You are on page 1of 8

Ontwerpformulier speel-leeractiviteit

Jonge Kind

Naam student: Sanne Jansen Studentnummer: 3498131


School: Het Palet Plaats: Hapert
Stagegroep: 1/2 E Datum activiteit: 28-09-2020
SLB: Huub van Haagen Duur activiteit: +/- 15 minuten
(afhankelijk van de
betrokkenheid van de
kinderen)
BSC: Philip Spooren Ontwikkelingsgebieden: Taal
Mentor: Brenda Koolen

Uitgangspunten voor het leren van jonge kinderen

1. Jonge kinderen leren spelend.

2. Jonge kinderen ontwikkelen zich holistisch. Tegelijkertijd vindt ontwikkeling plaats op alle gebieden.

3. Zij hebben een betekenisvolle omgeving nodig die hen uitnodigt om de wereld te ontdekken.

4. Jonge kinderen leren vanuit concrete ervaringen met inzet van alle zintuigen.

5. Jonge kinderen leren vanuit betrokkenheid.

Beginsituatie van de kinderen met wie je gaat werken:

Algemeen

In de eerste paar weken op stage heb ik weinig taal lessen gezien en kunnen observeren in groep 1-2
E. Wel heb ik gezien dat de leerkracht een aantal keer een liedje/versje heeft gezongen met de
kinderen. Een voorbeeld hiervan is tijdens de opening van de dag, bij het opruimen en het eten.
Voornamelijk groep 2 leerlingen kunnen de liedjes meezingen en kennen de tekst ook helemaal. Een
aantal groep 1 kinderen die voor de zomervakantie al in de klas zaten, kennen deze liedjes ook en
kunnen deze deels goed meezingen. De kinderen die vanaf de zomervakantie zijn ingestroomd,
kennen de liedjes bijna niet maar begrijpen ze wel. Ze weten wat er moet gebeuren wanneer een
liedje gezongen wordt tijdens het werken, namelijk het opruimen van de klas. Ik heb een aantal
conclusies getrokken naar aanleiding van deze observaties. Veel kinderen vinden het nog moeilijk om
de tekst van de liedjes te onthouden; vooral de jongste kinderen hebben hier moeite mee. Wanneer
de juf enthousiast meedoet en ook in haar bewegingen laat zien wat ze bedoelt, lukt het de kinderen
beter om mee te doen met het liedje/versje.

Organisatorisch

In groep 1-2 E zitten 22 leerlingen. 12 meiden en ook 11 jongens.

Benodigde materialen: Afbeelding met het versje


Pedagogisch (gedrag)

Over het algemeen zijn er grote verschillen tussen groep 1 en groep 2 kinderen. Dit is ook zo tijdens
een kringactiviteit. Voornamelijk groep 2 kinderen hebben een actieve houding, kunnen al wat langer
in de kring zitten, weten dat ze moeten luisteren naar de juf, kletsen er niet doorheen etc. Deze
kinderen weten wat er van ze verwacht wordt in een kring. Bij de jonge kleuters is dit nog niet zo. Zij
moeten vaak nog wennen aan de ‘klassikale’ sfeer die een kringactiviteit met zich mee brengt. Het
wachten op je beurt, op je stoel blijven zitten, luisteren naar de juf. Dit kan nog lastig zijn. Vaak zie je
dat de jongere kinderen een voorbeeld nemen aan de oudere kinderen. Dit zie ik bijvoorbeeld tijdens
de werkles, waar jongere kinderen het werk van oudere kinderen proberen na te maken. Dit proces
wordt ook wel Socialisatie genoemd [ CITATION Bro16 \l 1043 ]. Kinderen nemen normen, waarden
en gedrag over van andere kinderen.

Vakdidactisch (voorkennis-kunde/bekendheid)

De meeste kinderen kennen vanuit school of thuis al een aantal versjes en liedjes. Voorbeelden
hiervan zijn de korte liedjes bij de dagopening, het eten en het opruimen. Iedere dag komen deze
versjes/liedjes weer terug. Het versje over Pio de Pauw, wat ik ze ga aanleren, is nog onbekend voor
de kinderen. Mijn mentor leert versjes altijd als volgt aan: Eerst leest ze het versje voor. Daarna gaat
ze het 5 keer herhalen met de kinderen. Ze zorgt ervoor dat de kinderen het aanleren aan de hand
van bewegingen, die bieden een houvast. Bij het herhalen van het versje zorgt ze voor afwisseling.
Een voorbeeld hiervan is: Eerst mogen de meisjes het proberen, daarna alleen de jongens.

Ik ga het voorbeeld van mijn mentor volgen het versje ook op deze manier aan te bieden. Na de
activiteit verwacht ik niet van alle kinderen dat ze het hele versje al zelfstandig kunnen opzeggen, ze
zullen hier nog wel wat hulp bij nodig hebben.
De kinderen kennen mij, ik ben al een paar keer bij hen in de klas geweest. Ze weten dat ik hun juf
ben en vertrouwen mij al redelijk. Dit weet ik doordat ze, wanneer ze verdriet hebben, naar mij
toekomen om getroost te worden. Veiligheid is een vereiste bij leren en ontwikkelen [ CITATION
Bro16 \l 1043 ]. Ik heb al eerder activiteiten aangeboden aan de kinderen. Ik merkte bij deze
activiteiten dat ze me zien als juf en naar mij luisteren.

Te verwachten betrokkenheid en aansluiting bij de belevingswereld

Het lukt vaak niet alle kinderen om meer dan 10 minuten stil te zitten bij een kring activiteit.
Wanneer de activiteit voor de kinderen veel betekenis heeft lukt dit langer [ CITATION Bro16 \l
1043 ]. De theorie verteld ons dat jonge kinderen vooral geïnteresseerd zijn in wat ze zelf bedacht
hebben. Het versje over Pio de Pauw ga ik de kinderen aanleren aan de hand van bewegingen. Ik wil
samen met de kinderen de bewegingen gaan bedenken, zodat ze het gevoel hebben veel inbreng in
de activiteit hebben gehad. Jonge kinderen hebben ook beweging nodig. Door te bewegen tijdens
het versje, voldoe ik aan hun bewegingsdrang [ CITATION Bro16 \l 1043 ].
Relevante actualiteit

De les sluit aan bij het thema ‘Pio de Pauw’. De kleuterklassen werken nu allemaal binnen dit thema
tot de herfst begint. Het thema is nu ongeveer twee weken bezig en de kinderen zijn erg betrokken.
Ze zijn erg enthousiast over de mooie pauwen en de interessante activiteiten.

Beschrijving en opbouw van de speel-leeractiviteit en/of de inrichting van de leeromgeving.


Bovenstaande uitgangspunten voor het leren van jonge kinderen moeten zichtbaar zijn in de speel-
leeractiviteit.

Fase 1 Inleiding

Betekenisvolle context:
In de klas hangt een plaat met daarop een pauw. Daarnaast hangt het versje. De klas is al ingericht
met het thema Pio de Pauw, hierdoor zorg ik voor een betekenisvolle omgeving. Ik kies er bewust
voor om de veren van de pauw niet bij de kring neer te zetten, omdat ik eerder had ervaren dat dit
voor onrust zorgt. Daarom laat ik de veren achter in de klas staan.

Gesprek:
Ik bespreek samen met de kinderen de regels die we tijdens de kring hanteren. Dit doe ik aan de
hand van het kikkertje, een methode die mijn mentor in de klas gebruikt om de kinderen een goede
basishouding in de kring aan te leren. Daarna ga ik aandacht besteden aan de grote plaat die ik in de
klas heb staan. Wie kan er wat over vertellen? Wat zou dit zijn? Zijn er misschien al kinderen die
sommige letters op de plaat herkennen? Over wie zou dit versje gaan?

Fase 2 Aanleren

Werkvormen:
Ik lees het versje een keer helemaal voor, de kinderen moeten luisteren. Daarna gaan we bespreken
wat ze allemaal terug hoorden in het versje (bijvoorbeeld honderd mooie veren). Daarna gaan we
aan ieder plaatje een beweging koppelen. Dit brengen de kinderen zelf in, maar zo nodig ga ik dit wel
de goede richting op sturen. Het is de bedoeling dat de bewegingen samenhangen met de tekst/het
plaatje. We oefenen het versje nu 5 keer, aan de hand van de bewegingen. De eerste en tweede keer
mogen alle kinderen meedoen. Daarna gaan we proberen of ook alleen de meisjes het kunnen.
Daarna gaan we kijken of de jongens het ook kunnen. Dit zorgt voor een spelelement bij het
aanleren, wat jonge kinderen aanspreek [ CITATION Bro16 \l 1043 ]. Bij de vijfde keer gaan we het
allemaal nog eens samen het versje goed op te zeggen. Als het versje er goed in zit, zal ik bij de vijfde
keer niets zeggen (ook niet aanwijzen met de stok. De kinderen zeggen het versje dan zelfstandig op.

Lesdoel:

Aan het einde van de activiteit kunnen de kinderen met behulp van de leerkracht het versje met de
bewegingen erbij opzeggen.

Inrichting rijke, betekenisvolle leeromgeving (veilig en uitdagend):

Om een praktisch veilige leeromgeving te creëren in deze les, zorg ik ervoor dat de activiteit verloopt
zoals een normale kring activiteit. Ik zorg dat ik de plaat met de pauw en het versje al klaar heb
liggen. Verder is de praktisch veilige leeromgeving vrij vanzelfsprekend. Ik maak gebruik van het
klaslokaal. (Dit is een vertrouwde omgeving, waarin de kinderen zich veilig voelen). Om een sociaal
veilige leeromgeving te creëren, is het van belang dat de kinderen zich gerespecteerd voelen
[ CITATION NJI20 \l 1043 ]. Dit heeft te maken met het pedagogisch klimaat in de klas. Doordat ik
ervoor zorg dat de kinderen naar elkaar luisteren en elkaar laten uitpraten, creëer ik een goed
pedagogisch klimaat. Ook vind ik het belangrijk dat de kinderen positieve feedback krijgen. Ik maak
de leeromgeving verder betekenisvol door uitnodigende materialen te gebruiken (de mooie plaat van
de pauw) en door een betekenisvolle context te gebruiken (een spelvorm) [ CITATION Pom17 \l
1043 ].

Onderbouwing van de speel-leeractiviteit en de inrichting van de leeromgeving vanuit


vakdidactiek en leerinhoud
Uitgangspunten voor het leren van jonge kinderen:
1. Jonge kinderen leren spelend: Bij mijn les leren de kinderen het liedje aan door middel van een
spelvorm. De kinderen leren het versje in de eerste plaats aan door middel van bewegingen, als een
soort dansje. Ze zullen dit zien als een soort leuke oefening. Ook zorg ik voor een spel tijdens het
herhalen van het versje door middel van afwisseling. Eerst kijken hoe alleen de meisjes het doen,
kunnen de jongens dit ook? Dat zorgt voor een speels effect.
2. Jonge kinderen ontwikkelen zich holistisch. Tegelijkertijd vindt ontwikkeling plaats op alle
gebieden: De kinderen zijn bezig met de taal ontwikkeling tijdens het aanleren van het versje, met de
sociaal-emotionele ontwikkeling (hoe zit ik in een kring of ga ik met mijn klasgenoten om?), de
motorische ontwikkeling (Hoe/welke bewegingen ga ik maken?) en de cognitieve ontwikkeling (Ik ga
de tekst van het versje onthouden)[ CITATION Bro16 \l 1043 ].
3. Zij hebben een betekenisvolle omgeving nodig die hen uitnodigt om de wereld te ontdekken: Dit
staat bij de beginsituatie uitgelegd.
4. Jonge kinderen leren vanuit concrete ervaringen met inzet van alle zintuigen. Tijdens deze les leren
de kinderen met het zien van het liedje en de pauw, het horen van het zingen en het doen/maken
van de bewegingen.
5. Jonge kinderen leren vanuit betrokkenheid. Dit heb ik uitgelegd bij de beginsituatie van de les.

Koppeling vakdidactiek

Taal

Een aantal kernwoorden die terug komen bij het versje behoren voor de kinderen over het algemeen
tot de receptieve woordenschat [ CITATION Pau02 \l 1043 ]. Dat wil zeggen dat de kinderen de
woorden wel kennen en herkennen, maar nog niet (vaak) zelf gebruiken. hierbij aan de woorden:
honderd, trots, misschien, vertel maar eens gauw).

Taalverwerving
Het is belangrijk dat een kind bij de eerste levensjaren al gestimuleerd wordt op taal gebied. Dit is op
latere leeftijd bij de kleuters terug te zien [ CITATION Pau02 \l 1043 ]. Als een kind in die vroege jaren
veel stimulans en ondersteuning op taalgebied heeft gekregen, heeft het meer kansen om zijn
taalvaardigheid in de latere jaren uit te bouwen tot een hoog niveau. De kinderen uit mijn klas zitten
nog onder de leeftijd van zeven jaar, wat inhoudt dat hun brein sterk gericht is op de verwerving van
taal. Het is daarom van groot belang om kansen te bieden voor deze ontwikkeling.

Begrijpend luisteren
Nadat de kinderen naar het versje geluisterd hebben is het de bedoeling dat ze vertellen wat ze
gehoord hebben. De luistervaardigheid is een onderdeel van de acht leerlijnen die het
Expertisecentrum Nederlands in 2007 heeft opgesteld [ CITATION Pau02 \l 1043 ].
Leerstoflijnen
Teksten in groep 1-2 gaan over onderwerpen die dicht bij de kinderen staan. Het gaat over dingen die
nu spelen. Het gaat dan ook over concrete onderwerpen, zoals over Pio de Pauw.

De leraar
Het aanbod wat ik als leerkracht aanbied, is grammaticaal correct en juist uitgesproken. Omdat de
kinderen leren door te imiteren/modelen zullen ze mijn foute uitspraak nadoen [ CITATION Pau02 \l
1043 ]. Ook moet mijn aanbod rijk zijn. Er moet een taalrijke omgeving worden aangeboden. Een
kind kan daarvan leren en zich ontwikkelen tot een taalvaardig persoon.

Muziek
Bij het aanleren van het versje heb ik gebruik gemaakt van de theorie over het aanleren van liedjes in
verschillende fasen bij jonge kinderen: inleiding, aanleren, uitbreiding (eventueel). [ CITATION
Van15 \l 1043 ]. De fase 1 inleiding en fase 2 aanleren zie je duidelijk terug in mijn
lesvoorbereidingen. In fase 1 zorg ik voor een betekenisvolle context. We gaan aan de slag met Pio
de Pauw. In fase 2 komen ook de vijf uitgangspunten van het leren van het jonge kind terug
[ CITATION Van15 \l 1043 ] Muziek en taal hebben veel gemeen met elkaar. Muziek heeft invloed op
de taalontwikkeling van kinderen [ CITATION Van15 \l 1043 ]. Woorden worden pas onthouden
wanneer kinderen ze in verschillende contexten tegengekomen zijn. Het opzeggen van een versje
zorgt voor een betekenisvolle context voor het leren van woorden en zorgt ook voor de herhaling die
noodzakelijk is [ CITATION Van15 \l 1043 ].

Koppeling leerlijnen/ontwikkelingslijnen met het lesdoel

Kerdoel 1:

De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie,
mondeling of schriftelijk gestructureerd weer te geven [CITATION Tul20 \l 1043 ]. Wanneer ik kijk
naar de tussendoelen voor groep 1-2 dan zie ik dat de kinderen behoefte hebben aan auditieve en
visuele ondersteuning, door middel van mimiek, stemgebruik, intonatie en materialen zoals de
voorbeeldplaat die ik gebruik. Ook moeten de zinnen kort en eenvoudig zijn [ CITATION Tul20 \l 1043
], zoals bij dit versje:

Hallo allemaal, ik ben Pio Pauw.


Ik heb honderd mooie veren,
met kleuren groen en blauw.
Vol trots laat ik ze zien,
vind jij ze mooi misschien?
Ben jij ook zo trots als een pauw?
Vertel het maar eens gauw.

Het lesdoel: Aan het einde van de activiteit kunnen de kinderen met behulp van de leerkracht het
versje met de bewegingen erbij opzeggen.
Dit doel heb ik geformuleerd aan de hand van de beginsituatie. Ik verwacht niet dat alle kinderen het
versje al helemaal kunnen opzeggen na de eerste les. Sommige kinderen hebben meer tijd nodig. Dit
lesdoel is dan ook voornamelijk een verwachting voor de oudere leerlingen.

Motorisch

Vanaf het vierde levensjaar zou de grove motoriek bij de meeste kinderen goed ontwikkeld moeten
zijn. [ CITATION Hen11 \l 1043 ]. Het kind kan al losse bewegingen maken, zoals alleen de hand
bewegen, in plaats van het hele lichaam. Echter weet ik dat er in mijn klas kinderen zijn die op
motorisch gebied achter lopen. Ik verwacht dat zij de simpele bewegingen tijdens deze activiteit wel
kunnen uitvoeren. Op motorisch gebied willen kinderen elkaar vaak nadoen en zullen ze elkaar
imiteren [ CITATION Hen11 \l 1043 ]. Dit komt goed uit voor de activiteit, hierdoor leren ze de tekst
van het versje beter te onthouden.

Cognitief

De cognitieve ontwikkeling hangt samen met de ontwikkeling van de zintuigen [ CITATION Hen11 \l
1043 ]. De wereld van jonge kinderen bestaat uit zien, ruiken, voelen, proeven en horen. De zintuigen
zien, horen en doen komen terug in mijn activiteit. Door de kinderen te laten ontdekken door het
gebruik van meerdere zintuigen, ontwikkelen deze zich [ CITATION Hen11 \l 1043 ]. Volgens de
theorie kan ik tijdens het vers je het volgende gedrag verwachten: Het ene kind zal eerst doen en dan
pas kijken wat er eigenlijk gebeurd. Het andere kind zal eindeloos kijken en opnemen wat er om zich
heen gebeurd en dan pas handelen. Bij beide kinderen wordt de cognitieve ontwikkeling
gestimuleerd[ CITATION Hen11 \l 1043 ].

Persoonlijke leerdoelen:
Mijn persoonlijk leerdoel:
Gedurende de les ben ik in staat om duidelijk leiding te geven en orde te houden. Dit wil ik bereiken
door duidelijk mijn grenzen aan te geven wanneer de kinderen te druk zijn en door de regels
concreet te benoemen. Dit blijf ik tijdens de loopbaan op de pabo lastig vinden, daarom wil ik werken
aan de manier waarop ik de leiding neem in de groep. Ik wil zorgen voor duidelijkheid door mijn
grenzen aan te geven en door de regels concreet te benoemen.

Ik werk tijdens mijn les volgens de vijf principes waarop jonge kinderen leren. Soms verwacht ik nog
teveel van het jonge kind qua stilzitten bij een kring en luisteren naar een uitleg, terwijl het jonge
kind eigenlijk op een heel andere manier zich ontwikkeld.
Evaluatie/terugblik op de speel-leeractiviteit:
Starr-reflectie [ CITATION Ben19 \l 1043 ]

Situatie- 28-09 heb ik de activiteit van het versje aanleren aangeboden. De activiteit was net na de
pauze, de kinderen waren een beetje beweeglijk omdat ze net flink hadden gerend en gespeeld.

Taak- Ik zou het versje gaan aanbieden in een kringopstelling. Ik had bedacht dat ik eerst het versje
zou opzeggen, daarna zou ik met de kinderen per zin een beweging bedenken. Dan zouden de
meeste kinderen aan het eind van de les het versje, aan de hand van de bewegingen, wel op kunnen
zeggen. Ik verwachtte van mezelf dat ik weinig zou hoeven sturen bij het bedenken van de
bewegingen. Zeker als ik kinderen uit groep 2 zou kiezen, die kunnen dat best zelf bedenken.

Actie- Ik heb de activiteit aangeboden zoals in het lesvoorbereidingsformulier aangegeven staat. Ik


heb wat meer tijd besteed aan het orde houden in de klas, omdat de kinderen vrij beweeglijk waren.
Theoretisch gezien zou dit moeten lukken, ik heb mijn lesvoorbereiding immers goed onderbouwd
met theorie.

Resultaat- Nadat ik het versje had opgelezen heb ik kinderen bewegingen laten bedenken. Dat bleek
toch nog best moeilijk te zijn. Daarom koos ik ervoor om een beweging voor te doen. Dan zouden
kinderen wel begrijpen wat ik bedoel met ‘kies een beweging die bij de tekst past’. Ook dit werkte
niet, de opdracht was te ingewikkeld. Uiteindelijk hebben we het versje klassikaal een paar keer
doorgenomen, daarna heb ik besloten te stoppen. Op dat moment zou ik mijn lesdoel toch niet
behalen, dacht ik. Daarom koos ik ervoor om op een later moment terug te komen op dit versje.

Reflectie- Na deze activiteit ben ik in gesprek gegaan met mijn mentor, zij had nog wel wat tips. Ik
zou kunnen proberen om het versje visueel te ondersteunen. Vervolgens heb ik plaatjes gezocht bij
het versje, die zouden de kernwoorden van de tekst moeten afbeelden. De volgende dag heb ik het
versje nog een keer mogen aanbieden. De kinderen zaten weer in een kringopstelling. Ik had de
plaatjes zo neergelegd dat ze voor iedereen goed zichtbaar waren. Eerst zei ik het versje zelf op,
ondertussen wees ik de plaatjes aan. De keer daarna mochten de kinderen meedoen, terwijl ik weer
de plaatjes aanwees. Dit hebben we een paar keer gedaan, uiteindelijk ook met (door mij bedachte)
bewegingen erbij. Uiteindelijk konden bijna alle kinderen, zonder dat ik met de stok aanwees, het
versje opzeggen. De meeste kinderen wisten zelfs nog de bewegingen te onthouden.

Ik ben trots op deze les omdat ik merkte dat het in de eerste instantie niet goed lukte. Daarna heb ik
tips gevraagd aan mijn mentor en ben ik zelf nog goed gaan nadenken. Ik heb de activiteit zo
aangepast dat deze wel goed aansloot op het niveau van de kinderen in mijn klas. Voor de volgende
keer neem ik mee dat ik het beste op een laag niveau kan beginnen en dan de activiteit steeds
moeilijker maken. Bijvoorbeeld, ik begin met de plaatjes aanwijzen en het zelf voorzeggen van het
versje. Dan kom ik erachter dat ze de plaatjes helemaal niet nodig hebben, die kan ik dan weghalen
waardoor de activiteit moeilijker wordt. Het weghalen van de plaatjes wanneer de activiteit te
makkelijk is, is eenvoudiger dan het erbij ‘toveren’ van plaatjes, wanneer de activiteit toch te lastig is.

Het consequent handelen ging goed bij beide activiteiten. Ik had voor mezelf een klein blaadje op
mijn stoel geplakt (wat de kinderen niet zagen), waar ik het woord consequent op geschreven had.
Telkens wanneer ik in een situatie kwam waarin ik consequent moest handelen zag ik dat woord en
deed ik het vervolgens ook. Het was voor mij een soort reminder dat ik wél best even duidelijk mag
zijn, en niet alleen maar de lieve juf hoef te zijn.
Feedback mentor

Je start de activiteit met het voorlezen van het versje. Een aantal kinderen proberen al met het versje
mee te doen. Je geeft aan dat ze even mogen luisteren, zo meteen mogen ze meedoen. Je leert de
kinderen daarna het versje zin voor zin aan en vraagt hen hier bewegingen bij te bedenken. De
kinderen worden na een tijdje erg onrustig. Het bedenken van een beweging bij een versje wat je
niet kent is erg lastig. De kinderen komen er ook niet echt uit. Je besluit te stoppen met de activiteit
en geeft aan dat we op een later moment verder gaan.  
Diezelfde middag hebben we het over de activiteit. Hoe komt het nu dat het aanleren van het versje
minder soepel verliep? De mentor geeft als tip om het versje visueel te ondersteunen. De
bewegingen die de kinderen ‘moeten’ maken, kun je laten zien op een afbeelding. De volgende dag
pak je het versje weer op. Je merkt dat het aanleren sneller en vlotter verloopt. De kinderen zijn
betrokken en pikken het versje erg snel op. Probeer de theorie die je gebruikt, in te zetten in je les. 

Feedback medestudent

Jenny Wishaupt

Je hebt een erg doordachte les gegeven. Ik zie dat jij je hebt laten inspireren door zowel je mentor als
de theorie.
Je theorie-praktijkkoppeling is goed. Je geeft aan wat je in je klas ziet en wat de theorie hierover zegt.
Hierdoor wordt je les alleen maar sterker.
Tijdens het lezen van je les, heb ik gemerkt dat je nog veel in spreektaal schrijft. Probeer hierop te
letten. Dat zal je lessen professioneler laten klinken.
Ik heb een aantal delen van je tekst ‘verbeterd’. Kijk maar hoe en wat je er mee wil doen.  
Ik zie dat je veel bent gegroeid door de afgelopen jaren heen. Ga zo door! Je bent een topper!

You might also like