You are on page 1of 3

Hoofdvorm of sonatevorm

Componisten in de 2e helft van de 18e eeuw zochten naar duidelijkheid,


regelmaat en afwisseling in hun composities.
Het was de tijd van de verlichting: muziek werd gemaakt om de gegoede
burgerij te plezieren.

Er werd veel instrumentale muziek gemaakt. Onthoud de volgende


vormen:
Een sonate is een compositie voor 1 of enkele instrumenten
Een symfonie is voor groot orkest
Een soloconcert is voor solo-instrument plus orkest

Het eerste deel heeft vaak de structuur van de hoofdvorm.

De hoofdvorm bestaat uit drie delen: expositie, doorwerking en reprise.


Soms is er ook nog een inleiding en/of een afsluiting (coda).

Expositie
De expositie begint met het eerste thema in de toonsoort van het stuk.
Hierna wordt is er een overgangsfase waarin naar een andere toonsoort
gemoduleerd wordt
Dan volgt het 2e thema in de nieuwe toonsoort.
Ten slotte volgt een afsluiting van de expositie.
Deze hele expositie wordt tweemaal gespeeld.

Als het 1e thema in majeur stond, dan staat het 2e thema in de dominant.
Als het 1e thema in mineur stond, dan staat het 2e thema in de majeur
parallel.

Doorwerking
Hierin wordt spanning opgebouwd met al gebruikte of nieuwe motiefjes.
Deze spanning bereikt zijn hoogtepunt in de:

Reprise.
Denk hierbij aan het Engelse woord, want in de repise wordt in feite de
expositie herhaald. Alleen met een belangrijk verschil: beide thema's
staan nu in de hoofdtoonsoort.

Coda Soms is er sprake van een afsluiting, een coda.


Voorbeeld

Als voorbeeld bestuderen we het eerste deel van de sonatine opus 36 nr 4


van M. Clementi. Het is handig om dit bestand te kopiren zodat je het
voor je hebt liggen.

Stappenplan analyse hoofdvorm.

1 Begin met het stuk te beluisteren terwijl je de bladmuziek voor je hebt.


De expositie loopt t/m maat 30 (herhaling) en dan begint de
doorwerking.
2 Aan de voortekens te zien heb je de keuze voor de toonsoort tussen F
majeur of D mineur. In dit geval is de toonsoort duidelijk F. En stapje
naar rechts op de kwintencirkel geeft de toonsoort C en daar eindigt de
expositie ook in. Kijk maar naar het slotakkoord.
3 Nu ga je kijken waar de reprise begint. Na enig zoeken hoor en zie je
dat het 1e thema terugkomt in maat 48. De structuur heb je nu:
expositie, doorwerking, reprise.
4 Nu nog even kijken waar het tweede thema begint. Kortom: waar is C
echt de hoofdtoonsoort geworden? Het is na enig speurwerk duidelijk
dat dat maat 18 is.
5 Ten slotte: is er sprake van een coda? Ja, 69 t/m 71 vormen een
afsluiting.
6 Wat valt je verder op?
Misschien zie je dat b.v. in het coda precies het omgekeerde
gebeurt t.o.v. de expositie. Geen stijgende toonladder (in C natuurlijk)
maar een dalende (in F natuurlijk). Soms wordt je ook gevraagd of je
motiefjes herkent in de doorwerking die al gebruikt zijn in n van de
thema's.

Voorbeeld 2

Vorm.
Er zijn drie delen. Geen intro en geen coda.

Expositie: maat 1 t/m 15.


Doorwerking: maat 16 t/m 23
Reprise: 24 t/m einde.

De expositie wordt herhaald en de doorwerking+reprise wordt eveneens


herhaald.

Toonsoort
Het stuk begint in C groot. In de overgangszin wordt gemoduleerd naar de
dominant G.
De reprise begint en eindigt in C groot

Voorbeeld 3

Doe nu hetzelfde met pagina 1 en pagina 2 van de 2e sonatine maak zelf


een analyse van dit eerste deel van de tweede sonate. Om de muziek te
kunnen horen klik je op het 1e deel, het allegretto.

Voorbeeld 4

Je kunt nu nog luisteren naar een hoofdvorm in het eerste deel van Eine
Kleine Nachtmusik van W.A. Mozart. Het staat in je werkboek deel 2 op
pagina 76 en 77. Je hebt boek en cd zelf, maar je kunt de pagina's en
muziek hier ook downloaden.

You might also like