Professional Documents
Culture Documents
De leerkracht maakt en rij van 5 kindjes. Alle kinderen Zet een kind voor de klas. Laat de kinderen goed kijken en
doen hun ogen dicht. De leerkracht veranderd de daarna de ogen sluiten. De leerkracht veranderd iets aan
volgorde. De kinderen raden hoe de rij eerst was. het kind bv. Een mouw naar boven doen. De kinderen
raden wat er is veranderd.
Ik heb een euro in mijn hand Tik, tik, wie ben ik?
Eén kind doet de ogen dicht. Een ander kind tikt op de rug
'K heb een euro in mijn hand, en zegt: "Tik, tik, wie ben ik?" Het kind moet raden wie
die gaat reizen door het land. het is. Goed geraden? nog een keer! Fout geraden? Het
Is hij hier? Is hij daar? kind dat getikt heeft is aan de beurt.
Als je 'm ziet dan zeg je 't maar. In plaats van de horen gaat het kind alleen voelen.
In de spiegel Doe me na
De kinderen gaan per twee staan. Eén kind is de leider en Er wordt een leider aangeduid. De leider doet bewegingen
maakt rustige bewegingen. Het andere kind doet de voor. En zegt: De juf gaat zitten. De kleuters doen de
bewegingen na maar in spiegelbeeld. bewegingen na. Wanneer ze geen ‘de juf’ horen mogen ze
niet gaan zitten. Bv. Ga zitten.
Ik ga op reis en ik neem mee Kleurenspelletje
‘Ik ga op reis en neem mee’ is een spelletje waarbij De leerkracht noemt een kleur. De kinderen gaan in de
iemand dit zinnetje aanvult met een voorwerp. De tweede klas op zoek naar iets wat deze kleur heeft.
persoon herhaalt het zinnetje, het voorwerp en vult aan
met een eigen voorwerp. De Liedje: Rood, rood, ik heb geen rood,
derde persoon herhaalt alles wat de ik moet nog rood gaan zoeken, hier in alle hoeken.
persoon voor zich heeft gezegd en
vult aan met een eigen voorwerp
enzovoort. Alles moet in de juiste
volgorde worden herhaald.
Wie als eerste een fout maakt,
ligt eruit.