You are on page 1of 14

Leefomgeving

Opgave 17 Proefproject Zandmotor langs de Delflandse kust


Bestudeer de bronnen 1 tot en met 3 uit het bronnenboekje die bij deze opgave
horen.
1p

125

3p

226

2p

327

2p

1p

428

529

Hoe wordt het type kustbeheer genoemd waarvan de Zandmotor een goed
voorbeeld is?
De grote zandsuppletie die wordt aangebracht bij het proefproject Zandmotor zal
door de werking van drie natuurlijke processen leiden tot een versterking van de
(duin)kust.
Beschrijf de werking van de Zandmotor met behulp van die drie natuurlijke
processen.
Leg uit hoe door het proefproject Zandmotor ecologische schade op de bodem
van de Noordzee ontstaat.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolg relatie bevatten
Gebruik bron 1.
Zandsuppletie op het strand en in het ondiepe water voor de kust is in
Nederland niet eerder op een dergelijk grote schaal toegepast.
Geef twee fysisch-geografische argumenten waarom juist de Delflandse kust
gekozen is voor een grootschalig proefproject als de Zandmotor.
Gebruik bron 2.
Als het proefproject goed blijkt te werken, zou ergens anders langs de kust nog
een zandmotor aangelegd kunnen worden.
Welke letter in de bron, A, B, C of D, geeft de locatie aan die het meest geschikt
is om nog een zandmotor aan te leggen?

VW-0131-a-12-1-o

lees verder

Leefomgeving

Opgave 7 Proefproject Zandmotor langs de


Delflandse kust
bron 1
Zandmotor
De Zandmotor is een proefproject waarbij een zeer grote hoeveelheid zand voor
de kust van de Delflandse Hoofden is aangebracht (zie de overzichtskaart van
Midden-Nederland in de atlas). De Zandmotor ligt iets ten noorden van het
plaatsje Ter Heijde (tussen Hoek van Holland en Den Haag). De Zandmotor
beslaat boven en onder water een oppervlakte van 125 hectare. De Zandmotor
heeft de vorm van een haak die 1,5 kilometer de zee in steekt. De basis van de
Zandmotor ligt op het strand en heeft een lengte van twee kilometer.

vrij naar: De Bosatlas van Nederland Waterland, 2010, kaart 48C1

VW-0131-a-12-1-b

10

lees verder

bron 2
Vier mogelijke locaties voor een tweede zandmotor

B
A

40

80 km

vrij naar: de Grote Bosatlas


bron 3
De Zandmotor gezien in zuidelijke richting

vrij naar: Rijkswaterstaat/Joop van Houdt

VW-0131-a-12-1-b

11

lees verder

Leefomgeving

Opgave 27 De Maas van bron tot monding


Bestudeer bron 1 uit het bronnenboekje die bij deze opgave hoort.

2p

2p

3p

2p

6 27

728

829

930

Gebruik bron 1.
In de tekst van bron 1 zijn de letters a, b en c aangegeven. Deze letters
horen bij de omschrijvingen van drie begrippen.
Neem de letters a, b en c uit de bron. over op je antwoordblad.
Schrijf achter elke letter het begrip dat daarop van toepassing is.
In het noordoosten van de Ardennen bevinden zich de Hautes Fagnes (zie
kaartblad 97). De Hautes Fagnes zijn een hoogveengebied waar veel
neerslag valt.
Leg uit welk effect dit hoogveengebied heeft op een afvoerpiek in het
Nederlandse deel van de Maas.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Gebruik de atlas.
Door de fysisch-geografische situatie bij Mook, ten zuiden van Nijmegen,
maakt de Maas daar een scherpe bocht. In het verleden stroomde de
Maas daar bij hoge afvoer vaak over de linkeroever. Om grote
overstromingen te voorkomen werd bij Beers al in de 16e eeuw een
verlaging in de dijk gemaakt: de Beerse Overlaat. Bij een hoge
waterafvoer kon dan het gebied ten zuiden van de Maas tot aan
s-Hertogenbosch tijdelijk onder water komen te staan. Sinds 1942 wordt
deze Beerse Overlaat niet meer gebruikt.
Geef
met behulp van de kaartbladen 43 en 45 aan waardoor de Maas bij
Mook een scherpe bocht maakt;
aan welk effect de Beerse Overlaat had op het regiem stroomafwaarts;
aan welk onderdeel uit de drietrapsstrategie vergelijkbaar is met de
Beerse Overlaat.
Gebruik kaartblad 42-43.
In het mondingsgebied van de Maas wordt in het Volkerak de waterstand
kunstmatig laag gehouden.
Beredeneer dat het juist tijdens een zware storm op de Noordzee
belangrijk is dat de waterstand in het Volkerak kunstmatig laag is.

VW-0131-a-14-1-o

8/9

lees verder

Kustverdediging op de Waddeneilanden
Bron 1: Dijkring

Een dijkringgebied is een gebied omgeven door een primaire waterkering, zoals
dijken, duinen en constructies voor het waterbeheer zoals sluizen en gemalen en
hoge gronden. Hoge gronden zijn gebieden die van nature ruim boven hoogwater
liggen. Voorbeelden zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en het Rijk van
Nijmegen.

1/2

2p

10

2p

11

2p

1p

2p

12

13

14

Gebruik bron 1
De Waddeneilanden Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog
kennen elk een dijkringgebied. Deze dijkringgebieden liggen allemaal aan
de zuidkant van de eilanden.
Beschrijf het verschil in bescherming van de eilanden aan de noordkant en
de zuidkant.
Gebruik bron 1
Beredeneer vanuit de economische dimensie dat de dijkringgebieden
op de Waddeneilanden (geel gekleurd) een hogere veiligheidsnorm
hebben gekregen dan in het rivierengebied (groen gekleurd).
Sommige mensen zijn van mening dat de dijkringgebieden op de
Waddeneilanden terug moeten worden gegeven aan de natuur.
Voorstanders zeggen dat door een natuurlijk proces het
overstromingsrisico van deze gebieden vanzelf zal dalen.
Beschrijf het proces dat ervoor kan zorgen dat het overstromingsrisico
van deze gebieden vanzelf omlaag gaat.
In de praktijk blijkt het argument van de voorstanders echter teniet te
worden gedaan door een ander natuurlijk proces dat er eigenlijk voor zorgt
dat de veiligheidsnorm juist omhoog zou moeten.
Welk natuurlijk proces wordt hier bedoeld?
De duinen aan de noordkant van de Waddeneilanden worden onder
andere in stand gehouden door zandsuppleties. Dit past goed in het beleid
van dynamisch kustbeheer.
Stel dat de regering besluit om de dijkringgebieden aan de zuidkanten van
de Waddeneilanden terug te geven aan de natuur door de dijken door te
steken of zelfs helemaal af te graven.
Beredeneer of zandsuppleties in dit geval in het kader van dynamisch
kustbeheer kunnen bijdragen aan een veilige kuststrook aan de zuidkant
van de eilanden.

2/2

Leefomgeving

Opgave 47 Het regiem van de Rijn en zijrivieren in Duitsland


Bestudeer de bronnen 1 en 2 uit het bronnenboekje die bij deze opgave
horen.
3p

26

15

2p

2p

3p

16
27

28
17

29
18

In welk jaargetijde komen het vaakst piekafvoeren voor in het


Nederlandse deel van de Rijn?
Geef twee oorzaken waardoor juist in dat jaargetijde piekafvoeren
ontstaan.
Gebruik bron 1 en zoek de plaats Worms op in de atlas.
Deze bron laat het verloop van een hoogwatergolf zien bij de Duitse stad
Worms uit de jaren 1882 (lijn 1) en 1955 (lijn 2).
Leg uit dat lijn 2 de hoogwatergolf weergeeft uit het jaar 1955.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolg relatie bevatten.
Gebruik bron 1.
Bovenstrooms van Worms zijn het afgelopen decennium maatregelen
getroffen die overstromingen van de Rijn moeten tegengaan. Deze
maatregelen zijn vergelijkbaar met de maatregelen die in Nederland
worden getroffen.
Beredeneer welk effect deze maatregelen hebben op het huidige verloop
van een hoogwatergolf bij Worms.
Gebruik bron 2 en de atlas.
Neem de cijfers 1, 2 en 3 uit de bron over op je antwoordblad.
Schrijf achter elk cijfer de naam van de juiste stad: Basel, Keulen of Trier.
Geef een uitleg voor je keuze van het cijfer bij de stad Basel.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolg relatie bevatten.

VW-0131-a-13-2-o

8/9

lees verder

Leefomgeving

Opgave 47 Het regiem van de Rijn en zijrivieren in Duitsland


bron 1
Verloop van twee hoogwatergolven in de Rijn ter hoogte van de stad
Worms (na een periode van hevige regenval)
afvoer
in m3/s

8.000
2
7.000
6.000
5.000

4.000
3.000
2.000
1.000
0

10 11 12
dagen

vrij naar: Te Linde, A.H., J.C.J.H. Aerts & J.C.J. Kwadijk: Effectiveness
of flood management measures on peak discharges in the Rhine basin
under climate change, Journal of Flood Risk Management, 2010

VW-0131-a-13-2-b

10 / 12

lees verder

bron 2

Gemiddelde maandafvoer ten opzichte van de


gemiddelde maandafvoer per jaar

De gemiddelde maandafvoer (in verhouding tot de gemiddelde


maandafvoer per jaar) bij drie steden in het rivierstelsel van de Rijn:
Basel, Keulen en Trier (in alfabetische volgorde)
2,2
2,0
1
1,8
1,6
1,4
2

1,2
1,0

0,8
0,6
0,4
0,2
0,0
jan

feb

mrt

apr

mei

jun

jul

aug

sep

okt

nov

dec

In februari geeft lijn 1 een waarde van 1,8 aan. Dit betekent dat de
gemiddelde afvoer in februari 1,8 maal zo groot is als de totale gemiddelde jaarafvoer
gedeeld door twaalf.

vrij naar: www.iksr.org

VW-0131-a-13-2-b

11 / 12

lees verder

Leefomgeving

Opgave 57 Waterbeleid
Bestudeer de bronnen 1a tot en met 1c uit het bronnenboekje die bij deze
opgave horen.

2p

2p

4p

27
19

28
20

29
21

Naar aanleiding van de hoogwaterproblematiek in de oeverstaten van de Rijn in


1993 en 1995 werd in 1998 het Actieplan Hoogwater aangenomen.
Beredeneer dat Nederland meer belang heeft bij samenwerking tussen de
oeverstaten van de Rijn dan Duitsland.
De hoeveelheid water die bij Spijk (bij Lobith) ons land binnenstroomt, neemt
toe. Studies wijzen uit dat we na 2015 rekening moeten houden met extremen
van 16.000 tot zelfs 18.000 m water per seconde. Sinds de
(bijna)overstromingen in 1993 en 1995 past men een andere strategie toe om
overstromingen door de rivieren te voorkomen dan daarvoor.
Beschrijf hoe het beleid ten aanzien van het overstromingsgevaar van de grote
rivieren in Nederland is veranderd naar aanleiding van de (bijna)overstromingen
in 1993 en 1995.
Neem in je beschrijving op:
de strategie die men vr 1995 hanteerde;
de strategie die men n 1995 hanteert.
Gebruik bron 1a, b en c.
Deze bron toont drie schetsen van het gebied Hondsbroekse Pleij ten
zuidoosten van Arnhem. Bij Hondsbroekse Pleij splitst de Rijn (het
Pannerdens Kanaal) zich in Neder-Rijn en IJssel. Uit de bron is af te leiden dat
er in dit gebied twee ingrepen zijn gepland om extreme afvoeren in de toekomst
te kunnen verwerken.
Neem onderstaand schema over op je antwoordblad en
zet in de eerste kolom de ingrepen die bij Hondbroekse Pleij worden
gedaan;
zet in de tweede kolom bij welk onderdeel van de drietrapsstrategie elk van
beide ingrepen past;
zet in de derde kolom welk effect de ingrepen zullen hebben.
ingreep

VW-0131-a-11-2-o

onderdeel uit de
drietrapsstrategie

het effect van de


ingreep

lees verder

Leefomgeving

Opgave 57 Waterbeleid
bron 1a
Schets uitgangssituatie Hondsbroekse Pleij
De bebouwing oostelijk in de schets is Westervoort.

vrij naar: Illustraties Rijkswaterstaat

VW-0131-a-11-2-b

11

lees verder

Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL).


Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.

bron 1b
Schets eindfase Hondsbroekse Pleij 2010, situatie weergegeven bij
normale waterstand
De bebouwing oostelijk in de schets is Westervoort.

De instelbare overlaat zorgt ervoor dat bij hoogwater meer water doorstroomt
naar de IJssel.
vrij naar: Illustraties Rijkswaterstaat

VW-0131-a-11-2-b

12

lees verder

Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL).


Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.

bron 1c
Schets eindfase Hondsbroekse Pleij 2010, situatie weergegeven bij
extreem hoge waterstand
De bebouwing oostelijk in de schets is Westervoort.

vrij naar: Illustraties Rijkswaterstaat

VW-0131-a-11-2-b

13

lees verder

Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL).


Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.

Opdracht 6 De Waal
2p

22

Bestudeer de bron.
In de Gemeente Neder-Betuwe zijn er maatregelen genomen tegen
overstromingen. Langs de Waalbandijk die het dorp Dodewaard
beschermt zie je een strook water genaamd De Strang.
Noteer de naam van deze ingreep/maatregel en leg uit wat het effect is
van deze maatregel.

2p

23

Bestudeer de bron.
Onder de letters van Gemeente Neder-Betuwe zie je drie vier grote
plassen liggen. Leg uit hoe deze plassen waarschijnlijk zijn ontstaan.

3p

24

De hoogte van het landschap wordt weergegeven met schuingedrukte


cijfers (cursief). Wat valt je op wanneer je de hoogte bekijkt van het
landschap ten noorden en ten zuiden van de Waalbandijk? Verklaar je
bevinding .

2p

25

In de Hiensche Uiterwaarde zie je een elektriciteitscentrale liggen.


Geef een voordeel en een nadeel van de ligging van deze centrale.

2p

26

Noteer twee redenen waarom hier niet is gekozen voor dijkverlegging.


Gebruik gegevens uit de kaart. (Gebruik eventueel de legenda uit de
atlas voor de verklaring van de symbolen).

You might also like