You are on page 1of 45

Muziekanalyse

3TH – 3P
Variatie in vorm
Vorm

Vorm = muzikale eenheid met een (opgelegde) duidelijke structuur


vb: rondo
sonatevorm
klassieke sonate
klassieke symfonie

De mate van (het ervaren van) vorm is afhankelijk van:


herkenning (als houvast, als vertrouwd)
en contrast (als verpozing, als nieuw)
Vorm

(enerzijds) door iets te hernemen, ontstaat structuur


(anderzijds) door contrast wordt herneming zinvol gefaciliteerd

vb: muzikale volzin (aa’ bb’c)


muzikale periode (ab a’c)
rondovorm (opeenvolging refrein en contrasterende strofen)
sonatevorm (ABA)

(dus) zowel hernemen als contrast zijn nodig om een


’evenwichtige’ structuur/vorm te laten ontstaan
Vorm

muziek kan gesitueerd worden op een continuüm van

geen herhaling ----------------------------------- voortdurende herhaling


enkel nieuw materiaal enkel gekend materiaal
verwarrend ronddolend

Sequenza Vexations
(pg.32) (pg.75)
Genre

Een ‘genre’ is een muziekstijl die aan bepaalde conventies voldoet


(vb klassieke muziek, jazzmuziek, latin, musical…)
- binnen een dergelijk genre zijn ‘deelgenres’ te onderscheiden
(vb: barok, rensaissance, romantiek…)

Maar een ‘genre’ is ook een type muziek die geen vaste vormstructuur heeft
(vb concerto, kwartet, suite, fantasie, prélude, requiem, passie…)
- binnen een dergelijk genre zijn ook ‘deelgenres’ te onderscheiden
(vb: concerto grosso, soloconcerto, dubbelconcerto, strijkkwartet,
pianokwartet, fluitkwartet…)
Vorm

Ook binnen één vorm zijn ‘deelvormen’ mogelijk


vb: Frans rondo (of kettingrondo)
= ABACADAEAFAGA…
Weens rondo (of symmetrisch rondo)
= ABACABA of ABACADACABA of …
Sonaterondo (een Weens rondo, uitgewerkt in sonatevorm)
= ABA (expositie met A = Th1, B = Th2 met modulatie)
C (doorwerking, met verwerking Th1 en Th2)
ABA (reëxpositie met A en B in hoofdtoonaard)
Vorm

‘Sonate’ versus ‘sonatevorm’

Een sonate is een instrumentale compositie (<-> cantate), meestal samengesteld uit
meerdere delen (ingekorte versie: ‘sonatina of sonatine)

Oorsprong: ‘essercizi’ (‘oefeningen) van D. Scarlatti


binaire vorm: AA’
à toevoeging doorwerking: ABA’
à toevoeging van een ‘contrasterend’ thema in A-deel: sonatevorm
Vorm

‘Sonate’ versus ‘sonatevorm’

Vaste vorm van ‘klassieke’ (piano)sonate (Haydn – Mozart – Beethoven):


met 3 of 4 delen
Deel 1: sonatevorm
Deel 2: rustig deel (in liedvorm, sonatevorm of variatievorm)
(Deel 3 (in ¾) menuet/scherzo – ‘trio’ – menuet/scherzo)
Deel 4: finale (rondovorm of variatievorm)
vb (klassieke) sonatevorm

Deel 1 uit Pianosonate opus 2, n°1 in f – L.v. Beethoven (pag.26 – 29)


A expositie: Th1 – brug – Th2 – cadens/coda
m1-48 a) in grote ttl
b) in kleine ttl

B doorwerking (verwerking thematisch materiaal)


m49-100
A’ reëxpositie: Th1 – (brug –) Th2 – cadens/coda
m101-einde (in grote en kleine ttl.)
Vorm

Zoals in de verschillende delen uit een klassieke Sonate, gebruiken ook een aantal
andere vormen specifieke compositorische technieken:
- Polyfone vormen
(canon, inventie, toccata, fuga, dubbelfuga…)
- Variatievormen
(karaktervariatie, ostinaatvariatie, cantus-firmusvariatie…)

NB: componisten maken (gelukkig) ook gebruik van elementen uit verschillende
vormen of genres
vb: deel 4 ‘molto allegro’ uit Symfonie n°41 (Jupitersymfonie) van
W.A.Mozart is een sonaterondo met fugatechnieken op basis van 5 thema’s
Fuga

= polyfone vorm uit Barok, waarin componist zijn vakmanschap etaleert

expositie (voorstelling thematisch materiaal in de verschillende stemmen)


divertimenti (thematisch en/of motivisch materiaal wordt verwerkt en gevarieerd)
reëxpositie (herneming van het oorspronkelijke thematisch materiaal)

NB: dubbelfuga: fuga met 2 thema’s (of subjecten)


vb: Inleidingskoor Mattheuspassie (wat ook een ‘versierd koraal’ is)
fughetta: kortere contrapuntische vorm met verwerkingstechnieken van een fuga
Fuga

Typische contrapuntische verwerkingstechnieken bij een fuga:

- omkering (inversie) = spiegeling van de intervallen van een thema


- kreeft (retrograad) = thema van achter naar voor
- stretto = versnelde opeenvolging van thema-inzet (vóór het einde van de vorige)
- augmentatio = vergroting van de duurwaarden van het oorspronkelijke thema
- diminutio = verkorting van de duurwaarden van het oorspronkelijke thema
Fuga

Subject
thema op de tonica = dux
thema op de dominant = comes
Contrasubject
tegenstem van de dux (tesamen met comes)

Nb: fuga’s uit WKI+II zijn korte versies van de oorspronkelijke fuga-vorm
Fuga in c, BWV 871 (pag.7-8)

dux

comes

Fuga WK2 n°2 JS Bach beluistering / analyse (pg.7-8)


Introïtus

Beluistering Requiem WA Mozart

(pg.61 – 65)

Vorm?
- structuurelementen?
- kernbegrippen?
Introïtus

Beluistering ‘introïtus’ uit Requiem WA Mozart

A (m1 – 18) polyfoon – fugatisch


einde homofoon

B (m19 – 32) solo – ‘begeleide monodie’ (met ‘dialoog’ in koorstemmen)

A’ (m32 – 48) polyfoon (maar ‘drukker’) – fugatisch


einde homofoon (met ‘dialoog’ in koorstemmen)
Introïtus
A-deel
1-8 inleiding instrumentaal – fugatisch (dux start met syncope)
instrumentaal / dux – comes – dux, in stretto (na 4 tellen)
modulaties: d – a – g – d – C – a – d

8 - 14 vocale fuga (BTAS) dux – comes – dux – comes (stretto, na 2 tellen)


afsluitend met dux en H.C. (melodisch dalende bas in d)
instrumentaal motief: ↓8-sprong in opvallend ritme, syncope)

15 - 19 ‘omslag’ t.o.v. voorafgaande


grote ttl. (‘lux’)
homofoon (verstaanbaarheid ‘et lux perpetua luceat eis’)
(orkest in dialoog met koor) en V.C. in Bes
Introïtus
B-deel
19 - 20 instrumentale overgang met 2x ‘kop’ thema, in stretto (na 1 tel)
(en nog iets?)
21 - 26 solo: koraalachtige melodie (frase in Bes, frase in g)
26 - 32 dialoog in koor: BT/A
herneming koraalachtige melodie: S ‘tutti’ (frase in Bes, frase in g)
dialoog in orkest: hoog/laag
(variant op ↓8-sprong uit A-deel: gebroken akkoord stijgend, gepunteerd)

NB: nieuw motief ( dat ook start met syncope)


geïntroduceerd in m.20 (strijkers)
voortdurend aanwezig m.21 - 26
Introïtus
A’-deel
m32 - 34 instrumentale overgang met dux (in g) + ‘tegenthema’
m34 - 43 vocale fuga thema + tegenthema (d – a – g – F – d – Bes) (niet in stretto!)
B+A / T+S / A+T / S+B
m41-32: tegenthema (B) en imitatie ‚staart‘ van dux (S)
instrumentaal: motief strijkers ↑8-sprong, in syncope
daarna (kop van) tegenthema en verdubbeling koor
m43 - 48 ‘omslag‘:
homofoon (‘et lux perpetua‘) met dialoog S – ATB
startend op akkoord Bb, maar te situeren in d
eindigend met H.C. in d (ook melodisch dalende bas, zoals in A-deel,
maar nu uitgebreid met dalende chromatiek op ^6)
Introïtus Requiem WA Mozart

structuur ontstaat door herneming van thematisch materiaal, aangevuld met


nieuw materiaal, door contrast in stijlen, door variatie in verwerking

- polyfoon versus homofoon (diffuus versus helder)


- variatie in bezetting (instrumentaal, vocaal, koor, met solo)
- verdichting stretto: na 4 tellen, na 2 tellen, na 1 tel (opgejaagd) versus
- herneming polyfoon gedeelte met dux en comes niet in stretto (berusting), maar met TT
- (achteloos) introduceren van TT (tegenthema) in B-deel
- variatie in dalend/stijgend motief bij strijkers
- ritmische syncope (in dux, in tegenmotief, in motieven…) gevarieerd aangewend
- woord-toonverhouding: (o.a.) snel opeenvolgende modulaties op ‘requiem aeternam’ (re
klein) versus ‘lang’ dominant septiemakkoord op ‘luceat’ (sib groot)
Variatie in de vorm

Variatievormen
= composities waarbij de vorm expliciet bepaald wordt door
variatietechnieken:

3 types:
- melodische variatie (met karakter- en ornamentele variatie)
- ostinaatvariatie
- cantus-firmus variatie
Variatievormen

Beluistering Dido's Lament


met partituur (syllabus pg.68 – 70)

m.1 – 8 inleidend recitatief (majeur / mineur i.f.v. tekst)

vanaf m.9 aria ‘When I am laid in earth’


= welk ‘type’ ?
Variatievormen

Dido's Lament
= ostinaat-variatie (< obstinatus) of ‘passacaglia’, ‘round’, ‘chaconne’
meestal eerst de baslijn, die daarna x- aantal keer herhaald wordt,
met bovenstemmen die hiermee harmonisch/contrapuntisch verweven zijn

NB: deze chromatisch dalende bas = …


Variatievormen

harmonisatie
Dido’s Lament

Tekst = (2 frases)
- ‘When I am laid in earth, may my wrongs create no trouble in thy breast’ (2x)
- ‘Remember me, but ah – forget my fate’ (4x)

Structuur:
- voorstelling lamento-bas
- frase 1 met lamento-bas (2x) / herneming frase 1 met lamento-bas (2x)
- frase 2 (2x) met lamento-bas (2x) / herneming frase 2 (2x) met lamento-bas (2x)
- instrumentale begeleiding (imitatie dalende chromatiek) met lamentobas (2x)
Crucifixus

Partituur: syllabus pg.1 – 4

- bezetting ?
- tekst ?
Crucifixus

Bezetting 4-st. gemengd koor


organ (= orkestreductie)
baslijn (= …)
Crucifixus

Tekst
‘Crucifixus etiam pro nobis sub Pontio Pilato, passus et sepultus est’ (2x)

door Bach in onderdelen geknipt, met aantal melodische motieven


vb: pg.1 ‘Crucifixus’
1ste keer S – A – T – B
2de keer T–S–B–A

Crucifixus
Crucifixus

Merk op:
- slotcadens in G
- al dan niet samenvallen van tekstfrasering – lamentobas
(cf. Dido’s Lament)

--> aanduiden in partituur

Crucifixus
Crucifixus (uit H-Moll Messe, J.S.Bach)

13 keer lamento-bas 1x voorstelling (instrumentaal)


12x hernomen (instrumentaal + vocaal)
2 keer dezelfde tekst

⇒ mogelijke symmetrische verdeling:


- voorstelling lamentobas
- 6x lamentobas met 1ste keer volledige tekst
- 6x lamentobas met 2de keer volledige tekst

Structuur van Bach ?


Crucifixus (uit H-Moll Messe, J.S.Bach)

13 keer lamento-bas 1x voorstelling (instrumentaal)


12x hernomen (instrumentaal + vocaal)
2 keer dezelfde tekst

⇒ structuur van Bach:


1x voorstelling lamentobas (instrumentaal)
8x lamentobas met 1ste keer volledige tekst
4x lamentobas met 2de keer volledige tekst
⇒ asymmetrische verdeling: verhouding 2/1
Crucifixus
‘structuur 1’

A 1 voorstelling lamentobas (basso continuo + instr) (1)


---------
B 3 fraseringen vallen (±) samen polyfoon
3 frasering niet samen polyfoon
8
C 1 frasering valt samen homofoon
1 frasering valt samen homofoon
---------
B’ 3 fraseringen niet samen polyfoon
4
A’ 1 frasering valt samen (basso continuo + koor)
homofoon
Crucifixus
‘structuur 2’

A 1 lamentobas (basso continuo + instr)


homofoon
B 3 fraseringen vallen (±) samen polyfoon
3 frasering niet samen polyfoon

C 1 frasering valt samen homofoon 8


m33 frasering / midden van tekst / Fibonacci-verhouding ---------
1 frasering valt samen homofoon 5

B’ 3 fraseringen niet samen polyfoon

A’ 1 frasering valt samen (basso continuo + koor)


homofoon
Crucifixus
‘structuur 1 + 2’

(delen) (L-bas) (volgens tekst) (verwerking) (delen+tekst+L-bas)


A 1 (instr.) homofoon (in e)
--------- (=8)
B 6 1) “crucifixus…” polyfoon
(=8) homofoon 1) “passus…”
C 1+1 “passus et sepultus est…” m33 ---------
--------- homofoon 2) “passus…”
B’ 3 2) “crucifixus…” polyfoon
(=4) (=5)
A’ 1 (voc. + b.c.) homofoon (cadens in G)
(NB: nog een larnomentobas)
Ostinato – variatie

- ‘When I’m laid in earth’ uit Dido & Aeneas (H.Purcell)


- ‘Crucifixus’ uit H-moll Messe (J.S.Bach)
- Goldbergvariaties (J.S.Bach)
- ‘Follia-bas’ is ook een ‘ostinaat-variatie’

La Follia (Vivaldi)
La Follia (Rachmaninov)
Variatie in de vorm

Melodische variatie: ‘Thema met variaties’


karaktervariatie:
thema wordt getransformeerd, door in te grijpen op verschillende
muzikale parameters (metrum, toonsoort, tempo…)

ornamentele variatie:
thema wordt omspeeld, uitgebreid… maar oorspronkelijke ‘karakter’
wordt behouden, samen met harmonische basis en structuur
Melodische variatie: ‘thema met variaties’

melodie < Frans volkslied (1761) met tekstvarianten(Engels, Nederlands, Chinees…)


Mozart: ‘Ah vous dirai-je, maman’

partituur (pag.55 - 60)

beluistering KV265
Mozart: ‘Ah vous dirai-je, maman’
Thema
Mozart: ‘Ah vous dirai-je, maman’

partituur (pag.55 - 60)

beluistering KV265
Mozart: ‘Ah vous dirai-je, maman’
Thema met XII variaties

Karakter- (of vrije – of fantasie-) variatie =


variatievorm waarbij thema wordt getransformeerd
thema krijgt nieuw karakter door variëren van
enkele of meerdere muzikale parameters:

melodie, ritme, harmonie, tempo, maatsoort, toonaard,


dynamiek, stijl (polyfoon, hoquetus), …

beluistering KV265
Variatievormen

Melodische variatie:
karaktervariatie (nb. ornamentale variatie)
Ostinaatvariatie
herhaling van een ostinaat
(lamentobas)
Cantus-firmusvariatie
‘Cantus Firmus’ – variatie

Cantus firmus = (lett.) stevig gezang


= thema, gregoriaans, volkslied.... als basis voor compositie

- koraalpreludes en koraalvariaties
- ‘O Haupt ...’ uit Mattheus Passie:
melodie wordt in de loop van deze passie 5x gebruikt,
maar met verschillende harmonisaties (en andere teksten)
- Keizerskwartet op.76, n°3 – dl.2: ‘Tema con Variazioni’ (J.Haydn)
(latere volkslied van Duitsland)
‘Cantus Firmus’ – variatie

vb: L’ homme armé (‘de gewapende man moet men vrezen’)


= wereldlijk lied uit Renaissance, dat als cantus firmus gebruikt
werd voor misordinarium (ongeveer 40 gekende missen)
o.a. Josquin des Prez, Palestrina, Pierre de la Rue, G.Dufay...

melodie (syllabus pg.81)


Kyrie eleison, Christe eleison, Kyrie eleison (syllabus pg.45-48)
L’ homme armé

NB: modaliteit / modale harmonie / cadens van Dufay / harmonische cadens

You might also like