You are on page 1of 9

Hoofdstuk 7

Zuigeling
Hoe zit het met staan?

7 Zuigeling

Deel 1

Daan van twaalf weken komt met zijn moeder voor controle op het consultatiebureau.

I Gesprek

1 A: Zo, hoe gaat het met Daan?


M:Goed, ik heb het idee dat hij goed groeit.
A: Dat klopt, hij is haast een kilo aangekomen, dat is keurig. Zijn lengte is ook goed, iets boven het
gemiddelde. Zijn lengte en gewicht zijn mooi in evenwicht. Kijk maar naar de groeicurve.
5 M:Ik vind alleen zijn piemeltje zo klein.
A: Ik zal er even naar kijken. Nee hoor, dat is goed. Maar als hij huilt, wordt zijn zakje dan boller?
M:Dat weet ik niet. Hoezo?
A: Ik denk aan een liesbreukje.
M:Een liesbreukje?
10 A: Ik weet het niet zeker, zijn zakje is vol, maar misschien is het alleen vocht. We moeten het even in het
oog houden. Als hij huilt, moet je zijn luier eens afdoen en kijken of zijn balzakje boller wordt.
M: Kan dat dan kwaad, een liesbreukje?
A: Nou, als hij ouder wordt, kan hij er last van krijgen.
M: Oh, wat kan er dan aan gedaan worden?
15 A: Misschien groeit het nog dicht, dat kan. En als dat niet gebeurt, moet Daan naar de kinderarts. Die
kan het makkelijk verhelpen.
M: Oh, goed, ik zal erop letten. En als het boller wordt?
A: Kom dan maar langs.
M: Ik heb nog een vraagje. Ik geef borstvoeding, daar had hij niet meer genoeg aan. Ik geef nu ook
20 flesjes. Eigenlijk wil ik dat zo houden, borstvoeding en flesjes.
A: Dat is goed, maar hoe meer flesvoeding je geeft, hoe minder borstvoeding je hebt. Je merkt dat
gelijk, ze willen dan meer als ze van de borst afkomen. Hoeveel voeding geef je nu?
M: Als ik werk, kolf ik af, dan heb ik 600 ml op een dag. Ik geef daarbij 400 ml flesvoeding per dag.
A: Hoeveel doe je in de fles per keer?
25 M: 200 ml. Moet dat meer zijn?
A: Nee hoor, hij zit eigenlijk op de grens van 150-180. Maar hij doet het prima. Als je meer geeft, gaat
hij spugen. Vanaf vier maanden mag hij er een fruithapje of een groentehapje bij. En pas vanaf zes
maanden opvolgmelk. Gaat het goed met plassen en poepen?
M: Ja.
30 A: Heeft hij nog steeds last van darmkrampjes, of is hij daar overheen gegroeid?
M: Dat hebben we volgens mij wel achter de rug, gelukkig. Ik was eerst bang dat hij misschien
koemelkallergie zou hebben, want dat heeft mijn neefje ook. Hij laat nu alleen veel meer boertjes.
A: Ja, dat kan met flesvoeding. En Daan, heb je je handen al ontdekt?
M: Hij wil nog niet pakken.
35 A: Dat hoeft ook nog niet, pas rond een maand of vier.
M: Hij zuigt wel op zijn handjes.
A: Ja, zijn coördinatie wordt steeds beter.
M: Hij krijgt ook vitamine K en D. Moet ik stoppen met K?
A: Ja, maar D moet hij nog hebben zolang de borstvoeding de overhand heeft. Als hij meer flesvoeding
40 krijgt, hoeft het niet meer, want daar zit het in. Slaapt hij goed?
M: Ja, maar hij komt nog wel ’s nachts. Ik probeer hem te foppen met een speen, maar hij wil echt drin-
ken, dus dan leg ik hem maar weer aan. Kan ik er iets aan doen om hem te laten doorslapen?
A: Nee, hij heeft de voeding niet meer nodig, maar hij zit in het ritme.
M: En als ik nou de laatste voeding méér geef?
45 A: Nee, dan activeer je de spijsvertering juist. Dan wordt hij nog eerder wakker. Je kunt beter de voe-

80
L.M.Bekedam, L.H.M. van Palenstein Helderman-Susan, Hoe zit het met staan?, DOI 10.1007/978-90-313-9449-4_8, © 2006 Bohn Stafleu van Loghum,Houten
7.1 Consultatiebureau

ding van zeven uur aanpassen. Hij moet weer prikjes. Hoe ging het de vorige keer? Had hij er last
van?
M: Hij had geen koorts, maar hij had wel pijn. Kan ik daar iets aan doen?
A: Je kunt zijn beentje een beetje masseren. En als hij heel veel pijn heeft of als hij 39 graden koorts
50 heeft, kun je hem een zetpilletje geven. Die kun je gewoon bij de drogist kopen. Zo, dan krijgt hij nu
de DaKTP-Hib-prik. Nou mannetje, daar komt hij. Dat doet zeer, hè? Dan komt er zo’n grote naald
in. Heb je nog vragen?
M: Nee, ik geloof het niet, nee.
A: Dan zie ik je over vier weken weer. Dan krijgt hij weer prikken.
55 M: Dan al weer? Ik weet dat het moet, maar ik vind het zo zielig. Nou, tot over vier weken.

II Luisteren
A Luister een aantal malen naar het gesprek en noteer de woorden die u niet kent.
Probeer de betekenis uit de context af te leiden, voordat u een woord opzoekt.

B Vragen naar aanleiding van het gesprek.


1 Hoe vindt de moeder dat het met haar kind gaat?
2 Waar blijkt de moeder zich zorgen over te maken?
3 Wat zou er aan de hand kunnen zijn volgens de arts en waarom?
4 Welk gevolg heeft meer flesvoeding geven voor de borstvoeding?
5 Tot wanneer moet Daan extra vitamine D krijgen?
6 Tegen welke ziektes wordt Daan ingeënt?
7 De moeder vraagt wat ze het beste kan doen als Daan last krijgt na de prik. Welke adviezen krijgt ze?

III Vocabulaire
A Hoe wordt het volgende in het gesprek gezegd?
1 Hij is bijna een kilo zwaarder geworden. (a)
2 Zijn lengte en gewicht zijn goed in balans. (a)
3 Is zijn plassertje niet te klein? (m)
4 We moeten op zijn balzakje letten. (a)
5 Als je meer voeding geeft, houdt hij dat toch niet binnen.(a)
6 Heeft hij geen darmkrampjes meer, nu hij groter is? (a)
7 Die darmkrampjes zijn nu wel over. (m)
8 Ik dacht eerst dat hij niet tegen koemelk kon. (m)
9 Hij heeft vitamine D nodig zolang je meer borstvoeding dan flesvoeding geeft. (a)
10 Hij wil ’s nachts nog drinken. (m)
11 Dan geef ik hem toch maar de borst. (m)
12 Dan heb ik zo’n medelijden met hem. (m)
B Idioom
iets in het oog houden
iets achter de rug hebben
de overhand hebben
C Hoe zijn de volgende woorden samengesteld?

Voorbeeld
de herstelperiode: het herstel, de periode; de periode waarin men herstelt.

1 de groeicurve
2 de liesbreuk
3 de balzak
4 de borstvoeding

81
Hoe zit het met staan?

5 de flesvoeding
6 het fruithapje
7 de darmkrampjes
8 de koemelkallergie
9 de zetpil
10 de fopspeen
11 de poepluier
12 de spuitluier

D Vul een juist voorzetsel in.


1 Uw dochtertje is kleiner dan de meeste baby’s. Haar lengte is … het gemiddelde.
2 De arts denkt … een liesbreukje omdat het balzakje vol is.
3 … borstvoeding heeft dit baby’tje niet meer genoeg.
4 … hoeveel maanden mogen baby’s opvolgmelk?
5 Twee … mijn neefjes zijn overgevoelig … koemelk.
6 Wat kun je doen … een zeer beentje … een prikje?
7 Vitamine D zit … flesvoeding.
8 Iets pakken … hun handjes doen ze pas … een maand of vier.
9 De arts is tevreden … de ontwikkeling … het kind.
10 Daan heeft geen last meer … darmkrampjes, daar is zijn moeder blij …

IV Grammatica

A Vul in de volgende zinnen in: er of daar en het juiste voorzetsel.


Voorbeeld
M: Ik vind zijn piemeltje zo klein.
A: Ik zal er even naar kijken.

1 A: Je moet kijken of zijn balzakje boller wordt.


M: Oké, ik zal letten.

2 A: Geef je nog borstvoeding?


M: Nee, Daan had niet meer genoeg.

3 A: Heeft hij nog last van darmkrampjes?


M: Nee, is hij gelukkig gegroeid.

4 M: Hij pakt nog niet met zijn handjes.


A: Maar hij zuigt toch wel?

5 M: Hoef ik geen vitamine D te geven, als hij flesvoeding krijgt?


A: Nee, dat zit al.

6 A: Slaapt hij al door?


M: Helaas nog niet. Kan ik wat doen om hem door te laten slapen?

7 A: Hij krijgt weer een prikje.


P: Oh, had hij de vorige keer flink last.
B Vul een juist voegwoord in. Kies uit: als, en, hoe … hoe, maar, nu, of, ook al, want, zolang.
1 Ik vraag me af … hij een liesbreukje heeft.
2 … hij huilt, moet je zijn luier eens afdoen, … kijken … zijn balzakje boller wordt.
3 … meer flesvoeding je geeft, … minder borstvoeding je hebt.
4 Je moet extra vitamine D geven, … borstvoeding de overhand heeft.
5 Bij flesvoeding hoeft dat niet, … daar zit het in.

82
7.1 Consultatiebureau

6 Hij heeft geen darmkrampjes meer, … hij groter is.


7 Hij slaapt goed, … komt hij nog wel ’s nachts.
8 Hij heeft de voeding niet meer nodig, … hij zit nog in het ritme.
9 … hij heel veel pijn heeft na zijn prik, kun je hem een zetpilletje geven.

V Spreken
Rollenspel
Taalfunctie Rol consultatiebureauarts Rol patiënt
Informeren
Adviseren
Geruststellen
Situatie Situatie
Een ouder komt met een kind van U komt met uw kind van twaalf weken naar
twaalf weken voor controle. het consultatiebureau voor controle.
Uw kind had darmkrampjes.
Medische gegevens Uw kind krijgt naast borstvoeding ook fles-
Het kind is gezond, maar het had jes.
vorige keer darmkrampjes.
Het kind moet tegen DaKTP-Hib Klachten/vragen
ingeënt worden. Vraag naar vitamine K en D.
Uw kind slaapt niet door. Vraag wat u daar-
Opdracht aan kunt doen.
Geef informatie over de spijsvertering.
Vertel wat de ouder kan doen, als het
kind last krijgt van de prik.

VI Uitspraak
A Zinnen
Zeg na en probeer uzelf te corrigeren. Let vooral op de juiste zinsmelodie.

1 Hoe gaat het met Daan?


Hij groeit goed.
Hij is goed aangekomen.
De groeicurve is prima.
Lengte en gewicht zijn goed in evenwicht.
Zijn lengte is iets boven het gemiddelde.
Zijn gewicht is iets onder het gemiddelde.

2 Als hij huilt, wordt zijn balzakje dan boller?


Is zijn balzakje altijd zo vol?
Dat wijst op een liesbreukje.
Ik denk dat het een liesbreukje is.
Het zou een liesbreukje kunnen zijn.

3 Hoeveel voeding geeft u nu?


Hoeveel per keer?
Geeft u alleen borstvoeding?
U geeft behalve borstvoeding ook flesvoeding?
Geeft u niet alleen de borst, maar ook de fles?
Geeft u meer borstvoeding?
Heeft de borstvoeding de overhand?
Kolft u af als u werkt?
Komt hij nog ’s nachts?
Wil hij ’s nachts nog drinken?

83
Hoe zit het met staan?

4 Gaat het goed met plassen en poepen?


Hoe is het met de darmkrampjes?
Heeft hij nog steeds darmkrampjes?
Is hij er overheen gegroeid?

5 Hij krijgt weer een prikje.


Hij krijgt de DaKTP-Hib prik.
Hoe ging het de vorige keer met het prikje?
Had hij er veel last van?
Had hij koorts?
Had hij pijn?
Was zijn beentje stijf?

6 Heeft hij zijn handjes al ontdekt?


Kan hij al pakken?
Grijpt hij al?
Pakt hij al?
Hij zuigt wel op zijn handjes?

Deel 2

Annet van zes maanden komt met haar moeder voor controle op het consultatiebureau.

I Gesprek

1 A: En, hoe is het met Annet? Ze krijgt mooie krullen.


M:Volgens mij gaat het goed.
A: Ze groeit goed, hè? Had u het lijntje al gezien? De lengte meten we de volgende keer wel weer. Ik wil
nog wel even haar koppie meten. Ze ziet er prima uit. Hoeveel flessen krijgt ze?
5 M Vier à vijf.
A: Hoeveel doet u erin?
M: 200 ml.
A: Ze mag nu opvolgmelk gaan drinken, Frisomel of zo. Gaat het goed met plassen en poepen?
M:Ja, alleen is de poep de laatste tijd soms hard.
10 A: Dat kan met die extra hapjes. Je kan aan de ontlasting zien wat ze eet. Wat eet ze? Fruit, Liga?
M:Appel en banaan vindt ze lekker, worteltjes niet.
A: Dat geeft niet. Het is nu nog een extraatje.
M:Mag ze al wat met ons mee-eten?
A: Ja, maar niet te vet, niet te gekruid en geen zout. Ze mag wel aardappels, maar nog geen brood. Dat
15 mag ze pas als ze zeven maanden is, eerder kan ze gluten nog niet verdragen. Je kunt ook van één fles
pap maken. Slaapt ze goed? Slaapt ze de hele nacht door?
M:Ja, ik vind dat ze heel veel slaapt.
A: Ach, het ene kind heeft meer slaap nodig dan het andere. Hoe is ze als ze wakker is?
M: Heel vrolijk. Ze schudt nee, als ze iets niet wil. Anderen zeggen dat ook. Ze vinden haar bijdehand.
20 A: Is ze al zonder jou bij anderen?
M:Ja, ik wil niet dat ze eenkennig wordt.
A: Dat kun je soms niet voorkomen, vaak worden ze toch eenkennig met zeven maanden. Ze kwijlt
lekker.
M:Volgens mij komen haar tandjes door.
25 A: Dat zou best eens kunnen. Hoe gaat het verder met de ontwikkeling? Maakt ze al geluidjes?
M:Ja, ze zingt mee met muziek, nou ja, op haar manier dan.
A: Leg haar maar eens op tafel op haar buik. Goed zo. Ja, ze begint haar bovenlichaam al goed op te
richten, mooi. Probeert ze ook al van haar rug op haar buik te rollen?
M:Ja, maar dat lukt nog niet zo goed.
30 A: Dat hoeft ook nog niet. Ik leg haar even op haar rug, dan kan ik de heupentest doen. Zo, Annet, even

84
Hoe zit het met staan?

10 Ik denk dat die uitslag niks bijzonders is. (a)


11 Eigenlijk zou ik willen dat ze die prikken niet hoefde. (m)
12 Ik heb dan zo met haar te doen. (m)
B Idioom
iets onder de leden hebben
niets om het lijf hebben
als je in mijn hart kijkt

IV Grammatica
A Geef op de volgende vragen ontkennend antwoord.
1 Mag ze al gewone melk drinken? Nee, dat…
2 Mag ze al brood eten? Nee, dat …
3 Moet ze groente eten? Nee hoor, dat …
4 Moet ze nog vitamine K? Nee, dat …
5 Slaapt ze te veel? Nee hoor, ze …
6 Kan ik voorkomen dat ze eenkennig wordt? Nee, dat …
7 Moet ze al op haar buik kunnen rollen? Nee hoor, ze …
8 Moet ze volgende keer weer een prik hebben? Nee, ze …
B Vul de volgende werkwoorden in de juiste vorm in: afleiden, doorkomen, doorslapen, mee-eten,
oprichten, terugkomen, verdragen, voorkomen.
1 Als uw kind met u, mag het eten niet te gekruid zijn.
2 Ze mag nog geen brood, ze gluten nog niet.
3 Hoe gaat het met slapen? Ze al de hele nacht?
4 De meeste kinderen worden eenkennig met zeven maanden. Dat kun je haast niet.
5 Ze kwijlt enorm, ik denk dat haar tandjes.
6 Als ze op haar buik ligt, begint ze haar bovenlichaam al goed te.
7 Ik ga de prik geven, haar maar een beetje.
8 Je hoeft pas weer over vier weken te.

V Spreken
Rollenspel
Taalfunctie Rol consultatiebureauarts Rol patiënt
Uitleggen
Adviseren
Situatie Situatie
Een ouder komt met een kind van U komt met uw kind van zestien weken naar
zestien weken voor controle. het consultatiebureau voor controle.

Medische gegevens Klachten/vragen


Het kind is veel te dik. U heeft geen klachten of vragen. U vindt dat
uw kind goed groeit en lekker eet (uw kind
Opdracht krijgt vijf flessen van 220 ml, vijf rijstwafels
Geef adviezen over voeding. en een hele banaan per dag).
Wijs op de risico’s van te veel eten op
jonge leeftijd.

86
7.2 Consultatiebureau

VI Uitspraak
A Zinnen
Zeg na en probeer uzelf te corrigeren. Let vooral op de juiste zinsmelodie.

1 Ze hoeft nog geen groente.


Ze mag aardappelen.
Ze mag nog geen brood.
Ze mag wel fruit.
Ze mag al liga.
Mee-eten mag.
Pap mag ze nu ook.

2 Maakt ze al geluidjes?
Begint ze al te brabbelen?
Richt ze zich al op?
Probeert ze al om te rollen?
Komen haar tandjes al door?
Heeft ze al tandjes?

3 Dat kan.
Dat zou best eens kunnen.
Dat geeft niet.
Dat hoeft nog niet.
Dat kun je soms niet voorkomen.
Het ene kind slaapt meer dan het andere.
Het ene kind is sneller dan het andere.
Het ene kind praat eerder dan het andere.
Het ene kind krijgt eerder tandjes dan het andere.

B Woorden
Zeg na en probeer uzelf te corrigeren. Let ook op de juiste klemtoon.
Zoek de betekenis op van de woorden die u nog niet kent.

a het lijfje de verstopte melkklier


het rompje aanleggen
het ruggetje afkolven
de penis afbouwen
het piemeltje de flesvoeding
het plassertje de speen
het zakje de opvolgmelk
het balzakje het flesje
het balletje zuigen
indalen de zuigbehoefte
het liesbreukje de zuigeling
het navelbreukje sabbelen
het fruithapje
b voeden het groentehapje
de voeding de pap
de borstvoeding de liga
de moedermelk het gluten
de borst verdragen
de tepel de koemelkallergie
de tepelkloof een boertje
de melkklier boertjes laten

87
Hoe zit het met staan?

de hik de koortspiek
hikken de verhoging
de darmkrampjes slaperig
de spijsvertering hangerig
spugen ziekjes
uitdrogen lusteloos
de uitdroging de stuipjes
de ondervoeding
ondervoed e de ontwikkeling
het tandje
c groeien doorkomen
de lengte kwijlen
aankomen de bijtring
het gewicht kluiven
het lichaamsgewicht geluidjes maken
de groeicurve brabbelen
het lijntje zich oprichten
in evenwicht zich omrollen
het gemiddelde zich optrekken
onder het gemiddelde zich strekken
boven het gemiddelde eenkennig
het babyvet de eenkennigheid
mollig nee schudden
de hoofdomtrek bijdehand
de armomtrek voorlijk

d de prik f de ontlasting
het prikje de poep
de hielprik de poepluier
de DaKTP-Hib-prik de spuitluier
de difterie de diarree
de kinkhoest de plas
de tetanus de plasluier
de polio verschonen
de kinderverlamming de katoenen luier
besmettelijk de wegwerpluier
overdraagbaar de luieruitslag
aansteken rode billetjes
de koorts schrale billetjes
koortsig

VII Cultuurgebonden?

In Nederland wordt aangeraden kinderen in ieder geval de eerste drie maanden, maar beter nog de eer-
ste zes maanden borstvoeding te geven.
Hoe is dat in uw cultuur?

88

You might also like