You are on page 1of 5

Examenvragen Muziekesthetica Kerst 2023

1. Vul de tijdlijn aan met alle stijlperiodes, onderverdelingen en bijbehorende jaartallen.


(5ptn)

Middeleeuwen Renaissance Bar Klassieke Romant Impressioni Moderne


ok Periode iek sme muziek

600 - 9 E
e
9 E-
e
1150 130 1400 - 1500 - 160 1725 1775 1815 1890 - 1920 1900- 195
1150 - 0- 1500 1600 0- - - - 1950 0
1300 140 175 1775 1815 1920 -
0 0 Nu

Vroege Ars Ars Vroege Klassieke Pre - Classi 1e 2e


Middeleeuwen Antiq Nov Renaissa Renaissa Klassi cis - helft2 helf
ua a nce nce ek me 0e E. t
20e
E.

Gregoriaa Vroege
ns meerst
emmig
heid

2. Verklaar volgende stijlkenmerken van het analysekader in je eigen woorden: (4ptn)


a. Stemvoering: Stemvoering in muziek verwijst naar hoe verschillende
melodieën in een lied met meerdere stemmen samengaan. Ik gebruik de term
breder, dus het geldt ook voor liedjes met één stem, zoals het Gregoriaans.
Textuur beschrijft hoe deze stemmen samenwerken en zich tot elkaar
verhouden in een compositie. In eigen woorden: verhouding tussen de
verschillende stemmen (monofoon, polyfoon, homofoon…)

b. Toonstelsel: Een toonstelsel is een georganiseerde manier waarop we


geluidsfrequenties verdelen. Het is gebaseerd op de indeling van het octaaf.
Door tonen in het octaaf te ordenen, ontstaan toonladders en toonsoorten. In
de West-Europese muziekgeschiedenis vervingen grote- en
kleinetertstoonladders in de 17e eeuw de oude kerktoonladders. Aan het
begin van de 20e eeuw ontstonden nieuwe benaderingen van toonmateriaal,
zoals atonaliteit en dodecafonie, doordat de klassieke tonaliteit onder druk
stond.

c. Ritmiek: is de ordening van muziek in de tijd door de duur van de tonen te


variëren

d. Structuur: is de algemene aanduiding voor bijzonderheden in de opbouw van


composities, het resultaat van de vormgevingsprincipes in de diverse
stijlperiode.
3. Verklaar volgende stijlkenmerken van het analysekader in je eigen woorden: (4ptn)
a. Toonomvang: Toonomvang verwijst naar het bereik van tonen in een
compositie, niet alleen van stemmen of instrumenten op zich. Bijvoorbeeld, in
het Gregoriaans is het bereik doorgaans beperkt tot ongeveer een octaaf,
terwijl in moderne elektronische muziek het bereik vrijwel onbeperkt kan zijn,
van heel laag tot extreem hoog.

b. Melodievorming: is de wijze waarop tonen een bepaalde toonhoogte in een


geordende opeenvolging gepresenteerd worden.

c. Harmonie : Harmonie gaat over hoe tonen samen klinken en op elkaar


volgen. Het betreft zowel de algemene samenklank als specifiek de regels
voor het combineren van gelijktijdig klinkende tonen volgens de harmonieleer.
Terwijl melodie zich horizontaal ontwikkelt, is harmonie meer gericht op de
verticale combinatie van tonen.

d. Verhouding tekst en muziek: De relatie tussen tekst en muziek is belangrijk


in de muziekgeschiedenis, niet alleen in opera, maar ook in het Gregoriaans,
motetten, liederen en andere vocale genres. Zelfs binnen dezelfde stijlperiode
kunnen er grote verschillen zijn tussen composities en componisten.

4. Geef een overzicht van de instrumentale genres eigen aan de Klassieke Periode.
Geef steeds een concreet voorbeeld: titel en componist. (4ptn)
- Symfonie; Begin deel 2 symfonie Nr5 in C opus 67, Ludwig van Beethoven
- (solo)sonate; Adagio van pianosonate Nr29 in Bes opus 106 ‘Hammerklavier’,
Ludwig van Beethoven
- Strijkkwartet; Opening van het strijkkwartet in C, Wolfgang Amadeus Mozart
- Serenade; serenade for 13 wind instruments in B flat major, K. 361 Gran
Partita, Wolfgang amadeus Mozart
- Divertimento: divertimento in D major K. 136, Wolfgang Amadeus Mozart
- Nocturne: notturno for viola and piano in D major op. 42, ludwig van Beethoven
- Cassation: cassation in C major for lute, violin and cello, Joseph haydn

5. In de Klassieke periode waren structuren en vaste vormen zeer populair. Geef 3


vaste vormen en noteer ook steeds hun verloop (Bijvoorbeeld: A-B-A). (3ptn)
- Sonatevorm : Expositie → doorwerking → re-expositie

Expositie: Thema 1, overgang (moduleren), thema 2, slotgroep V-I

Thema 1: In de hoofdtoonaard
Overgang: modulatie naar nieuwe toonaard

Thema 2: dominant of parallel toonaard (bv. La klein en Do groot)

Slotgroep: V - I

Doorwerking: variaties thematisch materiaal uit expositie + (grillige) modulaties

Re-expositie: Thema 1, overgang, thema 2, SLOT

Thema 1: In de hoofdtoonaard

Overgang: brug maar niet moduleren

Thema 2: hoofdtoonaard

Slot: Grote cadens, V - I → belangrijk

-Rondovorm: ABACABA

-Driedelige liedvorm: ABA

-Menuet: menuet-trio-menuet

6. Bespreek het ontstaan van en de vernieuwingen binnen het symfonisch orkest onder
de hand van Johan Stamitz. Betrek de verschillende instrumentengroepen die
onderdeel zijn van dit orkest en welke functie of rol ze bekleden in dit nieuwe orkest.
(4ptn)

Johann Stamitz, een 18e-eeuwse componist en dirigent, droeg bij aan de


ontwikkeling van het symfonieorkest door verschillende instrumentale groepen
te definiëren en te verfijnen. Hij gaf meer prominente rollen aan houtblazers en
vergrootte de diversiteit in klankkleur door strijkers, hout- en koperblazers
evenwichtiger te gebruiken. Deze vernieuwingen zorgden voor een meer
gevarieerd en expressiever geluid in symfonische muziekstukken.

7. Welke instrumenten maken deel uit van het:


a. Strijkkwartet? (2ptn)
- eerste viool
- tweede viool
- altviool
- cello
b. Solosonate voor viool? (2ptn)
- viool als solo instrument
- soms begeleid door piano
8. Zowat alle grootmeesters vanaf de Klassieke Periode willen Symfonieën
componeren. Het valt echter op dat ze er steeds minder componeren. Hoe komt dit?
Leg uit in eigen woorden. (2ptn)
Ze componeerden steeds minder maar langere symfonieën die heel lang
konden duren en doorgaan.

9. Christoph Wilibald van Gluck hervormde de Italiaanse opera. Wat was zijn bijdrage
tot het ontstaan van de ‘Klassieke Opera’? (8ptn)
- Muziek stond in dienst van het drama
- onderwerpen & personages uit de Griekse mythologie
- Hij componeerde muziek die perfect bij de dramatische situatie paste
- Het orkest zorgt voor dramatische eenheid
- Het recitatief ontvouwt het plot
- Recitativo secco maakt plaats voor recitativo accompagnato (recitatief wordt
begeleid door het orkest)
- Het koor kreeg een prominente (super belangrijke) rol
- De ouverture weerspiegelt de dramatische atmosfeer van de opera

10. Geef drie kenmerken van de inhoudelijke vernieuwingen van de opera onder de hand
van Wolfgang Amadeus Mozart. (3ptn)

- Mozart was een meester in de muzikale typering van zijn personages

- Complexe karakters met diepgang, ook acteren, niet alleen zingen

- Experimenteerde met nieuwe muzikale vormen en structuren (bv opera buffa


→ gebruik ensemble scènes)

- Vernieuwing in relatie tussen tekst en muziek (muziek afstemmen op


betekenis en emotie vd woorden)

11. Geef de vijf stromingen uit de Pre-Klassieke periode en noem bij elke stromingen
een belangrijke componist. (5ptn)
- Rococokunst: Francois Couperin, Louis Daquin & Jean - Philippe Rameau
- Galante stijl: Georg Philipp Telemann, Domenico Scarlatti
- Empfindsamer still: Wilhelm Friedemann Bach, Bach’s kinderen
- Sturm und drang: Frans Joseph Hayden? (daddy Hayden)
- Mannheimers: Johan Stamitz

12. Wat is een symfonie? Bespreek de vorm/inhoud en de bezetting. (4ptn)

driedelig, vanaf 1780 bijna altijd vierdelig:

- deel 1: snel en levendig openingsdeel in sonatevorm


- deel 2: langzaam tempo in een driedelige liedvorm, vaak toonsoort van
subdominant uit deel 1.
- deel 3: menuet: driedelige vorm → menuet-trio-menuet.
triodeel is moderato en staat in driedelige maat
- deel 4: rondovorm (vaak): elk A deel staat in hoofdtoonsoort, andere letters zijn
contrasterend. Tempo is allegro of presto, zodat symphonie levendig eindigt.

13. Waar staat de term ‘Eerste Weense School’ voor en wie waren hier belangrijk? (4ptn)

De Eerste Weense school of de Weense klassieken, is de naam die wordt


gegeven aan drie componisten uit de klassieke muziek. Dit waren Ludwig Von
Beethoven, Wolfgang Amadeus Mozart en Joseph Haydn.

Extra informatie: de naam houdt niet in dat de drie componisten


samenwerkten, ze hadden nauwelijks contact. Wel hebben ze allemaal in
Wenen gewoond. Soms wordt Franz Schubert ook tot de Eerste Weense
School gerekend.

14. Geef acht stijlkenmerken die het Classicisme typeren. (8ptn)


- Glasheldere vormgeving
- Relatieve eenvoud
- Overwegend homofone stemvoering
- Absolute (niet programmatische) muziek → drukt aangenaam gevoel vn
evenwicht uit
- Melodieën zijn kort (thema motief) en liggen makkelijk in het oor
- “Vraag-antwoord spel” = muzikale volzin
- Alberti-Bas : reeks van gebroken drieklanken, veel gebruikte
begeleidingsfiguur ipv basso continuo
- Overgangsdynamiek ipv terrassendynamiek

15. Noem drie gebeurtenissen die kenmerkend zijn geweest voor de muziek van de
Klassieke Periode. (Bijvoorbeeld uitvinding van de piano) (3ptn)
- Groeiende populariteit van kamermuziek
- Meer emotionele expressie in de muziek (componisten proberen gevoelens en
emoties over te brengen)
- Ontwikkelen sonatevorm
- Opkomst symfonie
- Opkomst beroemde componisten (haydn, beethoven, mozart,..)

You might also like