Professional Documents
Culture Documents
Estudiante de profesion
Sesion 1
Ejemplos Voorbeelden
¿Qué es esto? Wat is dit?
¿Cuál es su asiento? Wat is uw stoel?
¿Cuáles son los precios actuales? Wat zijn de huidige prijzen?
¿Cómo se escribe ...? Hoe schrijf je ...?
2…Woordenschat
……mapa……..kaart
…….libro........boek
…….silla.........stoel
…….cuaderno........ notitieboekje
…...bolígrafo........pen
.....lápiz.......potlood
.....goma de borrar....... gom
.....mesa o pupitre..... tafel of bureau
.....papelera...... bak
.....borrador......
.....pizarra.....witteboard
.....rotulador...... marker
.....móvil......móvil
.....ordenador....computer
Spaanse Les Unidad 2
.....tablet....tablet
Het Spaans heeft net als het Nederlands twee vormen van het bepaalde
lidwoord. Zoals je in het Nederlands de en het hebt, heb je in het
Spaans el en la. El wordt gebruikt bij mannelijke zelfstandig
naamwoorden en la bij vrouwelijke zelfstandig naamwoorden. Ook heeft
het Spaans aparte vormen voor het meervoud. La in het meervoud
wordt las en el wordt los.
Het onbepaald lidwoord, het Nederlandse een, heeft in het Spaans ook
weer twee vormen voor mannelijk en vrouwelijk un en una en het
meervoud unos en unas. Hieronder enkele voorbeelden:
1.Me llamo Sonia Carrasco y soy profesora. Trabajo en una escuela de idiomas en Madrid.
2. Él es Carlos, es peluquero y trabaja en una peluquería en Buenos Aires.
3. Ellos son Jaime y María, son arquitectos. Trabajan en una multinacional en Valencia.
4. Luis Miguel Santos es jardinero. Trabaja en el ayuntamiento de Alicante.
5. Ana y Javier son policías. Trabajan en una comisaría en Sevilla.
6. Silvia es enfermera y Marcos es médico. Trabajan en un hospital en Santiago de Chile.
7. Yo soy Eva María, soy abogada. Trabajo en una empresa en Bogotá.
8. Me llamo Esther. Soy dependienta. Trabajo en una papelería del centro de Bilbao.