You are on page 1of 160

Département économique :

Management de la logistique Bac 3


Néerlandais
Grammaire, textes et exercices
Sonaggere L.

Inhoud

0
Inhoud

A. Grammatica

1. Hebben et zijn 3
2. Les verbes séparables et inséparables 8
3. La construction de la phrase 12
4. La subordonnée 17
5. La subordonnée relative 25
6. Les pronoms et adverbes pronominaux 27

7. La voix passive 39

8. Tableau récapitulatif des différents pronoms 46

9. Révisions 50

B. Dossier: De arbeidsmarkt

1. Inleiding 53
1.
2. Welke werkgever? Welk werk? 54
Het verschil tussen kmo’s en multinationals: Gesprek met Xavier
De Poorter
3. De zoektocht naar de gedroomde job: Lanceer uw campagne 59
4. E-rekrutering: Gesprek met Valérie de Bailly, werkzaam bij 61
Hobsons
5. Heb alle troeven in handen! 65
A. Het belang van talen: Gesprek met Sabine de Leeneer, 65
gedelegeerd bestuurder
van Management Information
B. Een stage lopen 68

6. Woordenschatlijst 71
7. Scripts van de luistervaardigheden 76
8. Kruiswoordraadsels 79
9. Oefeningen: vertaal 80
10. Solliciteren: extra voorbeelden en oefeningen 81

1
C. Handelcorrespondentie 102

121
D. Op de werkvloer
Onthaal 122
Tips voor beginners 124
Vergaderen 125
Conflicten op het werk? 128
Stress en werkomgeving 129
Fouten op het werk 133
Pesten op het werk: een onderschat probleem 135
Zeg het met een tekening 138
Lichaamsbeweging voor werknemers 140
Motiveren 141
Creëren een goed werkklimaat 144
Hoe bereid je een onderhandeling voor? 146

E. Luistervaardigheid 149

F. Bibliografie

2
1. CHOIX DE L’AUXILIAIRE « HEBBEN » OU « ZIJN »

REGLE GENERALE : la plupart des verbes forment les temps composés du passé avec
l’auxiliaire HEBBEN, notamment tous les verbes transitifs (a), réfléchis (b) et réciproques

Ex. - Ik heb hem dat geld gegeven (a)


- Ik heb me verontschuldigd / Ik heb me gehaast (b)
- We hebben elkaar ontmoet (c)

On emploie l’auxiliaire ZIJN dans les cas suivants :

1. Avec les verbes de ………………………………………… si et seulement s’il y a

…………………………………

ou ………………………………

ou……………………………….

Ex. lopen, zwemmen, wandelen, fietsen, reizen, …

Hij is naar Spanje gereisd


Hij heeft dit jaar veel gereisd
Ik ben naar Brussel gefietst
Ik heb vandaag veel gefietst
J’ai couru à l’école =
Je me suis promené dans le jardin =
J’ai nagé dans la mer =

3
Remarque

Généralement, la particule (naar, tot, binnen, buiten, mee, terug, weg, in, uit,…)
accompagnant le verbe de mouvement exprime indirectement la destination ou le point de
départ : l’auxiliaire sera ZIJN

Ik ben de brug overgelopen


Piet is snel weggereden

2. Avec les verbes de …………………………………………………………………… si et


seulement s’ils sont utilisés de manière………………………………………………………
Ex. sterven, verschijnen, stijgen, dalen, stoppen, beginnen, worden, trouwen,
vertrekken, genezen, verdwijnen, ontsnappen, vluchten, …

Het vliegtuig is gestegen, gedaald


De man is verdronken, gevlucht, ontsnapt, …
Il n’est pas encore guéri =

Remarque

Plusieurs verbes peuvent être employés de façon transitive (+COD)  HEBBEN


ou intransitive (sans COD)  ZIJN

- Genezen De dokter heeft het kind genezen


Het kind is genezen
- Veranderen We hebben onze plannen veranderd
Ze zijn de laatste jaren veel veranderd
- Verhuizen We hebben meubels verhuisd
We zijn naar Brussel verhuisd

4
3. Avec les verbes …………………../…………………../……………………../
………………………./ ……………………../ zijn/ beginnen (si transitif : hebben)/ zakken
(voor)/ slagen (in-voor) / naderen/ lukken /mislukken

Hoe is dat gebeurd?


Hij is met dat werk begonnen (intransitif)
Hij heeft een nieuwe collectie begonnen (transitif)
We zijn de kust genaderd met onze boot
Il a réussi son examen de néerlandais =
Il est resté trop longtemps =

Remarque

Les verbes composés formés à partir d’un des verbes de ces 3 catégories se conjuguent
également avec ZIJN
Ex.
terugkomen Hij is gisteravond teruggekomen
binnenblijven Ze is binnengebleven

4. VERGETEN  HEBBEN lorsqu’il s’agit d’un oubli par distraction (qc de matériel que
l’on n’a pas avec soi)

 ZIJN lorsqu’il s’agit de qc qu’on ne connaît plus, qu’on ne sait plus


(problème de mémoire)

De leerling …………………… zijn boek vergeten


Ik …………………………….. zijn naam vergeten
Hij …………………………….zijn sleutels vergeten
Hij …………………………….vergeten zijn broer op te bellen.

5
OEFENINGEN : Les temps

1. Zet in de OVT (passé composé)

1. We…………………naar de radio…………………… (luisteren)


2. …………………u voor uw examen hard……………? (werken)
3. Gisteren……………vader en ik naar Oostende………. (fietsen)
4. Ik …………………lang op mijn vriend………………. (wachten)
5. Mijn oom ……………in 1989 naar Turkije…………... (reizen)
6. ………………………je naar Nederland……………...? (zijn)
7. Die da…………………..……………veel……………... (reizen)
8. Ik……………………...……de hele avond tv………..... (kijken)
9. De kinderen………………………rond drie uur……….. (komen)
10. Vanmorgen……………………ik naar het park………... (wandelen)

2. Hebben of zijn ?

1. Cindy ____________ de hele dag gewandeld.


2. Ze ________ om 4 uur vertrokken.
3. Jullie _______________ te laat gekomen.
4. Ze __________ vroeg opgestaan.
5. ________________ je goed geslapen?
6. Hij ______ op de vergadering gekomen.
7. Ik ___________________ op straat gevallen.
8. Ik ______________ uren gelopen om je te vinden.
9. De film __________________ om 8 uur begonnen.
10. Hij ________________ voor zijn examen geslaagd.
11. Op deze Nederlandse cursus _____________ ik veel geleerd maar het was
peperduur!
12. Ah... hij was vroeger zo gemeen tegen me, maar gelukkig ______ ik het al lang
vergeten.
13. Mijn echtgenoot en ik ______ een maand bij mijn ouders gelogeerd om op mijn
moeder te passen die erg ziek was.
14. Vertel me, ______ jullie gisterenavond vis of vlees gegeten?
15. Maartje en Jaap __________ na een vlucht van vijf uur aangekomen op het
vliegveld van Boedapest.

6
16. De vader van Piet is wat zenuwachtig omdat zijn zoon nog niet met zijn huiswerk
_________ begonnen.
17. Mijn vrienden _______ naar Rotterdam gegaan maar er waren veel
verkeeropstoppingen op de snelweg.
18. Verleden week ________ haar zoon ziek geweest na een voetbalwedstrijd in de
regen.
19. Wat jammer dat ik alweer mijn favoriete televisieprogramma_________ gemist.
20. Vanmorgen was ik zo moe dat ik tijdens de les in slaap ______ gevallen.
21. Het socialisme _______ tijdens de laatste presidentsverkiezing in Frankrijk
gewonnen.
22. Vannacht ______ er zoveel regen gevallen dat men vreest voor wateroverlast als
het zo doorgaat.
23. De kinderen ______ tijdens het verjaardagfeestje van Marieke zoveel gesnoept
dat zij nu geen trek meer in hun warme maaltijd hebben.
24. Toen ik scholier was, ____________ mijn vriendinnen vaak op mijn hart getrapt
met hun opmerkingen over mijn gewicht.
25. Ik __________ het al lang gezien ; je hebt geen zin meer om door te gaan met je
studie.

7
2. LES VERBES À PARTICULES SÉPARABLES ET
INSÉPARABLES
(SCHEIDBAAR EN ONSCHEIDBAAR WERKWOORDEN)

Un verbe à particule se compose d’un verbe de base précédé d’un mot (la particule)
qui peut être :

un adverbe
Exemples : voorbereiden, langslopen, binnenkomen, buitenstappen

une préposition
Exemples : oppassen, meegaan, aankomen

un substantif
Exemples : toneelspelen, lesgeven

un adjectif
Exemples : voorbijgaan, goedkeuren.

Il existe deux sortes de particules :

- les particules toujours séparables


- les particules tantôt séparables, tantôt inséparables (door-, voor-, mis-, weer-,
vol-, om-, onder-, over-)

Remarque

Les verbes commençant par -be-, ge-, ont-, er-, her-, ver-: il ne s’agit
pas ici de particules mais de préfixes toujours inséparables.

be: beginnen – beleven – begrijpen – bedragen behandelen


ge: gebeuren - geschieden –gebruiken – gedragen
ver: vertellen – vertalen – verschijnen – vernielen – verplegen
ont: ontsnappen – ontmoeten – ontstaan
her: herkennen – hernemen – hernieuwen
er: erkennen – ervaren

8
Caractéristiques des verbes à particule séparable ou inséparable

Accentuation

- verbes inséparables :
Exemples : achter’halen, onder’vragen, aan’vaarden

- verbes séparables :
Exemples : ‘meekomen, ‘oprapen, ‘afkeuren

Comportement de la particule

- verbes à particule inséparable:


Hij aanvaardt de huidige situatie niet.
Hij onderzocht alle mogelijkheden.

Comment forme-t-on le participe passé ?


De directeur heeft de contracten nog niet ondertekend.

- verbes à particule séparable:


Hij brengt het dossier niet mee.
Het is hier koud : doe de deur dicht.
We bleven de hele tijd binnen; het weer was te slecht.

MAIS: - Ik denk dat hij om 8 uur aankomt.


- Waarom is dat meisje weggelopen?
- Hij heeft zijn vriend willen opbellen.

Remarque

Quelle est la place de la particule lorsqu’elle se sépare du verbe ?


Sta op, Jan, het is tijd.
Oom Karel brengt altijd iets voor ons mee.

Faites attention aux cas suivants :

- Ze houdt zich altijd bezig met teveel zaken tegelijkertijd.


- Hij neemt nooit deel aan het studentenleven.
- Ik verbind u door met de verkoopdienst.

9
VERBES INSEPARABLES

Aanvaarden : accepter Overwinnen : gagner


Omvatten : englober Overlijden : décéder
Ondernemen: entreprendre Overdrijven : exagérer
Onderbreken: interrompre Overtuigen : convaincre
Ondertekenen: signer Overschatten : sur-estimer
Onderhandelen: négocier Overleven : survivre à
Onderschatten: sous-estimer Rangschikken : classer, ranger
Onderscheiden : distinguer Voorzien : prévoir, pourvoir

Ondersteunen : supporter Voorspellen : prédire, présager

Ondergaan : subir Voorkomen : empêcher, prévenir

Onderwijzen : enseigner Waarborgen : garantir

Onderhouden : entretenir Mislukken : rater qqch

Ondervragen : interroger Weerspiegelen : refléter

Onderzoeken : examiner Weerstaan : résister à

Voldoen : satisfaire

OEFENINGEN : Les verbes à particules

Conjuguez les verbes à l'imparfait et au passé composé.

1. Zijn kinderen (‘weggaan) vandaag.

2. Zijn plannen (mis’lukken) bijna iedere keer.

3. Je (onder’breken) je leraar te vaak.

4. Na iedere oorlog (‘toenemen) de criminaliteit.

5. U (‘afslaan) links na de Grote Markt.

6. Wie (onder’houden) dit grote huis ?

7. Dit meisje (over’drijven) altijd.

10
8. Waarom (‘aankleden) je je niet sneller ?

9. De president (aan’vaarden) de nieuwe regering niet.

10. Het (ver’heugen) me dat ik een paar dagen vrij ben.

11. Het KMI (voor’spellen) voor morgen een regenachtige dag.

12. Wat jammer dat je de tuin zo (verwaar’lozen) !

13. Aan dat mooie ijsje (weer’staan) ik niet.

14. Niemand (ont’snappen) aan de moordenaars.

15. Onze firma (ver’zenden) de goederen liever per boot.

Mélange des temps

1. We zijn op tijd (aankomen)

2. De secretaresse _________haar jas (uitdoen)

3. De kapitein van een schip ________een logboek (bijhouden)

4. Ze ________koket (ronddraaien) met haar nieuwe hoed.

5. De kern van dat verhaal is dat het ongeluk goed (aflopen)

6. We _______ de verkeerde kant de verkeerde kant (oprijden)

7. Ik heb een bijstandscontract (afsluiten)

8. Hij heeft de functie niet (aanvaarden)

9. Daniel kreeg de kans om in de brandweerkazerne te (rondkijken)

10. Ik had geen gelegenheid om hem te (ondervragen)

11
3. LA CONSTRUCTION DE LA PHRASE (DE ZINSBOUW)

1. La proposition principale (P1)

1e partie 2e partie

Sujet Verbe Pronom Temps Compl Lieu RV


adv pron adv pron

= S V P T C L ou PTAL

a. le verbe conjugué : toujours à la deuxième place dans la phrase simple.

C’est pourquoi, quand on commence par un complément, on inverse le sujet et le verbe.

b. ordre des pronoms : voir plus bas

c. autres compléments : cdv, cdi, manière, agent…

Les compléments sans préposition précèdent souvent les compl avec préposition.

d. reste verbal : infinitif, participe passé, particule séparable

2.1.La place des pronoms

pron pers pron pers


zich pron dém er/hier/daar
CDV CDI

Ex: Jan heeft het haar daar gisteren gegeven.


Ik geef mijn broer het boek: Ik geef het hem.
Ik geef het kind de boeken: Ik geef ze het.
Ik geef mijn broer dat boek: Ik geef hem dat.

2.2.Ordre de la phrase avec certains compléments et attributs du sujet

L'attribut du sujet, alles et nodig vont le plus possible à la fin de la proposition, avant l'infinitif :

12
ex: Ik heb gisteren die stoelen niet nodig gehad.
Ik ben gisteren in de klas ziek geweest.
Jan heeft haar (gisteren op kantoor) alles gegeven.

2.3. Ordre CDV-CDI

- CDI sans prép + CDV: Ik geef mijn vriend een boek. (ordre préférentiel)
- CDV + CDI avec prép : Ik geef een boek aan mijn vriend.

2.4 Ordre des compléments de même nature avec et sans préposition

= Toujours le complément sans préposition d'abord


ex: Ik ben gisteren om vier uur teruggekomen.
Ik heb dat boek hier op de tafel gelegd.

Résumé de l’ordre des mots


(1)
Ze hebben (die brief) vanmiddag (die brief) opgestuurd
gisteren een brief

Le c.o.d. déterminé peut précéder ou suivre un complément de temps.


Le c.o.d. indéterminé se trouve la plupart du temps en fin de phrase.

(2) sans préposition avec préposition


Ze hebben (hun vrienden) een brief (aan hun vrienden) gestuurd
(die jongens) (aan die jongens) gegeven

Le c.o.i. sans préposition précède le c.o.d.


Le c.o.i. avec préposition suit le c.o.d.

(3)
Ze hebben hem gisteren een brief gestuurd
ze vanmorgen
haar toen
u

Les pronoms se placent le plus près possible du verbe et sont suivis par les compléments de
temps.

(4) c.o.d. c.o.i.

Ik heb het hem die al gegeven


ze u dat
haar

13
(5) c.o.d. temps manière lieu
Ik ben hem gisteren met de auto naar Gent gebracht

(6) complément prép. complément prép.


met (naar
Ze kan ons Antwerpen) meegaan (naar Antwerpen)

heeft (op dat veld) gespeeld (op dat veld)

gaat (naar huis) terug (naar huis)

Normalement, l’infinitif, le participe passé, la particule séparable se placent en fin de phrase.


Les compléments prépositionnels peuvent se placer après ces éléments.

(7)
Ik zal morgen het pak niet brengen
het pak morgen wel
al
nog
meteen
toch
waarschijnlijk
ook niet
nog niet

14
OEFENINGEN : La construction de la phrase

1) Remettre les éléments dans le bon ordre

1. De gevolgen aardbeving. van een de maakte de filmploeg documentaire over

2. afloop. ongeluk dodelijke een had Het

3. pen Die eigendom. is mijn

4. jaloers. gauw is Anita

5. hebben gewacht. we Eindeloos

6. ? Hoe die film eindigt

7. is jeugd episode in van mens. De het leven een een

8. zijn wereldberoemd. Rembrandt van De etsen

9. het laat precies jij Weet is ? hoe

10. Die zes modezaak heeft filialen.

11. Oma op morgen bezoek komt

12. gaan samen vanmiddag balletje met spelen De een jongens

13. plassen Ik moet dringend nu

14. kopen de even boeken kinderen deze week moeten De

15. op gisteren week kwamen Oma bezoek. een voor thuis Opa en

15
2) Construis les phrases en commençant par les mots soulignés

1. Erg / op maandag / de leerlingen / moe / zijn


………………………………………………………………………………………
2. Altijd / mijn zus / op zaterdag / om zes uur / gaat / de kapper / naar
………………………………………………………………………………………
3. Nooit / eten / op donderdag / we / het restaurant / in
………………………………………………………………………………………
4. Versturen / Spanje / naar / brief / een / wil / ik
……………………………………………………………………………………...
5. Amsterdam / vriend / ga / ik / met / morgen / mijn / naar
……………………………………………………………………………..….…….
6. We / de / klas / met / gaan / Maastricht / dinsdag / naar
………………………………………………………………………………..…….
7. Je / met / fiets / komt / school / naar / morgen / de
………………………………………………………………………………..…….
8. Komt / de / ouders / Antwerpen / Marlies / zaterdag / auto / haar / naar / met / van
.………………………………………………………………………………..…….
9. En / kwart / ontbijten / tussen / uur / negen / voor / acht / we
………………………………………………………………………….………….

16
4. LA PROPOSITION SUBORDONNÉE

1. Généralités

- Le sujet est toujours en première position après la conjonction de


subordination.

- Le verbe conjugué est rejeté à la fin de la proposition, avant l’infinitif.


Parfois, il se place devant le complément prépositionnel.

ex : Ze zegt dat ze geen invloed heeft op hun eetgewoonten.

- Une P2 en début de phrase provoque une inversion dans la P1

ex : Als je morgen wil komen, moet je vandaag vroeg naar bed gaan.

- Ne pas mélanger les compléments des différentes propositions. Un truc pour


éviter les erreurs consiste à d’abord en achever une avant de commencer la
suivante.

ex : Ze zeggen // dat ze hun cd’s zullen meenemen // als ze komen.

- La 2e partie de la comparaison indiquant une autre P2, les verbes rejetés

dans la première P2 se placent donc devant ‘dan’ et ‘als’.

ex: Ik denk // dat hij groter is // dan zij.

- La P2 est introduite et reliée à la P1 par une conjonction de subordination,


un pronom relatif ou un mot interrogatif.

ex : Ik weet niet waarom hij niet wil komen.

- La particule séparable se rattache.

ex : Hij komt morgen terug.  Hij heeft ons gezegd dat hij morgen terugkomt.

17
2. Discours indirect

Discours direct = quand la personne parle en direct

On reprend ses propos tels quels. On utilise des guillemets.

ex : Anne : « Quand viens-tu ? »


Pierre : « Je viens demain. »
Anne : « A quelle viens-tu ? »
Pierre : « J’arriverai vers 2 heures. »

Discours indirect = on reprend les propos de quelqu’un, qu’on répète.

ex : Anne a demandé à Pierre quand il venait. Il lui a répondu qu’il viendrait le


lendemain. Elle lui a demandé à quelle heure il venait. Il lui a dit qu’il arriverait
vers 2 heures.

Dans le discours indirect, nous utilisons des P2. Il y a donc rejet du verbe, même
quand c’est une question.

ex : Je ne sais pas quand il revient. Ik weet niet wanneer hij terugkomt.

Concordance des temps :

!! Le futur du discours direct devient un conditionnel dans le discours indirect.

1. Présent dans la proposition principale.

L'action se
L'action se
passe maintenant dans la
passe MAINTENANT dans
subordonnée ou dans
la proposition principale.
le futur immédiat.

dat hij dat werk


nu maakt.
Peter zegt
dat hij dat werk straks zal
maken.

18
L'action se L'action se passe dans
passe MAINTENANT dans le futur dans la
la proposition principale. subordonnée.

dat hij dat werk


morgen zal maken.
dat hij dat werk volgende
Peter zegt
week wil maken.
dat hij dat werk
later wenst te maken.

L'action se
L'action se passe dans
passe MAINTENANT dans
le passé.
la proposition principale.

dat hij dat werk


gisteren heeft gemaakt.
Peter zegt
dat hij dat werk
vroeger maakte.

2. Imparfait et passé composé dans la proposition principale.

L'action se passe DANS LE L'action se passe dans


PASSE dans la proposition le passé dans la
principale. subordonnée.

dat hij dat werk maakte.


Peter zei
dat hij dat werk heeft
Peter heeft gezegd
gemaakt.

L'action se passe DANS LE L'action se passe dans


PASSE dans la proposition le futur dans la
principale. subordonnée.

dat hij dat werk


Peter zei morgen zou maken.
Peter heeft gezegd dat hij dat werk
morgen maakt.

19
L'action se passe DANS LE L'action se passe dans
PASSE dans la proposition le passé dans la
principale. subordonnée.

Peter zei dat hij dat werk


Peter heeft gezegd gisteren had gemaakt.

3. Plus-que-parfait dans la proposition principale.

L'action se passe DANS LE L'action se passe dans


PASSE dans la proposition le futur dans la
principale. subordonnée.

dat hij dat werk


vanavond maakte.
dat hij dat werk straks zou
Peter had gezegd
maken.
dat hij dat werk
morgen had willen maken.

L'action se passe DANS L'action se passe dans


LE PASSE dans la le passé dans la
proposition principale. subordonnée.

dat hij dat


Peter had gezegd werk gisteren had
gemaakt.

Liste des principales conjonctions de subordination

bien que,
concession (al)hoewel/ofschoon quoique Hoewel het regent, gaan we wandelen.
bien que,
al ! structure 1 quoique Al regent het, we gaan wandelen.
condition als / indien si Wat zullen we doen indien hij weigert?
tenzij à moins que We gaan wandelen, tenzij het regent.

20
but opdat ! 2 pour que Hij stak de straat over, opdat hij ons niet
zou ontmoeten

(om ... te + inf.) pour +inf. Hij stak de straat over om ons niet te
ontmoeten.

comparaison zoals comme Zoals hij het ons heeft geschreven, komt hij
morgen terug.

alsof comme si Hij doet alsof hij er niets van wist.

hoe comp…, hoe Hoe meer hij gisteren dronk, hoe dommer hij
comp…3 plus…, plus…
ook werd.

temps wanneer / als 4 quand Als/Wanneer het weer mooi was, gingen ze
fietsen.

Toen quand Toen hij terugkwam, waren de anderen al


weg.

1 al: structure: al + inversion, pas d'inversion


2 opdat: + conditionnel en néerlandais dans la proposition subordonnée
3 hoe + comparatif + rejet, hoe + comparatif + rejet- hoe + comp + rejet,
4 wanneer/ als: pour le présent et futur, pour le passé, quand il s'agit d'une répétition.

voor(dat) avant que


Denk goed na voor (dat) je de beslissing neemt.

nu(dat) maintenant que Nu(dat) het niet meer regent, kunnen we vertrekken

nadat après que


Nadat hij het haar had gezegd, had hij er spijt van.

sinds/sedert depuis que


Sinds hij in Brussel woont, zien we elkaar vaak.

zodra dès que Zodra ik thuis ben, bel ik je op.

au fur et à Naargelang je ouder wordt, word je dommer.


naargelang mesure
aussi longtemps
zolang que Je mag hier blijven zolang het moet.

21
telkens als chaque fois que Telkens als ze elkaar ontmoeten, hebben ze ruzie.

Tot (dat) jusqu'à ce que Wacht totdat we je roepen.


terwijl tandis/alors que Ik praat nooit terwijl ik werk.

Het ongeluk was niet erg, zodat we verder konden


conséquence zodat de telle sorte
que rijden

zo...dat tant... que


Het regent zo hard dat we moeten thuisblijven.

cause omdat parce que


Ik zal niet zwemmen, omdat het water te koud is.

doordat du fait que


Hij moest geld lenen, doordat het gestolen was.

daar /
aangezien vu que, comme Daar het weer slecht was, zijn we thuisgebleven.

discours dat que Ik weet dat hij zal komen.


indirect of si Ik weet niet of hij zal komen.

hoe…ook avoir beau Hoe hij ook probeerde, het lukte hem niet.
structure
wie/wat ook qui/quoi que… Wie u ook bent, u wacht in de rij als de anderen.

22
Exercices

a) Utilisez le bon temps dans la subordonnée (discours indirect).


1. Hij had gehoord dat zij morgen (vertrekken)_____________
2. Hij beweert dat zij dat nu (moeten doen) _________________
3. Hij wenst dat hij dat werk nu (brengen) ______________
4. Hij heeft gehoord dat ze niet met hem (spelen) ____________
5. Hij had vernomen dat zij in Brussel (blijven) _____________
6. Hij vreest dat hij dat werk morgen (verbeteren) ______________
7. Hij heeft gehoord dat ze met hem naar de bioscoop (gaan) ____________
8. Hij vermoedt dat hij dat werk gisteren (brengen) ____________
9. Hij dacht dat ze niet met hem (praten)_____________
10. Hij hoopte dat ze niet met haar vriendin (reizen) _____________

b) Transformez ces phrases au discours indirect

1. Ben jij een das ? vroeg ik hem.

2. Ik ben een beer, antwoordde hij.

3. Hij riep : 'Dat is mijn honing'.

4. Moeder zegt hem : 'Ik zal je hulp belonen met een reep chocolade'.

5. De meester zei : 'Dat gegiechel irriteert me'.

6. Mevrouw Janssens vraagt : 'Is Tom thuis ?'

7. De meid antwoordt : 'Tom is niet thuis'.

8. De meid zei : 'Ik kan het niet zeggen'.

23
9. De jongen antwoordt : 'Ik heb mijn les niet geleerd'.

10. De leraar verklaart me : 'Je mag dat woord niet gebruiken'.

c) Remettre les éléments dans le bon ordre

1. is het nu de je Of meester. wil of niet, hij

2. komt. graag direct Ik hier hij dat wil

3. Van fysica alle die ze meest. heeft, het vakken ze haat

4. zon schijnt, het regent, wandelen. dag Of iedere gaat of hij de

5. vraag van kwaliteit goede af duurder. dan goedkope of minder schoenen die me zijn die Ik zijn

6. bevalt, Een baby. die vrouw een krijgt

7. vanzelf een weer komt bij weggooit, terug. je die je boemerang Als

8. gezond niet dat Oma de zijn. snoepjes denkt

9. zanger stond, in ingediend. het De klacht van privéleven heeft de een krant wie

10. vind broek geen mooie die heeft. Ik kleur dat

11. speelt, kans de je Hoe om met te hebt meer je winnen. meer hoe lotto

12. wel als ik weet won. de ik wat lotto Je doen met zou

13. dieren bij zwanger Wat drachtig. heet, heet bij mensen

14. verdienen. u meer Hoe wilt u meer geld verdient, hoe

24
5. LA SUBORDONNÉE RELATIVE
(DE RELATIEVE BIJZIN)

1. Formes.
Les principaux pronoms relatifs sujets ou C.O.D. sont :

SINGULIER (de-woorden) SINGULIER (het-woorden) PLURIEL


DIE (qui, qui) DAT (qui, que) DIE (qui, que)

2. Emplois.
DIE = qui, que
Die est le pronom relatif le plus fréquent. Il s'emploie chaque fois que l'antécédent n'est pas un nom
neutre singulier.
Exemple : De vrouw, die aankomt, is mijn secretaresse.= La femme qui arrive est ma secrétaire.

DAT = qui, que


Dat s'emploie lorsque l'antécédent est un nom neutre singulier.
Exemple : Hier is het werk, dat u me hebt gevraagd.= Voici le travail que vous m'avez demandé.

WAT= ce que

- Quand il n’y a pas d’antécédent


Wat moeilijk is, is een vreemde taal te leren.
- Quand l’antécédent est une phrase complète
Ik was boos, wat hij niet begreep.

WIE= qui

- Lorsqu'il y a une préposition, on emploie WIE au lieu de DIE quand l'antécédent est une
personne.

De directeur, over wie we spreken, is afwezig.

- Quand il n’y a apas d’antécédent.

Wie ziek is, mag thuisblijven.


25
Oefeningen : Ajouter le bon pronom relatif

1. Hoe heet de bediende ______ daar zit.

2. ______ik daar zie is vreselijk.

3. _______ het antwoord kent, mag het zeggen!

4. Mijn ouders wonen in een flatgebouw _____ in een klein straatje staat.

5. Petra heeft het bed _______ je hier ziet in Amsterdam gekocht.

6. Het meisje _____ het huishouden doet is heel sympathiek.

7. Het kind ______ je hoort huilen is het broertje van Mia.

8. De koelkast ______ we besteld hebben, is duur.

9. Het bier ______ we drinken is te warm.

10. Mia draagt een grote schaal_____ vol met koekjes getast is.

26
6. LES PRONOMS ET ADVERBES PRONOMINAUX
(INTERROGATIFS, PERSONNELS, DÉMONSTRATIFS)

INTRODUCTION

Dans le langage courant, il nous arrive fréquemment de remplacer un


complément par un pronom. En néerlandais, nous devons distinguer deux
sortes de 'pronoms' :

a) les pronoms personnels


b) les adverbes pronominaux

En français, les pronoms personnels compléments à la 3° personne ne peuvent


être précédés d'une préposition que s'ils désignent des personnes.

EX : (un ami) : je compte sur lui (op hem)


je pense à lui (aan hem)
MAIS
(un devoir) j'y pense

(la table) j'écris dessus

(l'examen) j'en parle

Dans le cas ci-dessus, en sont des adverbes, mais ils remplacent aussi un
substantif (devoir, table, examen) et ils ont une fonction de pronom. Ce sont
donc des Adverbes Pronominaux.

En néerlandais, il en va de même : l'adverbe pronominal sert à ……………………………… se


rapportant à des ……………………………….. ou à des……………………………….. , PAS A
DES ………………………………..……
Les personnes sont remplacées par des ……………………………….………

En néerlandais, un complément prépositionnel concernant des choses ou des animaux est


remplacé par un adverbe pronominal : ……………………… +………………………….

27
Comment remplacer un complément ?

1. Un complément sans préposition

a) concernant des choses/animaux -->


b) concernant des personnes -->

2. Un complément prépositionnel

a) concernant des choses/animaux -->


b) concernant des personnes -->

- (le livre) : je l'achète --> het boek : ik koop ………………………………..

- (le roi) : je le vois --> de koning : ik zie ………………………………..

- (la table) : j'écris dessus --> de tafel : ik schrijf ………………………………..

- (le cahier) : j 'écris --> het schrift : ik schrijf ………………………………..


dedans
- (le devoir) : j'y pense --> het huiswerk ik denk ………………………………..

- (la radio) : je l'écoute --> de radio: ik luister ………………………………..

- (papa): je l'écoute --> papa: ik luister ………………………………..

Tableau concernant la modification de certaines prépositions

+MET =
+TOT =
+NAAR (direction) =
=
ER +NAAR (autres cas) =
+VAN (origine) =
+VAN (mouvement vers le bas) =
+VAN (autres cas) =
+ROND/OM (= autour de) =

- Naar Luik ? Ik ga ………………………………..


- Naar de TV? Ik kijk………………………………..
- Van de trap ? Ik ben………………………………..gevallen.
- Van dat huis ? Ik houd………………………………..

28
Avant de passer aux différents types d'adverbes pronominaux, insistons encore sur le

fait que pour les personnes, on utilise un PRONOM PERSONNEL COMPLEMENT

après une préposition.

- Kijken ze naar de lerares ? Ja, ze kijken ………………………………..


- Droomt ze van die jongen ? Nee, ze droomt niet ………………………..

1. Les adverbes pronominaux personnels: ER + PREPOSITION

Pour remplacer un complément prépositionnel, on emploie un ADVERBE


PRONOMINAL sous la forme ER+ PREPOSITION.

a) pour un animal ou une chose

b) éventuellement pour un ……………………….. (het meisje, het kind)

- Kijkt hij naar de match ? Ja, hij kijkt………………………………..

- Houdt hij van honden ? Ja, hij houdt………………………………..

- Speelt hij met het kind? Ja, hij speelt………………………………..

REMAROUE : Si le verbe concerné ne demande pas de préposition, on utilisera un


PRONOM PERSONNEL COMPLEMENT. Il faut donc regarder le genre du mot
remplacé.

- Zal je de hond kopen ? Ja, ik zal ………………………………..

- Heb je dat boek nodig ? Ja, ik heb………………………………..

- Heb jij de boeken? Ja, ik heb………………………………..

Jusqu'à présent, nous n'avions qu'un complément remplacé par un adverbe


pronominal personnel. Que se passe-t-il quand on a en plus :

a) une négation
b) un ou des compléments
c) un attribut
d) un adverbe

29
Règle 1 : La NEGATION, les COMPLEMENTS, L'ATTRIBUT et
L'ADVERBE s'intercalent entre ………………………………………ER se
placera immédiatement ………………………………..et la PREPOSITION
se placera ………………..

S + VB2 +ER+ ADV./ATTRIBUT /NEGATION/COMPL. + PREPO + RV.

- Hij speelt niet met de hond (nég.) --> Hij……………………………….

- Hij gaat iedere week naar de bioscoop (compl.) --> Hij………………….

- Ik hou veel van sport (adv.) --> Ik………………………………..……..

- Hij is dol op westerns (att.) --> Hij………………………………..……...

Règle 2 : Toutefois le PRONOM PERSONNEL COMPLEMENT ne


s'intercale pas, mais se place immédiatement ………………

S + VB2 +Pronom Pers. Complément+ ER + NEGATION + PREP. + RV.


ATTRIBUT
ADVERBE
COMPLEMENT

- Ik schrijf het antwoord zeker niet op het bord

--> Ik schrijf HET er zeker niet op.

- Hij legde de boeken niet op de tafel.


- Hij legde ………………………………..…………………………

- Ik koop de krant niet meer in de winkel.

- lk koop ………………………………..…………………

30
Règle 3 : La préposition se place juste ……………… qui peut contenir :

-………………………………..…………………………

-………………………………..………………………… (avec ou sans ‘TE’)

-………………………………..…………………………

-………………………………..…………………………

- Die leerlingen proberen vaak uit de school weg te lopen.

- Die leerlingen proberen………………………………..…………………………

- Hij denkt morgen naar Luik te gaan.

- Hij denkt………………………………..…………………………

- Hij hoopt morgen voor het examen Nederlands te slagen.

- ………………..………

- Hij zegt dat hij nooit over het probleem heeft gesproken.

-…………………………………………………………………..…………………

Règle 4 : Les adjectifs KLAAR, BEZIG, NODIG, [akkoord, beu, ...] ne


s'intercalent pas mais se placent juste ………………………………
La construction complète sera donc la suivante :

S+ VB2 +Pronom Pers + ER + NEGATION + PREPOSITION.+ Bezig + RV.


ATTRIBUT klaar

ADVERBE nodig

COMPLEMENT

- Is Piet al klaar met zijn huiswerk?


-…

31
- Heb je die krant nu toch nodig voor je cursus ?
- Ja, ik heb………………………………

- Is je zoon nog altijd bezig met zijn huiswerk?


- Ja, mijn zoon is…………………………

EXEMPLES

1. Hij gaat niet naar de match. (Négation)

2. Hij parkeert zijn auto op het plein. (Complément)

3. Hij wandelt af en toe met zijn hond. (Adverbe)

4. Ik koop het boek niet in de winkel. (Pronom personnel complément)

5. We parkeren onze auto's af en toe op het plein. (Idem)

6. Hij zal die auto op het plein parkeren. (Infinitif sans 'te')

7. Hij denkt die auto op het plein te parkeren. (Infinitif avec 'te')

8. Hij heeft die auto niet op het plein geparkeerd. (Participe passé)

9. Hij legt het boek in de kast neer. (Particule séparable)

10. Hij zegt dat hij het boek in de kast neerlegt. (Subordonnée)

11. Ben je al bezig met je werk ? (Avec BEZIG)

12. Was je toen al klaar met de zaak ? (Avec KLAAR)

13. Heb je mijn boek nodig voor je les? (Avec NODIG)

32
Négation Bezig RV Verbe
Pron. Pers. ER Compl. Adverbe PREPOSITION Klaar conjugué
Attribut Nodig Infinitif
Complément Participe passé
Part. séparable
1.Hij gaat ER niet NAARTOE

2.Hij parkeert ER zijn auto OP

3.Ik wandelt ER af en toe MEE

4.Ik koop het ER niet IN

5.We parkeren die ER af en toe OP

6.Hij zal ER die auto OP parkeren

7.Hij denkt ER die auto OP te parkeren

8.Hij heeft die ER niet OP geparkeerd

9. Hij legt ER het boek IN neer

10….dat hij ER het boek IN neerlegt

11.Ben je ER al MEE bezig ?

12.Was je ER toen al MEE klaar ?

13. Heb je ER dat boek VOOR nodig ?

REMARQUE :

Quand la phrase commence par 'ER' (sujet apparent), le 'ER' de l'adverbe pronominal
est supprimé.

- Er ligt een boek op de bank.


--> Er ligt een boek op. (et pas EROP)

- Er staan mensen voor dat huis.


-->Er staan mensen voor.

33
2. L’adverbe pronominal démonstratif : HIER/ DAAR + PREPOSITION

L'adverbe pronominal démonstratif sert à remplacer ……………………………..

………………………………

RAPPEL: Comme pour les adverbes pronominaux personnels, on ne parlera


d'adverbe pronominal démonstratif que quand il s'agira de choses ou d'animaux (+
nom de personne neutre).

Ceci signifie que pour les personnes on utilisera :

- Hij spreekt met deze mensen. --> Hij spreekt met hen/ deze.
- Hij speelt met die kinderen. --> Hij speelt met hen/ die.

L'adverbe pronominal personnel ne peut jamais se trouver au début d'une proposition:


il sera alors remplacé par un adverbe pronominal démonstratif: (daarmee, hierop,
daaruit, hierin, daarop...

Un compl. prépos. contenant DEZE/DIT sera remplacé par ………………+………………..

Un compl. prépos. contenant DIE/DAT sera remplacé par ………………+ .…………………

- Zit hij op die stoel ? Ja, hij zit ………………………………..…………

- Keek hij naar dit boek ? Ja, hij keek………………………………..……

- Speelde hij met die bal ? Ja, hij speelde…………………………..…….

TROIS CONSTRUCTIONS SONT POSSIBLES

A. 1. DAAROP ligt het boek.


2. DAAR ligt het boek OP.
3. Het boek ligt DAAROP.

B 1. HIERIN heb ik je boek gelegd.


2. HIER heb ik je boek niet IN gelegd.
3. Ik heb HIER je boek niet IN gelegd.

34
Ceci signifie que l'adverbe pronominal démonstratif PEUT mais ne DOIT PAS être
scindé, contrairement à l'adverbe pronominal personnel qui doit être scindé dans
certains cas.

REMARQUE : Le 'ER' sujet apparent est SUPPRIME quand il y a dans la phrase un


adverbe pronominal démonstratif.

Daarin liggen veel boeken.

3. L’adverbe pronominal interrogatif : WAAR + PREPOSITION

Comment poser une question à partir d'un verbe qui demande une préposition ?

- A quoi penses-tu ?
- A qui penses-tu ?

Deux possibilités se présentent :

1. La question porte sur une personne.


Alors le mot interrogatif =……………………………… + ..…………………………

2. La question porte sur une chose ou un animal


Alors le mot interrogatif =…………………… + ..……………… (de préférence scindé)

Lorsque l’on scinde l'adv. pron. interrogatif, la préposition se trouve à la fin de la


phrase, juste devant klaar, bezig, nodig et le RV.

La construction avec l'adverbe pronominal scindé est plus naturelle.

- Waarnaar kijken de kinderen ? = Waar kijken de kinderen naar?

- Waarover dacht je de hele tijd na?

Waar ..................................................................................................

- Waarmee heb je je de hele dag beziggehouden ?

Waar ..................................................................................................

- Que n'as-tu pas réussi ? ...................................................................

- A quoi ne participes-tu jamais ? ………………………………….

35
-A quoi invitait-il toujours ses amis ?

............................................................................................................

4. L’adverbe pronominal relatif

L'adverbe pronominal relatif se traduira par des formules telles que :


................................................................................
==> donc ............................. + ....................

L'adverbe pronominal relatif peut également se scinder.

- De wedstrijd WAARAAN ik deelnam was boeiend.


- De wedstrijd WAAR ik AAN deelnam, was boeiend.

- De reis WAAROVER ik vaak nagedacht heb, was mooi.


- De reis WAAR ik vaak OVER nagedacht heb, was mooi.

 Attention si personnes: ............................. + ............................

L’homme de qui il parle s’appelle Tom =

............................................................................................................

5. Remarque

On utilise les adverbes pronominaux personnels pour annoncer une proposition


infinitive ou une proposition subordonnée (= cf. complément provisoire)

Ik denk eraan met vakantie te gaan.


Hij is erin geslaagd de dief te arresteren.
Hij is er zeker van dat hij zal komen.
Hij is ervan overtuigd dat hij president zal worden.
Ik vind het prettig naar de bioscoop te gaan. (het après les verbes transitifs)

36
OEFENINGEN : Les adverbes pronominaux

1. Geef een vlot negatief antwoord (er)

Rijd je dikwijls met de auto van je vader?


Zijn ze trots op hun zoon ?
Telefoneer je naar je tante?
Is hij overtuigd van het belang van zijn opdracht ?
Heb je met die leerlingen gepraat ?

2. Gebruik een bijwoordelijk voornaamwoord (er, hier, daar)

We reizen naar het zuiden


Onze kinderen hebben veel uit die boeken geleerd
Petra luistert altijd graag naar die platen
Op dat kussen slaapt de kat
Petra speelt altijd met haar broer
Moeder zit bij de tafel
Mijn broer ligt op de grond
Ik zal die muren met latex verven
Petra luistert graag naar haar platen
Rik rijdt dikwijls met zijn auto
Moeder wast hem elke dag in het bad
Oude mensen kijken veel door het venster
Er staan enkele zeer oude bomen in het park (!!!)
De leraar neemt het woordenboek uit de boekentas
De lerares schrijft alle woorden op het bord

3. Stel vragen naar het onderstreepte zinsdeel

Ze luisteren naar ons gesprek


Ze zijn dol op ons hondje
Ze komen van Amsterdam

37
Ze hebben me op dat feestje uitgenodigd
Hij won 10.000 euro met pokeren

4. Vervang door een vnwbw als het mogelijk is

1. Onze kat speelt veel met de hond.


2. Moeder zit altijd bij de tafel.
3. Piet is zeer trots op zijn vriendin.
4. Hij stak de brief in de brievenbus.
5. We luisteren 's avonds niet vaak naar de radio.
6. Er staan tientallen auto's op de parkeerplaats.
7. De leraar neemt het boek uit de kast.
8. Geeft dat soms aanleiding tot problemen ?
9. Hij schrijft altijd zijn naam onder de brieven.
10. Er liepen in die tijd veel kinderen op straat.

1. Heb je al aan d a t gevaar gedacht ?


2. Hij nam gisteren niet deel aan die wedstrijd.
3. Hij heeft niet dadelijk op deze vraag willen antwoorden.
4. Ik heb altijd goede resultaten behaald met die computer.
5. Zijn ze al naar die stad vertrokken?
6. Je moet rekening houden met die politieman.
7. Hij is vanmorgen uit die hoge boom gevallen.
8. De jongeman heeft spijt van deze zaak.

38
7. LA VOIX PASSIVE

1. Introduction

En néerlandais, le passif se forme à l’aide des auxiliaires ZIJN et WORDEN. Deux règles
simples sont à retenir :

A. Quand l'auxiliaire du passif est en français à un temps simple, on emploie en néerlandais


l'auxiliaire WORDEN mis à ce temps.
Les temps simples sont: le présent, l'imparfait, le futur simple, le conditionnel présent.

B. Quand l'auxiliaire du passif est en français à un temps composé, on emploie en néerlandais


l'auxiliaire ZIJN mis à ce temps.
Les temps composés sont: le passé composé, le plus-que-parfait, le futur antérieur, le
conditionnel passé.

2. Comment bâtir une phrase passive ?

De leraar helpt de leerlingen. (Helpt=tps simple, donc worden)

S COD

De leerlingen worden DOOR de leraar geholpen


S Aux.passif Compl d’agent part.passé
Introduit par door

- De jongens gebruiken dat boek =

REMARQUE :

Lorsque le sujet de la phrase active est pronom personnel, il prendra à la voix passive la
forme du pronom personnel complément accentué.

39
- Vandaag koop ik die auto =

- We helpen hem altijd =

NB : Si 'ze' (3° personne pluriel) est le sujet de la voix active, alors il n'y aura pas de
complément d'agent à la voix passive.

3. Emploi de « er »

En règle générale, on emploie la voix passive avec ER quand le COD est indéterminé, ce qui
signifie qu’il n'est pas précédé :

- d'un article défini


- d'un adjectif possessif
- d'un adjectif démonstratif

Nous parlerons alors de sujet réel et de sujet apparent.


Le sujet apparent sera ER et c'est le sujet réel qui s'accordera avec le verbe.

- Mijn vader koopt geen kranten

- Moeder bakt een lekkere taart

- Elke dag geeft de surveillant straffen

- Die ploeg behaalt goede resultaten

Remarque 1
Certains pronoms indéfinis tel que: alles - iedereen - alle(n), sont toutefois considérés comme
déterminés :
Ik verkoop alles in de stad

40
En néerlandais, il est conseillé d'éviter le plus possible l'emploi de MEN (=on) et d’utiliser la
construction passive avec ER quand c'est possible, c'est-à-dire, quand le COD est
indéterminé. En outre, quand le sujet est MEN à la voix active, il n'y a pas de compl. d'agent
à la voix passive.

NB: C’est le COD qui détermine l'emploi de ER et non MEN

- Men verkoopt veel boeken aan die jongens.


-.....................................................................

- On donne toujours des articles aux pauvres élèves. (Traduire à la voix passive)
-.....................................................................

- On donne cet article à cet élève. (Traduire à la voix passive)


-.....................................................................

- Men spreekt veel over die film.


-.....................................................................

- On travaille de plus en plus à l'école.


-.....................................................................

- On vend beaucoup d'ordinateurs dans ce magasin.


-.....................................................................

- Vader kocht dit huis verleden jaar.


-.....................................................................

Rappel :
Dans le cas où le COD de la phrase est déterminé par :
- un article défini (de/het)
- un adjectif possessif
- un adjectif démonstratif

41
Il ne faut jamais employer la forme avec ER.
Par contre, si la phrase active ne comporte pas de COD, alors on emploie la forme
passive avec ER.

Remarques :
1. Les verbes qui se construisent avec 'ZIJN' ne se mettent pas à la voix passive.
2. Les verbes réfléchis et réciproques ne se mettent pas à la voix passive

Les formes du passif

TEMPS ACTIF PASSIF


Présent Jan helpt die mensen
Imparfait Jan hielp die mensen
Passé composé Jan heeft die mensen
geholpen
Plus que parfait Jan had die mensen
geholpen
Futur simple Jan zal die mensen helpen
Futur Antérieur Jan zal die mensen hebben
geholpen
Conditionnel présent Jan zou die mensen helpen
Conditionnel passé Jan zou die mensen hebben
geholpen

42
Le passif avec les auxiliaires de mode

Pour mettre au passif une phrase dans laquelle se trouve un auxiliaire de mode [kunnen,
moeten, mogen, willen], il suffit d'employer la même construction qu'avec le futur simple :
l’auxiliaire du futur étant remplacé par l'auxiliaire de mode.

La construction sera la suivante :

S + auxiliaire de mode + door compl. d’agent + part. passé + worden/zijn

Jan kan die auto kopen.


S Aux Cod V.à l'inf.

Die auto kan door Jan gekocht worden


S Aux C d'agent Part pas Aux du passif

- Die jongens mogen het geld niet uitgeven.


......................................................................

- Men moet dit jaar meer werken.


......................................................................

- Les livres doivent être payés par mes parents.


......................................................................

- Le tableau devra être effacé chaque jour.


......................................................................

- Pour quand devra-t-on résumer ce livre ? (traduire à la voix passive)


......................................................................

- Le travail peut être remis après les vacances.

43
......................................................................

- Les interrogations seront corrigées par le professeur d’anglais.


......................................................................

EN RESUME
MARCHE A SUIVRE POUR METTRE UNE PHRASE AU PASSIF

1. Temps ?

- simple : Alors on utilise une forme de 'worden'


- composé : Alors on utilise une forme de 'zijn'

2. Y a-t-il un auxiliaire de mode ?

- OUI: Alors l'auxiliaire de mode prend la seconde place dans la phrase. L'auxiliaire du
passif se trouve dans le RV sous la forme de l'infinitif. Il est accompagné du participe passé
du vb principal de l'active.

- NON: Alors une forme de 'worden/zijn' occupe la seconde place. Le verbe principal de
l'active se retrouve dans te RV sous la forme d'un participe passé.

3. Le COD ?

- DETERMINE: Alors construction en croix

- INDETERMINE: Alors construction avec ER

44
OEFENINGEN A : La voix passive

1. Mettez à la voix passive.

1. De boer verkocht het paard.


2. Die man slaat hem bijna elke dag.
3. De politie houdt de dief aan.
4. De directeur stuurde de jongen weg.
5. De dokter verzorgt de zieke vrouw.
6. Haar vader nam haar mee naar de bioscoop.
7. Hij lachte de leerlingen uit.
8. De schrijver verkoopt alle boeken.
9. Alle soldaten ontvingen een geweer.
10. Hij bereidt dat werk voor.

2. Maak passieve zinnen

Men verkoopt hier veel artikelen.


Ze hebben veel werk gedaan.
Ze zoeken meer informatie.
Ze verlenen financiële steun aan dat project.
Ze pleiten voor meer economische samenwerking.
We kunnen vergelijkingen maken.
Ze zouden ook meer stages moeten organiseren.
Ze richtten meer dan 100 projecten op.
De Europese Commissie heeft onlangs een document uitgegeven.
Men zegt heel vaak dat Duitsers gedisciplineerd zijn.

3. Stel de vraag met een passieve constructie

Wie heeft dat verhaal gepubliceerd?


Wie heeft die roman vertaald?
Wie verzamelde al die informatie?
Wie heeft die dief gearresteerd?
Wie zal de uitnodigingen sturen?

45
8. TABLEAU RÉCAPITULATIF DES DIFFÉRENTS
PRONOMS/ADJECTIFS

Pronoms Pronoms Adjectifs Pronoms Pronoms


Personnels Personnel
compléments possessifs réfléchis possessif
sujets

ik mijn het/de mijne

u u

je je

hij hem zich het/de zijne

ze zich

het het zijn zich het/de zijne

we

jullie jullie jullie

je je

ze hun

Remarques concernant les pronoms

Le pronom personnel peut prendre sa forme normale ou sa forme accentuée.

Forme normale: je - me - ze (sing. ou pl) - We

Forme accentuée: - - (sing. ou pl.)

Ex. : - Wat zeg je ?


- Zeg jij dat?
- Wat zullen we doen?
- Gaan wij ook mee?

46
Il faut cependant remarquer que :

Le pronom personnel prend sa forme accentuée dans le deuxième terme de la


comparaison d'infériorité et de supériorité.

- Mark is groter dan ik, maar kleiner dan hij en jij.

- Els is minder groot dan wij en zij.

Le pronom personnel prend également sa forme accentuée dans le complément


d'agent d'une phrase passive.

- Die computer wordt door mij geplaatst.

Pour désigner des objets ou des animaux, on ne peut pas employer les pronoms

haar / hen / hun, mais il faut utiliser …………………………..

Pour désigner une personne au féminin, on utilisera de préférence ..........................


au lieu de ze (pronom personnel complément) à la 3ème personne du sg.

- Waar is de kat? Ik heb ze niet gezien.

- Waar is je zuster? Ik heb………….. niet gezien .

- Waar is je boekentas? Ik heb ……………..niet meegenomen.

Emploi de ONS / ONZE:

ONS est suivi d'un nom neutre et singulier - ONZE est utilisé dans les autres cas.

- Ons huis - boek


- Onze stad - pen
- leraar - syllabus
- hond - schrift

47
Cas similaires :

- WELK + nom neutre et singulier - WELKE dans les autres cas.

- HETZELFDE + nom neutre et singulier - DEZELFDE dans les autres cas.

- Quelle maison est-ce ? =

- Quels livres choisis-tu ? =

- Le même professeur =

- La même année =

En français, les pronoms possessif sont : le mien, la nôtre, les leurs ...

En néerlandais : PRONOM POSSESSIF = HET / DE + ADJECTIF POSSESSIF + E


(sauf le vôtre= die/dat van jullie)

- Mijn boek en het jouwe (le tien)

- Je tuin en (le mien)

- Jullie boeken en (le nôtre)

- Ons huis en (la vôtre)

- Notre chien et le leur =

HEN – HUN - ZE

De plus en plus, la distinction entre ces pronoms a tendance à disparaître.


Il faut cependant savoir que ZE sera généralement employé pour les choses et les
animaux quand il n'y a pas de préposition (sinon on utilise un adverbe pronominal)

HEN / HUN sont employés pour les personnes :

- HEN quand il est 1)……………………..


Ex. ………………………………………………………………..

2) ……………………..
Ex. :………………………………………………………………..

48
- HUN quand il est ……………………..
Ex. ………………………………………………………………..

Oefeningen

1) Les pronoms personnels sujets

1. Meneer Brouwers woont in Gent. _____is architect.


2. Dat boek is niet duur. _______ is zeer interessant.
3. Rita is mijn zus. ______ is al twintig jaar.
4. Tom en ik zijn bevriend. ____gaan samen naar school.
5. Lies en Rita zijn bevriend. ____ spelen altijd samen.
6. Dag Tom! Hoe maak ____ het ?
7. Pardon meneer, kent _______ de weg naar Brussel ?
8. Tom en Bart ! Waar zijn ______, jongens ?
9. Mijn naam is Sommers en ___ben leraar.
10. Zeg, hoe laat is _______nu al ?

2) Les pronoms personnels compléments

1. Waar is Stef ? Ik zie_______niet.


2. "Zie je Rya ?" - "Nee, ik zie ______niet."
3. "Heb je je boek ?" - "Ja, ik heb _______!"
4. "Heb je je boeken ?" - "Nee, ik heb _________niet !"
5. Dit snoepje is voor Tom. Geef _______, alsjeblieft !
6. Deze bloemen zijn voor Lies. Geef _______!
7. Waar zitten je ouders ? Ik zie __________niet.
8. "Kom je met je vrienden ?" - "Ja, ik kom met________."
9. Deze papieren zijn voor je ouders. Geef ________!
10. "Die snoepjes zijn voor jou en mij."
- "Echt?! Is dat voor __________ ?"

49
9. REVISIONS

1. Relatif ou adverbe pronominal pour lier les deux phrases ?


U kent mijn vrouw. Ik vertrouw mijn vrouw. =
(Tu connais ma femme à qui je fais confiance.)

Hier is uw geld. Wij hebben uw geld geleend. =


(Voici votre argent que nous avions emprunté.)

We moeten de kast schoonmaken. De suiker staat in de kast. =


(Nous devons nettoyer l'armoire dans laquelle se trouve le sucre.)

Heeft ze gekozen voor haar jurk? Haar jurk is roze. =


(A-elle choisi sa robe qui est rose?)

Ken je de bioscoop? Ik ga vanavond naar de bioscoop.


(Connais-tu le cinéma dans lequel je vais ce soir?)

Hij heeft veel bewondering voor zijn broer. Hij kan altijd rekenen op zijn broer. =
(Il admire beaucoup son frère sur qui il peut toujours compter.)

Het beste zou kunnen gebeuren. Het beste zou zijn om voor alle tests te slagen. =
La meilleure chose qu'il puisse se passer serait de réussir tous les tests.

Ik heb onlangs een boek gelezen. Een boek gaat over fantastische dieren. =
(J'ai lu un livre récemment qui parle d'animaux fantastiques.)

Hij waste alle kussens. De kussens waren vuil. =


(Il a lavé tous les coussins qui étaient sales.)

Mijn neven wonen vlak naast de supermarkt. Wonen naast de supermarkt is handig. =
(Mes cousins habitent juste à côté du supermarché, ce qui est pratique.)
50
2. Remplace les éléments en gras par un adverbe pronominal personnel ou par un
pronom personnel
1) Ik hou veel van die nieuwe film. ____________________________
2) Ze drinken water bij hun spaghetti. ____________________________
3) Bent u al naar Ameland gegaan ? ____________________________
4) Elke avond luistert haar nicht naar muziek. ____________________________
5) Je bent nooit zeker van je job ! ____________________________
6) Elke dag wacht ik op de trein in het station.___________________________________
7) Praat ze nog met dat meisje ?_____________________________________
8) Nu antwoord ik altijd op haar mails._______________________________________
9) Heb je al boeken van deze auteur gelezen?_______________________________
10) Gisteren zaten mijn ouders naast onze leraar in de bioscoop
!_______________________!

3. Die-dat-wie-wat?

1. De bromfiets ____ ze koopt moet goed zijn.


2. ____ geen huisvesting heeft, heeft geen plek om te wonen.
3. De invloed ____ de Engelse taal heeft, is groot.
4. Het dialect ____ in Leuven wordt gesproken is gemakkelijk te verstaan.
5. Dat is mijn zoon over ____ ik u sprak.
6. Ik weet wel ____ u wil zeggen.
7. het weet, mag antwoorden, zegt de leraar.

51
B. De arbeidsmarkt

52
I. lnleiding

(1) Wat doen die mensen?


(2) Tot welke sector behoort dit beroep?
(3) Wat zijn de voor- en nadelen van deze beroepen?
(4) Zou jij ze graag willen uitoefenen? Verklaar je antwoord.
(5) Ken je nog andere beroepen? Welke?
(6) Welk beroep zou je graag willen uitoefenen? Waarom?

1
Eechaudt L., Brooijmans B., Engelen N., Tien op Tien, Namur, Editions Erasme, 2006, p. 91 - 119.

53
II. Welke werkgever? Welk werk? Het verschil tussen kmo’ s en multinationals:
Gesprek met Xavier De Poorter

1. Luister.

a. Vul de volgende tabel


in.

Kleine en grote ondernemingen worden vergeleken op vier verschillende punten. Vul deze in
de linkerkolom in en leg uit in welke mate de kleine en de grote ondernemingen op die gebieden
verschillen.

de kleine onderneming de grote onderneming

54
b. Vul in

55
(9) In kleine ondernemingen wordt vaak …………………… met de baas.
(10) Ik ben erin …………………dat project tot een goede einde te brengen.

56
b. Vul het juiste voorzetsel in.

(1) Je komt in contact ....... allerlei mensen.

(2) Wat zijn de voordelen ...... dit systeem?

(3) Deze geneesmiddelen hebben een impact ...... je rijgedrag.

(4) Zij komt ....... beneden.

(5) De vergadering duurde ....... 22 u.

(6) lk moet ........mijn examen slagen.


(7) De bedienden werken samen ........ de baas.
(8) Hij heeft veel vertrouwen ........ zijn vrienden.

(9) lk ben betrokken ....... alle aspecten van die affaire.


(1O) Dat is een groot verschil ......... het traditionele systeem.

c. Combineer werkwoord en lijdend voorwerp.

(1) vertrouwen (a) bereiken .


(2) voldoening (b) uitstippelen
(3) de kans (c) schenken
(4) je ideeën (d) nemen
(5) de top (e) omschrijven
(6) een strategie (f) krijgen
(7) een vrachtwagen (g) doorlopen
(8) beslissingen (h) hebben
(9) een functie (i) lossen
(10) de niveaus (j) uitwerken

d. Hoe zeg je het volgende?

(1) Demandez ce qu’il veut dire par là.

(2) Remerciez quelqu’un pour l’entretien.

(3) Dites que c’est une énorme différence.

(4) Dites que certains considèrent cela comme un avantage.

(5) Dites que vous vous sentez concerné par cela.

(6) Demandez quel est le revers de la médaille.

(7) Demandez si cela est possible.

57
(8) Dites qu’il ne doit vraiment pas attendre.

(9) Dites que grâce à la structure, on a plus d’alternance.

(10) Demandez s’il possède le véritable esprit.

e. Schrijf de volgende afkortingen voluit.

(1) vzw : ..............................................................................


(2) bvba: .............................................................................
(3) nv: .................................................................................
(4) V.D.A.B. : ...................................................................................
(5) A.C.V. : .....................................................................................
(6) kmo: ...........................................................................................
(7) R.V.A. : ......................................................................................
(8) cv. : .............................................................................................
(9) a.s. : .......................................................................................... . . .
(10) nl. : .................................................................................................

3. Spreekoefeningen

a. Debat

De klas wordt verdeeld in kleine groepjes. Elke groep moet op de volgende vragen
antwoorden en zijn mening aan de andere groepen voorstellen.

(1) Welk imago hebben de multinationals enerzijds en de kmo's anderzijds?


Verklaar.
(2) Waarin verschilt een multinationale onderneming van een klein of middelgroot
bedrijf?
(3) Zie je jezelf eerder in een multinational of in een kmo werken? Waarom?

b. Persoonlijke bijdrage

De klas wordt verdeeld in kleine groepjes. Elke groep moet één multinational of één kmo
voorstellen aan de klasgenoten en op de volgende vragen antwoorden.

(1) ln welke sector is de multinational/ kmo werkzaam?


(2) Welke producten verkopen ze?
(3) Wat is hun doelgroep?
(4) Wat is het imago van het bedrijf?

58
(5) Zou je graag in die onderneming willen werken? Verklaar je antwoord.

III. De zoektocht naar de gedroomde job: Lanceer uw campagne

A. Leestekst

59
(3) lk ben op zoek ........ de gepaste baan
(4) Hij nam contact op ........ de kandidaten.
(5) Dat zal ........ veel problemen leiden.
(6) Uitzendkantoren spelen een belangrijke rol ........ de arbeidsmarkt.
(7) Mijn moeder zal me helpen ........ het zoeken naar een job.
(8) Hij verliet het bedrijf omdat er geen zicht ........ promotie was.
(9) Dat moet aansluiten ........ je interesse.
(10) Internet is een schat ........ informatie.

60
D. Spreekoefeningen

Debat

Antwoord op de volgende vragen. Verklaar je mening en vergelijk met die van je


klasgenoten.

(1) Wat zijn de voor- en nadelen van de volgende middelen om een baan te
vinden?

- telefoneren naar bedrijven


- de selectiebureaus
- de headhunters
- het relatienetwerk
- de uitzendbureaus

(2) Klasseer vervolgens de middelen volgens hun efficiëntie en leg de


redenen van die klassering uit.
(3) Welke van de bovenstaande middelen zou je persoonlijk gebruiken?
Waarom?
(4) Welke van de bovenstaande middelen zou je persoonlijk niet gebruiken?
Waarom?

IV. E- rekrutering: Gesprek met Valérie Bailly, werkzaam bij Hobsons

A. Luister.

1. Antwoord op de vragen.

(1) Wat is de traditionele manier van solliciteren?

(2) Wat is e-rekrutering?

(3) Wat zijn de voordelen van e-rekrutering voor de werkgevers en voor de

werkzoekenden?

(4) Waarom werven sommige bedrijven enkel nog via het internet aan?

61
(5) Wat moeten de werkzoekenden bijgevolg doen in hun zoektocht naar werk?

(6) Over welke 3 oplossingen beschikken de werkzoekenden?

(7) Wat is het principe van gespecialiseerde sites?

(8) Welke diensten bieden gespecialiseerde sites aan sollicitanten?

(9) Welke rubriek hebben veel bedrijven op hun eigen site gecreëerd?

(10) Waartoe kunnen zoekrobots dienen?

2. Probeer te vinden hoe de volgende woorden in het gesprek worden vertaald

(1) la presse

(2) le demandeur d'emploi

(3) le conseil

(4) l’offre d’emploi

(5) le service

(6) la solution

B. Woordenschatoefeningen

1. Kies het juiste partikel.

(1) Door te zakken voor mijn examen, stelde ik mijn ouders .....
a. aan
b. uit
c. teleur

(2) De jobinhoud stemde niet ...... met de omschrijving in de advertentie.


a. overeen
b. af
c. in

(3) Deze film roept een gedachte bij me .....


a. uit
b. op
62
c. in

(4) lk stuurde haar verleden maand een brief


a. toe
b. weg
c. buiten

(5) De hacker is erin geslaagd in de computers van de Centrale Bank ..... te


dringen.
a. op
b. aan
c. binnen

2. Vervang de onderstreepte woorden door andere woorden met dezelfde betekenis. Pas
de zin aan indien nodig.

(1) De manier waarop dat gebeurt, is veranderd.


(2) De meeste bedrijven hebben een internetsite.
(3) lk stuurde je gisteren dat pakje toe.
(4) De aanbieding kwam overeen met je profiel.
(5) Hij presenteerde zijn plan zeer duidelijk.
(6) De vacante betrekking staat gedetailleerd beschreven op internet.
(7) Deze werkgever werft alleen nog via het internet aan.
(8) De gedachte om te solliciteren kwam bij me op.
(9) Hebt u nog een tip voor mij?
(1 0) De betrekking waarnaar ik zoek, is niet te vinden.

3. Hoe zeg je het volgende?

(1) Dites que vous ne comptez pas sur son


(2) Demandez s'il a un dernier conseil.

(3) Dites qu'il y a plusieurs possibilités.

(4) Dites que cela est très simple.

(5) Dites qu'il a recours à cette personne.

(6) Dites qu'ils sont condamnés à disparaître.

(7) Demandez si internet est un instrument utile.

(8) Dites que vous ne voulez pas le décevoir.

63
(9) Dites qu'ils se font concurrence.

(10) Demandez quels en sont les avantages.

C. Spreekoefeningen

1. Debat

Antwoord op de volgende vragen. Verklaar je mening en vergelijk met die van je


klasgenoten.
(1) Wat zijn volgens jou de voor- en nadelen van e-rekrutering?
(2) Denk je dat alle bedrijven aan e-rekrutering zouden moeten doen? Waarom?
(3) Zijn er bedrijven of sectoren die je minder geschikt lijken om aan e-rekrutering te
doen? Waarom?
(4) Bekijk de volgende tabellen en geef er commentaar op. (interpretatie van de
grafiek)
(5) Zou jij persoonlijk e-rekrutering gebruiken om een baan te vinden? Verklaar.

64
V. Heb alle troeven in handen!

A. Het belang van talen: Gesprek met Sabine de Leeneer, gedelegeerd bestuurder van
Management Information

1. Luister.

a. Antwoord met juist of verkeerd. Verklaar.

(1) Te weinig studenten onderschatten het belang van talen op de arbeidsmarkt.


(2) De drie meest gevraagde talen zijn Engels, Frans en Spaans.
(3) Engels is de voertaal op de werkvloer.
(4) Bij onderhandelingen kun je best een vreemde taal vermijden.

(5) Een foute interpretatie van bepaalde woorden kan tot grote culturele verschillen

leiden.
(6) Een taal kun je alleen onder begeleiding leren.
(7) Op internet kun je enkel tegen betaling taallessen volgen.
(8) Door veel te chatten in een vreemde taal loop je risico fouten te maken
(9) Je kunt een taal leren door te ontbijten in de taal van je keus
(10) Een taal leren wordt vaak als een last beschouwd.

b. Vul de tabel in (mogelijkheden en voorbeelden ervan)

65
2. Woordenschatoefeningen

a. Vul het juiste werkwoord in. Pas de vorm aan indien nodig.

aan bod komen - veroorzaken- versteld staan- letten - toelaten - betekenen - zorgen -
onderschatten- aannemen- leiden

(1) lk ....................... altijd ........................ dat mijn studenten gemotiveerd zijn.


(2) Zijn negatieve houding ................................. altijd tot veel problemen.
(3) lk weet niet wat dat woord ................................ . lk moet het dus opzoeken in het
woordenboek.
{4) De regen heeft veel schade .................................... .
(5) lk ..................................... altijd mijn niveau in het Nederlands.
(6) Op vrijdagavond ............................ ik voor de kinderen van mijn broer.
(7) Deze punten zullen tijdens de vergadering ........................................ .
(8) Deze avondcursus ................................ me ................................ mijn kennis van het

Nederlands op peil te houden.


(9) lk ..................................... van de snelheid waarmee je soms een taal kunt leren.
(1O) Als je schrijft, moet je op je spelling .................................... .

b. Vul de definitie aan.

(1) De doelgroep is de groep ......................................................................................................


(2) Het taalonderricht is het onderwijs..........................................................................................
(3) De voertaal is de spreektaal....................................................................................................
(4) Een geluidscassette is een cassette.......................................................................................
(5) Een stoomcursus is een cursus...............................................................................................

A. die bij onderwijs, verkeer, onderhandelingen enz. gebruikt wordt.


B. die een audio-opname bevat.
C. belanghebbenden waarop een initiatief gericht is.
D. die in zeer korte tijd gegeven wordt.
E. in één of meer talen.

66
c. Geef een synoniem en maak er een zin mee.

(1) aannemen
(2) het onderricht
(3) oppassen
(4) de sollicitant
(5) zorgen voor

d. Hoe zeg je het volgende?

(1) Comment faut-il procéder?

(2) Dites que cela est évident.

(3) Demandez si cela n'est pas dangereux.

(4) Demandez si cela n'est pas une possibilité.

(5) Demandez s'il a regardé la télévision.

(6) Demandez s'il a vu cela à la télévision.

(7) Demandez s'il a entendu cela à la radio.

(8) Dites que cela est le plus important.

(9) Dites que vous le pensez aussi.

(10) Dites qu'il doit accorder plus d'importance aux langues.

67
3. Spreekoefeningen

a. Debat

Ga je akkoord met de volgende stellingen? Verklaar je mening en vergelijk met die van je
klasgenoten.

(1) Te veel studenten en sollicitanten onderschatten het belang van talen op de


arbeidsmarkt.
(2) Het mag evident zijn dat talenkennis een must is.
(3) Een andere taal gebruiken kan gevaarlijk zijn.

(4) Je zal versteld staan hoe snel je een taal kunt leren door alleen op de televisie

naar films in originale versie te kijken en door naar de radio te luisteren.


(5) De meeste studenten zouden trouwens meer belang moeten hechten aan de
taallessen die ze tijdens hun studies krijgen.

b. Brainstorming

De klas wordt verdeeld in kleine groepjes. Elke groep moet drie middelen bedenken waardoor
de studenten meer gemotiveerd zijn én meer gemotiveerd blijven om vreemde talen te leren.
Daarna stelt elke groep zijn oplossingen voor aan de andere groepen.

B. Een stage lopen

1. Leestekst

68
69
b. Vertaal de volgende uitdrukkingen.

(1) twee vliegen in één klap slaan

(2) de das omdoen

(3) voor het grijpen liggen

(4) in het hoofd hebben

(5) tuk zijn op

(6) geld opzij hebben staan

(7) sprake zijn van

(8) nuttig zijn

(9) geschikt zijn voor

(10) kennis maken met

70
VI Woordenschatlijst voor de teksten

71
II HET VERSCHIL…
het verschil la différence
verschillen différer
de kmo (de kmo's) la PME
de onderneming l’entreprise
het vertrouwen la confiance
de afwisseling l'alternance
de voldoening la satisfaction
de bevoegdheid la compétence
nauwgezet précisément
omschrijven (omschreef- omschreven) décrire
een functie invullen remplir une fonction
de keerzijde van·de medaille le revers de la médaille
de prullenmand la poubelle, le bac à papier
leegmaken(maakte leeg -leeggemaakt) vider
lossen <> laden décharger <> charger
betrokken worden bij être concerné par
uitwerken élaborer
zijn stem laten horen faire entendre sa voix, donner son
avis
hemelsbreed énorme
scheiden (scheidde- gescheiden) séparer
een strategie uitstippelen définir une stratégie
doorlopen(doorliep - doorlopen) parcourir
de behoefte le besoin

72
III DE ZOEKTOCHT NAAR DE GEDROOMDE JOB: LANCEER UW
CAMPAGNE
Uitkijken naar avoir vue sur, aspirer à
woorden in daden omzetten transformer les mots en actes
doorbrengen (bracht door - doorgebracht) passer
bij iets aansluiten correspondre à
de aanwerving l'embauche
inschatten estimer, évaluer
de zoektocht la démarche de recherche
op een presenteerblaadje aanbieden offrir sur un plateau
bevorderen promouvoir
een vaste job bemachtigen obtenir un emploi permanent
enerzijds...anderzijds d'une part ...d'autre part
een schat aan un trésor de...
de oproep l'appel
afgestudeerd zijn avoir terminé ses études
het gebrek aan le manque de
lukraak au hasard
zich ontplooien s’épanouir
de vaardigheid la compétence
bemachtigen obtenir
de uitzendbureau l’agence d’intérim

IV E-REKRUTERING: GESPREK MET VALÉRIE BAILLY, WERKZAAM BIJ


HOBSONS
de e-rekrutering le recrutement par internet
aanwerven (wierf aan - aangeworven embaucher, engager
de zoekrobot(-s) le moteur de recherche
dienen tot servir à
de werkzoekende le demandeur d'emploi
de tip(-s) le conseil
handgeschreven manuscrit, écrit à la main
de muisklik le clic de la souris
het sleutelwoord le mot clé
de aanbieding l'offre
overeenkomen (= overeenstemmen) correspondre
het profiel le profil
schetsen esquisser
de regelmaat la régularité
de betrekking l'emploi

73
V HEB ALLE TROEVEN IN HANDEN
A. Het belang van talen: Gesprek met Sabine de Leener, gedelegeerd bestuurder van
Management Information

onderschatten Sous-estimer
de talenkennis la connaissance des langues
op de voet volgen suivre de près
de voertaal la langue véhiculaire
de informatica l'informatique
bij uitstek par excellence
te werk gaan se mettre au travail
met behulp van à l'aide de
de geluidscassette(-s) la cassette audio
versteld staan van être étonné de
het taalonderricht l’enseignement des langues
verstrekken dispenser, procurer
aan bod komen entrer en ligne de compte
belang hechten aan attacher de l'importance à
de avondles(-sen) le cours du soir
de stoomcursus le cours intensif
ontbreken (ontbrak - ontbroken) manquer

B. Een stage lopen

de das omdoen (deed om- omgedaan) donner le coup de grâce


een stage lopen · faire un stage
de pas afgestudeerde(-n) celui qui termine juste ses études
twee vliegen in één klap slaan faire d'une pierre deux coups
vergaren accumuler, assembler
geschikt zijn voor adéquat, approprié
voeling krijgen met être en contact avec
welomschreven bien déterminé
omringen (omringde - omringd) entourer
meevallen (viel. mee meegevallen) bien se passer
ervaring opdoen acquérir de l'expérience
tuk zijn op raffoler de, être friand de
afhandelen régler

74
de stage is afgelopen le stage est terminé
een diploma behalen obtenir un diplôme
de stageplaats un endroit de stage
de bezoldiging le salaire, la rémunération
de onkostenvergoeding l'indemnisation des frais
opzij de côté
de instelling l’institution
talrijker plus nombreux
de schatting l’évaluation, l’estimation
zich storten in se lancer dans

75
VII. Scritps van de luistervaardigheden

Het verschil tussen kmo’s en multinationals : Gesprek met Xavier de Poorter

76
77
78
VIII. Kruiswoordraadsel
1 2

6 7

10

11 12

13

14

15

16 17

18

19

20

Horizontaal Verticaal
3. synoniem van bedrijf 1. variatie
5. bemiddelaar tussen werkzoekenden 2. steun, hulp
en werkgevers 4. de afkorting voor een vereniging zonder
8. collaboreren winstoogmerk
9. taal gebruikt in officiële situaties 6. wat je kan doen en waarderen dankzij je vorige
10. tip, raadgeving jobs
13. permitteren 7. slechter inschatten dan de werkelijkheid
15. krijgen 11. beter maken
16. opwekken, stimuleren 12. definiëren
17. goed gebruikbaar voor iets 14. een functie die vacant is
19. wat iemand kan doen 18. de afkorting van besloten vennootschap met
beperkte aansprakelijkheid
20. als een werkgever iemand in dienst
neemt

79
IX. Oefeningen : vertaal
1. Le travail dans une petite et moyenne entreprise diffère sans aucun doute à plusieurs égards de
celui exercé dans une multinationale.
2. Dans le cadre de mes études, je dois suivre un stage linguistique de 4 semaines.
3. Me référant à votre annonce du .... dans ... je me permet de solliciter un emploi de … dans votre
entreprise.
4. Nous accordons une très grande importance à la connaissance pratique des langues étrangères.
5. Quels sont les avantages et inconvénients de choisir une PME plutôt qu'une multinationale ?
6. Dans une petite entreprise, tu es concerné par toutes les étapes du processus de production.
7. Au bout de trois de formations, plusieurs possibilités se présentent aux jeunes diplômés : un
stage, l'intérim, une carrière à l'étranger ou travailler comme indépendant.
8. Avoir travaillé quelques années à l'étranger peut être un atout car la perfection des connaissances
en langues et la connaissance d'une autre culture peuvent être déterminants pour postuler pour un
emploi.
9. Actuellement, les moyens de recherche pour un emploi sont de plus en plus nombreux. Si dans
les grands journaux on trouve encore des offres d'emploi, il faut admettre qu'Internet a de plus en
plus la cote. A côté des sites web des sociétés et institutions, nationales et internationales, privées
et publiques, il y a de plus en plus d’offres d'emploi sur le web.

80
X. Solliciteren

Inhoudstafel

Inleiding

1. De sollicitatiebrief
Wat staat erin ?
Hoe ziet hij eruit ?
Vooraleer je hem post.
Online solliciteren kan dat ?

2. Het Curriculum Vitae


Tips bij het opstellen
Wat staat erin ?

3. Het sollicitatiegesprek
Bereid je voor op je gesprek
De eerste indruk
Het gesprek
Opdracht

81
Inleiding

Daar sta je dan, met een diploma op zak. De schooltijd is voorbij, tijd voor real life … Werk zoeken
is de eerste opdracht. Maar waar begin je nu te zoeken? Zowel in de gedrukte media als op het
internet kan je je zoektocht starten. Sites van bedrijven, de site van de VDAB, de krant, de
streekkrant, Jobat kunnen je al een heel eind op weg helpen. Hier vind je allerlei werkaanbiedingen.
Je kan reageren op een vacature maar je kan ook spontaan solliciteren. D.w.z. dat je niet op een
advertentie reageert maar ‘uit jezelf’ solliciteert.

1. De sollicitatiebrief
Een goede voorbereiding is een absolute must. Soms is vooraf naar het bedrijf opbellen een slimme
zet. Niet alleen blijkt hieruit jouw interesse maar je kan bovendien slimme vragen stellen. De
antwoorden hierop kunnen aanknopingspunten zijn voor je sollicitatiebrief en je CV.
Wanneer je reageert op een advertentie is het belangrijk deze aandachtig te lezen. Wat houdt het
werk in? Welke werknemer zoekt het bedrijf?
Vroeger werd de brief hand geschreven. Vandaag is typen de norm.

Wat staat erin?


Bovenaan links schrijf je jouw adres, eronder komt het adres van het bedrijf waarbij je solliciteert.
Bovenaan rechts komt de plaatsnaam van waar je de brief schrijft en de datum.
Onder de beide adressen komt het onderwerp. Waaronder de aanspreking volgt.
Geachte, … Beste,
De brief bestaat uit 3 tot 5 alinea’s.

82
In de eerste alinea vertel je op welke manier je voldoet aan datgene dat er verwacht wordt. Je
studierichting, je werkervaring via stages, vakantiejobs, …
In de tweede alinea leg je uit waarom je solliciteert. Hier motiveer je waarom je zo graag in dit
bedrijf zou werken.
De brief eindigt met een slotzin waarin je zegt bereid te zijn tot een persoonlijk gesprek. Je verwijst
ook naar je CV in bijlage.

Hoe ziet hij eruit ?


Het moet een leesbare, vlotte brief zijn. Er mogen absoluut geen spellingsfouten te bespeuren zijn.
Een sollicitatiebrief moet er netjes en overzichtelijk uitzien.

Vooraleer je hem post


Het is altijd verstandig om je brief te laten nalezen door iemand anders. Vraag je lezer niet alleen
op taalfouten en zinsbouw te letten maar ook op stijl.
Probeer achteraf ook iets te doen met de opmerkingen die je kreeg. Corrigeer je brief.

Online solliciteren kan dat?


Vandaag checken we sneller onze e-mails dan de brievenbus. Kunnen we dan ook niet online
solliciteren? Ja, maar toch: bezin eer je begint, tenzij je je e-mail ongelezen in de virtuele
prullenmand wil zien belanden …

Gouden regel
Als er een e-mailadres bij de vacature staat, staat het bedrijf open voor antwoorden via e-mail.
Indien er geen e-mailadres staat, stuur je je motivatiebrief en cv het best per post

De voordelen van online solliciteren zijn bekend:


Het gaat snel.
Je kan snel een antwoord verwachten.
Bij dringende jobinvulling kan de werkgever snel knopen doorhakken.

Hoe ziet zo’n onlinesollicitatiebrief eruit?


Hetzelfde als de gewone sollicitatiebrief.
Hou de lay-out overzichtelijk.

83
Vermijd afkortingen en symbolen. Smileys zijn helemaal uit de boze, want een sollicitatiebrief is
geen chatbox 

Je sollicitatiebrief zet je in de e-mail zelf, je CV stuur je als bijlage mee. Benoem het document met
jouw naam.

Hou het kort en simpel. Beantwoord zoveel mogelijk vragen die in de vacature stonden.

In het onderwerp zet je de vacature waarvoor je solliciteert.

TIP
Gebruik nooit de BC (Blind Copy) om je brief naar verschillende bedrijven te versturen. Bedrijven
hebben dit vlug door en voelen zich hierdoor niet persoonlijk aangesproken.

Denk 3 keer na voor je op ‘verzenden’ klikt

2. Het Curriculum Vitae


Een curriculum Vitae (letterlijk: levensloop) opstellen, vraagt wat denkwerk. Een CV vertelt je wie
je bent en wat je kunt. Het is je visitekaartje. Concreet betekent dit dat alle relevante werkervaringen,
opleidingen, vaardigheden en kwaliteiten hierin moeten staan.
Je moet als het ware jezelf verkopen in maximum 2 pagina’s. Je brengt je sterke punten naar voren
terwijl je het omgekeerde doet met je zwakke punten. Op basis van je CV beslist de werkgever of
hij jou al dan niet uitnodigt voor een gesprek.

84
Tips bij het opstellen van een CV.
- Wees altijd eerlijk. Een ontdekte leugen kan je duur komen te staan
- Gebruik actief taalgebruik als je voorbeelden geeft. Vb. Ik gaf leiding aan… Ik organiseerde

- Schrijf afkortingen voluit. Vb. Vrij Technisch Instituut
- Vermijd gaten in je CV. Als je bv. Werkloos bent geweest, vermeld dan andere zaken
waarmee je bezig was.

Wat staat erin?

- Persoonlijke gegevens
Je naam en voornaam
Woonplaats en telefoonnummer
e-mailadres
Je geboorteplaats- en datum
Burgerlijke staat
Je nationaliteit
Rijbewijs, al dan niet eigen wagen
- Studies
Vermeld je hoogst behaalde graad. Maak duidelijk dat je een diploma behaald hebt. Is dit niet zo,
dan vermeld je tot welk studiejaar je school hebt gevolgd.
- Ervaring
Hieronder schrijf je je ervaring op. Jobs, stages, vakantiewerk, weekendwerk, bijscholingen, …
- Talenkennis
Voeg dit alleen toe als je meerdere talen kent. Vergeet niet te melden hoe goed je een taal kent
(noties, basiskennis, goede kennis, heel goede kennis, moedertaal).
- Computerkennis
Vermeld duidelijk met welke programma’s je kan werken.
- Vaardigheden
Benadruk die vaardigheden die noodzakelijk zijn voor de job. Geef concrete voorbeelden, feite
- Hobby’s
Vermeld deze enkel als ze belangrijk zijn voor de job. Vb je solliciteert in de bouw en je schrijft
dat je in je vrije tijd graag renoveert.

85
- Referenties
Dat zijn de gegevens van een persoon waar je bv nog voor gewerkt hebt. Je toekomstige
werkgever kan dan contact opnemen om meer informatie te krijgen over jou. Vraag die persoon
wel vooraf of je hem/haar mag opgeven als referentie.

3. Het sollicitatiegesprek

Het cv en de sollicitatiebrief zijn belangrijke visitekaartjes maar het hart van de selectieprocedure
blijft het sollicitatiegesprek. Dit gesprek kan je vergelijken met een verkoopsgesprek. Hierin krijg
je de kans om je vaardigheden in de verf te zetten. De manier waarop je een sollicitatiegesprek
aanpakt, kan doorslaggevend zijn om aangeworven te worden.

Bereid je voor op je gesprek

Voor je naar het sollicitatiegesprek stapt, verdiep je je best in de wereld van het bedrijf waar je
straks hoopt te werken. Stap je onvoorbereid naar het gesprek dan kan dit de indruk geven dat je
niet echt geïnteresseerd bent, en dat wil je natuurlijk vermijden. Verzamel dus zoveel mogelijk
informatie over het bedrijf waar je op gesprek moet. Je vindt die informatie: op de bedrijfssite, in
de advertentie zelf, in brochures, jaarverslagen, volg ook de actualiteit op de voet, want ook daarin
verschijnt mogelijk info over het bedrijf… Zorg ervoor dat je een juist beeld hebt van de job
waarvoor je solliciteert. Wanneer de advertentie niet voldoende informatie bevat, bel dan gerust
naar het bedrijf.
Denk ook eens na over de volgende vragen.

Waarom kies je voor dit bedrijf ?


Wat trekt je aan in de sector waarin het bedrijf actief is ?
Wat verwacht het bedrijf van mij ?
Wie ben ik ?
Wat zijn jou sterke en zwakke kanten ?

86
Bereid je dus maar voor op allerhande vragen.

De eerste indruk

De eerste indruk is super belangrijk. Je hebt dan ook maar één kans om een goede eerste indruk te
maken. Hier volgen enkel tips die je hierbij kunnen helpen.

Kom op tijd
Niemand houdt van te laat komen of excuses. Vertrek op tijd. Te vroeg zijn kan echt geen kwaad.
Laatkomers op een sollicitatiegesprek kunnen het helemaal schudden. Maar let wel op dat je niet
buiten adem en stinkend naar het zweet binnen komt hollen.

Spreek duidelijk
Articuleren is de opdracht. Let ook op dat je niet te veel praat. Op het juiste moment tussenkomen,
en vooral: goed luisteren, dat zijn heel belangrijke elementen om een goede eerste indruk te
maken.

Maak oogcontact
Dit is wat moeilijk als je wat nerveus bent maar kijk je gesprekspartner aan en toon belangstelling.
Dat straalt zekerheid uit.

Kleren maken de man (en de vrouw)


De tijd van stijve kostuums en tuttige mantelpakjes is voorbij. Er wordt wel een nette verschijning
verwacht. Een gescheurde jeans, trainingsbroeken en sportschoenen laat je beter thuis. Ook
gewassen haren, propere nagels en een fris geurtje kunnen bijdragen tot succes.

Het gesprek

Stel jezelf eens voor ?


Dat is een van de eerste vragen die je mag verwachten. Begin dan vooral over je ervaring die
belangrijk is voor de job en je capaciteiten. Zo hou je het gesprek weg van minder positieve zaken.
Wat zijn je zwakke punten ?
Een moeilijk vraag die bijna in elk sollicitatiegesprek opduikt. Zoek naar mindere eigenschappen
die niks te maken hebben met de job waarvoor je solliciteert

87
Kennis over het bedrijf
Laat in het gesprek voelen dat je het bedrijf kent. Dit komt positief over.

Humor
Een grapje maken, kan zeker. Humor kan een wapen zijn in de strijd naar de job. Opgelet geen
schunnigheden!

Verkopen!
‘Waarom zouden we jou kiezen ?’ is een veel voorkomende vraag. Hier scoor je met een
verkoopspraatje, je goede kwaliteiten dus in de verf zetten.

Zelf vragen stellen


Toon initiatief door zelf vragen te stellen over de job-inhoud. Vragen over je loon, laat je nog wat
achterwege.

Afsluiten
Maak duidelijke afspraken over het verdere verloop van de procedure. Wie belt wie, wanneer …
Bedank voor het gesprek.

Hier zijn enkele vragen die u in een sollicitatiegesprek onder de een of andere vorm zult krijgen.
Bereid u op deze vragen voor en train erop totdat er niet de minste aarzeling is.

1. Wat zijn je sterktes en je zwaktes?


2. Waarom wil je bij ons bedrijf komen werken?
3. Waar zie je jezelf binnen vijf jaar? En binnen tien jaar?
4. Wat kan je ons bieden dat een andere kandidaat niet kan?
5. Noem drie zaken die jouw voormalige manager aan jou zou willen veranderen.
6. Ben je bereid te verhuizen?
7. Ben je bereid te reizen?
8. Op welke verwezenlijking ben je het meeste trots?
9. Vertel eens over een grote fout die je hebt gemaakt.
10. Wat is jouw droomjob?
11. Wat zou je graag bereiken na je eerste 30, 60, 90 dagen in deze functie?
12. Bespreek kort je CV.

88
13. Bespreek kort je opleiding.
14. Beschrijf jezelf.
15. Vertel eens over een moeilijke situatie die je tot een goed einde hebt gebracht.
16. Waarom zouden we jou moeten aannemen?
17. Zou je vakanties en/of weekends werken?
18. Hoe ga je om met een woedende klant?
19. Welke verloning heb jij in gedachten?
20. Wanneer ging je verder dan wat minimum nodig was voor de realisatie van een bepaald
project?
21. Wat is jouw grootste mislukking?
22. Naar wie kijk je op? Waarom?
23. Wat motiveert jou?
24. Beschrijf een situatie waarin je niet akkoord ging met je baas.
25. Hoe ga je om met druk?
26. Wat zijn jouw carrièredoelstellingen?
27. Wie of wat krijgt je 's ochtends uit bed?
28. Wat zouden je collega's over jou zeggen?
29. Als ik nu naar je baas zou bellen en zou vragen op welk vlak je nog kan verbeteren, wat zou
hij antwoorden?
30. Ben je een leider of een volger?
31. Wat maakt je gelukkig?
32. Wat zijn je hobby's?
33. Vertel eens over je leiderschapservaringen.
34. Wat maakt je oncomfortabel?
35. Hoe zou je iemand ontslaan?
36. Wat vind je het leukst/minst leuk aan het werk in deze sector?
37. Zou je bereid zijn om meer dan 40 uren per week te werken?
38. Welke belangrijke vragen heb ik volgens jou niet gesteld?
39. Welke vragen heb jij voor ons?

Opdracht
Kies één vacature op internet en print die. Jij kiest de vacature die het best bij jouw profiel past.
Stel, je kreeg een uitnodiging om op sollicitatiegesprek te gaan betreffende die vacature.
1. Bereid dit gesprek schriftelijk voor a.d.h.v. je cursus.

89
2. Daarnaast stel je een CV op.
3. Na de voorbereiding volgt een rollenspel.

Bijlage 1 Sollicitatiebrief

Siemen De Nolf
Kwekkerstraat 118
8870 IZEGEM

De Heer Steve Meesters


Bvba Vloeren Meesters en zonen
Oude Brabbelstraat 259
8800 ROESELARE

Sollicitatie vloerder-tegelzetter

Izegem, 15 april 2022

Geachte heer Meesters,

In Het Nieuwsblad van 12 april jongstleden zag ik de vacature waarin u een vloerder-tegelzetter
zoekt voor Roeselare en omgeving. Voor deze functie wil ik graag in aanmerking komen.

In het VTI van Izegem volgde ik de opleiding bouw waarna ik in avondschool mij specialiseerde in
het bevloeren van trappen en terrassen. Ik werk nu al 9 jaar voor een Gentse bouwonderneming waar
ik ervaring opdeed als vloerder van natuursteenvloeren en als lijmer van vloer- en wandtegels. Ik
was er de enige vloerder-tegelzetter waardoor ik erg zelfstandig kan werken.

De mogelijkheid om in team te werken en de kortere woon-werkafstand zijn voor mij de redenen


om te solliciteren. Daarnaast ben ik klaar voor een nieuwe uitdaging in een bedrijf dat mij enorm
aanspreekt. Een bedrijf waar klantvriendelijkheid en vakmanschap belangrijk zijn.

Graag kom ik u in een persoonlijk gesprek overtuigen van mijn keuze en motivatie voor uw bedrijf.

Met vriendelijke groeten

Siemen De Nolf

In bijlage vindt u mijn curriculum vitae.

90
Bijlage 2 CV

Curriculum Vitae

Personalia
Naam: Siemen De Nolf
Adres: Kwekkerstraat 118 8870 Izegem
GSM: 0466 66 66 66
E-mail: siemendn@hotmail.com
Geboortedatum: 23 december 1986
Geboorteplaats: Izegem
Geslacht: Man
Burgerlijke staat: Gehuwd
Nationaliteit: Belg

Opleidingen

Avondschool bevloeren trappen en terrassen


Syntra West Roeselare
2015-2017

7de BSO Bouw


Vrij Technisch Instituut, Izegem
2008-2015

Ervaring

Jobstudent
2013-2015: Kelner in restaurant ‘Rockfort” te Brugge
Taken: Bestellingen opnemen en opdienen - achter bar werken -helpen in de keuken

Stage
2015: 3 maanden stage bouwbedrijf ‘the sky’, Ardooie
Taken: Metselen, stellingenbouw
2014: dagstages 30 weken bouwbedrijf ‘hup hup’, Lendelede
Taken: Metselen

Werkervaring
01/09/2015 – heden: ‘De Gentse bouwers’
Taken: vloerder van natuursteenvloeren, lijmer van vloer- en wandtegels

Talenkennis

Nederlands: moedertaal
Frans: vloeiend begrijpen, schrijven en spreken
Engels: vloeiend begrijpen, schrijven en spreken

Computerkennis

Microsoft Office: goede kennis


Internet & e-mail: goede kennis
Dreamweaver, Photoshop

91
Interesses

muziek
volleybal
Chiro (4 jaar leiding)

Referenties

Restaurant ‘Rockfort’ : Hugo Jans (zaakvoerder) op: +32 (0)50 33 33 33

Vuistregels voor werkzoekende

1. Wees niet te veeleisend. Ga ook af op plaatsaanbiedingen die niet helemaal in de lijn


liggen van uw diploma of specialisatie. Zolang u niets gevonden hebt is het verstandig aan
zelfstudie te doen of aanvullende cursussen te volgen.

2. Werk verder aan uwe talen. België is niet alleen een drietalig land maar voert daarbij
ook veel uit en heeft dus ook veel contacten met het buitenland. Vaak maakt een goede vreemde
talenkennis het verschil tussen kandidaten.

3. Solliciteer niet alleen in uw eigen streek en aarzel niet een baantje te kiezen waar u
ergens een flat voor moet huren. Geef niet de indruk dat u slechts dicht 'bij moeder' wil werken.

4. Pluis de kranten uit en onderhoud contacten met mensen en instellingen die u kunnen
helpen.

5. Schrijf een korte en zakelijke sollicitatiebrief en voeg daarbij een gedetailleerd en


overzichtelijk CV.

6. Bereid u degelijk voor op het sollicitatiegesprek, verzamel informatie over het bedrijf
en de functie, verzorg uw kleren: netjes staat altijd goed.

7. Wees uzelf tijdens het onderhoud, gedraag u niet brutaal maar ook niet overdreven
schuchter. Het onderhoud is geen mondeling examen: het is dus niet verboden zelf vragen te
stellen.

8. Analyseer het gesprek achteraf: wat ging goed, wat niet ? Probeer te weten waarom u de
baan niet kreeg (eventueel telefonisch). Zo leert u bij.

9. Geef nooit op ! Honderd sollicitatiebrieven waarvan veel niet beantwoord worden en tien
gesprekken zonder gunstig gevolg zijn geen reden tot wanhoop. Een werkloze Engelsman vond
een betrekking na 470 brieven. "De aanhouder wint!", zoals het spreekwoord luidt.

10. Vergeet vooral niet een kleine attentie voor de mensen die u hielpen (in de vorm van een
cadeautje, bij voorbeeld) of ze te bedanken ... zelfs als u de baan niet kreeg. Dankbaarheid in
woorden of daden uitgedrukt is een te zeldzaam product in onze maatschappij.

92
Een gunstig antwoord op een sollicitatiebrief: voorbeeld

93
CA/CL: Een afspraak per telefoon bevestigen – voorbeeld 1

94
CA/CL: Een afspraak per telefoon bevestigen – voorbeeld 2
Aspraak met de personeelschef

95
96
EO : Sollicitatiegesprek

Vous êtes demandeur d’emploi et vous avez un Vous êtes réceptionniste à l’accueil du siège
RDV avec le manager de la section logistique: social de Belgacom.

Vous entrez dans le bâtiment, vous saluez et


demandez où se trouve le bureau de Mr Cools.
Vous saluez et expliquez le chemin :
Prendre l’ascenseur jusqu’au 3ème étage. Prendre
le couloir à gauche. Le bureau de Mr Cools se
trouve tout au fond du couloir à droite, à côté du
bureau de la secrétaire.
Vous répétez pour être certain :
Prendre l’ascenseur jusqu’au 3ème étage.
Prendre le couloir à gauche. Le bureau de Mr
Cools se trouve tout au fond du couloir à droite, à
côté du bureau de la secrétaire.
Vous dites que c’est correct et que « Mr Cools
viendra vous chercher dans la salle d’attente
devant son bureau. »
Vous remerciez.
A votre service.
Vous attendez dans la salle d’attente.
Vous êtes manager de la section logistique chez
Belgacom et vous chercher un nouvel employé
pour renforcer votre équipe. Vous appelez
Monsieur Veers. Vous le saluez et lui dites
d’entrer dans votre bureau. Vous lui proposez de
s’asseoir.
Vous saluez.
Vous lui demandez de se présenter.
Vous vous présentez :
Jan Veers – 24 ans – Liège – célibataire –
diplômé depuis 30 juin 20… en …
Demandez de parler de sa formation.
Vous expliquez votre formation :
Études secondaire direction sciences et sport
Bachelier en logistique à la Haute École à
Jemeppe près de Liège.
Déjà travaillé avant ? Avez-vous de

97
l’expérience ? Et dans le domaine de la
logistique ?
Non mais vous avez fait des jobs d’étudiants
depuis que vous avez 16 ans.
Où ? Dans quels domaines ?
Vous expliquez :
Caissier dans un magasin pendant 2 ans. Travail
administratif dans une entreprise de marketing
pendant 3 ans. Vendeur dans un magasin de
télécommunication pendant les dernières
vacances d’été. Stage dans une entreprise de
transport.
Pourquoi postuler pour cette fonction/ ce poste ?
Car cela correspond bien à mon profil :
Dynamique, ouvert au monde de la
communication et proactif
Langue maternelle ? Connaissances en langues ?
Parlez-vous le néerlandais ? L’anglais ?
Langue maternelle : français mais je parle
couramment le néerlandais et sais me débrouiller
en anglais.
Savez-vous écrire le néerlandais sans faute?
L’écrit est moins bon que l’oral mais ça va plus
ou moins.
Pouvez-vous parler de votre expérience en tant
que stagiaire ? Où avez-vous fait vos stages ?
Comment cela s’est-il passé ?
J’ai fait mon stage dans une entreprise de
transport à Anvers. C’est là que j’ai appris le
néerlandais. J’ai eu une bonne note du patron. Il
était content de moi.
Parlez-moi de vos hobbys ?
Vous expliquez :
Je cours/nage/fais du football. J’aime lire/aller au
cinéma/écouter de la musique. J’aime les
animaux et la nature.
Une dernière question : donnez-moi une qualité
et un défaut de votre personnalité.
Je suis courageux mais parfois je suis un peu
trop lent.
Vous remerciez et dites que l’entretien est
terminé. Votre secrétaire lui téléphonera dans qq
jours pour donner des nouvelles.
Vous remerciez et saluez.
Vous saluez.

98
CA/CL: Eerste werkdag in de productieafdeling

99
100
Antwoord op de volgende vragen in verband met de bovenstaande tekst.

Om hoe laat werd Patricia verwacht ?


Om hoe laat moet ze vanaf morgen komen ? Waarom moet er niet geprikt worden ?
Waarom staat er een prikklok in de productieafdeling? Wat stelt de
personeelschefvoor? Waarom?
Had de personeelschef voorzien dat Patricia in het bedrijf zou rondleiden? Verklaar
Waarom kwam zijn bezoeker niet ?
Wie zal Patricia vandaag nog ontmoeten ?
Wat vindt men op de benedenverdieping ?
Verplaatsen de meeste klanten zich tot Bulletproof ? Verklaar.
Wat vindt men resp. op de 1e en de 2e verdieping ?
Hoe wordt Paticia door de productieleider begroet ?
Waarom excuseert de personeelschef zich?
Hoe ziet de productieleider het bedrijfsleven ?
Hoe ziet de werkplaats eruit en waarom ?
Hoe beschrijft de productieleider de werkcondities ?
Wat staat er rondom de hele werkplaats ?
Hoe tracht men iedere stopzetting van de productie te vermijden ?
Waar staan alle machines en werktafels en wat voor vakmensen werken daar ?
Er is een tweede dienst naast de eigenlijke productiedienst. Welke taken worden daar
verricht?
Wie zorgt voor het onderhoud van de machines ?
Is de magazijnhouder bij Bulletproof belangrijk ?Verklaar.
Waarom wordt de firma Viemens vermeld?
Waarom noemt de productieleider de nieuwe machines het neusje van de zalm ? Wat
bedoelt de productieleider met het woord betrouwbaar ?
Had Patricia dat zo begrepen? Verklaar.
Welke vraag stelt Patricia i.v.m. veiligheid en wat antwoordt de productieleider?
Welke mogelijkheden hebben de klanten als zij kogelvrije kleding willen kopen?
Waarom krijgt de productieleider een telefoontje?
Waar moet Patricia nu naartoe?

101
C. Handelscorrespondentie

102
1. Presentatie

1.1 Presentatie van een brief

1.1.1 Voorbeeld 1

La lettre ci-dessous est envoyée par un Institut belge d’enseignement et de recherche à une
société commerciale en Flandres. Elle possède les principales caractéristiques d’un courrier
administratif/ commercial de base :

Institut Supérieur des Langues Vivantes


Université de Liège
Place du XX-Aout,
9B 4000 LIEGE
BELGIUM

Solocato NV Heidestraat, 27

3700 TONGEREN

22 maart 2020

Ter attentie van de verkoopsdirecteur

Geachte Heer,

Zou u me inlichtingen kunnen sturen over je spraakherkenningsystemen?


Ik ben zeer geïnteresseerd in de Magicvoice.

Met hoogachting,

J.M. Defays

(Prof.) J.M. Defays

Het adres van de afzender

Lorsqu’il n’y a pas d’en-tête, l’adresse de l’expéditeur est placée dans le coin supérieur gauche
de la page. L’adresse ne contient aucune ponctuation. Le nom de lieu s’écrit en majuscule et
dans la langue officielle de la commune.

Si vous devez placer une abréviation par rapport au nom de l’entreprise vous pouvez soit
l’écrire en majuscules, soit en minuscule avec ou sans point. Le plus courant étant en
majuscules et sans points.

Exemple : Naamloze venootschap → nv, n.v., N.V. ou le plus courant NV


103
Si vous notez une adresse électronique ou un site internet, veillez à ce qu’ils ne soient pas
soulignés comme un lien.

Het adres van de geadresseerde

L’adresse du destinataire est placée à droite de la page et au-dessus de la date.

Si vous connaissez le nom de la personne à qui vous écrivez, celui-ci doit figurer en première
ligne de l’adresse. Indiquez soit l’initiale du prénom (De heer P. Namen), soit le prénom
entier (De heer Patrick Namen), mais évitez De heer Namen.

Quelle civilité utiliser ?

a. On utilise De heer, pour un homme. La forme non-abrégée (Meneer) ne


doit pas être utilisée.

b. On utilise Mevrouw pour une femme mariée et Mejuffrouw pour une femme
qui n’est pas mariée. Si l’on ne connait pas l’état civil de la personne on
utilise Mevrouw.

c. Il existe bien sûr d’autres titres (Dr., Prof. Meester,…)

Si vous ne connaissez pas le nom de la personne à qui vous écrivez, vous pouvez adresser
votre courrier à une fonction au sein de l’institution/l’entreprise (De Verkoopsdirecteur, De
Boekhouder) ou à un département (Verkoopsafdeling, Boekhoudingsafdeling). Enfin, si vous
ne savez rien de l’institution/l’entreprise à laquelle vous écrivez, et si vous ne savez pas à
quelle personne ou quel département adresser votre courrier, vous pouvez simplement
l’adresser à l’institution/l’entreprise elle-même (cf. modèle de lettre ci-dessus).

Après le nom du destinataire et/ou de l’institution/l’entreprise, les différents éléments de


l’adresse sont généralement indiqués selon l’ordre suivant :

- Nom du bâtiment

- Nom de la rue/route/avenue et numéro

- Code postal et nom de la ville

- Nom du pays

NB : Le nom du pays et de la ville sont écrits en majuscules.

104
De datum

On écrit la date à droite de la page, à droirsous l’adresse du destinataire (elle doit évidemment
être précédée d’un espace). Si vous mentionnez des références, la date sera notée sur la même
ligne à l’extrémité droite de la lettre (cf. 1.1.2 Voorbeeld 2).

Comment écrire la date ?

La date comprend l’année, puis le mois, puis le jour indiqués en chiffres (11-03-29) ou le
jour (en chiffre), puis le mois (en lettre), puis l’année (en chiffre). Le lieu s’inscrit à côté
de la date.

Rappel : les mois de l’année sont : januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus,
september, oktober, november, december.

De inleidingszin

Est utilisée lorsque ni le nom ni la fonction du destinataire ne sont mentionnés dans l’adresse.

De aanhef = l’appellation

Si vous ne connaissez pas le nom de votre correspondant, vous utiliserez la formule neutre
(Mijne here, Geachte heer, Geachte mevrouw, Geachte mejuffrouw). Les formules mijnheer
et meneer ne sont pas à conseiller dans l’appellation d’une lettre.

Si vous ne savez pas si votre correspondant est une femme ou un homme vous utiliserez
les formules : Geachte heer, geachte mevrouw ou Geachte heer, mevrouw ou Geachte
heer of mevrouw ou De heer, mevrouw. Il est déconseillé d’utiliser simplement
Geachte ou Beste (informel).
Si vous connaissez le nom de votre destinataire, mais qu’il ne s’agit pas de quelqu’un que
vous connaissez personnellement, vous emploierez la formule Geachte+titre+nom (sans
initiale, ni prénom, ni titre le précédant) : Geachte mevrouw Reyers, Geachte heer
Vanstraat,…

Si vous connaissez bien votre destinataire, vous pouvez éventuellement n’utiliser que
son prénom : Geachte Stefaan,…

Dans des lettres moins formelles ou dans le courrier électronique vous pouvez également
utiliser Beste + prénom ou groupe de personnes si vous connaissez le(s) personne(s): Beste
mevrouw Vandevelde, Beste collega’s,…

Il est à noter que le titre n’est ici pas écrit avec une majuscule et que l’appellation ainsi que la
formule de politesse ne sont pas suivie d’une virgule (en Belgique). Aux Pays-Bas, la virgule
est bien présente. L’important est de rester cohérent, ou vous en mettez après l’appellation et
après la formule de politesse, ou vous n’en mettez pas du tout.

105
De inhoud/de brieftekst

Aligné à gauche et avec un espace entre chaque paragraphe.

Le texte de la lettre contient la communication proprement dite ; il faut aller au fait par des
phrases concises, pour ne pas abuser du temps précieux de votre correspondant. Il est important
d’être clair et de diviser le texte en paragraphes.

De slotformule

La formule de politesse est séparée du corps de la lettre par un espace et est alignée à gauche,
sur le reste de la lettre. Elle est suivie ou non d’une virgule (cf. point 5. De
aanhef/l’appelation).

Les formules de politesse les plus fréquentes sont Met vriendelijke groet(en), Hoogachtend
et Met hoogachting (ces deux derniers étant plus formel).

De ondertekening

Tapez toujours votre nom, et si cela est pertinent, votre fonction sous votre signature
manuscrite. Même si vous êtes convaincu que votre écriture est facile à lire, des lettres telles
que le a, le e, le o, le r et le v peuvent facilement être confondues.

Votre signature doit contenir suffisamment d’informations (nom, prénom, titre, fonction,
…) pour que votre correspondant ne soit pas dans l’embarras lorsqu’il rédigera sa réponse
(il doit pouvoir identifier votre sexe et, si nécessaire, votre fonction).

S’il y a plusieurs signataires, leurs noms peuvent être écrits l’un à la suite de l’autre. S’il n’y
a qu’une personne qui signe pour plusieurs personnes, vous utiliserez mede namens en dessous
du nom et fonction de la personne.

106
1.1.2 Voorbeeld 2

Heidestraat, 27
3700 TONGEREN
Tel . : 012 65 43 92
Fax. : 012 65 43 02
E-mail :
solocato@telenet.be
www.solocato.be

De heer J.M. Defays


Institut Supérieur des Langues
Vivantes
Université de LIEGE
Place du XX-Aout, 9
B 4000 Liège


Uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk
20-03-22 JMD/ISLV MD/JV

Tongeren, 23 maart 2022

Geachte heer Defays

Van harte dank voor uw aanvraag.

Hierbij stuur ik u de catalogus en prijzen voor de spraakherkenningsystemen. Meer


informatie over de Magicvoice vindt u op pagina 23-27.

We staan tot uw dienst voor alle verdere inlichtingen of voor een eventuele bestelling
uit te voeren.

Hoogachtend

Maria Delmotte

Maria Delmotte
i.o.v. Jan Verhagen
Verkoopsdirecteur

Bijlagen: catalogus en prijslijst

Kopie aan: Guy Vervoort

107
La lettre ci-dessus est la réponse de la société commerciale en Flandres à l’Institut
d’enseignement et de recherche à Liège. Elle contient quelques autres caractéristiques
d’un courrier administratif/ commercial, telles que la présence d’un en-tête (het
briefhoofd) et de références (de kenmerken). Ici, les références sont les initiales
correspondant aux signataires du courrier, Jan Verhagen et son assistante Maria
Delmotte.

De aanvangformule

La première phrase fera référence à l’événement qui occasionne votre lettre ; dans
ce cas-ci, il s’agit d’une demande de votre correspondant.

De slotzin

La dernière phrase précise l’impression que vous laissez et invite à une suite;
elle est donc importante.

i.o.v;= « in opdracht van »

Signifie “pour, de la part de” et est utilisée par une personne rédigeant et signant un
courrier au nom de son supérieur hiérarchique. D’autres abréviations peuvent
également être utilisées telles que : b.a. (‘bij afwezigheid’/’en l’absence de’), p.p.
(‘per procuratie’).

De functie

Lorsque vous envoyez un courrier pour le compte de votre institution/entreprise, c’est


toujours une bonne idée de mentionner votre fonction juste sous l’identification qui suit
votre signature manuscrite, particulièrement s’il s’agit de la première fois que votre
correspondant a affaire à vous.

De bijlage

Si un ou plusieurs documents sont joints au courrier, on trouve souvent la mention


Bijlage au bas de celui-ci, même si la présence de documents joints est mentionnée
dans le corps de la lettre.

En outre, un courrier administratif/commercial peut comporter quelques


caractéristiques supplémentaires, comme

- La mention Privé en vertrouwelijk (ou simplement Vertrouwelijk ou


Persoonlijk ou encore Strikt vertrouwelijk), se place juste au dessus de
l’adresse du destinataire et/ou sur l’enveloppe.

- D’autres mentions concernant le courrier peuvent également être placées au


dessus de l’adresse du destinataire. Elles commenceront par une majuscule.

Exemple : Aangetekend, Luchtpost, Expresse,…

108
- La formulation explicite de l’objet du courrier (ex. Betreft : Onbetaalde
factuur), juste sous les références, précédée et suivie d’un espace. Cela vous
permet de faire l’économie d’un paragraphe d’introduction.

Remarque : Il n’est pas nécessaire de faire précéder l’objet de Betreft. Il tend


d’ailleurs à être omis de plus en plus souvent. Vous pouvez donc simplement
indiquer le sujet et si vous souhaitez l’accentuer vous pouvez l’écrire en
italique ou en gras.

Kopie van de brief

L’information que la copie a été envoyée à un/des tiers (kopie aan : …) se trouve en
bas du courrier et est suivi du/des nom(s) du/des destinataire(s) tiers. Elle se trouve
juste en-dessous des annexes s’il y en a et est précédée et suivie d’un espace.

Comment adresser une enveloppe ?

Les adresses sur les enveloppes sont rédigées de la même manière que l’adresse du
destinataire sur la lettre elle-même. Vous pouvez également utiliser les abréviations
correspondantes aux différents titres dans les adresses sur les enveloppes mais il est
quand même préférable de les écrire en entier. Voici quelques exemples d’abréviations
:

Meneer ou Mijheer→ M. ou Mr. (Cette dernière étant moins utilisée car


c’est également l’abréviation de Meester (Maitre).

Mevrouw

→Mevr. ou Mw.

De heer → Dhr.

1.2 Presentatie van een e-mail

La rédaction des messages envoyés par e-mail ne diffère pas


fondamentalement du style employé dans le courrier classique; on essaie
toutefois d’être plus bref. Voici deux exemples qui vous orienteront.

NB : Notez que le signe @ se nomme en néerlandais « apenstaart ».

1.2.1 Interne e-mail

Van: Leo De Roet

(leo.roet@vandooren.be) Datum:

Dinsdag 20 augustus 2020 10:31

Aan: ‘Joris Kamerlink’

109
Onderwerp: TAA

Beste Joris
Ik hoor van Sonja dat de volgende facturen van TAA al betaald werden:

3151 d.d. 10.03.26 euro 61 505


3256 d.d. 10.03.27 euro 21 340
4567 d.d. 10.07.04 euro 12 356

Stuur a.u.b. een e-mail aan TAA (Mv. Anita GOORS) als je dat nagekeken hebt. (Geef ook
de datum van betaling op)

Hartelijk dank

Leo

1.2.2 Externe e-mail

Van: Joris Kamerlink (Joris.kamerlink@vandooren.be)

Datum: Dinsdag 20 augustus 2020 10:46

Aan: ‘Anita Goors’

Onderwerp: Onbetaalde facturen aan Vandooren

Geachte mevrouw,

Onze boekhouder Leo De Roet bevestigt dat de volgende facturen vorige maand betaald
werden:

3151 d.d. 10.03.26 euro 61 505


3256 d.d. 10.03.27 euro 21 340
4567 d.d. 10.07.04 euro 12 356

Uit onze boeken blijkt inderdaad dat deze bedragen op 15 augustus 2010 overgemaakt

werden. Hopelijk is alles nu in orde.

Vriendelijke

groeten,

Joris

Kamerlink

Verantwoordelijke factureerafdeling
Vando
oren

110
N.V.
Hemel
weg 24
2800 Mechelen

Tel: 015 34 90 91
Fax: 015 34 90 92

Joris.kamerlink@vand
ooren.be
http://www.vandooren.
be

Tekst van het bericht

La présentation du texte dans un courrier électronique est généralement moins


formelle que dans une lettre. Cela dépend évidemment toujours du destinataire. Si
celui-ci est inconnu, par exemple pour un e-mail externe, on retrouvera les éléments
de la lettre comme Geachte mevrouw. Par contre, la formule de politesse la plus
fréquente dans les courriers électroniques, est Met vriendelijke groet(en). Ce dernier
est d’ailleurs de plus en plus utilisé en abrégé Mvg.

Dans un e-mail interne, comme nous le voyons dans l’exemple ci-dessus, on trouve
des formules moins formelles telles que Beste Joris voire parfois même Dag Joris (si
vous connaissez très bien la personne) comme appellation et Hartelijk dank comme
formule de politesse, ainsi que l’utilisation du tutoiement.

Ondertekening

La signature contient généralement plus d’informations que dans une lettre (adresse,
numéros de téléphone et de fax, site internet, …)

NB : Comme dans les lettres, les adresses électroniques ou les sites internet, ne sont
pas soulignés.

Remarques/Rappels importants à propos du style d’un courrier électronique

D’une manière générale, et bien que le courrier électronique ait tendance à être plus
informel que le courrier papier, il convient d’appliquer les mêmes principes que pour
toute autre forme de correspondance commerciale.

a. En général, le style et les conventions utilisés pour le courrier électronique sont les
mêmes que pour les lettres et les faxes. Par exemple, vous pouvez utiliser des
appellations telles que Geachte mevrouw Stass ou Geachte meneer Vandermeulen
et des formules de politesse comme Met vriendelijke groet ou Vriendelijke groeten.
Cependant, si vous connaissez bien votre correspondant ou si vous échangez une
suite de plusieurs messages avec la même personne, l’appellation et la formule de
politesse ne sont pas nécessaires.

111
b. Ne confondez pas messages personnels et messages professionnels. Dans un
message professionnel, il convient d’appliquer les mêmes règles d’écriture que
dans une lettre : écrivez de manière claire, concise, cohérente, soignée et
courtoise. Utilisez le ton approprié à votre destinataire et au but de votre
message.

c. Vérifiez la grammaire, l’orthographe et la ponctuation de votre texte.

d. Évitez d’écrire des mots/phrases entiers en lettres majuscule. L’effet perçu est
généralement négatif (comme si vous éleviez la voix dans une conversation).
Si vous voulez mettre l’accent sur un mot en particulier, placez-le entre deux
astérisques (*dringend*).

e. Soyez bref et allez droit au but. Les gens reçoivent beaucoup de courriers
électroniques liés à leur travail, d’où l’importance de la concision.

f. Si possible, n’abordez pas plus d’un point par message. Cela vous aidera à
rester bref et facilitera la réponse, ainsi que l’archivage, à votre
correspondant.

g. Les abréviations utilisées dans les lettres telles que m.b.t. (met betrekking
tot) ou n.a.v. (naar aanleiding van) sont également utilisées dans les
courriers électroniques.

h. Les émoticônes sont souvent utilisés dans les courriers électroniques informels.
Ils servent à exprimer des émotions que les mots seuls ne pourraient que
partiellement traduire. D’une manière générale, il vaut mieux les éviter dans
des courriers professionnels.

2. Inhoud

2.1 Lengte en indeling van


een brief

Pour qu’un courrier (papier ou électronique) soit efficace, il doit contenir très
exactement ce que l’expéditeur a besoin de communiquer et ce que le destinataire a
besoin de savoir, ni plus ni moins, et ces éléments d’information doivent être articulés
de manière logique et cohérente.

La meilleure façon de s’assurer que le courrier contient bien la quantité d’information


nécessaire et qu’il est correctement structuré est de commencer par faire le plan du
courrier en question.

Demandez-vous quel est l’objectif de ce courrier, et quelle est la réponse que vous
souhaitez obtenir. Notez soigneusement tous les éléments que vous souhaitez inclure
dans le courrier avant d’en commencer la rédaction, ensuite parcourez vos notes et
vérifiez que vous avez bien inclus toutes les informations nécessaires, que ces
informations sont pertinentes par rapport à votre objectif, et qu’elles sont organisées
de manière logique et cohérentes.

112
A titre d’exemple, voici le plan correspondant à la lettre en page 107 :

 Geachte… De aanhef

 1ste paragraaf De aanvangsformule

 2de paragraaf Catalogus en prijslijst

 3de paragraaf De slotzin: verdere contacten stimuleren

 Hoogachtend De slotformule

2.2 Stijl en taal

2.2.1 Begin en slot van een brief

Le premier paragraphe (voire la première phrase) d’un courrier est très important
car il donne le ton du courrier en question et crée la première impression. D’une
manière générale, il est de bon ton de remercier votre correspondant pour son
courrier (s’il s’agit d’une réponse), de vous présenter ainsi que votre
institution/entreprise (si nécessaire), d’énoncer l’objet du courrier et de formuler
son objectif.

Exemple :

Van harte dank voor uw belangstelling voor onze nieuwe


spraakherkenningsystemen en voor uw aanvraag voor onze catalogus.

Le(s) paragraphe(s) intermédiaire(s) contien(nen)t les remarques que vous


souhaitez faire, les questions que vous souhaitez poser, les réponses que vous
souhaitez donner, …

Exemple:

Hierbij stuur ik u de catalogus en prijzen voor de spraakherkenningsystemen.


Meer informatie over de Magicvoice vindt u op pagina 23-27.

Le paragraphe de clôture doit idéalement contenir un ou plusieurs des éléments


suivants : s’il s’agit d’une réponse et si cela n’a pas été fait dans le paragraphe
introductif, il convient de remercier votre correspondant pour son courrier ; vous
pouvez également l’encourager à demander de plus amples informations et
mentionner le fait que vous vous réjouissez de recevoir de ses nouvelles
prochainement ; enfin, vous pouvez aussi revenir brièvement sur l’un ou l’autre point
central du courrier.

113
Exemple :

Wij staan tot uw dienst voor alle verdere inlichtingen of voor een eventuele bestelling
uit te voeren.

Quelques expressions utiles…

… pour introduire un courrier et faire référence à ce qui le motive:

Naar aanleiding van…

Ik schrijf u in verband met…

Met dit schrijven heb ik de eer…

In mijn brief van 3 mei deelde ik u mee dat…

Ik verwijs naar…

Ik ben geïnteresseerd in…en zou graag willen weten…

… pour entamer une réponse à un courrier :

In antwoord op uw brief/e-mail/fax van 1 mei jl. … waar u me vroeg om…

U brief/ e-mail/fax van 3 juni jl. betreffende …. heb ik goed ontvangen…

Hierbij stuur ik u de documenten die mij gevraagd werden naar aanleiding van…

Gevolg gevend aan uw brief d.d. 27 maart…

Refererend aan ons onderhoud …

Ik refereer hierbij aan uw brief d.d. … Hiermede bevestigen we…

… pour entamer une suite à un appel téléphonique :

Naar aanleiding van ons telefoongesprek…

Zoals telefonisch besproken, …

Ik refereer hierbij aan ons telefoongesprek van deze morgen…

114
… pour annoncer de bonnes nouvelles :

We zijn (zeer) blij/ tevreden u te informeren dat …

Ik heb het genoegen u mede te delen dat...

Het is me een genoegen u te zeggen dat...

Het verheugt me u te informeren dat…

… pour annoncer de mauvaises nouvelles :

Tot onze spijt moeten wij u meedelen/informeren dat …

Tot mijn spijt moet ik negatief reageren op …

Naar aanleiding van uw brief spijt het ons u te moeten informeren dat …

Helaas kunnen wij niet ingaan op uw voorstel, hoewel …

U voorstel past echter niet in ons beleid, zodat wij het moeten afwijzen

… pour annoncer que vous n’avez pas encore reçu de réponse :

Waarschijnlijk heeft onze brief d.d. … u niet bereikt; daarom zijn wij zo vrij, ons
probleem in korte te herhalen.

Ongetwijfeld hebt u door uw drukken bezigheden nog geen tijd gevonden om ons
probleem te onderzoeken. Mogen wij u vriendelijk verzoeken, er thans enige aandacht
aan te besteden, en ons uw standpunt mee te delen zodra het u schikt?

Naar aanleiding van onze brief d.d. … zou het ons aangenaam zijn, uw standpunt te

vernemen.

Wij hebben nog geen antwoord ontvangen op ons schrijven van… Wilt u zo goed zijn,

ons zo spoedig mogelijk uw antwoord kenbaar te maken?

Hoewel wij vorige maand reeds aandrongen op een spoedig antwoord, hebben wij nog
geen bericht ontvangen.

Wij vragen u beleefd, het antwoord per omgaande mee te delen.

115
Wij wachten thans dringend op uw antwoord.

Gelieve terstond/onmiddellijk te antwoorden.

Bij gebrek aan antwoord binnen vijf dagen zullen wij veronderstellen dat u akkoord
gaat.

Onze talrijke brieven bleven tot dusver onbeantwoord. Daarom hebben wij ondertussen
zelf de volgende beslissingen getroffen: …

… pour expliquer que vous ne comprenez pas :

U brief d.d. … hebben wij goed ontvangen. Het is ons echter niet geheel duidelijk, op
welke punten u van ons een antwoord verwacht. Het zou ons aangenaam zijn, indien u
ons wat nadere uitleg zou willen verschaffen. Wij zullen niet nalaten, zo spoedig
mogelijk gevolg te geven aan uw bericht.

Hartelijk dank voor u brief van … . Vooraleer wij hier nader op ingaan, zouden wij
graag meer bijzonderheden vernemen. Dit zal ons in de gelegenheid stellen uw brief zo
snel mogelijk te beantwoorden.

Uw brief van … (kenmerk: …) bereikte ons vandaag. Toch kunnen wij voorlopig geen
antwoord verstrekken, bij gebrek aan voldoende gegevens. Wij hopen u binnenkort van
dienst te kunnen zijn.

Ondanks uw tweede brief van … hebben wij nog steeds niet begrepen in welke richting
u onze tussenkomst verlangt. Voorlopig kunnen wij er dus geen gevolg aan geven.

… pour annoncer ce que vous pouvez et/ou ne pouvez pas faire :

Ik kan/ we kunnen (helaas niet) …

Dat mag ik (niet)/ mogen we (niet) …

Het is voor mij/ ons mogelijk om… Het is voor mij/ons onmogelijk om… Het zou

(on)mogelijk zijn om…

Ik ben niet bij machte u te helpen i.v.m. …

Dat ligt helaas niet in mijn vermogen om ….

116
…pour justifier quelque chose:

Dat is te danken aan…

te wijten aan…

het resultaat van…

door het feit dat…

omdat…

NB1: te danken aan est normalement utilisé pour introduire un élément positif alors
que te wijten aan est utilisé pour introduire un élément négatif.

NB2 : Si vous ne souhaitez pas spécifier la cause d’un événement, vous pouvez utiliser
les expressions : Vanwege diverse omstandigheden, Vanwege onvoorspelbare
omstandigheden, door onbegrijpelijke omstandigheden.

… pour remercier:

Ik dank u voor…

Uw brief van … hebben wij in dank ontvangen.

We danken u ten zeerste voor uw bestelling van…

Hartelijk dank voor u brief van…

Uw betaling hebben we dankbaar ontvangen.

In naam van onze Raad van Bestuur sta ik erop, u onze gemeende dank uit te drukken.

… pour rédiger le corps du courrier:

Ik zal niet nalaten… Mag ik u vragen… ?

Ik zou u dan ook willen verzoeken een gunstig gevolg aan mijn verzoek te willen geven.

Eventueel ben ik bereid… Tot nu toe heb ik…

… pour informer du document annexé au courrier :

Bijgevoegd vindt u… Ingesloten vindt u… In bijlage vindt u…

117
Hierbij stuur ik u de documenten die mij gevraagd werden naar aanleiding van…

… pour terminer un courrier:

We zouden het op prijs stellen dat… We zouden het echt waarderen…

Bij voorbaat dank (voor een spoedig antwoord).

We hopen op uw begrip en uw medewerking.

We wachten (dringend) op u antwoord/standpunt/catalogus/stalen/producten.

We vragen u beleefd, het antwoord per omgaande mee te delen.

Wilt u zo goed zijn, ons uw mening kenbaar te maken?

… pour terminer un courrier s’il contient des informations :

Ik hoop u hiermee van dienst te zijn geweest.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

We staan tot uw dienst voor alle verdere inlichtingen.

Contacteert u mij alstublieft voor bijkomende informatie.

… pour terminer par une formule de politesse:

(Met) hartelijke groet(en) (Met) vriendelijke groet(en) (Met) beleefde groet(en)

In afwachting van uw antwoord, teken ik hoogachtend

Hoogachtend

Met hoogachting

Met oprechte hoogachting

Met de meeste hoogachting

118
2.2.2 Afkortingen

Les abréviations, acronymes et autres initiales sont bien commodes car ils permettent
de gagner du temps, que ce soit lors de la rédaction ou de la lecture d’un message.
Mais pour que cela fonctionne, il faut qu’ils aient la même signification pour
l’expéditeur et pour le destinataire.

Certains ne posent pas trop de problèmes, car ils sont internationalement utilisés,
comme les
« Incoterms » (contraction des mots anglais International Commercial Terms), qui sont
des termes commerciaux dont la réglementation est édictée et publiée par la Chambre
de Commerce
Internationale à Paris. Exemples : CIF (Cost, Insurance and Freight), DDU (Delivered
Duty Unpaid),…

D’autres sont un peu plus embêtants car ils varient suivant la langue ou le pays
(OTAN/ NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie), UE/EU (Europese
Unie), ONU/VN (Verenigde Naties), TVA/BTW (Belasting op de toegevoegde
waarde).

Voici quelques abréviations utiles pour reconnaître le type


d’entreprise/institution qui vous contacte ou que vous contactez :

Afkortingen Nds Vertalingen


Afkortingen Fr

ABVV Algemeen Belgisch Vakverbond FGTB


ACOD Algemene Centrale der Openbare CGSP
Diensten
BLOSO Bevordering van de Lichamelijke ADEPS
Ontwikkeling, de Sport en de
Openluchtrecreatie
BVBA Besloten vennootschap met beperkte SPRL
aansprakelijkheid
KMI Koninklijk Meteorologisch Instituut IRM
KMO Kleine en Middelgrote PME
Ondernemingen
NMBS Nationale Maatschappij der Belgische SNCB
Spoorwegen
NV Naamloze vennootschap SA
OCMW Openbaar Centrum voor CPAS
Maatschappelijk Welzijn
RIZIV Rijksdienst voor Ziekte- en INAMI
Invaliditeitsverzekering
RVA Raad van Arbeid ONEM
VZW Vereniging zonder winstoogmerk(en) ASBL

119
Contrairement à certaines autres langues où les abréviations sont moins utilisées dans
le courrier plus formel, en néerlandais, vous pouvez utiliser une panoplie
d’abréviations tant dans le courrier formel que dans le courrier un peu moins formel.
En voici une liste non-exhaustive mais certainement utile :

Afkortingen in het Gehele woorden in het Vertalingen in het Frans


Nederlands Nederlands

a.s. =e.k. Aanstande= eerstkomende Prochain


a.u.b. Alstublieft S’il vous plaît
ca Circa Plus ou moins
C.V curriculum vitae concernant
bijl. bijlage annexe
blz. bladzijde page
d.d. de data daté de
d.i. dit is c-à-d
d.w.z. = m.a.w. dat wil zeggen/ met andere
woorden
d.m.v. door middel van au moyen de
e.a. en andere(n) et d’autres
e.d. en dergelijke etc.
enz. enzovoorts
e.v. en volgende et suivants
i.p.v. in plaats van au lieu de
i.v.m. in verband met en rapport avec, concernant
jl. jongstleden dernier
m.b.t. met betrekking tot concernant
m.b.v. met behulp van à l’aide de
n.a.v. naar aanleiding van suite à
nl. namelijk à savoir, notamment
o.a. = o.m. onder andere = onder meer entre autres
ref. referte, referentie référence
t.a.v. ter attentie van à l’attention de
t/m = t.e.m. tot en met jusqu’à (inclus)
t.o.v. ten opzichte van à l’égard de, par rapport à

120
D. Op de werkvloer

121
Onthaal

Steeds meer medewerkers hebben op hun eerste werkdag al spijt


van hun nieuwe job, zo blijkt. Reden: werkgevers laten nieuwelingen gemakkelijker aan
hun lot over. Ze vinden het de moeite niet meer om energie te steken in de begeleiding
omdat ze niet weten of de nieuwkomers wel zullen blijven. Hoe kan het beter?

Begeleiding van nieuwkomers kost tijd en energie, maar heeft positieve gevolgen voor de hele
onderneming. De motivatie van de nieuwe medewerker stijgt, de inburgering verloopt sneller en
de werksfeer is prettiger.

Een Britse studie van Begbies Traynor illustreert dat de begeleiding beter kan. Enkele
bevindingen:

Aan 12% van de ondervraagde nieuwkomers werd de toegang tot het bedrijf geweigerd omdat
de veiligheidsmensen geen nieuwkomer hadden verwacht.
Meer dan 50% van de nieuwelingen werd de eerste dag aan zijn lot overgelaten. Bijna 50% kreeg
geen bureau en geen opleiding tijdens de eerste week.

26% van de respondenten gaf na 1 maand zijn job op omdat ze slecht werden behandeld door
hun nieuwe baas.

Hoe kan je pas aangeworven het best onthalen? Een checklist.

Voor
Lijstje. In elke onderneming zijn er een aantal praktische zaken te bespreken en te
regelen. Maak een lijstje en gebruik dit voor elk onthaal. Denk aan arbeidskledij,
toegangsbadges of sleutels, persoonlijke kast in de kleedkamer, een e-mailadres,...
Aankondiging. Breng je medewerkers op de hoogte van de nieuwkomer en bespreek
dit met hen. Geef bijvoorbeeld aan hoe hun relatie is tot de functie van de nieuweling.
Delegeren. Schakel je medewerkers in bij het onthaal en leg uit wat je van hen verwacht.
Vraag hen bijvoorbeeld of zij hem tijdens de pauzes kunnen opvangen.
Peter of meter. Overweeg of het zinvol is een 'peter' of 'meter' aan te stellen. Dat is een
collega-werknemer die speciale aandacht besteedt aan de aanpassing van de nieuwe
medewerker in de eerste dagen en weken.
Programma. Stel een kennismakingsprogramma op. Overlaad het niet en las regelmatig
pauzes in. Wees ook niet bang voor herhaling van informatie

Tijdens
Rondleiding. Leid de nieuwkomer rond in je bedrijf.

122
Arbeidsreglement en contract. Overloop het arbeidsreglement en de
arbeidsovereenkomst met de nieuweling. Bijvoorbeeld: arbeidsduur,
arbeidsomstandigheden, nuttige telefoonnummers, wat in geval van ziekte, hoe verlof
aanvragen, veiligheidsvoorschriften, ...

Informatie. Geef info over belangrijke projecten, de bereikbaarheid van het bedrijf met
het openbaar vervoer, carpooling, de parkeermogelijkheden, de fietsstalling, ...

Documenten. Bezorg interessante documenten: een organigram met een duidelijk en


eenvoudig overzicht van de processen en de structuur van het bedrijf, publicaties of
brochures om het bedrijf te situeren (historiek, bedrijfsambities, ...),
veiligheidsvoorschriften, ...

Werkplek. Zorg dat hij grondig kennismaakt met zijn eigen werkplek en al even aan de
slag kan, al dan niet onder begeleiding.

Na
Evaluatie. Bespreek enkele weken nadien of hij zich al aangepast heeft. Geef hem de
kans om vragen te stellen over wat nog onbekend of onduidelijk is.

123
Tips voor beginners

Je maakt promotie en plots worden je collega's je ondergeschikten. Hoe


gedraag je je? We geven tien tips voor beginnende managers.

1. Word niet te vriendschappelijk

Als leider heb je een andere positie dan als collega. Te sterke persoonlijke banden maken het
moeilijk om knopen door te hakken. Neem dus wat afstand van je vroegere collega's. Lunch
bijvoorbeeld niet elke middag met hen.

2. Praat met je medewerkers over hun verwachtingen

Geef aan wat jouw rol als leidinggevende zal zijn, welke doelen je wil bereiken en hoe je te werk
gaat. Licht ook toe wat jij van je medewerkers verwacht.

3. Communiceer eerlijk en duidelijk

4. Laat je niet in met de uitvoering

Laat je medewerkers hun eigen manier van werken vinden, ook al weet je precies hoe ze iets
moeten aanpakken en wil je ze graag helpen.

5. Doe niet teveel zelf

Doe geen dingen die een medewerker moet doen. Pak alleen de meest noodzakelijke
werkzaamheden op en delegeer zoveel mogelijk.

6. Wees nieuwsgierig

Toon belangstelling en wees nieuwsgierig. Zo krijg je een beter inzicht in de achtergrond van
problemen en kan je adequater ingrijpen als er iets fout gaat.

7. Leer omgaan met spanning en stress

Accepteer alvast dat je fouten gaat maken en dat je soms maatregelen zal moeten nemen die
onpopulair zijn. Dan heb je minder last van stress eens het zover is.

8. Stel je buigzaam op

Hou niet te sterk vast aan je eigen ideeën. Als je merkt dat je medewerkers grote weerstand
hebben tegen je aanpak of dat je plan niet lukt, stel je dan flexibel op en gooi het over een andere
boeg.

124
9. Gun jezelf de tijd om te leren

Accepteer dat het even duurt voordat je alle regels van het nieuwe spel kent en het leidinggeven
goed aanvoelt. Maak jezelf niet onzekerder dan je al bent en neem de tijd om te leren. Als je wil
weten hoeveel inwerktijd gebruikelijk is, ga dan eens praten met je voorganger.

10. Train je eigen moeilijke situaties

Over goed management valt meer te vertellen dan enkele tips. Als dat je wenselijk lijkt, kan het
goed zijn om een managementtraining te volgen.

Vergaderen

Vergaderen is onontbeerlijk in ondernemingen. Toch zijn de meeste


vergaderingen verloren tijd. Hoe komt dat en wat kan je eraan doen?

Waarom mislukken vergaderingen?

Tips om een vergadering voor te bereiden

Tips om een vergadering te leiden

Waarom mislukken vergaderingen?

Wat loopt er zoal fout tijdens het vergaderen? Bedrijfspsychologe Kate Keenan geeft vijf veel
voorkomende fouten.

Verkeerde redden

Vaak roepen mensen een vergadering bijeen terwijl er betere alternatieven zijn. Ze vergaderen
omdat het bijeenroepen van mensen steun biedt en een vertrouwde manier is om iets te doen.
Vergaderingen vormen ook een prachtig alibi om beslissingen uit te stellen, of om zelf geen
verantwoordelijkheid te moeten nemen.

Verkeerde attitude

Als de aanwezigen de vergadering niet naar waarde schatten, zal ze tot niks leiden. Iemand met
een verkeerde attitude stuurt bijvoorbeeld een vervanger die niet op de hoogte is van wat er
besproken wordt, komt niet opdagen, bereidt de vergadering niet voor, neemt telefoontjes aan
tijdens de vergadering, heeft de verkeerde documenten bij...

125
Slechte omstandigheden

Het is moeilijk om efficiënt te vergaderen als de ruimte oncomfortabel is. Na verloop van tijd is
dat nog het enige waarover wordt gepraat.

Gebrek aan structuur

Voorbeelden van gebrekkige structuur: de vergadering blijft maar duren, tot iedereen zich
verveelt of uitgeput raakt, een onderwerp wordt meerdere keren besproken terwijl andere niet
aan bod komen, de aanwezigen weten niet wat de bedoeling is...
Slechte leiding

Hoe kan je een vergadering leiden? Lees meer

Tips om een vergadering voor te bereiden

Maak een agenda met de punten die aan bod zullen komen en stuur die naar de deelnemers. Je
kan naast elk punt ook de tijd zetten die eraan besteed mag worden.
Stel de agenda zo op dat eerst de eenvoudige thema's aan bod komen en later de meer
ingewikkelde en belangrijkste. Als de deelnemers in het begin 'ja' hebben geknikt, vergroot de
kans dat ze dit later in de vergadering ook zullen doen. Bovendien voelen ze zich meer betrokken
als je eerst met de lichte thema's begint.
Nodig niet te veel mensen uit. Minder is meer: 2 tot 3 mensen komen vaak tot betere resultaten
dan 10 of 12 mensen.

Als je met visuele middelen werkt, let er dan op dat iedereen ze kan zien.

Maak naamkaartjes en denk na wie je naast wie plaatst. Een dominante ruziezoeker plaats je
het best naast een rustig persoon. Zo kan hij minder invloed uitoefenen.

Tips om een vergadering te leiden

Een vergadering openen

O Verwelkom de aanwezigen en herinner hen nog even aan het doel van de vergadering.
Bijvoorbeeld: "Ons kantoor is overvol. Doel van deze vergadering: een manier vinden om ons
kantoor te herverdelen."
O Duid iemand aan om tijdens de vergadering notities te nemen en achteraf een helder verslag te
schrijven.
O Als er buitenstaanders aanwezig zijn, geef je de aanwezigen het best de kans om zichzelf voor
te stellen.
O Je eigen houding is van belang. Als je gelooft dat de vergadering iets zal opleveren en dit
geloof toont, dan worden ook de anderen enthousiast.
Je aan de tijd houden
O Begin op tijd, ook alsnog niet iedereen er is.

126
O Verhinder dat er tijd verspild wordt. De tijdsindeling die naast elk discussiepunt in de agenda
staat, kan je hierbij helpen.
O Las bij lange vergaderingen verschillende korte pauzes in.
O Hou op tijd op, of zelfs eerder, als de zaak is afgerond.

De discussie sturen
O Hou je aan de agenda en leid de vergadering telkens terug naar haar doel. "Het lijkt me niet
verstandig om hier verder op in te gaan, laten we niet vergeten waarom we hier zitten, …

O Zie erop toe dat iedereen een bijdrage levert en aandachtig blijft.
 Als je merkt dat iemand voor zich uit zit te staren, kan je hem opnieuw bij de discussie betrekken.
"Steven, wat vind jij van dit voorstel? Heb je er nog iets aan toe te voegen?"
 Maak gebruik van de ervaring van de aanwezigen. "Inge, jij hebt zo'n situatie al eens
meegemaakt. Wat waren jouw ervaringen toen?"
 Doe zelf voorstellen. Door ideeën te opperen stimuleer je mensen om creatief na te denken. "Zou
het een goed idee zijn om…?"
Omgaan met wanordelijk gedrag
O Maak duidelijk dat persoonlijke aanvallen niet kunnen. "Wat jammer dat je zo'n negatieve toon
in deze vergadering brengt!"
O Herhaal het doel of maak een toepasselijk grapje om de vergadering weer op koers te brengen.
"Dit onderwerp gaat jullie kennelijk zeer ter harte. Laten we de zaken nog even op een rijtje
zetten."
Omgaan met afleidingsmanoeuvres

De aanwezigen zorgen -zonder dat ze het zelf beseffen- voor afleiding.


O Eindeloos bezwaren opperen. Sommige mensen reageren voortdurend met: "Dat kan niet,
omdat…" of "Dat hebben we al eens geprobeerd en toen werkte het niet!". Doet dit zich voor,
vraag dan naar argumenten die terzake doen. Zo verhinder je eindeloos gehakke tak.
O Obsessies. Sommigen grijpen elke gelegenheid aan om over hun stokpaardje te beginnen. Laat
ze één keer zeggen wat ze te zeggen hebben, en herinner hen eraan dat ze hun zegje al hebben
gedaan.
O Gedachtesprongen. Sommigen voeren een irrelevante discussie. Bijvoorbeeld: "Heeft iemand
eigenlijk het woordenboek Engels-Nederlands gezien?" terwijl de vergadering gaat over de vraag
waar die boeken het best zouden geplaatst worden. Gebeurt dit, wijs de betrokkene er dan op dat
dit niet het onderwerp van de discussie is.
De vergadering beëindigen
O Formuleer een eindconclusie. Tips om tot zo'n conclusie te komen:

127
 Verifieer tijdens de vergadering bij elk punt of er overeenstemming is. "Vinden jullie je allemaal
in dit besluit, wil iemand nog iets toevoegen voor we verdergaan, …"
 Wordt er overeenstemming bereikt, formuleer dan onmiddellijk een conclusie. "Wat punt 1
betreft vindt iedereen het dus het beste om…"
 Zet op het einde van de vergadering de punten waarover overeenstemming is bereikt en de punten
waarover de meningen nog verschillen op een rijtje.
 Stel vragen. Zo kom je niet alleen te weten of je zelf alles goed begrepen hebt maar ook of de
anderen het begrijpen.

O Formuleer afspraken zodat iedereen duidelijk weet wat hij na de vergadering moet doen en
tegen wanneer.
O Vat de vergadering samen om helemaal zeker te zijn dat iedereen achter de genomen
beslissingen staat. "Ik ga nu de vergadering kort samenvatten. We kwamen bij elkaar om het
ruimteprobleem op kantoor te bespreken. Ten eerste hebben we besloten dat de receptie een
geschiktere plaats is voor naslagwerken dan het kantoor. Ten tweede…"
O Zorg dat de persoon, die het verslag van de vergadering maakt, het zo snel mogelijk naar alle
deelnemers stuurt. Zo weten de aanwezigen wat er tijdens de vergadering werd besloten, welke
afspraken er werden gemaakt en wat hen tegen wanneer te doen staat.

Bron: Vergaderen, Kate Keenan, ISBN 9056411187

Conflicten op het werk

Conflicten op het werk kunnen ons behoorlijk hinderen. Als coach merk ik dat mensen van hoog
tot laag in organisaties het moeilijk vinden om met conflicten om te gaan. Ik onderscheid daarbij
globaal mensen die conflicten vermijden en mensen die juist steeds in een conflict terecht
schijnen te komen. In beide gevallen kan het de sfeer verzieken en kan je gedemotiveerd raken,
hetgeen zijn weerslag kan hebben op de organisatie.

Bij het beter leren omgaan met conflictsituaties is het belangrijk dat je er op een andere manier
naar leert kijken: een conflict is vaak niets anders dan het hebben van een andere mening, visie
of opvatting over een bepaald onderwerp. Het constructief uitwisselen daarvan kan juist nieuwe
creatieve ideeën opleveren.

Omdat de meeste bedrijven echter geen cultuur hebben van wederzijds feedback geven en het
expliciet maken van gemeenschappelijke doelen, dreigen vruchtbare meningsverschillen meestal
uit te lopen op schijnbaar onoplosbare conflicten. Partijen worden hierdoor uit elkaar gedreven
en voor je het weet is er sprake van een vicieuze cirkel.

128
Dergelijke negatieve vicieuze cirkels zijn te doorbreken als de spelers meer dezelfde taal gaan
spreken, d.w.z. gemeenschappelijke doelen nastreven en op eenzelfde open wijze met elkaar
communiceren. Dit is echter niet eenvoudig. Er zijn vaak wel gemeenschappelijke doelen binnen
een bedrijf, maar deze zijn niet expliciet voor iedereen. Daarnaast wordt er vaak niet op een open
manier – d.w.z. positief kritisch- met elkaar gecommuniceerd.

Om beter met conflictsituaties te leren omgaan is het daarom ook van belang dat er regelmatig
op het werk feedbacksessies worden georganiseerd, al dan niet onder externe begeleiding.
Belangrijk is dat zowel manager als medewerker zich committeert om iets met de uitkomsten te
doen. Door het rangschikken van de uitkomsten kunnen vervolgens weer gemeenschappelijke
doelen worden geformuleerd. Het mag duidelijk zijn dat deze wijze van communiceren de
medewerkers dichter bij elkaar brengt en de werksfeer aanzienlijk kan verbeteren.

Het vergt wel de nodige oefening, maar het levert een heleboel positieve uitkomsten op!

Stress en werkomgeving

De afgelopen decennia is steeds meer


onderzoek gedaan naar werkstress. In
Nederland richtte prof.dr. A.W.K. Gaillard
van het TNO-instituut Technische
Menskunde in Soesterberg zijn aandacht op
het functioneren van mensen in bijzondere
omstandigheden. Gaillard is sinds 1985,
namens de Stichting Psychosociaal
Onderzoek Stress, als bijzonder hoogleraar
verbonden aan de Vakgroep Psychologie
van de Universiteit van Tilburg.

129
Werknemers kampen tegenwoordig veel meer met verstandelijke en emotionele belasting dan met
fysieke. Dat komt door hogere opleiding, verregaande mechanisering en automatisering.

Stress lijkt niet zozeer veroorzaakt te worden door die hoge belasting, maar meer door de
psychosociale omstandigheden waaronder gewerkt moet worden. Een mens is tegen veel zaken
goed bestand, en kan ook, mits goed gemotiveerd, in ongunstige omstandigheden nog steeds goed
presteren zonder daarbij stress te ervaren. Een stimulerende en uitdagende omgeving helpt
daarbij.

Epidemie

Dat stelt prof. dr. Gaillard in zijn boek 'Stress, productiviteit en gezondheid'. Daarin maakt hij
onder andere duidelijk hoe de huidige epidemie van psychische arbeidsongeschiktheid is
ontstaan. Ook laat hij zien aan welke voorwaarden een werkomgeving zou moeten voldoen om
mensen onder een hoge belasting te laten werken zonder dat zij daar negatieve gevolgen van
ondervinden.

Geen computer

Stress kan beter begrepen worden als duidelijk is hoe verstand en emotie op elkaar inwerken.
Een mens is immers geen computer, die zonder morren en emoties eindeloos lang, op elk moment
van de dag of de nacht, saaie of juist ingewikkelde, dezelfde of steeds verschillende taken kan
vervullen.

Controle

De mate waarin een werknemer het gevoel heeft controle te hebben over zijn leven en werk speelt
een grote rol bij het ontstaan van stress. Zo is lawaai beter te verdragen als iemand zelf invloed
heeft op de mate en duur ervan. Wie weinig steun krijgt van van leidinggevende en collega's
loopt een groter risico op stress. Om spanningsklachten te voorkomen moet de werknemer dus
invloed hebben op de werkomstandigheden. Bijvoorbeeld werk- en rusttijden, werktempo,
indeling van werkzaamheden, maar ook zaken als temperatuur, frisse lucht, radio aan of uit etc.

Ontplooiing

Werk dient ook mogelijkheden tot ontplooiing te bieden, een plek waar training en opleiding een
blijvend belangrijke rol spelen.

Terugkoppeling

Ook terugkoppeling van informatie over het eigen functioneren is een belangrijke voorwaarde
om goed te kunnen functioneren. Deze terugkoppeling dient uit diverse hoeken te komen, van
machines en mensen, van collega's en chefs, van binnen en buiten het bedrijf.

Herstel

Of spanningsklachten of stress uiteindelijk het functioneren en de gezondheid van de werknemer


blijvend zullen beïnvloeden, hangt vooral af van de ruimte die iemand krijgt en neemt voor
herstel. Aan de ene kant moeten geestelijke inspanning en fysiologische en emotionele gevolgen
worden afgebouwd, en aan de andere kant moet er nieuwe energie voor de volgende dag worden
verzameld.
130
Pauzes

Volgens Gaillard kost het twee uur bijkomen nadat er een uur is overgewerkt! Langdurige
verstoring van het evenwicht tussen werken, ontspannen en slapen kan leiden tot chronische
stress. Daarom is het van belang dat mensen kunnen werken in een omgeving waarin ze controle
hebben op het moment waarop ze zich kunnen gaan ontspannen.

Coaching

Werknemers kunnen hun stressbestendigheid ook vergroten met behulp van individuele
coaching, of door het volgen van een training op het gebied van stressbestendigheid, persoonlijke
effectiviteit of communicatieve vaardigheden.
Werkgevers kunnen erbij gebaat zijn de werkomgeving te laten doorlichten door een deskundige
adviseur op het gebied van stressmanagement. Deze zal bij de screening van een werkomgeving
niet alleen letten op de technische mogelijkheden, maar ook op de psychosociale
omstandigheden.

Ontwerp

Een eventueel nieuw ontwerp voor de werkomgeving zal niet alleen uitgaan van wat technisch
en organisatorisch mogelijk is, maar ook rekening houden met de vaardigheden en behoeften van
de werkende. De ontwerper van de ideale werkomgeving houdt dus rekening met een breed scala
aan aspecten waarin techniek en mens in één visie gezien worden.

Marian van Rijssen

131
Tien tips om stress op het werk te voorkomen
https://www.jobat.be/nl/art/10-makkelijke-anti-stress-tips-voor-op-je-werk

Ga je soms met tegenzin naar het werk? En kom je ’s avonds uitgeput en futloos thuis? Dan is
stress waarschijnlijk de grote boosdoener. Met deze tips is vervelende werkstress voltooid
verleden tijd.

1. Kleine voorsprong
Ben je altijd juist op tijd op je werk? Dan begin je ongetwijfeld gehaast aan je dagdagelijkse
taken. De oplossing: vertrek een kwartiertje vroeger. Hoe minder je je ’s morgens moet haasten,
hoe minder stress je hebt tijdens je werkdag.

2. Heerlijke lekkernijen
Als je geconcentreerd aan het werk bent, sla je ongetwijfeld weleens een maaltijd over. Dat is
het slechtste wat je kunt doen. Als je niet voldoende eet, daalt je bloedsuikerspiegel pijlsnel en
voel je je gestresseerd. Leg dus snacks zoals gedroogd fruit, noten of proteïnerepen op je bureau
zodat je op tijd en stond een gezond hapje eet.

3. Schouderklopje
Niets zo goed voor je zelfvertrouwen als een leuk complimentje. En dat kun je ook aan jezelf
geven. Heb je een moeilijke taak tot een goed einde gebracht? Zeg dan luidop dat je geweldig
werk geleverd heb. Zo boost je je zelfvertrouwen, wat helpt om je stress onder controle te houden.

4. 10 minuten piekertijd
Staat je hoofd op ontploffen? Zonder je dan tien minuten af. Schrijf op waar je je zorgen om
maakt, waarom je zo piekert en bedenk het ergste doemscenario dat je je kunt voorstellen.
Uiteindelijk zal je beseffen dat het nooit zover zal komen. Zo kun je weer rustig aan het werk.

5. De e-mailgekte
Elk jaar worden maar liefst 5,5 triljoen e-mails verstuurd. Geen wonder dat je inbox ontploft.
Minder e-mails lezen en beantwoorden, vermindert de stress. Een tip: schrijf een antwoord in het
onderwerp zodat je geen nieuw bericht moet opstellen. En gebruik de regel van drie: als je drie
keer heen en weer hebt gemaild over één onderwerp en je begrijpt er nog steeds niets van, gebruik
dan je telefoon.

6. Adem in, adem uit


Zit je de hele dag aan je bureau, achter de kassa of in de auto? Dan is het belangrijk om af en toe
te stretchen. Til je benen 30 seconden in de lucht, zo verminder je het risico op bloedklonters
door té lang stil te zitten. Nog een makkelijke oefening: plaats één hand in je nek en rek uit door
met je andere hand aan je elleboog te trekken.

7. Droom weg
Stress kan makkelijk de bovenhand nemen, al zijn je zorgen vaak kleiner dan ze lijken. Om dat
te onthouden kun je een foto van een sterrenhemel, een prachtig strand of een lekkere cocktail
op je bureau leggen. Als je naar de foto kijkt, verlaagt je stressniveau in een mum van tijd.

8. To do-lijstjes
Durf je al eens een opdracht vergeten? Dan is een to do-lijstje je redding. Maak in het weekend
een lijst met alle opdrachten voor de komende week en teken langs elk item een vierkantje. Zo
kun je elke keer iets afvinken.

132
9. Collega-vrienden
Samen sta je sterk. Dat is op het werk niet anders. Stel voor om met je collega’s één keer per
week te praten over werkproblemen. Denk samen na over hoe je werkprocessen kunt
optimaliseren, hoe je de productiviteit kunt verhogen en hoe je onderlinge relaties kunt
versterken.

10. Waarom?
Vraag je je wel eens af waarom je dit werk ook alweer doet? Hang foto’s van je partner, kinderen,
huisdier of jezelf op. Als de stress weer de kop opsteekt, denk je aan enkele mooie herinneringen.
In een mum van tijd ben je weer klaar om erin te vliegen!
(dt/em) - Bron: Reader’s Digest

Fouten op het werk

Iedereen maakt fouten, maar soms zijn de consequenties zo vervelend dat je ze liever zou
verzwijgen. Niet doen: wie verantwoordelijkheid neemt en spijt betuigt, presteert uiteindelijk
beter.

Door: Janneke Gieles. Uit: Psychologie Magazine

'Vuurrood werd ik toen ik mijn fout ontdekte,’ vertelt Mirjam (31), advocaat bij een klein
advocatenbureau. ‘Ik nam een vonnis door van een paar maanden terug, en ontdekte dat ik een
eis van de tegenpartij totaal over het hoofd had gezien: twee procent over bepaalde kosten. Tot
mijn grote schrik bleek dat uit te komen op een bedrag van 400 duizend euro. Terwijl ik mijn
cliënten juist had verteld dat ze geld krégen van de tegenpartij. Het ergste was dat ik de termijn
om in hoger beroep te gaan had laten verstrijken. Ik had een groot probleem.’

Vroeg of laat overkomt het ons allemaal: we maken een fout op ons werk. De meeste vergissingen
zijn klein en alledaags. U maakt een typefout, gooit iets weg of vergeet een afspraak. Toch
kunnen de gevolgen van zo’n vergissinkje groot zijn. U verwisselt twee dossiers en vertelt de
verkeerde patiënt dat hij aan een ernstige ziekte lijdt. U drukt een toets iets te lang in en ziedaar:
in plaats van 2 bureaustoelen worden er 222 afgeleverd. Wat de fout ook mag zijn, u zult een
manier moeten vinden om ermee om te gaan.

Foutencultuur

Hoe u uw probleem aanpakt, hangt niet alleen af van uw persoonlijkheid. Ook uw werkomgeving
speelt een grote rol. Dr. Cathy van Dyck, onderzoeker aan de Vrije Universiteit, doet onderzoek
naar zogenaamde ‘foutenculturen’: de manier waarop binnen organisaties wordt omgegaan met
blunders. Sommige bedrijven hebben een open foutencultuur, waarbinnen het relatief

133
gemakkelijk is om voor uw fout uit te komen. Uw baas accepteert dat er nu eenmaal dingen
misgaan, en richt zijn energie op het herstellen van de schade en het voorkomen van dezelfde
fout in de toekomst.

In andere bedrijven is het maken van fouten taboe. In zo’n foutencultuur zijn werknemers bang
om afgerekend te worden op hun missers. Wanneer u weet dat een fout u uw baan kan kosten,
denkt u wel twee keer na voordat u opbiecht dat die belangrijke klant is weggelopen door uw
schuld. Sterker nog: u zult al uw energie steken in het verbergen van uw blunder.

Afschuiven en piekeren

Er zijn verschillende vermijdingsstrategieën. Zo is het verleidelijk om de oorzaak bij iets of


iemand anders te leggen, zoals de computer die vastliep, de collega die zat te kletsen waardoor u
afgeleid raakte, of de instructies die onduidelijk waren. Een tweede manier is uw blunder
bagatelliseren: fouten maken is menselijk, en uw leidinggevende is toch zeker verantwoordelijk?
Een derde strategie waarmee directe confrontatie vermeden wordt, is piekeren. Mirjam probeerde
zo min mogelijk aan haar fout te denken, in de hoop dat het probleem zichzelf oploste. ‘Ik stelde
het telkens uit om er iets aan te doen. Het dossier had ik onder een stapeltje papieren gelegd.
Maar ik hoefde alleen maar het dossiernummer te zien en mijn hele dag was verpest.’

Het nadeel van vermijdingsstrategieën is dan ook dat het veel energie kost om te voorkomen dat
uw fout ontdekt wordt, uitvluchten te bedenken of eindeloos in de verdediging te gaan. Het kan
u zelfs doodongelukkig maken. Bovendien leidt het u af van de oplossing van uw probleem.
Beter kunt u dus iets dóén met uw fout. Een handleiding in zes stappen.

Stap 1: Erken dat u een fout heeft gemaakt. U hoeft zich niet te schamen voor die fout, want het
kan iedereen overkomen. Denk dus: ‘O jee, ik heb een mailtje naar de verkeerde persoon
gestuurd,’ in plaats van: ‘Wat een stommeling ben ik, ik schaam me dood.’

Stap 2: Biecht uw fout zo snel mogelijk op aan uw leidinggevende en eventuele gedupeerden.


Schuif de schuld niet af op anderen, maar vertel de waarheid en houd u aan de feiten. Hoe groter
de gevolgen van uw fout zijn voor anderen, hoe belangrijker het is dat u de verantwoordelijkheid
ervoor neemt.

Stap 3: Laat merken dat het u spijt en dat u ervan wilt leren, vooral aan diegene die de dupe is
van uw fout. Wees daarbij oprecht en geef blijk van uw gevoel. Zeg bijvoorbeeld: ‘Ik heb per
ongeluk twee dossiers verwisseld, en daardoor heb ik u de verkeerde diagnose gegeven. Het spijt
me vreselijk. Ik zal voortaan beter controleren of ik het juiste dossier voor me heb’ in plaats van:
‘Tja, dat soort dingen gebeuren nu eenmaal.’

Stap 4: Zoek actief naar een oplossing. Wanneer u de verantwoordelijkheid accepteert voor uw
fout, accepteert u ook verantwoordelijkheid voor het oplossen van de gevolgen. Bel bijvoorbeeld
naar de fabrikant van de 222 bureaustoelen en informeer naar de mogelijkheid om de 220 stoelen
die ten onrechte besteld zijn, te retourneren. Of informeer bij het kantoor naast u of ze toevallig
stoelen nodig hebben.

Stap 5: Leer van uw fout door deze te analyseren. Verspil geen energie aan vragen als: wie of
wat kan ik de schuld geven, hoe voorkom ik dat iemand erachter komt, en hoe kan ik mezelf
verdedigen als iemand er wel achter komt? Beter kunt u zich afvragen wat er misging, in hoeverre

134
u verantwoordelijk bent, en hoe u ervoor zorgt dat de negatieve gevolgen zo klein mogelijk
blijven.

Stap 6: Voorkom herhaling. Wat had u anders of beter kunnen doen, zodat het niet was gebeurd?
Wat kunt u in de toekomst doen om herhaling te voorkomen?

Ook uit het onderzoek van Cathy van Dyck van de vu blijkt dat het loont om fouten te kunnen
toegeven (en herstellen). Ze gaf twee groepen proefpersonen verschillende instructies voor een
computertaak. Proefpersonen van de ene groep werd verteld dat ze zo min mogelijk fouten
mochten maken. Deelnemers van de andere groep kregen te horen dat het niet erg was als ze
fouten maakten, en dat missers juist nuttige informatie kunnen opleveren voor nieuwe ideeën en
strategieën.

Beide groepen maakten evenveel fouten op de taak. Maar proefpersonen die mochten falen,
herstelden daar maar liefst 90 procent van. Ze probeerden meer strategieën en mogelijkheden uit
en raakten niet van hun stuk wanneer ze een fout maakten.

Kortom: als u verantwoordelijkheid neemt en leert van uw fouten, heeft dat een positief effect op
uw prestaties in de toekomst. Uit eerder onderzoek van Van Dyck bleek dan ook dat bedrijven
met een open foutencultuur betere resultaten hebben dan bedrijven waar falen taboe is. Juist door
te accepteren dat fouten onvermijdelijk zijn en te focussen op oplossingen, krijgt een werkgever
betere, verantwoordelijker werknemers.

En Mirjam? Die kwam er wonderbaarlijk goed vanaf. De advocaat van de tegenpartij bleek net
zo onoplettend te zijn als zijzelf: ook hij had de twee procent over het hoofd gezien. Zonder te
weten wat hen boven het hoofd hing, kwamen Mirjams cliënten zelf tot een schikking met de
tegenpartij, in hun eigen voordeel. Om herhaling te voorkomen, heeft ze haar bureau vol
gehangen met post-its: ‘Niet uitstellen!’ ‘Laat een zaak geen grafzaak worden!’ ‘Handel snel!’

Pesten op het werk: een onderschat probleem


Voor niet-betrokkenen klinkt het onvoorstelbaar; pesten gebeurt niet alleen op het schoolplein,
maar ook in de kantine op het werk. De consequenties voor de geleverde prestaties op het werk
zijn ernstig. De werkgever moet het treiteren op de werkvloer dan ook hard aanpakken.

Door Irene Dorrestijn

Pesten op het schoolplein kennen we allemaal wel. Maar hoe ziet pesten op het werk eruit? Een
definitie van pesten zou kunnen zijn: ‘pesten is een herhaaldelijk voorkomende gebeurtenis van
onrechtmatig gedrag dat zich uit door middel van handelingen, woorden, daden, gebaren of in
geschrifte uit’.

135
Geïsoleerd

Pesten op het werk gebeurt door een of meer werknemers en is gericht tegen een individu.
Het slachtoffer wordt bedreigd en krijgt permanent kritiek. Vaak wordt ook het privéleven erbij
betrokken. Het slachtoffer raakt geïsoleerd; collega's praten niet meer met hem en hij wordt vaak
volledig genegeerd.

Des te meer wordt er over hem geroddeld. Hij wordt uitgelachen, bijvoorbeeld als hij fouten
maakt. Ook op het werkvlak wordt de situatie onhoudbaar: het slachtoffer krijgt alleen nog maar
werk zonder echte betekenis of verantwoordelijkheid. Op fysiek vlak wordt het slachtoffer soms
bedreigd. Dit kan ook seksueel zijn.

Gevolgen

De consequenties voor de geleverde prestaties op het werk zijn ernstig. Pesten maakt mensen
ziek. Flink ziek. Slachtoffers voelen zich machteloos, verliezen hun zelfvertrouwen en durven
uiteindelijk niet meer naar het werk te gaan. In ernstige gevallen raakt de werknemer depressief
of krijgt hij zelfmoordideëen.

Fysiek kan het slachtoffer last krijgen van slapeloosheid, hoofdpijn, rugpijn, buikpijn, angsten
en huilbuien. De waardigheid en mentale integriteit van de persoon die gepest wordt, raakt flink
beschadigd.

Maar liefst 52 procent van de slachtoffers presteert beduidend slechter door de stress die het
pesten veroorzaakt. Als gevolg daarvan verandert 12 procent van werk. Bovendien is 28 procent
drukker met het mijden van de pestkop, dan met werken. Voor de werkgever zijn dit dure
consequenties.

Ingrijpen

Niet alleen vanuit financieel oogpunt is het belangrijk dat er wordt ingegrepen. Ook voor de
overige werknemers is het beter, omdat de werksfeer eronder lijdt. Dat leidt ook weer tot slechtere
werkprestaties. Werkgevers zijn verplicht een reeks preventiemaatregelen te nemen sinds de
‘Wet over de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk’
van 11 juni in 2002.

Sommige bedrijven hebben een bedrijfspsycholoog in dienst, die de werknemer bij kan staan.
Dat is belangrijk bij het voorkomen dat een werknemer een burn-out krijgt of overspannen raakt.
Want als dat eenmaal gebeurt, is de weg van herstel langdurig en kost het de maatschappij veel
geld.

Slachtoffer

Wat kan het slachtoffer doen? Allereerst is het belangrijk dat het slachtoffer erkent dat hij wordt
gepest. Erkenning is een eerste pijnlijke stap. Voor sommige slachtoffers speelt het pesten hun
hele leven een rol. Ze zijn van de pesterijen van het schoolplein overgestapt naar de pesterijen
op het werk. Het is alsof de daders ruiken wat de zwakke plek is van hun slachtoffer.

Het doel van pestgedrag is het destabiliseren van het slachtoffer. Het is daarom belangrijk dat het
slachtoffers dit juist voorkomt. Soms is de spanning echter zo hoog opgelopen, dat rationeel

136
nadenken niet meer kan en een time-out nodig is. Professionele hulp kan nodig zijn om de
psychische weerstand weer op te bouwen.

Het is belangrijk dat het slachtoffer zich niet laat meeslepen door het pestgedrag. Het beste is een
onverschillige houding. De lol gaat er voor de daders op die manier snel vanaf. Tegelijkertijd
moet het slachtoffer steeds op de hoede zijn voor fouten. Want fouten zullen een ideale aanleiding
zijn voor de daders om zich uit te leven.

Isolement

Het is belangrijk om het sociale isolement te doorbreken. Alleen moeten lunchen in een kantine
werkt zeer ondermijnend voor het zelfvertrouwen. Iemand die gepest wordt moet toch proberen
aansluiting te vinden bij andere collega’s. Op die manier wordt de werksfeer minder beladen en
angstig. Overplaatsing aanvragen naar een andere afdeling is een natuurlijke uitweg. Wel bestaat
de kans dat verhalen niet ook al daar terecht zijn gekomen.

Als de situatie onhoudbaar is geworden is soms de enige oplossing om van werkgever te


wisselen. Dit zal echter veel vergen van het slachtoffer, die zich naar alle waarschijnlijkheid niet
zelfverzekerd genoeg voelt om te gaan solliciteren.

Waarom?

Waarom wordt iemand een pestkop? Het lijkt een uitwas van het biologische principe 'the
survival of the fittest' te zijn. De sterksten overleven ten koste van de zwakkere broeders. Dit
speelt zich al op familieniveau af: zelfs daar is één van de kinderen het zwarte schaap. Deze krijgt
structureel de schuld van problemen en ruzies.

Daarnaast verbroedert het gevoel van ‘wij met z’n allen tegen die ander’. Collega’s voelen zich
verbonden door deze gemeenschappelijke samenzwering. Uiteraard zijn ze stiekem trots dat zij
niet tot de zwakkere broeders behoren.

Tenslotte geeft het pesten de daders simpelweg plezier. Het ‘leukt’ het saaie bestaan op kantoor
een beetje op. De daders staan geen moment stil bij de immense schade die het bij de ander
veroorzaakt. Zodra er ook maar een moment van identificatie met het slachtoffer zou zijn, zou
dat het einde van het pesten betekenen.

Anders

Deze identificatie wordt voorkomen, doordat het slachtoffer vaak ‘iets’ heeft waardoor hetanders
is dan de pestkoppen. Denk bijvoorbeeld aan een verschil in etnische afkomst of een lichamelijk
gebrek. Op die manier verkoopt de pestkop rationeel aan zichzelf, dat het aan het slachtoffer ligt.
Dit externaliseren verklaart waarom een dader zover kan gaan.

Pesten is een ernstig probleem dat zeer ondermijnend voor de persoon in kwestie is. Zeker als er
ook al in de jeugdjaren sprake was van pesten. Het is van groot belang dat de werkgevers hun
verantwoordelijkheid nemen, zodat de negatieve spiraal wordt doorbroken.

De daders moeten worden aangesproken op hun destructieve gedrag. Als dit niet tijdig gebeurt,
kunnen de consequenties ernstig zijn. Voor de werkgever zal het een financiële strop betekenen.
Voor de persoon in kwestie heeft het ernstige psychische gevolgen en in sommige gevallen zelfs
letterlijk een einde aan de strop tot gevolg.

137
Zeg het met een tekening

138
139
Lichaamsbeweging voor werknemers

De meeste Nederlanders weten dat dagelijks tenminste 30 minuten lichaamsbeweging nodig is


voor een goede gezondheid. Toch blijkt nog steeds minder dan de helft (48%) van de
Nederlanders 30 minuten of langer per dag te bewegen. Ook Europees lijkt Nederland laag te
scoren, samen met Groot-Brittannië.

Positieve trend

Voor het eerst sinds jaren is vanaf 2003 een positieve trend zichtbaar: het aantal Nederlanders
dat voldoende beweegt is licht toegenomen (van 45 naar 48%). Ook de sportdeelname is de
afgelopen jaren licht gestegen.

Risicogroepen

Ondanks de positieve trend zijn er diverse bevolkingsgroepen waar de situatie relatief ongunstig
is en blijft: jeugdigen, jongvolwassenen, ouderen, chronisch zieken, niet werkenden, mensen met
overgewicht en mensen van niet Nederlandse herkomst. Deze groepen verdienen de komende
jaren extra aandacht.

Grote verschillen tussen werknemers in hoeveelheid beweging (inclusief het woon-werk verkeer)
is de belangrijkste bron van dagelijkse lichaamsbeweging van de Nederlandse werknemer. De
agrarische beroepen, vissers en dergelijke, evenals de ambacht-, industrie-, transportberoepen
halen meer dan de helft van hun lichamelijke activiteit uit het werk. Werknemers in
administratieve functies daarentegen halen slechts 6% van hun lichamelijke activiteit uit het
werk. De hoeveelheid lichaamsbeweging die men op het werk heeft, speelt dan ook een grote rol
bij het al dan niet behalen van de beweegnormen voor veel werknemers.

TNO Arbeid heeft aangetoond dat sportende werknemers minder vaak en vooral korter
verzuimen dan hun niet sportende collega’s. Dit geldt vooral voor werknemers die zittend werk
doen. Over een periode van 4 jaar verzuimen sporters gemiddeld 25 dagen korter dan niet sporters
en zelfs ruim 50 dagen korter dan werknemers die nooit gesport hebben.

Bedrijfsfitness

Bedrijfsfitness kan in belangrijke mate bijdragen aan de weerbaarheid van medewerkers door
vermindering van stress en verlaging van het ziekteverzuim. Door lichamelijke inspanning met
sporten moet er een geestelijke en mentale ontspanning ontstaan waardoor de werknemer beter
in zijn vel zit en daardoor uiteindelijk ook minder verzuimd.

Voordelen van lichaamsbeweging voor de werknemer:

140
Minder ziekteverzuim
Gezonder, fitter en actiever personeel
Minder klachten van rug, nek, schouders en armen Minder psychische klachten en burn-out
Voorkomen RSI klachten
Betere werksfeer, denk aan teambuilding
Positief imago van de organisatie

Bron teksten: http://www.loopbaan.nl

Motiveren
Wat is motivatie?

In de Van Dale staat motivatie omschreven als "het geheel van factoren (ook
aandriften en beweegredenen) waardoor gedrag gestimuleerd en gericht wordt. Maar wat
wil dat concreet zeggen?

De gemakkelijkste manier om uit te leggen wat motivatie is, is duidelijk maken wat het zeker
niet is. Motivatie is geen karaktereigenschap of persoonlijk kenmerk. Het is dus niet zo dat
sommige mensen het wel hebben, en anderen niet. Wat is het dan wel? Motivatie is de bereidheid
om zich in te spannen -in dit geval- voor het bedrijf.

In de psychologie bestaat geen allesomvattende motivatietheorie. Maar er is wel sprake van een
drietal aspecten die in de meeste definities aan bod komen: motivatie zorgt ervoor dat gedrag
'geactiveerd wordt', 'richting krijgt' en 'volgehouden of juist gestopt wordt'.

Je werk goed doen is niet alleen een kwestie van weten en kunnen. Je moet het ook willen. En
dat heeft te maken met kennis en vaardigheden. Bereid zijn met motivatie, toewijding en
zelfvertrouwen.

Een gemotiveerde werknemer zal bijna altijd beter presteren. Maar, motivatie kan ontsporen. Te
weinig motivatie leidt tot traagheid en slordigheid. Te veel motivatie resulteert in het zichzelf
niet meer kunnen relativeren. Alles moet wijken voor de eigen mening. En dat is ook niet
productief.

141
Hetzelfde riskeer je door te een te grote emotionele betrokkenheid. Overenthousiaste
werknemers vergeten wel eens dat ook het verstand z'n nut heeft, met alle gevolgen vandien.

Brullen werkt niet

In een heleboel bedrijven worden mensen 'gestraft' wanneer een bepaalde taak niet naar behoren
wordt uitgevoerd. Nu hoef je geen bolleboos te zijn om te weten dat straffen eerder demotiverend
dan motiverend werkt. Straf als motivatiefactor heeft zijn beste tijd wel gehad. En terecht.

Brullen is niet de enige demotiverende factor. Pas je de volgende punten toe, dan heb je binnen
de kortste keren gegarandeerd een radeloos en uitgeblust team.

Scheer al je medewerkers over dezelfde kam. Diversiteit? Nooit van gehoord.


Geef vage en onduidelijke antwoorden als werknemers vragen wat je van hen verwacht.

Deel orders uit.


Zet je werknemers tegen elkaar op. Hits de gemoederen op en wakker de interne competitie aan.
Feedback, wat is dat?
Maak beloften die je niet kan of wil nakomen.
Vergader om het minste en het geringste. Vraag een uitgebreid verslag van elke meeting. Zweer

bij een stel overbodige regels. Wijk er onder geen enkel beding vanaf.
Zorg voor een onduidelijke organisatiestructuur. Wie doet wat, wie moet verantwoording
afleggen aan wie? Eigenlijk weet je het zelf niet.

Nu duidelijk is wat je best niet doet om je medewerker te motiveren, de evidente vraag: wat
motiveert hem dan wel? Een werknemer kan dan wel slaafs uitvoeren wat van hem
gevraagd wordt -omdat de baas dat wil, of omdat hij flink betaald wordt- maar de motivatie
komt in dat geval niet van binnenuit.

Motivatie die van buitenaf komt heet extrinsieke motivatie, en met extrinsieke motivatie alleen
kom je er niet. Naast extrinsieke motivatie bestaat er immers ook zoiets als
'intrinsieke' motivatie, motivatie die vanuit de medewerker zelf komt. Die motivatie komt neer
op 'een aangenaam gevoel van gedrevenheid', en weegt veel zwaarder door dan de uiteindelijke
beloning. Innerlijke gedrevenheid is veel intenser dan iets doen omdat er een leuke beloning
tegenover staat. Als je innerlijk gedreven bent, vind je ook de job op zich leuk.

Motiveren is mensenwerk

Het is niet voldoende dat je de kennis en vaardigheden van je personeel kan inschatten. Je moet
ook interesse hebben voor hun karakter, geschiedenis, zelfs hun ontwikkelingen op persoonlijk
vlak. Dat wil zeggen dat je als manager op regelmatige basis met je personeel moet praten. Je
moet belangstelling tonen voor zaken die niet meteen iets met het werk te maken hebben. Naast
de medewerker is ook de mens belangrijk. Ontdek je hoe die functioneert, dan sta je al een heel
eind verder. Motiveren is dus mensenwerk.

142
Motiveer vanuit jezelf

Laat zien dat je vertrouwen in je medewerkers hebt


Laat je werknemers niet alleen het vuile werk opknappen. Help ook een handje mee.

Toon interesse en belangstelling voor de mens achter de werknemer


Hanteer duidelijke maar redelijke afspraken
Kom je afspraken na
Wees consequent in het belonen en straffen van medewerkers

Motiveer vanuit het werk

Geef uitdagende opdrachten


Betrek je medewerkers bij beslissingen Stimuleer je werknemers om mee te denken Geef ze taken

waar ze goed in zijn


Geef ze taken die ze graag doen

Motiveer vanuit extra's

Deel bonussen uit


Als het extra druk is, zorg dan in de pauze voor iets lekkers
Zet jarige medewerkers in de bloemetjes Doe na werktijd iets leuks met z'n allen Laat je
werknemers een cursus volgen

Motiveren is maatwerk

Je kent je medewerkers. Je weet wat hun vaardigheden zijn, en je begrijpt de mens achter de
werknemer. Dan komt het erop neer in te spelen op die kennis. Iedereen heeft erkenning en
waardering nodig, maar terwijl voor de ene een schouderklopje voldoende is, wil een ander een
-letterlijk- meer uitgesproken appreciatie. De ene medewerker vindt het prettig om een
takenpakket te hebben dat niet wijzigt, terwijl een andere werknemer net afwisseling opzoekt.
Motiveren is niet alleen mensenwerk, maar ook maatwerk.

143
Creëer een goed werkklimaat

Positieve motivatie kan enkel groeien in een goed werkklimaat.

Zorg eerst voor een aantal praktische 'voorwaarden':

voldoende licht ventilatie


goede temperatuur
ergonomische hulpmiddelen
flexibel omgaan met de werktijden, verlof, snipperdagen, vakantie,...

Daarnaast is een goede werksfeer uiteraard van cruciaal belang. Niet alleen is die noodzakelijk
voor het welzijn van de medewerkers, hij zorgt er ook voor dat werknemers merkbaar meer
'aankunnen' en dat hun prestaties toenemen.

Zorg voor de juiste randvoorwaarden

Je weet welk vlees je in de kuip hebt en de goede werksfeer is een feit. Tijd om werk te maken
van de juiste randvoorwaarden. Een eerste randvoorwaarde is ervoor te zorgen dat een
medewerker op de juiste plaats in het bedrijf zit. Kan hij zijn ei kwijt? Past zijn functie bij zijn
persoonlijkheid en interesses? Ook hier doet communicatie wonderen.

Wat nog? Zorg dat je werknemer over voldoende keuzevrijheid beschikt. Hoe meer vrijheid hij
heeft, hoe meer kans z'n intrinsieke motivatie krijgt om zich te ontwikkelen en te manifesteren.
Logisch: geef je je medewerker meer keuzevrijheid, dan kan hij ook meer oplossingen bedenken
en aandragen. Gevolg: hij voelt zich verantwoordelijk en krijgt een groter gevoel van voldoening.

Een derde randvoorwaarde is visibiliteit. Zorg dat iedereen z'n bijdrage duidelijk 'zichtbaar' is.
Een mens is ijdel en ziet graag het resultaat van z'n persoonlijke inzet. Net zoals hij daarvoor
graag een schouderklopje krijgt.

144
Tips en trucs

Tot slot nog even kort samengevat waar je precies op moet letten als je je
medewerkers wil motiveren.

Erken individuele verschillen

Werknemers hebben verschillende noden. Behandel hen niet allemaal op dezelfde manier.
Meer nog, besteed tijd en aandacht om erachter te komen wat voor iedere medewerker belangrijk
is. Dit stelt je in staat de objectieven, de betrokkenheid en de beloning af te stemmen op de
persoonlijke behoeften.

Gebruik doelstellingen en feedback

Werknemers moeten duidelijk omlijnde doelstellingen krijgen en regelmatige


feedbackmomenten waarin besproken wordt in welke mate ze erin slagen hun doelstellingen te
bereiken.
Betrek je medewerkers bij beslissingen

Werknemers kunnen bijdragen tot een aantal beslissingen dat hen ook raakt: het bepalen van
werkdoelstellingen, het kiezen van benefits, het oplossen van productiviteits- en
kwaliteitsproblemen...
Link beloning aan prestatie

Het moet duidelijk zijn voor de werknemer dat een goede prestatie ook effectief iets oplevert.
Zolang het verband tussen beloning en prestatie -zelfs al is het er- niet duidelijk is, zal het
resultaat alleen maar negatief zijn.
Zorg dat de beloning evenredig is aan de inspanning

Ervaring, vaardigheden, inspanning vragen een aangepaste beloning.

145
Hoe bereid je een onderhandeling voor?
Hoe bereid je een onderhandeling voor? We geven een checklist die je kan helpen.

1. Diagnose stellen

Inhoud

o Weet je genoeg over de te behandelen onderwerpen?


o Waar liggen jouw belangen en die van je tegenspelers?
o Zijn er bepaalde beleidsuitspraken van toepassing?
o Weet je genoeg over je tegenspelers of moet je ze tijdens de onderhandeling verder uit hun tent
lokken door vragen te stellen, je van den domme te houden, interesse te tonen, af te wachten,…?

Klimaat
o Welk soort sfeer verwacht je aan de onderhandelingstafel?
o Is een goede relatie met de tegenpartij belangrijk voor de toekomst?
o Met welk soort mensen heb je te doen en wat is hun onderhandelingsstijl?
o Welke sfeer wil je creëren tijdens de onderhandeling? Gebruik je voornamen, humor, ga je
samen lunchen,…?

Machtsbalans
o Wat zijn je sterke en zwakke kanten en wat zijn die van de tegenpartij?
o Op welke punten ben je van de tegenpartij afhankelijk, op welke vlakken zijn zij afhankelijk
van jou?
o Wat zijn voor jou en voor de tegenpartij de gevolgen als je niet tot een overeenkomst komt?
o Verwacht je bepaalde manipulatie? Zo ja: hoe ga je ermee om?
o Wat zijn de bevoegdheden van je tegenspelers

2. Doelstelling bepalen en taken verdelen

Welke resultaten wil je behalen? Waar mikken de tegenspelers op? Heb je alternatieven voor de
resultaten die je beoogt?

146
Met welke oplossingen neem je genoegen en met welke net niet? Wie is aanwezig tijdens de
onderhandeling en wie doet wat?

Vijf tactieken om goed te onderhandelen

Hoe kan je door te onderhandelen een resultaat bereiken dat zowel voor jou als voor de
andere partij bevredigend is? We geven vijf tactieken om tot zo'n win-win-oplossing te
komen.

1. Vasthouden aan je standpunt

Er is pas sprake van een onderhandelingssituatie als beide partijen verschillende standpunten
hebben. Hoe ga je om met het verschil in standpunt?

Je kan je koppig opstellen, door niets toe te geven. Dit is echter niet verstandig, want als je niets
toegeeft, geeft de ander ook niet toe en kom je niet tot een win-win-oplossing.

Je kan je héél toegeeflijk opstellen; je geeft de ander snel zijn zin. Dit is ook geen goed idee,
want daardoor ontstaat er een win-verlies-oplossing, in jouw nadeel.

Je moet een middenweg kiezen: niet koppig, niet te toegeeflijk, maar vasthoudend. Je doet pas
wat water bij de wijn als je merkt dat de andere partij die bereidheid ook heeft. Door vasthoudend
te zijn, laat je zien dat je je standpunt niet zómaar prijsgeeft.

2. Machtsevenwicht bewaren

Omdat beide partijen afhankelijk zijn van elkaar, hebben ze allebei macht. Dit betekent dat je de
ander kan beïnvloeden. Hoe ga je om met je macht?

Je kan agressie tonen. Iemand die in een onderhandeling agressief is, die dreigt, stelt zich
arrogant op en daagt uit. Dat is niet verstandig want je moet samen verder.

Een andere mogelijkheid is: je niet verweren. Ook dat is een slechte aanpak want iemand die
zich niet verweert laat de ander niet merken dat hij macht heeft. Je moet je macht gebruiken om
de ander te doen inzien dat hij afhankelijk is van jou.

De goede manier om met je macht om te gaan is: een machtsevenwicht bewaren. Je accepteert
niet dat de ander de baas wil spelen. Als de ander dat wél doet, laat je hem merken dat hij óók
afhankelijk is van jou.

3. De sfeer goed houden

Ook al heb je een verschillend standpunt, dat wil nog niet zeggen dat je onvriendelijk en
geïrriteerd moet doen. Deze fout wordt vaak gemaakt door onervaren onderhandelaars:
onvriendelijk, negatief en onberekenbaar doen omdat je met een tegenstelling zit.

147
Het andere uiterste is dat je slijmerig en te persoonlijk wordt. Een onderhandeling is een zakelijke
tegenstelling, die je zakelijk moet benaderen.
Je houdt de sfeer goed door interesse te tonen in het standpunt van de ander en je positief en
vriendelijk op te stellen. Verder is het belangrijk het 'wij-gevoel' te benadrukken. Je moet er
immers samen uitkomen.

4. Flexibel zijn in de procedure

Het spreekwoord "Alle wegen leiden naar Rome", geldt zeker voor onderhandelen. De weg
waarlangs je tot een win-win-oplossing komt, noemen we procedure.

Flexibel zijn in de procedure betekent dat je open staat voor vragen en ideeën van de ander,
zonder meteen toe te geven. Het betekent óók dat je zelf actief blijft zoeken naar wegen om tot
een win-win-oplossing te komen.

5. Het profiel van een effectieve onderhandelaar

"Zacht van buiten, hard van binnen". Daarmee typeer je het profiel van de effectieve
onderhandelaar. De effectieve onderhandelaar is vasthoudend wat zijn standpunt betreft, en
accepteert niet dat de ander de baas speelt. Verder houdt hij de sfeer goed, onderzoekt hij ideeën
van de ander, en komt hij zelf met ideeën op de proppen.

De naïeve onderhandelaar is koppig en wil geen duimbreed toegeven. Daarnaast wil hij de baas
spelen, gedraagt hij zich geïrriteerd en staat niet open voor ideeën van de ander. Gevolg: de
onderhandeling mislukt! Er ontstaat géén win-win-oplossing omdat er geen
recht gedaan wordt aan de uitgangspunten van onderhandelen: tegengestelde belangen én van
elkaar afhankelijk!

Bron 1: Vaardigheidsmodule effectief onderhandelen, E. Pijs, ISBN 9075753489. Bron 2:

Onderhandelen, W.F.G. Mastenbroek, ISBN 9027429375

148
E. Luistervaardigheid

149
Eerste nieuwsbericht
(Taalnet 1 plages 01-05)

Luister naar de journalen en antwoord op de volgende vragen.

Bericht 1:

Wat is er in Afghanistan gebeurd? Is het de eerste keer?

Wanneer vond dat plaats?

Waar precies?

Was het zwaar?

Zijn er slachtoffers?

Wat is de omvang van de schade?

Bericht 2:

Wie werd in Jemen ontvoerd?

Waarom was hij in Jemen?

Waar was het landbouwproject?

Waar ging hij naartoe?

Werd zijn vrouw ook gegijzeld?

Wat weten we over de gijzelnemers?

Bericht 3:

Wie werd er aangehouden?

In welk land gebeurde de aanhouding?

Waar werd die persoon al eerder aangehouden?

Waarom?

Hoe heette de bende waarvan hij lid was?

Waarom ontsnapte hij toen aan een veroordeling?

Sinds wanneer woonde hij in Frankrijk?

Bericht 4:

Wat deed er zich in Italië voor?

150
Waar gebeurde het precies?

Hoeveel doden vielen er?

En hoeveel gewonden waren er?

Hoeveel voertuigen waren erbij getrokken?

Wat waren er de twee hoofdoorzaken van?

Bericht 5:
Hoe was het weer gisteren?

Waar in het land steeg de temperatuur?

Tot hoeveel steeg het kwik gisteren?

En tot hoeveel stijgt het kwik vandaag?

Wat voor weer krijgen we tijdens het weekend?

Schrijf sleutelwoorden op voor elk bericht en maak een mondelinge samenvatting


van het
journaal. Doe alsof je er zelf was en voeg er nieuwe elementen toe.

Bericht 1

Bericht 2

Bericht 3

Bericht 4

Bericht 5

151
Tweede nieuwsbericht
(Taalnet 1 plages 06-10)

Luister naar de journalen en antwoord op de volgende vragen.

Bericht 1:

1. Waar gebeurde de aanslag?


2. Hoeveel inzittenden kwamen er om het leven?
3. Hoeveel personen werden er gewond?
4. Wie heeft de aanslag opgeëist?

Bericht 2:

1. Wanneer werd Afghanistan door een beving getroffen?


2. Waar gebeurde de aardbeving?
3. Waardoor wordt het land nu bedreigd?
4. Welke organisatie meldt dat?
5. Waaraan is er nu een dringende behoefte?

Bericht 3:

1. Wanneer werd de Duitser ontvoerd?


2. Wat is er met de man gebeurd?
3. Hoeveel geld eisten de ontvoerders?
4. Wat eisten ze nog?
5. Werd aan hun eisen voldaan of niet?

Bericht 4:

1. Van welke nationaliteit waren de mensen?

2. Waar had de schietpartij plaats?


3. Hoeveel daders werden er aangehouden?
4. Waarom kregen de mannen ruzie?
5. Wat gebeurde er toen?
6. Hoeveel licht gewonden en hoeveel zwaar gewonden waren er?

Bericht 5:

1. Hoe wordt het weer vandaag?

152
2. Wat voor weer krijgen we vannacht?
3. Wat voor weer krijgen we morgen?
4. Hoeveel graden wordt het morgen ongeveer?

Schrijf sleutelwoorden op voor elk bericht en maak een mondelinge samenvatting


van het journaal. Doe alsof je er zelf was en voeg er nieuwe elementen toe.

Bericht 1

Bericht 2

Bericht 3

Bericht 4

Bericht 5

Derde nieuwsbericht
(Taalnet 1 plages 11-15)

Luister naar de journalen en antwoord op de volgende vragen.

Bericht 1:

1. Hoeveel jongeren werden er weggestuurd?


2. Waarom?
3. In welk land gebeurde dat?
4. Wat hadden de weggestuurde leerlingen bij zich?
5. Wat heeft er zich in de scholen voorgedaan?
6. Op wie openden sommige leerlingen het vuur?
7. Waarmee is de overheid begonnen?

Bericht 2:

1. Waar staat het vliegtuig?


2. Wat is Tokyo en in welk land ligt het?
153
3. Aan welke maatschappij behoort het vliegtuig toe?
4. Hoeveel passagiers zitten er in het vliegtuig?
5. Waarmee was de kaper gewapend?
6. Waarom had hij het vliegtuig gekaapt?
7. Wat weten we over de onderhandelingen?

Bericht 3:

1. Wanneer ontmoeten de staatshoofden elkaar?


2. Hoe dikwijls ontmoeten ze elkaar per jaar?
3. Wat willen ze vooral doen?
4. Hoeveel banen willen ze scheppen?
5. Tegen wanneer willen ze dat doen?
6. Willen alle leiders concrete beloften doen?
7. Waar zijn sommigen bang voor?
8. Wat is onmogelijk te bereiken?

Bericht 4:

1. Wat is MacDonald’s?
2. Wat kun je daar doen?
3. Waar wilde de keten een restaurant bouwen?
4. Waar staat die toren en wie bouwde hem?
5. Bent u er al op geweest? Wanneer? Met wie?
6. Wie zei dat dit niet kon, en waarom?
7. Houden de Fransen van de fastfoodketen? Waarom (niet)?

Bericht 5:

1. Waar woont G.H.?


2. Wat gebeurde er op het parkeerterrein?

3. Wat zat er /stak er allemaal in zijn portefeuille?


4. Wie vond ze?
5. Wat deed de vinder ermee?

154
6. Waar meldde G.H. zich bij de politie?
7. Hoe reageerde hij toen hij het goede nieuws hoorde?
8. Wat zei en beloofde hij?
Woorden en definitie Woorden Vertalingen
1.Een (……..) fortuin = erg veel geld A. eerlijke

2.Een (……..) mens = die alles heeft wat hij B. haalbare


wil
3.Een (……..) vinder = die het geld C. ongelooflijk groot
teruggeeft

4. Een (……..) doelstelling = een plan dat je D. zware


kunt realiseren

5. Een (……..) buurt = waar je ook ‘s E. zonnige


avonds kunt wandelen
6. Een (……..) geval = een geval dat men F. halfjaarlijkse
vlug moet oplossen
7. Een (……..) ontmoeting = die om de G. dringend
6 maanden plaatsheeft

8. Een (……..) verliezer = die niet goed H. (on)veilige


gehumeurd is als hij verliest

9. Een (……..) dag = met hoge I. gelukkig


temperaturen

10. Een (……..) kettingbotsing = met J. slechte


enorm veel auto’s

155
Verbind beide kolommen om uitdrukkingen te vormen. Vertaal.

Kolom 1 Kolom 2 Vertalingen

1. Een nieuw huis (……..) A. aanpakken


2. De toelating (……..) B. krijgen
3. Een probleem serieus (……..) C. komen
4. Over een muurtje (……..) D. melden
5. Een vliegtuig (……..) E. eisen
6. Nieuwe banen (……..) F. springen
7. Bij een ongeval om het leven G. bouwen

8. Iemand naar huis of van school H. openen

9. Het vuur op de Rijkswacht I. kapen

10. Een vriend aan het station J. scheppen

11. Zich bij de directeur (……..) K. sturen

12. Een vinder voor zijn L. afhalen


eerlijkheid

13. Eindelijk zijn doel (……..) M.belonen

14. De vrijlating van alle N. bereiken


gevangen (……..)

156
F. Bibliografie
Manuels

- Doppagne, V., An introduction to Business Correspondance in English, Université de


Liège,
2009.

- Eechaudt L., Brooijmans B., Engelen N., Tien op Tien, Namur, Editions Erasme, 2006.

- Godin P., Ostyn P., Vanparys J., Taalnet 1, Waterloo, Wolters Plantyn, 2007.

- Vandenberghe, J.-P., Handelscommunicatie, Wavre – Wommelgem, Editions Van In,


2001.

- Vanstappel en F., Peeters J., Synthese de Grammaire Néerlandaise, Hannut, 1997.

Sites internet

- Elsevier.be in :

http://www.elsevier.nl/web/Stijl/Gezondheid/74767/Pesten-op-het-werk-een-
onderschat-probleem.htm [3 juillet 2011]

- Loopbaan.be in :

http://www.loopbaan.nl/node/187 [7 juillet 2011]

http://www.loopbaan.nl/node/204 [7 juillet 2011]

http://www.loopbaan.nl/jouw-loopbaan/wat-kun-je-doen [7 juillet 2011]

http://www.loopbaan.nl/node/185 [7 juillet 2011]

http://www.loopbaan.nl/node/200 [7 juillet 2011]

http://www.loopbaan.nl/node/203 [7 juillet 2011]

http://www.loopbaan.nl/node/188 [7 juillet 2011]

http://www.loopbaan.nl/node/195 [7 juillet 2011]

- https://www.jobat.be/nl/art/10-makkelijke-anti-stress-tips-voor-op-je-werk

- Taaladvies.net in:

http://taaladvies.net/taal/advies/tekst/97/%22 [18 avril 2011]


- Vdab.be in :

http://vdab.be/hraanbod/rekruteren/stappenplan.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/rekruteren/boomerang.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/carrierelectuur/solliciteren/testen_assessment.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/magezine/2001-04/gesprek.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod rekruteren/raadsel.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/rekruteren/onthaal.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/leidinggeven/beginner.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/communiceren/vergaderen.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/leidinggeven/managementtheorie.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/motiveren/motivatie.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/motiveren/werkklimaat.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/motiveren/tips.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/presenteren/maken.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/presenteren/maken.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/presenteren/opener.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/presenteren/aandachttrekker.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/presenteren/humor.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/presenteren/afsluiter.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/presenteren/stem.shtml [7 juillet 2011]

http://vdab.be/hraanbod/onderhandelen/voorbereiding.shtml [7 juillet 2011]

You might also like