You are on page 1of 2

Hoofdstuk 3 Interne Geneeskunde Hartfalen Deel 2

Sleutel

III Vocabulaire

A Hoe wordt het volgende in het gesprek gezegd?


1p Nou … vraagt. r4
2a Ze … opgezwollen. r5
3a Bij … probleem. r6
4a Plaspillen … lapmiddel. r8
5p Ik … heb. r9
6a En … bang. r 14-15
7p Mij … langzamerhand r 21
8a Daar … in komen. r 22
9a Te … worden. r 22-23
10 p Maar … uitmaakt. r 25

D Vul een juist voorzetsel in


1 door
2 tegen, in.
3 aan
4 Uit, aan
5 voor, aan
6 op
7 op, in
8 van, in
9 bij
10 in, met/aan
11 van
12 voor, in

IV Grammatica

A Geef een ontkennend antwoord.


1 Nee, daar heb ik niets aan.
2 Nee, die heb ik nog nooit gebruikt.
3 Nee, daar ben ik niet van op de hoogte.
4 Nee,daar hebt u nog niets over verteld.
5 Nee, dat kan ik niet zelf.
6 Nee, die heb ik nog niet in huis.
7 Nee, ik heb er niet meer genoeg.
8 Nee, daar doe ik zelf niets meer aan.
9 Nee, dat heb ik niet iedere dag.
10 Nee hoor, dat hoeft niet.

B Vul een juist voegwoord in.


1 Hoewel
2 Naarmate
3 als

1
4 Hoe, hoe
5 Zolang
6 Als
7 zodra
8 Zolang
9 voor

C Verander de zinnen.
1 Zit je in een rolstoel, dan heb je …
2 Heb je te weinig beweging, dan werkt je hart …
3 Heb je te weinig lichaamsbeweging, dan houdt het lichaam ….
4 Neem je plaspillen, dan raak je …
5 Gebruik je plaspillen, dan moet je….
6 Blijkt u overgevoelig te zijn voor die pillen, dan moet u ….

You might also like