You are on page 1of 10

AANDACHTSPEL 2009 - 2010

Materiaal:
Twee kleuren van kaartjes: 1 kleur voor de gewone opdracht + 1 kleur voor de eindopdracht (voor iedereen)
Kaartjes uitdelen: iedereen minstens 2 kaartjes, iedereen laatste kaartje
Voor de observators: een lijst met de opdrachten in goede volgorde (kolom om aan te kruisen of de opdracht goed
werd uitgevoerd)

Klasschikking:
Binnencirkel (spelers) - buitencirkel (observators)

Spelregels: op het bord


1. Kaartjes niet laten zien aan anderen
2. Goed kijken en luisteren
3. Opdracht accuraat uitvoeren
4. Na het uitvoeren van de opdracht terug gaan zitten op je plaats.
5. Buiten de eigen opdracht: volledige stilte
6. Een opdracht mag pas starten als iedereen zit.
7. Het startsignaal is ‘start’

Opdrachtkaartjes

1. Als de leerkracht ‘START’ zegt, sta dan recht en roep ‘GA’.


2. Als iemand rechtstaat en ‘GA’ roept, wandel dan naar het bord en schrijf er ‘GA’ op.
3. Als iemand ‘GA’ op het bord schrijft, roep dan ‘Welk uur is het?’
4. Als iemand roept ‘Welk uur is het?’, sta dan recht en maak twee maal een buiging.
5. Als iemand recht staat en twee maal een buiging maakt, zeg dan ‘GOED GEDAAN’.
6. Als iemand zegt ‘GOED GEDAAN’, doe dan ‘handjes draaien’ hoog in de lucht.
7. Als iemand ‘handjes draaien’ doet hoog in de lucht, ga dan op je stoel staan en spring één keer.
8. Als iemand op zijn stoel gaat staan en één keer springt, klap dan twee keer in je handen.
9. Als iemand twee keer in zijn handen klapt, roep dan ‘Dank je wel!’
10. Als iemand ‘dank je wel’ roept, ga dan naar de wasbak en draai de kraan open en weer dicht.
11. Als iemand de waterkraan open en weer dicht draait, sta dan recht en maak drie maal een buiging.
12. Als iemand uit de klas drie keer een buiging maakt, zeg dan ‘BRAVO’.
13. Als iemand ‘Bravo’ zegt, veeg dan ‘GA’ van het bord.
14. Als iemand ‘GA’ van het bord veegt, schrijf dan jouw naam op het bord.
15. Als iemand zijn naam op het bord schrijft, ga dan op je stoel staan en draai een rondje.
16. Als iemand op zijn stoel gaat staan en een rondje draait, ga dan naar het bord en schrijf ‘A-B-C’.
17. Als iemand ‘A-B-C’ op het bord schrijft, veeg dan de naam af die op het bord staat.
18. Als iemand de naam die op het bord staat wegveegt, roep dan ‘HALLO’.
19. Als iemand ‘HALLO’ roept, zing dan ‘Dont Worry, be Happy’.
20. Als iemand een liedje zingt, vraag dan ‘HOE GAAT HET ERMEE?’
21. Als iemand vraagt “HOE GAAT HET ERMEE?’, trek dan een cirkel rond de letter A die op het bord geschreven staat.
22. Als iemand een cirkel trekt rond de A die op het bord staat, blaf dan als een hond.
23. Als iemand blaft als een hond, teken dan een lachend gezichtje op het bord.
24. Als iemand een lachend gezichtje op het bord zet, maak dan van het lachend gezichtje op het bord een droevig gezicht.
25. Als iemand een lachend gezichtje op het bord droevig maakt, vraag je: ‘HOE LAAT IS HET?’
26. Als iemand vraagt ‘HOE LAAT IS HET?’, zeg je: ‘ZES UREN’.
27. Als iemand ‘ZES UREN’ zegt, zeg dan ‘BIM BOM’.
28. Als iemand ‘BIM BOM’ zegt, zeg dan ‘BAM’.
29. Als iemand BAM zegt, veeg dan ‘A-B-C’ van het bord.
30. Als iemand ‘A-B-C’ van het bord veegt, ga dan naar het bord en schrijf ‘GOEDE DAG’ op het bord.
31. Als iemand ‘GOEDE DAG’ op het bord schrijft, ga dan naar de gang en weer terug.
32. Als iemand naar de gang gaat en weer terug, veeg dan het woord ‘DAG’ van het bord.
33. Als iemand het woord ‘DAG’ van het bord veegt, schrijf dan het woord OEFENING’ in de plaats.
34. Als iemand het woord ‘OEFENING’ op het bord schrijft, ga dan vooraan in de klas staan en zeg: ‘GOED GELUISTERD!’
35. Als iemand zegt: ‘GOED GELUISTERD’, zeg dan ‘IA IA IA’ zoals een ezel.
36. Als iemand drie keer IA zegt, ga dan op je stoel staan en krab in je haren.
37. Als iemand op zijn stoel gaat staan en in zijn haren krabt, ga dan op je stoel staan en wrijf over je buik.
38. Als iemand op zijn stoel gaat staan en over zijn/haar buik wrijft, ga dan rechtstaan en spring drie keer omhoog.
39. Als iemand rechtstaat en drie keer springt, ga dan in kleermakerszit op je stoel zitten.
40. Als iemand in kleermakerszit op zijn stoel gaat zitten, zeg dan: ‘EINDE’.
41. Als iemand: ‘EINDE’ zegt, begin dan met je voeten te trappelen.
42. Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.
Als de leerkracht ‘START’ zegt, sta dan recht en roep ‘GA’.

Als iemand rechtstaat en ‘GA’ roept, wandel dan naar het bord en schrijf er ‘GA’ op.

Als iemand ‘GA’ op het bord schrijft, roep dan ‘Welk uur is het?’

Als iemand roept ‘Welk uur is het?’, sta dan recht en maak twee maal een buiging.

Als iemand recht staat en twee maal een buiging maakt, zeg dan ‘GOED GEDAAN’.

Als iemand zegt ‘GOED GEDAAN’, doe dan ‘handjes draaien’ hoog in de lucht.

Als iemand ‘handjes draaien’ doet hoog in de lucht, ga dan op je stoel staan en spring één keer.

Als iemand op zijn stoel gaat staan en één keer springt, klap dan twee keer in je handen.

Als iemand twee keer in zijn handen klapt, roep dan ‘Dank je wel!’

Als iemand ‘dank je wel’ roept, ga dan naar de wasbak en draai de kraan open en weer dicht.

Als iemand de waterkraan open en weer dicht draait, sta


dan recht en maak drie maal een buiging.

Als iemand uit de klas drie keer een buiging maakt, zeg dan ‘BRAVO’.

Als iemand ‘Bravo’ zegt, veeg dan ‘GA’ van het bord.

Als iemand ‘GA’ van het bord veegt, schrijf dan jouw naam op het bord.

Als iemand zijn naam op het bord schrijft, ga dan op je stoel staan en draai een rondje.

Als iemand op zijn stoel gaat staan en een rondje draait, ga dan naar het bord en schrijf ‘A-B-C’.

Als iemand ‘A-B-C’ op het bord schrijft, veeg dan de naam af die op het bord staat.

Als iemand de naam die op het bord staat wegveegt, roep dan ‘HALLO’.

Als iemand ‘HALLO’ roept, zing dan ‘Dont Worry, be Happy’.

Als iemand een liedje zingt, vraag dan ‘HOE GAAT HET ERMEE?’

Als iemand vraagt “HOE GAAT HET ERMEE?’, trek dan een cirkel rond de letter A die op het bord
geschreven staat.

Als iemand een cirkel trekt rond de A die op het bord staat, blaf dan als een hond.

Als iemand blaft als een hond, teken dan een lachend gezichtje op het bord.

Als iemand een lachend gezichtje op het bord zet, maak dan van het lachend gezichtje op het bord een
droevig gezicht.

Als iemand een lachend gezichtje op het bord droevig maakt, vraag je: ‘HOE LAAT IS HET?’

Als iemand vraagt ‘HOE LAAT IS HET?’, zeg je: ‘ZES UREN’.

Als iemand ‘ZES UREN’ zegt, zeg dan ‘BIM BOM’.

Als iemand ‘BIM BOM’ zegt, zeg dan ‘BAM’.


Als iemand BAM zegt, veeg dan ‘A-B-C’ van het bord.

Als iemand ‘A-B-C’ van het bord veegt, ga dan naar het bord en schrijf ‘GOEDE DAG’ op het bord.

Als iemand ‘GOEDE DAG’ op het bord schrijft, ga dan naar de gang en weer terug.

Als iemand naar de gang gaat en weer terug, veeg dan het woord ‘DAG’ van het bord.

Als iemand het woord ‘DAG’ van het bord veegt, schrijf dan het woord OEFENING’ in de plaats.

Als iemand het woord ‘OEFENING’ op het bord schrijft, ga dan vooraan in de klas staan en zeg: ‘GOED
GELUISTERD!’

Als iemand zegt: ‘GOED GELUISTERD’, zeg dan ‘IA IA IA’ zoals een ezel.

Als iemand drie keer IA zegt, ga dan op je stoel staan en krab in je haren.

Als iemand op zijn stoel gaat staan en in zijn haren krabt, ga dan op je stoel staan en wrijf over je buik.

Als iemand op zijn stoel gaat staan en over zijn/haar buik wrijft, ga dan rechtstaan en spring drie keer
omhoog.

Als iemand rechtstaat en drie keer springt, ga dan in kleermakerszit op je stoel zitten.

Als iemand in kleermakerszit op zijn stoel gaat zitten, zeg dan: ‘EINDE’.

Als iemand: ‘EINDE’ zegt, begin dan met je voeten te trappelen.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan


mee

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.


Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

AANDACHTSPEL 2009 - 2010


Materiaal:
Twee kleuren van kaartjes: 1 kleur voor de gewone opdracht + 1 kleur voor de eindopdracht (voor iedereen)
Kaartjes uitdelen: iedereen minstens 2 kaartjes, iedereen laatste kaartje
Voor de observators: een lijst met de opdrachten in goede volgorde (kolom om aan te kruisen of de opdracht goed
werd uitgevoerd)

Klasschikking:
Binnencirkel (spelers) - buitencirkel (observators)

Spelregels: op het bord


8. Kaartjes niet laten zien aan anderen
9. Goed kijken en luisteren
10. Opdracht accuraat uitvoeren
11. Na het uitvoeren van de opdracht terug gaan zitten op je plaats.
12. Buiten de eigen opdracht: volledige stilte
13. Een opdracht mag pas starten als iedereen zit.
14. Het startsignaal is ‘start’
Opdrachtkaartjes

43. Als de leerkracht ‘START’ zegt, sta dan recht en roep ‘GA’.
44. Als iemand rechtstaat en ‘GA’ roept, wandel dan naar het bord en schrijf er ‘GA’ op.
45. Als iemand ‘GA’ op het bord schrijft, roep dan ‘Welk uur is het?’
46. Als iemand roept ‘Welk uur is het?’, sta dan recht en maak twee maal een buiging.
47. Als iemand recht staat en twee maal een buiging maakt, zeg dan ‘GOED GEDAAN’.
48. Als iemand zegt ‘GOED GEDAAN’, doe dan ‘handjes draaien’ hoog in de lucht.
49. Als iemand ‘handjes draaien’ doet hoog in de lucht, ga dan op je stoel staan en spring één keer.
50. Als iemand op zijn stoel gaat staan en één keer springt, klap dan twee keer in je handen.
51. Als iemand twee keer in zijn handen klapt, roep dan ‘Dank je wel!’
52. Als iemand ‘dank je wel’ roept, ga dan naar de wasbak en draai de kraan open en weer dicht.
53. Als iemand de waterkraan open en weer dicht draait, sta dan recht en maak drie maal een buiging.
54. Als iemand uit de klas drie keer een buiging maakt, zeg dan ‘BRAVO’.
55. Als iemand ‘Bravo’ zegt, veeg dan ‘GA’ van het bord.
56. Als iemand ‘GA’ van het bord veegt, schrijf dan jouw naam op het bord.
57. Als iemand zijn naam op het bord schrijft, ga dan op je stoel staan en draai een rondje.
58. Als iemand op zijn stoel gaat staan en een rondje draait, ga dan naar het bord en schrijf ‘A-B-C’.
59. Als iemand ‘A-B-C’ op het bord schrijft, veeg dan de naam af die op het bord staat.
60. Als iemand de naam die op het bord staat wegveegt, roep dan ‘HALLO’.
61. Als iemand ‘HALLO’ roept, zing dan ‘Dont Worry, be Happy’.
62. Als iemand een liedje zingt, vraag dan ‘HOE GAAT HET ERMEE?’
63. Als iemand vraagt “HOE GAAT HET ERMEE?’, trek dan een cirkel rond de letter A die op het bord geschreven staat.
64. Als iemand een cirkel trekt rond de A die op het bord staat, blaf dan als een hond.
65. Als iemand blaft als een hond, teken dan een lachend gezichtje op het bord.
66. Als iemand een lachend gezichtje op het bord zet, maak dan van het lachend gezichtje op het bord een droevig gezicht.
67. Als iemand een lachend gezichtje op het bord droevig maakt, vraag je: ‘HOE LAAT IS HET?’
68. Als iemand vraagt ‘HOE LAAT IS HET?’, zeg je: ‘ZES UREN’.
69. Als iemand ‘ZES UREN’ zegt, zeg dan ‘BIM BOM’.
70. Als iemand ‘BIM BOM’ zegt, zeg dan ‘BAM’.
71. Als iemand BAM zegt, veeg dan ‘A-B-C’ van het bord.
72. Als iemand ‘A-B-C’ van het bord veegt, ga dan naar het bord en schrijf ‘GOEDE DAG’ op het bord.
73. Als iemand ‘GOEDE DAG’ op het bord schrijft, ga dan naar de gang en weer terug.
74. Als iemand naar de gang gaat en weer terug, veeg dan het woord ‘DAG’ van het bord.
75. Als iemand het woord ‘DAG’ van het bord veegt, schrijf dan het woord OEFENING’ in de plaats.
76. Als iemand het woord ‘OEFENING’ op het bord schrijft, ga dan vooraan in de klas staan en zeg: ‘GOED GELUISTERD!’
77. Als iemand zegt: ‘GOED GELUISTERD’, zeg dan ‘IA IA IA’ zoals een ezel.
78. Als iemand drie keer IA zegt, ga dan op je stoel staan en krab in je haren.
79. Als iemand op zijn stoel gaat staan en in zijn haren krabt, ga dan op je stoel staan en wrijf over je buik.
80. Als iemand op zijn stoel gaat staan en over zijn/haar buik wrijft, ga dan rechtstaan en spring drie keer omhoog.
81. Als iemand rechtstaat en drie keer springt, ga dan in kleermakerszit op je stoel zitten.
82. Als iemand in kleermakerszit op zijn stoel gaat zitten, zeg dan: ‘EINDE’.
83. Als iemand: ‘EINDE’ zegt, begin dan met je voeten te trappelen.
84. Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.

Als iemand op zijn stoel gaat staan en één keer


Als de leerkracht ‘START’ zegt, sta dan recht en springt, klap dan twee keer in je handen.
roep ‘GA’.
Als iemand twee keer in zijn handen klapt, roep
Als iemand rechtstaat en ‘GA’ roept, wandel dan dan ‘Dank je wel!’
naar het bord en schrijf er ‘GA’ op.
Als iemand ‘dank je wel’ roept, ga dan naar de
Als iemand ‘GA’ op het bord schrijft, roep dan wasbak en draai de kraan open en weer dicht.
‘Welk uur is het?’
Als iemand de waterkraan open en weer dicht
Als iemand roept ‘Welk uur is het?’, sta dan recht draait, sta
en maak twee maal een buiging. dan recht en maak drie maal een buiging.

Als iemand recht staat en twee maal een buiging Als iemand uit de klas drie keer een buiging
maakt, zeg dan ‘GOED GEDAAN’. maakt, zeg dan ‘BRAVO’.

Als iemand zegt ‘GOED GEDAAN’, doe dan Als iemand ‘Bravo’ zegt, veeg dan ‘GA’ van het
‘handjes draaien’ hoog in de lucht. bord.

Als iemand ‘handjes draaien’ doet hoog in de Als iemand ‘GA’ van het bord veegt, schrijf dan
lucht, ga dan op je stoel staan en spring één keer. jouw naam op het bord.
Als iemand zijn naam op het bord schrijft, ga dan Als iemand het woord ‘OEFENING’ op het bord
op je stoel staan en draai een rondje. schrijft, ga dan vooraan in de klas staan en zeg:
‘GOED GELUISTERD!’
Als iemand op zijn stoel gaat staan en een rondje
draait, ga dan naar het bord en schrijf ‘A-B-C’. Als iemand zegt: ‘GOED GELUISTERD’, zeg dan
‘IA IA IA’ zoals een ezel.
Als iemand ‘A-B-C’ op het bord schrijft, veeg dan
de naam af die op het bord staat. Als iemand drie keer IA zegt, ga dan op je stoel
staan en krab in je haren.
Als iemand de naam die op het bord staat
wegveegt, roep dan ‘HALLO’. Als iemand op zijn stoel gaat staan en in zijn
haren krabt, ga dan op je stoel staan en wrijf over
Als iemand ‘HALLO’ roept, zing dan ‘Dont Worry, je buik.
be Happy’.
Als iemand op zijn stoel gaat staan en over
Als iemand een liedje zingt, vraag dan ‘HOE zijn/haar buik wrijft, ga dan rechtstaan en spring
GAAT HET ERMEE?’ drie keer omhoog.

Als iemand vraagt “HOE GAAT HET ERMEE?’, Als iemand rechtstaat en drie keer springt, ga dan
trek dan een cirkel rond de letter A die op het in kleermakerszit op je stoel zitten.
bord geschreven staat.
Als iemand in kleermakerszit op zijn stoel gaat
Als iemand een cirkel trekt rond de A die op het zitten, zeg dan: ‘EINDE’.
bord staat, blaf dan als een hond.
Als iemand: ‘EINDE’ zegt, begin dan met je
Als iemand blaft als een hond, teken dan een voeten te trappelen.
lachend gezichtje op het bord.

Als iemand een lachend gezichtje op het bord zet,


maak dan van het lachend gezichtje op het bord
een droevig gezicht.

Als iemand een lachend gezichtje op het bord


droevig maakt, vraag je: ‘HOE LAAT IS HET?’

Als iemand vraagt ‘HOE LAAT IS HET?’, zeg je:


‘ZES UREN’.

Als iemand ‘ZES UREN’ zegt, zeg dan ‘BIM


BOM’.

Als iemand ‘BIM BOM’ zegt, zeg dan ‘BAM’.

Als iemand BAM zegt, veeg dan ‘A-B-C’ van het


bord.

Als iemand ‘A-B-C’ van het bord veegt, ga dan


naar het bord en schrijf ‘GOEDE DAG’ op het
bord.

Als iemand ‘GOEDE DAG’ op het bord schrijft, ga


dan naar de gang en weer terug.

Als iemand naar de gang gaat en weer terug,


veeg dan het woord ‘DAG’ van het bord.

Als iemand het woord ‘DAG’ van het bord veegt,


schrijf dan het woord OEFENING’ in de plaats.
Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee. mee.
Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan
mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan


mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan


mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan


mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan


mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan


mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan


mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan


mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan


mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan


mee.

Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan


mee.
OBSERVATOREN
Opdrachtkaartjes GOED uitgevoerd FOUT
uitgevoerd, nl.
…………
1. Als de leerkracht ‘START’ zegt, sta dan recht en roep ‘GA’.
2. Als iemand rechtstaat en ‘GA’ roept, wandel dan naar het bord en schrijf
er ‘GA’ op.
3. Als iemand ‘GA’ op het bord schrijft, roep dan ‘Welk uur is het?’
4. Als iemand roept ‘Welk uur is het?’, sta dan recht en maak twee maal
een buiging.
5. Als iemand recht staat en twee maal een buiging maakt, zeg dan ‘GOED
GEDAAN’.
6. Als iemand zegt ‘GOED GEDAAN’, doe dan ‘handjes draaien’ hoog in de
lucht.
7. Als iemand ‘handjes draaien’ doet hoog in de lucht, ga dan op je stoel
staan en spring één keer.
8. Als iemand op zijn stoel gaat staan en één keer springt, klap dan twee
keer in je handen.
9. Als iemand twee keer in zijn handen klapt, roep dan ‘Dank je wel!’
10. Als iemand ‘dank je wel’ roept, ga dan naar de wasbak en draai de kraan
open en weer dicht.
11. Als iemand de waterkraan open en weer dicht draait, sta dan recht en
maak drie maal een buiging.
12. Als iemand uit de klas drie keer een buiging maakt, zeg dan ‘BRAVO’.
13. Als iemand ‘Bravo’ zegt, veeg dan ‘GA’ van het bord.
14. Als iemand ‘GA’ van het bord veegt, schrijf dan jouw naam op het bord.
15. Als iemand zijn naam op het bord schrijft, ga dan op je stoel staan en
draai een rondje.
16. Als iemand op zijn stoel gaat staan en een rondje draait, ga dan naar het
bord en schrijf ‘A-B-C’.
17. Als iemand ‘A-B-C’ op het bord schrijft, veeg dan de naam af die op het
bord staat.
18. Als iemand de naam die op het bord staat wegveegt, roep dan ‘HALLO’.
19. Als iemand ‘HALLO’ roept, zing dan ‘Dont Worry, be Happy’.
20. Als iemand een liedje zingt, vraag dan ‘HOE GAAT HET ERMEE?’
21. Als iemand vraagt “HOE GAAT HET ERMEE?’, trek dan een cirkel rond
de letter A die op het bord geschreven staat.
22. Als iemand een cirkel trekt rond de A die op het bord staat, blaf dan als
een hond.
23. Als iemand blaft als een hond, teken dan een lachend gezichtje op het
bord.
24. Als iemand een lachend gezichtje op het bord zet, maak dan van het
lachend gezichtje op het bord een droevig gezicht.
25. Als iemand een lachend gezichtje op het bord droevig maakt, vraag je:
‘HOE LAAT IS HET?’
26. Als iemand vraagt ‘HOE LAAT IS HET?’, zeg je: ‘ZES UREN’.
27. Als iemand ‘ZES UREN’ zegt, zeg dan ‘BIM BOM’.
28. Als iemand ‘BIM BOM’ zegt, zeg dan ‘BAM’.
29. Als iemand BAM zegt, veeg dan ‘A-B-C’ van het bord.
30. Als iemand ‘A-B-C’ van het bord veegt, ga dan naar het bord en schrijf
‘GOEDE DAG’ op het bord.
31. Als iemand ‘GOEDE DAG’ op het bord schrijft, ga dan naar de gang en
weer terug.
32. Als iemand naar de gang gaat en weer terug, veeg dan het woord ‘DAG’
van het bord.
33. Als iemand het woord ‘DAG’ van het bord veegt, schrijf dan het woord
OEFENING’ in de plaats.
34. Als iemand het woord ‘OEFENING’ op het bord schrijft, ga dan vooraan
in de klas staan en zeg: ‘GOED GELUISTERD!’
35. Als iemand zegt: ‘GOED GELUISTERD’, zeg dan ‘IA IA IA’ zoals een
ezel.
36. Als iemand drie keer IA zegt, ga dan op je stoel staan en krab in je
haren.
37. Als iemand op zijn stoel gaat staan en in zijn haren krabt, ga dan op je
stoel staan en wrijf over je buik.
38. Als iemand op zijn stoel gaat staan en over zijn/haar buik wrijft, ga dan
rechtstaan en spring drie keer omhoog.
39. Als iemand rechtstaat en drie keer springt, ga dan in kleermakerszit op je
stoel zitten.
40. Als iemand in kleermakerszit op zijn stoel gaat zitten, zeg dan: ‘EINDE’.
41. Als iemand: ‘EINDE’ zegt, begin dan met je voeten te trappelen.
42. Als iemand met zijn voeten trappelt, doe dan mee.
1.

You might also like