Professional Documents
Culture Documents
Sleutel
III Vocabulaire
IV Grammatica
A Vul de werkwoorden in de juiste vorm in.
1 P Ik verga van … . Ik kan … op bed liggen.
2 A … hoe de pijn is begonnen?
3 P Ik moest iets zwaars optillen en toen schoot het erin.
4 A Hoe zit het met uw benen, merkt u daar ook iets aan?
5 P Ja, het prikt in mijn linkerbeen … .
6 A Kunt u de laatste traptree overslaan …?
7 P Een tree overslaan? Het zweet breekt me uit, … .
8 A Ik wil u nu even onderzoeken.
9 Kleedt u zich achter dat scherm maar even uit.
1
B Zet de volgende zinnen in de vriendelijke imperatief.
1 Spreidt u uw armen eens.
2 Steekt u uw armen eens vooruit.
3 Doet u uw ogen eens dicht.
4 Buigt u uw hoofd eens achterover.
5 Knijpt u eens in mijn vingers.
6 Trekt u uw knieën eens op.
7 Trekt u uw knieën eens naar uw buik.
8 Trekt u uw schouders eens op.
9 Draait u uw hoofd eens naar links.
10 Doet u uw mond eens even open.
11 Steekt u uw tong eens even uit.
12 Likt u uw lippen eens even af.
13 Brengt u uw kin eens naar uw borst.
14 Doet u mij eens na.