1a Had … gezien? r3 2a Ik … meten. r 3-4 3a Dat … verdragen. r 14-15 4 m Ze vinden … bijdehand. r 19 5 m ik … wordt. r 21 6 m Volgens … door. r 24 7a ze …richten, r 27-28 8a Daar … worden. r 36 9a Heeft … leden? r 36-37 10 a dat verder … heeft. r 41 11 m als… overslaan. r 48 12 m Ik … zielig. r 48-49
IV Grammatica
A Geef een ontkennend antwoord.
1 Nee, dat mag ze nog niet. 2 Nee, dat mag ze nog niet. 3 Nee hoor, dat hoeft (nog) niet. 4 Nee, dat hoeft (ze) niet meer. 5 Nee hoor, ze slaapt niet te veel. 6 Nee, dat kunt u niet voorkomen. 7 Nee hoor, ze hoeft dat nog niet te kunnen. 8 Nee, ze hoeft volgende keer geen prik (te hebben).
B. Vul de werkwoorden in de juiste vorm in.
1 Als uw kind met u mee-eet, … 2. …, ze verdraagt de gluten nog niet. 3 Ze slaapt al de hele nacht door? 4 Dat kun je haast niet voorkomen. 5 … ,ik denk dat haar tandjes doorkomen. 6 …, begint ze … al goed op te richten. 7 …, leid haar maar een beetje af. 8 Je hoeft pas weer … terug te komen.