You are on page 1of 2

Hoofdstuk 6 Gynaecologie Verloskunde Deel 1

Sleutel

III Vocabulaire

A Hoe wordt het volgende in het gesprek gezegd?


1a U … uitgerekend. r5
2a Beperkt … bier. r 17
3a Wanneer … bloedverlies? r 27
4a U … geweest? r 37
5a Ik … longen. r 47
6a Het … kind. r 50
7a Hoe … nu? r 62
8a Wat … . Nuchter, r 70-71
9a dan … maken r 72
10 a probeert … houden, r 78

B Vul een juist voorzetsel in.


1 van
2 van/voor
3 voor
4 op, in
5 in, met, bij
6 tijdens/gedurende/in
7 met, op
8 voor, van
9 voor
10 in, van
11 bij/aan, voor, voor

IV Grammatica

A Maak indirecte vraagzinnen.


1 … wat de reden is dat u komt?
2 … of de verloskundige u al een dieet heeft voorgeschreven?
3 … wat zo’n dieet inhoudt?
4 … wat er aan de hand is.
5 … wanneer uw laatste menstruatie was?
6 … of er aangeboren afwijkingen in de familie voorkomen?
7 … hoe lang u zelf bent?
8 … hoeveel u bent aangekomen?

B Vriendelijke imperatief.
1 Vertelt u zelf maar even wat er is.
2 Gaat u maar even op … staan.
3 Gaat u maar naar de onderzoekstafel.
4 Trekt u uw blouse maar even uit.
5 Gaat u maar met de benen languit op … zitten.
6 Haalt u maar diep adem.
7 Gaat u nu maar liggen.

1
8 Komt u maar weer overeind.
9 Komt u maar weer van de onderzoekstafel af.
10 Staat u maar weer op.

You might also like