You are on page 1of 39

11 Maatverandering

opeenvolging van verschillende


Maatwisseling
opeenvolging van verschillende
maatsoorten in maatsoorten in

willekeurige volgorde regelmatige volgorde

a Logical song Roger Hodgson

40
g b West Side Story: I want to be in America Leonard Bernstein

41
c
Re Groot D

42
d Vul de juiste maattekens in.

e Lees met de maatslag.

43
12

a Re Groot D

44
b Lento

45
c sol klein g

46
d Klap en improviseer een ritme in de derde maat.

e Lees.

f Ritmisch dictee

47
13 
Grote en kleine SECONDEN / SEPTIEMEN
 k7  k7  G7  k7  k7  k7

  G2  G2  k2  G2  G2  G2

a Verbeterdictee

b Duid de kleine seconden aan. Intonatie 2

c Verbeterdictee

48
g d Cantabile

49
e In de oefeningen 13f en 13g staan kleine en grote septiemen.

13f juist fout 13g juist fout

f Moon River Henry Mancini

g The winner takes it all Benny Anderson / Björn Ulvaeus

De Zweedse popgroep ABBA bestond uit twee koppels:


Agnetha Fältskog (zang), Björn Ulvaeus (gitaar en
zang), Benny Anderson (piano en zang) en Anni-Frid
Lyngstad (zang). Het succes begon toen ABBA in 1974 het
Eurovisiesongfestival won met het nummer Waterloo.
Op 10 jaar tijd verkochten ze 300 miljoen platen
en werden ze wereldberoemd met hun opgewekte
nummers.
Lang nadat de groep gesplit was, werd de musical
Mamma mia! gemaakt. Het verhaal speelt zich af
in het zonnige Griekenland en bevat de grootste hits
van ABBA.

h Schrijf de noten een kleine septiem lager. Schrijf de noten een grote septiem hoger.

50
14 Transponerende
instrumenten
Transponerende instrumenten klinken anders dan de notatie (de partituur).

Voorbeeld 1
Als je op een klarinet in Bes de noot do speelt, dan hoor je niet do maar si mol (bes).
Alle noten klinken dus 1 hele toon (grote seconde) lager dan genoteerd. Een componist van
een orkestwerk schrijft de klarinetpartij altijd een hele toon hoger dan ze klinkt. Zo hoeft de
klarinettist de noten niet zelf te ‘transponeren’.

Voorbeeld 2
Als je op een hoorn in F de noot do speelt, dan hoor je niet do maar fa.
Alle noten op dat instrument klinken dus een kwint lager dan de notatie.

Als je deze
noten speelt

hoor je:

Om deze noten
te laten klinken

moet je noteren:

Omdat de vingerzetting van alle transponerende instrumenten dezelfde is, kan bijvoorbeeld
elke saxofonist moeiteloos overstappen van een sopraansax naar een baritonsax. Alle noten
worden met dezelfde ‘greep’ gespeeld, maar ze zullen anders klinken.

Bb (Bes) Eb (Es) F
klarinet kleine klarinet Engelse hoorn
basklarinet (8vb) (klinkt een terts hoger) (althobo)
Hout
sopraansax altsax
tenorsax (8vb) baritonsax (8vb)
trompet hoorn
Koper
tuba

51
a Pavane pour une infante défunte Maurice Ravel

Schrijf de melodie van de hoornpartij in de eerste notenbalk zoals ze klinkt.

De pavane is een langzame, statige hofdans. Pavane pour une infante défunte betekent: pavane
voor een overleden prinses. Maurice Ravel schreef zijn pavane eerst voor piano. Later maakte
hij er een bewerking van voor symfonisch orkest.
Na de Bolero is deze Pavane pour une infante défunte wellicht zijn meest bekende compositie.

g b Schrijf de melodie van de eerste notenbalk over voor klarinet.

52
* De klaspartituur voor groepsmusiceren staat op blz 54-55.

53
Groepsmusiceren

54
55
15
a Lees de oefening eerst zonder en daarna mét koppeltekens.

b mi klein e

56
c Bedenk een passende tekst bij dit ritme.

57
g d Bepaal de vorm. A B B’ A’

58
e Trek een lijn tussen dezelfde ritmes.

f Ritmisch dictee (geen melodische sprongen)

59
16 La Groot (A)

a Vandaag zijn we gelukkig.

b Vul de ontbrekende noten in en zing a capella.

60
c Duid de drieklank van de tonica aan met .

61
g d Moderato

e Melodisch dictee (sprongen binnen de drieklank van de tonica en naar de leidtoon)

62
17 fa klein (fis)

a Een beetje ongelukkig

b Duid de kleine seconden aan en zing a capella.

63
c
fa# klein fis

64
d Vrolijk deze melodie een beetje op en gebruik:

e Meloritmisch dictee (sprongen binnen de drieklank van de tonica en naar de leidtoon)

65
18 Orkesten
Als je verschillende instrumentengroepen bij elkaar zet, krijg je allerlei soorten orkesten.
De klankkleur die je hoort, hangt af van de instrumenten die meespelen (= de bezetting).

slagwerk koperblazers saxofoons houtblazers strijkers


brassband X X
fanfare X X X
harmonie X X X X
symfonieorkest X X X X

a In welke volgorde hoor je deze orkesten?

brassband 2 fanfare 4 harmonie 3 symfonieorkest 1

66
Orkestpartituur
Te Deum: Prélude naar Marc-Antoine Charpentier

67
19 Zangproeven

a Polka - wals

68
69
b Allegro

70
71
c Elegie
si klein b

72
73
20 Oefentoets dictee

Melodisch dictee (melodische sprongen binnen de drieklank van de tonica + naar de leidtoon)

Meloritmisch dictee

Ritmisch dictee

Welk interval herken je? Omcirkel het juiste antwoord.

74
Oefentoets theorie

Treurlied in fis

1 Vul de juiste maattekens in.

2 De oefening is een voorbeeld van maatwisseling / maatverandering.

3 Treurlied in fis betekent: treurlied in

4 In de oefening zing je de harmonische / melodische wending.

5 Onderlijn de drieklank van de tonica en omcirkel de drieklank van de dominant.

6 Duid in de eerste notenbalk de kleine seconden aan.

7 Duid in de oefening de drie septiemen aan met G of k.

8 Hoe vaak zing je de noot eis? maal

9 Wat betekent ‘espressivo’?

10 Juist of fout? juist fout

De hobo is een transponerend instrument.

Als je op een trompet in bes een do speelt, hoor je si mol.

De altsaxofoon is in Es gestemd.

Als een fagottist een do speelt, hoor je een fa.

Saxofoons spelen mee in een brassband.

In een harmonie spelen ook houtblazers mee.

75
Toets dictee

Melodisch dictee (melodische sprongen binnen de drieklank van de tonica + naar de leidtoon)

Meloritmisch dictee

Ritmisch dictee

Welk interval herken je? Omcirkel het juiste antwoord.

76
Naam:
Toets theorie 2
Datum: /20

Danslied in A

1 Vul in de tweede notenbalk de juiste maattekens in.

2 De oefening is een voorbeeld van maatwisseling / maatverandering.

3 Danslied in A betekent: danslied in

4 Onderlijn alle drieklanken van de tonica.

5 Omcirkel de drieklank van de dominant.

6 Duid in maat 7 de kleine seconden aan.

7 Duid in de oefening de drie septiemen aan met G of k.

8 Hoe vaak zing je de noot gis? de noot ais? de noot bis?

9 Wat betekent ‘giocoso’?

10 Juist of fout? juist fout

De altsaxofoon is een transponerend instrument.

Als een fagottist een do speelt, hoor je ook een do.

De dwarsfluit en de hobo zijn in C gestemd.

Als je op een klarinet in bes een do speelt, hoor je een re.

In een brassband spelen enkel slagwerkers en koperblazers.

In een fanfare spelen ook houtblazers mee.

77
Naam:
Toets dictee 2
Datum: /20

Melodisch dictee (melodische sprongen binnen de drieklank van de tonica + naar de leidtoon)

Meloritmisch dictee

Ritmisch dictee

Welk interval herken je? Omcirkel het juiste antwoord.


a b c d e f
k2 G2 k2 G2 k2 G2 k7 G7 k7 G7 k7 G7

78

You might also like