You are on page 1of 4

Hogeschool Gent

Departement Conservatorium
Dossier

Bachelorproef

Bram Lefèvre
Academiejaar 2016-2017
Ik ben Bram Lefèvre en studeer klassieke gitaar aan het Conservatorium te Gent.
In deze bachelor paper ga ik mijn drie jaar aan het conservatorium en mijn visie op de toekomst
bespreken.

Voor het conservatorium studeerde ik gitaar aan de Gemeentelijke Muziekschool te Merelbeke. Ik


heb daar tien jaar gestudeerd, en in mijn tweede jaar ben ik begonnen met gitaar. Na drie jaar
solfègelessen en individuele lessen van gitaar ben ik de volgende drie jaar muziekgeschiedenis en
samenspel gitaar gaan volgen. De muziekgeschiedenis ging over de geschiedenis van verschillende
genres zoals onder andere jazz, pop, blues, rock en klassiek uiteraard. In mijn vierde jaar aan de
muziekschool, ik was toen twaalf jaar, was ik al vastberaden dat ik later gitaarleerkracht wou
worden. Dit is gedurende mijn gehele middelbare schoolcarrière onveranderd gebleven. Ik heb zelfs
in mijn laatste jaar in de hogere graad extra gitaarlessen genomen om mij zo goed mogelijk voor te
bereiden op het ingangsexamen.
Na het middelbaar heb ik dan meteen mijn ingangsexamen gedaan aan het conservatorium van
Gent. Ik was zeer blij dat ik geslaagd was voor het examen, zowel voor het theoretisch als het
praktisch onderdeel. In het conservatorium begon ik met een lichte achterstand qua techniciteit en
muzikaliteit. Ik had het enorm onderschat. Op het einde van mijn eerste jaar aan het conservatorium
was ik dan ook gebuisd voor mijn twee hoofdvakken, namelijk gitaar en kamermuziek. Ik besloot het
jaar daarna het opnieuw te proberen, ik was tenslotte al 6 jaar vastberaden om een job in de
muziekwereld te hebben. Ik besefte dat ik in mijn eerste jaar te laks ben geweest voor gitaar en
kamermuziek. Ik was nog niet klaar voor de detailuitwerking van de stukken die ik uitvoerde. Ik
besefte toen nog niet waar een klassiek gitarist zich mee moet bezighouden, waaraan hij moet
denken terwijl hij stukken speelt. Namelijk de techniciteit, het maken van zinnen, en niet alles
ééntonig uitvoeren,… Ik was verbaasd met hoeveel zaken we rekening moesten houden tijdens het
spelen: onze houding, zowel van ons lichaam en onze beide handen, de articulaties, de kleuring die
we toepassen in onze stukken, de klanken die we produceren. Maar de productie van onze klank valt
uiteraard ook samen met hoe we onze handen plaatsen. Als we bijvoorbeeld met onze rechterhand
enkel met onze nagels spelen, gaan we een scherpere klank creëren, dit in tegenstelling tot het
spelen van met onze nagels en het vlees van onze vingers, wat een meer warme, wollige klank
produceert.
Toen ik in het tweede jaar terecht kwam, ging er een compleet nieuwe wereld voor mij open. Wat
we als uitvoerders allemaal niet kunnen doen met één stuk. De mogelijkheden zijn eindeloos. Het feit
dat ik gebuisd was, vond ik persoonlijk een goede zaak. In die zin dat het mij met mijn beide voeten
op de grond houdt voor de komende jaren. Ik ben zeker en vast niet van plan om nog eens te buizen
voor gitaar en andere vakken. Dus bekijk ik mijn eerste jaar conservatorium als een jaar hoe het niet
moet eindigen en dat helpt mij wel bij mijn studies, vooral dan voor gitaar en kamermuziek.
In het tweede jaar ben ik dan ook meer beginnen luisteren naar klassieke muziek in het algemeen,
zoals bijvoorbeeld de symfonieën van Beethoven en Mahler. Alsook pianowerken van Mozart,
Chopin,.. Maar ook meer en meer naar klassieke gitaar. En zo ben ik gekomen op mijn favoriete
uitvoerder namelijk Marcin Dylla. Hij is een Poolse gitarist en hoe die man de gitaar bespeelt is
wonderbaarlijk. De klanken die hij uit zijn gitaar tovert zijn zeer zuiver en enorm mooi gebracht. De
interpretaties die hij brengt van zowel romantische als hedendaagse stukken zijn zeer vernieuwend.
Hij brengt ze op een andere manier dan de andere gitaristen die eenzelfde stuk quasi op dezelfde
manier uitvoeren en interpreteren. Nemen we bijvoorbeeld de eerste prelude van Heitor Villa-Lobos,
een Braziliaans componist. Deze prelude is zeer gekend in de wereld van de klassieke gitaar, het is als
het ware één van de vele hits van de klassieke gitaar. Marcin Dylla heeft ook deze prelude gespeeld.
Op YouTube vind je vele versies van deze prelude, de ene speelt het stuk op een zeer snel tempo, de
andere wat trager. Het enige wat ik jammer vond, is dat ze allen forte en piano speelden op dezelfde
plaats, sommigen al iets duidelijker dan de andere, dus is het maar normaal dat je het na een
bepaalde tijd beu werd om steeds weer dezelfde versie te horen. Het grote verschil met die grote
groep en Marcin Dylla is dat die groep allemaal hetzelfde verhaal brengen, welke verschillen qua
dynamiek, techniciteit,… ze ook uitvoeren. Toen ik de interpretatie van Marcin Dylla hoorde, was het
verhaal dat hij bracht anders dan deze grote groep. Hij speelde deze prelude veel vrijer, nam vaak
zijn tijd bij cadensen, de komma’s van bepaalde zinnen. Hij bracht terug leven in de eerste prelude
van Heitor Villa-Lobos. Het was een plezier om terug te luisteren naar één van mijn favoriete stukken
van gitaar, een stuk waar ik niet graag meer naar luisterde, omdat het verhaal van de verschillende
uitvoerders vaak weinig tot niet verschilde. Niet alleen de eerste prelude speelt hij schitterend,
dankzij hem ben ik ook meer beginnen luisteren naar hedendaagse klassieke gitaarmuziek en tot mijn
grote verbazing vond ik deze muziek heel mooi. Enkele voorbeelden zijn ‘Mano a Mano’ van Magnus
Lindberg, of ‘Music of Memory’ van Nicolas Maw.
Tot voor kort moest ik niets weten van hedendaagse muziek, maar momenteel luister ik soms liever
naar deze muziek dan naar romantische muziek of tonale muziek in het algemeen. De tonale muziek
is ook zeer mooi, maar na een tijdje begon het mij een beetje te vervelen omdat het altijd tonaal
klonk, alle tonen lossen mooi op, van tonica naar dominant, kleine modulatie en weer hetzelfde.
Begrijp mij niet verkeerd, ik vind dit nog steeds fantastisch mooie muziek, maar je kan het een beetje
vergelijken met telkens naar dezelfde rockband te luisteren. Na een tijd wordt je dit ook beu. En toen
begon ik meer en meer te luisteren naar de hedendaagse muziek. Dit jaar speelde ik voor
kamermuziek een trio dat bestond uit 2 gitaren en een accordeon, het werk was van Bernhard
Rövenstrunck en was getiteld: ‘Zeichen und Zeichnungen’. Het bestond uit tien korte deeltjes. Rond
de examenperiode betrapte ik mij er dan ook op dat ik met deze muziek in mijn hoofd aan het
rondlopen was. Ik had van één van mijn vorige gitaarleerkrachten een verhaal over hem gehoord, dat
als volgt ging: hij was als kleine jongen met zijn ouders naar een museum, maar hij mocht niet mee
naar binnen dus bleef hij wachten aan de ingang. Hij zag hoe de man die aan de vestiaire stond zijn
werk zonder te morren deed: jas aannemen, kaartje aan hangen en wegsteken, en zo verder en
verder. Wat het zo bijzonder maakte is dat deze man dit de hele tijd deed met een glimlach. Toen hij
dit zag, besliste hij om de job die hij later zou uitoefenen met dezelfde vastberadenheid uit te
voeren.
Dit verhaal deed me nog meer hunkeren om een job in de muziekwereld uit te oefenen. Ik zeg nu
‘job in de muziekwereld’ omdat ik deels ben afgestapt van het idee om gitaarleerkracht te worden.
Het lijkt mij uiteraard nog een zeer toffe job, maar dan zou je minder tijd hebben om zelf nog nieuwe
stukken te leren omdat je je lessen moet voorbereiden voor je leerlingen. Het lijkt mij veel toffer om
bijvoorbeeld concertgitarist te worden en dan zelf te beslissen welke stukken je gaat uitvoeren. Want
dan ben je als muzikant veel vrijer op vlak van stukken kiezen en op vlak van werkuren. Je kan zelf
kiezen wanneer je oefent en wanneer je je concerten gaat geven, over de middag of op de avond.
Voor mij is dit als muzikant heel belangrijk: vrijheid. Als je als muzikant gebonden bent aan een
bepaalde regelmaat stompt dit je creativiteit af omdat je dan vaak bezig bent met die regelmaat te
volgen. Nemen we nu als voorbeeld dat ik leerkracht ben. Ik zal vaak de lessen moeten voorbereiden,
welk stuk(ken) ga ik aan welke leerling geven? Hoe zal ik mijn lessen invullen zodat het voor elke
leerling toffe lessen blijven? Welke stukken voor kamermuziek zal ik geven aan mijn leerlingen?
Enzovoort, enzovoort,… Ik snap dat ik aan sommige van deze vragen niet zo veel tijd zal besteden,
want bij de meeste van deze vragen moet je je één keer goed concentreren en je kan voor een
bepaalde tijd verder. Maar het feit dat ik op een vaste dag of dagen elke week zal moeten lesgeven,
zal me als muzikant afstompen, in die zin dat ik minder artistieke tijd voor mezelf zal hebben. En dat
is wat ik bedoel met regelmaat, je bent eraan gebonden, je moet je bezig houden met deze vragen
opdat je je lessen zo goed mogelijk kan geven. Maar als louter concertgitarist ben je vrijer in die zin
dat je dan meer tijd hebt voor jezelf om je met het creëren van een programma bezig te houden. Ook
kies je zelf je uren dat je werkt, je kan eens een dag uitrusten of zelf een paar dagen, je beslist zelf
wanneer je een concert geeft,… Uiteraard heb je als concertgitarist ook je beperkingen. Je moet een
programma voorbereiden voor je concerten en je aan dit programma houden voor een bepaalde tijd.
Dit is niet zo’n grote beperking aangezien je zelf kiest welke stukken je gaat uitvoeren. En mettertijd
wordt je programma groter en groter. Je gaat namelijk niet jaar na jaar hetzelfde programma spelen.
Maar ook op vlak van de concerten zelf vind je een aantal beperkingen. Sommige organisatoren van
concerten hebben namelijk niet graag dat je hedendaagse muziek speelt.
Zelf ben ik nog niet werkzaam in het wereldje van de concertgitaristen maar toen ik op een Paris
Guitar Foundation documentaire stuitte waarin Marcin Dylla aan bod kwam, vertelde hij onder meer
over zijn ervaring met zo’n organisatoren. Hij vond dit niet kunnen en besloot toch het hedendaags
stuk te spelen. Hij vindt dat een muzikant zichzelf moet en mag artistiek uiten op een concert.
Waarom geven we anders concerten? Ik ga hier volledig mee akkoord. Een muzikant toont via zijn of
haar programma aan het publiek hoe hij of zij zich voelt op dat moment. Dat is juist het mooie aan
muziek. Als een muzikant in het dagelijkse (concert)leven stukken opgelegd krijgt, kan hij zich minder
artistiek uiten omdat hij de stukken niet zelf gekozen heeft.
Maar we moeten ook rekening houden met de maatschappij waarin we nu leven, een job als
gitaarleerkracht geeft een grote job zekerheid, wat zeer welkom is. En eventueel na een paar jaar kan
ik dan concertgitarist worden, al dan niet gecombineerd met mijn job als leerkracht. De vraag naar
een gitaarleerkracht in verschillende academies hier in Vlaanderen is nog altijd zeer groot, je moet
eventjes zoeken en dan kom je redelijk snel op een muziekschool uit die nog een gitaarleerkracht
zoekt. Wat dan wel jammer is, is dat de meeste leerlingen niet zo graag klassieke stukken willen leren
maar eerder popsongs, rocksongs,… van vroeger en nu. Maar ik versta ze wel, de klassieke stukken
zijn op hun leeftijd nu eenmaal stukken waarvan ze in slaap vallen, of waarvan ze een zwaar hoofd
krijgen. Toen ik hun leeftijd had, was ik ook minder geïnteresseerd in klassieke muziek. Klassieke
muziek vergt nu eenmaal veel aandacht, en laat dat nu juist hetgeen zijn wat kinderen ervan
weerhoudt om ernaar te luisteren. Kinderen luisteren liever naar popnummers, en rocknummers.
Genres die wat minder aandacht vragen, uiteraard zijn er ook kinderen die wel naar klassieke muziek
luisteren maar die zijn in een minderheid. Maar de klassieke gitaar heeft een enorm aanbod aan
genres. Zo is er bijvoorbeeld de Spaanse muziek met onder andere Francisco Tárrega, of de etnische
muziek waaronder we Carlo Domeniconi kunnen plaatsen, of Engelse muziek waarvan John Dowland
het meest bekend zal zijn.
Er is dus voor elk wat wils in de wereld van klassieke gitaar, en dat is wat de gitaarmuziek zo
interessant maakt. We kunnen alle richtingen uit. Hiermee ben ik aan het einde van mijn paper
gekomen. Ik hoop dat ik een duidelijk beeld heb kunnen scheppen over mijn 3 jaar aan het
conservatorium en mijn toekomstvisie.

You might also like