You are on page 1of 5

Een korte blik op de muziekgeschiedenis

door Aisling Miller

Intro
Voor deze opdracht heb ik gekozen om in te zoomen rond mijn favoriete periode: de romantiek. De
werken die ik ga bespreken behoren dus tot de klassieke, de romantische en de impressionistische
stijlperioden. Om de vergelijking duidelijk te houden heb ik gekozen voor drie variatiereeksen van de
voornaamste gitaarcomponisten van de stijlperiodes in kwestie. Ik raad de lezer aan om de stukken
te beluisteren tijdens het lezen, wat ik schrijf wordt dan duidelijker.

De stukken
Introduction and Variations on a Theme by Mozart, Op. 9 - Fernando Sor (1821)
Fernando Sor (1778-1839) was een Spaanse gitarist en componist. Hij was (een van) de beste
gitaristen van zijn tijd. Daarom schreef hij ook didactische werken voor alle niveaus. Zijn studies
worden nu nog steeds gespeeld. Zijn familie wou dat hij het militaire leven inging, maar hij is
gevlucht naar Parijs en werd een virtuoze gitarist in de plaats. Nog iets opmerkelijks is dat hij op een
romantische gitaar speelde.

Introduction and Variations on a Theme by Mozart is een van Fernando Sors meest bekende
gitaarcomposities. Zoals de naam het zegt is het een variatiereeks op een thema van Mozart,
namelijk O Cara Armonia uit de welbekende Toverfluit. De Toverfluit primeerde in 1791 en het werk
van Fernando Sor werd 30 jaar daarna gepubliceerd. Aangezien het dateert uit 1821 zou het werk
geclassificeerd moeten worden als romantisch, maar het werk heeft veel meer classicistische
kenmerken. Bovendien zit er tussen de verschillende stijlperiodes natuurlijk een evolutie, dus is het
niet makkelijk om muziekwerken (laat staan componisten) als het ware in hokjes te steken.
Gitaarmaestro Manuel Barrueco heeft ook een CD gepubliceerd genaamd Fernando Sor: The
Beethoven of the Guitar. Net als Beethoven is Sor volgens mij dus een overgangscomponist tussen
het classicisme en de romantiek. Dit stuk is echter zodanig geïnspireerd door Mozart dat het eerder
classicistisch is, maar het stuk bevat kenmerken van beide stijlen. Wat zijn die kenmerken dan
precies?

Het werk heeft een heel duidelijke structuur. Het begint met een grootse introductie in mi klein met
zeer brede akkoorden. Dit is ook het enige deeltje dat in 4/4 staat. De andere delen staan allemaal in
2/4 met een strak metrum. De introductie bevat opmerkelijk veel chromatiek en spanning, wat
eigenlijk eerder bij een romantisch stuk past. Na de introductie volgt het thema van Mozart in mi
groot. Als bijlage vindt u een rechtstreekse vergelijking van de thema’s van Mozart en Sor. Enkele
verschillen zijn wel opmerkelijk. Zo heeft Sor in de eerste maat de 2 achtsten van Mozart veranderd
naar een hopfiguur. Dit klinkt iets lichter, al is de melodie van Mozart zelf al heel eenvoudig. In maat
zes zien we ook dat de halve noot van Mozart vervangen wordt door 2 vierden, maar ik vermoed dat
dit eerder een gitaartechnische keuze is opdat de noot nog verder zou doorklinken. Buiten een
leidtoon hier en daar zijn er geen andere verschillen tussen de 2 thema’s. U zou het dus kunnen zien
als een vertaling van Mozart op gitaar. Onder dit thema zit een lichte, gearticuleerde begeleiding die
lijkt op de linkerhand van de pianopartij van bijvoorbeeld de Turkse Mars van Mozart. Na de
introductie van dit thema volgen vijf variaties waarin het thema altijd herkenbaar in voorkomt. Alle
variaties staan in mi groot met uitzondering tot de tweede die in mi klein staat. In meerdere variaties
hoort u ook duidelijk de classicistische diatonische harmonisatie. Er zijn niet echt sprongen, maar wel
tweestemmigheid, zo zijn er in de vierde variatie 2 afwisselende motieven in sopraan en tenor. Sor
schrijft duidelijk in de komische stijl van Mozart met veel herhaalde thema’s waardoor de uitvoerder
kan spelen met articulatie en abrupte dynamiekwisselingen.

Variations on a theme by Sor, Op. 15 – Miguel Llobet (1908)


Net zoals Fernando Sor is Miguel Llobet geboren in Barcelona. Hij begon zijn muzikale training op
piano en viool, maar kreeg ook een gitaar van zijn oom. Geïnspireerd door Antonio Jiménez Manjón
besloot hij zich verder te verdiepen in de gitaar. Hij kreeg les van maestro Francisco Tarrega. Ook hij
vond veel vreugde in Parijs, maar hij heeft ook veel opgetreden in Centraal- en Zuid-Amerika. Later
werd hij ook de leraar van maestro Andres Segovia. Verschillend van Sor speelde hij op de moderne
klassieke gitaar.

Het werk in kwestie sluit mooi aan bij het vorige aangezien dit nu variaties op een thema van Sor
zijn. Hoewel er 90 jaar tussen de werken zit, volgen deze stukken elkaar bijzonder goed op. Dit komt
omdat het thema en de eerste twee variaties rechtstreeks overgenomen zijn uit Folies d’Espagne,
Op. 15 van Sor. Over te weinig redundantie kunnen we dus zeker niet spreken. Hoe zit het dan met
vernieuwingen?

Opmerkelijk is dat hoewel het begin van het stuk dus rechtstreeks overgenomen is van Sor, er op de
partituur in de versie van Llobet veel meer dynamische markeringen (specifieker diminuendo’s en
crescendo’s) staan. Dit wijst op een expressievere uitvoering (of een betere muzieknotatie). Net
zoals de variatiereeks op Mozart opent het stuk met grootse akkoorden, maar deze keer volgen de
akkoordwisselingen elkaar vanaf het begin al sneller op. Dit is namelijk ook geen introductie, maar
het thema. Dit thema is ook meer polyfoon dan het vorige werk. We horen onder de melodie nog
een duidelijke baslijn. De eerste variatie is weer speelser zoals het thema van Mozart eigenlijk. Deze
heeft ook die abruptere dynamiekwisselingen, deze keer aangeduid door Llobet. In de tweede
variatie horen we dan weer die diatonische harmonisatie in tertsen. Tot nu toe best klassiek dus.
Dan beginnen de variaties van Llobet. In de derde variatie horen we een grote toonomvang. Per
maat overbrugt zijn melodie 2 octaven en na elke maat volgt een grote sprong naar de volgende. In
de variatie daarna gebruikt hij een tremolovariant om een eenvoudige melodie met kleurrijke
harmonieën te begeleiden. Na nog twee drukke variaties met veel arpeggio’s volgt een zeer
romantisch intermezzo. Op die technisch moeilijke variaties volgt er dus een honingzoete melodie
met een begeleiding die in de alt en tenor chromatisch loopt en voornamelijk in tertsen. Op de
partituur staat ook andante molto expressivo aangeduid, wat typisch romantisch is. Na deze rust
volgen er nog 3 variaties die technisch moeilijk zijn. Een ervan heeft zeer veel bindingen, de andere
heeft enkel harmonieken en die daarna moet de uitvoerder enkel met de linkerhand spelen, wat een
heel sterke linkerhand vereist. Deze virtuositeit toont aan dat Llobet echt de technische limieten van
de gitarist opzoekt. Het stuk eindigt in een grande finale met de laatste variatie. Deze heeft (enkele
en dubbele) octaafsprongen, harmonieken en dramatische eindakkoorden.

Llobet heeft het stuk van Sor overgenomen en heeft dan nog meer expressie en virtuositeit
bijgevoegd. Er zijn meer tempowisselingen, maar (uitzonderlijk van een variatie in 4/4) staat alles in
3/4. Net zoals Sor is dit stuk is ook heel thematisch opgebouwd.

Theme, variations and finale - Manuel María Ponce (1926)


Last but not least volgt Theme, variations and finale van de Mexicaanse componist Manuel María
Ponce. Hoewel hij Mexicaans is heeft hij dit stuk gecomponeerd toen hij (ook al) in Parijs verbleef in
1926. Hij heeft ook zijn muzikale studies gedaan in Europa, dus daarom dat hij nog in deze evolutie
van Westerse klassieke muziek past. Hij schreef niet alleen gitaarmuziek, maar heeft ook orkestwerk
en kamermuziek werk geschreven.

Er zit nu maar ongeveer 15 jaar tussen dit werk van Ponce en het werk van Llobet, maar er is een
ongeveer even groot (als niet meer) verschil tussen als tussen de vorige twee. Dit werk wordt
geclassificeerd als neoromantisch en impressionistisch. Ook dit werk volgt de typische variatievorm:
met thema en variaties duidelijk afgebakend van elkaar, maar dit werk eindigt in een complexere
finale. Het stuk staat ook in de tonaliteit van mi. Hier wordt er echter niet alleen mi groot gebruikt,
maar ook mi klein dorisch en eolisch en ook do groot.

Het thema heeft een duidelijke simpele melodie net als de andere twee stukken, maar de akkoorden
hieronder zijn veel ingewikkelder en dissonanter dan in de vorige stukken. De harmonie geeft veel
meer kleur aan de muziek dan hiervoor. Net als een schilderij van Monet wordt in dit stuk de vorm
eerder gemaakt door de kleur dan door de concrete lijnen van de melodie. Door deze dissonantie
wordt ook meer met de gevoelens van de luisteraar gespeeld. Het heeft een heel nostalgische sfeer.
In de eerste variatie wordt dezelfde harmonie herhaald met een ander ritme. In variatie die daarop
volgt beginnen we de complexiteit van het werk te zien. Zie hieronder 2 fragmenten uit de partituur,
respectievelijk uit het thema en de tweede variatie.

Hier wordt gespeeld met een motief van 4 noten. Het wordt vertraagd en zowel in de bas als de
sopraan herhaald. Het wordt ook nog gemoduleerd. In de vierde maat van de tweede variatie zien
we dan ook dat het verkort wordt. Later wordt het ook gespiegeld, enzovoort. Dit toont eigenlijk van
welke kwaliteit deze componist wel niet was; om met zo weinig zo veel te doen. Dit toont ook een
verschil met de vorige twee. Waar zij eerder thematisch waren, is dit werk ook motivisch. Bij de
vorige twee werken werd er dus vooral met het hele thema gespeeld, terwijl er hier ook kleine
motiefjes uit worden gehaald en daar mee gespeeld worden.

In de volgende variaties zien we nog enkele gelijkenissen met de vorige twee werken. Zo wordt in de
derde variatie met tertsen de melodie verdubbeld net als bij Llobet. Ook de melodie van het thema
wordt herhaald in de variaties die volgen, maar die is moeilijker te vinden omdat Ponce met veel
verschillende en complexere ritmes speelt. Hij gebruikt bijvoorbeeld syncopatie in de derde en
vierde variatie. De pulse wordt daarom ook moeilijker om te voelen. Ook het metrum verandert: het
gaat van 3/4 naar 2/4 en vervolgens naar 6/8. Dit lijkt een heel ingewikkelde stap van de simpelere
ritmes van de romantiek, maar dit heeft volgens mij niet met de stilistische evolutie te maken, maar
eerder met de Mexicaanse afkomst van Ponce. Dit is als het ware een impressionistische, maar ook
Mexicaanse versie van het vorige werk. Dan nog vind ik het een goede opvolging. Dit werk bevat
bijvoorbeeld dezelfde expressie als Llobet, maar hier wordt de expressie anders geuit, namelijk met
kleur in plaats van virtuositeit en melodie.

Variatie zes is dan weer gelijkend op die romantische intermezzo van het vorige werk. Hier komt de
melodie op romantische wijze naar de voorgrond. Deze wordt begeleid door een kleurrijke bas- en
tenorpartij. Het is dus polyfoner, maar de begeleidende stemmen zorgen vooral voor een mooie
achtergrond.

Zoals ik al zei eindigt dit stuk in een samenvattende finale. Deze is nog complexer dan de vorige
delen. Er komen enkele motieven in terug, maar ook virtuoze trekken alsook romantische
melodieën. Ik ga deze complexe finale niet helemaal analyseren, maar ik wil wel nog zeggen dat in
die laatste paar maten het improvisatorisch karakter en het eindigen op het septiemakkoord
nogmaals wijst op Ponces Latijns-Amerikaanse roots.

Besluit
De stilistische evolutie in deze drie werken leidde duidelijk tot complexere werken, zowel in
motivische compositie alsook in harmonie en ritme. We zagen ook een opkomst van expressiviteit.
De grens van het bespeelbare werd ook gezocht. De gitaar evolueerde van romantische gitaar naar
de moderne klassieke gitaar. Er bleven wel veel gelijkenissen. Het is tonale muziek, al werden er
meer en meer toonladders gebruikt. Hoewel de gitaar veranderde bleef het notensysteem hetzelfde.
Ook de notatie zelf bleef hetzelfde. Alle stukken hadden ook een duidelijk thema met een melodie.
Ze hadden ook allemaal dezelfde structuur (met uitzondering van een intermezzo bij Llobet en een
extra finale bij Ponce). Ze werden bovendien ook alle drie geschreven door gitaristen/componisten
en toevallig allemaal in Parijs …

Dit vat mijn werk samen, een korte blik op drie composities uit drie verschillende stijlperiodes. Zie
hieronder nog de bijlage.

Bijlage

You might also like