You are on page 1of 2

Hoofdstuk 16 Neurologie Epilepsie

Sleutel

III Vocabulaire

A Hoe wordt het volgende in het gesprek gezegd?


1a u … gehad. r 3-4
2a Een … bewusteloos. r6
3a Voelde … aankomen? r 14
4p pas … was. r 15
5a het gevoel dat u ... aanval? r 22-23
6a Er … gedaan. r 31
7p Ik … staan. r 32
8p Het … aanval. r 32
9p Na … concentratiestoornissen. r 36
10 p Maar … lacunes. r 36
11 p Maar … maken. r 36-37
12 a In mijn optiek … worden. r 44-45
13 a U … wekken. r 60-61
14 p Mijn buien. r 71
15 p Neerslachtigheid. … niks. r 73
16 a Sterk … uitersten? r 78
17 a Ze kunnen … ziet. r 85
18 a Mijns … waard. r 85

E Maak drie groepen van woorden met ongeveer dezelfde betekenis


Duizelig zijn: 3, 5, 7, 10, 12, 14
Flauwvallen: 1, 4, 9, 11, 13
Bewusteloos zijn: 2, 6, 8

G Vul een juist voorzetsel in.


1 aan
2 over
3 met
4 met, over
5 In, in, voor, op
6 over, van
7 aan, tegen
8 volgens, voor
9 zonder
10 tussen, achter; op

IV Grammatica

A Vul de werkwoorden in de juiste vorm in.


1 A Voelde u de aanval aankomen?
2 P Nee, pas toen ik bijkwam, …
3 A … dat het zweet u uitbreekt?
4 … Die kunnen insulten uitlokken.

1
5 … om insulten op te wekken.
6 … zou u medicamenteus behandeld moeten worden …
7 Uw angst kan door medicijnen weggenomen worden.
8 Wilt u nog iets bespreken?
9 P …, die wisselen sterk.
10 A U zou het gebruik van medicijnen kunnen overwegen.

B Vul de bijvoeglijke naamwoorden in de juiste vorm in.


1 epileptisch
2 rare / vreemde, raar / vreemd
3 onwillekeurige
4 onderliggende, aanwijsbare
5 uitlokkende
6 lage
7 wisselend
8 gelijkmatiger

C Welke vragen kun t u tijdens het onderzoek naar epilepsie stellen?


1 N.a.v. één insult: 1, 2, 4, 5, 6
2 N.a.v. meerdere insulten: 3, 7, 9, 11
3 N.a.v. één of meerdere: 8, 10, 12

D Combineer tot logisch en grammaticaal correcte zinnen.


1 f
2 c
3 d, e, h
4 a
5 g
6 d, h
7 b
8 d, h.

You might also like