You are on page 1of 2

Koppeling tussen Antropologie en Filosofie a.d.h.v.

een
filmpje:

(https://www.youtube.com/watch?v=zcruIov45bI)
in dit filmpje zie je hoe iemand andere mensen uit zijn omgeving helpt. Zo helpt
hij altijd de mevrouw met de kar, geeft hij bananen aan zijn buurvrouw, geeft de
hond te eten, geeft geld aan het meisje zodat ze naar school toe kan.
Tijdens het filmpje zie je hoe andere mensen uit de omgeving op de jongeman
reageren; ze schudden hun hoofd en lijken zijn gedrag vreemd te vinden. Waarom
zou je immers je eigen eten met een hond delen, of bedelende mensen je eigen
geld geven? Volgens Foucault wordt het gedrag, het helpen van anderen, van de
jongen als abnormaal beschouwd door de mensen uit de omgeving. In sommige
samenlevingen speelt de waarde van behulpzaamheid een grote rol, zo ook in
Nederland waar het zelfs de plicht is dat je iemand in nood hulp moet bieden.
Maar toch worden mensen steeds onzekerder of ze anderen wel moeten helpen
met hun problemen. Ook speelt deze onzekerheid mee bij het opvoeden. Die
onzekerheid komt met name doordat mensen steeds meer informatiebronnen
krijgen die hen vertellen wat wel en niet goed is bij opvoeden en hulp aanbieden,
waardoor opvoeders steeds meer gaan twijfelen over hun eigen handelen. Doe ik
het wel goed? Is mijn keuze in handelen wel de beste, of zijn er betere technieken
die ik moet toepassen? Moet ik eigenlijk wel helpen, of kan ik dat beter aan
professionals overlaten?
Macht speelt bij deze twijfels een grote rol. In onze westerse samenleving heeft
de wetenschap veel macht over ons doen en laten verkregen, aangezien
iedereen ervanuit gaat dat de wetenschap het altijd bij het rechte eind heeft. De
wetenschap heeft ons in haar macht, doordat zij aan ons verkondigd de juiste, de
goede antwoorden te hebben. En mensen geloven dat en gaan naar die
antwoorden handelen. Maar doordat er zoveel kennis is over wat nou goed is om
te doen bij opvoeden, en bij hulp en ondersteuning bieden aan anderen, ontstaan
de twijfels bij mensen over wat ze moeten doen. Aan de ene kant willen ze aan
de regels van hun samenleving voldoen. Ze willen zich houden aan hun eigen
framing rules, de waarden en normen die gelden in hun samenleving. Mensen
gaan zich ook achter deze regels verschuilen; als mijn samenleving zegt dat ik
niet moet helpen, omdat ik niet goed weet hoe ik dat moet doen, dan kan ik maar
beter de hulpvrager niet helpen. Mensen zijn met andere woorden een product
van de samenleving geworden, die niet zelf meer durft te denken omdat het bang
is gestraft te worden als zijn gedrag niet overeenkomt met dat wat anderen van
hem verwachten.

Maar op het einde van het filmpje zie je wel hoe de andere mensen uiteindelijk
heel dankbaar zijn dat de jongen hen zo vaak helpt. Je ziet dat het gedrag van de
jongeman zijn sociaal kapitaal deels vergroot: zo gaat de vrouw van de kar
ervanuit dat hij haar komt helpen en hebben ze plezier samen als ze de kar de
stoep op duwen.
Ook wordt in het filmpje vertelt dat de jongen er niks voor krijgt, maar wel
emoties ervaart. Je kan zien dat de jongen helpt omdat er bepaalde feeling rules
voor hem bij meespelen. Hij helpt de mensen omdat hij ziet dat zij dat fijn en leuk
vinden en wordt daar zelf ook vrolijk van en ervaart daardoor geluk in zijn eigen
leven. De jongen haalt zelf voldoening uit het helpen van andere mensen uit zijn
omgeving.
Je moet je afvragen in hoeverre dit gedrag wel of niet abnormaal is. De mensen
om hem heen vinden het eerst vreemd en abnormaal dat hij anderen helpt,
omdat ze niet inzien wat het voor een resultaat op kan leveren. Maar je ziet dat
de jongen er zelf gelukkig van wordt dat hij anderen kan helpen. Hij helpt de
mensen in zijn omgeving uit puur altrustische motieven: hij wilt hen helpen
omdat hij ziet dat ze hulp nodig hebben, en niet om er zelf iets uit te halen zoals
geld of beroemdheid. De jongeman helpt puur omdat hij anderen wilt helpen in
gelukkiger te worden. Hij krijgt daardoor zelf een beter begrip van zijn eigen
leven en zijn samenleving en wordt er gelukkig van dat hij anderen gelukkig ziet
worden. En dat is volgens veel filosofen, waaronder Aristoteles, uiteindelijk
hetgeen wij nastreven; gelukkig zijn.
Mensen zijn vaak onzeker of ze wel goed handelen, omdat ze bang zijn dat ze
daardoor vreemd worden aangekeken door anderen. Dit komt doordat de
samenleving zich onderhevig vindt aan de macht van de regels, waarden en
normen die er in die samenleving zijn ingeburgerd. Mensen hebben deze
waarden en normen van elkaar overgenomen en aan elkaar doorgegeven
(enculturatie). Maar deze onzekerheid over wat anderen van jou gedrag vinden,
staat je eigen geluk dan in de weg. Het helpen van anderen is belangrijk, opdat je
daardoor zelf een voldaan gevoel kan krijgen, evenals dat je mensen uit je
omgeving de hulp biedt die zij zoeken. In een samenleving is het belangrijk dat
mensen elkaar kunnen helpen als dat nodig is, ongeacht of anderen dit gedrag
als abnormaal zien. Als mens moet je zelf beslissen of het goed is om hulp aan te
bieden aan iemand in je eigen omgeving, of dat nou hulp bij het opvoeden is of
hulp bij een ontwikkelingstaak van een kind of jongeren, zoals in het geval van
mijn opvoedvraag. Als je deze hulp immers aanbiedt, kun je ervoor zorgen dat je
allebei gelukkiger kan worden in je leven en dat is uiteindelijk het doel wat we
allemaal nastreven.

You might also like