Hoofdstuk 1 Interne geneeskunde Anamnese

Sleutel

III Vocabulaire

A Hoe wordt het volgende in het gesprek gezegd?

1p die … gegeven. r 10-11
2p toen… gezakt …. r 13
3a Plotseling optredend? r 19
4a Ging … uit? r 29-30
5a Had… bij? r 35
6p Ik … gebraakt. r 36
7p Ik … gehad. r 38-39
8p En…niet. r 46-47
9a Die … gevonden? r 48
10 a Komen… voor? r 60
11 p Nou … plank. r 67
12 p Ja … pijn. r 74
13 a Is … opgezet r 96
14 p En … had. r 101-102
15 a Heeft … gehad r 114-115
16 a Nou, als … zet r 117
17 a En … gekregen, r 124
18 a U … bewegingsdrang. r 125-126
19 p en … spelen. r 140
20 a En … op? r 142
21 p Gewrichten … spierscheurinkjes. r 143
22 a U … idee. r 150
23 a En … ziet. r 152
24 a Ik … hebben, r 154-155
25 a Ook … wordt? r 158
26 a Bent … kortademig r 184
27 p ik … kunstgebit. alleen … boven. r 201, 203
28 p ik … smaak. r 216
29 a Heeft … zuur? r 229
30 a Is … beroerd. r 235
31 p Nee, … eten. r 236
32 a Kunt … dranken? r 243
33 a Als … van? r 245
34 a Heeft … buik? r 255
35 a Hoe … ontlasting? r 257
36 a En pikzwarte? r 269
37 a Geeft …op? r 271
38 a Geeft … op? r 283
39 a Bent … Overgevoelig? r 289
40 p Ik … toen. r 290-291
41 a Heeft … voeten? r 310
42 p Ik kan er niet op komen, r 335
43 p ik … zoetekauw. r 338
44 p Nee … zichzelf. r 365

1
45 p Nou … uit. r 383
46 p dat … punt r 386
47 a Een … u, r 389
48 a Gaat … om? r 400
49 a je … kou. r 409
50 a Hebben … gezien? r 415

D Vul een juist voorzetsel in.

1 van/over
2 met, aan
3 van, in
4 bij/tijdens
5 in/aan
6 bij, in
7 naar
8 voor
9 op, met
10 van
11 op
12 Op
13 met
14 achter
15 tegen
16 voor
17 in
18 naast
19 over
20 voor, van
21 over

IV Grammatica

B Combineer tot logische en grammaticaal correcte zinnen.

1 d, i, j
2 e, f, h
3 d, i
4 e, h
5 d, i
6 e, f, h
7 a
8 b, c
9 g
10 b

E Vul de werkwoorden in de juiste vorm in.

1 Uw huisarts heeft u naar mij doorverwezen ...
2 Die pijn, treedt / trad die plotseling op?

2
3 Straalt de pijn uit?
4 De huisarts heeft uw urine onderzocht/ nagekeken?
5 Heeft u een steentje uitgeplast?
6 Komen nierstenen in de familie voor?
7 Volgens mij kunt u goed pijn verdragen.
8 … als u zich erg opwindt?
9 Slaat uw hart wel eens over?
10 Komt het eten wel eens terug in de mond …?
11 …, geeft u dan wel eens slijm op?
12 Gaat u op uw werk met chemische stoffen om?
13 Ik wil u nu gaan nakijken/ onderzoeken.
14 Kleedt u zich maar even in dat kamertje uit.