijderen, herhaalt
u de bovenstaande procedure in
omgekeerde volgorde.

4 Laad
s
de batterij op.
Het opladen begint automatisch zo
gauw de batterij in de oplader zit. Het
rode lampje begint te knipperen.
s Als de batterij helemaal leeg is,
duurt het ongeveer 90 minuten
totdat deze helemaal is opgeladen.
Oplaadniveau Rode lamp
0–50% Knippert eenmaal per seconde
50–75% Knippert tweemaal per seconde

75-90% Knippert driemaal per


seconde
90% of hoger Blijft branden
* De knipperfrequentie van het rode
lampje en de getallen er omheen geven
aan hoe ver het opladen is gevorderd.
18
Opladen van de batterij

• Laad uitsluitend batterijen op van het type BP-511 of BP-512.


• Als de batterij langere tijd in de camera zit zonder dat de camera wordt
gebruikt, kan een lage elektrische stroom zich ontladen en de
levensduur van de batterij verkorten.
Verwijder de batterij als u de camera niet gebruikt en plaats het deksel
om kortsluiting te voorkomen. Laad de batterij op voordat u de camera
weer gebruikt.

• Nadat de rode lamp oplicht, laat u de batterij nog een uur in de


oplader om deze volledig te laden.
• Verwijder de batterij na het opladen en haal het netsnoer uit de
wandcontactdoos.
• De vereiste oplaadtijd van de batterij is afhankelijk van de
omgevingstemperatuur en het batterijniveau.
• De batterij werkt bij temperaturen tussen 0°C tot 40°C, hoewel voor een
optimale werking een temperatuurbereik tussen 10°C en 30°C wordt
aanbevolen. In een koude omgeving zoals skigebieden, nemen de
prestaties van de batterij tijdelijk af en kan de gebruiksduur zijn verkort.
• Als de gebruiksduur zelfs na het opladen sterk is verminderd, is de
batterij wellicht versleten. Vervang de batterij door een nieuwe.

19
Plaatsen en verwijderen van de batterij
De batterij plaatsen
Plaats een volledig opgeladen BP-511-batterij in de camera.

1 Open het deksel van het


batterijcompartiment.
• Schuif de knop in de richting van de pijl
in de afbeelding en open het deksel.

2 Plaats
• De
de batterij in de camera.
contactpunten van de batterij
wijzen omlaag.
• Schuif de batterij in de camera totdat
deze vastzit.

3 Sluit het deksel.


• op het deksel totdat dit dicht klikt.
Druk

U kunt ook de batterij BP-512 gebruiken.

Indicatoren batterijniveau
Het resterende batterijniveau wordt weergegeven in drie fasen als de
aan-/uitschakelaar op <1> staat. (p.26)

w : Spanning is voldoende.
e : Spanning is laag.

r : Batterij moet worden opgeladen.

20
Installeren en verwijderen van de batterij

Batterijduur (opnamen)
Opname-omstandigheden
Temperatuur
Geen flits 50% flits
Normaal (20°C) Ongeveer 600 Ongeveer 400
Laag (0°C) Ongeveer 450 Ongeveer 350

• De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op de


standaardtestcondities van Canon (met volledig opgeladen batterij,
EF-S18-55mm f/3.5-5.6-lens, opname bekijken [AAN], kijktijd van
[2 sec.], en opnamekwaliteit van [Groot a]).

• Het aantal opnamen kan in sommige gevallen minder zijn dan is


aangegeven, afhankelijk van de opname-omstandigheden.
• Het aantal opnamen is verminderd door intensief gebruik van het LCD-
scherm.
• Het aantal opnamen kan ook afnemen als u de ontspanknop langere tijd
half ingedrukt houdt om de AF-functie te gebruiken zonder dat u een
opname maakt.

De batterij verwijderen

1 Open het deksel van het


batterijcompartiment.
• Schuif de knop in de richting van de pijl
in de afbeelding en open het deksel.

2 Verwijder de batterij.
• Schuif de batterijvergrendelknop in de
richting van de pijl in de afbeelding en
open het deksel.

21
Het gebruik van een netvoeding
Met de wisselstroomadapterset ACK-E2 (optioneel) kunt u de camera
aansluiten op een gewone wandcontactdoos en hoeft u niet bang te
zijn dat de batterij leegraakt.

1 Sluit de gelijkstroomkoppeling aan.


• Plaats de stekker van de
gelijkstroomkoppeling in de
aansluitbus van de
wisselstroomadapter.

2 Sluit het netsnoer aan.


• Sluit het netsnoer aan op de
wisselstroomadapter.
• Steek de stekker in de
wandcontactdoos.
• Als u klaar bent, verwijdert u de
stekker uit de wandcontactdoos.

3 Plaats het snoer in de groef.


• Plaats het snoer voorzichtig in de
groef.

4 Plaats de gelijkstroomkoppeling
in de camera.
• Open het batterijcompartimentdeksel
en open het deksel van het
gelijkstroomkoppelingsgat.
• Plaats de gelijkstroomkoppeling totdat
deze vastzit en plaats het snoer in het
snoergat.
• Sluit het deksel.
Plaats of verwijder het snoer nooit terwijl de aan-/uitschakelaar van de
camera op <1> staat.

22
Bevestigen en verwijderen van een lens
Een lens bevestigen

1 Verwijder de doppen.
• Verwijder de achterste lensdop en de
cameradop door ze los te draaien in
de richting van de pijl.
EF-S-lensbevestigingsmarkering
2 Plaats
• Plaats
de lens.
de EF-S-lens op de camera
precies boven de
lensbevestigingsmarkering en draai de
lens in de richting van de pijl totdat de
lens op zijn plaats klikt.
• Als u een andere lens plaatst dan de
EF-S-lens, plaats de lens dan boven de
EF-lensbevestigingsmarkering
rode EF-lensbevestigingsmarkering.

3 Op de lens stelt u de
focusinstellingsknop in op <AF>.
• Als de focusinstellingsknop is ingesteld
op <MF >, werkt autofocus niet.

4 Verwijder de voorste lensdop.


Een lens verwijderen

Druk op de
lensontgrendelingsknop en draai
de lens in de richting van de pijl.
• Draai de lens totdat deze niet meer
verder kan, en koppel deze los.

De EF-S-lens is speciaal gemaakt voor deze camera. Hij past niet op


andere EOS-camera’s.

23
Installeren en verwijderen van de CF-kaart
De opname wordt opgeslagen op de CF-kaart (optioneel).
U kunt een CF-kaart type I of type II in de camera plaatsen.

Een CF-kaart installeren

1 Open

het deksel.
Schuif het deksel in de richting van de
pijl en open het.

Bovenkant
2 Plaats de CF-kaart.
• Het gebruik van CF-kaarten van
Canon wordt aanbevolen.
• Als u de CF-kaart verkeerd plaatst,
kan de camera worden beschadigd.
De bovenkant van de kaart moet naar
u zijn gericht, terwijl de rand met de
Uitwerpknop rij kleine gaatjes volledig in de sleuf
wordt geplaatst (zie afbeelding).
s De uitwerpknop komt naar buiten.

3 Sluit het deksel.


• Sluit het deksel en schuif het in de
richting van de pijl totdat het dicht klikt.
s Als u de aan-uitschakelaar instelt
op <1>, wordt het aantal resterende
opnamen weergegeven op het
LCD-paneel.

Aantal resterende opnamen

Het aantal resterende opnamen is afhankelijk van de resterende capaciteit


van de CF-kaart en de ISO-waarde-instelling.

24
Installeren en verwijderen van de CF-kaart

De CF-kaart verwijderen

1 Open het deksel.


• Zet de aan-/uitschakelaar op <2>.
• Controleer of het bericht “
het LCD-paneel verschijnt.
” niet op

• Zorg dat de lees-/schrijfindicator uit


staat, en open het deksel.
Lees-/schrijfindicator

2 Verwijder
• Druk op
de CF-kaart.
de uitwerpknop.
s De CF-kaart wordt uitgeworpen.
• Sluit het deksel.

• Als de lees-/schrijfindicator knippert geeft dit aan dat gegevens


worden gelezen, geschreven of gewist op de CF-kaart of dat er
gegevens worden overgebracht. Om schade te voorkomen aan de
opnamegegevens, de CF-kaart of de camera mag u de volgende
dingen nooit doen terwijl de lees-/schrijfindicator knippert:
• de camera schudden of er op slaan;
• het deksel van de CF-kaartsleuf openen;
• de batterij verwijderen.
Dit alles om te voorkomen dat de opnamegegevens, de CF-kaart of
de camera worden beschadigd.
• Het menu kan niet worden gebruikt tijdens de beeldverwerking na de
opname en terwijl het beeld wordt opgeslagen op de CF-kaart (de lees-/
schrijfindicator knippert).
• Als “ ”(Fout CF) wordt weergegeven, zie dan pagina 98.
• Als u een CF-kaart met een lage capaciteit gebruikt, kan deze mogelijk
geen grote afbeeldingen opnemen.
• Een microdrive is kwetsbaar voor trillingen en fysieke schokken. Indien
u een microdrive gebruikt, dient u extra op te letten dat de camera niet
wordt blootgesteld aan trillingen of fysieke schokken tijdens het opslaan
of weergeven van opnamen.

25
Basisgebruik
Aan-/uitschakelaar
De camera is alleen in werking nadat de aan-/uitschakelaar is ingesteld op <1>.
<1> : Stel de camera hierop in als u
deze wilt gebruiken.
<2> : De camera werkt niet.
Stel de camera hierop in als u
deze niet gebruikt.

• Om de batterij te sparen, schakelt de camera automatisch uit nadat deze


1 minuut niet is gebruikt. Om de camera weer in te schakelen, drukt u
gewoon de ontspanknop in. U kunt de automatische uitschakeltijd
wijzigen door middel van de menu’s [Uitschakelen] instelling (∆).
• Als u direct na een opname de aan-/uitschakelaar instelt op <2>,
blijft de lees-/schrijfindicator wellicht enkele seconden knipperen terwijl
de CF-kaart de opname opslaat.
Nadat de opname is opgeslagen op de CF-kaart, schakelt de camera
automatisch uit.

Ontspanknop
De ontspanknop heeft twee fasen. U kunt deze half en helemaal
indrukken. De twee fasen werken als volgt:
Half indrukken
Als u de ontspanknop half indrukt,
activeert u autofocus (AF) en het
automatische belichtingsmechanisme (AE)
en stelt u de sluitertijd en het diafragma in.
De belichting (de combinatie van
sluitertijd en diafragma) verschijnt op het
LCD-paneel en in de zoeker (˜).
Volledig indrukken
De sluiter ontkoppelt en een opname
wordt gemaakt.

26
Basisgebruik

• Camerabewegingen tijdens het belichtingsmoment wordt camera shake


genoemd. Dit kan onscherpe opnamen tot gevolg hebben. Om dit te voorkomen:
· Houdt u de camera stevig vast.
· Gebruikt u het topje van uw vinger om de ontspanknop te bedienen,
houdt u de camera met uw gehele rechterhand vast, en drukt u
daarna zachtjes de ontspanknop in.
• Ongeacht hoe de camera is ingesteld (opnameweergave, menugebruik,
opnameopslag, etc., behalve tijdens rechtstreeks afdrukken), als u de
ontspanknop half indrukt, is de camera direct klaar voor een opname.

Het gebruik van de elektronische knoppen


Met het instelwiel <l> kiest u opname-instellingen en selecteert en
stelt u menu-items in.

Gebruik van het instelwiel <l>


(1) Druk op een knop en draai aan
het instelwiel <l>.
Als u een knop indrukt, blijft de
desbetreffende functie actief terwijl de timer
(∫) afloopt. Gedurende deze tijd kunt u het
instelwiel <l> draaien en de instellingen
bekijken op het LCD-paneel. Als de timer
afloopt of als u de ontspanknop half indrukt, is
de camera klaar om een opname te maken.
• U kunt het AF-punt selecteren of de
ISO-waarde en de witbalans instellen.

(2) Draai gewoon aan het instelwiel <l>.


U kijkt op het LCD-paneel of in de zoeker,
en draait aan het instelwiel <l> om de
gewenste instelling te selecteren.
• Draai het wiel in deze richting om de
sluitertijd en het diafragma in te stellen.
• Tijdens de opnameweergave kunt u
aan het instelwiel draaien om de vorige
of de volgende opname te bekijken.
27
Menugebruik
Via de schermmenu's kunt u diverse instellingen bepalen zoals de
opnamekwaliteit, datum en tijd, etc. Terwijl u op het LCD-scherm kijkt
drukt u op de knop <m>, de knop <5>, de pijltoetsen <å>
<µ>, en de knop <p> om naar de volgende stap te gaan.

<l> Hoofdschakelaar

<m>-knop

<p>-knop
<5>-knop
LCD-scherm

Pijltoetsen < >


Weergavemenu Instellingenmenu 1
Opnamemenu Instellingenmenu 2

Tabblad

Menu-items Menu-instellingen

• Ook wanneer een menu wordt weergegeven, kunt u direct teruggaan


naar de opnamemodus door de ontspanknop half in te drukken.
• Als een van de Basisgebruik-modi is ingesteld, worden bepaalde menu-
items niet weergegeven (p.30).
• Indatdeallebeschrijvingen van de menufuncties wordt er hierna vanuit gegaan
instellingen worden weergegeven.
• Invansommige gevallen kan het instelwiel <l> worden gebruikt in plaats
de pijltoetsen.

28
Menugebruik

Instelprocedure

1 Het menu weergeven.


• Druk op de knop <m> om het
menu weer te geven. Om het menu
weer af te sluiten, drukt u nogmaals op
de knop.

2 Selecteer
• Druk op
een tabblad.
de knop <5> om een
tabblad te selecteren.
• Als een tabblad is gemarkeerd, kunt u
ook de <µ>-knoppen gebruiken om
een ander tabblad te selecteren.

3 Selecteer
• Druk op de
een menu-item.
<å>-knoppen om een menu-
item te selecteren, en druk daarna op <p>.
• Uomkunt ook het instelwiel <l> gebruiken
de gewenste instelling te selecteren.
• Als u de knop <5> nu indrukt,
wordt een ander tabblad geselecteerd.

4 Selecteer
• Gebruik
de menu-instelling.
de toetsen <å> of <µ>
om de gewenste instelling te selecteren.
(Afhankelijk van de instelling hebt u het
een of het andere paar nodig.)
• U kunt ook het instelwiel <l> gebruiken
om de gewenste instelling te selecteren.

5 Selecteer
• Druk op
de gewenste instelling.
de knop <p>. Het
beginmenu verschijnt opnieuw.

6 Sluit het menu af.


• Druk op de knop <m> om af te sluiten.
29
Menugebruik

Menu-instellingen
<˙ > (Opnamen maken) <∆> (Instellingen 1)
Kwaliteit Groot a Uitschakelen 1 min.
Groot a 2 min.
Middel a 4 min.
Middel a 8 min.
Klein a 15 min.
Klein s 30 min.
RAW Uit
Rode ogen aan/uit Uit Beeldomkeren Aan
Aan Uit
AEB verhogingen in stappen LCD-helderheid 5 niveaus
van 1/3 ±2 stappen Datum/tijd Datum-/tijdinstelling
WB-BKT hele stap verhogingen, Bestandnummering Continu
±3 stappen Auto reset
Pieptoon Aan Formatteer CF-kaart Initialiseert en
Uit wist de CF-kaart
Handm. WB Handmatige instelling
<˚> (Instellingen 2)
van witbalans
Parameters Parameter 1 Taal 12 talen
Parameter 2 Videosysteem NTSC
Adobe RGB PAL
Set 1 Communicatie Normaal
Set 2 PTP
Set 3 Wis alle Reset camera
Instelling instellingen instellingen naar
standaard
<]> (Terugspelen) Sensor reinigen. Voor reinigen
Beveilig Wispreventie sensor
Roteren Afbeeldingrotatie Firmwareversie Geeft versie-info
Print Opties Geeft de afbeeldingen weer
die moeten worden afgedrukt Beschikbaar in de talen:
Autom. afspelen Automatische Engels, Duits, Frans, Nederlands,
weergave afbeeldingen Deens, Fins, Italiaans, Noors, Zweeds,
Bekijken Uit Spaans, Vereenvoudigd Chinees en
Aan Japans.
Aan (Info)
Kijktijd 2 sec.
4 sec.
8 sec.
Vastzetten De grijze menu-items worden niet
weergegeven in de Basisgebruik-modi.
30
Menugebruik

LCD-scherm
Via het kleuren-LCD-scherm aan de achterkant van de camera kunt u
de opnamen bekijken en selecteren en de diverse menu-instellingen
selecteren.
• U kunt het LCD-scherm niet als zoeker gebruiken om opnamen te
maken.
• De helderheid van het LCD-scherm kan worden aangepast met de
menuoptie [LCD Helderheid] (∆).

Terugkeren naar de standaardinstellingen

1 Selecteer [Wis camera


instellingen].
• Selecteer het tabblad [˚].
• alle
Druk op de <å>-knoppen om [Wis
camera instellingen] te
selecteren, en druk daarna op <p>.

2 Wis de instellingen.
• op de toets <©> om [OK] te
Druk
selecteren, en druk daarna op <p>.
De camera-instellingen worden
teruggezet naar de
standaardinstellingen.
s De standaardinstellingen van de
camera worden als volgt weergegeven.

Opname-instellingen Beeldregistratie-instellingen
AF-puntselectie Automatisch Kwaliteit da (Groot/fijn)
Opnamestand Enkel ISO-waarde 100
Belichtingscompensatie 0 (Nul) Witbalans Z (Autom)
AEB Geannuleerd WB-BKT Geannuleerd
Parameters Parameter 1
Beeldomkeren Aan
Bestandnummering Continu

31
Datum en tijd instellen
Stel de datum en de tijd in zoals hierna beschreven.

1 Selecteer [Datum/Tijd]
• Selecteer het tabblad [∆].
• Druk op de <å>-knoppen om
[Datum/Tijd] te selecteren, en druk
daarna op <p>.
s Het scherm Stel Datum en Tijd in
verschijnt.

2 Stel de datum en tijd in.


• op de <å>-knoppen om de
Druk
cijfers in te stellen, en druk daarna op
<p>.
• De selectie schakelt dan over naar het
volgende item.

3 Stel het formaat van de


datumweergave in.
• gewenste
Druk op de <å>-toetsen om het
datumformaat in te stellen op
[dd/mm/jj], [mm/dd/jj], of [jj/mm/dd].

4 Druk op de knop <p>.


De datum en de tijd worden ingesteld,
s
en het menu verschijnt weer.

Ledere opname wordt opgeslagen met de datum en de tijd waarop de


opname is gemaakt. Zorg ervoor dat u de datum en de tijd correct instelt.

32
Batterij voor datum/tijd vervangen
De datum/tijd-batterij onderhoudt de datum en tijd van de camera. De
levensduur van de batterij is ongeveer 5 jaar. Als de datum/tijd-batterij
bijna leeg is, verschijnt “ ” op het LCD-scherm. Vervang de batterij
door een nieuwe CR2016-lithiumbatterij zoals hierna beschreven.
De datum/tijd-instelling wordt ook gereset, zodat u de correcte
datum/tijd moet instellen.

1 Stel
<2>.
de aan-/uitschakelaar in op

2 Open het deksel en verwijder de


batterij.

3 Neem de batterij uit de camera.


4 Vervang de batterij in de
batterijhouder.
(+) • Zorg dat de batterij juist (+ –) wordt
geplaatst.
(–)

5 Sluit het deksel.

Zorg ervoor dat de datum/tijd-batterij een lithiumbatterij van het type


CR2016 is.

33
Reinigen van de beeldsensor (CMOS)
De beeldsensor is te vergelijken met de film in een gewone filmcamera. Iedere vorm
van stof of vreemde deeltjes die op de beeldsensor achterblijven, kunnen als donkere
spikkels op de afbeelding zichtbaar worden.
Om dit te voorkomen moet de hierna beschreven procedure voor de reiniging van de
beeldsensor worden opgevolgd. Denkt u eraan dat de beeldsensor zeer gevoelig is.
Indien mogelijk moet u de beeldsensor laten reinigen door een Canon Service Center.
De camera moet zijn ingeschakeld als u de beeldsensor reinigt. Gebruik de AC-
adapterset ACK-E2 (optionele accessoire, zie pagina 126) of een batterij. Als u een
batterij gebruikt, let er dan op dat deze voldoende is geladen. Haal de lens van de
camera voordat u de beeldsensor reinigt.

1 Bevestig de gelijkstroomkoppeling
(p.22) of plaats een volledig opgeladen
batterij in het batterijcompartiment en
zet de aan-/uitschakelaar op <1>.

2 Selecteer
• Selecteer
[Sensor reinigen].
het tabblad [˚].
• Druk op de <å>-knoppen om
[Sensor reinigen] te selecteren, en
druk daarna op <p>.
s Als u een batterij gebruikt die
voldoende is geladen, verschijnt het
scherm dat in stap 3 is weergegeven.
• Als de batterij leeg is, verschijnt er een
waarschuwing, waarna u niet meer verder
kunt met de reiniging. Vervang óf de batterij
óf gebruik een gelijkstroomkoppeling en
start weer vanaf stap 1.

3 Selecteer
• Druk op
[OK].
de <µ>-toetsen om [OK] te
selecteren, en druk daarna op <p>.
s De spiegel wordt opgeklapt en de
sluiter wordt geopend.
s “ ” knippert op het LCD-paneel.

34
Reinigen van de beeldsensor (CMOS)

4 Reinig

de beeldsensor.
Gebruik een blaasbuisje om stof, etc.
op het oppervlak van de beeldsensor
voorzichtig te verwijderen.

5 De reiniging beëindigen.
• de aan-/uitschakelaar op < 2>.
Zet
s De camera wordt uitgeschakeld en de
sluiter gaat dicht. De spiegel wordt
eveneens neergeklapt.
• Zet de aan-/uitschakelaar op < 1>. U
kunt weer opnamen gaan maken.

• Tijdens het reinigen van de beeldsensor moet u geen van de


volgende handelingen verrichten. De stroom wordt dan
uitgeschakeld. Als de stroom wordt uitgeschakeld, gaat de sluiter
dicht, waardoor de sluitergordijnen en de beeldsensor beschadigd
kunnen raken.
• Zet de aan-/uitschakelaar niet op <2>.
• Open de CF-kaartsleuf niet.
• Verwijder de batterij niet.
• Steek het blaasbuisje niet verder dan de lensbevestiging in de camera.
Als de stroom wordt uitgeschakeld, zal de sluiter dichtgaan, waardoor
de sluitergordijnen en de beeldsensor beschadigd kunnen raken.
• Gebruik geen blaasborsteltje. Het borsteltje kan het oppervlak van de
CMOS-sensor beschadigen.
• Gebruik nooit reinigingssprays. De druk en het vriezend vermogen van
de spray kunnen het oppervlak van de beeldsensor beschadigen.
• Als de batterij leeg is, klinkt een pieptoon, en het pictogram <π>
knippert op het LCD-paneel. Zet de aan-/uitschakelaar <2> en
vervang de batterij. Start vervolgens weer vanaf stap 1.

35
Dioptrische aanpassing
Door de diopter aan te passen aan uw gezichtsvermogen (met of
zonder bril), zal het zoekerbeeld scherper zijn. Het aanpasbare
diopterbereik van de camera loopt van –3 tot +1 dpt.
Draai aan de diopterknop.
• Draai de knop naar links of rechts
zodat de AF-punten in de zoeker
scherp zijn.
• De illustratie toont de knop met
standaardinstellingen (–1 dpt).

Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera


nog niet scherp is, wordt aanbevolen om de Dioptric Adjustment Lens E
(10 typen) te gebruiken.

Vasthouden van de camera


Om scherpe opnamen te krijgen, houdt u de camera stil om bibberen
te minimaliseren.

Horizontaal fotograferen Verticaal fotograferen

• Houd de camera stevig vast met uw rechterhand en druk beide


ellebogen licht tegen uw lichaam.
• Houd de lens onderaan vast met uw linkerhand.
• Voor eencamera
Druk de tegen uw gezicht en kijk door de zoeker.
• stabiele houding plaatst u een voet voor de andere.

36
Volautomatische
2
opnamen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de
Basisgebruik-modi < Y> <U> <I> <O> <P>
<A> <S> kunt gebruiken voor het snel en
eenvoudig maken van opnamen. Het enige wat u hoeft
te doen, is richten en fotograferen. Om fouten door
onjuist gebruik van de camera te voorkomen, werken
de knoppen <6> <D> <j> <3> niet. Deze
kunnen dus nooit per ongeluk verkeerd zijn ingesteld.
Stel het
programmakeuzewiel in op
<Y> <U> <I> <O>
<P> <A> of <S>.

as • De opnameprocedure is
B

is g dezelfde als bij “Y


e bruik Volautomatische opnamen”
op pagina 38.

37
YVolautomatische opnamen
U hoeft alleen maar te richten en de ontspanknop in te drukken. Alles
gaat automatisch en u kunt elk onderwerp dus eenvoudig vastleggen.
De camera beschikt over zeven AF-punten waarop kan worden
scherpgesteld. Zo wordt fotograferen wel heel eenvoudig.

1 Draai
<Y>.
het programmakeuzewiel op

2 Richt een van de zeven AF-punten


op het onderwerp.
• Een van de AF-punten stelt scherp op
datgene wat volgens de camera het
hoofdonderwerp is.

AF-punt

3 Stel scherp op het onderwerp.


• Druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen op het onderwerp.
s Zodra is scherpgesteld, gaat het puntje
<.> in het actieve AF-punt rood
knipperen, klinkt een pieptoon en gaat
het focusbevestigingslampje <n>
rechtsonder in de zoeker branden.

Sluitertijd
Diafragmawaarde 4 Controleer de
belichtingsinstellingen.
s De sluitertijd en de diafragmawaarde
worden automatisch ingesteld en
weergegeven in de zoeker en op het
LCD-paneel.

38
Y Volautomatische opnamen

5 Maak
• Stel
de opname.
de opname samen en druk de
ontspanknop helemaal in.
s De opname wordt ongeveer
2 seconden op het LCD-scherm
weergegeven ( MENU ).

• deRaaklenstijdens de <AF>- scherpstelling de focusring aan de voorkant van


niet aan.
• Als u wilt in- of uitzoomen, doet u dit voordat u scherpstelt. Wanneer u
na het scherpstellen aan de zoomring draait, kan de focus verloren
gaan.
• Wanneer
vol “
de CF-kaart vol raakt, verschijnt de waarschuwing CF-kaart
” op het LCD-paneel en kunt u geen opnamen meer
maken. Vervang de CF-kaart.
• Wanneer de ingebouwde flitser wordt geblokkeerd en daardoor niet
automatisch omhoog kan komen, knippert de foutcode < > op
het LCD-paneel. U verhelpt dit door de aan-/uitschakelaar uit en
vervolgens weer aan te zetten.
• Wanneer een EOS-camera wordt gebruikt met een EF-lens van een
ander merk dan Canon is het mogelijk dat de camera of de lens niet
goed functioneert.

• Wanneer de scherpstelling is bereikt, worden de autofocus- en de


belichtingsinstelling vergrendeld.
• Wanneer het focusbevestigingslampje <n> knippert, kan er geen
opname worden gemaakt (p.64).
• Uit de zeven AF-punten selecteert de camera automatisch het AF-punt
dat zicht het dichtst bij het onderwerp bevindt en stelt hierop scherp.
• Het is mogelijk dat in meer AF-punten een rood puntje knippert. In dat
geval is op al deze AF-punten scherpgesteld.
• Iningebouwde
de Basisgebruik-modi (behalve <I>, <P> en <S> ) komt de
flitser automatisch naar boven en flitst bij slechte
lichtomstandigheden of tegenlicht. Duw de flitser weer naar beneden,
als u deze niet wilt gebruiken.
• Het focusbevestigingspiepje kan worden uitgezet via de instelling
[Pieptoon] in het menu (˙).

39
Voorgeprogrammeerde opnamestanden
Selecteer een opnamestand die bij het onderwerp past en de camera
wordt automatisch ingesteld voor het beste resultaat.
Raadpleeg de “Tabel met functiemogelijkheden” (p.120) voor de
beschikbare functies in de Basisgebruik-modi.

U Portret
Met deze opnamestand wordt de
achtergrond onscherp, zodat het onderwerp
duidelijk uitkomt.
• Wanneer u de ontspanknop ingedrukt houdt,
worden continu-opnamen gemaakt.
• Voor een onscherpere achtergrond gebruikt u
een telelens en maakt u het onderwerp
beeldvullend of laat u het onderwerp verder van
de achtergrond af staan.

I Landschap
Deze opnamestand is bedoeld voor weidse
panorama’s, nachtopnamen en dergelijke.
• Met een groothoeklens worden de diepte en de
breedte van de opname nog verder vergroot.

O Close-up
Gebruik deze opnamestand om close-
upopnamen te maken van bloemen,
insecten en dergelijke.
• Stel het onderwerp zoveel mogelijk scherp bij
de kortste focusafstand van de lens.
• Gebruik de telezijde van een zoomlens voor
een verdere vergroting.
• Voor betere close-ups worden een speciale
EOS-macrolens en de Macro Ring Lite (beide
optioneel) aanbevolen.
40
Voorgeprogrammeerde opnamestanden

P Sport
Gebruik deze opnamestand wanneer u bij
snelbewegende onderwerpen de actie wilt
vastleggen.
• Eerst volgt de camera het onderwerp met het
middelste AF-punt. Focustracering volgt het
onderwerp vervolgens met de zeven AF-punten.
Wanneer het onderwerp is scherpgesteld, hoort
u een zachte pieptoon.
• Wanneer u de ontspanknop ingedrukt houdt,
blijft de camera scherpstellen voor het maken
van continu-opnamen.

A Nachtopnamen
Deze opnamestand is bedoeld voor het
fotograferen van personen in de schemering
of ‘s nachts. De flitser belicht het onderwerp
terwijl een langzame synchronisatiesnelheid
voor een natuurlijke belichting van de
achtergrond zorgt.
• Gebruik de <I>-stand wanneer u alleen een
nachtopname wilt maken (zonder personen).
• Vraag het onderwerp ook na de flits nog even
stil te blijven staan.

S Flitser uit
U kunt de flitser uitschakelen wanneer u
deze niet wilt gebruiken.
• De ingebouwde flitser of een eventuele externe
Speedlite flitst niet.

Gebruik bij de <A>-stand een statief om te voorkomen dat de camera


beweegt. Gebruik bij de <I>- of de <S>-stand een statief als de indicator
voor de sluitertijd knippert.

41
Opnamen bekijken
Opnamen bekijken
De gemaakte opname kan direct op het LCD-scherm worden
weergegeven. U kunt een van de volgende drie opties instellen: [Aan]
om de afbeelding weer te geven, [Aan (Info)] om zowel de afbeelding als
informatie weer te geven en [Uit] om de afbeelding niet weer te geven.

1 Selecteer [Bekijken].
• Ga met de knoppen <å> naar
Selecteer het tabblad <]>.
• [Bekijken] en druk vervolgens op <p>.
2 Selecteer de instelling voor
[Bekijken].
• Ga met de knoppen <å> naar de
gewenste instelling en druk vervolgens
op <p>.

3 Maak de opname.
De gemaakte opname wordt
s
weergegeven op het LCD-scherm.

Instelling [Aan] Instelling [Aan (Info)] (p.87)

Histogram

Opname-
informatie

Bij continu-opnamen worden de opnamen na de beeldverwerking


automatisch achter elkaar weergegeven.

42
Opnamen bekijken

Kijktijd wijzigen
U kunt de kijktijd instellen op [2 sec.], [4 sec.], [8 sec.] of [Vastzetten].
Bij deze laatste optie blijft de opname op het LCD-scherm staan.

1 Selecteer [Kijktijd].
• Ga met de knoppen <å> naar
Selecteer het tabblad <]>.
• [Kijktijd] en druk vervolgens op <p>.
2 Selecteer
[Kijktijd].
de instelling voor de

• Ga met de knoppen <å> naar de


gewenste instelling en druk vervolgens
op <p>.

• Met de instelling [Vastzetten] wordt de opname weergegeven totdat u


de ontspanknop half indrukt. Wanneer de functie [Uitschakelen] op een
tijd is ingesteld, schakelt de camera automatisch uit wanneer de
ingestelde tijd is verstreken.
• Druk op de knop <9> en ga vervolgens met <©> naar [OK] om de
weergegeven opname te verwijderen. Druk daarna op <p>.
• Zie “Opnameweergave” om eerdere opnamen te bekijken (p.85).

43
q Bediening van de zelfontspanner
U kunt de zelfontspanner gebruiken in alle Basisgebruik- of Creatief gebruik-modi.
Bij het gebruik van de zelfontspanner raden wij het gebruik van een statief aan.

op de knop <H ´ > (∫).


1 Druk
• Druk op de knop <H ´>. Op het•

LCD-paneel verschijnt nu het


pictogram <´>.

2 Stel scherp op het onderwerp.


• opnameprocedure is dezelfde als bij
De
“Volautomatische opnamen” op pagina 38.
• Kijk door de zoeker en druk de
ontspanknop volledig in.
s U hoort een pieptoon en de opname wordt
10 seconden later gemaakt.
Gedurende de eerste 8 seconden hoort u een
langzame pieptoon en knippert het lampje.
Gedurende de laatste 2 seconden hoort u een
snelle pieptoon en blijft het lampje branden.
s Tijdens de werking van de zelfontspanner
wordt op het LCD-paneel het aantal seconden
afgeteld totdat de opname is gemaakt.

Zorg ervoor dat u niet vóór de camera staat wanneer u de ontspanknop


indrukt om de zelfontspanner in werking te stellen. Dan kan de camera
namelijk niet scherpstellen op het onderwerp.

• Als u de zelfontspanner wilt uitschakelen nadat u deze in werking hebt


gesteld, drukt u op de knop < H •´>.
• Wanneer u met de zelfontspanner een foto van u zelf maakt, vergrendelt
u de focus (p. 63) op een object dat zich ongeveer op dezelfde afstand
van de camera bevindt als u op het moment van de opname.

44
K Draadloze afstandsbediening
Met de optionele afstandsbediening RC-1 en RC-5 kunt u opnamen
maken terwijl u maximaal 5 meter voor de camera staat.

op de knop <H ´ > (∫).


1 Druk
• Druk op de knop <H ´>. Op het

LCD-paneel verschijnt nu het symbool


<´>.

2 Maak de opname.
• Richt met de signaalzender op de
sensor voor de afstandsbediening
van de camera en druk op de
signaalzendknop.
s Het lampje van de zelfontspanner gaat
branden en de opname wordt gemaakt.

Sensor afstandsbediening

• UWacht
kunt geen continu-opnamen maken met de zelfontspanner.
na het maken van een opname tot de lees-/schrijfindicator
uitgaat voordat u een nieuwe opname maakt. Bij een beeldkwaliteit van
<f> of <d> duurt het ongeveer 5-10 seconden voordat u de volgende
opname kunt maken en bij de instelling <h> duurt het ongeveer
10-20 seconden.
• Bepaalde soorten TL-buizen kunnen de werking van de camera
verstoren. Plaats de camera bij gebruik van de afstandsbediening niet
in de buurt van TL-verlichting.

45
Het gebruik van de oculairdop
Tijdens het gebruik van de zelfontspanner of van de afstandsbediening
bedekt uw oog het oculair van de zoeker niet, en kan er verspreid licht
in de zoeker doordringen, wat een nadelige invloed heeft op de
belichting op het moment van de opname. Om dit te voorkomen plaatst
u de oculairdop (bevestigd aan de nekdraagriem) over het oculair van
de zoeker.

1 Verwijder
• Duw de
de oculairbeschermring.
oculairbeschermring van
onderaf omhoog.

2 Bevestig de oculairdop.
• Schuif de oculairdop in de gleuf van de
oculairbeschermring naar beneden om
deze te bevestigen.

46
Opname-instellingen
3
Dit hoofdstuk legt de instellingen uit voor het maken
van digitale opnames: opnamekwaliteit, ISO-waarde,
witbalans, bewerkingsparameters, bestandnummering
en afbeeldingsrotatie.
Voor de Basisgebruik-modi worden in dit hoofdstuk alleen
opnamekwaliteit (behalve <h>), bestandnummering,
afbeeldingsrotatie en het controleren van camera-instellingen
besproken.

47
Opnamekwaliteit
Voor de instellingen van de opnamekwaliteit anders dan <h> wordt
de gangbare JPEG-indeling gebruikt. Opnamen die worden vastgelegd
in de formaat <h> moeten later worden bewerkt op een pc.
U kunt op het LCD-paneel zien welke instellingen u hebt geselecteerd.
Wanneer u bijvoorbeeld [Groot a] hebt geselecteerd, wordt op het
LCD-paneel <da> weergegeven.

1 Selecteer
• Selecteer
[Kwaliteit].
het tabblad <˙>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Kwaliteit] en druk vervolgens op <p>.

2 Selecteer
• Ga met
de opnamekwaliteit.
de knoppen <å> naar de
gewenste kwaliteitsinstelling en druk
vervolgens op <p>.
Instellingen voor opnamekwaliteit
Groot Voor afdrukken op A4-formaat (297 x 210 mm). Legt de opname
vast met een groot beeldformaat (ongeveer 6,30 megapixels).
Medium Voor afdrukken van A5- tot A4-formaat. Legt de opname vast
met een middelgroot beeldformaat (ongeveer 2,80 megapixels).
Klein Voor afdrukken op A5-formaat (210 x 148 mm) of kleiner. Legt de
opname vast met een klein beeldformaat (ongeveer 1,60 megapixels).
RAW Voor afdrukken op A4-formaat (297 x 210 mm) en groter.
Legt de opname vast met een groot beeldformaat (ongeveer
6,30 megapixels) zonder kwaliteitsverlies.
• Bijis enige
dit formaat moet de afbeelding worden bewerkt op een pc. Hiervoor
kennis vereist, maar de benodigde software is meegeleverd.
• RAW-afbeeldingen
afgedrukt.
kunnen niet direct vanaf de camera worden

• De pictogrammen <a> (Klein) en <s> (Medium) staan voor de compressie


van de opname. Als u een betere opnamekwaliteit wilt, selecteert u <a> een
lage compressie. Als u ruimte wilt besparen zodat u meer opnamen kunt
vastleggen, selecteert u <s> een hogere compressie.
• Bewerken is het aanpassen (van bijvoorbeeld de witbalans of het contrast)
van de RAW-gegevens van de afbeelding.

48
Opnamekwaliteit

Afbeeldingsbestandsgrootte en capaciteit CF-kaart


in relatie tot de opnamekwaliteit
Beeldbestandgrootte Max.capaciteit
Opnamekwaliteit Beeldgrootte (pixels) Formaat
(ongev.) (ongev.)
3072 x 2048 3,1 MB 38 afbeeldingen
(Ongeveer 6,3 miljoen) 1,8 MB 65 afbeeldingen
2048 x 1360 1,8 MB 66 afbeeldingen
JPEG
(Ongeveer 2,8 miljoen) 1,2 MB 101 afbeeldingen
1536 x 1024 1,4 MB 88 afbeeldingen
(Ongeveer 1,6 miljoen) 0,9 MB 132 afbeeldingen
: RAW
+ 3072 x 2048 + 7 MB 16 afbeeldingen
(Ongeveer 6,3 miljoen) JPEG

• De maximale capaciteit is berekend op basis van een CF-kaart van


128 MB.
• De grootte van het afbeeldingsbestand en de maximale capaciteit
van de CF-kaart zijn gebaseerd op de testnormen van Canon
(ISO 100 en de instelling [Parameter 1]). De
afbeeldingsbestandsgrootte en de maximale capaciteit van de
CF-kaart variëren afhankelijk van het onderwerp, de opnamemodus,
de ISO-waarde en de bewerkingsparameters.
• Op het LCD-paneel kunt u controleren hoeveel opnamen er nog op
de CF-kaart kunnen worden vastgelegd.
• In de modus <h> wordt tegelijkertijd een <fa> JPEG-
afbeelding opgenomen en vastgelegd in de RAW-opname.
Gebruik de speciale software wanneer u de ingesloten JPEG-
afbeelding wilt selecteren. Raadpleeg de instructies bij de software
voor meer informatie.
• Voor de modi Basisgebruik en Creatief gebruik kan een
verschillende opnamekwaliteit worden ingesteld.

49
D ISO-waarde instellen
De ISO-waarde is een numerieke indicatie van de lichtgevoeligheid. Een
hogere ISO-waarde betekent een grotere lichtgevoeligheid. Een hoge ISO-
waarde is daarom geschikt voor bewegende onderwerpen of voor het
fotograferen bij slechte lichtomstandigheden. De opname bevat wel meer ruis
waardoor deze er grover en korreliger uit kan zien. Een lage ISO-waarde geeft
een fijnere afbeelding, maar deze is niet geschikt voor het vastleggen van
bewegende onderwerpen of het fotograferen bij slechte lichtomstandigheden.

ISO-waarde in Basisgebruik-modi
De ISO-waarde wordt automatisch ingesteld tussen 100 en 400. (ISO)
Y U I O P A S
Normaal (geen flits) Varieert* 100 Auto* Auto* 400 Auto* Auto*
Met ingebouwde flitser 400** 100 400** 400**
Met externe Speedlite 100 100 100 100 400 100
* Automatisch ingesteld tussen ISO 100-400. ** Bij tegenlicht overdag
wordt ISO 100 ingesteld.

ISO-waarde in Creatief gebruik-modi


U kunt de ISO-waarde instellen op “ ”, “ ”, “ ”, “ ” of “ ”.

1 Druk op de knop <D> (ß). ( ∫)


s De huidige ISO-waarde wordt op het
LCD-paneel weergegeven.

2Stel de ISO-waarde in.


• op het LCD-paneel en draai
Kijk
tegelijkertijd aan het instelwiel <l> om
de gewenste ISO-waarde in te stellen.
• Druk de ontspanknop half in om terug
te gaan naar het opnemen.

• Hoe hoger de ISO-waarde en de omgevingstemperatuur, hoe meer ruis


de opname bevat en hoe groter het afbeeldingbestand wordt.
• Hoge temperaturen, hoge ISO-waarden of lange belichtingen kunnen
afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben.

50
6 Witbalans selecteren
Bij de instelling <Z> zal doorgaans automatisch de optimale witbalans
worden ingesteld. Als u met de instelling <Z> geen natuurlijke
kleuren krijgt, kunt u de witbalans handmatig instellen op de
lichtomstandigheden van dat moment. Bij de Basisgebruik-modi wordt
automatisch de instelling <Z> gebruikt.

1 Druk op de knop <6> (∂). ( ∫ )


2 Selecteer de witbalansinstelling.
• Kijk op het LCD-paneel en draai
tegelijkertijd aan het instelwiel <l>
om de gewenste witbalansinstelling te
selecteren.
• Druk de ontspanknop half in om terug
te gaan naar het opnemen.

Autom. Daglicht Schaduw Bewolkt, schemer,


zonsondergang

Aangepast Flits TL Gloeilamp


(p.52)

Witbalans
De drie primaire kleuren, R (rood), G (groen) en B (blauw), komen in
verschillende proporties voor in een lichtbron, afhankelijk van de
kleurtemperatuur. Wanneer de kleurtemperatuur hoog is, is er meer blauw.
En wanneer de kleurtemperatuur laag is, is er meer rood.
Het menselijk oog ziet elk wit object altijd als wit, ongeacht het soort licht.
Met de witbalansinstelling van een digitale camera kunt u de
kleurtemperatuur compenseren om de kleuren in de opname natuurlijker te
laten lijken. De witte kleur van het onderwerp wordt gecorrigeerd en vormt
de basis voor de aanpassing van de andere kleuren. Bij de functie <Z>
van de camera wordt de beeldsensor gebruikt om de witbalans automatisch
in te stellen.
51
Aangepaste witbalans
Bij de aangepaste witbalans fotografeert u een wit object dat gebruikt
wordt als de standaard voor de witbalans. Wanneer u deze opname
selecteert, worden de desbetreffende witbalansgegevens
geïmporteerd voor de witbalansinstelling.

1 Fotografeer
• Het effen
een wit object.
witte object moet het midden
van de zoeker geheel vullen.
• Stel de focusinstellingsknop op de lens
in op <MF> en stel vervolgens
handmatig scherp (p.64).
• Selecteer een witbalansinstelling (p.51).
• Fotografeer het witte object zodat een
standaardbelichting wordt verkregen.
Onder- of overbelichting zal een incorrecte
witbalansinstelling tot gevolg hebben.

2 Selecteer
• Selecteer
[Handmatige witbalans].
het tabblad <˙>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Handmatige witbalans] en druk
vervolgens op <p>.

3 Selecteer een opname.


• Ga met de knoppen <µ> naar de
opname die u hebt genomen bij stap 1
en druk vervolgens op <p>.
s De witbalansgegevens van de opname
worden geïmporteerd.
• Druk op de knop <m> om het
menu te verlaten.

52
Handmatige witbalans / Automatische reeksopnamen op basis van de witbalans

4 Selecteer
• Druk op
[,].
de knop <6> (∂). (∫)
• Draai aan het instelwiel < l> om
<,> te selecteren.
s De handmatige witbalans wordt
ingesteld.

Automatische reeksopnamen op basis van de witbalans


Het is mogelijk drie opnamen met een verschillende kleurtoon in één
keer op te nemen. Op basis van de standaardkleurtemperatuur van
de huidige witbalansmodus kan de witbalansinstelling worden
gewijzigd van 0 tot +/–3 in (hele) stappen. Dit worden reeksopnamen
op basis van de witbalans genoemd. Een stap is gelijk aan 5 mireds
van een kleurenconversiefilter zoals gebruikt bij filmcamera’s.

1 Stel de opnamekwaliteit in op een


willekeurige instelling behalve
[RAW] (p.48).

2 Selecteer
• Selecteer
[WB-BKT].
het tabblad <˙>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[WB-BKT] en druk vervolgens op
<p>.

3 Stel de hoeveelheid
reeksopnamen in.
Aantal reeksopnamen • Ga met de knoppen <µ> naar de
gewenste hoeveelheid reeksopnamen
en druk vervolgens op <p>.
s De markering voor de geselecteerde
witbalanscompensatie knippert.
s Het aantal resterende opnamen dat
wordt weergegeven op het LCD-paneel,
is eenderde van het normale aantal.

53
Automatische reeksopnamen op basis van de witbalans

4 Maak de opname.
De volgorde van de reeksopnamen begint
s
met de standaardkleurtemperatuur
gevolgd door een blauwachtige kleur
(verminderde compensatie) en
roodachtige kleur (vergrote compensatie).

Het maken van reeksopnamen op basis van de witbalans is niet mogelijk


wanneer de opnamekwaliteit is ingesteld op < h>.

• Bijgrootcontinu-opnamen is het aantal opgenomen afbeeldingen drie keer zo


als het aantal gemaakte opnamen.
• Aangezien voor iedere opname drie afbeeldingen worden opgenomen,
kost het opslaan van de opname op de CF-kaart meer tijd.
• Reeksopnamen op basis van de witbalans kunnen worden gebruikt in
combinatie met de reeksopnamen met automatische belichting (AEB)
(p.76). In dit geval worden voor elk van de drie AEB-opnamen weer drie
reeksopnamen op basis van de witbalans opgenomen. Hierdoor worden
in totaal negen afbeeldingen op de CF-kaart opgeslagen.

Automatische reeksopnamen op basis van witbalans annuleren

• Volg de stappen 2 en 3 om het aantal


reeksopnamen in te stellen op
< > en druk vervolgens op
<p>.
• U kunt de ook de aan-/uitschakelaar
op < 2> zetten om de
reeksopnamen op basis van de
witbalans te annuleren.

54
De bewerkingsparameter selecteren
De vastgelegde afbeelding kan worden bewerkt om deze levendiger te
maken of juist te verzachten. U kunt de bewerkingsparameters
instellen op de voorgeprogrammeerde opties Parameter 1, Parameter
2 en Adobe RGB. Maar u kunt ook zelf parameterinstellingen
definiëren onder Set 1, 2 of 3.

1 Selecteer
• Selecteer
[Parameters].
het tabblad <˙>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Parameters] en druk vervolgens op
<p>.

2 Selecteer
• Ga met
de bewerkingsparameter.
de knoppen <å> naar de
gewenste parameter en druk
vervolgens op <p>. (De bijbehorende
instellingen worden hieronder
weergegeven.)

Bewerkingsparameters
Parameter Omschrijving
De opname heeft heldere, levendige kleuren. Bij de
Parameter 1
Basisgebruik-modi worden alle opnamen gemaakt met
deze instelling.
Parameter 2 De kleuren zijn zachter dan bij Parameter 1.
Deze instelling is vooral geschikt voor commercieel
gebruik.
Omdat de afbeelding er niet helder uitziet, is
Adobe RGB beeldbewerking vereist. Gebruikers die geen kennis
hebben van beeldbewerking en Adobe RGB wordt
aangeraden deze instelling niet te gebruiken.
* Het ICC-profiel is niet toegevoegd. U moet Adobe RGB
instellen om het profiel te converteren.
Set 1, 2, 3 Stel eerst de parameters in via [Stel in] (p.56).
Stel in Hiermee wordt Set 1, 2 of 3 geselecteerd.
* Voor parameters anders dan Adobe RGB wordt sRGB ingesteld als kleurruimte.

55
Bewerkingsparameters instellen
De door u gemaakt opname kan automatisch door de camera worden
bewerkt overeenkomstig de geselecteerde parameterinstellingen (telkens
vijf instellingen voor [Contrast], [Scherpte], [Verzadiging] en [Kleurtoon]).
U kunt maximaal drie sets bewerkingsparameters instellen en opslaan.

Parameter Min Plus


Contrast Laag contrast Hoog contrast
Scherpte Minder scherpe contouren Scherpe contouren
Verzadiging Lage verzadiging Hoge verzadiging
Kleurtoon Roodachtige huidskleur Geelachtige huidskleur

1 Selecteer
• Selecteer
[Parameters].
het tabblad <˙>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Parameters] en druk vervolgens op
<p>.

2 Selecteer
• Ga met
[Stel in].
de knoppen <å> naar [Stel
in] en druk vervolgens op <p>.
• De standaardparameterinstellingen
voor [Set 1], [Set 2] en [Set 3] zijn
allemaal [0] (standaard).

3 Selecteer het nummer van de set.


• Ga met de knoppen <å> naar [1], [2]
of [3] en druk vervolgens op <p>.

56
Bewerkingsparameters instellen

4 Selecteer
• Ga met
de parameter.
de knoppen <å> naar de
gewenste parameter en druk
vervolgens op <p>.

5 Stel de parameter in.


• de parameter in met de knoppen
Stel
<µ> en druk vervolgens op <p>.

6 Ga terug naar het menu


[Parameters].
• om
Druk twee keer op de knop < m>
terug te keren naar stap 1. Druk
vervolgens op <p>.

7 Selecteer
setnummer.
het gewenste

• Ga met de knoppen <å> naar


[Set 1], [Set 2] of [Set 3] en druk
vervolgens op <p>.

[Parameter 1] heeft bij contrast, scherpte en verzadiging de instelling +1.


[Parameter 2] heeft alle parameters ingesteld op .

57
Bestandnummering
De opnamen die u maakt, krijgen automatisch een nummer toegewezen van
0001 tot 9999 en worden opgeslagen in een automatisch aangemaakte map die
maximaal 100 opnamen kan bevatten. De bestandnummers zijn vergelijkbaar
met de beeldnummers van filmbeelden. De automatische
bestandnummeringmethode kan worden ingesteld op [Continu] of [Auto reset].

1 Selecteer [Bestandnr.].
• Selecteer het tabblad <∆>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Bestandnr.] en druk vervolgens op <p>.

2 Selecteer de
bestandnummeringsmethode.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Continu] of [Auto reset] en druk
vervolgens op <p>.
Continue nummering
De volgorde van de bestandnummering wordt niet Bestandnummering na
onderbroken, zelfs wanneer u de CF-kaart vervangt. verwisselen van de CF-kaart.
Zo wordt voorkomen dat opnamen hetzelfde CF-kaart 1 CF-kaart 2

bestandnummer hebben en is het gemakkelijker om


de opnamen met een PC te beheren. XXX-0001 XXX-0002

Opeenvolgend
bestandnummer
Auto Reset
Wanneer u de CF-kaart vervangt, begint de Bestandnummering na
nummering opnieuw bij het eerste verwisselen van de CF-kaart.
bestandnummer (XXX-0001). Aangezien het CF-kaart 1 CF-kaart 2

bestandnummer van de opname bij iedere CF-


kaart bij 0001 begint, kunt u de afbeeldingen XXX-0001 XXX-0001

per CF-kaart archiveren. Bestandnummering


begint opnieuw

Wanneer de map met het nummer 999 wordt aangemaakt, verschijnt het
bericht [Foldernummering vol] op het LCD-scherm. Als vervolgens het
bestand met het nummer 9999 wordt aangemaakt, verschijnt “ ” op
het LCD-paneel en in de zoeker. Vervang de CF-kaart.

58
Afbeeldingsrotatie instellen
Verticale opnamen kunnen automatisch worden geroteerd zodat ze
tijdens het afspelen rechtop worden weergegeven.
De afbeeldingsrotatiefunctie werkt alleen als de instelling
[Beeldomkeren] tijdens het maken van de verticale opnamen op [Aan]
stond. De opnamen worden dus niet geroteerd als [Beeldomkeren]
tijdens het maken van de verticale opnamen op [Uit] stond.

1 Selecteer
• Selecteer
[Beeldomkeren].
het tabblad <∆>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Beeldomkeren] en druk vervolgens
op <p>.

2 Schakel de rotatiefunctie in.


• Ga met de knoppen <å> naar [Aan]
en druk vervolgens op <p>.

3 Maak een verticale opname.


• Bij het bekijken van de afbeelding
direct na de opname, wordt het beeld
niet verticaal op het LCD-scherm
weergegeven.

4 Geef de opname weer.


• op de knop <]>.
Druk
s De verticale opname wordt verticaal
weergegeven, zoals links afgebeeld.

Wanneer een verticale opname is gemaakt terwijl de camera naar boven of


naar beneden werd gehouden, kan het zijn dat de afbeelding niet
automatisch wordt geroteerd.

Wanneer u de cameraoriëntatie wijzigt van horizontaal in verticaal, maakt


de oriëntatiesensor van de camera een zacht geluid. Dit is geen defect.

59
INFO. Camera-instellingen controleren
Wanneer de camera gereed is voor opname, drukt u op de knop <4>
om de huidige camera-instellingen op het LCD-scherm te bekijken.

De camera-instellingen weergeven.
• Druk
s
op de knop <4>.
De huidige camera-instellingen
verschijnen op het LCD-scherm.
• Druk nog een keer op de knop
<4> om het LCD-scherm te
wissen.
Informatie over de camera-instellingen
Datum/Tijd (p.32)
Aantal reeksopnamen (AEB) (p.76)
Aantal reeksopnamen op basis van
de witbalans (WB-BKT) (p.53)
Instelling bewerkingsparameter (p.55)
Opnamen bekijken (p.42)
Kijktijd (p.43)
Beeldomkeren (p.59)
ISO-waarde (p.50)

Resterende capaciteit CF-kaart

Automatisch uitschakelen (p.30)

Zie “Afbeelding met opname-informatie” voor het bekijken van een opname
met opname-informatie (p.86).

60
Geavanceerd gebruik
4
Met de Creatief gebruik-modi kunt u de sluitertijd of
diafragmawaarde instellen om de gewenste belichting
te krijgen. U hebt de controle over de camera.

fg
eb
ruik • Preview van de scherptediepte,
belichtingscompensatie, AEB,
e
ati

AE-vergrendeling, gloeilamp-
Cre

en witbalansreeksopnamen zijn
alleen mogelijk in Creatief
gebruik-modi.

Voordat u begint zet u de aan-/uitschakelaar op


<ON>.

61
3Een AF-punt selecteren
Het AF-punt wordt gebruikt om scherp te stellen. Het AF-punt kan
automatisch door de camera worden geselecteerd of handmatig door
u. In de Basisgebruik-modi en in de modus <Q> is alleen
automatisch AF-puntselectie mogelijk. In de modi <T>, <R>, <E>,
en <W> kan het AF-punt automatisch of handmatig worden ingesteld.
Automatische AF-puntselectie
De camera selecteert AF-punt automatisch, afhankelijk van de
omstandigheden.
Handmatige AF-puntselectie
Handmatig kunt u elk van de zeven AF-punten selecteren. Een
handmatige selectie is het beste wanneer u per se op een bepaald
onderwerp wilt scherpstellen of wanneer u de snelle AF-functie wilt
gebruiken om een bepaalde opname samen te stellen.

1 Druk op de knop <3>. (∫)


Het geselecteerde AF-punt licht op.
s

2 Selecteer
• Kijk naar
het AF-punt.
het AF-punt op het LCD-
paneel of in de zoeker en draai aan het
instelwiel <l> om het gewenste AF-
punt te selecteren.
• Druk de ontspanknop half in om het
AF-punt te selecteren. De camera is
gereed om een opname te maken.

62
3 Een AF-punt selecteren

Automatische AF-puntselectie Handmatige AF-puntselectie

Focusvergrendeling
Nadat u hebt scherpgesteld, kunt u de focus vergrendelen op een
onderwerp en de opname opnieuw samenstellen. Deze techniek noemt
men “focusvergrendeling”.

1 Stel de camera in op een Creatief gebruik-modus.


• Stel een willekeurige Creatief gebruik-modus in behalve <Q>.
2 Selecteer het AF-punt.

3 Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de


ontspanknop half in om scherp te stellen.
4 Houd de ontspanknop half ingedrukt om het beeld
naar wens opnieuw samen te stellen.
5 Maak de opname.

AF-hulplicht met ingebouwde flitser


Onder slechte lichtomstandigheden geeft de flitser een reeks flitsen
wanneer u de ontspanknop half indrukt. Zo wordt het onderwerp
verlicht zodat u eenvoudiger automatisch kunt scherpstellen.

• Het AF-hulplicht werkt niet in de modi <I>, <P> en <S>.


• De ingebouwde flitser van het AF-hulplicht werkt tot op ongeveer
4 meter afstand.
• Wanneer de ingebouwde flitser in Creatief gebruik-modi via de knop
<M> omhoog komt, kan het AF-hulplicht worden verzonden.

63
Als autofocus niet werkt (handmatige focus)
Met autofocus lukt het niet altijd om het onderwerp scherp te stellen
(het focusbevestigingslampje <n> knippert) wanneer het
onderwerpen uit de volgende categorie betreft:
(a) Onderwerpen met weinig contrast (strakblauwe lucht, muren met
een effen kleur, enz.).
(b) Onderwerpen in slecht licht.
(c) Reflecterende onderwerpen met extreem tegenlicht (auto met
reflecterende carrosserie, enz.).
(d) Nabije en verre objecten die elkaar overlappen (dier in een kooi,
enz.).

In zulke gevallen handelt u als volgt:


1. Stel scherp op een object dat op dezelfde afstand staat als het
onderwerp, en vergrendel de focus vóórdat u de opname opnieuw
samenstelt.
2. Stel op de lensknop voor de focusinstelling in op <MF> en stel
handmatig scherp.

Handmatige focus

1 Stel op de lensknop voor de


focusinstelling in op <MF>.

2 Stel het onderwerp scherp.


• Stel het beeld scherp door de focusring
op de lens te draaien totdat u het
Focusring onderwerp scherp in de zoeker ziet.

• Als u bij handmatige focus de ontspanknop half indrukt, lichten het


actieve AF-punt en het focusbevestigingslampje <n> in de zoeker op
wanneer scherpstelling is bereikt.
• Als geen scherpstelling kan worden bereikt met het AF-hulplicht van
Speedlite, selecteert u het middelste AF-punt. Met een niet-gecentreerd
AF-punt is het wellicht niet mogelijk om scherpstelling te bereiken.
• << AF> betekent autofocus.
• MF > betekent handmatige focus.
64
Selectie van de opnamestand
De opnamestand kan worden ingesteld op enkel of continu
(2,5 opnamen per sec.).
Druk op de knop <H •´ >. ( ∫ )
s De knop wisselt tussen de twee
opnamestanden.
• De opnamestand continu kan worden
geselecteerd in de Creatief gebruik-modi.
J : Enkel
H: Continu
´ : Zelfontspanner/Afstandsbediening

• Tijdens een continu-opname worden de vastgelegde opnamen eerst


opgeslagen in het interne geheugen van de camera en daarna pas één
voor één overgezet naar de CF-kaart. Wanneer tijdens een continu-
opname het interne geheugen vol raakt, verschijnt “ ” op het LCD-
paneel en in de zoeker, waarna de camera geen foto’s meer kan nemen.
Nadat de opgeslagen opnamen zijn overgezet naar de CF-kaart, kunt u
weer meer opnamen maken. Druk de ontspanknop half in om in de
zoeker het resterende aantal opnamen te controleren voor een
opnamereeks ( tot ) in de modus continu. Het maximumaantal voor
een reeks wordt niet weergegeven als er geen CF-kaart in de camera zit.
• Als u de ontspanknop half indrukt vóórdat alle opnamen zijn overgezet van het
interne geheugen naar de CF-kaart (terwijl de lees-/schrijfindicator knippert),
wordt de overdracht van opnamen naar de CF-kaart tijdelijk stopgezet.
• Als “ ” in de zoeker en op het LCD-paneel verschijnt, dient u te
wachten totdat de lees-/schrijfindicator niet meer brandt, waarna u de
CF-kaart kunt vervangen.

• Het cijfer “ ” - “ ” links van het focusbevestigingslampje <n> geeft het


maximale aantal opnamen bij continu-opnamen aan.
• Met witbalansreeksopnamen (p.53) kunnen de vier opnamen
achterelkaar worden genomen.

65
TProgramma AE
Evenals de modus <Y> (volautomatisch),
betreft het hier een algemene modus voor het
maken van foto’s. De camera stelt automatisch
de sluitertijd en de diafragmawaarde in die het
beste passen bij de helderheid van de
opname. Dit heet Programma AE.
› T betekent Programma
› AE betekent Auto Exposure (automatische belichting)

1 Stel het programmakeuzewiel in


op <T>.

AF-punt
2 Stel het onderwerp scherp.
• door de zoeker en richt een AF-
Kijk
punt op het onderwerp. Druk de
ontspanknop vervolgens half in.

Sluitertijd
Diafragmawaarde 3 KijkDeop
s
de display.
sluitertijd en de diafragmawaarde
worden automatisch ingesteld en
worden weergegeven in de zoeker en
op het LCD-paneel.
• De belichting is correct zolang de sluitertijd-
en de diafragmawaardeweergave niet
knipperen.

4 Maak
• Stel
de opname.
de opname samen en druk de
ontspanknop helemaal in.

66
TProgramma AE

• Wanneer “ ” en de maximumdiafragmawaarde
knipperen, is er sprake van onderbelichting. Verhoog
de ISO-waarde of gebruik de flitser.
• Wanneer “ ” en de minimumdiafragmawaarde
knipperen, is er sprake van onderbelichting. Verlaag
ISO-waarde of gebruik een ND-filter om de
hoeveelheid licht te verminderen die de lens
binnenkomt.

• Raadpleeg de “Tabel met functiemogelijkheden” (p.120) voor verschillen


tussen de Creatief gebruik-modi en de Basisgebruik-modi.
Het programma wisselen
• Iningestelde
de Programma AE-modus kunt u naar wens de door de camera
combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde (programma)
wijzigen en toch dezelfde belichtingswaarde handhaven. Dit wordt
programma wisselen genoemd.
• Hiervoor drukt u de ontspanknop half in en draait u vervolgens aan het
instelwiel <l> totdat de gewenste sluitertijd of diafragmawaarde wordt
weergegeven.
• Programmawisseling wordt automatisch geannuleerd nadat de opname
is gemaakt.
• Als u een flitser gebruikt, kunt u het programma niet wisselen.

67
RAE-sluiterprioriteit
In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera
automatisch de diafragmawaarde in die past bij de helderheid van
het onderwerp. Dit heet AE-sluiterprioriteit.
Met een snelle sluitertijd kan de beweging van een snelbewegend
onderwerp worden opgenomen en met een langzame sluitertijd kan
het onderwerp onscherp worden weergegeven om de indruk van
beweging te geven.
›R betekent “tijdwaarde”

Snelle sluitertijd Langzame sluitertijd

1 Stel het programmakeuzewiel in


op <R>.

2 Selecteer
• Kijk op
de gewenste sluitertijd.
het LCD-paneel en draai aan
het instelwiel <l> om de gewenste
sluitertijd in te stellen.

3 Stel het onderwerp scherp.


• Druk de ontspanknop half in.
s De diafragmawaarde wordt
automatisch bepaald.

4 Kijk
foto.
in de zoeker en maak een

• Wanneer de indicator voor de


diafragmawaarde niet knippert, is de
belichting goed.

68
R AE-sluiterprioriteit

• Wanneer de maximumdiafragmawaarde knippert, is


er sprake van onderbelichting. Draai aan het
instelwiel <l> om een langzamere sluitertijd in te
stellen totdat het knipperen stopt. Of verhoog de
ISO-waarde.

• Wanneer de minimumdiafragmawaarde knippert, is


er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel
<l> om een snellere sluitertijd in te stellen totdat
het knipperen stopt. Of verlaag de ISO-waarde.

Weergave sluitertijd
The sluitertijden van “ ” tot “ ” geven de noemer aan van de breuk
van de sluitertijd aan. Bijvoorbeeld, “ ” betekent 1/125 sec. Tevens
geeft “ ” 0,5 sec aan, en “ ” 15 sec.

69
E AE-diafragmaprioriteit
In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera
automatisch de sluitertijd in die past bij de helderheid van het
onderwerp.
Hoe groter of helderder het diafragma (lager f/getal), hoe onscherper
de achtergrond wordt. Dit effect is ideaal voor portretten. Hoe kleiner of
donkerder het diafragma (hoger f/getal), hoe duidelijker de focus is
voor objecten, dichtbij en veraf (grotere scherptediepte).
∗E is een afkorting voor diafragmawaarde.

Met een groot diafragma Met een klein diafragma

1 Stel het programmakeuzewiel in


op <E>.

2 Selecteer de gewenste
diafragmawaarde.
• Kijk op het LCD-paneel en draai aan
het instelwiel <l> om de gewenste
diafragmawaarde in te stellen.

3 Stel het onderwerp scherp.


• de ontspanknop half in.
Druk
s De sluitertijd wordt automatisch
bepaald.

4 Kijk
foto.
in de zoeker en maak een

• Wanneer de sluitertijd niet knippert, is


de belichting niet goed.

70
E AE-diafragmaprioriteit/preview scherptediepte

• Wanneer de “ ”-sluitertijd knippert, is er sprake


van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <l>
om een groter diafragma (lager f/getal) in te stellen,
totdat het knipperen stopt. Of verhoog de ISO-
waarde.

• Wanneer de “ ”-sluitertijd knippert, is er sprake


van overbelichting. Draai aan het instelwiel <l>
om een kleiner diafragma (lager f/getal) in te stellen,
totdat het knipperen stopt. Of verlaag de ISO-
waarde.

Weergave diafragmawaarde
Hoe groter het getal, hoe kleiner de diafragma-opening. De
diafragmaweergave kan variëren afhankelijk van de lens. Als er geen lens
op de camera zit, wordt “ ” weergegeven als diafragma.

Preview scherptediepte
Druk op de knop Preview
scherptediepte om het huidige diafragma
te selecteren. Het diafragma in the lens
wordt ingesteld op het huidige diafragma
zodat uw de scherptediepte (bereik van
aanvaardbare focus) in de zoeker kunt
controleren.

• Deze functie kan in Creatief gebruik worden gebruikt.


• Instellen,
de modus <Q> drukt u de ontspanknop half in om scherp te
en daarna de knop Preview scherptediepte terwijl u de
ontspanknop half ingedrukt houdt.
• De belichting is vergrendeld (AE-vergrendeling) terwijl de knop Preview
scherptediepte wordt ingedrukt.

71
f Handmatige belichting
In deze modus stelt u zowel de sluitertijd
als het diafragma in. Raadpleeg de
indicator voor het belichtingsniveau in de
zoeker of gebruik de handmatige
belichtingsmeter om de belichting te
bepalen. Deze methode wordt
handmatige belichting genoemd.
›f betekent handmatig.

1 Stel het programmakeuzewiel in


op <f>.

2 Selecteer
• Draai aan
de gewenste sluitertijd.
het instelwiel <l> om de
gewenste sluitertijd in te stellen.

3 Selecteer de gewenste
diafragmawaarde.
• draai
Houdt de knop <∑> ingedrukt en
aan het instelwiel <l> om het
gewenste diafragma in te stellen.

4 Stel het onderwerp scherp.


• Druk de ontspanknop half in.
s De belichtingsinstelling wordt
weergegeven.
• Het pictogram voor het
belichtingsniveau < v> geeft aan hoe
ver u bent verwijderd van het
standaardbelichtingsniveau.

Teken belichtingsniveau

72
f Handmatige belichting

5 Bepaal
• Stelt
de belichting.
de het belichtingsniveau, de
sluitertijd en het diafragma in.

6 Maak de opname.

Als het teken belichtingsniveau <v> knippert op het niveau <z> of <b>,
dan geeft dit aan dat er een verschil bestaat met het
standaardbelichtingsniveau van +/–2 stappen.

73
Q Automatische AE-scherptediepte
Met deze modus verkrijgt u automatisch een bredere scherptediepte
tussen een onderwerp dat zich dichtbij bevindt en een onderwerp
dat zich verderaf bevindt. Deze modus is handig voor groepsfoto’s
en landschappen. De camera gebruikt de zeven AF-punten om de
dichtstbijzijnde en verst verwijderde onderwerpen scherp te stellen.
›Q betekent automatische scherptediepte.

1 Stel het programmakeuzewiel in


op <Q>.

2 Stel

scherp op het onderwerp.
Beweeg het AF-punt over het
onderwerp en druk de ontspanknop
half in. (˜)
• Alle onderwerpen die onder de AF-
punten vallen en rood knipperen,
worden scherpgesteld.

3 Maak de opname.
• De <Q> modus is niet beschikbaar als de focusinstellingsknop van
de lens is ingesteld op < MF>.
• Wanneer de “ ”-sluitertijd knippert, is er sprake van onderbelichting.
Verhoog de ISO-waarde.
• Wanneer de “ ”-sluitertijd knippert, is er sprake van overbelichting.
Verlaag de ISO-waarde.

• Wanneer de diafragmawaarde knippert, betekent dit dat het belichtingsniveau


goed is, maar dat de gewenste scherptediepte niet kan worden bereikt.
Gebruik een breedhoeklens of ga verder van het onderwerp afstaan.
• Indiafragma
deze opnamemodus kunt u niet zo maar de sluitertijd en het
wijzigen. Houd de camera stil of gebruik een statief wanneer
de camera een trage sluitertijd instelt.
• Wanneer u een flitser gebruikt, is het resultaat hetzelfde als wanneer u
de < T> (AE-programma) modus met flitser gebruikt.

74
Belichtingscompensatie instellen
Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichtingsinstelling
van de camera te wijzigen. U kunt het beeld lichter (vergrote belichting) of
donkerder (verminderde belichting) laten lijken. De belichtingscompensatie
kan worden ingesteld op +/–2 stappen in verhogingen van 1/3.

1 Draai het programmakeuzewiel


naar een willekeurige Creatief
gebruik-modus, behalve <f>.

2 Controleer
• Druk de
de belichtingsinstellingen.
ontspanknop half in en kijk op
de display.

3 Stel

de belichtingscompensatie in.
Houdt de knop <∑> ingedrukt en
draai aan het <l>-instelwiel om de
gewenste belichtingscompensatie in te
stellen.
Standaardbelichtingsindex • Om de flitsbelichtingscompensatie te
annuleren, stelt u deze in op < >.

Verminderde Vergrote
belichting belichting
Teken belichtingsniveau
4 Maak de opname.
• De belichtingscompensatie blijft van toepassing, zelfs nadat u de aan-/
uitschakelaar op < 2> hebt gezet.
• Als het Programmakeuzewiel wordt ingesteld op een Basisgebruik-
modus, wordt de belichtingscompensatie automatisch geannuleerd.
• Wanneer de standaardbelichtingsinstelling 1/125 seconde en f/5.6 is en
u stelt de belichtingscompensatie in op plus of min één stap, is dit
hetzelfde als wanneer u de sluitertijd of het diafragma als volgt instelt:
–1 stap @ 0 A +1 stap
Sluitertijd 250 @ 125 A 60
Diafragmawaarde 8.0 @ 5,6 A 4,0

75
Reeksopnamen met automatische belichting
Bij reeksopnamen met automatische belichting (AEB) wijzigt de
camera het belichtingsniveau automatisch met +/–2 stappen in
verhogingen van 1/2 voor drie opeenvolgende opnamen.

Standaardbelichting Verminderde belichting Vergrote belichting

1 Selecteer [AEB].
• Selecteer het tabblad <˙>.
• Druk op de < å>-knoppen om [AEB]
te selecteren, en druk daarna op <p>.

2 Stel de AEB in.


• Druk op de <µ>-knoppen om de
gewenste AEB in te stellen, en druk
daarna op <p>.
s Het < L>- en AEB-niveau verschijnen
AEB-bereik op het LCD-paneel.

standaardbelichting
3 Maak de opname.
De drie opnamen van de reeks worden
s
in deze volgorde weergegeven:
verminderde belichting
standaardbelichting, verminderde
belichting en vergrote belichting.
s Het respectieve aantal reeksopnamen
vergrote belichting
wordt (zoals links afgebeeld)
weergegeven wanneer een elke
opname van een reeks wordt
gemaakt.
s De huidige opnamestand wordt
gebruikt voor de reeksopnamen.
76
Reeksopnamen met automatische belichting

Flits- noch gloeilampbelichting kunnen worden gebruikt in de AEB-modus.

• Als de opnamestand is ingesteld op continu, dan zullen de drie


reeksopnamen achterelkaar worden genomen, waarna de opname stopt.
Als de opnamestand staat ingesteld op enkele opname, moet u de
ontspanknop driemaal indrukken.
• Als zelfontspanner/afstandbediening is ingesteld, zullen de drie
reeksopnamen continu worden genomen.
• AEB kan ook worden gecombineerd met belichtingscompensatie.

AEB annuleren
• Volg de stappen 1 en 2 om de
hoeveelheid AEB op < > in
te stellen.
• AEB wordt ook automatisch
geannuleerd wanneer u de aan-/
uitschakelaar instelt op <2>, de
lenzen vervangt, de flitser
gebruiksklaar is of wanneer u de
batterij of de CF-kaart vervangt.

77
jAE-vergrendeling
Met AE-vergrendeling kunt u de belichting op een andere plaats
vergrendelen dan het focuspunt. Nadat u de belichting hebt
vergrendeld, kunt u de opname opnieuw samenstellen terwijl u het
gewenste belichtingsniveau handhaaft. Deze functie is handig voor
onderwerpen met tegenlicht of onder een spotje.
In de Creatief gebruik-modi wordt automatisch deelmeting gebruikt
voor AE-vergendeling.

1 StelDescherp
s
op het onderwerp.
belichtingsinstelling wordt
weergegeven in de zoeker.

2 Druk
s
op de knop <j>. ( ˜)
Het < j>-pictogram licht op in de
zoeker om aan te geven dat de
belichtingsinstelling is vergrendeld
(AE-vergrendeling).
• Richt het midden van de zoeker op het
onderwerp waar de belichting moet
worden vergrendeld en druk
vervolgens op de knop <j>.
• Iedere keer wanneer u de knop < j>
indrukt, wordt de huidige
belichtingsinstelling vergrendeld.

Indicator AE-vergrendeling

3 Stel de opname samen en maak


de opname.
• Als de AE-vergrendeling wilt
handhaven terwijl u meerdere
opnamen maakt, houdt u de knop <j>
ingedrukt en drukt u de ontspanknop
in om nog een opname te maken.

78
Opnamen bij gloeilampverlichting
Wanneer de gloeilampverlichting is ingesteld, is de sluiter geopend
gedurende de tijd dat u de ontspanknop geheel houdt ingedrukt.
Gloeilampverlichting is handig wanneer een lange belichting nodig is
voor het opnemen van nachtelijke scènes, vuurwerk, de nachthemel, etc.

1 Stel het programmakeuzewiel in


op <W>.

2 Stel
• Kijk
de sluitertijd in op “
op het LCD-paneel en draai aan
”.
het
<l>-instelwiel om “ ” te selecteren.
• De volgende instelling na “ ” is “ ”.

3 Stel

het diafragma in.
Houdt de knop <∑> ingedrukt en
draai aan het <l>-instelwiel om het
gewenste diafragma in te stellen.

4 Maak de opname.
• Druk op de ontspanknop en houd deze
helemaal ingedrukt.
• De belichting gaat door zolang u de
ontspanknop houdt ingedrukt.
› Het LCD-paneel geeft de verstreken
belichtingstijd weer (sec.).

Aangezien opnamen met gloeilampverlichting meer ruis bevatten dan


normaal, ziet de opname er ruw en korrelig uit.

• Remote Switch RS-60E3 (optioneel) wordt aanbevolen voor opnamen


bij gloeilampverlichting.
• Remote Controller RC-1 of RC-5 (optioneel) kan ook worden gebruikt voor opnamen
bij gloeilampverlichting. De belichting start 2 seconden nadat u de signaalzendknop
hebt ingedrukt. Om deze weer te stoppen drukt u nogmaals op de knop.
• Met een geheel opgeladen batterij kan een enkele opname met
gloeilampverlichting ongeveer 2,5 uur duren.

79
Het gebruik van de ingebouwde flitser
Het gebruik van de ingebouwde flitser in Basisgebruik
In de Basisgebruik-modi (behalve <I> <P> <S>) komt de
ingebouwde flitser automatisch te voorschijn en flitst onder slechte
lichtomstandigheden en bij tegenlicht.

Het gebruik van de ingebouwde flitser in Creatief gebruik


Bij een Creatief gebruik-modus drukt u op de knop <M > in om de
ingebouwde flitser automatisch naar boven te laten komen.
T Selecteer de modus < T> voor volautomatische flitsopnamen.
De sluitertijd en diafragmawaarde worden net als bij de
(volautomatische) modus <Y > automatisch vastgesteld.
R Selecteer de modus <R> om handmatig een sluitertijd trager
dan 1/200 seconde in te stellen.
Vervolgens stelt de camera automatisch de waarde voor de
flitseropening in zodat u een bij de sluitertijd passende belichting krijgt.
E Selecteer de modus <E> om handmatig de
diafragmawaarde in te stellen.
Bij donkere achtergronden zoals een nachthemel, wordt een
trage synchronisatie ingesteld zodat zowel het onderwerp als
de achtergrond juist worden belicht. Het hoofdonderwerp
wordt eerst belicht door de flitser, terwijl de achtergrond wordt
vastgelegd met een langere belichting en een trage sluitertijd.
• Omdat opnamen met automatische trage synchronisatie een
trage sluitertijd gebruiken, dient u altijd een statief te
gebruiken.
W Selecteer de modus < W> om handmatig de sluitertijd en
diafragmawaarde in te stellen.
Het hoofdonderwerp wordt op de juiste wijze door de flitser
belicht. De tegenlicht varieert afhankelijk van de instellingen
voor sluitertijd en diafragma.
Q Het effect is hetzelfde als het gebruik van de flitser in de modus <T>.

80
Het gebruik van de ingebouwde flitser

Bereik van de ingebouwde flitser


(bij EF-S18-55mm f/3,5-5,6 lens)
ISO-waarde Groothoek: 18 mm Zoomlens: 55 mm
100 Ongeveer 0,7-3,7 m Ongeveer 0,7-2,3 m
200 Ongeveer 0,7-5,3 m Ongeveer 0,7-3,3 m
400 Ongeveer 0,7-7,4 m Ongeveer 0,7-4,6 m
800 Ongeveer 0,7-10,5 m Ongeveer 0,7-6,6 m
1600 Ongeveer 0,7-14,9 m Ongeveer 0,7-9,2 m

Instellingen voor flitssynchronisatietijd en diafragma


Modus Instelling sluitertijd Instelling diafragma
T Automatisch (1/60 tot 1/200 seconde) Autom.
R Handmatig (30 tot 1/200 seconde) Autom.
E Automatisch (30 tot 1/200 seconde) Handm.
W Handmatig (gloeilamp tot 1/200 seconde) Handm.
Q Automatisch (1/60 tot 1/200 seconde) Autom.

• Als u opnamen maakt met een externe Speedlite, gebruik er dan


een uit de EX-serie. Bij de Speedlites met uit de series EZ, E, EG,
ML, en TL kan de flitser niet flitsen in de automatische TTL- of A-
TTL-flitsopnamemodus. Gebruik de modus voor handmatige flitsen
indien beschikbaar.
• Als een Speedlite uit de EX-serie wordt gebruikt, moet de ingebouwde
flitser in de camera terug worden gedrukt voordat de externe flitser
wordt gemonteerd.
• Als u de ingebouwde flitser gebruikt, moet u een afstand van ten minste
1 m tot het onderwerp aanhouden. Als u dichterbij komt zal het flitslicht
gedeeltelijk worden geblokkeerd.
• Als u de ingebouwde flitser gebruikt, verwijder dan een eventuele
zonnekap van de lens. Een zonnekap zal een deel van het
dekkingsgebied van de flits wegnemen.
• Als er een zoomlens of een snelle lens met een groot diafragma is bevestigd,
kan deze ook een deel van het dekkingsgebied van de flitser wegnemen.
• Het dekkingsgebied van de ingebouwde flitser is alleen effectief bij
lenzen met een brandpuntafstand van minimaal 18 mm.

81
Het gebruik van de ingebouwde flitser

Het gebruik van de rode ogen-reductie


Als er wordt geflitst in een omgeving met weinig licht, kunnen de ogen
van het onderwerp op de foto rood verschijnen. “Rode ogen” komen
voor als het licht van de flitser reflecteert op het netvlies van de ogen.
De rode ogen-reductiefunctie van de camera zorgt ervoor dat de rode
ogen-reductielamp kort licht uitzendt waardoor de pupildiameters of
irissen van de persoon zich vernauwen. Een kleinere pupil vermindert
de kans op rode ogen. Red-eye reduction can be set in any shooting
mode except <I > <P > <S >.

1 Selecteer [R.ogen Aan/Uit]


• Selecteer het tabblad <˙>.
• Druk op de <å>-knoppen om
[R.ogen Aan/Uit] te selecteren, en
druk daarna op <p >.

2 Stel de rode ogen-reductie in.


• op de <å>-knoppen om [Aan]
Druk
te selecteren, en druk daarna op
<p >.

• Als u de ontspanknop voor de helft


indrukt, verschijnt de indicator van
de rode ogen-reductielamp in de
zoeker.
• De rode ogen-reductie werkt alleen als de persoon in
kwestie naar de rode ogen-reductielamp kijkt. Zeg
tegen de persoon dat hij/zij naar de lamp moet kijken.
• Om het effect van de rode ogen-reductie te vergroten,
moet de ontspanknop geheel worden ingedrukt nadat Indicator rode ogen-
de indicator van de rode ogen-reductielamp (die reductielamp
ongeveer 1,5 sec. brandt) is geactiveerd.
• U kunt op ieder moment een opname maken door de ontspanknop
geheel in te drukken, zelfs als de rode ogen-reductielamp brandt.
• De effectiviteit van de rode ogen-reductie varieert van onderwerp tot
onderwerp.
• De rode ogen-reductie is effectiever op locaties met lichte interieurs en
met de camera dichter op het onderwerp.

82
Het gebruik van de ingebouwde flitser

jFlitsbelichtingsvergendeling
Flitsbelichtingsvergendeling (FE lock) zorgt voor een correcte
flitsbelichting en vergrendelt deze waarde voor ieder deel van een
onderwerp. Deze functie werkt in Creatief gebruik-modi.

1 Controleer of het pictogram <M>


aanwezig is.
• Druk op de knop <M > om de
ingebouwde flitser te voorschijn te
laten komen.
• Controleer in de zoeker of het
pictogram < M> aanwezig is.

2 •StelDrukhetdeonderwerp scherp.
ontspanknop half in. Druk de
ontspanknop half in tot stap 4.

3 Druk op de knop <j>. ( √)


• de cirkel van de deelmeting op
Richt
het onderwerp waar de flitsbelichting
moet worden vergrendeld en druk
vervolgens op de knop < j>.
s Een voorflits wordt verzonden en het
pictogram <j> verschijnt in de
zoeker.
• Houdt de knop <j> ingedrukt.

4 Maak de opname.
• Stel de opname samen en druk de
ontspanknop helemaal in.

Als het onderwerp te ver weg en buiten het effectieve bereik van de flitser
is, zal het pictogram < M> gaan knipperen. Ga dichter op het onderwerp
staan en herhaal de stappen 2 tot 4.

83
Lichtmeetmodi
De camera heeft drie lichtmeetmodi: evaluatieve lichtmeting,
deelmeting en gemiddelde meting met nadruk op met midden.
Evaluatieve meting
Dit is de standaardmeetmethode van de camera die
zelfs geschikt is voor onderwerpen met tegenlicht.
Nadat de positie van het onderwerp, de helderheid,
de achtergrond, de condities van de voorgrond- en
tegenlicht, de camerastand (horizontaal of
verticaal), enzovoort zijn vastgesteld, stelt de
camera de juiste belichting in.
Deelmeting
Deze wordt automatisch ingesteld tijdens AE-
vergendeling in de Creatief gebruik-modi.
Deze methode is effectief wanneer de achtergrond
veel helderder is dan het onderwerp (vanwege
bijvoorbeeld tegenlicht). Deze methode gebruikt
ongeveer 9% van het middengebied van het scherm.
• Links ziet u het gebied dat wordt bestreken door
deelmeting.
Gemiddelde meting met nadruk op het midden
Deze wordt automatisch ingesteld in de modus <W>.
De meting wordt bepaald in het midden, waarna
een gemiddelde voor de gehele opname wordt
berekend.

0LCD-paneelverlichting
Druk opnieuw op de knop <0> om het
LCD-paneel uit te schakelen. Om de
verlichting weer af te sluiten, drukt u
nogmaals op de knop. De verlichting
wordt uitgeschakeld wanneer u de
ontspanknop half indrukt.

84
Opnameweergave
5
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe afbeeldingen
kunnen worden bekeken en gewist en hoe de camera
op een tv kan worden aangesloten.
Afbeeldingen die niet met deze camera zijn
gemaakt:
De camera is misschien niet in staat om afbeeldingen correct
weer te geven die met een andere camera zijn gemaakt of die
zijn bewerkt met behulp van een pc of waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd op een pc.

85
Opnameweergave
Elke willekeurige afbeelding kan worden geselecteerd voor weergave.
U kunt een enkele afbeelding, de opname-informatie, een index of een
vergroting weergeven.

] Enkele afbeelding

1 •DeDruk
afbeelding weergeven.
op de knop <] >.
s De laatst gemaakte afbeelding wordt
weergegeven op het LCD-scherm.

2 Een andere afbeelding bekijken.


• op <ƒ> om de afbeeldingen weer
Druk
te geven, te beginnen met de nieuwste.
• Druk op <©> om de afbeeldingen weer
te geven, te beginnen met de oudste.
• Als u de weergave wilt beëindigen,
drukt u op de knop < ] >. Het LCD-
scherm wordt uitgeschakeld.

In elke weergavemodus kunt u aan het instelwiel <l> draaien om naar


een andere afbeelding te gaan.

4 Afbeelding met opname-informatie


Als er een afbeelding wordt weergegeven op het LCD-scherm, drukt u op
de knop <4> om de bijbehorende opname-informatie weer te geven.

Druk op de knop <4> .


• Net als bij de weergave van één afbeelding
hierboven, kunt u de pijltoetsen gebruiken
om naar een andere afbeelding te gaan.
• Met de knop <4> schakelt u heen
en weer tussen de weergave van de
enkele afbeelding en de weergave van
de afbeelding met opname-informatie.

86
Opnameweergave

Opname-informatie
Bestandnr.

Afbeelding Histogram
Waarde Lichtmeetmodus
flitsbelichtingscompensatie Opnamestand
Diafragmawaarde ISO-waarde
Sluitertijd WB-BKT
Opgeslagen afbeeldingen/ Opnametijd
Totaalaantal opgeslagen opnamen Witbalans
Opnamekwaliteit Audionotitie
Wispreventie (de camera kan geen
Waarde belichtingscompensatie geluid opnemen.)
Opnamedatum

Histogram
Een histogram is een grafische weergave die de Voorbeeldhistogram
helderheid van de afbeelding aangeeft. De horizontale
as geeft het helderheidsniveau aan (donkerder aan de
linkerkant en lichter aan de rechterkant) en de verticale
as geeft aan hoeveel pixels er voor ieder Donkere afbeelding
helderheidsniveau bestaan.
Hoe meer pixels er zijn aan de linkerkant, hoe
donkerder de afbeelding. Hoe meer pixels er zijn aan
de rechterkant, hoe lichter de afbeelding.
Normale afbeelding
Als er te veel pixels aan de linkerkant zijn, zijn in de
donkere gedeelten weinig details meer te
onderscheiden. Als er te veel pixels aan de rechterkant
zijn, zijn de lichte gedeelten vaag. De tussengelegen
tonen worden natuurgetrouw gereproduceerd. Heldere afbeelding
Wanneer u de afbeelding en het bijbehorende
histogram goed bekijkt, ziet u het belichtingspatroon en
de toonweergave van het geheel.

Waarschuwing door markering


Bij een afbeelding met opname-informatie worden eventuele overbelichte
gedeelten knipperend weergegeven. Als u de details in de overbelichte
gedeelten beter wilt kunnen zien, stelt u de belichtingscompensatie in op
een negatieve waarde en neemt u de foto opnieuw.
87
Opnameweergave

ˆ Indexweergave
Er worden negen miniatuurafbeeldingen op het scherm weergegeven.

1 Stel de camera in op de
weergavemodus.
• Druk
s
op de knop <] >.
De laatst gemaakte afbeelding wordt
weergegeven op het LCD-scherm.

2 De index weergeven.
• op de knop <8 >.
Druk
s De geselecteerde miniatuur wordt
gemarkeerd met een groene rand.

3 Selecteer een afbeelding.


• frame in de gewenste richting te
Druk op de pijlknoppen om het groene

verschuiven.

Vanuit de indexweergave overschakelen naar een andere


weergavemodus.
• Als u een enkele afbeelding wilt weergeven, drukt u op de knop
<] >.
• Als u de afbeelding met opname-informatie wilt weergeven, drukt u
op de knop <4 >.
• enkele
Als u de knop < 7> indrukt, gaat u naar de weergave van een
afbeelding. Als u de knop nogmaals indrukt, wordt de
afbeelding vergroot weergegeven.

Als u tijdens de weergave van de index op < 5 > en


vervolgens op de knoppen <µ> drukt, springt u negen
afbeeldingen vooruit of achteruit (p.90).

88
Opnameweergave

7/ø Vergrote weergave


De geselecteerde afbeelding kan 1,5 tot 10 maal worden vergroot op
het LCD-scherm.

1 Geef de afbeelding weer die u wilt


vergroten.
• Geef de afbeelding alleen of met
opname-informatie weer.

2 Vergroot
• Druk op
de afbeelding.
de knop <7 >.
s Het midden van de afbeelding wordt
vergroot.
• Houd de knop <7> ingedrukt, om het
geselecteerde gedeelte verder te
Vergroot deel vergroten.
• Druk op de knop <8 > om de
vergroting weer te reduceren. Houd de
knop ingedrukt om de afbeelding te
verkleinen tot de grootte van stap 1 is
bereikt.

3 Ga naar het te vergroten gedeelte.


• op de pijltoetsen om naar het
Druk
gewenste gedeelte te gaan.
• Als u de vergrote weergave wilt
beëindigen, drukt u op de knop <]>.

Tijdens de vergrote weergave kunt u dezelfde vergrote positie


en vergroting handhaven als u met behulp van het instelwiel
<l> naar een andere afbeelding gaat.

89
Opnameweergave

5 Opnamesprong
Tijdens de weergave van enkele afbeeldingen, afbeeldingen met
opname-informatie, indexen of vergrote afbeeldingen kunt u (vooruit
of achteruit) naar een andere afbeelding springen.

1 Stel de camera in voor


opnameweergave.
• Geef een enkele afbeelding, een
afbeelding met opname-informatie, een
index of een vergrote afbeelding weer.

2 Stel de sprongweergave in.


• op de knop <5>.
Druk
s De springbalk verschijnt onder in het
scherm.

Springbalk

3 Spring
• Druk
vooruit of achteruit.
op de knoppen <µ>. Draai in
de vergrote weergave aan het
instelwiel <l>.
• Als u de opnamesprong wilt
beëindigen, drukt u op de knop
<5>. De springbalk verdwijnt dan.
Opnamesprongen maken bij de weergave van enkele afbeeldingen,
afbeeldingen met opname-informatie en vergrote afbeeldingen:
Druk op <ƒ> om tien afbeeldingen achteruit te springen of op <©> om
tien afbeeldingen vooruit te springen. Tijdens het springen in de vergrote
weergave blijven de vergrote positie en vergroting gehandhaafd.
Opnamesprongen maken in de indexweergave:
Druk op <ƒ> om negen afbeeldingen achteruit te springen of op
<©> om negen afbeeldingen vooruit te springen.

Een opnamesprong is ook mogelijk wanneer [wispreventie] of


[beeldomkeren] zijn ingesteld.

90
Opnameweergave

Automatische opnameweergave (automatisch afspelen)


Met deze functie worden alle op de CF-kaart opgeslagen
afbeeldingen automatisch na elkaar weergegeven. Iedere afbeelding
is ongeveer 3 seconden in beeld.

1 Selecteer
• Selecteer
[Autom. afspelen].
het tabblad <]>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Autom. afspelen].

2 Start het automatisch afspelen.


• op <p >.
Druk
s Nadat de tekst [Laden van beeld...] gedurende
een aantal seconden is weergegeven, begint
het automatisch afspelen.
• Als u het automatisch afspelen wilt
pauzeren, drukt u op <p >.
• Tijdens de pauze wordt [ ] weergegeven
linksboven in de afbeelding. Druk op
<p > om weer verder te gaan met het
automatisch afspelen.

3 Stop het automatisch afspelen.


• op de knop <m> om het
Druk
automatisch afspelen te stoppen en
terug te keren naar het menu.

• Tijdens het automatisch afspelen werkt de automatische uitschakeling niet.


• De weergavetijd kan variëren. Deze is afhankelijk van de afbeelding.
• Alsinformatie
u tijdens het automatisch afspelen op <4> drukt, wordt de opname-
van het automatisch afspelen weergegeven. Als u wilt terugkeren naar de
weergave van een enkele afbeelding drukt u nog een keer op de knop <4>.
• Tijdens een pauze in het automatisch afspelen kunt u met de knoppen
<µ> een andere afbeelding weergeven.

91
Opnameweergave

Een afbeelding roteren


Met de roteerfunctie kan een afbeelding 90° of 270° rechtsom worden
geroteerd. Hiermee kunt u afbeeldingen in de correcte stand
weergeven.

1 •Selecteer [Roteren].
Selecteer het tabblad <]>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Roteren] en druk vervolgens op
<p >.
s Het scherm voor het roteren van
afbeeldingen verschijnt.

2 Roteer
• Ga
de afbeelding.
met de knoppen <µ> naar de te
roteren afbeelding en druk vervolgens
op <p >.
s Iedere keer dat u op <p > drukt,
wordt de afbeelding rechtsom
geroteerd.
• Als u nog een afbeelding wilt roteren,
herhaalt u stap 2.
• Als u de functie voor het roteren van
afbeeldingen wilt beëindigen, drukt u
op de knop < m>. U komt weer
terug in het menu.

• Als u voorafgaand aan het nemen van verticale afbeeldingen de optie


[Beeldomkeren] hebt ingesteld op [Aan] (p.59) hoeft u de afbeeldingen
niet meer op bovenstaande wijze te roteren.
• Afbeeldingsrotatie is ook mogelijk bij de weergave van afbeeldingen met
opname-informatie, vergrote afbeeldingen en indexweergave.

92
Aansluiten op een tv
Wanneer u de camera met de (meegeleverde) videokabel aansluit op een tv
kunt u de opgenomen afbeeldingen op de tv bekijken. Schakel de camera
en de tv altijd uit voordat u de camera aansluit of loskoppelt.
Zorg ervoor dat de camera staat ingesteld op het videosysteem (NTSC of
PAL) dat overeenkomt met het systeem van uw tv. Stel indien nodig de
menuoptie [Videosysteem] in op [NTSC] of [PAL]. Als niet het juiste
videosysteem is ingesteld, worden de afbeeldingen niet goed weergegeven.

1 Sluit
• Open
de camera aan op de tv.
het klepje van de aansluitingen
van de camera.
• Gebruik de (meegeleverde) videokabel
om de <∑ >-aansluiting van de
camera te verbinden met de VIDEO
IN-aansluiting van de tv.
• Steek de kabelstekker volledig in de
aansluiting.

Video-ingangsaansluiting 2 Schakel de tv in en zet de


invoerschakelaar op Video In.

3 Zet de aan-/uitschakelaar van de


camera op <1>.

4 Druk op de knop <]>.


De afbeelding verschijnt op het tv-
s
scherm. (Op het LCD-scherm van de
camera wordt niets weergegeven.)
• Als u klaar bent, zet u de aan-/
uitschakelaar op < 2 >, schakelt de
tv uit en ontkoppelt u de videokabel.

• Terwijl u naar het tv-scherm kijkt, kunt u de afbeeldingen bekijken en


menu-instellingen uitvoeren net als op het LCD-scherm.
• Het is mogelijk dat de randen van de afbeelding niet worden
weergegeven. Dit is afhankelijk van uw tv-scherm.

93
Wispreventie
U kunt de afbeeldingen beveiligen tegen het per ongeluk wissen.

1 Selecteer
• Selecteer
[Beveilig].
het tabblad <]>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Beveilig] en druk vervolgens op
<p >.
s Het scherm voor het instellen van de
beveiliging verschijnt.

2 Stel de wispreventie in.


• met de knoppen <µ> naar de te
Ga
beveiligen afbeelding en druk
vervolgens op <p>.
s Als een afbeelding is beveiligd,
verschijnt het pictogram <¬> onder
Pictogram wispreventie de afbeelding.
• Als u de wispreventie ongedaan wilt
maken, drukt u nog een keer op <p >.
Het pictogram <¬> verdwijnt.
• Als u nog een afbeelding wilt
beveiligen, herhaalt u stap 2.
• Als u de functie voor het beveiligen
van afbeeldingen wilt beëindigen,
drukt u op de knop <m>. U komt weer
terug in het menu.

• Als een afbeelding is beveiligd, kan deze niet worden verwijderd met de
wisfunctie van de camera.
Als u een beveiligde afbeelding wilt wissen, moet u eerst de beveiliging
verwijderen.
• Als u alle afbeeldingen wist (p.96), blijven de beveiligde
afbeeldingen bestaan. Dit is handig als u in één keer alle
afbeeldingen wilt wissen die u niet nodig hebt.
• Het is ook mogelijk de beveiliging in te stellen bij de weergave van
afbeeldingen met opname-informatie, vergrote weergave en
indexweergave.

94
9 Een afbeelding wissen
U kunt afbeeldingen één voor één wissen, maar u kunt ook alle
afbeeldingen op een CF-kaart tegelijk wissen. Beveiligde afbeeldingen
kunnen niet worden gewist.
Als een afbeelding eenmaal is gewist, kan dit niet meer
ongedaan worden gemaakt. Wees dus voorzichtig met het
wissen van afbeeldingen. Om te voorkomen dat belangrijke
afbeeldingen per ongeluk worden gewist, kunt u ze beveiligen.

Een enkele afbeelding

1 Ga naar de weergavemodus en
selecteer de afbeelding die moet
worden gewist.
• Druk op de knop <]>.
• Ga met de knoppen <µ> naar de
afbeelding die u wilt wissen.

2 Geef het wismenu weer.


• Druk op de knop < 9>.
s Het wismenu verschijnt onder in het
scherm.

3 Wis de afbeelding.
• Ga met de knoppen <µ> naar
[Wissen] en druk vervolgens op
<p >.
s De lees-/schrijfindicator knippert en de
afbeelding wordt gewist.
• Voor het wissen van een andere
afbeelding herhaalt u de stappen 2 en 3.

95
9 Een afbeelding wissen

Alle afbeeldingen wissen

1 Stel de camera in voor


opnameweergave.
• Druk op de knop <]>.
2 Geef het wismenu weer.
• Druk op de knop < 9>.
s Het wismenu verschijnt onder in het
scherm.

3 Selecteer
• Ga met
[Alle...].
de knoppen <µ> naar
[Alle...] en druk vervolgens op <p >.
s Er wordt een bevestiging gevraagd.

4 Wis de afbeeldingen.
• met de knoppen <µ> naar [OK]
Ga
en druk vervolgens op <p>.
s Alle niet-beveiligde afbeeldingen
worden gewist.
• U kunt het wissen van de afbeeldingen
nog annuleren door op de knop <p>
te drukken.

Als een afbeelding eenmaal is gewist, kan dit niet meer ongedaan worden
gemaakt. Vergewis u ervan dat u de afbeelding niet meer nodig hebt
voordat u deze wist.

96
De CF-kaart formatteren
Formatteer de CF-kaart voordat u deze in de camera gaat gebruiken.
Door het formatteren van een CF-kaart wordt alle informatie op de
kaart gewist, inclusief beveiligde afbeeldingen. Controleer voor het
formatteren of er niets meer op de kaart staat dat u wilt bewaren. Zet
de afbeeldingen indien nodig op een pc voordat u de kaart formatteert.

1 Selecteer
• Selecteer
[Formatteren].
het tabblad <∆>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Formatteren] en druk vervolgens op
<p >.
s Er wordt een bevestiging gevraagd.

2 Formatteer
• Ga met de
de CF-kaart.
knoppen <µ> naar [OK]
en druk vervolgens op <p >.
s De CF-kaart wordt geformatteerd
(geïnitialiseerd).
s Na het formatteren van de CF-kaart
verschijnt het menu weer.

• Een CF-kaart die niet van Canon afkomstig is of met een andere
camera of pc is geformatteerd, werkt mogelijk niet met deze camera.
Formatteer in zo’n geval de CF-kaart eerst met de camera. Dan werkt
hij misschien wel.
• De capaciteit van de CF-kaart die op het scherm wordt weergegeven,
kan lager zijn dan de capaciteit die op de kaart staat.

97
De CF-kaart formatteren

De foutmelding “ ”
Als er “ ” (CF-fout) op het LCD-paneel wordt weergegeven, duidt dit
op een probleem met de CF-kaart waardoor de afbeeldinggegevens niet
kunnen worden opgenomen of gelezen. Gebruik een andere CF-kaart.
Indien u beschikt over een CF-kaartlezer die de CF-kaart kan lezen, kunt u
deze gebruiken om de afbeeldingen van de kaart over te zetten naar een pc.
Formatteer de kaart nadat u alle afbeeldingen hebt overgezet op een pc en
deze hebt opgeslagen. Mogelijk werkt de kaart hierna wel naar behoren.

98
Rechtstreeks afdrukken
6
vanaf de camera
Door de camera met een speciale kabel te verbinden
met een (optionele) Canon-printer die compatibel is
met rechtstreeks afdrukken, kunt u eenvoudig
afbeeldingen direct vanaf de camera afdrukken. Met
de camera kunt u alles doen wat nodig is om
rechtstreeks af te drukken.

99
De camera op de printer aansluiten
1 Zet
<2>.
de aan-/uitschakelaar op

2 Installeer
• Raadpleeg
de printer.
de handleiding van de
printer voor meer informatie.

3 Sluit de camera op de printer aan.


• Raadpleeg de instructiehandleiding bij
de printer voor informatie over de
kabel die u moet gebruiken en de
manier waarop u deze moet
aansluiten.
• Wanneer u de stekker van de kabel in
de <œ >-aansluiting van de
camera steekt, moet het < ∂>-
pictogram van de stekker naar de
voorzijde van de camera wijzen.

4 Schakel

de printer in.
Sommige printers schakelen
automatisch in wanneer het netsnoer
wordt aangesloten.

100
Rechtstreeks afdrukken

5 Zet de aan-/uitschakelaar van de


camera op <1 > en druk
vervolgens op de knop <] >.
s De afbeelding wordt weergegeven en
linksboven in beeld verschijnt het
pictogram <å> of <ß>.
Geeft aan dat een Geeft aan dat een BJ-printer
fotokaartprinter is aangesloten. is aangesloten.

• Voor rechtstreeks afdrukken wordt aanbevolen om de


wisselstroomadapterset ACK-E2 (optioneel) te gebruiken om de camera
aan te sluiten.
• Wanneer u een batterij gebruikt voor de camera, zorg dan dat deze
volledig is opgeladen. Controleer het batterijniveau tijdens het
afdrukken.
• Schakel voordat u de kabel uit de <œ>-aansluiting van de
camera haalt, zowel de camera als de printer uit. Trek bij het afkoppelen
van de kabel aan de stekker en niet aan het snoer.
• Gebruik uitsluitend de speciale interfacekabel om de camera en de
printer op elkaar aan te sluiten.

Wanneer de camera is aangesloten op de printer en deze ongeveer 6


minuten buiten werking is, wordt de camera automatisch uitgeschakeld.
Wanneer de automatische uitschakeltijd (p.30) echter langer is dan 8
minuten, treedt deze instelling in werking.

101
Afdrukken
Bij rechtstreeks afdrukken kunt u de afdrukstijl (randen aan/uit,
datum aan/uit, en dergelijke), de afdrukkwaliteit en het afdrukgebied
instellen.
U kunt alle afdrukhandelingen met de camera verrichten.
Opnamen in het formaat h kunnen niet rechtstreeks vanaf de
camera worden afgedrukt.

Pictogram aangesloten printer


1 Selecteer de opname die moet
worden afgedrukt.
• Controleer of linksboven op het LCD-
scherm het pictogram <å > of <ß >
wordt weergegeven.
• Ga met de knoppen <µ> naar de
afbeelding die u wilt afdrukken.

2 Druk op <p >.


Het scherm voor afdrukinstellingen
s
verschijnt.

Scherm voor afdrukinstellingen


Afstelframe: Verschijnt als u de afbeelding wilt afstellen (bijsnijden).
Vervolgens worden de
afdrukinstellingen weergegeven.
<˙> is het datumpictogram.
Stel de afdrukstijl in.
Stel het aantal opnamen in dat moet worden afgedrukt.
Stelt het afstelgebied in (bijsnijden).
Brengt u terug naat stap 1.
Start het afdrukken. U kunt ook op de knop <m>
drukken om terug te keren naar stap 1.

102
Afdrukken

3 Selecteer
• Geef de
[Stijl].
gewenste instellingen op voor
[Randen], [Datum] en het
papierformaat van de BJ-printer.
• Zie voor de instellingsprocedure
“Afdrukstijl instellen” op de volgende
pagina.

4 Druk de opname af.


• Ga met de knoppen <å> naar
[PRINT] en druk vervolgens op <p>.
s Het afdrukken begint.
• Wanneer het afdrukken is voltooid,
gaat het scherm terug naar stap 1.

103
Afdrukken

Afdrukstijl instellen

1 Selecteer
• Ga met
[Stijl].
de knoppen <å> naar [Stijl]
en druk vervolgens op <p>.
s Het menu [Stijl] verschijnt.

2 Selecteer
• Ga met
de optie [Stijl].
de knoppen <å> naar de
optie en druk vervolgens op <p>.
s De beschikbare instellingen worden
weergegeven.

Scherm voor stijlinstellingen


BJ-printer Fotokaartprinter

• papierformaat
Bij het gebruik van een BJ-printer moet bij [Papier] het gebruikte
worden ingesteld.
• Bij fotokaartprinters verschijnt de optie [Beeld] in plaats van
[Papier]. De optie [Beeld] geeft u de mogelijkheid één
afbeelding of acht kleinere, identieke afbeeldingen op een vel af te
drukken. U kunt deze optie kiezen bij het gebruik van papier op
briefkaartformaat.
• [Randen] en [Datum] worden bij alle printers op dezelfde manier
ingesteld.

104
Afdrukken

[Papier] [Beeld]
(BJ-printer) (Fotokaartprinter)

[Randen] [Datum]

3 Selecteer de gewenste instelling.


• Ga met de knoppen <å> naar de
gewenste instelling en druk vervolgens
op <p>.
s De geselecteerde instelling wordt
ingeschakeld.
• Als u klaar bent, drukt u op <m>
om terug te keren naar het scherm met
afdrukinstellingen.

Bij de instelling [Randen] wordt bij sommige printers de datum op de rand


afgedrukt. De datum kan slecht leesbaar zijn op een lichte achtergrond of
op de rand.

• Als de optie [Datum] is ingesteld op [Aan] verschijnt de datum die bij de


afbeelding is opgeslagen op de afdruk.
• De datum verschijnt rechtsonder op de afbeelding.
• Als u een fotokaartprinter gebruikt en [Meerdere] selecteert, zijn de
opties [Randen] en [Datum] niet beschikbaar. De afdruk heeft geen
randen en bevat geen datum. De afbeelding zal ook aan alle zijden zijn
bijgesneden (afgesteld).

105
Afdrukken

Hoeveelheid instellen
Stel het aantal exemplaren in.
• Ga met de knoppen <å> naar
[kopieën].
• gewenste
Ga met de knoppen <µ> naar het
aantal exemplaren.
• U kunt een getal instellen van 1 tot 99.
Het afstellen instellen
U kunt de afbeelding bijsnijden (afstellen) en alleen het afgesneden
gedeelte afdrukken.
Voordat u hiermee begint, moet u eerst de instellingen bij [Stijl]
vastleggen. Als u de [Stijl]/[Randen] wijzigt nadat u de afstelling hebt
ingesteld, gaan de instellingen voor de afstelling verloren.

1 Selecteer
• Ga met
[Afstellen].
de knoppen <å> naar
[Afstellen] en druk vervolgens op
<p >.
s Het afstelscherm verschijnt.

2 •DeHetopname afstellen.
gedeelte van de afbeelding dat
binnen het afstelframe valt, wordt
afgedrukt.

De grootte van het afstelframe wijzigen


Druk op de knop <7> of <8> om de grootte van het
afstelframe te wijzigen.
Het afstelframe verplaatsen
Beweeg het afstelframe met behulp van de pijltoetsen in de
gewenste richting.

106
Afdrukken

Het afstelframe roteren


Druk op de knop <4> om het afstelframe te roteren. Met deze
knop schakelt u tussen de verticale en horizontale stand van de
afbeelding.
U kunt een horizontale afbeelding bijvoorbeeld als verticale
afbeelding afdrukken.

De gebruikershandleiding verdwijnt
wanneer u een afbeelding afstelt.
Deze verschijnt weer nadat de
camera 5 seconden niet is gebruikt.

3 Sluit de instelling voor afstellen af.


• Druk op <p> om terug te keren naar
het scherm voor afdrukinstellingen.

• Bijprinters
de instelling [Randloos] wordt de afgestelde afbeelding bij sommige
mogelijk niet goed afgedrukt.
• De afdrukkwaliteit vermindert naarmate het afstelframe kleiner is.
Wanneer u een fotokaartprinter gebruikt en de afdrukkwaliteit door het
afstellen vermindert, verandert de kleur van het afdrukframe in rood.
• Wanneer u [Afstellen] hebt ingesteld en vervolgens de instelling bij
[Stijl]/[Randen] wijzigt, verschijnt het bericht [Aanpassen afstelling].
Stel [Afstellen] opnieuw in of zet de instelling bij [Randen] terug. Als u
dit niet doet, wordt de afdruk niet afgesteld.
• Kijk op het LCD-scherm van de camera voor het instellen van
[Afstellen]. Wanneer u tijdens het afstellen naar een tv-scherm kijkt
(p.93), kan het zijn dat het afstelframe niet juist wordt weergegeven.

De instelling [Afstellen] wordt geannuleerd nadat de afdrukopdracht is


voltooid of als u de optie [Annuleren] kiest.

107
Afdrukken

Het afdrukken annuleren


Druk op <p > wanneer [Stop] op
het LCD-scherm wordt
weergegeven.
s Het afdrukken wordt geannuleerd.
s Als een bevestiging wordt gevraagd,
gaat u met de knoppen <µ> naar [OK]
en drukt u vervolgens op <p>.

Het afdrukken annuleren


Met een fotokaartprinter:
Wanneer slechts één afbeelding wordt afgedrukt, kunt u het afdrukken
niet annuleren. Wanneer meerdere afbeeldingen worden afgedrukt,
stopt het afdrukken nadat de huidige afdruk is voltooid.
Met een BJ-printer:
Het afdrukken wordt gestopt en het papier wordt uitgevoerd.
Afdrukfouten oplossen
Wanneer er tijdens het afdrukken een fout optreedt, verschijnt er een
foutbericht op het LCD-scherm.
• Als de optie [Hervat] wordt weergegeven, corrigeert u de fout, selecteert
u [Hervat] en drukt u op <p>. Als het bericht “Stop met printen?”
verschijnt nadat u op <p> hebt gedrukt, selecteert u [Stop] en drukt u
op <p>. Het afdrukken zal worden hervat. Bij sommige printers wordt
het afdrukken automatisch hervat.
• Als alleen de optie [Stop] wordt weergegeven, drukt u op <p>. Begin
opnieuw met afdrukken nadat het probleem is verholpen.

108
DPOF: Digital Print
7
Order Format
Met DPOF (digitaal printvolgordeformaat) kunt u aangeven
welke en hoeveel opnamen van de CF-kaart moeten worden
afgedrukt. Deze functie is heel handig voor het maken van
afdrukken met een DPOF-compatibele printer of afdruklab.

DPOF
DPOF (digitaal printvolgordeformaat) is een standaard voor
digitale camera’s die wordt gebruikt om opnameselecties,
afdrukhoeveelheden en andere afdrukinstellingen op te slaan
op een CF-kaart of een ander opslagmedium.
De afdrukinstellingen van een digitale camera die compatibel
is met DPOF bieden de volgende mogelijkheden:

• Door een CF-kaart in de printer te


plaatsen die compatibel is met DPOF kunt
u afdrukken maken zoals gespecificeerd.
• Wanneer u afdrukken bestelt bij een fotolab, hoeft u geen
formulier in te vullen met de gewenste nummers en aantallen.
• Printers die direct vanaf de camera
kunnen afdrukken, kunnen de
opnamen afdrukken zoals
gespecificeerd door DPOF.
* De camera gebruikt DPOF, versie 1.1.
109
Printopties
Eerst stelt u de afdrukopties in en selecteert u de afbeeldingen die
moeten worden afgedrukt. U kunt bij de afdrukopties aangeven of u een
indexafdruk wilt maken (meerdere miniatuurafbeeldingen op één afdruk),
en of u de datum en het nummer van de afbeelding wilt afdrukken. De
ingestelde afdrukopties gelden voor alle geselecteerde afbeeldingen. (Ze
kunnen niet per afbeelding verschillend worden ingesteld.)
U kunt de afbeeldingen zowel afzonderlijk als allemaal tegelijk
selecteren voor het afdrukken.
Als u eerst afzonderlijke afbeeldingen selecteert en vervolgens alle
afbeeldingen, wordt de selectieoptie ingesteld op [Alle].
h-afbeeldingen kunnen niet worden geselecteerd om af te drukken.

Afdrukopties
Stel het afdruktype, de datum en het bestandnummer in.
˚Standaard Er wordt één afbeelding afgedrukt.
Afdruk-
type ¬ Index Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen afgedrukt.
˚¬ Beide Zowel de standaard- als de indexafdrukken worden afgedrukt.
Aan
Datum [Aan]: de datum die bij de afbeelding is opgeslagen, verschijnt op de afdruk.
Uit
Aan
Bestandnr. [Aan] het bestandnummer verschijnt op de afdruk.
Uit

1 Selecteer [Printopties].
• Selecteer het tabblad <]>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Printopties] en druk vervolgens op
<p>.
s Het scherm met afdrukopties
verschijnt.
2 Selecteer
• Ga met
[Stel in].
de knoppen <µ> naar [Stel
in] en druk vervolgens op <p>.
s Het instellingenscherm verschijnt.

110
Printopties

3 Selecteer
• Ga met
de instellingsoptie.
de knoppen <å> naar de
gewenste optie en druk vervolgens op
<p>.
s Het instellingenscherm verschijnt.

[Afdruktype] [Datum]

[Bestandnr.]

4 Selecteer de gewenste instelling.


• Ga met de knoppen <å> naar de
gewenste instelling en druk vervolgens
op <p>.

5 Verlaat het instellingenscherm.


• met afdrukopties verschijnt weer.
Druk op de knop < m>. Het scherm

• Selecteer vervolgens [Opdracht] of


[Alle] om aan te geven welke
afbeeldingen moeten worden afgedrukt
(p.113).

111
Printopties

• Het is mogelijk dat de datum en het bestandnummer niet worden


afgedrukt terwijl [Datum] en [File No.] wel zijn ingesteld op [Aan]. Dit is
afhankelijk van de instelling van het afdruktype en van het printertype.
(Zie onderstaande tabel.)
Afdruktype Datum File no.
Standaard Ja Nee
Index* Nee Ja
Beide Standaard Ja Nee
Index* Nee Ja
* Bij BJ-printers worden de datum en het bestandnummer niet
afgedrukt.)
• Als het afdruktype is ingesteld op [Index] kunnen de [Datum] en het
[File no.] niet beide op [Aan] worden ingesteld. De [Datum] wordt niet
afgedrukt ook al is deze ingesteld op [Aan]. Het [File no.] wordt wel
afgedrukt als deze is ingesteld op [Aan].
• Wanneer u afdrukt met DPOF moet u de CF-kaart gebruiken waarvan
de afdrukopties zijn gespecificeerd. DPOF werkt niet bij afbeeldingen
die zonder DPOF-specificatie van de CF-kaart zijn verwijderd.
• Mogelijk voldoen niet alle uiteindelijke afdrukken aan de DPOF-
specificaties. Dit is afhankelijk van de DPOF-compatibele printer en het
fotolab. Raadpleeg voor meer informatie de instructiehandleiding van de
printer of neem contact op met het fotolab.
• Stel geen DPOF-specificaties in voor een CF-kaart met afbeeldingen die
met een andere camera zijn gemaakt. Hierdoor overschrijft u mogelijk de
bestaande DPOF-specificaties. Ook kunnen bepaalde soorten
afbeeldingen niet compatibel zijn met DPOF.

112
Printopties

Afzonderlijke afbeeldingen selecteren


Wanneer het afdruktype is ingesteld op [Standaard] of [Beide]
kunt u het aantal exemplaren instellen voor elke afdruk op
standaardformaat. Als de optie [Index] is ingesteld, kunt u bij elke
afbeelding kiezen of u deze al dan niet in de index wilt opnemen.

1 Selecteer
• Ga met
[Opdracht].
de knoppen <µ> naar
[Opdracht] en druk vervolgens op
<p >.
s Het volgordescherm verschijnt.

2 Selecteer de opname die moet


worden afgedrukt.
• Ga met de knoppen <µ> naar de
gewenste afbeelding.
• weergave
Druk op de knop <8> voor een
van drie afbeeldingen. Als u
wilt terugkeren naar de weergave van
een enkele afbeelding drukt u op <7>.
Weergave met drie afbeeldingen

113
Printopties

3 •Selecteer de afdrukinstellingen.
De instellingen zijn afhankelijk van het
[Afdruktype]. Zie voor meer informatie
“Afdrukopties” op pagina 110.
Indicaties als [Standaard]
en [Beide] zijn ingesteld.
Stel met de knoppen <å> het gewenste
aantal exemplaren in. U kunt een getal
selecteren van 1 tot 99.
Indicatie als [Index] is
ingesteld.
Als u de afbeelding wilt opnemen in de
indexprint, gaat u met de knoppen <å>
naar het selectievakje voor de indexprint
linksboven. Als u de afbeelding niet in de
indexprint wilt opnemen, schakelt u het
vakje niet in.
• Als u nog een afbeelding wilt selecteren,
herhaalt u de stappen 3 en 4.

4 Sluit het volgordescherm af.


• op de knop <m> om terug te
Druk
keren naar het scherm met
afdrukopties.
Druk nog eens op de knop <m> om de
instellingen op de CF-kaart op te
slaan en terug te keren naar het
hoofdmenu.

114
Printopties

Alle afbeeldingen selecteren


U kunt alle afbeeldingen op de CF-kaart selecteren (behalve h-
afbeeldingen) voor afdrukken of de selectie [Alle] annuleren. Bij
standaardafdrukken wordt elke afbeelding slechts eenmaal afgedrukt.

1 Selecteer [Alle].
• Ga met de knoppen <µ> naar [Alle]
en druk vervolgens op < p>.
s Het scherm Alle verschijnt.

2 Selecteer
• Ga met
[Markeer alles].
de knoppen <å> naar
[Markeer alles] en druk vervolgens op
<p >.
s Voor alle afbeeldingen wordt één afdruk
gespecificeerd, daarna verschijnt het
scherm met afdrukopties weer.
• Als u [Wis alles] selecteert, worden alle
voor afdrukken geselecteerde afbeeldingen
weer gedeselecteerd.
• Als u [Stop] selecteert, verschijnt het
scherm met afdrukopties weer.

3 Sluit
af.
het scherm met afdrukopties

• Druk in het scherm met afdrukopties


op de knop <m> om de instellingen
op de CF-kaart op te slaan. U komt nu
automatisch terug in het hoofdmenu.

• Het afdrukken begint met de oudste afbeelding.


• Erdrukken.
kunnen maximaal 998 afbeeldingen worden geselecteerd om af te

115
Rechtstreeks afdrukken met DPOF
Met een (optionele) printer die compatibel is met rechtstreeks afdrukken,
kunt u afdrukken in overeenstemming met de DPOF-instellingen.

1 Sluit de camera op de printer aan.


(p.100)

2 Selecteer [Printopties].
• Selecteer het tabblad <]>.
• Ga met de knoppen <å> naar
[Printopties] en druk vervolgens op
<p>.

3 Selecteer [Print].
• Ga met de knoppen <å> naar
[Print] en druk vervolgens op <p>.
• als
De optie [Print] wordt alleen weergegeven
de camera is aangesloten op een
printer en het mogelijk is om af te drukken.
Afdrukstijlinstellingen
4 Stel de afdrukstijl in.
qGa met de knoppen <å> naar [Stijl]
en druk vervolgens op <p>. Het
scherm [Stijl] verschijnt.
wGa met de knoppen <å> naar de optie die u
wilt selecteren en druk vervolgens op <p>. De
beschikbare instellingen worden weergegeven.
* De weergegeven opties zijn afhankelijk van het
afdruktype en van de printer. De opties die u
niet kunt instellen, worden grijs weergegeven.
eGa met de knoppen <å> naar de
gewenste instelling en druk vervolgens op
<p>. De instelling wordt ingeschakeld.
rDruk op de knop <m> om het
scherm voor de afdrukstijl te verlaten.
•Controleer bij het gebruik van een BJ-printer
of u het papierformaat hebt ingesteld.
116
Rechtstreeks afdrukken met DPOF

Instellingen afdrukopties
5 Start

het afdrukken.
Controleer de afdrukopties die
linksboven worden weergegeven.
• Ga met de knoppen <å> naar [OK]
en druk vervolgens op <p>.
s Het afdrukken begint.
• Wanneer het afdrukken is voltooid,
gaat het scherm terug naar stap 3.

Bij de instelling [Randen] wordt bij sommige printers de datum op de rand


afgedrukt. De datum kan slecht leesbaar zijn op een lichte achtergrond of
op de rand.

• Als het [Afdruktype] wordt ingesteld op [Index] hangt het aantal


afbeeldingen dat kan worden afgedrukt af van het papierformaat.
Formaat creditcard: 20 afbeeldingen, formaat L: 42 en briefkaartformaat: 63.
Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor het aantal
miniatuurafbeeldingen bij een BJ-printer.
• Bij standaardafdrukken wordt de datum rechtsonder afgedrukt. Bij
indexprints wordt het bestandnummer middenonder afgedrukt.

117
Rechtstreeks afdrukken met DPOF

Het afdrukken annuleren


Druk op <p> wanneer [Stop] op
het LCD-scherm wordt
weergegeven.
s Het afdrukken wordt geannuleerd.
s Als een bevestiging wordt gevraagd,
gaat u met de knoppen <µ> naar [OK]
en drukt u vervolgens op <p>.

Het afdrukken annuleren


Met een fotokaartprinter:
Wanneer slechts één afbeelding wordt afgedrukt, kunt u het afdrukken
niet annuleren. Wanneer twee of meer afbeeldingen worden afgedrukt,
stopt het afdrukken bij de volgende afdruk.
Met een BJ-printer:
Het afdrukken wordt gestopt en het papier wordt uitgevoerd.

Het afdrukken hervatten


• Nadat het afdrukken is gestopt, gaat u in het scherm voor rechtstreeks
afdrukken met de knoppen <å> naar [Hervat] en drukt u vervolgens
op <p>.
• Het• Voor
afdrukken kan niet worden hervat in de volgende gevallen.
het hervatten van het afdrukken, hebt u de afdrukopties
gewijzigd.
• Voor het hervatten van het afdrukken, hebt u de afbeelding gewist die
moest worden afgedrukt.
• Toen u met afdrukken stopte, was de resterende opslagcapaciteit van
de CF-kaart te klein.

Afdrukfouten oplossen
Wanneer er tijdens het afdrukken een fout optreedt, verschijnt er een
foutbericht op het LCD-scherm.
• Als de optie [Hervat] wordt weergegeven, corrigeert u de fout, selecteert
u [Hervat] en drukt u op <p>. Als het bericht “Stop met printen?”
verschijnt nadat u op <p> hebt gedrukt, selecteert u [Stop] en drukt u
op <p>. Het afdrukken zal worden hervat. Bij sommige printers wordt
het afdrukken automatisch hervat.
• Als alleen de optie [Stop] wordt weergegeven, drukt u op <p>. Begin
opnieuw met afdrukken nadat het probleem is verholpen.

118
Referentie
8
Met behulp van dit hoofdstuk leert u de camera beter
kennen. U vindt er informatie over
basisopnameconcepten, cameraspecificaties,
systeemaccessoires en overige informatie.

119
Tabel met functiemogelijkheden
: Autom. instelling : Selectie mogelijk *met AE-vergrendeling.
Basisgebruik Creatief gebruik
Programmakeuzewiel
Kwaliteit waarde Witbalans

JPEG
RAW
ISO-

Autom.
Handm.
Autom. WB
Preset WB
Aangep.
WB WB-BKT
Parameters
One-Shot
AI Servo
AF AI Focus
AF- Autom.
puntselectie Handm.

Programmakeuze
Belichtingscompensatie
Belichting

AEB
AE-vergrendeling
Preview
scherptediepte
Lichtmeetmodus Stand

Evaluatief
Deelmeting
Gemid., nadruk
op midden
Enkel
Continu
Autom.
flitser
Ingebouwde

Handm.
Flitser uit
Rode ogen-reductie
Flitsbel.vergr.
Resetten van
camera-instellingen
Beeldsensor reinigen

120
Tabel met functiemogelijkheden

AF-modi en opnamestanden
Opnamestand ONE SHOT AF AI Servo AF AI Focus AF
Een opname kan alleen Met autofocus wordt Schakelt
gemaakt worden wanneer het bewegende automatisch
focus is bereikt. Wanneer onderwerp gevolgd tussen ONE
focus wordt bereikt, wordt en wordt de SHOT AF en
deze vergrendeld. Met belichting ingesteld AI Servo AF
Enkel evaluatieve meting wordt op het moment dat naargelang
de belichtingsinstelling de opname wordt de status
ook vergrendeld. (De gemaakt. van het
belichtingsinstelling wordt onderwerp.
in het geheugen
opgeslagen voordat de
opname wordt gemaakt.)

De bovenstaande De bovenstaande
voorwaarden gelden bij voorwaarden gelden
continu-opnamen. bij continu-opnamen.
(ongeveer 2,5 fps met een AF blijft actief bij
Continu continu-opnamen.
maximumreeks van 4
afbeeldingen.) (ongeveer 2,5 fps
met een
maximumreeks van
4 afbeeldingen.)

Omdat het beeldgrootte kleiner is dan het Beeldgrootte:


35mm-filmformaat, is de overeenkomstige (22,7 x 15,1 mm/0,89 x 14,99 mm)
lensbrandpuntafstand 1,6x keer zo lang.

35 mm beeldgrootte
(36 x 24 mm/1,42 x 0,94 in)

121
Handleiding Problemen oplossen
Raadpleeg eerst de Handleiding Problemen oplossen wanneer een probleem optreedt.
Stroombron
“De batterij kan niet worden opgeladen.”
•s UGebruik
gebruikt de verkeerde batterij.
batterij BP-511 of BP-512.
•s De batterij is niet correct aangesloten op de oplader.
Sluit de batterij goed aan op de oplader. (p.18)
“De camera werkt niet, zelfs wanneer de aan-/uitschakelaar op
<1> staat.”
•s De batterij is leeg.
Vervang de batterij. (p.18)
•s De batterij is niet goed geplaatst.
Plaats de batterij op de juiste wijze. (p.20)
•s Deksel van het batterijcompartiment is niet gesloten.
Sluit het deksel van het batterijcompartiment goed. (p.20)
•s De CF-kaartsleuf is niet gesloten.
Druk de CF-kaart stevig aan totdat de uitwerpknop van de CF-kaart
omhoog komt en sluit de CF-kaartsleuf vervolgens goed. (p.24)
“De lees-/schrijfindicator knippert zelfs wanneer de aan-/
uitschakelaar op <2>.” staat.
• Wanneer u de aan-/uitschakelaar direct nadat u een opname hebt
gemaakt op <OFF> zet, blijft de lees-/schrijfindicator nog enkele
seconden knipperen terwijl de opname op de CF-kaart wordt opgeslagen.
s Wanneer de camera de opname op de CF-kaart heeft opgeslagen, stopt de
lees-/schrijfindicator met knipperen en wordt de camera uitgeschakeld.
“De batterij raakt snel leeg.”
•s De batterij is niet helemaal opgeladen.
Laad de batterij helemaal op. (p.18)
•s De levensduur van de batterij is verlopen.
Vervang de batterij met een nieuwe.
“De camera schakelt zichzelf uit.”
•s Uitschakelen is geactiveerd.
Zet de aan-/uitschakelaar weer op <1> of zet Uitschakelen op [Uit]. (p.30)
“Alleen het <π>-pictogram wordt op het LCD-paneel weergegeven.”
•s De batterij is bijna leeg.
Laad de batterij op. (p.18)

122
Handleiding Problemen oplossen

Opnamen maken
“Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen.”
•s De CF-kaart is niet goed geplaatst.
Plaats de CF-kaart op de juiste wijze. (p.24)
•s De CF-kaart is vol.
Gebruik een nieuwe CF-kaart of verwijder overbodige opnamen. (p.24, 95)
•s De batterij is leeg.
Laad de batterij op. (p.18)
• Uzoeker
hebt niet goed scherpgesteld. (Het focusbevestigingslampje in de
heeft geknipperd.)
s Druk de ontspanknop half in en stel het onderwerp scherp. Wanneer u nog
steeds niet goed kunt scherpstellen, stel dan handmatig scherp. (p.26, 64)
“Het LCD-scherm geeft geen duidelijke opname weer.”
•s Het LCD-scherm is vies.
Gebruik een zachte doek om het scherm schoon te maken.
•s De levensduur van het LCD-scherm is verlopen.
Neem contact op uw dealer of Canon Service Center.
“De opname is niet scherpgesteld.”
•s De lensfocusinstellingsknop is ingesteld op <MF> of <M>.
Stel de focusinstellingsknop in op <AF>. (p.23)
•s De camera bewoog toen u de ontspanknop indrukte.
Houd de camera stil en druk voorzichtig op de ontspanknop om te
voorkomen dat de camera beweegt. (p.26, 36)
“De CF-kaart kan niet worden gebruikt.”
•s Als
[ ** ] wordt op het LCD-paneel weergegeven.
het [ ] is, zie dan pagina 98.
s Als het [ ] is, zie dan pagina 125.
•s UHetgebruikt een CF-kaart van een ander merk dan Canon.
gebruik van CF-kaarten van Canon wordt aanbevolen. (p.2, 127)
“Het bericht “ ” verschijnt op het LCD-paneel.”
•s De datum/tijd-batterij is leeg.
Vervang de batterij door een nieuwe. (p.33)

123
Handleiding Problemen oplossen

Opnamen bekijken
“De opname kan niet worden verwijderd.”
•s De opname is beveiligd.
Annuleer de beveiliging eerst. (p.94)
“De datum en de tijd zijn onjuist.”
•s De juiste datum en tijd zijn nog niet ingesteld.
Stel de juiste datum en tijd in. (p.32)
“Er verschijnt geen opname op het tv-scherm.”
•s Stekkers van de videokabel zijn niet volledig ingestoken.
Plaats de stekkers van de videokabel helemaal. (p.93)
•s Het juiste videoformaat (NTSC of PAL) is niet ingesteld.
Stel het juiste videoformaat voor de camera in zodat dit overeenkomt met
de tv. (p.30)

124
Foutcodes
Wanneer een camerafout optreedt, verschijnt “ xx” op het LCD-
paneel. Volg de onderstaande instructie in overeenstemming met de
foutcode.
Wanneer dezelfde fout vaker optreedt, is er waarschijnlijk iets mis met
de camera. Schrijf de “xx”-foutcode op en breng de camera naar het
dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Wanneer een fout optreedt tijdens het maken van een opname, is de
opname waarschijnlijk niet gemaakt. Druk op de knop < ]> om te
kijken of de opname op het LCD-scherm verschijnt.

Foutcode Maatregelen
Maak de contacten van de lens schoon. (p.9)
Er is een probleem met de CF-kaart. Handel als volgt:
Verwijder de CF-kaart en plaats deze opnieuw,
formatteer de CF-kaart of gebruik een andere CF-kaart.
Omdat de CF-kaart vol is, kunt u geen afbeeldingen
meer opnemen. Verwijder overbodige opnamen of
vervang de CF-kaart.
De flitser kon niet naar buiten komen omdat deze werd
geblokkeerd.
Zet de aan-/uitschakelaar op <2> en weer op
<1>.
Een andere fout dan bovenstaande is opgetreden.
Verwijder de batterij en plaats deze opnieuw.

125
Belangrijkste accessoires (optioneel)
Batterij BP-511
Krachtige, oplaadbare, lithium-ion batterij. Wanneer
de batterij volledig is opgeladen, kunnen ongeveer
400 opnamen worden gemaakt (bij 20˚C/ 68°F met
50% gebruik van de flitser).

AC-adapterset ACK-E2
Stroombronset (AC-adapter, gelijkstroomkoppeling,
voedingskabel) voor de voeding van de camera met
een gewone wandcontactdoos. Compatibel met AC
100 - 240 V.

Compacte stroomadapter CA-PS400


Snelle oplader voor batterij BP-511 en BP-512. De
oplaadtijd voor één batterij is ongeveer 90 minuten
en twee batterijen kunnen tegelijkertijd worden
opgeladen. Gelijkstroomkoppeling DR-400
(optioneel) kan ook op de CA-PS400 worden
aangesloten. Compatibel met AC 100 - 240 V.

Batterijgreep BG-E1
Bevat twee batterijen BP-511 of BP-512. Uitgerust
met een ontspanknop met verticale greep,
hoofdschakelaar, AE-vergrendelings-/
flitsbelichtingsvergrendelingsknop, AF-puntselectie
en een knop voor belichtingscompensatie/
diafragma-instelling.
Semi-harde cameratas EH-16L
Beschermtas, speciaal voor deze camera.
De camera past erin met de EF-S18-55mm f/3.5-
5.6 lens bevestigd.

Dioptrische aanpassingslenzen E-serie


Een van de tien dioptrische aanpassingslenzen uit
de E-serie (– 4 tot +3 diopters) kan op het oculair
van de camera worden bevestigd om het bereik van
de dioptrische aanpassing verder uit te breiden.
126
Belangrijkste accessoires (optioneel)

Speedlites voor op de cameraschoen


Een Speedlite uit de EX-serie past op de
cameraschoen. Een Speedlight levert hoge-
energieflitsen en heeft functies als high-speed
synchronisatie (FP flash) en
flitsbelichtingsvergrendeling. De procedure is net zo
eenvoudig als bij een normale AE-opname.

Macroflitser
De Macro Lites uit de EX-serie zijn ideaal voor het
maken van macroflitsopnamen.
U kunt slechts een flitseenheid tegelijk gebruiken of
een flitsratio instellen voor geperfectioneerde
lichteffecten.

Infraroodafstandsbediening RC-1, RC-5


Dit is een afstandbediening waarmee u opnamen
kunt maken terwijl u 5 m van de camera verwijderd
bent.

RC-1 RC-5

Remote Switch RS-60E3


Dit is een remote switch met een snoer van 60 cm
om te voorkomen dat de camera beweegt bij
opnamen met een zoomlens, macro-opnamen en
opnamen met gloeilampverlichting. U kunt de
remote switch gebruiken om de ontspanknop half of
helemaal in te drukken. Tevens is de remote switch
voorzien van een ontspanknopvergrendeling.

CF-kaart
Opslagapparaat waarin de gemaakte opnamen
worden opgeslagen. CF-kaarten van Canon worden
aanbevolen.

127
Systeemoverzicht

Oculairverlengstuk
EP-EX15

ST-E2 220EX 420EX 550EX Macro Ring Lite Macro Twin Lite
Rubberframe Ef MR-14EX MT-24EX

Dioptrische
aanpassingslenzen
E-serie Standaardaccessoires

Oculairdop Ef

Hoekzoeker C Nekdraagriem
EW-100DBII

CR2016
Semi-harde Batterij lithiumbatterij
cameratas EH-16L BP-511 voor datum/tijd

Batterijgreep Batterijoplader
BG-E1 CB-5L EF-S-lens

Afstandsbediening
AC-adapterset RS-60E3
ACK-E2

Batterij
BP-512
Compacte Infrarood- Infrarood-
stroomadapter afstandsbediening afstandsbediening
AC Adapter Gelijkstroomkoppeling
CA-PS400 EF-lenzen RC-1 RC-5
AC-E2 DR-400

128
Systeemoverzicht

CF-kaart

Kaartlezer

PC-kaartadapter

• EOS DIGITAL Solution Disk PC-kaartsleuf


• Adobe Photoshop Elements Disk Computer
Windows XP
USB-poort (Home Edition / Professional)
Interfacekabel IFC-300PCU Windows 2000 Professional
Windows ME
Windows 98 Second Edition
Mac OS 9.0-9.2
Mac OS X

PictBridge-compatibele printer
Videokabel
VC-100

BJ-printer voor rechtstreeks


afdrukken

TV/Video Fotokaartprinter

129
Specificaties
• Type
Type: Digitale, spiegelreflex-, AF/AE-camera met
ingebouwde flitser en enkele lens
Opslagmedium: Type I en II CF-kaart
Beeldgrootte: 22,7 mm x 15,1 mm
Compatibele lenzen: Canon EF-lenzen (inclusief de EF-S-lens)
(de brandpuntafstand die gelijk is aan 35 mm is
ongeveer 1,6 keer de aangegeven brandpuntafstand.)
Lensbevestiging: EF-bevestiging van Canon
• Beeldsensor
Type: Ultragevoelige, grote, CMOS-sensor met hoge resolutie
Pixels: Effectieve pixels: Ongeveer 6.30 megapixels (3088 x 2056)
Totaalaantal pixels: Ongeveer 6.50 megapixels (3152 x 2068)
Beeldverhouding: 3:2
Kleurenfiltersysteem: RGB-filter voor primaire kleuren
Laagdoorlaatfilter: Bevindt zich voor de beeldsensor, niet-verwijderbaar
• Opnamesysteem
Opnameformaat: JPEG (behalve wanneer Adobe RGB is ingesteld)
ondersteunende Design rule voor Camera File system en RAW
Beeldformaat: JPEG en RAW (12 bits)
Bestandformaat: (1) Groot/Fijn: Ongeveer 3.1 MB (3072 x 2048 pixels)
(2) Groot/Normaal: Ongeveer 1,8 MB (3072 x 2048 pixels)
(3) Medium/Fijn: Ongeveer 1.8 MB (3072 x 2048 pixels)
(4) Middel/Normaal: Ongeveer 1,2 MB (3072 x 2048 pixels)
(5) Klein/Fijn: Ongeveer 1,4 MB (1536 x 1024 pixels)
(6) Klein/Normaal: Ongeveer 0,9 MB (1536 x 1024 pixels)
(7) RAW: Ongeveer 7 MB (3072 x 2048 pixels)
* Exacte bestandsformaten zijn afhankelijk van het
onderwerp en de ISO-waarde.
Bestandnummering: Opeenvolgende nummering, auto reset
Bewerkingsparameters: Parameters 1 en 2, Adobe RGB plus maximaal drie
sets aangepaste bewerkingsparameters (4 items met
ieder 5 instellingen) kunnen worden ingesteld.
Interface: USB (Standaard/PTP)
Video output (NTSC/PAL)
• Witbalans
Instellingen: Auto, daglicht, schaduw, bewolkt, gloeilamp, TL, flits,
handmatig
Automatische witbalans: Automatische witbalans met de beeldsensor
Kleurtemperatuurcompensatie: Reeksopnamen op basis van de witbalans: +/–3
stappen in verhogingen van hele stappen
130
Specificaties

• Zoeker
Type: Pentamirror, oogniveau
Dekking: 95% verticaal en horizontaal met betrekking tot de
effectieve pixels
Vergroting: 0,8x (–1 diopter met een lens van 50 mm bij oneindig)
Oogpunt: 21 mm
Bereik dioptrische aanpassing: –3,0 - +1,0 diopter
Focusscherm: Vast, mat scherm
Spiegel: Snel terugklappende, half doorlatende spiegel
(Transmissie: reflectieverhouding van 40:60, geen
vignettering in zoeker met EF-lens van 600 mm f/4 of kleiner)
Zoekerinformatie: AF-informatie (AF-punten, focusbevestigingslampje),
belichtingsinformatie (sluitertijd, diafragmawaarde,
handmatige belichting, AE-vergrendeling, belichtingsniveau),
flitsinformatie (flits gereed, rode ogen-reductielamp aan,
high-speed synchronisatie, flitsbelichtingsvergendeling),
resterende aantal opnamen, CF-kaartinformatie
Preview scherptediepte: Beschikbaar met de knop preview scherptediepte
• Autofocus
Type: TTL-CT-SIR met een CMOS-sensor
(TTL secundaire beeldregistratie, fasedetectie)
AF-punten: 7
Werkbereik AF: EV 0,5-18 (bij 20˚C, ISO 100)
Focusmodi: One-Shot AF, AI Servo AF, AI Focus AF,
Handmatige focus (MF)
Selectie van AF-punt: Automatische selectie, handmatige selectie
Actieve AF-puntindicator: Ingespiegeld in zoeker en aangegeven op het LCD-paneel
AF-hulplicht: Stroboscopische flitser
Effectief bereik: Ongeveer 4,0 m/13,1ft. gecentreerd,
ongeveer 3,5 m/11,5 ft. niet-gecentreerd
• Belichtingscontrole
Lichtmeetsysteem: TTL-meting volle lensopening met 35-zone SPC
• Evaluatieve lichtmeting (koppelbaar aan elk AF-punt)
• Deelmeting (ongeveer 9% van de zoeker gecentreerd)
• Gemiddelde meting met nadruk op het midden
(automatisch ingesteld bij modus handmatige belichting)
Meetbereik: EV 1-20 (bij 20˚ C met 50 mm f/1,4 lens, ISO 100)
Belichtingssystemen: AE-programma (Volautomatisch, Portret, Landschap,
Close-up, Sport, Nachtopnamen, Flitser uit,
Programma), AE-sluiterprioriteit, AE-
diafragmaprioriteit, AE-scherptediepte, handmatige
belichting, automatische E-TTL-flits
131
Specificaties

ISO-waarde: Basisgebruik-modi: Automatisch


Creatief gebruik-modi: Gelijkwaardig aan ISO 100,
200, 400, 800, 1600
Belichtingscompensatie: AEB: +/–2 stappen in verhogingen 1/3
Handmatig: +/–2 stappen met verhogingen van 1/2 of
1/3 (kan worden gecombineerd met AEB)
AE-vergrendeling: Automatisch: Wordt toegepast wanneer focus wordt bereikt
met de One Shot AF modus met evaluatieve meting.
Handmatig: Toegepast met AE-vergrendelingsknop
• Sluiter
Type: Elektronisch geregelde focal-plane sluiter
Sluitertijden: 1/4000 - 30 sec. (verhogingen van 1/3), gloeilamp,
X-synchronisatie bij 1/200 sec.
Ontspanknop: Soft-touch elektromagnetische ontspanner
Zelfontspanner: 10 sec. vertraging
Afstandsbediening: Compatibel met: Remote Switch RS-60E3
Remote Controller RC-5/RC-1
• Ingebouwde flitser
Type: Automatische E-TTL-flitsopnamen (intrekbaar)
Richtgetal: 13 (ISO 100, meter), 43 (ISO 100, ft.)
Recycle-tijd: Ongeveer 3 sec.
Indicator “flitser gebruiksklaar”: Pictogram “flitser gebruiksklaar” verschijnt in de
zoeker
Bereik van de flitser: Lenshoek van 18 mm bedekt
Flitsmeetsysteem: Automatisch E-TTL-flits (gekoppeld aan alle AF-
punten)
• Externe Speedlite
Speciale EOS-Speedlites: Automatische E-TTL-flits ingesteld bij Speedlites uit
de EX-serie
• Opnamesysteem
Opnamestanden: Enkele opname, continu, zelfontspanner/
afstandsbediening
Snelheid bij continu-opname: Ongeveer 2,5 fps (bij 1/250 sec. of sneller)
Maximumaantal opnamen bij continu-opname: 4 opnamen
• LCD-scherm
Type: TFT-kleurenmonitor van vloeibaar kristal
Schermgrootte: 1,8 inch
Pixels: Ongeveer 118.000
Opnamebereik: Ongeveer 100% met betrekking tot de effectieve pixels
Regeling helderheid: 5 niveaus
132
Specificaties

• Weergeven
Beeldformaatweergave: Enkel beeld, enkel beeld (Info), vergrote weergave
(ongeveer 1,5x - 10x), beeldindex voor 9 beelden, inzoomen,
automatisch afspelen, afbeeldingsrotatie en sprong
Waarschuwing door markering: In de modi enkele opname en enkele opname (Info)
knipperen eventuele overbelichte gebieden zonder
beeldinformatie.
• Wispreventie en wissen
Wispreventie: Enkele opnamen kunnen worden beveiligd of
geannuleerd.
Wissen: Enkele opnamen of alle opnamen op de CF-kaart
kunnen worden gewist (behalve beveiligde opnamen).
• Rechtstreeks afdrukken
Compatibele printers: CP Direct-, Bubble Jet Direct- en PictBridge-
compatibele printers
Opnamen die kunnen worden afgedrukt: JPEG-afbeeldingen
• Menu’s
Menu-categorieën: Opnamemenu, afspeelmenu, instellingenmenu
Taal LCD-scherm: 12 talen zijn beschikbaar (Engels, Duits, Frans,
Nederlands, Deens, Fins, Italiaans, Noors, Zweeds,
Spaans, Vereenvoudigd Chinees en Japans.)
• Stroombron
Batterij: Een batterij BP-511/BP-512
* Wisselstroom via de gelijkstroomkoppeling.
[opnamen]
Levensduur batterij:
Omstandigheden tijdens de opname
Temperatuur
Geen flits 50% flits
Bij 20˚C 600 400
Bij 0˚C 450 350
* De bovenstaande cijfers zijn van toepassing
wanneer een volledig opgeladen BP-511/BP-512-
batterij wordt gebruikt.
Controle batterij: Automatisch
Energiebesparing: Meegeleverd. De stroom wordt na 1, 2, 4, 8, 15 of 30
minuten uitgeschakeld.
Back-upbatterij voor datum/tijd: Een CR2016 lithiumbatterij

133
Specificaties

• Afmetingen en gewicht
Afmetingen (B x H x D): 142 x 99 x 72,4 mm
Gewicht: 560 g (alleen behuizing)
• Gebruiksomgeving
Bereik werktemperatuur: 0 - 40˚C
Bereik luchtvochtigheid: 85% of lager
• Batterijoplader CB-5L
Compatibele batterijen: Batterij BP-511/BP-512
Batterijbevestiging: 1
Lengte netsnoer: Ongeveer 1,8 m
Oplaadtijd: Ongeveer 90 min.
Nominaal ingangsvermogen: AC 100-240 V (50/60 Hz)
Nominaal uitgangsvermogen: DC 8,4 V
Bereik werktemperatuur: 0 - 40˚C
Bereik luchtvochtigheid: 85% of lager
Afmetingen (B x H x D): 91,0 x 32,3 x 67,0 mm
Gewicht: 105 g/3,7 oz (zonder netsnoer)
• bij EF-S18-55mm f/3,5-5,6 lens)
Zichthoek: Diagonaal: 74˚20' - 27˚50'
Horizontaal: 64˚30' - 23˚20'
Verticaal: 45˚30' - 15˚40'
Constructie: 11 elementen in 9 groepen
Minimumdiafragma: f/22-36
Vergroting en gezichtsveld: 18mm: 0,1x (248 x 161 mm)
55mm 0,28x (81 x 54 mm)
Minimumfocusafstand: 0,28 m
Filtergrootte: 58mm
Kap: EW-60C
Maximumdiameter x lengte: 69 x 66,2 mm
Gewicht: 190 g
Tas: LP814

• Alle bovenstaande specificaties zijn gebaseerd op de testnormen van Canon.


• De specificaties en het uiterlijk van de camera kunnen zonder voorafgaande
waarschuwing worden gewijzigd.

134
Het merk is een merk met CE-markering van de
Europese Gemeenschap (EC).

Bij dit produkt zijn batterijen


geleverd. Wanneer deze leeg
zijn, moet u ze niet weggoolen
maar inleveren als KCA

135
Index
A Belichtingscompensatie .............. 75
Aangepaste witbalans ................. 52 Bestandnummer .......................... 58
Aantal kopieën .......................... 106 C
Aan/uit-schakelaar ...................... 26 Camera-instellingen controleren .. 60
Accessoires ............................... 126 Camera-instellingen wissen ........ 31
A-DEP ......................................... 74 CF-kaart .......................... 9, 24, 127
Adobe RGB ................................. 55 CF-kaartformattering ................... 97
AEB (Reeksopnamen met Close-up ...................................... 40
automatische belichting) ............ 76 Continu-opname ......................... 65
AE-programma ............................ 66 Controlelijst uitrusting .................... 3
AE-vergrendeling ........................ 78 Creatief gebruik ........................... 14
Afbeeldingsrotatie ....................... 59
Afdrukopties ............................... 110
D
Afdrukstijl .................................. 104 Datum/tijd .................................... 32
Afdruktype .................................. 110 De batterij opladen ......... 18, 20, 126
Afdrukvolgorde ........................... 110 De beeldsensor reinigen. ............ 34
AF-hulplicht ................................. 63 De riem bevestigen ..................... 17
AF-modus ................................. 121 Diafragmawaarde ........................ 70
AF-punt ....................................... 62 Dioptrische aanpassing ............... 36
Afstellen .................................... 106 DPOF ........................................ 109
AI Focus AF .............................. 121 Draadloze afstandsbediening ..... 45
AI Servo AF ............................... 121 E
Alle camera-instellingen wissen .. 31 Een opname roteren ................... 92
Autom. uitschakelen .................... 30 Enkele opname ........................... 86
Automatische opnameweergave .. 91 Enkele opnamen ......................... 65
Automatische reeksopnamen op
basis van de witbalans ........... 53
F
Av ................................................ 70 Flitsbelichtingsvergrendeling ....... 83
Flitser uit ..................................... 41
B
Focusvergrendeling .................... 63
Basisgebruik ............................... 14 Foutcodes ................................. 125
Batterij ......................................... 18
Batterij voor datum/tijd vervangen .. 33
H
Batterijduur .................................. 21 Half indrukken ............................. 26
Batterijlader ................................. 15 Handmatige focus ....................... 64
Beeldsensor ................................ 34 Het programma wisselen ............ 67
Beeldvergroting ........................... 89 Histogram .................................... 87
Hoofdschakelaar ................... 16, 27
136
Index
Bedankt voor het kopen van een Canon-product.
De EOS 300D DIGITAL is een hoogwaardige, digitale AF-, I Portret ......................................... 40
spiegelreflexcamera met een zeer fijne CMOS-sensor met 6.30 miljoen Indexweergave ............................ 88 Preview scherptediepte ............... 71
effectieve pixels. De camera is zeer compleet met functies voor alle Indicatoren batterijniveau ............ 20 Programmakeuzewiel ................. 14
soorten opnamen, van volautomatische opnamen tot zeer creatief werk. ISO-waarde ................................. 50 R
U kunt gebruik maken van alle Canon EF- en EF-S-lenzen en snel
K RAW ............................................ 48
beginnen met fotograferen, wanneer en hoe u maar wilt. Tevens kunnen
Kijktijd wijzigen ............................ 43 Rechtstreeks afdrukken ....... 99, 116
opnamen direct vanaf de camera worden afgedrukt.
Rode ogen-reductie .................... 82
CompactFlash-kaarten doen dienst als opnamemedium van de camera. L
Landschap .................................. 40
S
Lees deze Instructiehandleiding zodat u vertrouwd raakt met de LCD-paneel ............................. 9, 12 ‘s Nachts ..................................... 41
functies en de juiste bediening van deze camera. LCD-paneelverlichting ................. 84 Sluitertijd ..................................... 68
LCD-scherm ............................ 9, 31 Specificaties .............................. 130
Camera testen voor het maken van opnamen Lens ............................................ 23 Speedlite ..................................... 80
Test de camera voordat u deze gebruikt. Controleer dat de afbeeldingen goed Lichtmeetmodi ............................. 84 Sport ........................................... 41
worden opgenomen op de CF-kaart. Wanneer de camera of de CF-kaart defect is Standaardgebruik ........................ 14
en de beelden niet kunnen worden opgenomen of gelezen door een PC, is M
Systeemoverzicht ...................... 128
Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak. Max. capaciteit ............................ 49
Menu-instellingen ........................ 28
T
Copyright Taal ............................................. 30
N
Mogelijk verbiedt de wet op het auteursrecht in uw land het gebruik van opnamen Tabel met functiemogelijkheden .. 120
Namen van onderdelen ............... 10 Tv ................................................ 68
van mensen en bepaalde onderwerpen anders dan voor privé-gebruik. Het
NTSC .......................................... 93
opnemen van openbare optredens of exposities kan ook verboden zijn. V
O
Vasthouden van de camera ........ 36
• Canon en EOS zijn handelsmerken van Canon Inc. Oculairdop ................................... 46 Video-uitgang .............................. 93
• Adobe en Photoshop zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. One-Shot AF ............................. 121 Volautomatisch ............................ 38
• CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. Ontspanknop ............................... 26 Volledig indrukken ....................... 26
• Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken
van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en overige landen.
Opname-informatie ..................... 86
Opnamekwaliteit ......................... 48
W
• Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van Apple Corporation in de
Verenigde Staten en overige landen.
Opnamen bekijken ...................... 42 Waarschuwing door markering ... 87
WB-BKT ...................................... 53
Opnamen bij gloeilampverlichting .. 79
Opnamesprong ........................... 90 Wispreventie ............................... 94
* Deze digitale camera ondersteunt Exif 2.2 (ook wel genoemd “Exif Print”). Exif Opnamestand ............................. 65 Wisselstroomadapterset ....... 15, 22
Print is een standaard voor het verbeteren van de communicatie tussen Opnamestanden ......................... 14 Wissen ........................................ 95
digitale camera’s en printers. Bij aansluiting op een printer die voldoet aan Exif Witbalans .................................... 51
Print worden de afbeeldinggegevens gebruikt en geoptimaliseerd die tijdens P
de opnamen zijn opgeslagen in de camera, wat resulteert in afdrukken met PAL ............................................. 93
Z
een extreem hoge kwaliteit. Parameters ........................... 55, 56 Zelfontspanner ............................ 44
Zoeker ......................................... 13
2 137
CANON INC.
30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan

Europa, Afrika & Midden-Oosten


CANON EUROPA N.V.
PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland

CANON (UK) LTD CANON DANMARK A/S


For technical support, please contact the Canon Help Desk: Knud Højgaards Vej 1, DK-2860 Søborg, Denemarken
P.O. Box 431, Wallington, Surrey, SM6 0XU, VK Tlf: 70 15 50 05 Fax: 44 88 22 99
Tel: (08705) 143723 (Calls may be recorded) www.canon.dk
Fax: (08705) 143340
For sales enquiries, please call on (0121) 666-6262 CANON NORGE as
Hallagerbakken 110, Postboks 33, Holmlia, 1201 Oslo, Noorwegen
CANON COMMUNICATION & IMAGE FRANCE S.A. Tlf: 22 62 93 21 Faks: 22 62 06 15
102 Avenue du Général de Gaulle, E-mail: helpdesk@canon.no
92257 LA GARENNE COLOMBES CEDEX, Frankrijk http://www.canon.no
Tél : Hot line 08 25 00 29 23
http://www.cci.canon.fr Finland

CANON DEUTSCHLAND GmbH CANON OY


Postfach 100401, 47704 Krefeld, Duitsland Huopalahdentie 24, FIN-00350 Helsinki, Finland
Canon Hotline Service: 0180/5006022 (0,12 € / Min.) Puhelin: 010 54420 Fax 010 544 30
www.canon.de HelpDesk 020 366 466 (1,47 snt/min + pvm)
(ma-pe klo 9:00 - 17:30)
CANON ITALIA S.P.A. Sähköposti: helpdesk@canon.fi
Via Milano 8, I-20097 San Donato Milanese (MI), Italië Internet: www.canon.fi
Tel: 02/8248.1 Fax: 02/8248.4604
Pronto Canon: 02/8249.2000 CANON SVENSKA AB
E-mail: supporto@canon.it Gustav III:s Boulevard 26, S-169 88 Solna, Zweden
http://www.canon.it Helpdesk: 08-744 8620 Fax 08-744 8527
http://www.canon.se
CANON ESPAÑA S.A.
C/Joaquín Costa, 41 – 28002 Madrid, Spanje CANON (SCHWEIZ) AG
Tel. Atención al Cliente: 901.301.301 Industriestrasse 12, 8305 Dietlikon, Zwitserland
Help Desk: 906.301.255 Consumer Imaging Group
http://www.canon.es Tel. 01-835-61 61

INSTRUCTIEHANDLEIDING
Hotline 0900 57 55 20 (CHF 2.13/min)
CANON BELGIUM N.V. / S.A. http://www.canon.ch
Bessenveldstraat 7, B – 1831 Diegem, België
Tel.: (02) 722.04.11 Fax: (02) 721.32.74 Oostenrijk
Helpdesk : 0900-10627
http://www.canon.be CANON GES.M.B.H.
Zetschegasse 11, A - 1230 Wien, Oostenrijk
CANON LUXEMBOURG S.A. Helpdesk Tel.: 01 66 146 412
Rue des Joncs 21, L-1818 Howald, Luxemburg Fax: 01 66 146 413
Tel.: (0352) 48 47 961 Fax: (0352) 48 47 96232 http://www.canon.at
Helpdesk : 900-74100
http://www.canon.lu Portugal
SEQUE – SOC. NAC. EQUIP., S.A.
CANON NEDERLAND N.V. Pr. Alegria, 58 – 2ºC, 1269-149 Lisboa, Portugal
Neptunusstraat 1, 2132 JA Hoofddorp, Nederland Tel: +351213242830 Fax: +351213472751
Tel.: 023 – 5 670 123 Fax: 023 – 5 670 124 E-mail: info@seque.pt
Helpdesk: 023 – 5 681 681 http://www.seque.pt
http://www.canon.nl

Deze Instructiehandleiding is geldig vanaf augustus 2003. Neem contact op met het dichtstbijzijnde Canon
Service Center voor informatie over het gebruik van de camera met systeem-accessoires van na deze datum.
NEDERLANDS
CEL-SE0AA280 © CANON INC. 2003 GEDRUKT IN DE EU INSTRUCTIEHANDLEIDING
0000Ni0.0

You might also like