You are on page 1of 174

LUCHTDANSER

RIHANA JAMALUDIN

INHOUD
1 Amsterdam in vogelvlucht
2 Het grachtenhuis
3 Nacht over de stad
4 Luchtdanser
5 Tommie
6 Het vergeten huis
7 Club Night
8 Beeldenstorm
9 Pattas of Pradas
10 Brand
11 Stalkers
12 De Tyra Banks Troef
13 Roots
14 Het Dievenbal
15 Feti
16 Broko bika
17 Spotlight Chick
18 Het Zonnehuis
19 De Verloren Vader
20 Het Dorre Woud
21 Compadres
22 Lucebert
23 Backflip
24 Angel in the sky
25 Parkour
26 Damsko
27 De Val
28 Peepz
29 Veranderingen en plannen
30 Balloon Girl
Epiloog De wereld draait gewoon door

3
15
22
29
38
44
48
52
62
69
73
81
85
88
95
101
107
112
115
119
126
128
132
136
140
146
151
160
163
167
172

1
Amsterdam in vogelvlucht

De vroege ochtendzon scheen over de daken. Het silhouet van puntige daken en
torenspitsen tekende zich duidelijk af tegen de witte lucht. De zomerdag maakte
schoorvoetend haar entree, Amsterdam ontwaakte langzaam. De vogels hadden al bij
dageraad hun nesten in kozijnen en dakgoten verlaten en vlogen in luidruchtige zwermen
over. Beneden hen lag een lappendeken van daken, doorsneden met keurig
opeenvolgende rijen grachten en straten die dwars door alles heen leken te gaan. Bruggen
verbonden op regelmatige afstand van elkaar de kades en hielden de stad als het ware
hand in hand bij elkaar. Woonboten en rondvaartboten lagen nog in diepe rust langs de
wal. Verder weg dobberde de veerboot over het Ij. De verwaaide tonen van een carillon
waren vaag hoorbaar, een meeuw maakte sierlijk een boog naar de gracht.
Op straat klingelde de eerste tram, de kraamhouders van de Albert Cuypmarkt stalden
hun kazen en rollen textiel uit. Tentstaven werden opgezet, metaal schraapte over de
stoep, kisten groenten en fruit werden met een klap afgeladen. Met luide stemmen
begroetten de marktlui elkaar en de nieuwe dag. Hun stemmen kaatsten tegen de gevels
omhoog. De klank steeg naar stillere verdiepingen. De meeste bewoners lagen nog te
slapen.
Schoenen knerpten over het grind op het plat. Het dak was droog, dat bood goed houvast.
Hij speurde de omgeving af. Roodbruine dakpannen en leigrijze daken strekten zich uit
als een stenen woud. Driehoekige blokken die zij aan zij met de hellende kanten
aaneengesloten lagen, slechts gescheiden door een reep metaal of een dakgoot. Waar de
daken haaks tegen elkaar lagen, bood een aangebouwd tussenmuurtje uitweg. Alsof de
bouwers eraan gedacht hadden hem een steuntje voor zijn afsprong te bieden.
Bij de dakrand hield hij halt. Clyde keek naar het andere huis. Een moment schatte de
runner de afstand. Toen boog hij door de knien, zette krachtig af en sprong.
Van beneden af keek een marktvrouw omhoog en zag hem. Het geluid van haar schreeuw
volgde hem door de lucht.
Met een bons landde hij, gehurkt om de schok op te vangen. Snel rende hij over het dak
verder. Nu hij was opgemerkt moest hij zo vlug mogelijk uit het zicht zien te raken. Hij
klauterde over dakpannen, balanceerde in een dakgoot. Het was een geluk dat in de wijk
De Pijp de huizen zo dicht tegen elkaar aan lagen.
De ongewenste ontdekking zorgde voor nog meer adrenaline, zijn hartslag en ademhaling
versnelden, zijn concentratie spitste zich toe op de getrainde bewegingen van zijn lijf en
ledematen. In een fractie van seconden schatte hij afstanden, obstakels en mogelijkheden,
sprong over schoorstenen, zette zich af tegen zolderluiken, zeilde door de lucht van dak

naar dak. Zijn vingertoppen haakten aan richels en uitsteeksels, vonden houvast en
duwden weer af, voort.
Eindelijk hield hij hijgend halt. Wachtte gehurkt achter het muurtje van een deels plat
dak, tot hij weer op adem was gekomen. Intussen was hij alert op geluiden uit de
omgeving. Geen ander lawaai dan dat van het verkeer. Mooi, het was gelukt; hij was weg
voor hij goed en wel gezien was. Natuurlijk was het verboden te freerunnen op
andermans dak, maar hoe kon hij de verleiding weerstaan? Alleen de vogels wisten wat
anderen daar beneden nooit zouden begrijpen.
Voorzichtig kwam hij overeind en speurde rond. Hij bevond zich temidden van een
landschap van daken. De ochtendkou werd langzamerhand verdreven door de
zonnestralen. Hij had het warm gekregen. Clyde maakte de rits van zijn trainingspak
open en verschoof zijn polsbanden. De ribbels kroeshaar waren zo kort geknipt dat je de
huid erdoorheen zag glimmen. Net zeventien jaar geworden lag de wereld voor hem
open, letterlijk en figuurlijk, hij kon de stad aan zijn voeten zien liggen. De adrenaline
werkte nog na en hij spreidde zijn armen in extase, omhelsde wat onbereikbaar was,
hemel en aarde. Met zijn ogen dicht en zijn hoofd omhoog geheven, voelde hij het leven
door zich heen stromen, glimlachte.
Een tiental meters verder fladderden opeens duiven klapwiekend omhoog. Aha, daar
moest Hadir zijn gearriveerd. Clyde zag de runner naderbij komen over de daken, af en
toe uit het zicht gerakend door de grillige route.
Fa waka!` Hadir dook op vanachter een luchtkoker. Zijn open gezicht straalde van
plezier. Zo te zien had ook hij genoten van zijn ochtendsprint over de daken. Hij droeg
een joggingbroek met T-shirt en zwarte, vingerloze handschoenen. In tegenstelling tot
Clyde had hij geen boodschap aan de mode van het kaal scheren. Zijn lange haar was
samengebonden onder een petje.
Clyde, my man!` De jongens begroetten elkaar door hun gesloten rechtervuisten tegen
elkaar aan te boksen. Alles chill?`
Het was prettig om nog voor de school begon, getraind te hebben. Gelukkig waren ze
vroege vogels. Thuis had niemand gevraagd wat ze gingen doen, daar dachten ze dat de
jongens gingen trainen in het Sarphatipark. Dat was ook zo, daar begonnen ze met hun
warming-up. Daarna volgde het echte werk, maar dat wist niemand. Straks zouden ze hun
schooltassen thuis oppikken, en dan vlug naar school.
Yep! Lets go!` Ze zetten zich schrap en begonnen gezamenlijk over het vlakke dak te
sprinten, maakten tegelijk een salto en landden op het volgende dak. Opgetogen door hun
prestatie deelden ze een high five. Maar nu bevonden ze zich op nieuw gebied.
Hier moesten ze oppassen want het dak werd bewoond, er hing wasgoed te drogen. Ze
slopen achter de breed uitgehangen lakens langs. Toen ze de waslijn bijna gepasseerd
waren, klonk opeens het geluid van een openslaand luik. Vlug schoten ze voorbij, nog net
onzichtbaar achter het wasgoed. Er klom iemand naar buiten, gelukkig had die het te druk
met een grote wasmand door het luik te duwen, om hen meteen in het oog te krijgen.
Clyde seinde Hadir dat ze via de naastliggende dakkapel zouden afdalen.

De jongens probeerden zich zo geluidloos mogelijk naar het aangrenzende lager gelegen
dak te verplaatsen, hun ogen gericht op de vrouw die door het zolderluik was geklauterd
en met de rug naar hen toe stond. Voorzichtig slopen ze verder van haar vandaan,
mikkend op de dakrand. Een geluk dat het schuiven van de wasmand op het grind een
zwaar schrapend geluid maakte, dat het gekners van hun voetstappen overstemde. Ze
waagden de sprong naar het lagere dak. Nu was het zaak vlug uit het zicht te verdwijnen,
vr de vrouw op het geluid van de plof af zou komen. Clyde zwaaide van de dakkapel
af, zette zijn voeten op de vensterrand ervoor. Hadir volgde als een schaduw.
Een droge kuch klonk achter hen. Te laat bedachten ze dat ze nu frontaal voor het raam
van de dakkapel stonden. Door het raam was een zolderkamer te zien, waarin ze een man
ontwaarden. Wat een geluk dat de man zich net aankleedde en zijn trui over zijn hoofd
had! Clyde en Hadir doken opzij en maakten dat ze weg kwamen. Deze route was veel te
riskant.
De man in de kamer had zijn kleren nu aan en staarde onzeker naar het raam. Aarzelend
liep hij naar het venster en gluurde naar buiten. De zon scheen helder.
Achter het Damrak, in de verduisterde kamers van Brians Inn, lagen in de met
stapelbedden volgepakte slaapzaal de toeristen nog te snurken. Gevloerd na een nacht
doorhalen in Old Amsterdam, of stoned teruggekeerd van de coffeeshops. Feesten in de
canal city was best vermoeiend, maar als je je rugzak maar kon afdoen en op je goedkope
slaapplek neerploffen om tijdelijk van de wereld te geraken, dan was het goed. De
snurkers wisten nog niet dat ze op het punt stonden wreed uit hun zoete dromen gehaald
te worden.
Een onheilspellend gekraak klonk door de intercom. Test test` prevelde iemand, om
dan te schetteren: ANYONE WHO WANTS TO RESERVE A BICYCLE, PLEASE
ASK SOEFIAN AT THE RECEPTION!` Kreunend trokken de hotelgasten hun kussen
over het hoofd, maar Soefian ging onbekommerd door: BREAKFAST TILL 11.30 IN
THE BAR! THANK YOU! ITS A LOVELY DAY! WELCOME TO AMSTERDAM!`
In de kelder sprong Arend uit bed. Hij liep naar het smalle raam net onder de zoldering en
tuurde hoopvol door het vuile glas omhoog. Voorbij de benen van passanten kon hij de
gebouwen aan de overzijde zien liggen en daarboven het zonlicht. Yes! Bless Soefian, het
was inderdaad een lovely day. Arend hield van de zon en van de dag. Als freerunner liep
je met slecht weer en met slecht licht te veel risico. Er moest grip` zijn bij het afzetten en
neerkomen, houvast bij het klimmen en goed zicht voor het schatten van de afstand. Als
het regende werd alles glad en onbetrouwbaar, gevaarlijk.
Snel had hij een koude douche genomen in de met graffiti versierde wasruimte werd het
water hier ooit warm? Brrr zijn natte bruine krullen gekamd en zich aangekleed. Hij
spoedde zich naar de keuken. Eigenlijk had hij er al een uur geleden moeten zijn om het
ontbijt voor de hotelgasten klaar te maken, maar uit ervaring wist hij dat er toch nog
niemand in de eetbar zou zitten wachten. Fluitend begon Arend pannen te vullen met

water, haalde koffie en eieren te voorschijn.


Zijn domein moest betere tijden hebben gekend, maar dat was lang geleden. De dikke
lagen verf op de kastdeurtjes hadden als oogmerk eerder opgelopen beschadigingen te
verhullen, de tafel miste aan de rand een groot stuk plastic bekleding en het kraanwater
werd hier ook al niet warm. Voor de rest van het interieur gold min of meer hetzelfde;
oude pannen en keukengerei, alleen het serviesgoed en bestek was redelijk nieuw. Terwijl
Arend wachtte tot het water kookte, trommelde hij met twee botermessen een ritme op de
leuning van een stoel.
Soefian kwam de keuken in. Ee, Arend! Jij bent laat! Geen thee?`
Relax, man.` Arend pakte de thermoskannen. Er is vast nog niemand in de bar.`
Ik ben niemand?!` zei Soefian verontwaardigd. Maar Arend reikte hem al een kop met
een theezakje en goot er heet water bij. Zo! Heeft meneer nog te klagen?`
Ach, klagen Toersten altijd klagen.` Soefian nam voorzichtig een slokje. De Iranir
was klein van stuk, had kortgeknipt haar en een sikje. En voor elke dag van de week had
hij een andere kleur joggingpak. Vandaag droeg hij zijn oranje pak. Dan moest het eh,
dinsdag zijn, schatte Arend. Nu hij niet meer naar school ging, vergat hij wel eens welke
dag het precies was. Zo zag je dat een schoolrooster toch ergens nuttig voor was.
Nadat Arend de middelbare school voortijdig verlaten had, had hij niet geweten wat te
doen. Dat hij zelfstandig wilde wonen, vrij zijn, was het belangrijkste en deze job kwam
dan ook als een geschenk uit de hemel. Zijn kelderkamer was niks; donker en te klein
voor zijn lange lijf. Maar in ruil voor zijn diensten als keukenknecht had hij gratis logies
en ontbijt. En dat was dan toch weer niet niks.
Arend zette de schaal met gekookte eieren op de keukenbalie, naast het brood en de
stapel borden. De eerste brakke gasten kwamen de eetruimte binnen wankelen.
Drie uur later, klaar met het vluchtig afsoppen van keuken en tafels, was Arend terug in
zijn onderkomen. Hij deed zijn schort af en kleedde zich om. Zwart T-shirt, zwarte broek.
Dat bleef altijd hetzelfde, maar de rest kon verschillen. Hij kon zichzelf bijvoorbeeld als
clown schminken, of als griezel. Dat hing af van de omstandigheden en van zijn
stemming.
Hij ging voor de afbladderende spiegel zitten en opende zijn schmink-kistje. Er zat niet
veel meer in de potjes, hij schraapte de restjes crme bij elkaar. Hopelijk haalde hij
vandaag genoeg geld op om nieuwe schmink te kunnen kopen. Het was tenslotte voor
zijn broodwinning. Geroutineerd beschilderde hij zijn gezicht koperkleurig, deed
koperkleurig geverfde handschoenen aan en zette dito hoed op. Alleen de lange zwarte
jas die de rest van zijn kleren bedekte, was niet geverfd. Hij pakte een krat met zijn
spulletjes en ging terug naar boven. Bij de smoezelige ingang van het hotel groette hij
Soefian.
Ee, Arend! Jouw jas heeft niet de goeie kleur! Zo ga je toch niet optreden?`
Man,` antwoordde hij, Ik heb maar n jas, hoor! Als de baas mij gaat betalen kan ik
deze verven en een andere kopen.`
6

Soefian schudde zijn hoofd. De baas zuinig.` Van zorgelijkheid slikte hij het
werkwoord in. Arend haalde zijn schouders op.
Buiten zette Arend koers naar het Damplein. Het was bijna zomervakantie en goed weer,
dat betekende dat het centrum van Amsterdam overstroomd zou worden door toeristen.
Als levend standbeeld moest hij het hebben van deze bezoekers, de Amsterdammers
keken soms wel bij het passeren, maar voelden zich niet geroepen iets in zijn
muntenblikje te gooien.
Zomer betekende echter ook veel concurrentie. Backpackers die door Europa reisden
namen de gelegenheid te baat om hun snel slinkende portemonnee aan te vullen door op
te treden als straatmuzikant of -entertainer.
Het was aardig druk in het centrum. Groepjes Spaans-, Duits-, Engels- en Japanssprekende vakantiegangers kuierden met vrolijke gezichten over het Damrak. Op de
brede treden van het Dam Monument zaten anderen rustig de voorbijtrekkende menigte
en de rij voor het wassenbeeldenmuseum gade te slaan. Zwermen duiven landden neer op
het plein en trippelden tussen de toeristen op zoek naar voedsel.
Snel verkende Arend zijn werkterrein. Hij zag een haveloze jongleur bezig en verderop
een saxofonist die een redelijk deuntje voortbracht. Op enige afstand van elkaar stonden
er bovendien al een bronzen gladiator en de Dood met een kartonnen zeis, beiden bezig
een toerist een kopje kleiner te maken dan wel familiair te omhelzen, terwijl ze door
anderen gefotografeerd werden. Ook waren er een ijscokar en een walmende
hotdogkraam. Dat was goed; etende mensen bleven meestal rondhangen en dan had hij
kans op publiek. Zijn act kon hier nog best bij, vond Arend.
Op een goede afstand van de anderen zette hij zijn krat neer, haalde er een blikje uit voor
de giften, een fles water en een klein gitaartje zonder snaren. Hij keerde de krat om en
ging erop staan, zocht zijn balans op de hobbelige keien. Toen nam hij een pose aan, de
gitaar als accessoire hanterend. Nu eens deed hij of hij gitaar speelde, dan weer hield hij
het instrument als viool onder zijn kin. Hij wisselde regelmatig van pose, want lang
stilstaan vond hij een ramp. Het was een lamme act, dat wist hij. Veel liever zou hij zijn
kunsten als freerunner getoond hebben, maar dat kon niet, te veel politie in de buurt.
Terwijl hij onbeweeglijk poseerde, dwaalden zijn ogen ongedurig, zochten de omgeving
af naar mogelijkheden. De lantaarnpalen bij het paleis, met de gietijzeren versiering van
bastaarddraken, en de robuuste stenen leeuwen nabij het plein. En het Dam monument
zelf! Materiaal dat erom schreeuwde verkend te worden, beklommen, veroverd. Eeuwig
jammer dat het niet mocht. Van het monument zelf begreep hij het wel. Elk jaar werd er
een ceremonie gehouden en legde de koning een krans voor de gevallenen uit de Tweede
Wereldoorlog. Het hele land hield dan twee minuten stilte. Het monument beklimmen
zou als grof schandaal opgevat worden. Maar toch jammer.
Hij richtte zijn aandacht weer op zijn act. Er was tot nu toe maar bar weinig geld in zijn
blikje gegooid. Ook geen wonder, als levend standbeeld werd je bejegend als weinig
meer dan een bedelaar, tenzij je heel veel werk had gemaakt van je kostuum of je act.
Angelo, een Italiaanse straatmuzikant, had inmiddels de plaats van de saxofonist

ingenomen en begon op zijn gitaar te tokkelen. Arend zuchtte inwendig. Dat was nog
eens concurrentie! Angelo, een begenadigd muzikant en zanger, en hijzelf met zijn
gitaartje zonder snaren. Jammer genoeg was hij niet muzikaal. Als musicerende
straatartiest had je meer kans op giften, de mensen zagen dat je moeite deed en wilden
dat nog wel belonen. En straks moest Arend alweer zijn boeltje pakken, een straatartiest
mocht maar dertig minuten per dag op dezelfde plek optreden, daarna moest hij een
andere lokatie zoeken.
Arend verdubbelde zijn moeite om de weggedroomde tijd in te halen. Zijn hele repertoire
moest uit de kast om nog iets te kunnen verdienen. Hij hield de gitaar met beide handen
bij de hals, boven zijn hoofd geheven alsof hij deze wilde stukslaan, zijn gezicht in een
grimas. De benen gedraaid in een sierlijke stand keek hij verliefd naar zijn instrument,
alsof hij in een spiegel keek. Hij richtte de gitaar als een geweer op de toeschouwers. Het
hielp, de mensen lachten en wierpen wat munten in zijn blikje. Maar de meesten liepen
door zonder hem te belonen.
Vanaf de verhoging van zijn kratje bemerkte Arend enige commotie op het plein waar een
man met een snor per ongeluk tegen een dikke toerist opbotste. Entschuldigung`. Zonder
dat de toerist het merkte, werden meteen zijn zakken gerold. Terwijl de dief zich
vriendelijk verontschuldigde over zijn onhandigheid, hield hij zijn arm op de rug en gaf
iets door aan een andere passant, die schijnbaar niets met het voorval te maken had en
zonder dief of toerist een blik waardig te keuren, haastig wegliep met de buit. De Duitse
toerist vervolgde nietsvermoedend zijn weg. De dief wilde juist wegglippen toen hij
Arends blik opving. Hij bleef staan en keek Arend strak aan. Met een dreigende blik trok
de man haast achteloos een vinger over zijn keel, een bedekte waarschuwing. Arend
onderdrukte de neiging zijn gitaargeweer op de man te richten. In plaats daarvan wendde
hij zich af, negeerde wat zich zojuist vr hem had afgespeeld.
Het was spijtig voor de Duitse toerist die straks zou ontdekken dat hij zijn portemonnee
kwijt was. Maar Arend wilde geen problemen. De toerist was vast verzekerd en zou zich
wel redden, terwijl Arend als straatfiguur zich niet kon veroorloven vijanden te maken.
Hij voelde er niets voor in een steegje het mes op de keel te krijgen.
En het was maar de vraag of de politie zijn versie zou geloven; de gestolen portemonnee
was al lang doorgegeven aan derden of vierden, er was geen bewijs meer. Hij zou zelf
wel voor dader of medeplichtige gehouden kunnen worden. Het straatleven was hard, dat
had hij inmidddels wel begrepen.
Na een half uur moest hij opbreken; er stond al een andere artiest ongeduldig te wachten
om zijn plek over te nemen. Waar zou hij nu heen gaan? Onwillekeurig gleed zijn blik
omhoog, naar de daken, de blauwe lucht.
De magere man gluurde zo onopvallend mogelijk, beide handen in de zakken van zijn
jack, nonchalante houding, maar zijn ogen verraadden hem. Op de achtergrond klonk het
8

gedruis van het Waterlooplein, kooplui die hun waren aanprezen. Aan de overzijde van
het pad, zat een andere man op een klapstoeltje voor zijn kraam, met een krant in zijn
handen. Ook hij wierp verdekt vanachter zijn krant steelse blikken. De zon scheen warm,
het verkeer ronkte voorbij. Een voorbijganger vertraagde zijn pas, keek tersluiks opzij.
Het meisje dat tussen de stapels schoenen stond, probeerde bevallig haar slanke benen in
een paar bruine dameslaarzen te wurmen. Ze was gekleed in een korte rok en een met
rozen geborduurd spijkerjack. Haar lange haar was van voren in een pony geknipt en
omlijstte haar gezicht charmant, donkerblonde lokken vielen over haar schouders toen ze
zich bukte. De oude baas van de schoenenkraam was de enige die openlijk met genoegen
naar de liefelijke vertoning voor zijn tent durfde kijken. Hij, en de duiven die vlakbij
neerstreken.
Iris was zich van geen publiek bewust. Het Waterlooplein had altijd mooie koopjes, ze
was blij dat ze na haar laatste college hier was komen struinen. Gebukt rommelde ze in
een kleurige hoop verfomfaaide schoenen. Overeind komend hield ze besluiteloos twee
paar pumps omhoog. Roze of beige? Nee, de laarzen bleven toch haar eerste keus.
De klok van de Mozes en Aronkerk begon galmend te slaan. Iris schrok. Drie uur, was
het al zo laat? Ze reikte de laarzen aan de verkoper en vroeg gehaast maar vriendelijk:
Wilt u deze voor me bewaren? Dan breng ik morgen het geld!` De marktbaas was maar
al te bereid voor zon beminnelijke klant het schoeisel apart te houden.
Zo vlug mogelijk haalde Iris in de stalling haar fiets met het bloemetjesstuur tussen alle
andere met bloemen versierde fietsen vandaan en manoeuvreerde door het verkeer.
Vanaf zijn kratje op de stoep tegenover de markt, keek levend standbeeld Arend haar na.
Sepp! Sorry! Wacht je al lang?` Iris haastte zich naar haar oppaskind. Een blonde jongen
van een jaar of negen stond in de schaduw van de bomen tegen het schoolhek geleund,
zijn rugtas in de hand. Sepp haalde zijn schouders op. Waar was je?` wilde hij weten.
Iris zuchtte spijtig. Op t Waterlooplein, ik was de tijd vergeten ...`
Is het leuk daar? Ik wil er ook heen! Neem je me mee?` Sepp keek verwachtingsvol naar
haar op.
Wel, ja het zou kunnen ... Het is mooi weer,` weifelde Iris. Ze had wat goed te maken
en het was veel te mooi weer om binnen te gaan zitten. Ze hakte de knoop door. Goed,
weet je wat? We brengen eerst mijn fiets en jouw tas naar huis, en dan gaan we. En ik
moet eerst nog pinnen.`
Fijn!` zei Sepp en hij huppelde blij naast haar.
Zo kwam het dat Arend haar een uur later zag terugkomen, juist toen hij zich aan de
andere kant van de Waterloopleinmarkt geposteerd had. Zoals de meeste passanten
negeerde ook Iris het levend standbeeld, maar Sepp bleef staan en keek genteresseerd
naar het beeld dat viool speelde met een gitaar.

Dat klopt toch niet, Iris? Dat doet ie verkeerd!` Het beeld veranderde daarop van pose en
hield het gitaartje als een geweer op hen gericht. Sepp giechelde. Dat is grappig! Kan hij
nog meer?` Iris keek nu ook, zodat Arend zich nog meer uitsloofde. Hij nam op n knie
een romantische pose aan met zijn hand op zijn hart en bood haar de gitaar aan, als was
het een bos bloemen. Ze glimlachte en nu bleef het standbeeld onbeweeglijk staan om de
doodeenvoudige reden dat Arend betoverd was.
Maar helaas, daar draaide ze zich al om. Kom, Sepp, we moeten verder!` Ze bedacht
zich en haalde een muntje uit haar portemonnee, overhandigde het aan Sepp. Hier, doe
daar maar in.` Het geld rinkelde in het blikje, het jongetje zwaaide naar Arend en weg
waren ze. Het standbeeld liet met gebogen hoofd en hangende schouders een perfecte
uitbeelding van Verloren Hoop` zien.
School was uit. Hadir en Clyde voegden zich bij Arend op het Waterlooplein. Die hield
het voor gezien. Meer zou hij vandaag toch niet verdienen. Hij ging zijn schmink
afwassen in het toilet van een naburig caf. Met papieren doekjes veegde hij zijn gezicht
schoon. De lange jas legde hij opgevouwen in de krat, samen met de rest van zijn
vermomming. Daarna liepen ze naar het Jonas Danil Meijerplein.
Kom, dan doen we een stukje,` stelde Hadir voor. Hij duidde met een hoofdbeweging in
de richting van de verlaten speelplaats. Tegenover het standbeeld van De Dokwerker`
was een groot, blokachtig podium, een prachtige plek om te oefenen.
Bij de speelplaats zette Arend de krat met het geldblik veilig in zijn zicht neer. Clyde en
Hadir gooiden hun schooltassen erbij en begonnen met hun warming-up. Rekken,
strekken, opdrukken en rondjes rennen. Daarna begon het echte werk, plyometrics:
krachtige sprong-oefeningen en handstanden waarbij het hele lichaamsgewicht op n
arm steunde. Zwaaiend aan de relingen van de klimrekken oefenden ze saltos en vanaf
het hoge podium deden ze jumps. Het geluid van hun rennende voetstappen, de plof van
het neerkomen en hun uitroepen van inspanning en triomf klonken over het plein. Langs
de freerunners denderde het verkeer gewoon door. Autos ronkten en toeterden en trams
rammelden over de weg voorbij. En aan de kant van het kanaal kwamen de
rondvaartboten traag langszij. Maar op de speelplaats hadden de runners hun eigen urban
oefenterrein.
Het was hard oefenen om de catleap, de kong en allerlei varianten van rolls, drops en
turns perfect te kunnen doen. Het moest perfect zijn. Je moest kunnen vertrouwen op je
techniek en skills. Voordat je zover was, had je vele blauwe plekken, beurse ribben,
pijnlijke spieren, schaafwonden en bloedneuzen gehad. En had je talloze mislukkingen
achter de rug: de aanloop te kort genomen, of je been bleef haken achter een reling, of
een salto was verkeerd berekend, alles resulterend in een onzachte nederlaag tegen de
zwaartekracht. Daarom moest je laag beginnen, zodat je val niet diep zou zijn als het fout
ging. En veel oefenen in de relatief veiliger omstandigheden van de sporthal. Maar zelfs
professionals konden een doodsmak maken, het bleef een gevaarlijke sport.
Zeker zoals zij dat deden: waar andere freerunners het bij stoepen en relingen hielden,
10

gingen zij over daken. Niet om het gevaar maar om de vrijheid, ` was hun devies. Wie
kende de stad van bovenaf zoals zij? Niet als statisch vergezicht vanuit raam of balkon,
maar levensecht: met de wind in je haar, de varianten van steen tegen je vingertoppen
voelen; glad, ruw, glibberig. Gebruik maken van elke oneffenheid, n worden met de
constructie. Glazenwassers, bouwvakkers, dakdekkers kenden het gevoel misschien,
maar wat zij hadden was uniek. Dynamiek = dynamiet! Freerun is free fun! High five
erop!
Zolang je bij gewone oefeningen nog fouten maakte, was je niet klaar voor het dak. Dat
wilde niet zeggen dat er daarboven niet alsnog iets verkeerd kon gaan. Het bleef riskant.
Maar wat wil je, als levensstijl was het toch best wel gezond. Je moest immers scherp
zijn, alert en je mocht geen vergissing maken. Dus drank, drugs, roken, dat was allemaal
uit den boze. Gezond voedsel, lichaamsoefeningen, op tijd uit de veren en op tijd in bed.
Mooier konden hun ouders het niet hebben. Nou ja, zolang die ouders maar niet wisten
van de risicos van hun hogere` acrobatiek.
Oef!` zei Clyde en hij wapperde pijnlijk met zijn hand die hij bij het oefenen geschaafd
had.
Laat s zien,` vroeg Hadir. Man,` zei hij na een blik op Clydes handen, Jij hebt al echte
freerunners handen.` Het was zo: pleisters rond de vingers, blaren en eeltplekken op de
handpalmen. Je kunt beter net als mij doen.` Hadir liet zijn vingerloze handschoenen
zien.
Laten we kappen,` stelde Clyde voor, Ik moet vanavond nog ergens heen.`
Ja, en ik moet mijn oom weer helpen in de zaak. See you!` Hadir pakte zijn schooltas en
ging ervandoor.
Kom met mij mee, kun je lekker eten,` stelde Clyde voor en daar had Arend wel oren
naar.
Okee, laatste rondje?` Samen zwierden ze zich aan de relingen van het klimrek omhoog,
maakten een salto, renden naar het podium waar ze een nieuwe salto maakten en landden
met een boog vlak voor twee voetgangers.
Iris en Sepp schrokken zich een hoedje van de plots voor hen neerploffende runners.
Moet dat nou zo moeilijk?` vroeg Iris koeltjes.
Sorry,` zei Clyde. Arend voelde zich terecht gewezen. Toen realiseerde hij zich dat ze
hem niet herkende zonder zijn vermomming. Meteen boog hij galant en deed
glimlachend alsof hij haar een boeket aanbood. Het is de standbeeldenman!` gilde Sepp
enthousiast.
O,` zei Iris in verwarring gebracht, Ja, dat zal wel. Kom, we moeten naar huis.` Ze
liepen verder. Sepp keek nog achterom.
Dat is nog eens een bella chick,` zei Clyde waarderend. Arend keek haar spijtig na.
Dag mevrouw Belfor.` Clydes moeder kwam uit de keuken met een grote pan, die ze op
de tafel neerzette. Arend groette haar beleefd. Er steeg een heerlijke geur op uit de pan.

11

Ma, mag Arend meeten?` vroeg Clyde. Mevrouw Belfor keek Arend streng aan. Hij is
mijn vriend en hij gaat ons straks helpen,` voegde hij eraan toe.
Eten kan altijd,` zei mevrouw Belfor en ze begon borden en bestek op de tafel te leggen.
Ze was een struise creoolse dame met een bril en een knot. In het keurige huis zwaaide
zij de scepter. Clyde was het nakomertje, zijn zussen waren al het huis uit.
Dank u wel, mevrouw,` zei Arend en maakte aanstalten om te gaan zitten.
Eh!` mevrouw Belfor gebaarde naar de keuken. Erst handen wassen!` Arend ging naar
de keuken waar Clyde grinnikend zijn handen stond af te drogen.
Ze gingen aan tafel en Clydes moeder vouwde de handen om te bidden. Clyde deed dat
eveneens en Arend keek neer op zijn bord terwijl mevrouw Belfor het gebed prevelde.
Daarna schepte ze Arends bord vol. Hij at met smaak. Heerlijk, dat Surinaamse eten,` zei
hij met volle mond. Mevrouw Belfor knikte. Pindasoep met tomtom. Pas op, dit hier is
pittig.`
Onder het eten stelde Clydes moeder Arend vragen over zijn leven. Ja, Arend kookte zelf,
in de hotelkeuken. Meestal maakte hij iets gemakkelijks, maar wel gezond. Nee, hij had
geen spijt dat hij met school was gestopt. Jammer,` vond mevrouw Belfor, Je had toch
nog maar n jaar Havo te gaan?`
Na de maaltijd deden Clyde en Arend de afwas, terwijl mevrouw Belfor zich terugtrok
om zich te verkleden. Toen Clyde de laatste pan had afgespoeld en Arend nog bezig was
met afdrogen, riep mevrouw Belfor vanuit de slaapkamer: Clyde, kom even hier.`
Ja, Ma?` Mevrouw Belfor had inmiddels haar gebloemde huisjurk verwisseld voor een
lichtblauw mantelpak. Ze keek ernstig. Jongen,` zei ze, Is dit wel een vriend voor jou?
Hij gaat niet meer naar school, hij werkt niet, denkt niet aan de toekomst.` Ze schudde
bezorgd haar hoofd. Vrijheid, ja, een mooie zaak, maar waar houdt het op? Hij wordt
toch ouder. Straks is hij niet meer dan een zwerver.`
Clyde probeerde zijn moeder gerust te stellen. Ma, nee, maak je geen zorgen, hij is goed,
hoor, een goede vriend.`
Ja, maar hoe zit het met jou? Ik wil geen verkeerde invloed binnenhalen. Denk eraan:
school komt op de eerste plaats!`
Clyde begreep de waarschuwing. Maak je maar niet ongerust, Ma, dat komt wel goed. Ik
doe toch mijn best?` Hij keek haar trouwhartig aan. Clydes moeder zuchtte. Als je maar
weet wat je doet. En denk eraan, ik let op je! Kom, ga je omkleden. We vertrekken zo.`
Een kwartier later stapten ze met zn allen in de auto. Arend had een groot bakblik met
een zoet geurende cake naar beneden helpen dragen. Clyde droeg een doos met
huishoudelijke spullen. Waar gaan we heen?` vroeg Arend terwijl mevrouw Belfor de
auto startte.
Naar de kerk, natuurlijk,` antwoordde Clyde.
Kerk?` vroeg Arend verbluft.

12

Welkom, welkom!` De dominee strekte zijn arm uit om hen binnen te leiden en verblikte
of verbloosde niet toen hij Arend zag, die met zijn lange zwarte jas erg opviel tussen de
net geklede kerkgangers. Met zijn lengte stak Arend bovendien met kop en schouders uit
boven iedereen. Een zwarte kraai temidden van dames in wit en pastel.
Clyde en Arend brachten het lekkers naar een tafel met kopjes en thermoskannen, waar
mevrouw Belfor meteen aan de praat raakte met de koffiedames. Zodoende wist Arend
zich omringd door het zoet van hun woorden en parfum, hun lach, proefde de smaak van
de ananastaart die mevrouw Belfor hem en Clyde toestopte.
Toen namen ze plaats in de kerkbank. De gemeente bestond voornamelijk uit AfroSurinamers. Ook de dominee was een donkere man, kaal, met een vriendelijk gezicht en
een open wijze van optreden. Er leken meer vrouwen dan mannen in de kerk te zijn.
Kinderen in zondagse kleren speelden verstoppertje achter de banken, hun lach echode
door de zaal zodat het leek alsof de kerkmuren zelf terug lachten. Tot een ouderling de
kleintjes tot de orde riep en ze netjes in de banken gingen zitten.
Na de betoonde gastvrijheid vond Arend dat hij niet met goed fatsoen kon vertrekken,
dus maakte hij het zich gemakkelijk in de kerkbank. Hij keek rond in de wijde, lichte
ruimte. Alles was glad gemetseld en wit gepleisterd. Nergens uitsteeksels om te
beklimmen en freerunnen. Tja.
Er waren inmiddels steeds meer mensen binnengekomen. De dominee nam het woord,
maar dat deed hij niet lang. Toen de echo van zijn preek was weggestorven, namen een
koor en een organist het van hem over. Harmonieus swingden de dames en heren van het
koor in hun lange blauwe gewaden en zongen uitnodigende gospels.
Oh Happy Day
Oh Happy Day
When Jesus washed
Jesus washed
Washed my sins away
Oh Happy Day!
De organist bespeelde de toetsen met veel gevoel en mimiek, alsof hij optrad in een
jazzclub in plaats van een kerk, maar hij legde er hoe dan ook zijn ziel en zaligheid in.
De soulmuziek werkte aanstekelijk. De mensen stonden op van hun zitplaats, staken hun
armen in de lucht en bewogen ritmisch. Even later stond de hele kerk te zingen en te
handklappen. Clyde en zijn moeder deinden mee. Prijs de Heer!`riep de dominee,
Halleluja!`
Arend stond onwennig naast Clyde en probeerde stuntelig een beetje mee te gaan met de
beweging om hem heen, heen en weer wiegend met zijn lijf. Uit de maat en tegen de
richting in. Maar na een paar maten werd hij aangestoken door de algemene vreugde en

13

swingde hij lekker mee. Hij klapte in zijn handen en riep: Yeah man!`
Clyde lachte en jubelde: Amen!`
Na de kerkavond zette mevrouw Belfor Arend bij Brians Inn af. Toen hij was uitgestapt
en Clyde ook uit de auto kwam om naast zijn moeder voorin te gaan zitten, zei Arend
tegen hem: Dat was cool!` Arend wierp een vlugge blik op mevrouw Belfor die aan het
knopje van de autoradio morrelde op zoek naar haar favoriete zender. Hij had haar al
eerder bedankt en wilde haar beslist niet beledigen. Zachter zei hij: Maar ik ga niet meer
mee naar de kerk, ja? Kwestie van principes, weet je wel.`
Clyde glimlachte goedmoedig. No problem, wat jij wil, man`.
Ze boksten hun gesloten vuisten tegen elkaar.

14

2
Het grachtenhuis

Van onderaf gezien leek het grachtenhuis op een burcht, het torende hoog boven de
passanten uit, de hoekige kantelen van de trapgevel kranig als borstwering ter
verdediging. Vanaf de uitkijktoren van de monumentale stoep met aan weerszijden de
brede traptreden, kon de wachter de vijand van verre zien aankomen. Het grachtenhuis
was een fort, omringd door water en voorzien van ophaalbruggen. Als de kwaaien over
de gracht aan kwamen varen of vanaf de bestrate weg zouden marcheren, dan kon je op
tijd de houten luiken sluiten en je verschansen achter de bakstenen transen. En wie zou
dan de zware poort nog open krijgen?
Wat een fantasie had Sepp toch. Iris keek omhoog. De trapgevel kon wel doorgaan voor
een torentrans. Vanuit deze hoek leek het gebouw inderdaad een kasteel. Een kasteel op
een steenworp afstand van de rammelende trams met hun rinkelende bellen.
Ze liepen de trap op. Maarten was er al; uit de keuken kwamen etensgeuren. Sepps vader
stond achter de pannen en veegde de wasem van zijn bril af met zijn schort.
Papa!` riep Sepp, Weet je waar we zijn geweest?` Maarten knikte naar Iris, want hij had
haar briefje al gelezen, maar hij vroeg toch: Nee, waar dan?`
Sepp begon geestdriftig te vertellen terwijl zijn vader met de borden in de weer was.
Nou, tot morgen dan,` zei Iris al bij de deur.
Bedankt, Iris, tot morgen!` zei Maarten.
Doehoe, Iris! t Was leuk!` riep Sepp. Ze gingen aan tafel.
Sinds de scheiding zorgde Maarten voor zijn zoon. Dat ging best met zijn kantoorbaan, er
was kinderopvang en er was Iris. De eerstgenoemde was voor Sepp om vriendjes te
maken, de tweede was voor het huiselijke gevoel en wat extra aandacht voor Sepp.
Ze waren nog niet zo lang geleden hiernaartoe verhuisd; een grachtenpand in een zijweg
van de Leidsestraat. Daar woonden ze op de bovenste verdieping. Het was wel een
omschakeling: van een huis in de randstad naar een appartement in het centrum. Ook
Sepps moeder was ergens anders gaan wonen, dus de jongen had van twee kanten moeten
wennen aan een andere omgeving en een nieuwe situatie. Dat viel niet mee.
Hier was het een rustige straat, net uit het stadsgewoel. Maar het was wel jammer dat er
geen kinderen schenen te wonen. De buren kenden ze nog niet zo goed, in het
stadscentrum zijn de mensen nu eenmaal vaak van huis.
En ze hadden het druk genoeg na de verhuizing. Eerst moesten ze de muffe reuk die
zwaar in de kamers hing, uit de woning zien te krijgen. Dat lukte goed toen ze met
schoonmaken en schilderen waren begonnen. De prikkelende geuren van bleekwater,
terpentijn en verf verjoegen de nare lucht. Het was raar dat de woning zo lang leeg had

15

gestaan, in dichtbevolkt Amsterdam. Maar de vorige bewoner had waarschijnlijk juist


vanwege de woningnood de kamers nog lang aangehouden, nadat hij was vertrokken. Op
die manier hield hij de woning in reserve, voor als hij zou terugkeren. Tot hij was
weggebleven. Nu was de woning van hen.
Samen het huis bewoonbaar maken hielp Maarten en Sepp een beetje met het verwerken
van het verdriet van de scheiding, alsof verf en behang ook gebroken harten konden
lijmen. In ieder geval deden ze nu veel meer dingen samen. Maarten had de muren
beschilderd en behangen, kasten neergezet. Sepp had helpen dozen uitpakken en kasten
soppen. En hij had zijn eigen kamer mogen inrichten. Die had hij zoveel mogelijk willen
laten lijken op zijn kamer uit hun vorige huis. Alle favoriete autootjes kregen weer een
plekje op de vensterbank. En ze hadden ook zijn oude gordijnen weer opgehangen.
Alleen het vroegere babybehang was vervangen door een cartoon-motief.
Sepp miste zijn moeder wel, maar ging bijna elk weekend naar haar toe. De
echtscheiding van zijn ouders had hem ernstig gemaakt voor zijn leeftijd. Daarom was
Maarten blij met de hulp van studente Iris, die bracht het kind wat vrolijk gezelschap. En
het zou vast niet lang duren voor Sepp weer nieuwe vriendjes had. Dat hoopte Maarten
tenminste.
Iris fietste naar huis. Vanavond nog studeren voor de laatste tentamens. Het eerste jaar in
de studierichting Voeding en Ditetiek aan de Hogeschool van Amsterdam was niet
tegengevallen. Gelukkig dat ze Sepp als oppaskind had, dan verdiende ze nog wat en
hield ze toch tijd over voor haar studie. En het was een leuk joch.
Terwijl ze de fiets vastzette, bedacht ze dat ze ook bofte met haar woning. Het was niet
makkelijk een kamer te vinden, maar via via had ze een zolderkamer kunnen
bemachtigen. Klein, maar goed bewoonbaar.
Ze liep in het halfdonker van het nauwe trappenhuis de vele treden naar boven en stak de
sleutel in het slot. Dit was echt haar plekje geworden. Het was gek dat je binnenshuis zo
weinig merkte van de stadsdrukte in de omringende straten. Goed dat er middenin de
hectiek en beweging van de levende stad, bakens in de luwte waren. Met schaduw en
schemerlampen in plaats van neon en zwaailichten.
De kamer was behaaglijk ingericht met kussens en tweedehands meubelen. Door middel
van een lage boekenkast was de ruimte verdeeld in een leef- en een slaapgedeelte. Het
was een oud huis en van de brandweer moest ze een bundel dik touw aan een haak bij het
raam gereed hebben liggen, om in geval van brand te kunnen ontsnappen. Iris keek uit
het raam. Het was best diep, het was te hopen dat de voorzorgsmaatregel inderdaad alleen
voorzorg zou blijken te zijn.
Ze pakte de bruine laarzen uit haar tas. Tevreden borg ze het schoeisel in de gangkast.
Een mooi koopje! Neurind zette ze de radio in de kleine keuken aan en opende de
koelkast. Zo, nu gauw wat te eten maken en dan gaan blokken.

16

In zijn kelderkamer telde Arend de opbrengst van een dag als levend standbeeld. Het was
niet veel. Hij vloekte. Mistroostig bekeek hij zijn kleren die duidelijke tekenen van
slijtage vertoonden. Geen wonder dat Clydes moeder hem aanvankelijk met wantrouwen
had bekeken. En dan dat meisje op het Waterlooplein Hij zag er gewoon niet uit.
Bovendien had hij geld nodig voor eten. In Brians Inn mocht hij een potje koken, maar
geheel voor eigen rekening. Hij had vanavond bij Clyde gegeten en eerder al een paar
keer bij Hadirs oom in de keuken van diens restaurant. Maar dat kon hij natuurlijk niet
blijven doen. Jammer dat oom Moershid geen werk voor hem had, die had immers Hadir
al, om hem te helpen.
Maar als het zo door ging zou hij weer huiswaarts moeten gaan. Hij knarsetandde. Met
hangende pootjes terugkeren? Dat nooit! Herinneringen aan scnes en ruzies thuis
drongen zich op. Hij duwde die gedachten weg. Nee, hij was blij dat hij op eigen benen
stond. En dan ook letterlijk op eigen benen. Een uitkering had hij niet aangevraagd. De
anarchist in hem voelde er niets voor om over zijn priv-omstandigheden te kleppen en
zich te laten registreren. En wat zou het Arbeidsbureau voor hem kunnen doen? Niets dat
hij niet zelf kon uitvogelen.
Arend ging op bed liggen met zijn armen onder zijn hoofd gevouwen en staarde naar de
vlekken op de zoldering. Hij moest een echte baan zien te vinden. Dat zou niet eenvoudig
worden.
Drie dagen vragen langs alle winkels en restaurants in de omgeving had niets opgeleverd.
Nergens werk, wat te doen? In gedachten stapte Arend van de stoep. Hee man, kijk uit!`
Het dringende gerinkel van een fietsbel, vlug sprong hij achteruit. Een kleurig vehikel
trok vlak langs hem heen. De bestuurder peddelde onverstoorbaar door terwijl twee
Japanse vrouwen op het bankje erachter lachend naar Arend zwaaiden en een foto van
hem flitsten. What the ...` Hij hield abrupt op. Keek de riksja na. Waarom had hij daar
niet eerder aan gedacht? Hij zette koers naar de standplaats voor fietstaxis bij de Dam.
Daar verwees men hem naar het hoofdkantoor.
Hij moest een uur wachten bij het kantoor van Tonys Bike Service, een kamer in een
groot pand, waar meer bedrijven gehuisvest waren. Maar eindelijk mocht hij de baas
spreken.
Werk?` vroeg de man aan Arend. Hij zat in een klein werkhok aan een bureau. De
wanden achter de man waren volgeprikt met lijsten, routekaarten en briefjes met
telefoonnummers. Ook hingen er posters die in vier talen de fietstaxi aanprezen. Noem
me maar Antonio,` had hij zich voorgesteld. Antonio was informeel gekleed. Hij droeg
een fietsbroek en een T-shirt en had een kort baardje. Je komt als geroepen. En van
mijn jongens is ervandoor gegaan met een Hongaarse straatartieste. Zwerft nu door
Europa.` Hij lachte zuur. Maar enfin. Ken je de stad?`
Als mijn broekzak!` En zelfs van bovenaf, dacht hij erbij. Daar had je natuurlijk het

17

beste overzicht. Maar dat was nu niet aan de orde.


Antonio begon te vertellen. We werken samen met een reisbureau waarvoor we
regelmatig riksja-tours doen. Toeristen hebben vaak al zo lang in een reisbus gezeten, dat
hebben ze dan wel gehad. Dan is een bike-tour een welkome afwisseling. Kunnen ze de
pittoreske grachten goed bekijken. En veel bejaarden ook, h. Die hoeven dan niet ver te
lopen om toch veel te zien. Ben je klantvriendelijk?`
Arend verzekerde de man dat hij zo hoffelijk was als maar kon.
Mooi,` vervolgde Antonio, Als je die reguliere diensten op je neemt, elke dag een klus
van een uur, dan kunnen we dat beschouwen als verrekend met de huur van de fiets. De
rest van de dag kun je dan voor jezelf werken. Aan het onderhoud betaal je mee. Wat
denk je ervan?`
Dat lijkt me geweldig!` Arend was opgelucht. Voor huur van de fiets had hij helemaal
geen reserves meer, de spaarpot was leeg. Die reguliere diensten kwamen als een
geschenk uit de hemel. Hij zou gewoon s morgens eerder opstaan om het ontbijt gereed
te maken en de keuken aan kant te hebben vr tien uur.
Antonio rommelde in een lade en haalde er een ietwat beduimeld mapje uit. Hij schoof de
map en een genummerde sleutel naar Arend. Prima, je bent al boven de zestien jaar, ik
heb je ID kaart gekopieerd en gebeld naar Brians Inn voor referentie. Het is in orde.
Bestudeer deze routes en toeristische informatie goed. Je krijgt vandaag als oefendag.
Nog geen klanten. Haal maar een fiets van het slot en ga ermee door de stad toeren. Zorg
dat je de routes op je duimpje kent. Leer de toeristische informatie uit het hoofd, in het
Engels, Nederlands en Duits. Gaat dat lukken?`
Zonder meer, boss!` Arend deed alsof hij salueerde. Opgetogen verliet hij het kantoor.
Zodra hij voet buiten de deur zette begon het prompt te regenen. Dat mocht de pret niet
drukken. Goedkeurend bekeek hij de fietstaxi die hij onder zijn hoede had gekregen. Een
mooi karretje. Een gele driewieler met een elektrische hulpmotor en achter de
rijderszitting een tweezitsbank met een dakje. Hij ging op de achterbank zitten en trok het
regenscherm dicht. Terwijl de druppels tikten tegen het scherm, begon hij de
routegegevens te bestuderen. Die ging langs allerlei bezienswaardigheden; van de
burgemeesterswoning tot aan Het smalste huis van Amsterdam`.
Een poosje later fietste hij met een lege riksja door het verkeer. De regen was
opgehouden en alles werd mooier als de zon scheen. Welke route zou hij het eerst doen?
Het Museumplein, Chinatown of het Vondelpark? Hij trapte de pedalen aan en genoot
van de snelheid waarmee hij over de weg gleed. Al gauw leidde de route echter door
allerlei binnenstraten, zodat hij vaart moest minderen. De riksja ging nu hobbelend over
de keien en de straten werden smaller. Wandelaars slenterden hier net zo goed op de
rijweg als op de stoep, daar moest hij alert op zijn.
Hij kwam op plaatsen waar de tourbussen niet konden komen. De fietstaxi kon met
gemak laveren langs de Amsterdammertjes, de ijzeren paaltjes midden op de weg, die

18

autoverkeer uitsloten. Hij reed alle routes die de baas had opgegeven. De meertalige tekst
voor de toeristen zou hij vanavond wel leren, als hij op zijn kamer was. Wel prentte hij
zich alvast in, welke bezienswaardigheden er zoal op de verschillende routes lagen.
Van tijd tot tijd kwam hij in een verkeersopstopping terecht. Het was weekend, de
uitgaansdrukte was begonnen. Stapvoets ging het door de drukte en tegelijk moest je
goed de voetgangers en ander verkeer in de gaten houden. Geen ongelukken vr zijn
fietscarriere goed en wel begonnen was.
In zichzelf moest Arend een beetje lachen. Dit was zo anders: hier kroop hij over de
grond als een slak, waar hij gewend was boven op de daken snelheid te maken en van
balkon naar balkon te springen als een berggeit. Zwevend boven de diepte en dan op een
naburig dak te landen met een koprol. Die vrijheid had je hier beneden niet, zo ingeklemd
in het verkeer. Maar dit was een andere vrijheid, dat beviel hem wel. Te gaan en staan
waarheen het Lot, in de vorm van zijn klanten, hem zou voeren.
Het begon weer te regenen. De druppels gleden van het afdakje in zijn kraag. Hij zou
eraan moeten denken om kleding mee te nemen voor verschillende
weersomstandigheden. Petje, regenjas, sjaal, zonnebril.
Zo, hij had het drukste deel van het centrum nu achter zich gelaten. Hier waren er minder
autos en voetgangers. Zag hij daar niet iemand lopen die hij kende? Het was Hadir, met
een grote doos in zijn armen. Zijn samengebonden lange haar stak onder zijn pet uit en
hij liep iets voorovergebogen tegen de regen.
Hadir!` schreeuwde Arend. Verbaasd keek Hadir op. En bleef met open mond staan.
`Man, Arend, wat heb je nou? Vet man!`
Arend was gestopt en zei tegen Hadir: Stap in! Waar moet je naar toe? Vandaag kan het
nog gratis.`
Cool! Komt goed uit!` Hadir zette de doos op de achterbank en ging ernaast zitten.
Moest voor mijn oom een paar boodschappen doen.` Hij veegde de regendruppels met
zijn mouw van zijn gezicht. t Was verder en zwaarder dan ik had gedacht. Boffen dat ik
jou tegenkom. Wat is dit? Heb je een nieuwe baan?`
Jazeker! Vanaf nu ben ik the King of the Road.`
Mooi! Maar wat is er dan gebeurd met de King of the Sky?`
Is er nog, maak je niet ongerust, ik hou genoeg tijd over om te trainen.`
De zon was weer terug. Het was echt wisselvallig weer vandaag. Arend peddelde voort,
gaf een semi-toeristische rondleiding. On your left, the famous Ceintuurbaan. Dont
forget to visit restaurant Marrakech, where you can eat like a sultan!`
Haha! Wacht even,` zei Hadir, hij gaf een klap op de doos. Ik lever deze af bij oom
Moershid en dan gaan we samen op pad.` Zo gezegd, zo gedaan. Oom Moershid zwaaide
hen uit. Ze zwierden door de stad, af en toe wisselend van plaats, zodat Arend op de
achterbank zijn sightseeing stof kon bestuderen.
Tenslotte pauzeerden ze in het Vondelpark. Onder de statige bomen parkeerden ze de
riksja en gingen aan het water op het nog vochtige gras zitten.
Kadra,` mompelde Hadir dromerig.

19

Wat?` vroeg Arend.


Oh, niets.`
Arend legde zijn papieren weg. Vertel.`
Hadir staarde over het water. Hij had zijn petje afgedaan en streek door zijn haar. Ze
werkt als serveerster bij oom Moershid. En zij is mooi, echt!`
Kadra kwam uit Somali. Toen ze nog een kind was, was ze met haar moeder naar
Nederland gekomen, de oorlog ontvlucht. En nu was ze een prachtige jonge vrouw,
zwart, rank en slank, met grote donkere ogen en handen en benen als van een mannequin,
kortom, geschikt om model te worden.
Dat was gelijk het probleem. Kadra voelde niets voor een relatie, zij had ambitie. Het
werk in het restaurant was maar tijdelijk. Ze zou het gaan maken als fotomodel.
Wow!` Arend was onder de indruk. En daar mag jij elk weekend mee werken?`
Hadir was minder enthousiast. Zijn gezicht stond bekommerd. Het model zijn neemt ze
erg serieus. Kijken, maar niet aan komen.`
Meewarig schudde Arend zijn hoofd. Hij wist dat Hadir een serieuze jongen was, anders
dan hijzelf, die bij de dag leefde. Hadir was zeventien, maar leek meer volwassen,
misschien omdat hij min of meer op eigen benen stond, sinds zijn ouders twee jaar
geleden terug waren gegaan naar Marokko. Hadir had in Nederland willen blijven en
woonde sindsdien bij zijn oom Moershid en hielp in het weekend en in de vakanties mee
in het restaurant.
Ah, meisjes!` Arend stond op. Kom, dan gaan we oefenen.` Dat zou Hadirs gedachten
wel verzetten. Ze deden een warming-up, maakten hun jumps en saltos in het gras.
Voor het grachtenhuis zaten Iris en Sepp op de hoge stoep. De zon scheen zo mooi dat ze
liever buiten waren. Iris had een studieboek bij zich. Sepp hing over de ijzeren balustrade
en keek naar het straatverkeer dat in de verte in de Leidsestraat langs reed. Bij hen in de
straat was het rustig. Mensen passeerden langzaam wandelend, of met gehaaste tred,
aktentas in de hand.
Kijk daar eens,` fluisterde Sepp iets te hard. Zijn haar was een beetje in de war. Iris
bedwong de neiging over zijn hoofd te aaien. Ze keek in de richting die hij aanduidde. Er
kwam een donkerblonde vrouw in een regenjas met panterprint aangelopen. Mooie
kleren heeft ze aan,` merkte Iris op, Een toeriste?`
Ja, maar kijk dan!` Sepp lachte en wees. Op haar hoofd droeg de vrouw een hoed met
een bontrand.
Wow! Dat is deftig!` beaamde Iris. Dan moet ze wel een toerist zijn, ze had gewoon
geen ander hoofddeksel in haar koffer.`
Nee hoor,` weerlegde Sepp, Ze heeft toch geen camera? En geen plattegrond? En ze
loopt veel te snel. Toeristen gaan altijd zo langzaam door de straat. Ze wijzen naar de
huizen en zeggen tegen elkaar: How nice.`
Sepp schudde beslist zijn hoofd en Iris glimlachte. Dan komt ze vast voor n van de

20

kantoren hier in de buurt. Een zakenvrouw.`


Hij opende zijn mond om iets te zeggen maar stopte dan abrupt. De vrouw was van
richting veranderd en liep nu recht op hen af. Terwijl Iris en Sepp toekeken begon ze de
traptreden te beklimmen. Hello,` zei ze vriendelijk in het voorbijgaan. Sepp gaapte haar
aan maar Iris groette beleefd terug. Toen de vrouw door de openstaande deur was
verdwenen proestten ze beiden.
Iris zei: Ze woont hier!`
Of ze komt op bezoek,` meende Sepp, Ik heb haar nooit eerder gezien. En ik zit hier
vaak. Ik zou haar moeten zien als ze boodschappen gaat doen.`
Ze lijkt niet te passen bij dit huis,` vond Iris.
Maar,` bedacht Sepp, Ze wist meteen waar ze moest zijn. De meeste bezoekers moeten
eerst goed kijken naar de nummers, voor ze naar binnen gaan.`
Iris keek omhoog. Misschien stond er al iemand achter het raam naar haar uit te kijken?`
Sepp telde op zijn vingers af: Meneer en mevrouw Groen en mevrouw Voskamp wonen
op de benedenverdiepingen. Papa en ik wonen daarboven. Op de zolder woont niemand.
Ze ging de trap op, dan moet ze in het appartement tegenover ons zijn.`
Iris keek naar het bellenbord. Daar woont de heer Moll.`
Meneer Pantoffel?` zei Sepp, Die is niet deftig genoeg voor haar.`
Noem je hem meneer Pantoffel?`
Ja,` zei Sepp:Hij heeft altijd van die kaboutersloffen naast zijn deur staan.` Iris lachte
geamuseerd.
Onverwachts schoot er iets omlaag en viel met een plof voor hun voeten neer. Hu!`
schrok Iris, terwijl ze vlug opsprong, Wat is dat nou?`
Ze keken omlaag naar de traptreden. Er lag iets pluizigs op de stenen. Sepp boog zich
naar voren. Het is een vogel! Een duif. Is hij dood?`
Iris keek ook. Het dier lag stijf uitgestrekt met verfomfaaide vleugels. Wat vreemd! Waar
komt die vandaan?`
Allebei draaiden ze hun hoofd omhoog en tuurden. De gevel torende boven hen uit, de
ramen lagen in de schaduw. De donkere luiken bleven blind.

21

3
Nacht over de stad

Arend had het al snel onder de knie. s Morgens was hij op nog voor Soefian met zijn
intercom de oren van de gasten teisterde. Hij ging aan de slag in de keuken en had alles
gereed vr half tien. Als hij de keukendeur achter zich dichttrok, stonden de gekookte
eieren en thermoskannen met heet water klaar op het buffet, naast brood, jam, boter en
koffie, theezakjes netjes ernaast. Gelukkig dat het ontbijt bij Brians Inn niet meer
uitgebreid was. Als hij s avonds terugkwam van het werk, zou hij de ontbijtboel
opruimen en in de vaatwasser doen.
Hij liep naar de garage van Tonys Bike Service en haalde de riksja van de accu. Dan reed
hij naar hotel Mimosa, een lavendelblauw beschilderd, vriendelijk pension, waar hij zijn
klanten ophaalde en vroeg naar hun wensen. Bejaarde gasten hielp hij een handje bij het
instappen. Vervolgens gingen ze op pad. Als hij een uur later klaar was met de
toeristische route, dan kon het variren. Klanten die niet zo goed ter been waren, vonden
het wel best als hij hen op shopping tour bracht, dan reed hij hen naar de winkels en pikte
hen later weer op. Maar meestal moest hij na zijn vaste hoteltour, zelf nieuwe klanten
zien te vinden.
Dat viel niet mee. Het was voornamelijk wachten en zorgen dat je bleef rondkijken om
klanten aan te trekken. Als je ging zitten lezen of babbelen had je kans dat een potentile
klant zich bedacht en voorbij liep. Het was nu eenmaal nog niet zo gewoon een fietstaxi
te pakken als een gewone taxi. Zeggen dat hij ervan kon leven, zover was het nog lang
niet.
Op de derde avond werd hij bij terugkomst in Brians Inn door een boze Soefian
opgewacht. Ee, Arend! Dit kan zo niet langer! Weet je wat de gasten doen als jij weg
bent?` Soefian zette zijn handen in de zij van zijn oranje joggingpak. Ze nemen dubbel
ontbijt! Meenemen voor lunch, dan is er niet genoeg voor gasten die later opstaan.
Niemand bij de keukenbalie om op te letten, ik kan niet weg van receptie! Is ook druk
hier voor mij, ja?`
Arend schrok, dat was een tegenvaller. Maar Soefian ging door: Gasten klagen, klagen!
Geen ontbijt meer, alles op! Ik kan hen niet helpen, groot probleem `
Sorry, Soefian,` viel Arend de veelgeplaagde man in de rede, Dat had niet moeten
gebeuren, het spijt me!`
Is nog niet alles,` vervolgde Soefian, Tafels blijven vies, borden en troep, ik heb geen
tijd dat ook op te ruimen, is meer werk voor mij!`
Ook dat nog, Arend had gehoopt dat de hotelgasten de borden weer netjes terug op de
22

balie zouden zetten, dat deden ze normaal ook. Maar blijkbaar niet als er geen toezicht
was. Na het ontbijt werden de tafels de rest van de dag gebruikt door de gasten als
bartafels. Er werd gekaart, gekletst, allerlei nationaliteiten verbroederden ter plekke
onder het genot van een drankje en een jointje. Nu hadden zich in de opgestapelde borden
behalve lege jamkuipjes en restjes eierschaal, ook peuken en snoeppapiertjes opgehoopt.
Uiteindelijk had Soefian voor hem de tafels afgeruimd en schoongeveegd, maar de man
had ook de receptie, fietsenverhuur, linnengoed en leveranciers onder zijn hoede. Het was
waar dat hij de keuken er niet bij kon hebben. Gelukkig had hij nog niet bij de baas
geklaagd, maar als dat zo door ging , dreigde hij.
Nee, Soefian,` zwoer Arend berouwvol, Het zal niet meer gebeuren, ik zal ervoor
zorgen.` Hoe moest hij dat doen? Geen idee. Hij begon maar vast met de vaat, misschien
kwam hij op een idee. Soefian trok zich mopperend terug. Terwijl Arend de borden en
kopjes in de vaatwasmachine zette, overdacht hij mogelijke oplossingen. Hij kon niet in
het hotel blijven tot het ontbijt voorbij was, dan zou hij pas om twaalf uur klaar zijn. En
hij moest zijn klanten om tien uur ophalen! Wat te doen?
Als hij nou zijn vrienden om hulp vroeg? Het was wel bijna vakantie, zodat ze straks vrij
waren, maar ze zouden natuurlijk een betaalde baan zoeken en het probleem was dat het
keukenbaantje onbetaald was. Wat dan? Hij was moe en hongerig en wist het niet meer,
hij zou ze straks bellen, misschien wisten zijn vrienden raad.
Kadra zat voor de spiegel en maakte haar toilet. Ze bracht zorgvuldig make-up aan,
crme en lippenstift, kohl rond de ogen, mascara op de wimpers. Ze was er goed in haar
sterke punten te benadrukken. En ze was gezegend met een flink aantal sterke punten.
Dat was niet om op te scheppen, het was puur zakelijk. Als model moest je weten hoe je
lichaam te presenteren, wat je voordelige kanten waren. Maar nog belangrijker was het
om persoonlijkheid te hebben. En die had ze. Als er tenminste n goed ding was dat ze
aan de oorlog in haar geboorteland had overgehouden, dan was het wel dat ze in een land
terecht was gekomen waarin een vrouw persoonlijkheid mocht hebben, wat heet, mst
hebben.
Kadra lachte in zichzelf. Zat ze zich op te tutten alsof ze op audintie ging bij de hoogste
baas van een modellenbureau, terwijl ze gewoon naar haar werk ging, bediening in
restaurant Marrakech. Niets bijzonders. Nou ja, het was in ieder geval geen McDonalds,
met TL-licht en kale tafels, maar heel stijlvol oosters ingericht. Dat beviel haar wel, style
is my middle name. In de oosterse entourage bewoog zij zich als een koningin. Voor haar
geen derderangstent, no Sir. Kadra was geboren om een ster te worden.
Ze keek keurend naar haar fraaie spiegelbeeld. Haar lange hals werd benadrukt doordat
ze haar haar in een knot op haar hoofd had opgestoken en een nauwsluitend T-shirt met
een wijde hals droeg. Ze knipte met haar vingers. Oeh! Dressed to kill.

23

Als hij niet kon slapen, als hij door rusteloosheid bevangen werd, dan moest hij het dak
op. Clyde wist niet waarom hij de laatste tijd s avonds overvallen werd door onrust. Hij
was altijd tevreden geweest met zijn leven: school, thuis, familie, vrienden, kerk. Hij was
de enige jongen in een gezin van meisjes. Zussen hadden zijn leven gedomineerd.
Zussen, alle vier ouder dan hij, die op hem hadden gepast en hem hadden verzorgd toen
hij nog klein was en zijn moeder uit werken moest.
Zijn vader was plots gestorven, een hartaanval, zeiden ze. Clyde was nog niet geboren
toen dat gebeurde. Herinneringen aan zijn vader kwamen van anderen. Men zei dat hij
een zachtmoedige man was geweest. Op het dressoir stonden fotos van hem, een
vriendelijk ogende man met een bril, netjes in het pak. En ernaast de trouwfoto van zijn
ouders, maar dat was nog langer geleden.
Clyde was een rustig kind geweest, vertroeteld door zijn zussen, streng opgevoed door
zijn moeder, die tegelijk vader voor hem moest zijn. Hij had respect voor haar, voor zijn
familie en voor de kerk. Nooit had hij problemen gegeven; hij was een ijverige leerling,
had een gelijkmatig humeur, was goed in sport en had een voorliefde voor geschiedenis.
Als hij over een jaar zijn schooldiploma had, zou hij gaan studeren. Hoogstwaarschijnlijk
iets met economie, boekhouden, zoals zijn vader had gedaan en zijn moeder nog deed.
Hij zou een kantoorman worden.
Maar opeens had de onrust toegeslagen. De twijfel: wilde hij dezelfde weg opgaan als
zijn ouders? Als zijn zussen, allemaal inmiddels getrouwd of verloofd. Het was een
kalme, zekere weg, althans als je een baan had gevonden. Dat was tegenwoordig niet zo
makkelijk. Zijn moeder dankte de hemel dat ze een vaste baan had, zijn zussen waren
min of meer voorzien van zekerheid; parttime baan, huismoeder, uitzendwerk, het
wisselde per zus.
En hij? Wat wilde hij zelf? Waarom twijfelde hij, had zijn moeder gelijk en was hij
aangestoken door Arends vrijbuitersleven? Hij wist best dat het voor Arend geen vetpot
was en dat zijn eigen familieleven in vergelijking met dat van zijn vriend hemels was.
Maar zo vanzelfsprekend als zijn toekomst eerst leek, zo voelde het niet meer voor hem.
Hij had nog wel het examenjaar voordat hij ging studeren, maar in dat jaar moest je je
wel al ergens inschrijven voor een vervolgopleiding, en dus weten wat je wilde gaan
doen.
Clyde kwam uit zijn bed. Het huis lag in diepe rust, zijn moeder ging altijd vroeg naar
bed. Ze bewoonden de twee bovenste verdiepeningen van een Amsterdams huis en hij
had de zolderkamer. Hij deed zijn kleren en schoenen aan en opende zachtjes zijn raam,
dat uitkeek op de aangrenzende daken.
Een heel veld van daken omringde hem, de hoeken oplichtend in het maanlicht, de rest
van de bouwwerken verscholen in de schaduwen van de nacht. Voorzichtig liep hij over
de donkere heuvels die zigzag om hem heen oprezen en weer neerwaarts liepen. De
dakpannen waren nog warm genoeg van de dag, al was de avondlucht frisser. Er kwam
licht van het langsrijdende verkeer beneden en van nabijgelegen straatlantarens. Maar het
zicht was niet voldoende om zoals overdag van daktop naar daktop te springen en

24

balancerend te wandelen op de smalle bovenranden.


Met een kattensprong kwam hij gehurkt neer op de helling van een aangrenzend dak. Hij
hees zich er bovenop en sprong weer verder. Dat was in het donker de veiligste manier
van dakwandelen, laag blijven, dicht bij het loopvlak. Het blok was groot, zeven huizen
breed en zon dertig woningen lang. Een speelterrein alleen voor hem.
Oppassen voor het middendeel waar de binnenplaatsen waren, wat betekende dat de
aaneengesloten daken een gat in hun midden vertoonden, een onverwachte diepte, die zo
laat s avonds, als het licht van vensters en balkons gedoofd was, onzichtbaar was in het
duister. Om niet hals over kop naar beneden te tuimelen was het handiger om zich aan de
buitenste rand van het blok te bewegen, weg van de verborgen diepte. Dat kon hij nu
zonder angst voor ontdekking doen, de markt was verdwenen en de avondbezoekers van
cafs en restaurants in de straat, waren altijd gericht op hun gezelschap of op zoek naar
hun geparkeerde auto, ze keken nooit naar boven.
Hij ging schrijlings zitten bovenop een smalle dakkapel en keek naar de straat beneden
hem. Er kwam licht uit enkele cafs, verder waren de winkelpanden donker, rolluiken
neergelaten. In de naburige straten brandde hier en daar nog licht in een huis, maar in de
meeste lagen de bewoners al te slapen.
Hij stond op de grens van volwassenheid, zo voelde hij het. Studie, werk, het betekende
het eind van de kindertijd en hij had het gevoel dat hij er nog niet klaar voor was.
Natuurlijk was hij geen klein kind meer, maar de stap naar volwassenheid leek nu een
sprong, groter dan die over de diepten tussen de daken.
Was het voor anderen ook zo moeilijk? Kwam het omdat hij geen vader meer had? Een
vader die hem de weg had kunnen wijzen. Zijn moeder deed haar best, maar hij had zich
niet schuldig gevoeld over het geheim houden van zijn freerunners activiteiten. Ze zou
zijn dak-acrobatiek, het overwinnen van de obstakels en het verleggen van grenzen, het
gevoel van vrijheid, nooit kunnen begrijpen. Ze zou het verbieden, eisen dat hij zou
beloven nooit meer te freerunnen. Misschien hem zelfs laten zweren op de Bijbel. En hij
wilde haar geen verdriet doen of een belofte doen die hij zou verbreken. Dit was zijn
manier om aan te vullen wat in zijn leven ontbrak, dat kon niemand anders voor hem
doen. Hij kon het niet uitleggen, zo was het nu eenmaal.
In de straten waren verkeer en verlichting steeds minder geworden, de stad kwam tot rust.
Clyde besloot een rondje over het dak te maken. Hij verliet de dakrand die aan de Albert
Cuypstraat grensde en klauterde en balanceerde het was nu te donker om te springen
van dak naar dak, richting Sarphatipark.
De geuren van kamperfoelie en vochtig gras hingen in de lucht. Het park was donker,
door het bladerdak scheen flauw hier en daar wat lantarenlicht. Heel zacht kon hij
stemmen onder de bomen horen. Het was niet te verstaan wat ze zeiden, het waren vast
zwervers die in de zomernacht onderdak vonden in het verder verlaten park. Of een
verliefd koppel dat naar de sterren wilde kijken. Of misschien waren het mensen zoals
hij, die in de nacht zochten naar een antwoord op een overdag ongrijpbare vraag.
Het zachte ruisen van de bomen en fonteinen, en het gemurmel van het onzichtbare

25

gezelschap maakte hem slaperig. Hij moest maar eens teruggaan naar zijn kamer, voor hij
niet alert genoeg meer was op de risicos van een nachtelijke wandeling op vierhoog.
Behoedzaam ging hij op de terugweg. Zijn bed wachtte.
Voor Arend was de dag nog niet om. Hij stond op het Damplein te wachten op klandizie.
s Avonds waren het alleen nog toeristen die van de fietstaxi gebruik maakten, al het
winkelend publiek en kantoorpersoneel was al naar huis. Hij verlangde ook wel naar zijn
bed, s morgens was hij vroeg opgestaan om het ontbijt klaar te maken, tegen half tien
was Hadir gekomen om het tot twaalf uur van hem over te nemen. Natuurlijk hadden zijn
vrienden hem niet in de steek gelaten. Zowel Clyde als Hadir vielen om de beurt n
morgen voor hem in. Daarvoor zouden ze van school verzuimen, maar het was toch al
goeddeels roostervrij, zo tegen het eind van het schooljaar. Deze woensdag en donderdag
was er dus toezicht bij het ontbijt. Arend was hen dankbaar, dat gaf hem even de kans om
een oplossing te zoeken. Al had hij nog geen idee hoe hij het moest oplossen. Antonio
had geopperd de afspraak voor de toeristen van tien uur te verplaatsen naar hooguit half
elf, maar daarmee was zijn probleem niet opgelost. En nog later aankomen bij hotel
Mimosa was geen optie, dan zou de concurrentie het gat wel weten te dichten. Nee, hij
moest er wat op vinden.
Intussen was hij langer gaan werken op straat, om genoeg te kunnen verdienen. Tegen
etenstijd, als iedereen naar huis ging en ook de toeristen in de restaurants uitgebreid
tafelden, fietste hij naar Brians Inn om een potje te koken en te eten. Hadir had de
ontbijtboel nog opgeruimd voor hij was vertrokken, switi, dat scheelde weer tijd.
Na een snelle maaltijd ging Arend weer de straat op, gelukkig dat zijn woonplek vlakbij
zijn werkplek was. Bij de Dam posteerde hij naast andere fietstaxis.
Het was de rijders niet ontgaan dat er een nieuweling bij was gekomen. Een oudere man
met een bril en een grijze paardenstaart kwam naar Arend toegelopen en reikte hem de
hand. Hij was gekleed in een spijkerjasje en jeans. Raskolnikov` stelde hij zich voor met
een zwaar accent. Arend keek verrast. Raskolnikov?` Hij herinnerde zich het boek van
Dostojevski dat hij op school voor zijn boekbespreking had gelezen.
Zeg maar Raskol`, zei de man met een grijns, Zo noemen ze me.`
Bent u Russisch?` informeerde Arend belangstellend. De ouwe zette een voet op de
treeplank van de riksja en steunde ontspannen met zijn arm op een knie. Hij knikte. Ik
ben al dertig jaar in Nederland,` zei hij, zijn geplooide gezicht ernstig. Nog vr de
Glasnost!`
Zo,` zei Arend met ontzag, Dan heeft u zware tijden meegemaakt.`
Raskol knikte haast plechtig. Ik ben ontsnapt aan Het Systeem. Te voet uit Rusland,
helemaal via Siberi.`
Is daar niet een boek van?` peinsde Arend hardop. Ik meen me te herinneren ...`
Raskol kreeg plotseling haast. Hij zwaaide naar een collega en liep verder na Arend een
schouderklop gegeven te hebben.

26

Michel voegde zich bij Arends riksja. Hij was een dertiger met een sympathiek
voorkomen. Onder de riksjarijders genoot hij aanzien door zijn rust en natuurlijke
overwicht bij problemen. Raskol is een oudgediende,` zei hij. Hij fietst al heel lang.
Anders dan de tijdelijke werkers uit Oost Europa die hier een poos onze concurrenten
zijn geweest. Nu de regels met vergunningen strenger zijn geworden, is het weer rustiger
op de straat.` Hij keek om zich heen. Soms t rustig.`
Het zou niet lang meer duren. De toeristen kwamen al uit de restaurants en pizzerias,
klaar om Amsterdam by Night` te gaan ontdekken. Michel liep terug naar zijn eigen kar
om de toeristen op te wachten, Arend nam eveneens zijn houding van beschikbaarheid
aan.
De stad met haar lichtjes, de grachten met de verlichte bruggen, de rode lampen van de
Wallen, alles van het Amsterdamse centrum had haar werkkleed aan om de bezoekers te
vermaken. Bezoekers, die veelal uit landen kwamen met grotere steden, een groter
inwoner-aantal en een bredere variteit aan vermaak. Wat had Amsterdam hen te bieden?
Musea en grachten overdag, vrijheid en drugs bij nacht.
Arend peinsde over de laatste twee attracties. Het was zijn eerste werkavond. Het werk
overdag was geen probleem gebleken, Antonios toeristeninfo had hem goed op weg
geholpen met zijn klanten. Maar wat moest hij s avonds aanbieden, als de musea en
winkels gesloten waren en het te donker was voor een tour langs de grachtenhuizen? Een
ritje over de Wallen lag het meest voor de hand. Drugs?
Alsof hij erop had gewacht stond er opeens een jongeman naast Arend. Fa waka, swa,`
zei hij, terwijl hij om zich heen keek alsof hij wilde tellen hoeveel mensen er in de buurt
waren. Nieuw hier, h. Chewie?` Hij bood Arend kauwgum aan. Arend bedankte. De
jongen was hip gekleed, zijn modieuze streetstyle kleding stak af bij Arends zwarte
plunje. Lopen de zaken een beetje?`
Arend knikte zuinigjes en bewoog zijn hand heen en weer. Zozo`.
Sooso?` Zijn ogen waren onzichtbaar achter zijn donkere bril alsof je s avonds een
zonnebril nodig had! Arend dacht aan Clyde die ook Surinaams was. Maar beide jongens
verschilden van elkaar als dag en nacht. Moet je horen,` zei de jongeman, hij was
tamelijk beweeglijk, verplaatste steeds zijn gewicht van het ene op het andere been, t
Zijn moeilijke tijden, hosselen, luku fo duku, i sabi? Maar jouw klanten komen speciaal
voor wat wij hebben! Vrij Amsterdam, weet je. Ik kan je leveren wat je wil: if you got the
cash, we got the stash. Alles voor de bizniz: aggalicious, marleys, blueberry yum yum,
blanka Wat je maar wil!`
Aha,` zei Arend. Straattaal, hij leefde nog niet lang genoeg op de straat, maar het was
duidelijk wat de jongen voorstelde. Arend deed alsof hij twijfelde. Je moest straatfiguren
niet tegen je in het harnas jagen als je prettig wilde blijven leven. Hij deed of hij een
besluit nam. Nee man, het gaat nog best zo,` knikte hij vriendelijk maar afwijzend.
Youre sure?` De ander stak zijn hand in zijn jaszak. Wil je eerst proeven? Deze is van
het huis.` Hij haalde een klein plastic zakje tevoorschijn. En vraag maar naar Van
Zanten.`

27

Van Zanten?` Arend probeerde het relatiegeschenk` beleefd af te slaan. Sorry, ik moet
nog in het verkeer, h.` Van Zanten was dat echt zijn naam? wilde aandringen, maar
toen bespeurde zijn waakzame blik in de verte een paar geniformeerde agenten. Hij
kreeg het opeens druk. Okee dan, als je me nodig hebt vraag je maar, check je later!`
Haastig verwijderde hij zich van de taxistandplaats en was even later opgegaan in de
menigte.
Arend concentreerde zich op zijn doel voor de avond: klanten werven. Het ging niet
slecht. Een groepje Japanse toeristen wilde een rit door nachtelijk Amsterdam en Michel
haalde hem en Raskol erbij om iedereen plaats te kunnen bieden. In optocht reden ze
door de binnenstad en over de rosse Wallen, hielden af en toe halt voor een foto-moment.
Daarna was er nog een reiziger die de trein naar Schiphol wilde halen en geen tijd had
voor tramhaltes of autofiles. Arend deed zijn best en zocht al trappend naar gaten in de
drukke verkeersstroom. Bij het Centraal Station hielp Arend de koffer uit de kar te tillen
en kreeg nog een fooi. Hij keek toe hoe de man naar de ingang draafde, de rolkoffer
ratelend achter zich aan sleurend. Hij hoopte maar dat de man zijn trein zou halen.
Vervolgens gebeurde er een hele poos niets op de taxistandplaats. De voorstellingen in
theaters en bioscopen waren al lang begonnen, toeristen verpoosden zich in cafs of
wandelden liever.
Michel ging naar huis, Raskol zou blijven tot drie uur s nachts, als er cafgangers waren
die behoefte hadden aan een Bob om hen thuis te brengen. Zo laat wilde Arend het niet
maken, hij moest immers morgen weer vroeg op. Maar als hij nou nog n klant kon
krijgen dat zou mooi zijn.
Net toen hij besloot naar huis te gaan, kwamen er nog klanten. Een stel Amerikanen
wilde een ritje. Zodra hij begon te rijden vroegen ze aan Arend of hij stuff ` te koop had.
Nee, dat had hij niet. En de coffeeshops waren juist dicht gegaan. Mopperend besloot het
stel weer uit te stappen, op zoek naar beter vertier.
Doodmoe fietste Arend naar de garage. Terug in Brians Inn liep hij de feestende
hotelgasten in de huiskamer voorbij, ging meteen door naar de kelder. Daar had hij maar
nauwelijks zijn kleren uit of hij tuimelde in bed. Voor zijn ogen dichtvielen had hij nog
de vage gedachte dat hij vandaag het dak niet meer gezien had.

28

4
Luchtdanser

Wel, Van Zanten had gelijk gehad, veel van de nachttoeristen waren op zoek naar drugs.
Op zijn tweede en derde avond werken bleek dat wel duidelijk. Verschillende malen werd
Arend gevraagd of hij wat te koop had. Ook Van Zanten kwam weer langs, maar alleen
om te melden dat hij iemand` naar Arend zou sturen, die luisterde naar de naam
Hockeymeisje`. Voordat Arend kon tegenwerpen dat hij niets nodig had, was de dealer er
alweer vandoor. Mooi was dat. Hij ging echt niet wachten op iemand die hij kon missen
als kiespijn. Al had de bijnaam Hockeymeisje` hem wel nieuwsgierig gemaakt.
Onwillekeurig moest hij denken aan het meisje dat hij op het Waterlooplein gezien had.
Haar zou hij wel graag terugzien, maar zij zag hem niet staan. Misschien als zijn
omstandigheden verbeterd waren? Hij twijfelde. Nee, waarschijnlijk zelfs dan niet.
Hockeymeisje` bleek overigens een broodmagere junk met sliertig haar en holle ogen.
Als zij ooit een stuk was geweest, was daar niet veel meer van over. Arend had moeite
om van haar aanhoudende gebedel af te komen, ze wilde hem pers iets verkopen. Hij
vroeg zich af waarom ze niet bij al die gewillige toeristen klanten ging werven, maar
eigenlijk was dat wel duidelijk. Toeristen kwamen voor de fun`. Bij hun beeld van Vrij
Amsterdam paste niet de verwoeste schoonheid van Hockeymeisje, zij zou klanten eerder
wegjagen.
Juist toen hij haast wanhopig werd van haar vasthoudendheid zo joeg ze ook zjn
potentile klanten weg kwam Michel als redder in nood. Hij stuurde haar weg.
Gehoorzaam draaide Hockeymeisje zich om en verliet de taxistandplaats. Wow!` zei
Arend verbaasd, Hoe komt het dat ze naar hem wl luisteren?`
Volgens Raskol had Michel ooit een junk gered die in elkaar was gezakt op straat. Met
hartmassage had hij hulp verleend tot de ambulance er was. Sindsdien had hij aller
respect gewonnen.
Arend was onder de indruk, al was hij niet zeker wat hij van Raskols verhalen moest
geloven. Maar hij moest ook zover zien te komen dat hij door de dealers met rust gelaten
werd. Alsof hij al niet genoeg aan zijn hoofd had. Het riksjawerk beviel hem wel, maar
zijn probleem als onbijtman was nog niet opgelost. Clyde had Arend op donderdag
vervangen en op vrijdag was als verrassing Kadra verschenen. Hadir had haar
overgehaald om ook in te vallen en dus schreed ze op vrijdagmorgen met haar lange
benen en het air van een diva over de drempel van Brians Inn, tot verrukking van
Soefian.
Ben jij vandaag nine-fiver? Kun je mn jacka en me handpattas voor me bewaren?
Waar is de keuken?` Het moest gezegd: ze was een diva die de handen uit de mouwen

29

wist te steken. Nadat ze haar jas en handschoenen bij Soefian in bewaring had gegeven,
bonjourde ze iedereen die niets te maken had met de keuken, de deur uit. Soms zagen
hotelgasten kans om extra voedsel te snaaien in de keuken. Maar niet vandaag. Kadra
zwaaide de scepter en Arend kon met een gerust hart op pad.
Maar dan? Het zat eraan te komen dat hij zijn keukenbaan moest opzeggen, maar dan
raakte hij zijn kamertje kwijt en hij verdiende nog niet genoeg om ergens anders te gaan
wonen. De baas zou liever een andere sloeber zoeken die als ontbijtman zou werken in
ruil voor onderdak, dan dat hij Arends aanbod van huurder zou accepteren. En hij leefde
nu wel van de straat, maar zag het echt niet zitten om ook op straat te slapen. Ah!
Problemen!
Het restaurant van oom Moershid lag aan de Ceintuurbaan, vlakbij de Albert Cuypmarkt,
een goede lokatie. Oom Moershid was vele jaren geleden, al meer dan veertig jaar, uit
Marokko gekomen als gastarbeider. Hij werkte als jongeman van achttien jaar in de bouw
en wat later in de horeca, spaarde tot hij zijn eigen zaak kon beginnen. Eerst was dat een
kleine kruidenierszaak. Maar hij had zijn zinnen gezet op een eigen restaurant en toen hij
halverwege de veertig was, was het eindelijk zover. Hij had zijn droom waargemaakt,
restaurant Marrakech werd geopend.
Hadir had zijn oom voor het eerst ontmoet toen hij met zijn ouders naar Nederland
kwam. Als klein kind speelde hij tussen de stoelen in het restaurant terwijl zijn moeder in
de keuken werkte. Hadir groeide op en werd een Amsterdamse Marokkaan, maar zijn
ouders konden niet wennen aan Nederland en besloten terug te gaan naar Marokko. Zijn
veel jongere broer en zusjes namen ze mee, maar Hadir wilde blijven in Nederland.
Hij had nog een paar jaar middelbare school te gaan en wilde daarna studeren. Oom
Moershid, inmiddels bijna zestig, herkende in Hadir de ambitie en drang naar
zelfstandigheid die hijzelf als jongeman had gehad en ontfermde zich over hem.
Hadir was vroeg vrij van school, het restaurant was nog dicht maar de keuken was al
volop in bedrijf. Tomate, de Franse bijnaam voor de Marokkaanse kok van oom
Moershid, was druk bezig bij het hakblok. Het rook er naar uien en knoflook en
specerijen. Er stonden schalen met granaatappels en olijven, potten met kardamom,
gezouten citroenen en saffraan. Oom Moershid stond te roeren in een grote pan. Salaam,
Amh,` groette Hadir, Bonjour, Tomate.`
Oom Moershid stak de pollepel op bij wijze van groet. Tomate deed hetzelfde met zijn
hakmes, wat er gezien zijn postuur en bebloede voorschoot best luguber uitzag. Hadir
pikte een nog warm pasteitje van een schaal en liep al etend door naar de lege eetzaal.
Het interieur was overdadig, rijk gedecoreerd met vergulde orintaalse tierelantijnen en
rood fluweel. Eigenlijk nogal ouderwets. Oom Moershid was gesteld op een traditionele
ambiance, zoals hij ook gesteld was op het verwelkomen van gasten met een Ahlan wa

30

sahlan` vergezeld van een lichte buiging.


Gelukkig kwam daarna Kadra in beeld. Een down to earth kelnerin met een sterke
voorliefde voor straattaal. De taal van de straat bestond uit een mix van Sranan tongo,
Arabisch, Engels, Nederlands en bijna net zoveel invloeden van andere talen als er
nationaliteiten in Amsterdam waren. Somalisch kwam niet meer over haar lippen sinds ze
op jonge leeftijd het ouderlijk huis met ruzie verlaten had. Maar dat ze was opgegroeid in
het getto van Amsterdam vond ze beslist geen probleem en dat mocht iedereen weten.
Met haar slang dreef ze oom Moershid tot wanhoop. Als Kadra op haar innemende wijze
tegen de gasten begon met: Fa waka? Alles chill?` en noteerde dat de klanten twee
Alfredos` wilden en Hopi ` couscousschotel, dan hief oom Moershid bezwerend de
handen en vermaande: Het is hier een restaurant! Niet de straat! Spreek fatsoenlijk!`
En voor ze kon doorgeven dat een klant Kapsalon` beliefde, fronste hij dreigend zijn
zwarte wenkbrauwen, ze moest toch weten dat dergelijk snackbarvoer zijn keuken niet in
of uit kwam.
Maar de oude man was te zeer op haar gesteld en zuchtend gaf hij zich gewonnen. Wat
Hadir betreft, bij hem was het al gauw verliefdheid geworden. Maar ze hadden geen
verkering. Kadra mocht hem wel. Ahlan shaar tawil!` Hoi, langhaar. Dat was haar
speciale manier om hem te begroeten. Hij koesterde hoop dat ze zijn vriendin zou
worden, als hij maar geduld had.
Oom Moershid zag het bezorgd aan. Hij had Hadir hierover aangesproken toen ze op een
maandagavond TV zaten te kijken. De enige vrije avond van oom Moershid, als het
restaurant dicht was.
Neef,` begon oom Moershid, Ik zie je kijken naar onze dienster, Kadra`. Hij schraapte
zijn keel, streek over zijn snor. Hadir bleef zogenaamd onverschillig door kijken naar het
TV programma, maar gluurde zijdelings naar zijn oom.
Zij is een mooi meisje, lief meisje, dat is waar.` Oom Moershid zocht naar woorden,
Hadir zei nog steeds niets.
Maar jij gaat studeren. Jij komt hogerop. Wat gaat zij doen?`
Kadra heeft ook ambitie, oom,` voelde Hadir zich geroepen haar te verdedigen, Zij wil
het gaan maken als model. Ze heeft al een paar opdrachten gehad voor fotos en
modeshows.`
Ja, ja.` Oom Moershid knikte, bedacht zich dan en schudde zijn hoofd. Nee, maar
straks, over een paar jaar, ben jij accountant. Deftige man in pak. Wat moet jij dan doen
met een vrouw die praat als als ...` Hij gaf het op, schijnbaar ontbraken hem de
woorden.
Als een bootwerker?` Hadir glimlachte wrang. Hij kon wel gissen wat zijn oom had
willen zeggen. Als een niksnut van de straat? Als een junk of een dealer? Dat alles was
Kadra niet, integendeel. Gemelijk luisterde hij naar de preek van oom Moershid, over de
plicht van alle Islamitische kinderen om de wijze raad van ouderen op te volgen, zoals
vroeger ook hn ouders met grootouders, leraren en geestelijken hadden gedaan. Alleen
dan zou hij als jongeman op het juiste pad kunnen blijven. Begrijp je, Hadir?`

31

Soms voelde Hadir zich als een luchtdanser, voet voor voet balancerend, tastend in het
luchtledige. Tussen oosters en westers was het pad ongebaand en grillig.
Maar Amh,` zei hij toen zijn oom eindelijk zweeg, Die zoete kinderen, die alles braaf
doen wat de ouderen willen, hun eigen wensen wegstoppen en zo top-gelukkig worden
dat zijn maar verhaaltjes. Nee, wacht eens,` onderbrak hij zichzelf, Er is nergens gezegd
dat die knderen dan gelukkig worden. Het zijn de oders die gelukkig zijn, maar waar
blijven de kinderen? Mogen die geen eigen wensen hebben? Dat is toch niet realistisch?`
Oom Moershid keek gekwetst. Hij bedoelde het goed, dat wist Hadir. Maar nu wilde hij
zijn punt maken. Amh,` zei hij met een veelbetekenende blik naar de TV, Waarom is dit
uw favoriete programma?`
De begintune van Memories`, klonk, het programma waarin bejaarden hun verloren
jeugdliefde weer op het spoor kwamen. Oom Moershid keek betrapt. Het bleef stil. Was
Hadir te ver gegaan? Hij vermoedde dat oom Moershid ergens een vroegere liefde had en
daarom nooit was getrouwd. Wat had het de oude man opgeleverd dat hij een jeugdliefde
had laten schieten?
Hadir kreeg spijt, hij had hem niet verdrietig willen maken, dankzij oom Moershid kon
hij immers in Nederland blijven en studeren. Amh,` zei hij half verontschuldigend, Het
maakt niet uit, zj wil mij toch niet.` Dat hij nog hoop had zei hij niet.
Oom Moershid zuchtte, stond op om uit de koelkast iets te halen. Dat was zijn manier om
troost uit te putten: bezig zijn in de keuken. Ze hadden er niet meer over gesproken.
Hadir beklom de vier trappen naar de zolder. Aan de achterzijde van het huis, op de
zolder waar hij een kamer voor zichzelf had, was een klein balkonnetje dat uitkeek op het
dak. Hier kwamen zes aangrenzende daken en een torenspits bij elkaar, schots en scheef
tegen elkaar gedrukt, overlopend in elkaar, alsof een balorige kleuter ze met zijn
blokkendoos bij elkaar had gepuzzeld. Dit was Hadirs favoriete plek.
Het balkon was piepklein, er kon nog geen stoel op staan, maar het was gemakkelijk om
over de gammele ijzeren reling te stappen en dan naar de aangrenzende daken te lopen.
Hij kon zelfs naar de torenspits gaan. Het was een lage toren, nauwelijks hoger dan de
omringende gebouwen van vier verdiepingen. Een nadeel was dat zijn dakexpedities hier
vanaf de straat goed zichtbaar waren. Maar als hij rustig wandelde en deed of er niks aan
de hand was, liet men hem met rust. Van freerunnen kon op dit gedeelte geen sprake zijn,
dat zou te veel de aandacht trekken. Maar meer was eigenlijk ook niet nodig. Hadir kon
hier zitten op de daken, liggen op de warme pannen met een studieboek. Zijn
aanwezigheid was zelfs nuttig, want daardoor bleven de duiven weg en bleef het er
redelijk schoon.
Het torentje was een overblijfsel van een vroeger kerkgebouw, dat inmiddels al lang was
omgebouwd, eerst tot woning en daarna tot zakenpand. Maar de spits was blijven staan,
weliswaar zonder kerkklok en met dichtgespijkerd trapgat. Verder had men de spits
ongemoeid gelaten om het stadsbeeld niet te verstoren. Er kon toch niemand meer
komen.
32

Behalve Hadir. De toren was zijn geheime plekje geworden. De spits stak boven de daken
uit, maar de torenkamer werd aan het zicht onttrokken door het buurhuis ervoor. Een
echte kamer kon je het niet noemen, er was ruimte voor een kerkbel, die reeds lang
geleden was verwijderd. Aan alle kanten bevonden zich rondom raamopeningen,
bespannen met draadgaas. Nog voordat hij met freerunnen was begonnen had de toren
hem al aangetrokken. Voorzichtig was hij over de daken ernaartoe geklauterd. Het gaas
dat over de kozijnen was gespannen om duiven te weren, was door de tijd hier en daar los
gaan zitten en hij had een van de roosters losgewrikt en was naar binnen geklommen.
Met genoegen bekeek hij het verlaten hok en voelde zich als Columbus, die ongeweten
Amerika voor de Spaanse koning claimde. Had hij maar een vlag gehad. Maar eigenlijk
was dat juist niet nodig, hij mocht niet opvallen, zodat hij met rust gelaten zou worden op
zijn nieuw ontdekte continent`.
Schoonmaken was een eerste zaak. Daarna richtte hij de uitkijktoren in met een stoel, een
gemproviseerd rekje van bakstenen en een plank, en een oud kussen bij wijze van sofa.
En een zeil om zijn spullen tegen het weer te beschermen. Met zijn studieboeken en
koptelefoon erbij had hij nu een stek met uitzicht, heel anders dan zijn donkere
zolderkamer. Boven het mozaek van bruine, grijze en oranje pannen op de omringende
daken, strekte zich het hemelruim uit. Licht en lucht, wat wilde hij nog meer. Natuurlijk
moest hij in de winter verkassen, maar freerunnen was dan sowieso niet te doen, wilde je
niet je nek breken door de ijzelgladde dakpannen.
Hadir tilde het ijzergaas van de opening en zette het opzij. Hij klom over het kozijn naar
binnen, trok de stoel naar het raam en installeerde zich tevreden met zijn schoolboeken.
Met zijn voeten op de dorpel en het boek balancerend op zijn schoot, tuurde hij
beurtelings naar de letters op de bladzijden en de wolken in de lucht. Hij was de koning
te rijk.
Iris en Sepp waren vrolijk babbelend op de terugweg. Samen hadden ze over de
vlooienmarkt gestruind en een ijsje gekocht. Het gebeurde dan ook volkomen
onverwacht. In een straat met een blinde muur aan de ene kant en de gracht aan de
andere, werd hen opeens de weg versperd door twee jongens. Een kleine witte met
stekeltjeshaar en een lange donkere met een zonnebril. Hun gezichtsuitdrukking was
grimmig. Er was verder niemand in de buurt.
Je geld, nu!` beet de kleinste van de jongens Iris toe. Sepp greep haar hand vast en
drukte zich tegen haar aan. Ze sloeg haar arm beschermend om hem heen en deed een
beroep op hun redelijkheid:Ik heb geen geld! Zie ik er rijk uit? Laat ons alsjeblieft
door!` De jongens hadden hen nu omsingeld. De donkere deed een greep naar haar tas
maar Iris smakte haar ijshoorn in zijn gezicht. Zijn zonnebril viel door de klap op de
grond en zijn gezicht zat onder de smurrie. Iris draaide zich om en begon te rennen, Sepp
meesleurend. Hij liet zijn ijsje vallen en probeerde haar bij te houden. Ze probeerden weg
te komen maar werden al gauw ingehaald, eerst door de ene en daarna door de andere

33

jongen, die de kleverige sporen van Iris aanval nog wegwreef. Met zn tween dreven ze
Iris en Sepp tegen de muur.
Help!` schreeuwde ze angstig en ook Sepp gilde.
Stil! Bek houden!` siste de kleinere overvaller. Hij trok een zakmes tevoorschijn.Of wil
je dat dit kind iets overkomt?` Hij greep Sepp bij de arm. Die zette het meteen op een
gillen. De andere overvaller haalde uit om Sepp een klap te geven maar Iris had het
hengsel van haar schoudertas om haar arm gewonden en zwaaide haar tas als wapen hard
naar zijn hoofd. Zijn zonnebril vloog opnieuw van zijn gezicht.
Afgeleid door de actie van Iris verslapte de greep van de messentrekker en Sepp wist zich
los te rukken. Ren!` riep Iris naar hem. Haal hulp!`
Sepp rende weg, de hellende straat op. De donkere jongen zocht op de grond naar zijn
bril, zijn maat duwde Iris tegen de muur en hield het mes tegen haar keel. Nu is het
afgelopen!` Hij graaide naar de tas.
Ja hoor, dat ontbrak er maar aan. De riksja trapte al een poosje stroever toen het tot Arend
doordrong: vergeten de accu op te laden! Zuchtend stapte hij af om een en ander te
checken. Wat nu te doen? Hij was niet zo ver van de garage, het beste was om de riksja
dan maar terug te fietsen en aan de oplader te zetten. Nog een geluk dat hij zijn vaste
morgendienst al achter de rug had.
Een half uur later liep hij de deur van Tonys Bike Service weer uit. De riksja was aan de
oplader en Antonio had hem een stapel flyers in de hand geduwd, om zich nuttig te
maken in de drie uren dat het opladen vergde. Arend liep naar de spots in de stad waar de
meeste toeristen kwamen en het duurde niet lang of hij was al zijn folders kwijt. Hij had
onverwachts een paar uur vrij! Over wat hij zou doen hoefde hij niet lang te denken; het
dak had hij echt wel gemist.
Nu moest hij een rustige plek opzoeken, want het was niet mogelijk in hartje centrum op
klaarlichte dag over de daken te freerunnen, met de drukte van al die fotograferende
toeristen.
Sepp holde weg, hij wilde hulp halen, maar er was niemand in de buurt. Zouden ze hem
achterna komen? Vlug keek hij achterom. Hij zag dat Iris zich weer los had gewurmd en
in zijn richting rende. De mannen gaven het niet op en sprintten achter haar aan. En van
hen deed een greep naar haar lange haar. Iris hoofd werd met een ruk naar achteren
getrokken en bracht haar met een kreet tot stilstand.
Iris!` Sepps stem klonk verloren in de verlaten straat. Hulpeloos keek hij om zich heen.
Iris zwiepte weer met de tas, de man liet los om de mep te ontwijken, intussen haalde de
andere man hen in.
Vlakbij was een pakhuis met een paar ijzeren vaten voor de garagedeur. Sepp rende
erheen. Met moeite wist hij een vat van zijn plaats te krijgen en daarna ging het vanzelf.

34

Metalig dreunend ratelde het rollende vat over de keistenen bestrating omlaag. Het geluid
kaatste tegen de gevels. De mannen hadden Iris weer tegen de muur gedreven, maar het
lawaai leidde hun aandacht af.
Op hetzelfde moment zette Sepp het op een schoppen en bonken tegen de rij ijzeren
vaten. Hol galmde het door de straat. Help!` gilde Sepp, Help!`
Verdomme!` Vloekend probeerden de mannen zowel Iris in bedwang te houden als Sepp
te intimideren. Stoppen, rotjong!` schreeuwde de lange naar Sepp en de kleine gaf Iris
een klap in het gezicht. Hij zwaaide met zijn mes. Haar gil deed Sepp verstarren. Wat
moest hij nu doen? Hij was radeloos.
Een zwarte schaduw viel plots vanuit de lucht, de armen uitgespreid zodat hij de man die
Iris belaagde meesleurde. De messentrekker viel achterover. De schaduw stelde zich op
tussen Iris en de mannen, schopte het gevallen mes weg en balde zijn vuisten. Hij
ontweek handig de tweede overvaller. Iris krabbelde weg, probeerde buiten bereik van
het gevecht te komen.
Met wapperende zwarte jaspanden sprintte Arend tegen de muur op, maakte een salto en
sprong bovenop de ontwapende messentrekker. Toen de donkere man zijn handlanger te
hulp wilde schieten, herkende Arend hem.
Van Zanten!` riep hij hem waarschuwend toe, de armen afwerend uitgestoken. Van
Zanten schrok dat hij herkend was. Maar dat deed hem niet van plan veranderen. Hij
deed weer een greep naar Iris tas en deze keer had hij beet. Voordat iemand er iets aan
kon doen, graaide de dief de tas weg en ging ervandoor. De messentrekker volgde hem,
na nog een lelijke grijns in Arends richting geworpen te hebben.
Dat liet hij niet op zich zitten. Arend ging de boeven achterna. Ze renden hard, maar
Arend was beter getraind. En hij had een plan. In vechten had hij geen zin, dus moest hij
het listiger aanpakken. Door het afhellende wegdek van gladde keistenen, konden de
mannen niet zoveel vaart maken als ze wilden zonder het risico te vallen. Al gauw had
Arend de mannen ingehaald en met een fikse douw tegen van Zanten wist hij beide kerels
tegen elkaar aan te laten tuimelen en tegelijk de tas terug te grissen. Nu was het zaak uit
hun handen te blijven.
Nood breekt wet. Hij zette zich af op de motorkap van een auto, sprong erop en vandaar
op een vuilcontainer en door naar het dak. Nu was hij onbereikbaar voor de boeven. Op
het dak stond Arend hen uit te lachen. Het zou ze echt niet lukken om zijn stunt na te
doen, die gasten waren te vaak stoned en bewogen als in slow motion.
Kom naar beneden, dan takelen we je!` Woedend schreeuwden de mannen verwensingen
naar hem. Op zoek naar iets om hem te raken, zochten ze in het stadsgroen en begonnen
stenen los te wrikken uit de stoeprand rond een boom.
Toen hoorden ze Iris schreeuwen: Volhouden, de politie komt!` Daar hadden de boeven
geen trek in, met tegenzin draaiden ze zich om en maakten zich vloekend uit de voeten.
Arend verzekerde zich ervan dat de mannen niet terug zouden keren, klauterde dan

35

omlaag en liep terug naar zijn twee beschermelingen. Wees maar niet bang, die komen
niet meer terug.`
Hij liep naar Iris toe, die verdwaasd in het rond keek, op zoek naar Sepp. Haar haren
waren in de war en ze had een schram op haar gezicht van de worsteling. De politie
komt niet,` mompelde ze, Mijn mobiel zat nog in de tas.` Ze nam de tas van Arend aan.
Kom maar hier, joh!` riep Arend naar Sepp, die nog op afstand stond. Hij tilde alvast het
vat overeind dat midden op de weg lag.
Dat heb je goed gedaan, joch,` zei hij tegen Sepp toen deze zich bij hen had gevoegd.
Door jouw alarm kon ik er op tijd bij zijn.`
Sepp vergat zijn tranen. De standbeeldenman!` Verrukt keek hij naar hem op.
Alles in orde?` vroeg Arend aan Iris. Ze had een paar blauwe plekken, maar door Sepps
manoeuvre waren de mannen er niet aan toe gekomen om haar verder in elkaar te slaan.
Ze trilde nog van de doorstane angst en veegde een paar tranen weg.
De schoften!` zei Arend meelevend en wenste dat hij een zakdoek had om haar aan te
bieden. Hebben ze je verwond?`
Bezorgd hief hij zijn hand om de schram op haar gezicht te inspecteren maar hield in toen
hij de schrik in haar ogen zag. Het bloedt een beetje,` zei hij, Niet veel.`
Iris boog haar hoofd en wreef over haar wang. Dan drong er iets tot haar door. Ze keek
op. Knde je die figuren?`
O nee!` schrok Arend. Dat moest er nog bij komen, net nu hij haar eindelijk terugzag.
En van hen heeft me wel eens lastig gevallen. Maar kennen doe ik ze niet. Wil je naar
de politie?`
Ik wil naar huis!` riep Sepp meteen.
Zal ik dan met jullie meelopen?` vroeg Arend
G ... graag` stotterde Iris, ze probeerde haar kapsel weer in orde te brengen. Dank je
wel! Dat was echt dapper van je.`
Arend lachte en haalde zijn schouders op. Iris had een ogenblik nodig om tot zichzelf te
komen en vroeg dan: Waar kwam je nou vandaan?`
Lachend wees Arend omhoog: Van boven.`
Sepp legde zijn hoofd in de nek en tuurde. Waar dan?` vroeg hij.
Ik kan het beter demonstreren,` antwoordde de freerunner en daar ging hij. In rap tempo
sprong hij tegen de muur op, hees zich op de richel, sprong naar balkonrand, vandaar
zwaaide hij naar regenpijp en trok zich op naar het dak.
Wow!` riep Sepp vol ontzag.
Iris en Sepp zagen hun redder balanceren op de dakrand, de armen gespreid voor het
evenwicht. Zijn silhouet tekende zich af tegen de witte lucht, lenig bewoog hij zich en
zelfverzekerd, alsof er beneden geen diepte wachtte. Hij strekte zijn lijf als een danser,
reikte naar houvast op zijn route, maakte zich gereed voor de sprong.
Kom alsjeblieft naar beneden!` smeekte Iris. Sepp draafde opgewonden vanaf de begane
grond met de luchtdanser mee.
Arend daalde soepel af, afwisselend hangend en jumpend. Pas toen hij weer op de grond

36

stond was Iris gerustgesteld. Daarna bekeek ze zichzelf: panty met scheur, schoenhak
losgeraakt in de vlucht en hoe haar gezicht eruit zag, durfde ze niet eens te bedenken. Het
voelde gezwollen aan door de klap van de overvaller.
Ik zie er niet uit!` Ze hinkte op de losse hak.
Je ziet er juist heel leuk uit!` liet Arend zich ontvallen. Eh, ik bedoel ...` Hij werd rood.
Ze reageerde eerst verwonderd maar lachte dan toch. Opgelucht bood hij haar zijn arm.
Waar moet je heen?` vroeg Arend. Sepp hield haar andere hand vast en zo gingen ze
gedrien op weg naar het grachtenhuis.

37

5
Tommie

Nog euforisch van zijn succes keerde Arend s avonds laat terug bij Brians Inn. Daar
wachtte hem een verrassing. Het was er voor de verandering eens rustig, de toeristen
waren de stad in getrokken. Soefian kwam hem tegemoet en keek Arend aan met een blik
die hij niet kon plaatsen.
Wat is er ?` vroeg hij, Hebben de gasten weer van de jam gesnoept?`
Maar Soefian antwoordde: Er is gast voor j.` Hij wees.
Vanachter de balie kwam een jongen van een jaar of twaalf tevoorschijn, zijn blonde
krullen hingen slordig langs zijn gezicht. Hij was gekleed in een spijkerbroek en een
verfomfaaid gestreept T-shirt. Slaperig wreef hij in zijn ogen. Een schooltas bungelde aan
zijn arm en sleepte half over de grond.
Tommie!` riep Arend verrast. Toen de jongen hem zag, werd hij ineens klaarwakker en
rende naar Arend toe, sloeg zijn armen om hem heen. Arend! Laat me bij je blijven,
alsjeblieft!` Arend keek pijnlijk getroffen.
Ze zaten aan de keukentafel, Arend had snel een paar boterhammen voor hemzelf en
Tommie gemaakt. Allebei hongerig vielen ze eerst op het eten aan, voor er verder werd
gepraat. Soefian voegde zich bij hen. Jouw broertje blijft slapen? Is al laat.` Hij zette een
lakenpakket en een opgevouwen deken op een stoel neer. Matras zelf halen, ja?`
Dank je wel, Soefian,` zei Arend dankbaar.
Pas toen ze met zn tween op zijn kamer waren vroeg hij aan Tommie: Was het weer
zover? Had hj weer gedronken?` Arend gebruikte de naam van zijn stiefvader zo weinig
mogelijk. Het was niet eens zijn stiefvader, al woonde hij al jaren bij hen. Zijn moeder
had nog altijd de hoop dat ze eens met hem zou trouwen. Waarom, dat was hem een
raadsel. De man was, zachtjes gezegd, verre van aangenaam. En dan had je zijn
drankprobleem. Zonder drank was die vent al een klier, met drank op werd hij vreselijk.
In het begin trok Arend zich terug als de man op hen en zijn moeder begon te vitten, een
machteloos gevoel overviel hem dan. Hij nam Tommie met zich mee naar hun kamer
waar hij de radio aanzette zodat hij het geschreeuw en getier niet hoefde te horen. Hij
was toen veertien, Tommie was acht. Zijn kleine broertje dat hij probeerde af te leiden en
te troosten, en zo ook zichzelf een hart onder de riem te steken.
Maar Arend werd ouder en minder machteloos. Hij pikte het niet meer. Als tiener begon
hij terug te schreeuwen tegen Gerrit, de nietsnut. Een zuipschuit zonder werk was ie, en
zijn moeder verloor door alle stress ook nog haar baan. Arend had het altijd goed op

38

school gedaan, maar nu ging het steeds slechter, wat thuis door Gerrits bemoeienis weer
nieuwe onenigheid opleverde.
In dat tumult groeide Tommie op, met zijn broer als baken. In karakter waren ze
tegengesteld; waar Arend het hart op de tong droeg, was Tommie meer in zichzelf
gekeerd. Hij hield van tekenen en zat vaak op zijn kamer achter zijn schetsboek of
computer, terwijl Arend graag buiten rondhing. Maar op hun manier hadden de broers
een hechte band.
Hun moeder probeerde in het gezin als schakel te fungeren tussen haar kinderen en haar
vriend, schipperend tussen de een en de ander, maar nergens de doorslag gevend. Kon
zijn moeder maar sterker zijn, waarom zette ze die dronkelap niet het huis uit? Die zak
zou alles, het weinge geld dat ze hadden, aan drank uitgeven. Maar zijn moeder bleef
Gerrit verdedigen, Arend snapte het niet. Wie of wat was er nou eigenlijk belangrijker?
Tussen alle woelige herinneringen van Arend, dook er n op die hem zo helder
voorkwam dat hij het weer voor zich zag. Het gebeurde drie jaar geleden, hij was vijftien.
Na een ruzie was hij woest het huis uit gelopen. Bij een verwilderd plantsoen plofte hij
op een bankje neer. Het park was verlaten, het was aan het begin van de avond. Om deze
tijd zat iedereen thuis voor de TV of aan het huiswerk. Maar hij niet. Kwaad zat hij een
poosje te broeden en steentjes naar de stille vijver te keilen, toen hij opeens het gevoel
kreeg dat hij niet alleen was.
Arend hield op met gooien en keek om zich heen. Er was niemand te zien. De
schemering was gevallen en het was donker onder de bomen. Maar toen hoorde hij uit
een boom iets verderop een paar eikels vallen. En het was windstil. Een eekhoorn,
misschien? Al had hij die nooit in het park gezien. Een kat, dan? Zijn achterdocht was
gewekt. Hij moest een kijkje gaan nemen. De bomen langs het pad benamen hem vrij
zicht.
Voorzichtig stond hij op van de bank en sloop langzaam naar de plek waar de eikels
onaangeroerd tussen de bladeren op de grond lagen. Hij tuurde omhoog. De eikenboom
hoorde al heel wat jaren bij het park. De knobbelige stam torste zware takken die grillig
naar boven toe kronkelden en overgingen in een maaswerk van steeds fijner wordende
takken. Er was niets bijzonders te zien. Juist wilde hij op zijn schreden terugkeren, toen
er een eind verderop geritsel klonk. Er dwarrelden blaadjes omlaag.
Vlug wendde hij zich in de richting van het geluid en zette een sprint in. Gelijk met zijn
naderende voetstappen begon het te kraken in de bomen. Takken schudden, twijgen
zwiepten, er vielen steeds meer blaadjes omlaag en het regende eikels. De onzichtbare
bespieder verwijderde zich. Arend zette de achtervolging in. Hij rende nu onder de
bomen door, verder weg van de hoofdlaan, maaiend met zijn armen door de struiken om
zich een pad te banen, struikelend over boomwortels doordat hij omhoog bleef kijken.
Opeens onderscheidde hij een donkere schim die zich tussen de dicht op elkaar staande
bomen verplaatste. Op een lenige en halsbrekende manier sprong, klom en slingerde

39

iemand zich aan laag hangende boomtakken en over boomwortels. Maar de bomengroep
eindigde bij het gazon. De slingeraar zou de dekking van de bomen moeten verlaten om
zijn weg te vervolgen. Ha! Arend zou hem te pakken krijgen, ook al moest hij een omweg
maken om langs de obstakels van dicht struikgewas te komen.
Maar het oneffen terrein speelde hem parten. Arend bleef haken achter een geniepige
wortel en tuimelde vloekend voorover. Terwijl hij overeind krabbelde merkte hij dat het
weer stil was geworden. Hijgend keek hij om zich heen en dan omhoog naar het
gebladerte. De boom was leeg.
Wie is daar?` schreeuwde hij toen hij weer op adem was gekomen. Laat je eens zien!`
Er kwam geen reactie. Durf je niet?` hoonde hij.
Achter hem klonk een zacht gegrinnik. Hier,` zei een stem. Arend draaide zich met een
ruk om en zag op een omgehakte boomstam een jongen gehurkt zitten. Gekleed in een
zwart joggingpak, zijn lange haar in een paardenstaart bijeen gebonden. Tot zijn
genoegen zag Arend dat de jongen net als hij zat uit te hijgen. Die zou er niet weer
vandoor gaan. Wat doe je daar, waarom bespiedde je mij?` vroeg hij.
De jongen bestudeerde de schrammen die hij had opgelopen in zijn vaart door het
struikgewas.Dat deed ik niet,` antwoordde hij laconiek. Ik zat er al toen jij in het park
kwam. Waarom kom jij me achterna?`
Ach, bullshit!` zei Arend, Maak eens plaats.` Hij stapte op de dikke boomstam en liep al
balancerend naar de jongen toe, wat hem best goed af ging, gezien de vermoeienis van
daarvoor. De jongen schoof wat opzij zodat Arend erbij kon. Toen Arend op de
boomstam zat, zijn benen aan weerszijden bungelend, maakte hij voor het eerst kennis
met Hadir. En met het freerunnen.
Het werd zijn manier om van de huiselijke ellende af te zijn, freerunnen met Hadir en
Clyde die al eerder een schoolvriend van Hadir was. Met zn drien trainden ze, in de
sportzaal als het weer nat en glad was, en met mooi weer buiten op de speelplaats. Het
dak hadden ze toen nog niet ontdekt. De seizoenen kwamen en gingen en de freerunners
groeiden, verbeterden hun conditie en techniek, en breidden hun stadsexploratie uit.
De gezinssituatie echter, ontwikkelde zich die jaren verder in neergaande lijn. Na talloze
zich herhalende ruzies kon het niet anders dan escaleren. Gerrit eiste excuses van Arend,
terwijl Arend van zijn moeder eiste dat ze zou kiezen; Gerrit eruit of hij weg. Zijn
moeder kon niet kiezen, dus pakte Arend zijn boeltje en verliet het huis. Hij was net
achttien geworden, hij zou wel voor zichzelf zorgen, school zei hij meteen maar ook
vaarwel.
Waarom heb je me alleen gelaten?` vroeg Tommie. Ik wilde met je mee! Maar we
wisten niet waar je was! Je belde nooit.`
Het spijt me,` zei Arend, Ik kon je niet meenemen, je bent nog minderjarig. We zouden
meteen de politie op ons dak krijgen.` Toen hij het verdrietige gezicht van Tommie zag,
zei hij verontschuldigend: Ik had moeten bellen. Maar het duurde even voor ik mijn

40

leven op orde had.` Hij zweeg, gaf dan toe: Eigenlijk is dat nog steeds niet het geval.`
Tommie boog zijn hoofd, zodat de haarlokken over zijn ogen vielen en zijn blik
verborgen bleef. Maar zijn mond stond treurig. Hij dacht vast dat Arend hem terug zou
sturen. Er ging een steek door Arends borst toen hij de machteloosheid herkende die hij
zelf thuis had gevoeld. Hij gaf zijn broertje een snelle aai over zijn bol en vroeg dan:
Hoe heb je me gevonden? En weet Ma waar je bent?`
Tommies blik werd donker. Ik ga niet terug, hoor!` zei hij opstandig, Ik zag Clyde
lopen op straat. Toen ben ik naar hem toegerend en heb gevraagd of hij wist waar je was.
Mama weet niet dat ik bij je ben, maar ik ga niet terug. Gerrit is verschrikkelijk.`
Arend wist wat zijn broertje bedoelde. Hij dacht na.
Goed,` zei hij, Het is bijna vakantie, je kunt van hieruit naar school gaan, die laatste
week. En dit weekend kun je me helpen als ontbijtman.` Dat probleem was dan ook
opgelost, althans voor het weekend. Tommie knikte blij.
Ik zal Soefian paaien dat je hier in de vakantie blijft logeren en in de keuken helpt, hij is
de kwaadste niet. En hij mag ons wel, geloof ik. Maar de baas mag er geen lucht van
krijgen. Gelukkig komt die niet vaak langs.` Arend bedacht dat zo meerdere problemen in
n klap opgelost werden. Later zouden ze wel verder zien.
Nu moeten we eerst nog Ma gaan bellen, anders gaat de politie nog op zoek naar jou.`
Arends moeder reageerde boos en opgelucht tegelijk toen hij haar belde. Ze was blij dat
Tommie terecht was en dat Arend eindelijk iets van zich liet horen. Maar ze was er niet
erg gelukkig mee dat Tommie was weggelopen.
Dat kan niet, waar zijn jullie? Ik kom hem halen, Tommie moet nog naar school!`
Voor de zekerheid had Arend nog niet verteld waar hij verbleef, nu probeerde hij haar
gerust te stellen. Maak je nou geen zorgen, Ma. Het is hier rustiger voor Tommie, hij
heeft nog maar n week school en daar gaat hij heus wel heen, dat zal ik met hem
afspreken. En daarna houdt hij gewoon vakantie bij mij. Na de zomer gaat hij weer terug
naar huis, dat beloof ik.`
Maar hij zou met ons meegaan naar Spanje!` jammerde zijn moeder, Onze eerste
buitenlandse vakantie in jaren!`
Met de auto?` vroeg Arend vol afgrijzen. Hij zag al Gerrit dronken achter het stuur over
de snelweg zwalken.
Nee, gekkie,` antwoordde zijn moeder, We gaan met de tourbus, zoveel beter. En nu
mist Tommie zijn vakantie, dat is toch erg?`
Mam, verkoop dat ticket maar door, dan hou je wat geld over. Tommie vindt het fijner
bij mij en ik zal goed op hem letten, beloofd.`
Ja, ...` zei zijn moeder twijfelend, Je lette altijd goed op hem, dat weet ik wel En hij
heeft je erg gemist. Ik jou ook, trouwens.` Arend hield verrast de adem in. Die
ontboezeming had hij van haar niet verwacht.
Ze kwamen overeen dat Tommie meteen mocht blijven als ze hun adres kreeg. En

41

morgen moest zijn broertje ook nog eerst naar huis komen om zijn spullen en schone
kleren op te halen. En de laatste week vr de school begint, komt Tom terug naar huis!`
zei zijn moeder.
Goed, Ma. Doen we.` Dat was voor elkaar.
Als je ze een vinger geeft ` Soefian stopte abrupt, dacht een moment na en begon toen
op besliste toon opnieuw: Als je ze de lnkerhand geeft, willen ze metn de rechter
erbij!`
Ach, Soefian,` zei Arend overredend, Het is maar voor de vakantie! En dan is er meteen
een vast iemand voor de ontbijtdienst!` Hij porde Tommie in zijn zij zodat die het stuk
toast op zijn bord liet vallen een vlugge hap voordat zijn ochtendtaak deze zaterdag
voor het eerst begon. Tommie keek op, knikte en glimlachte schuchter naar Soefian.
Zelf ooit vluchteling was Soefian niet ongevoelig voor Arends en Tommies moeilijke
situatie. En dus liet hij zijn strenge houding varen. Hij draaide het tweetal de paarse rug
van zijn joggingpak toe met een: Ik zie niets! Ik hoor niets! Maar als er probleem komt:
ik weet ook niets.` Hij hief zijn handen op om zijn woorden kracht bij te zetten.
Tuurlijk, Soefian,` beijverde Arend zich, Maak je maar geen zorgen, alles komt in
orde.`
Tommie pakte de weinige spullen die hij had meegenomen uit en maakte zich een plekje
in de kelderkamer. Hij had een matras naast Arends bed, en een stoel om zijn kleren en
schetsboek op te leggen. Hij was tevreden. Nu was hij bij Arend, zijn grote broer. En
Soefian was ook aardig tegen hem, op zijn eigen barse wijze. Na alle nare ervaringen met
Gerrit wist Tommie heus wel het verschil tussen goedig, en onheilspellend gemopper.
De hectiek van Brians Inn leek vredig, vergeleken met de gespannen, explosieve sfeer
thuis. De backpackers waren merendeels relaxte gasten, het lastigst waren volgens
Soefian de gasten die dachten dat ze een luxe hotel hadden geboekt. Die gingen eisen
stellen waarbij Soefians talent voor norsheid goed van pas kwam.
Vanachter de balie keek Tommie de eerste tijd zijn ogen uit bij de vreemde vogels die het
hotel rijk was. Ongeschoren, gedreadlockte tanige kerels, en gebruinde, pezige meisjes
met laat-maar-waaien haar of juist superkort geknipt, de meesten voorzien van coole
tattoos of neuspiercings. Daarbij staken de verdwaalde Japanse dames met hun
rolkoffers en paraplus absoluut af.
Het keukenwerk was niet zwaar en het feit dat hij een oogje in het zeil hield, was
voldoende om de voedselvoorraad op een eerlijk peil te houden. Al gauw werd hij door
de gasten aangesproken met Hey Kid!` of Hi Tom!`
Arend had hem trouwens wel apart genomen en tevoren gewaarschuwd voor drugs en
andere gevaren. Tommie had moeten beloven zich aan de freerunnersregels te houden:
geen drank of drugs. Arend maakte zich wel zorgen erover dat Tommie het grootste deel

42

van de dag alleen zou zijn. Soefian had geen tijd om op hem te letten. Zou zijn broertje
niet aan de zwerf gaan? Het leek wel of elke oplossing van een probleem, nieuwe zorgen
met zich meebracht.

43

6
Het vergeten huis

Chill.` Clyde was blij, hij had een vakantiebaan! Opgewekt liep hij de McDonalds uit,
waar hij zijn sollicitatiegesprek had gehad. Zodra het vakantie was, kon hij beginnen. Dat
betekende dat hij nog n week min of meer vrij had. Nog een paar schooldagen met veel
vrije uren. En nu was het weekend. Tijd voor een beetje actie! Hij wilde een stukje
freerunnen en ging op zoek naar een rustig plekje waar hij kon starten. Achter het
Sarphatipark kon hij de drukte van de markt en van de hoofdstraat ontwijken. Clyde liep
verder, tot waar de daken hem nog onbekend waren en er steeds minder mensen op straat
te zien waren.
Hij liep een steegje in en keek omhoog. Richels van ramen en kozijnen sprongen voor
zijn geoefend oog uit de zijgevel. Oude huizen hadden dikwijls scheef hellende muren en
slechts enkele centimeters uitstulpend relif voor houvast. Sommige plaatsen waren
riskant door verrotte kozijnen of afbrokkelende muren. Dat leek hem een no go.
Moderne gebouwen waren beter voorzien, met balkonnetjes of brede vensterbanken.
Helaas waren die meestal maar al te goed bewoond, zodat hij niet onopvallend kon
passeren, op weg naar het dak. En dan had je de muren en poortjes die uitgerust waren
met messcherpe uitsteeksels of rijen spijkers. Anders dan de duivenpinnen, die meegaven
onder lichte druk, waren deze bedoeld om te verwonden, indringers af te schrikken.
Hij moest verder, een pand zien te vinden dat onbewoond was, zodat hij ongestoord kon
klimmen.
Eindelijk kwam hij bij een muur waar oud mos tussen de kieren groeide. De stadslucht
had de stenen onverstoord kunnen doen eroderen, om het verweerde oppervlak weer toe
te dekken met een zwartige laag vuil. Clyde keek omhoog. Boven zijn hoofd rezen de
drie verdiepingen van een oud herenhuis. Er was geen trapgevel, maar die waren meestal
te zien bij de huizen aan de hoofdstraten. De huizen die achteraan de grachten lagen,
liepen vaker over in een flauw hellend, bijna plat dak. Ze waren nieuwer dan de huizen
dichter bij het centrum, maar nog steeds minstens anderhalve eeuw oud. Doordat er geen
klokgevel was, was er ook niet het petieterige zolderraampje, dat normaal in de top te
zien was. Dat maakte het gebouw minder schilderachtig en meer statig. Grandeur was
wat de bouwers hadden nagestreefd en die werd benadrukt door de horizontale, strenge
lijn van de kroonlijst, waarachter de dakgoot schuil ging. De vensters waren afgesloten
met hoge rechthoekige luiken, en een stenen trap leidde naar de dubbele voordeur
waarboven een gevelsteen prijkte.
Naarmate Clyde meer tijd bovenop de daken doorbracht, leerde hij de bouwwerken
eronder beter kennen. Hij had het een en ander op het internet opgezocht en begon steeds

44

meer op de bouwkenmerken te letten. Hoe had dit huis zo vervallen kunnen raken? De
meeste herenhuizen werden goed onderhouden, en zelfs de plompe voormalige
pakhuizen hadden nieuwe bestemmingen gevonden. Maar als hij om zich heen keek, lag
het antwoord al in de omgeving besloten; dit was een vergeten stukje stad. Een klein
plein waar ramen waren dichtgespijkerd en graffiti en afgesleten aanplakbiljetten de
puien ontsierden.
Onbewoond; mooi, dat kwam hem goed uit. Daarbij gaf deze bouwstijl houvast bij het
klimmen. Clyde keek om zich heen. Zou hij het wagen? Er was geen mens te bekennen.
Vlug beklom hij de stenen stoep, testte of de ijzeren lantaarns aan de gevel nog vast
genoeg zaten en begon aan zijn klim. Met een sprongetje had hij de lantaarn vast,
zwaaide zijn benen naar het bovenlicht van de deur, vond houvast en gooide zijn lichaam
vooruit, zich vastgrijpend aan de uitstekende bovendorpel van de toegang. Pff, gelukkig
had hij nu net als Hadir sporthandschoenen, anders zou hij zich stuk hebben geschaafd
aan de rand van de loden plaat. Even hing hij voor de deur te bengelen, toen wist hij zich
met de voeten af te zetten tegen deurlijst en lantaarnijzer, vervolgens klom hij voorzichtig
van raam naar raam. Hij was op nog onontdekt terrein, een gevel die nog verkend moest
worden. Langzaam vorderde hij en was op weg naar het dak, toen opeens het geluid van
een naderende motor klonk. Het treuzelende gebrom gaf aan dat de rijder niet
onmiddellijk in Clydes straat zou zijn, hij was onderweg door het doolhof van stegen en
straatjes. Maar hij naderde zeker en lang zou het niet duren, Clyde had maar enkele
seconden tijd. Daar hing hij als een reuzenspin aan de gevel, zichtbaar voor iedereen. Het
was niet slim geweest om aan de voorkant van een gebouw te klimmen. En hij was te
hoog om omlaag te springen, en niet ver genoeg om zich op het dak te verschansen.
Paniekerig tastte hij naar een uitweg, duwde tegen het dichtstbijzijnde raamluik. Tot zijn
verrassing gaf dat gemakkelijk mee. Hij aarzelde geen moment maar duwde het luik
verder open. Vlug zette hij zich af en hees zich naar binnen in de donkere ruimte, rolde
over de vloer, kwam meteen weer overeind en sloeg het luik dicht. Dat scheelde niks!
Buiten arriveerde de motor. Zolang de bezoeker in de buurt was kon Clyde niet terug. Hij
betastte het raam. Er moest een constructiefout zijn gemaakt, of misschien was het de
ouderdom, dat een raamluik naar binnen opensloeg in plaats van naar buiten. Maar dat
was wel zijn redding geweest.
Waar was hij trouwens terecht gekomen? Om zich heen hoorde hij geritsel en gekraak.
Een paar minuten bleef hij doodstil zitten. Was er nog iemand in het gebouw? Een kraker
of een zwerver misschien? Met de oren gespitst zat hij in het donker te luisteren. Het
kraken en ritselen ging ongestoord voort, maar niets wees op de aanwezigheid van een
ander mens. Het moesten muizen zijn, of ander ongedierte. Clyde veegde het spinnenrag
van zijn gezicht. Langzaam wenden zijn ogen aan het duister.
Hallo!` Verrast keek Arend op. Hij was net teruggekeerd op zijn standplaats aan de Dam
en sleutelde aan een rammelend moertje. Naast hem stond Iris. Haar gezicht vertoonde

45

nog wat beurse plekken, maar ze lachte naar hem.


Hee!` Hij kwam overeind. Alles goed?`
Ja hoor, ik wilde je graag nog bedanken, voor gisteren.`
O, dat was niets. Gaat het nu goed met je?` Shit, dat had hij al gevraagd. t Was net of hij
niets meer wist te zeggen. Terwijl hij juist van alles tegelijk dacht. Tenminste, zo voelde
het, maar zijn hoofd leek ineens leeg.
Gelukkig kwam ze zelf met een voorstel. Kom je vanavond bij me eten? Als bedankje,
weet je wel.`
Graag,` bracht hij uit. Toen wisten ze even niets te zeggen, lachten een beetje naar
elkaar.
Fa waka!` Hadir en Kadra doken op. Ze hadden de armen kameraadschappelijk om
elkaars nek heen geslagen. Zo te zien boekte Hadir toch vorderingen, dacht Arend. Hij
stelde Iris aan zijn vrienden voor.
Kom vanavond mee feesten,` zei Hadir, Kadra kent een vette club!`
Ja,` zei Kadra, Tantu spang!`
M .. misschien ..` zei Arend aarzelend. Alles kwam ook tegelijk. Iris, Tommie, werken
op de drukke zaterdagavond. Hij keek Iris aan. Een afspraak met haar zou hij in ieder
geval niet laten schieten, straks bedacht ze zich nog. Hij zou regelen dat Tommie
vanavond nog thuis bij moeder at en pas morgenochtend terug zou komen.
Feest? Ja, leuk,` zei Iris, Later misschien?`
Hadir en Kadra liepen verder, Iris bleef nog even bij de riksja staan.
Terwijl ze stonden te kletsen over zijn activiteiten als freerunner en riksjarijder, keek
Arend toevallig over haar schouder en zag iets dat hem verontrustte. In de verte stond
Van Zanten. Hij had zijn donkere zonnebril weer op, maar wist niettemin dreigend in hun
richting te kijken. Arend voelde zich onbehaaglijk, wat voerde die figuur in zijn schild?
Van Zanten draaide zich om en verdween in de menigte. Arend zei er niets over om Iris
niet bang te maken.
Clyde stommelde in het donker rond. Het huis was duidelijk verlaten, dat was een geluk.
De bezoeker op het plein had een verveloze garagedeur geopend en was begonnen
uitgebreid aan zijn motor te sleutelen. Met het luik op een kier gluurde Clyde naar de
man op straat. Daar zat hij dan mooi mee. Hij had in de zon op het dak willen zijn en nu
zat hij hier in het duister vast! En het rook er muf. Waar was hij eigenlijk?
Het was geen zolder, maar er stond wel een hoop troep, allemaal oude kisten. Hij hoestte
onderdrukt van het stof, knipte toen de zaklamp van zijn mobieltje aan. In het schijnsel
zag hij voorbij de stapels kisten een trap die omlaag leidde. Nou ja, dan
zou hij maar eens gaan kijken of er wat te zien viel, dat was beter dan hier te zitten
verstoffen.
De trap kraakte, maar was gelukkig niet verrot. Het geluid van zijn voetstappen klonk
hem ongewoon luid in de oren. Tastend zocht hij zijn weg in het donker. Stommelde de

46

trap af, de spinnenwebben van zijn gezicht vegend. Hij vloekte toen de kleverige draden
aan zijn vingers bleven plakken, veegde zijn hand af aan de groezelige muur, maar dat
maakte het er niet beter op. Afgeleid door iets dat hij onder zijn vingertoppen voelde,
lichtte hij de muur bij en ontwaarde een relif op de wand. Toen Clyde het licht verder
omhoog liet schijnen, zag hij dat de wand bedekt was met behang dat een patroon van
smoezelige figuurtjes toonde. Het was te donker om meer te onderscheiden. Zijn
nieuwsgierigheid was gewekt. Wat zou er nog meer te zien zijn?
De trap kwam uit op een overloop, waar meerdere deuren verschillende richtingen
aangaven. Ze bleken niet afgesloten. Clyde trad een kamer binnen met zijn mobieltje ter
verlichting voor zich uit gestoken. Geschrokken deinsde hij terug voor de gestalten die in
de blauwe gloed oplichtten. Maar toen zag hij dat het slechts met doeken bedekte
meubels waren. Grauwe lakens hingen over stoelen en ander meubilair, zelfs de wanden
waren op sommige plaatsen bedekt.
Hij scheen met zijn mobiel-lampje in de deuropeningen van de andere kamers. Elke
kamer leek nog volledig ingericht. Gek was dat, het was alsof de bewoners spoedig
zouden terugkeren, terwijl dat duidelijk in jaren niet was gebeurd.
Clyde ging nog een verdieping lager en ook hier waren de donkere ruimten vol meubilair.
Soms waren de beschermende doeken afgegleden en kon hij stoffige snuisterijen zien, die
op de dressoirs waren uitgestald. Hij raakte steeds meer gentrigeerd door het
merkwaardige huis. Het was alsof alles had zitten wachten tot er iemand zou verschijnen.
Zo vol als het verlaten huis was, zo leeg scheen het tegelijkertijd.
En nu was hij er, een ongenode bezoeker, maar ook de enige bezoeker. Waarom zou hij
het niet verder gaan verkennen? Kijken wat er onder de lakens was of in de kasten? Hij
had niets kwaads in de zin; het onbewoonde huis verdiende het gewoon dat er weer eens
iemand kwam die wat leven in de brouwerij bracht.
Maar het was te donker. Hij moest maar terugkeren met een goede zaklamp, dan kon hij
het interieur beter bestuderen. In zichzelf glimlachte hij. Kwam hij voor de zon, en nu
maakte hij plannen om zijn tijd door te brengen in het halfduister.

47

7
Club Night

Verwachtingsvol liep Arend de drie trappen omhoog naar Iris zolderwoning. Ze stond
hem al op te wachten. Hoi.` Arend lachte een beetje schaapachtig. Damn! Waarom stond
hij altijd met zijn mond vol tanden als hij haar zag?
Kom dr maar in! Het is wel klein, maar ...` Iris gebaarde naar haar bescheiden
woonruimte. Uit het keukentje kwam al een lekkere etenslucht. Waar zullen we eten?`
Gewoonlijk at ze aan het tafeltje in de keuken, of op de sofa voor de mini-TV. Maar voor
de lange Arend leek het kamertje echt veel te klein. Of misschien ...?
Ik weet wat. We gaan daarheen!` Iris schoof het keukenraam open en voor Arend het
wist, was ze al uit het raam gestapt. En dat op de derde verdieping.
Vlug stak Arend zijn hoofd door het venster. Daar stond ze, op een brede strook met mos
begroeid steen, die aansloot bij het naburige dak. In feite betrof het een oude,
dichtgemetselde bakstenen bloembak, waarop een paar roestige blikken met onkruid
stonden. Maar je kon zo wel makkelijk naar het platte dak van de buren overstappen en
daar was meer ruimte, zoals ze zelf pas had ontdekt. Iris leidde hem over het knarsende
grind naar haar verrassing.
Dit lijkt me wel zo passend,` lachte ze, Met jou als freerunner, bedoel ik.`
Op een omgekeerd sinaasappelkistje had Iris een theedoek gespreid bij wijze van
tafellaken, en daarop borden en bestek gelegd. Twee stapels stoeptegels met kussentjes er
bovenop, dienden als zetels. De zomeravond was nog licht en het dak was warm,
zondoorstoofd van de afgelopen dag.
Holy moly!` Als je de hele dag met toeristen werkte, nam je vanzelf hun taaltje over.
Glunderend genoot Iris van Arends verrassing. Ze gingen zitten en Iris opende een schaal
en schepte de naar uien en vlees geurende ovenschotel op hun borden. Arend zei weinig.
Hij kon er nog steeds niet over uit dat ze al deze moeite voor hem had gedaan. Dat moest
wel wat betekenen, niet?
Wat een uitzicht, h` zei Iris. Arend nam een slok van zijn koude pils en knikte. Van
hieruit zag hij de achterzijde van de gebouwen: een allegaartje van daken en schuttingen,
een wirwar van afdakjes en uitbouwsels, luchtkokers, zolderluiken en dakvensters.
Echt Amsterdam,` beaamde hij.
De muziek dreunde hen tegemoet. Arend en Iris baanden zich een weg door de drukte in
de disco. Een deejay speelde wereldmuziek en had een zeer divers publiek weten aan te
trekken. Ze ontdekten Hadir, Clyde en Kadra, die aan een tafel bij een groepje zaten en

48

heftig naar hen zwaaiden.


Toen ze erbij kwamen zitten viel het niet mee elkaar te verstaan in het lawaai. Kadra
gebaarde naar een mollige jonge vrouw met een prachtig vlechtenkapsel.
Charelly,` stelde ze haar vriendin voor. Charelly was een struise meid, een
zelfverzekerde tante die zich niets aantrok van haar maatje meer. Ze vormde het
middelpunt van een groep Afro dames die al vanaf de morgen, speciaal voor de party,
uren had besteed aan hun haar en andere opschik. En het resultaat mocht dan ook gezien
worden. Het ene kapsel was nog mooier dan het andere, kunstig gevlochten, gestyled,
geverfd of geflatteerd met weaves. Nagels waren gelakt en versierd, schoenen en outfit
met zorg uitgezocht. Als je uitging mocht je daar best een feestje van maken.
Kom!` gebaarde Charelly die haar troepen verzamelde en na een ogenblik waarin
bepaald werd wie op de tassen en jassen zou passen, dromden ze in optocht naar de
dansvloer. Daar hadden ze in een oogwenk de vloer veroverd.
Iedereen keek toe hoe Charelly en haar vriendinnen dansten, vrijmoedig en verleidelijk.
Plagerig bewegend naar elkaar, meisje tegenover meisje, in speelse uitdaging wiegend
met de heupen. Of zusterlijk lepeltje lepeltje, met de rug naar de ander, met zn drien
tegen elkaar intiem dansend zonder de jongens aan te kijken. Gericht op de muziek en het
ritme, dat uitdaagde. Dit was dansen; puur en zinnelijk, een ode aan hun vrouwelijkheid.
De jongens waren buitenspel gezet, maar maakten geen bezwaar. Dit beleefde je ook niet
elke dag. Vanuit het publiek klonken aanmoedigingen en gefluit. In het geflikker van de
discolampen was telkens een fragment te zien van het schouwspel; het flitsen van de
glanzende oorringen en armbanden, de extatische gezichten van de dansenden, de door
glitter lurex leggings strak omsloten benen en billen, alles als een kronkelende kluwen
sensuele beweging.
Kadra sloot zich aan bij de groep dansende vrouwen en toonde haar Somalische roots.
Om haar slanke heupen had ze een sjaal gewonden om ze breder te doen lijken. Ritmisch
wiegend met heupen en billen bewoog ze naar de andere meisjes toe, gaf een show door
al heupwiegend door de knien te gaan om dan weer traag omhoog te komen. De vingers
verleidelijk voor het gezicht gespreid, zodat ook de ogen meededen met de dans. Toen
strekte ze haar arm elegant uit en reikte naar Iris.
Iris aarzelde, maar de groep op de dansvloer was zo aanstekelijk, het ritme van de muziek
verleidde de vrouwen tot een bravoure waar ze bij daglicht alleen van droomden.
Waarom zou ze zich niet voegen bij die kleurrijke fantasie? Dus stond de Amsterdamse
meid op om mee te doen, de Afro dames verwelkomden haar in hun midden. Ladies only!
Het was niet zo makkelijk voor Iris om het ritme te pakken te krijgen, maar daar was
Charelly al om zich over haar te ontfermen. Iris liet haar schroom varen en deinde mee,
voelde de muziek door haar lijf stromen, zoals Charelly met haar ronde vormen plastisch
voordeed. Yes! Dit was wat het ritme vroeg, wat de vibraties losmaakten, haar lijf scheen
te weten wat haar ledematen nog moesten leren, eerst stroef bewegend maar dan al
zwoeler en soepeler.
De dansvloer was overgenomen door de vrouwen. Mannen konden alleen langs de kant

49

toekijken. De deejay speelde erop in en bleef maar draaien wat de vrouwen behaagde. Dit
was hun show, hun ding. Verbaasd keken Arend en Hadir elkaar aan, hun vriendinnen
leken weggekaapt voor de nacht. Zelfs Clyde, die eerder wat afwezig had geleken, vergat
zijn verstrooidheid bij deze glorieuze traktatie.
Na een aantal intense nummers begon de vermoeidheid toe te slaan en de ene na de
andere danseres haakte af. Charelly en haar hofhouding kwamen weer bij hun tafeltje, en
na een koel drankje en een korte adempauze, kwamen de jongens eindelijk aan de beurt.
Op de dansvloer kwamen hun runner skills goed van pas. Clyde, Arend en Hadir
begonnen samen met andere stoere jongens een partijtje streetdance waar de stukken
vanaf vlogen. De omstanders moedigden hen luidkeels aan, al was dat door de muziek
nauwelijks te horen, maar des te meer te zien aan de opgewonden gebaren en gezichten
om hen heen.
Met hun jumps, spins en flips toonden de B-boys de mannelijke variant van wat de
meisjes net hadden laten zien; timing, teamwork, kameraadschap. Eerst ieder om de beurt
en dan allemaal samen, lieten ze zien wat ze konden. Een cork screw, een windmill, een
ninja walk. Het leverde een sensationele voorstelling op. Alsof ze door de muziek
gekatapulteerd werden, schoten ze langs elkaar heen, eindigend met een back spin.
Clyde, die van de drie de minst vaardige freerunner was, bleek als hip hop dancer hoog te
scoren. De omstanders juichten en applaudiseerden. Met een high five en een handstand
bekroonden de jongens hun moment in de schijnwerpers. Lachend voegden ze zich bij de
meisjes die hen als helden binnenhaalden.
Hadir danste met Kadra, het was warm in de zaal en hij kreeg het nog warmer door haar
nabijheid, voelde hoe haar lijf hem af en toe zacht raakte, borsten tegen zijn borst, dij
tegen dij, de stijf gedraaide krullen langs haar gezicht die langs zijn wang schampten. Hij
rook haar hair gel, cosmetica en parfum, alles wat zo meisjesachtig was dat hij er een
beetje nerveus van werd. Om hen heen deinde en wiegde de menigte, als een reusachtig
lichaam waar zij maar een onderdeel van waren, en toch was het intiemer zo met haar te
dansen dan wanneer ze de enigen op de dansvloer waren geweest. De muziek tetterde,
mensen schreeuwden om zich verstaanbaar te maken, drinkglazen werden doorgegeven,
passanten botsten tegen hen aan. Hadir hield haar in zijn armen, voorkwam dat ze door
de stroom werd meegevoerd, tussen al te uitgelaten partygangers.
Hij keek in haar ogen, brutale Kadra met haar fraaie wimpers. Ze lachte en haar gelaat,
afwisselend rood en blauw kleurend onder de discolampen, werd zachter, uitnodigend. En
toen kuste hij haar en ze kuste hem terug, en alles danste en de muziek klonk door in de
nacht.

50

Later was Kadra met de groep van Charelly in de auto gestapt om naar huis te gaan. Nog
even had ze hem omhelsd, toen startte de auto en wierp ze zich vlug bij de opgepropte
passagiers, die kreunden onder de schok. Hadir keek toe hoe de volgeladen auto
toeterend wegreed, mengde zich dan in de stroom huiswaarts kerende feestgangers. Toen
de drukte van wegrijdende autos, scooters en brommers alleen nog groepjes luidruchtige
wandelaars had overgelaten, besloot hij zich af te zonderen.
Hadir ging de lange weg terug, in stevige pas op de stoep, langs de grachten opgetogen
vaart makend, sprintend en springend. Hij zou wel naar de maan willen jumpen! Zich
afzettend tegen muren, zeilend om lantarenpalen, roffelend tegen de ijzeren koppen van
de onschuldige Amsterdammertjes.
Toen Hadir het al gesloten, donkere restaurant Marrakech naderde, werd hij weer rustig.
Zachtjes ging hij naar binnen en de trappen op naar zijn zolderkamer. Daar opende hij de
balkondeur en stapte op de gebarsten tegeltjes om naar de slapende stad te kijken. Hij
was nog vol energie, bruisend van geluk.
Boven de duistere daken waren verre sterren te zien. In de zwarte lucht knipperde het
sterrenlicht, soms doorkruist door het rood flitsend lampje van een geluidloos vliegtuig.
Hij bleef turen tot de vermoeidheid toesloeg en zijn ledematen ontspanden. De hoogste
bedtijd.
Layla saida,` zei hij zacht, terwijl hij op het kleine balkon stond met het wankele ijzeren
hekje. Mooie woorden om de nacht mee te groeten. Goedenacht,` klinkend als twee
zoete meisjesnamen. Of drie. Layla Saida Kadra.

51

8
Beeldenstorm

Fluitend liep Clyde de straat in, zijn rugtas losjes bengelend aan een pols, intussen
onopvallend om zich heen kijkend. Ja, dit was de straat. Het had even geduurd voor
Clyde het huis weer teruggevonden had. Maar hij had alles goed overdacht en zich
voorbereid. Een huis binnengaan druiste in tegen de freerunnerscode. Je moest de privacy
van mensen respecteren. Het was al een inbreuk op zich dat hij en zijn vrienden over de
daken gingen, maar normaal gesproken had daar niemand last van.
Maar het oude huis fascineerde hem. Hij kon niet zeggen waarom, maar een feit was dat
zijn ongedurigheid van de laatste tijd eindelijk gefocust was. Hij had een doel. En dat
was het exploreren van het vergeten pand. Niemand zou er nadeel van hebben, hield
Clyde zichzelf voor. Hij zou niets vernielen of meenemen, hij was geen dief.
Desondanks was het verboden wat hij ging doen en daarom had hij niemand iets gezegd,
zelfs zijn vrienden niet. Dit risico zou hij zelf en alleen nemen. Het kwam goed uit dat hij
in de laatste week voor de vakantie al veel vrij had. De volgende week zou hij het te druk
krijgen met zijn vakantiebaan, dus het moest n gebeuren.
Toen hij vlakbij het huis was, slenterde hij schijnbaar doelloos, speurde nonchalant de
omgeving af. Dan keek hij nogmaals snel in het rond, maakte de tas vast op zijn rug. Het
volgend ogenblik was hij al aan het klimmen, vlug, voordat er iemand aan kwam. Nu hij
het eenmaal eerder had gedaan ging alles sneller, alsof zijn vingers en voeten elke
uitstekende steen van de vorige keer onthouden hadden. Hij duwde tegen het raamluik,
klom naar binnen, sloot het luik. Bijna n vloeiende beweging. Hij was tevreden;
oefening baarde kunst.
Nadat hij zich ervan had vergewist dat het raam goed dicht was en dat het buiten stil
bleef, haalde hij een zaklamp uit zijn tas en knipte die aan. Deze verdieping diende
kennelijk als opslagplaats. Er stonden geen meubels, alleen kisten en dozen. Voor de
interessantere dingen moest hij beneden zijn. Hij begon de trap af te dalen. Clyde richtte
de zaklamp op het relifbehang dat de vorige keer zijn aandacht had getrokken. Nu kon
hij het patroon onderscheiden, dat zich in sierlijke krullen over de wand omhoog
slingerde. Het motief had iets plantaardigs en kwam hem vagelijk bekend voor.
Clyde liep verder, daalde de spiralende wenteltrap af. Hij voelde zich als een geoloog die
diepere aardlagen ging verkennen. De omringende duisternis en de bedompte atmosfeer
versterkten dit idee. Maar eigenlijk was hij meer als een archeoloog die een schat ging
blootleggen.
Op de middenverdieping waren de slaapkamers, wist hij nog van de vorige keer. De
hemelbedden hadden bovenin randversieringen van ooit goudkleurige franje en aan de

52

hoekstijlen waren gordijnen met fluwelen koorden en sierkwasten vastgeknoopt. Maar de


kamers beneden trokken hem meer. Hij vervolgde dus zijn weg omlaag. Op de begane
grond wachtte de echte schat.
Kamer na kamer bescheen hij met zijn zaklantaren, hier en daar verwijderde hij een doek.
Hij kon niet besluiten waar te beginnen. Waarvoor was hij eigenlijk gekomen? Er ging
een eigenaardige aantrekkingskracht uit van het interieur, maar hoewel hij stoutmoedig
begonnen was, schrok hij nu toch ervoor terug al te voortvarend te werk te gaan. Het huis
leek hem tegelijk aan te trekken en af te stoten, wat was dat toch? Nou ja, het was niet zo
gek dat hij terughoudend was, tenslotte bevond hij zich in andermans huis. Al zou je dat
niet zeggen, de eigenaren moesten zich decennialang niet meer hebben vertoond,
misschien waren ze wel geesten geworden.
Alsof het zo afgesproken was, werd op dat moment een verdieping hoger, een bataljon
muizen over de vloer losgelaten, zo klonk het tenminste. Het geroffel van kleine pootjes,
het gepiep en geritsel overal, maakten hem waakzaam. Maar hij herkende de geluiden
voldoende om al gauw vast te kunnen stellen dat hij geen andere bezoeker hoefde te
vrezen. Hij kon rustig zijn gang gaan.
In een kamer waarvan de lambrisering versierd was met vergulde lijsten en het plafond
rijkelijk gedecoreerd met krullerig stucwerk, besloot hij te beginnen. Boven een grote
tafel hing een koperen kroonluchter met een sluier van spinnenrag. Op het vrijgemaakte
tafelblad zette hij een draaglamp neer. Zo, dat was beter; dan kon hij de omgeving eens
goed onderzoeken. Voortvarend begon hij doeken van de meubels en wanden af te halen.
Stof dat er al eeuwen leek te liggen, stoof op. De deklakens waren van ouderdom zo bros
geworden dat er gaten vielen op de plekken waar zijn vingers druk uitoefenden en er hele
repen rafelig losscheurden. Niezend blies hij wolken stof weg. Wat onder de goedkope
lakens zat, was van betere kwaliteit en had de tijd doorstaan. Versleten leren fauteuils en
mottige sofas van gestreepte zijde werden onthuld. Sierlijke dressoirs en robuuste kasten
wachtten erop geopend te worden.
Gaandeweg werd zijn weerzin voor de muffe geur van schimmel en dode muizen
verdrongen door wat hij ontdekte. Het heldere lamplicht onthulde kleur achter de lagen
vuil. Er was een blauw behangen kamer, en een kamer in dof rood. Sommige wanden
waren beschilderd met landschappen waarin herderinnen of hofdames figureerden.
Een glazen vitrinekast bevatte een uitgebreid porseleinen servies, een andere kast stond
vol met oude boeken. Op de marmeren schoorsteenmantel stonden zware vazen en
koperen kandelaars, op het dressoir pronkten porseleinen beeldjes en tinnen snuisterijen.
De vergeten weelde moest nog kostbaarder zijn dan hij in eerste instantie gedacht had,
constateerde hij verbluft.
Maar de grootste verrassing kwam toen hij een schilderij onthulde. Het tafereel werd
zichtbaar toen hij zijn zaklamp op de afbeelding richtte. Een overvloed aan levensecht
geschilderde vruchten werd zichtbaar. Hij herkende watermeloen, ananas, markoesa,
kokosnoot en kasjoe, Surinaamse vruchten. Clyde herinnerde zich de smaken nog van
een vakantie in Suriname. Je zou er z trek in krijgen, in die zondoorstoofde vruchten

53

met hun sappige, zoete hart. Dat was nog eens wat anders dan appels en peren, en
heleml anders dan het onrijpe tropische supermarktfruit. Maar traditioneel waren toch
appels en peren de afgebeelde vruchten op Hollandse schilderijen? Gouden Eeuw en zo?
De vroegere bewoner van het huis moest wel een ongewone smaak hebben gehad.
Clyde liep nieuwsgierig naar de andere schilderijen. Maar het verhaal dat de portretten
van strenge heren en voluptueuze dames te vertellen hadden, bleef geheim. Ook de
zeegezichten en tuintaferelen maakten hem niet wijzer.
Totdat hij een groot staatsieportret wat nader bekeek. Een dame in een prachtige rode
japon liet zich haar sieraden aanreiken door een bediende. Die bediende was een kleine
zwarte jongen, een Moor. Hij droeg een pofbroek en een vest met pofmouwen, zoiets als
de Zwarte Pieten van Sinterklaas ook droegen, maar dan meer verfijnd. De jongen leek
zelf wel een accessoire.
Het was een goed portret, de zwarte jongen leek echt, anders dan de karikaturale
negerkoppen die Clyde wel eens tegenkwam als gevelsteen boven een apotheek.
Bewonderend bestudeerde Clyde het vakmanschap van de schilder. Dit jongetje had wel
een broertje van hem kunnen zijn. Grappig was dat.
Hij zocht verder, maar de andere schilderijen toonden alleen maar blanken, geen zwarte
mensen meer. Enfin, die Moor op het schilderij was toch al uitzonderlijk. Maar hij
vormde tevens de sleutel van het raadsel. Dit moest wel het huis zijn geweest van een
koopman in koloniale waren, alles wees erop. Die afbeeldingen van exotisch fruit en een
zwarte bediende, ja zelfs het patroon van het behang bij de trap was hem nu duidelijk.
Onder al het vuil was het niet meteen herkenbaar geweest, maar de figuurtjes
verbeeldden eigenlijk gestileerde ananassen. Wow! Dat was nog eens geluk hebben, een
echt koopmanshuis mt inrichting.
Op school hadden ze de Gouden Eeuw uitgebreid gehad, de bloeitijd waarin Nederland
door handel en scheepvaart rijk was geworden. De Hollanders waren meesters op zee
geweest en handige zakenlui, eigenschappen waarmee een klein land groot was
geworden. Met trots werd erover verteld in de schoolboeken. Maar nu kon hij de
geschiedenis als het ware levend aanschouwen.
Opgewonden liep Clyde van kamer naar kamer en bezag de voorwerpen met nieuwe
ogen. Dat dit allemaal in vergetelheid was geraakt, was onbegrijpelijk. Maar het gaf hem
wl de kans om uit de eerste hand te proeven van de zo geroemde Gouden Eeuw. Spullen
die je anders alleen op fotos in boeken zag, of op schilderijen in musea, die kon hij nu
zelf ervaren. Aanraken, het stof eraf blazen en uitproberen.
Hij nam een met vogels gedecoreerd, goudgerand porseleinen kopje uit een kast, veegde
het schoon en bestudeerde de fijne beschildering. Toen haalde hij zijn waterfles te
voorschijn en nadat hij het kopje met een vochtig gemaakte zakdoek had opgepoetst, goot
hij er water in. Clyde ging in de Blauwe Kamer aan een grote dinertafel zitten, alsof hij
thuis was. Hij hief zijn kopje op naar de portretten aan de muren.
Proost!` zei hij tegen de geesten, Op goud en roem! En ... ananassen!` Toen nam hij een
slok.

54

Hij was zo druk geweest met alle ontdekkingen, dat hij de tijd was vergeten. Pas toen zijn
mobieltje begon te piepen, dacht hij aan zijn trainingsafspraak. De parkour training voor
het freerunnen deed Clyde gewoonlijk samen met zijn vrienden.
Hij wierp nog een blik op het hem omringende, in tijd bevroren interieur, toen draaide hij
het licht van de draaglamp lager en vervolgens uit. Goudverf en groenbeslagen koper
vervaagden en werden dan opgeslokt door de duisternis. Zijn zaklamp verlichtte alleen
nog wat voor zijn voeten lag. Hij stopte zijn sportflesje in zijn tas en begon aan de
terugweg. Bij de trap stommelde hij omhoog, minder voorzichtig dan toen hij gekomen
was.
Op de bovenste verdieping botste hij tegen een zware kist. Au!` Hij wreef over zijn knie
en vloekte binnensmonds. Nu hij op het punt stond weer naar buiten te gaan, mocht hij
niet de aandacht trekken. Eerst de kat uit de boom kijken en dan vlug het pand verlaten.
Stom dat hij zich net op het laatst nog bezeerde. Als dat maar geen last gaf bij de training.
Wat deed zon grote kist op zolder anyway?
Straatlantarens weerspiegelden streperig hun licht in het kabbelende water van het
Amstelkanaal. De bootjes langs de kant dobberden leeg op het rimpelende oppervlak.
Clyde had juist de plek die Hadir had aangegeven bereikt, toen Arend eraan kwam. Ze
hadden afgesproken bij het vallen van de nacht. Het was zondagnacht, morgen was de
eerste maandag van de zomervakantie. Arend had een drukke week achter de rug, maar
op maandag vertrokken veel toeristen uit Amsterdam en zou hij toch niet veel te doen
hebben. En Tommie lag in diepe rust in Brians Inn.
Wat heeft Hadir nou bedacht?` vroeg hij aan Clyde. Die haalde zijn schouders op. Dit
weekend was hij begonnen met zijn McDonalds vakantiebaan. Ineens bestond zijn
wereld uit frituurvet en ijsmachines. Elke dag patat en hamburgers bakken en milkshakes
mixen, vuile tafels afvegen en volle vuilniszakken afvoeren. Het eerste weekend van de
vakantie was razend druk geweest, alle scholieren kwamen hun eerste vrije dagen in het
stadscentrum vieren. Clyde was handen tekort gekomen. Maar maandag was een rustige
dag, dus dan had hij vrij. Kon hij nu lekker nachtbraken.
Ze stonden voor de poort van een scholengemeenschap. De twee monumentale gebouwen
waren donker, het plein was verlaten. In de zomervakantie zou er niemand meer komen,
iedereen was blij de school een hele poos niet te hoeven zien.
Hadir dook plotseling op in het donker. Hij wenkte hen. Zonder een woord te zeggen
volgden de freerunners hem. Ze wilden de plek verkennen. Het was zaak niet gezien of
gehoord te worden. Hadir rende vooruit in de schaduwen en gebaarde naar de grote
gevelbeelden bovenop de twee schoolgebouwen. Het ene gebouw had aan weerszijden
van de middenrisaliet twee zuilen, met daarop twee levensgrote stenen paarden. Het
andere gebouw had volgens hetzelfde principe twee stel mansgrote mensfiguren in de

55

top.
Arend floot zachtjes. Dat was een mooie plek! Nu eerst bekijken hoe ze daar konden
komen. Al voortjoggend bestudeerden de freerunners Hadirs locatie van onder tot boven
en van links naar rechts. Dit was een prachtige bouwstijl van begin twintigste eeuw.
Amsterdamse School,` vertelde Clyde.
Taz! School is school,` zei Hadir, Hoe weet jij dat allemaal, knakker?`
Ken je terrein!` grijnsde Clyde, Dude, dan weet je ook wat je kan verwachten.`
Deze bouwstijl bood veel mogelijkheden voor freestyle climbing; reliftegels,
gevelstenen op de hoeken, opstapjes, houvast. Maar de architect had dat misschien wel
voorzien en ook gezorgd voor onverhoedse bollingen met spiegelglad gepolijst oppervlak
waarop je totaal geen grip had, en hellende kozijnen waarvan je zou afglijden. Alleen een
geoefend klimmer kon hier wat mee, en zelfs dan bleef het levensgevaarlijk wat de
jongens gingen doen.
Ze zouden twee verdiepingen hoog moeten klimmen. Het was noodzakelijk plekken te
vinden voor de greep en de afzet, zoals richels en kozijnen, inkepingen of tralies. Het
makkelijkst al was dat relatief zou het zijn via het raam op de tweede verdieping,
maar om dat te doen zou je binnen in de school moeten zijn om naar buiten te kunnen
klimmen richting beeldengroep. En dat ging niet. Een andere mogelijkheid was om eerst
op het platte dak te komen, bijvoorbeeld via een brandtrap, en dan de beelden van
bovenaf te benaderen. Dan kon je er zo op stappen. Hadir had zich al erop verheugd om
als een koning op zon stenen paard te kunnen zitten, de triomf van de runner!
Ze liepen om de gebouwen heen en besloten toen ieder op hun eigen wijze op de
gevelbeelden te komen. Dat zou minder kans op ontdekking geven dan wanneer ze als
groep zouden opereren.
Hadir koos voor de frontale aanval. Terwijl zijn vrienden rond het eerste gebouw bleven
drentelen, liep hij doelbewust naar het tweede gebouw. De stenen paarden waarop hij het
had voorzien bevonden zich immers hierboven. De traliehekken die aan de bovenkant
van de muren aan weerszijden van het gebouw liepen, eindigden hier bij een
vooruitstekende gevel. Mooi, dan zou hij zich niet op het schoolterrein hoeven te
begeven, wat verboden was. Wat gevelklimmen betreft, was het twijfelachtig of er iets
over in het schoolreglement stond.
Hadir liep langzaam achteruit terwijl hij zijn ogen langs de gevel liet dwalen. In
gedachten nam hij de verticale route die hij op het punt stond te nemen, nog eens goed
door. De nabije lantaarnpalen zouden hem bijlichten op zijn weg naar boven, maar hem
ook zichtbaar maken. De ramen van de tegenoverliggende gebouwen, over het kanaal,
waren donker. De bewoners sliepen of waren al op vakantie.
Toen, nadat hij zich ervan had vergewist dat er op straat en op de brug niemand te zien
was, nam hij een aanloop en sprintte recht op het gebouw af. De kelderramen sloeg hij
over, hij mikte op de klassenramen die een eind boven zijn hoofd reikten. Hij maakte een

56

jump, zette zich met n been af tegen de muur en klemde zich vast aan het hoge
vensterkozijn, hees zich vlug op en hield zich in evenwicht aan de raamlijsten. Vlug
klauterde hij verder, hij mocht nu niet verslappen, de vaart moest erin blijven. Half
gebruikmakend van de kleine raamlijsten en het uitstekende muurgedeelte langs de
verzonken ramen, duwde hij zichzelf omhoog, zwaaide zich op het bovenste raamkozijn
en deed een greep naar een vooruitspringende waterspuwer. Richtte zich balancerend op
de stenen spuwer op en klom over het balkon. Yes! Hij stompte euforisch zijn vuist in de
lucht. De eerste etappe was gehaald.
Vanaf het balkon werd het steeds gevaarlijker, want hoger en steil verticaal. Hadir
bestudeerde de volgende route. Hij kon gewoon weer de raamlijsten beklimmen, maar de
ondiepe reliftegels op weg naar de bovenste verdieping boden weinig houvast, en dan
moest hij nog langs de gladde ramen van de tweede verdieping, die gelukkig wel tamelijk
brede raamdorpels hadden. En dan, steun zoekend bij de kleine gevelstenen van de
middengevel, zou hij een greep doen naar het platform waarop het paard stond.
Dat was het moeilijkste gedeelte, want hij zou maar weinig grip hebben om zich krachtig
af te kunnen zetten. Als dat niet goed ging, zou hij wegglijden en vallen van tweehoog.
Bovendien had je kans dat het platform glibberig zou zijn van mos en duivenpoep. Even
twijfelde hij. De kans dat het boven spekglad zou zijn, was inderdaad groot. Als hij viel
kon hij zijn rug breken, etcetera. Het was het niet waard om in een rolstoel terecht te
komen, voor de mogelijkheid om boven op een stenen paard te zitten.
Maar de adrenaline stroomde reeds door zijn aderen, zijn hartslag was versneld, hij mest
stoom afblazen. Een peilende blik vanaf het balkon naar de directe omgeving, maakte iets
duidelijk: overal onder de bomen lag vogelpoep op het trottoir. Maar de gevel en de
beeldengroepen waren schoon. Hij gokte erop dat het daar clean was. Hij ging het erop
wagen. Dwaas, hij wist het. En toch ging hij door.
Om zichzelf gerust te stellen redeneerde Hadir dat het droge weer van de laatste tijd
gunstig was voor houvast. Hij haalde uit zijn heuptas een chalk ball en smeerde zijn
handen goed in met het krijtpoeder. Voor betere grip. Hij schudde zijn spieren los,
vouwde zijn witbestoven handen en mompelde een schietgebedje: Bismillah.`
Hadir hees zich op, stopte zijn vingers in de platte geulen van de reliftegels, duwde zich
omhoog, tastte naar de hoekige gevelsteen.
Iets fladderde bij zijn vingers, kwaad koerend fladderden twee duiven op. Hadir schrok,
verloor bijna zijn evenwicht, maar reageerde direct. Met zijn rug tegen de zuil schrap
gezet en zijn been gestrekt, een voet tegen de raamlijst, wist hij zijn val te stuiten.
Schrapend gleed hij langs de stenen wand, schaafde zijn vel, maar kwam tot stilstand.
Zijn hart bonkte. Stomme vogels!
Nou ja, hij was zelf ook stom bezig. Enfin, het paard wachtte nog steeds, en hij was niet
gevallen. Beetje bij beetje schoof Hadir nu omhoog, hijgend van de inspanning die het
kostte op een vlak met zo weinig grip. Toen hij het platform bereikte, tastte hij eerst
behoedzaam het oppervlak af. Het viel mee, geen glibberige troep. Gek genoeg waren er
geen vogelnesten op het plateau, dat daarvoor toch een ideale plek moest zijn. Maar er

57

was op de hele gevel geen spoortje ongerechtigheid te bekennen. Leve de


Monumentenzorg!
Hadir beklom het platform en voelde zich alsof hij onontdekt gebied betrad. Blij bezag
hij het steigerende paard, de krachtige uit graniet gehouwen benen. De brede rug
uitnodigend, als wachtte het fiere dier op een ruiter. Met het air van de veroveraar besteeg
hij het stenen paard, stak zijn vuist in de lucht en slaakte een kreet van triomf.
Voor het eerste gebouw stond Arend te peinzen. De frontale aanval was hier onmogelijk,
dat was duidelijk te zien. Uitsteeksels om je schrap tegen te zetten ontbraken hier, de
ramen hadden ondiepe dorpels en op de bovenste verdieping waren de vensters met
dunne, gladgestreken zonneschermen afgesloten; er was geen enkel houvast.
Vanaf de zijkant van de middenrisaliet was wel een mogelijkheid. Maar dan zou hij zich
wel op het schoolterrein moeten begeven. Vooruit dan maar. Het zou maar voor eventjes
zijn. Vlug klom Arend over het hek, liet zich vallen en kwam gehurkt neer. Aan deze kant
waren wl diepe kozijnen, dat werd een fluitje van een cent.
Maar boven aangekomen, moest hij zijn plan toch herzien. Het brede voetstuk van de
beeldengroep was aan deze kant veel te glad gepolijst om een veilige greep te kunnen
hebben, om zich op te hijsen. Bruikbare groeven waren te ver weg, buiten zijn bereik.
Dat viel niet te proberen, hij hield wel van spanning, maar hij was niet gek. Er zat niets
anders op dan rechtsomkeert te maken. Hij begon weer af te dalen.
Toen Arend terug over het hek geklommen was, hoorde hij iemand luid vloeken, gevolgd
door een wild geritsel en het krakende geluid van meerdere brekende takken. Ai, dat
klonk naar gevaar! Vogels fladderden verstoord op en voegden hun geschrokken
gekwetter bij het tumult. Arend rende op het lawaai af. Dat moest Clyde zijn!
Clyde was op zoek gegaan naar een manier om bovenop het eerste gebouw te komen. Hij
had al gezien dat gevelklimmen niet zou gaan, dat zou gekkenwerk zijn. Daarom moest
hij iets anders bedenken. Hij keek eens rond in de omgeving. Daar stond een boom op de
hoek die hoog genoeg was. Je zou ermee op het hoekbalkon kunnen komen, maar dat had
geen zin omdat daarvandaan alleen een kale steile muur naar boven leidde. Daar zou
niemand tegenaan kunnen klimmen. De boom dan verder beklimmen tot naar het dak was
een mogelijkheid, als de takken tenminste genoeg solide waren. Waarom waren al die
bomen zo damn jong? Wat was er mis met een goeie ouwe boom? Zo n met een
degelijke, knoestige stam en dikke, massieve takken? Balen, die takjes waren allemaal zo
dun.
Clyde liep al omhoogkijkend rondjes onder de boom. Zou hij een poging wagen? Vooruit
dan maar. Hij nam een aanloopje, zette zich met een sprong af tegen de stam en begon te
klimmen. Hij klom voorbij het balkon, richting dak. Maar hoe hoger hij kwam, hoe
dunner de takken werden, en hoe zwakker. Op het laatst waren het niet meer dan twijgen.

58

Een vervaarlijk gekraak klonk. De tak waarop Clyde zat, begon door te buigen naar
beneden. Hij schrok zich dood. Elk ogenblik kon dat stomme takje breken en dan zou hij
omlaag tuimelen. Hij was te hoog om zich er met een sprong uit te redden. En het dak
was nog steeds buiten zijn bereik. Hij moest n reageren voor hij geen keus meer had.
Bliksemsnel wierp hij zich opzij en liet zich al in het wilde weg graaiend, vallen in de
richting van de lager gelegen dikkere takken. Takken en bladeren sloegen in zijn gezicht
en striemden tegen zijn lichaam, hij werd afgestraft voor zijn overmoed. Help!
Onverhoeds had hij beet. Met uitgestrekte arm hield hij zich stevig vast en wist zijn vaart
met een pijnlijke ruk te stuiten. Hij bengelde aan een arm, herstelde zich dan vlug en
begon met klimmen en afdalen, afhankelijk van wat de grillige route omlaag verlangde.
Beneden trof hij Arend aan. Man, je hebt me laten schrikken!` zei deze, terwijl Clyde de
blaadjes en takjes uit zijn kleren schudde.
Ja, dat was geen malligheid,` antwoordde Clyde. Frede no shit!` Zijn hart ging tekeer,
dat was een stommiteit, hij had kunnen weten dat de boom niet geschikt was. Hij was er
nog goed vanaf gekomen.
Kom,` zei Arend toen Clyde weer enigszins op adem was gekomen, Ik heb een idee.`
Ze liepen om het gebouw heen tot aan de schoolpoort. Arend keek Clyde aan en Clyde
keek Arend aan. Het mocht niet. Zouden ze het doen? Juist toen hoorden ze Hadirs
triomfkreet.
Alsof het zo was afgesproken, draaiden ze zich tegelijkertijd naar het hoge hekwerk en
begonnen erover te klimmen. Op het schoolplein stond een grote boom. De takken,
ongestoord door de plantsoenendienst, groeiden door tot boven het platte dak van de
school. Het was misschien te doen. Misschien, als de takken betrouwbaar waren. Maar
Clyde had daar geen zin meer in, je moest het Lot niet verzoeken. Bovendien was er een
andere mogelijkheid, die beter bij hen paste.
Naast de ingang van de school verhief zich de bakstenen buitenkant van het trappenhuis,
gesierd met een rasterwerk van miniatuur raampjes met kozijnen. En waar dat ophield,
werd de route omhoog overgenomen door een regenpijp. Beter kon je het niet hebben. Ze
startten meteen. Een sprint over het plein voor de aanloop, een sprong en dan
vliegensvlug omhoog klauteren, n worden met de richels en de groeven van de stenen
gevel. Overhevelen naar de klimpijp en dan om de beurt snel omhoog, voordat de
regenpijp zich bedacht en omknakte.
En toen waren ze op het dak. Ze renden naar de plek midden vooraan, waar de
beeldengroep boven het dak uitstak. Daar lieten ze zich omlaag zakken en namen plaats
op het granieten platform van het gevelbeeldhouwwerk.
Victorie! Ze highfiveden met een opgetogen klets. Clydes mobieltje trilde, dat moest
Hadir zijn die hen belde. Arend had door geldgebrek al een poos geen telefoon meer,
soms mocht hij van Soefian het vaste toestel van het hostel gebruiken.
Yo! Wazzup!` klonk het vrolijk.

59

Si, maestro,` antwoordde Clyde, We zijn in top, missie volbracht!`


Noh? Respect, man!` Hadir was in juichstemming. Clyde vatte het niet helemaal. Dit
gebouw was veel te gevaarlijk. Arend porde hem in zijn zij en hij gaf het mobieltje door
aan zijn vriend.
Maar nu hij hier toch zat, kon hij de gevelbeelden net zo goed van dichtbij bekijken. De
stenen figuren stonden met hun ruggen naar hen toe en hadden het hoofd gericht naar de
gracht. Om hen heen was het stil en donker, een lichte mist steeg op van het water. Een
eend kwaakte aan de overzijde. Op de achtergrond klonk nog steeds gedempt Hadirs
gejubel uit het mobieltje. Clyde leunde achterover, tegen de muur. Nu pas kon hij
ontspannen. Het was een heldere nacht, met sterren verspreid over het hemelgewelf. Het
was vreemd hier te zitten, bedacht hij.
Denk jij wel eens na over je leven?` vroeg hij aan Arend.
Wat?` Arend keek onzeker. Bedoel je meisjes?`
Uh, nee, gewoon, je toekomst ...` Clyde verschoof onrustig op zijn plaats. Wat je wil
met je leven.`
Het bleef stil. Clyde bedacht dat Arend zich de vraag misschien persoonlijk aantrok. Ik
bedoel,` hernam hij, Heb je nooit het gevoel dat je een keus moet maken, maar geen idee
hebt wat je wil, waarheen je wil?`
Tja ...` Arend krabde zich op het hoofd. Dagelijks,` antwoordde hij tenslotte.
Maar,` voegde hij eraan toe, Ik red me wel, het gaat best.`
Op het dak,` zei Clyde, Is alles overzichtelijk. Je weet waar je kan gaan en waar niet.
Wat je moet doen, wat je kan.` Arend maakte een instemmend geluid. Clyde ging verder:
Je kent de stad zoals niemand haar kent, en de stad kent jou, je maakt er deel van uit.`
Hij zweeg een moment. Maar beneden, in de straat, is het anders.`
Waar hebben jullie het over?` tetterde de stem van Hadir uit het mobieltje.
Straat, stad,` zei Clyde, Erbij horen, of niet. Die hele Wilders shit.`
O ja, dat,` klonk Hadir, Wer ede. Breek me de bek niet open. De Wazis are back.`
Wannabe nazis,` grinnikte Arend, Willen we daar meer of minder van?`
Mocro, heb jij daar ook last van?` vroeg Clyde aan Hadir.
Wat heet,` zei Arend, Zelfs k heb last van die faker.`
Moroccon is the new Black,` poneerde Hadir.
Moro, moro, more, mre Mocros!` scandeerde Clyde, Toch fijn dat die kel ons een
keuze geeft, h!`
Jaah,` zei Hadir, Het ligt eraan aan wie je het vraagt, maar meer is altijd beter. Normaal
gesproken houden Nederlanders niet van minder. Haha!`
Ze lachten, sloegen elkaar op de schouder, bekeken Hadirs selfie, genomen op het paard.
Juist toen ze overlegden of ze naar Hadir zouden gaan of dat hij naar hen toe zou komen,
kwam een wagen de straat in gereden. Het was een politieauto.
Vlug stopte Clyde zijn mobieltje weg zodat het lichtende scherm hen niet zou verraden.
Langzaam reed de politiewagen langs de schoolgebouwen. Het licht van de koplampen
gleed over de stenen figuren. Clyde en Arend verscholen zich in de schaduwen van de

60

beeldengroep. De auto passeerde hen. Ze haalden opgelucht adem. Maar Hadir zat nog op
zijn paard.
Geschrokken zagen de runners vanuit hun schuilplaats hoe de patrouillewagen naar het
tweede gebouw reed, waar Hadir stokstijf op het stenen paard was blijven zitten. Veel
keus had hij niet, in tegenstelling tot het plateau met de beeldengroep van zijn vrienden,
was zijn platform op het paard en de stenen man rechts van hem na helemaal kaal.
Hij hoopte maar dat het er donker genoeg was om hem een schutkleur te geven. Wallah,
als hij betrapt werd zou hij flink in de problemen komen.
Stapvoets naderde de auto, Hadir bleef kaarsrecht zitten alsof hij erbij hoorde, bovenop
een zuil, midden in de nacht, in de top van een gebouw. Bewegingloos en met afgewend
gezicht, zodat zijn gelaatstrekken niet zouden afsteken bij de vlakke stenen koppen.
Het schijnsel van de koplampen streek over hem heen, gleed voorbij, de wagen reed door.
De runners haalden verlicht adem. Het was tijd om naar huis te gaan. Nadat ze Hadir
hadden getipt over de veiliger route ook met minder kans op ontdekking aan de
achterkant van het gebouw via het schoolerf, daalden ze allemaal af.
Op de brug over het kanaal ontmoetten ze elkaar. Man, Hadir,` zei Clyde, Dat was een
kick, maar dit was eens en nooit weer.` De anderen waren het ermee eens. De adrenaline
was bijna uitgewerkt; hun bed lokte.
Met het air van overwinnaars liepen ze de brug af, richting stad. Over een paar uur zou
het dag worden. Watervogels langs de kant waren gewekt en snaterden slapeloos,
spetterend in het zwarte water. Hun kwekken klonk gedempt, alsof geluid gesmoord werd
in het duister.
Met gespreide vleugels landde een zwaan in het kanaal.

61

9
Pattas of Pradas

Nederland is overvol ` stond er op een spandoek. En dat was nog de vriendelijkste tekst.
De andere spandoeken gaven rechtstreeks aan welke bevolkingsgroepen de zondebok
moesten zijn. De rechts-extremisten stonden op het plein te demonstreren.
Het straatpubliek negeerde de Wazis en ging gewoon door met boodschappen doen,
bellen met hun mobieltje en bij de halte van de naastgelegen hoofdstraat achter de tram
aan rennen. Uit voorzorg had de politie de demonstratie afgebakend van de hoofdstraat.
Hadir en Clyde stonden op de stoep de situatie op te nemen.
Er waren veel meer tegendemonstranten en een hoop politie. De Wazis en de tegenpartij
probeerden elkaar te provoceren. De rechts-extremisten wapperden met vlaggen en
scandeerden strijdleuzen.
De antifascistische tegendemonstranten op hun beurt, probeerden met gefluit en gejoel de
toespraken van de Wazis te overstemmen. De Wazis zagen er grimmig uit, met hun
uniforme zwarte jacks en petjes en provocerende tatoeages.
De antifascisten daarentegen toonden meer verscheidenheid; van bezadigde bejaarden en
gehoofddoekte moslimas, tot aan in het zwart geklede, vechtlustig ogende jongeren toe.
Harde kaas, eh?` zei Hadir met een hoofdbeweging naar de Wazis, Die
klompenstampers.`
Eerder smeerkaas,` vond Clyde, Die gasten hebben geluk dat het vakantie is, hoeven ze
niet te spijbelen vandaag.` De meeste Wazis waren inderdaad nog behoorlijk jong. Ze
keken allemaal even stuurs, velen hadden het gezicht gedeeltelijk verborgen achter een
sjaal, zonnebril of capuchon. De hoofden die niet toegedekt waren, toonden geelblond
haar of kaalgeschoren koppen. Hun zogenaamde ordedienst` was voorzien van
intimiderende vechthandschoenen en om de bovenarm gevouwen witte manchetten of
feloranje gekleurde linten. Ze vormden een gesloten front.
Na een poosje zei Clyde: Weet je, ik wil niet discrimineren, maar ze zien er best dom uit,
vind je niet?`
Hadir proestte het uit.
Nee, eerlijk,` zei Clyde, Ik heb hun partijprogramma gelezen.`
Serieus?` viel Hadir in.
Tuurlijk,` zei Clyde, Ik was benieuwd waarom ze ons zo haten. Maar echt, dat was
gatenkaas, onrealistisch, te veel tegenstrijdigheden en te weinig kennis van zaken.`
Kom op, vertel, man!` Hadir was een en al oor.
Wel, n van de minst crazy topics was een partijpunt dat pleitte voor gratis openbaar
vervoer ... `

62

Aye,` knikte Hadir.


Maar het volgende punt pleitte er weer sterk voor, controleurs in te zetten, op iedere
tram, bus en metro. Waarvoor dan? Om te checken of iemand dan tch heeft betaald?
Want betalen is dan illegaal.`
Weird,` zei Hadir.
Het probleem is, dat ze echt denken dat als de zondebokken weg zijn, dat het hier dan de
hemel zal zijn. Dat is het probleem, man. Voor het paradijs willen mensen alles doen.`
Ja, tell me about it,` zei Hadir somber, Dat is de shit, man, dat is de shit.`
Maar,` zei Clyde, Wazis zijn maar het kanonnenvoer. Zij vangen de klappen op, terwijl
er bedekte racisten zijn in hogere regionen, maar die zijn slim genoeg om te zwijgen en
buiten schot te blijven.`
Een paar potige leden van de stoottroepen hadden Clyde en Hadir in de gaten gekregen.
Ze scheidden zich onopvallend af van hun in koor roepende collegas en begonnen in de
richting van de runners te lopen. Het was aan hun vastberaden houding te zien dat ze op
knokken uit waren.
Een oude dame met een rollator zag wat er stond te gebeuren en schrok. Gaan jullie
gauw weg, jongens! Waarom zijn jullie hier? Dit is gevaarlijk!`
Nou,` zei Hadir, We laten ons niet wegjagen door die gekken, we zijn niet bang.`
Op dat moment zagen de kaalkoppen hun kans schoon en renden brullend op hen af. Dat
was op het plein het sein voor de popelende jeugdige tegendemonstranten om in actie te
komen. De Wazis hadden hierop gewacht. De politie had de grootste moeite iedereen uit
elkaar te houden en bovendien ervoor te zorgen dat de winkels ongeschonden bleven.
Links en rechts begon men te gooien met kennelijk voor deze gelegenheid bewaard
verrot fruit en eieren. Rolluiken schoven ratelend dicht voor etalages, omstanders
maakten zich uit de voeten terwijl Wazis en antifascisten elkaar in de haren vlogen.
Politie probeerde te redden wat er te redden viel. Pacifisten en bejaarde demonstranten
probeerden uit de gevarenzone te blijven. Er werd geschreeuwd en gevloekt. Uit de verte
kwam het geloei van naderende politiesirenes.
Hadir en Clyde zagen de bende op zich afkomen. Daar gaan we niet mee vechten, valt
geen eer aan te behalen!`
Vlug, jongens!` riep de oude vrouw. Ze wenkte hen en toen Hadir en Clyde haar voorbij
waren gerend, versperde ze de weg van de Wazis met haar rollator. Uit de weg, mens,`
gromde de frontman.
Jullie hebben de oorlog niet meegemaakt, anders piepte je wel anders!` sprak de oude
vrouw strijdlustig. Jullie komen er niet door!`
Als wij die hadden meegemaakt,` riep de Wazi, Dan hadden we ze gewonnen!`
Opzij!` Hij duwde de vrouw weg en de bende rende haar voorbij terwijl ze haar
evenwicht verloor en viel. Ze gilde en omstanders schoten haar te hulp.
Hadir en Clyde sprintten een straat in, het strijdtoneel achter zich latend. Terwijl ze
renden spitsten ze hun gehoor. De geluiden van de uit de hand gelopen demonstratie
verdrongen ze door hun alertheid op de nabijheid van de vijand. Het gehijg en gevloek

63

van hun achtervolgers, de zware, vlugge voetstappen en het dreunen van vuilnisbakken
die uit de weg werden geslagen.
Konden ze maar het dak op gaan, maar daar was geen kans voor. Telkens zagen ze zich
de pas afgesneden door Wazi jongeren die zich in zijstraten hadden weten te verschansen.
De bende dreef hen zo naar een doodlopende steeg, de weg terug was geblokkeerd.
Gejuich steeg op van de achtervolgers, de runners zaten in de val!
De Wazis namen de tijd nu ze hun prooi in de tang hadden. Treiterend maakten ze
schijnbewegingen en daagden de runners uit met scheldnamen. Intussen groeide de
achterhoede met Wazis die de politie ontvlucht waren. Het zou niet lang duren voor de
achtervolgers op adem waren gekomen en er klappen zouden vallen. Op hun gemak
naderden de zwartjassen Clyde en Hadir. Sommigen sloegen alvast dreigend met de vuist
op de handpalm om op te warmen.
Hadir en Clyde keken elkaar aan en grijnsden. Ze namen een aanloop en renden recht op
de blinde muur af. Onder onthutst geschreeuw van de Wazis bestormden ze de wand,
klauterden in hun vaart verder en stonden in een oogwenk bovenop de muur. Een
ogenblik stonden ze uitdagend naar de scheldende Wazis te kijken, toen sprongen ze
over de muur en waren verdwenen, de tierende bende achterlatend.
Arend stond met zijn riksja bij het Rijksmuseum op klanten te wachten. Hij keek naar de
lelijke, grote rood-witte lettters op het gras die I Am.. sterdam` spelden, voor het geval
dat je mocht vergeten waar je precies was. De toeristen waren er echter gek op en er
werden talloze kiekjes voor, op en naast de reuzenletters gemaakt.
Daar kwam Raskol aan, met een lading toeristen. Ha, kameraad!` groette Arend hem.
Raskol salueerde en peddelde verder. Arend dacht aan Iris. Ze zagen elkaar af en toe, hun
leven was momenteel te druk. Hij moest dag en nacht werken om de kost te verdienen.
Tommie was van zijn laatste dag thuis, teruggekomen met drie briefjes van twintig van
hun moeder, bedoeld als bijdrage voor hun levensonderhoud in de vakantie. Maar dat was
niet genoeg, ze ging er zeker van uit dat alle maaltijden in Brians Inn inbegrepen waren
of dat Arends baantje voldoende opleverde.
Iris had voor de zomer een avondjob gevonden in een bioscoop. Overdag paste ze vaak
op Sepp, die nu natuurlijk ook vakantie had. Misschien dat Arend Tommie zover kon
krijgen dat hij er eens langs ging. Spelen met Sepp, dat was beter dan hangen in Brians
Inn. Onder de achttien jaar was het hostel eigenlijk verboden terrein, niet geschikt voor
Tom zoals Gerrits gezelschap dat ook niet was,` dacht hij wrang. Een patstelling.
Hij zou Iris graag vaker zien, maar sinds Club Night was hun relatie niet verder gekomen
dan vriendschap. Iris was een serieuze studente, misschien was zijn vrijbuitersleven iets
te veel voor haar. Arend zuchtte. Niets ging easy.

64

Fuk-ke-duk!` zei Kadra, Fok! Fak! Fuk!`


Wat is er?` vroeg Hadir.
Kadra klapte kwaad haar mobieltje dicht.
Die sma had me beloofd dat het door zou gaan! Broeja boneless bitch! Een opdracht
voor de Metro krant, no less!`
Watser?` Hadir kwam overeind. Ze waren op de binnenplaats achter restaurant
Marrakech. Hadir had een theedoek over zijn linkerschouder hangen, hij had even pauze
genomen toen Kadra binnen was gekomen voor haar avonddienst. Ze had haar jas
neergegooid en was gaan bellen, wat duidelijk niet goed was afgelopen.
Opgewonden ijsbeerde ze over het plaatsje, dat volgestouwd was met bierkratten en lege
kartonnen supermarktdozen. Uit het achterraam kwamen stoom en etensgeuren uit de
keuken drijven.
Ik heb haar ontmoet toen ik modeshow liep voor die andere sma, Afrikaanse
feestkleding, I sabi toh?`
Ja, Hadir wist het nog. Een paar weken geleden was hij met Kadra meegegaan. Heel
vroeg op zondagmorgen waren ze vertrokken, op weg naar Valkenburg waar een Afrika
Festival werd gehouden. Backstage was het een heksenketel, met visagistes, kleedsters,
kappers, stylisten en modellen, die elk een plekje opeisten voor hun spullen. Maar het
was een beheerste chaos. Met ijzeren hand werd de regie gehouden door de ontwerpster
die overal tegelijk leek te zijn. Kadra werd in een stoel gepoot en de kapper en de
visagiste gingen met haar aan de slag. Een plastic cape werd om haar bovenlichaam
gedrapeerd om de dure kleding te beschermen, en vervolgens werd ze van de prachtige
Kadra die hij kende, getransformeerd tot een oogverblindende schoonheid. De beauty
specialisten fladderden om haar heen als vlinders om de bloem. Kadra onderging het
allemaal als een prinses, gezeten op haar troon.
Toen kregen de vakmensen Hadir met zijn lange haar in de gaten en wilden hem meteen
toevoegen aan het modellenteam. Ah, zon mooie jongen! Zonde om daar niets mee te
doen, met zon atletisch lijf en zon knap gezicht!`
Hadir had zich vreselijk opgelaten gevoeld. Met moeite wist hij aan de opdringerige
stylist en de gretige kapper te ontkomen. Niet alleen was mannequin zijn niets voor hem,
maar hij was zeker niet van plan om te concurreren met het meisje van wie hij hoopte dat
ze zijn vriendin zou worden. De modellenwereld was al moeilijk genoeg.
Kadra deed het geweldig. Hadir was reuzetrots op haar, toen hij haar als African Queen
over de catwalk zag schrijden in classy kleding. Andere modellen kwamen vrolijk
heupwiegend, dansend op in hun kleurige kledij, maar Kadra stak boven iedereen uit, zij
had absoluut It`. De X-factor of hoe dat ook mocht heten, ze stal de show, dit was hr
rijk. Het publiek was uitgelaten, het applaus overtuigend.
Toch was ze stil geweest in de auto, op weg naar huis. Wat is er?` had hij gevraagd.
Niets,` had ze geantwoord, Niets, shaar tawil.` En ze had hem even over zijn wang
geaaid, met ongewone ernst. Het gebaar had hem verrast en verontrust, om de triestheid
die erachter schuil leek te gaan. Maar meer had ze niet willen zeggen, en een dag later

65

was ze weer de oude Kadra.


Er waren nog wat opdrachten gevolgd voor shows, minder groot dan de Afrikaanse
modeshow en waarin ze niet de hoofdrol had. Daarna gebeurde er een hele poos niets.
Het tij leek te keren toen iemand haar een fotoshoot beloofde voor de Metro. Maar zo te
horen zat dat er toch niet in.
Nou heb ik het helemaal gehad!` raasde Kadra, Ik ben niet van plan doekoeloos te
blijven. Duh!` Ze hield op met ijsberen, klapte haar mobieltje weer open. Voor mij geen
pattas, maar Pradas!` Verwoed zocht ze in haar adresboek en verkondigde dan: Ik neem
een agent!` Ze toetste een nummer in.
Wie dan?` vroeg Hadir. Maar ze luisterde niet, sprak al druk in haar telefoon.
Het huis was als een schatkamer. Vaak ging Clyde er na het werk heen en elke keer
ontdekte hij weer iets nieuws. Steeds stond hij versteld van de kostbaarheden die hij er
vond. Of het nu een vitrine met keramiek was, of een hal met marmeren borstbeelden, de
spookachtige kamers leken onuitputtelijk.
Inmiddels had hij zich genstalleerd, een beetje schoongemaakt en zijn gereedschapskist
meegebracht om draaglampen op strategische plaatsen op te kunnen hangen. Het was
jammer dat hij de kamers niet kon luchten of iets aan het ongedierte kon doen. De inhoud
van de boekenkasten en van de schrijfbureaus bijvoorbeeld, was niet meer te redden,
aangetast door muizen en schimmel. Nog een geluk dat de schilderijen de tand des tijds
hadden doorstaan. Misschien lustten de muizen die niet.
De slaapkamers had hij slechts vluchtig bekeken. Hij was niet genteresseerd in antieke
kleren en beddengoed, hoe mooi ook. En al had hierboven eveneens van alles gereed
gelegen; vergulde haarborstels en kristallen parfumflessen, waaiers en zelfs
sieradenkistjes, het interieur beneden was wat hem het meest boeide.
In de Blauwe Salon had hij zijn hoofdkwartier gemaakt. De grote dinertafel had hij
schoongeveegd, een van de brokaten stoelen afgestoft en er een draaglamp bij gezet. Hier
bracht hij spullen die hij elders in het huis had gevonden naartoe, om beter te kunnen
bekijken. Soms fotografeerde hij de voorwerpen met zijn mobieltje, om thuis op het
internet meer info proberen te vinden. Hij kon wel zeggen dat zijn kennis over historie
groeide.
De tijd leek stil te staan terwijl hij voorwerpen bekeek en bijzonderheden noteerde. Hij
was gewend geraakt aan het aanhoudende gepiep, geroffel en geritsel, van de bewoners,
muizen die soms brutaal voor zijn voeten kwamen lopen. Spinnen weefden de webben
die hij verwijderde vasthoudend terug. Insecten knaagden ongestoord door. Zijn
aanwezigheid werd nauwelijks opgemerkt, hij was deel van de omgeving.
Het aanvankelijke enthousiasme over zijn ontdekking was onverminderd. Natuurlijk wist
hij van de donkere kant van de Gouden Eeuw; dat de kolonin waren uitgebuit en
slavenarbeid voor al die rijkdom had betaald. Maar het was al zo lang geleden, zoals zijn
moeder zou zeggen als hij ernaar had gevraagd. En hij woonde in Holland, hij was er

66

zelfs geboren, wat zou hij nog zeuren?


Bewonderend liet hij een grote hemelglobe door zijn handen gaan. De enorme globe
draaide op zijn houten voet en toonde afbeeldingen van de sterrenbeelden. Het was
duidelijk dat de maker veel tijd had besteed aan het vervaardigen van de meer dan een
meter hoge bol. Dit was zoiets moois dat hij het zelf wel zou willen hebben. Spijtig dat
het niet kon.
Toen het tijd was om huiswaarts te gaan, klom hij weer de trap op naar de bovenste
verdieping, waar het losse raamluik zich bevond. Damn! Stootte hij zich weer aan die
zware kist. Die stond ook nogal onhandig in de weg. Dat moest maar meteen afgelopen
zijn.
Clyde zette de draaglamp neer voor goed zicht maar wel zo dat er van buitenaf geen
schijnsel zichtbaar zou zijn. Hij spande zijn spieren om de grote kist te verschuiven. Dat
viel nog niet mee. Hij moest al zijn kracht gebruiken om het ding van zijn plaats te
krijgen. Langzaam schoof de kist opzij, binnenin klonk dof gerinkel, alsof er voorwerpen
omvielen.
Clyde hield halt. Misschien moest hij eerst maar kijken wat erin zat? Straks beschadigde
hij nog iets waardevols. De bovenkant van de kist was dichtgetimmerd. Hij haalde zijn
gereedschap tevoorschijn, zon ruwhouten kist bewerken was niet erg. Maar wat zou men
toch zo zorgvuldig bewaren in een kist die verder het aanzien niet waard was? Hij
plaatste een schroevendraaier tegen het deksel. Nee, dat ging niet, te klein. Een brede
beitel dan. Dat lukte, Clyde wrikte en duwde langs de kanten. Krakend liet het deksel los.
Het moment was daar, hij tilde de zware, splinterige plank op en boog zich over de kist.
Hij was met stomheid geslagen. Clyde zat op de vloer met de inhoud van de kist om zich
heen. Verspreid lagen ronde en halfronde roestige ijzeren ringen in verschillende
formaten. Als een vreemde sculptuur was er een instrument waar drie omhoog gebogen
metalen staven ontsproten aan een zware ring. Aan elk uiteinde hing een grote ronde bel,
als een karikatuur van een narrenkap. Er waren banden waaruit kruiselings vier
koevoeten staken met puntige uitsteeksels. Bizarre, gebutste metalen gezichtsmaskers en
geperforeerde mondkappen staarden hem leeg aan. Wurgende halskragen met sloten erop.
En strengen en nog eens strengen verroeste ketens met honderden, honderden schakels.
Onthutst liet hij zijn handen door de berg ijzeren ringen gaan, zodat ze met schurend
geluid zwaar over de grond schoven. De verschillen in formaat, besefte hij, betroffen het
lichaamsdeel; polsbanden, enkelboeien en halsbanden. Nog geen uur geleden had hij een
juwelenkistje bekeken en de tere, sierlijk gesmede gouden sieraden door zijn vingers
laten glijden. Wat een contrast.
Er zat nog een leren buidel bij het ijzer. Met enige moeite rolde hij het door ouderdom
vastgekleefde leer uit. Er rolden ijzeren staven en blokjes uit, een set, zo te zien. Hij
pakte er een op bij het handvat, en ontdekte de gegoten letters in spiegelschrift, zwart van
oud roet. Een sterke geur van roest steeg op, haast de geur van bloed.

67

Clyde liet de brandmerkijzers vallen. Hij voelde zich misselijk worden. Hij wilde weg,
weg van deze boze droom. Vlug stond hij op, schopte daarbij tegen de boeien en
struikelde bijna in zijn haast om weg te komen. Behalve de geluiden die hijzelf maakte
terwijl hij rinkelend door de berg ijzer strompelde, was het opeens doodstil in het huis.
Geen geritsel of gepiep meer. Het was alsof alles de adem inhield bij deze ontdekking.
Plotseling leek de atmosfeer zwaar van te lang bewaarde geheimen. Sinistere schaduwen
glipten steels langs de wand. Zijn hart bonsde, hij hijgde hortend, het zweet stond op zijn
voorhoofd. Frisse lucht moest hij hebben, wegwezen van deze vervloekte plaats. Nooit
wilde hij er terugkomen.
Hij graaide zijn spullen bij elkaar en gooide alles, gereedschap en lamp in zijn tas. Met
zijn rug naar de blootgelegde nachtmerrie spiedde hij geagiteerd door de kier van het
raamluik. Zodra hij wist dat de weg vrij was, liet hij zich uit het venster zakken, sloeg het
luik dicht en daalde af. Eenmaal op de grond, vergat hij alles van zijn eerder bedachte
nonchalante pose voor een onverdachte aftocht. Hij rende alsof de duivel hem op de
hielen zat. De straat uit, met diepe teugen de buitenlucht inademend. Hij was ontsnapt.

68

10
Brand

Hij kon er niet bij, het ging hem boven zijn pet. Hoe kon een beschaving die zulke mooie
dingen had gemaakt, tegelijk zulke gruwelen begaan? In hem raasde een storm, woedde
een brand. Dat hij zich had laten inpakken door de zogenaamd neutrale feiten, kale cijfers
en terloopse opmerkingen, dat slavernij indertijd heel gewoon was. Dat maakte dat je het
ook gewoon ging vinden. Maar dat was het niet, het was walgelijk!
Clyde had gerend tot hij geen adem meer had, en toen was hij thuis aangekomen. Hij was
nog steeds overstuur naar boven gerend, alle trappen op. In zijn kamer had hij lopen
ijsberen. Had met zijn vuist tegen de muur geslagen. Toen zijn moeder thuis kwam en in
de keuken ging rammelen met potten en pannen, zat hij op zijn bed met zijn hoofd in zijn
handen.
Tegen etenstijd riep ze hem naar beneden. Langzaam kwam hij de trap af. Aan tafel was
hij stil. Zijn moeder vroeg hem hoe het was op het werk. Goed,` antwoordde hij afwezig.
Mevrouw Belfor legde haar lepel neer. Ze keek hem aan. Clyde,` zei ze, en haar stem
klonk streng, maar bezorgd: Wat is er, jongen?`
Clyde kreeg een brok in zijn keel. Wat kon hij zeggen? Hoe kon hij het vertellen?
Maar zijn moeder bleef hem afwachtend aankijken. Er zat niets anders op, hij moest
praten, nee, hij wlde praten.
Ma,` zei hij, Hoe denk je over de slavernij? Je weet wel, over wat er vroeger is
gebeurd? Waarom wil je er nooit iets over zeggen?`
Het bleef stil. Toen pakte mevrouw Belfor haar lepel weer op en zei bijna toonloos en
zonder hem aan te kijken: Ik heb er nooit over willen praten. Je opa en oma spraken er
nooit over. Waarom? Dat kon niet. Wat voor goeds kon het ons brengen? Lang geleden
was het gevaarlijk om over leed en pijn te spreken.` Ze schudde haar hoofd. In plaats
daarvan spraken we over het onrecht dat onze Here Jezus was aangedaan.`
Clyde keek naar haar strakke gezicht en vroeg: Maar later, dan? Toen kon het toch wel?
Misschien dat de oma van jouw moeder dat niet kon, maar later kon het toch wel?`
Mevrouw Belfor zei niets. Clyde begon al te denken dat er geen antwoord zou komen
toen ze opeens sprak: Toen iedereen vrij was gemaakt, was het onbehoorlijk om erover
te spreken, want je moest dankbaar zijn. Dankbaar dat de meester je had vrijgelaten.
Maar hij was nog steeds de meester. Je moest op je woorden letten.`
Clyde begreep het. Generaties lang waren monddood gemaakt, dat ging niet zomaar over.
Maar hij had er genoeg van. Hij zou het willen uitroepen: Kijk dan wat er is gebeurd!
Hoe kon men dit vergeten? Was het niet erg genoeg geweest, of juist te erg?
Zijn moeder vervolgde: En er was schaamte ... De Nederlanders schaamden zich en nu

69

stonden wij op hun stoep. Het was beter niets te zeggen. Om de vrede te bewaren. Ze
wilden het toch niet geloven.`
Niet geloven?` Clyde was vertwijfeld. Wat valt er nu niet te geloven? De feiten zijn er
toch?`
Nu keek zijn moeder op. Mi boi, onderschat niet hoeveel de mensen kunnen vergeten als
ze daar moeite voor doen. Angst is een grote drijfveer.`
Angst?` vroeg Clyde.
Angst voor ons. Dat we elkaars geschiedenis delen.`
Ze stond op om de restjes van haar bord in de vuilnisbak te gooien. Het bord was nog niet
voor de helft leeggegeten. Wat denk je? Ze zijn bang dat ze mr dan hun geschiedenis
met ons moeten delen. Het blijven kooplui.`
Het was ontluisterend geweest. Het geheim was onthuld. Het pand was van een
slavenhandelaar geweest. De huizen waarvan hij was gaan houden, bekeek hij ineens met
andere ogen. Er zat een duistere geschiedenis achter.
Op internet had hij n van de voorwerpen die hij in de kist had aangetroffen,
nagetrokken. Het was een soort schaar waarvan, zo bleek, de benen tussen de lippen
werden gewrongen, waarna een schroef werd aangedraaid om de kaken stukje bij beetje
te forceren zich te openen. Zo werden op een slavenschip slaven aangepakt die weigerden
te eten, om in de hongerdood te kunnen ontsnappen aan hun vreselijk lot. De
hongerstakingen namen soms epidemische vormen aan en zouden zo tot massale sterfte
en economisch verlies lijden. Met dit speculum konden de scheepslui daarom slaven
gedwongen voeden. Clyde probeerde maar niet zich de scne voor te stellen.
Naar het huis was hij niet meer terug geweest. Maar de herinnering bleef hem
achtervolgen. De mooie geschiedenis van de Gouden Eeuw was een halve leugen. De
periode zou tegelijkertijd ook te kenmerken zijn als de Zwarte Eeuw. De geschiedenisles
was maar een slap aftreksel, maar daar kon hij nog inkomen: het was gewoon niet
mogelijk om op school te voelen wat hij gevoeld had. Misschien had zijn moeder gelijk:
men zou het toch niet geloven. Hij kon het zelf nauwelijks geloven, zouden anderen zich
dan dit veschrikkelijke contrast kunnen voorstellen? Van schoonheid versus gruwel?
Rijkdom dankzij ellende?
Normen, zou men zeggen, waren toen anders, je kunt het niet vergelijken met hoe men nu
over de zaken denkt. Toch bleef hij erover broeden. Hij dacht na over wat zijn moeder
had gezegd over de kooplui. Het was wel opvallend hoe goed de schoollessen ervoor
zorgden dat de daders buiten schot bleven. Want net zoals er nu nazaten van slaven
waren, moesten er natuurlijk nazaten van de handelaren en planters zijn. En hij zou ze
heus niet op de bek gaan slaan of met een schadeclaim komen. Maar wat was er mis met
eerlijkheid? Hadden de slaven na alle ellende en weggemoffelde misdaden, geen recht op
een eerlijke plek in de Nederlandse geschiedenis?

70

Hadir`. Oom Moershid keek zorgelijk. Ze zaten op de vrije maandagavond naar


Memories te kijken. Wat is er, Amh?` Hadir klikte op de afstandsbediening om het geluid
van de TV zachter te zetten. Oom Moershid verschoof nerveus op de bank. Hij vouwde
zijn handen, knakte met zijn vingers, strekte ze weer.
Er zijn problemen, jongen,` zei hij ernstig, Financile problemen. Met het restaurant.`
De rimpels in zijn voorhoofd verdiepten zich. Het is crisis. Slechte economie, de mensen
gaan minder uit eten.`
Hadir schrok. Hij had wel gezien dat er steeds minder klanten kwamen, maar had niet
gedacht dat de situatie zo dringend was. Bij de afhaal leek het nog druk genoeg. Oom
Moershid ging verder: Ik doe mijn best om niet te diep in de schulden te raken. Maar het
is niet te vermijden.` Hij zuchtte.
Dat kan niet te lang zo doorgaan. Schulden geven je een slechte naam. En een goede
naam is belangrijk, jongen. Onthoud dat: met een goede naam, een goed geweten, kun je
je hoofd hoog houden, zelfs als alles tegenzit.`
Hadir knikte. Zelfs nu wist zijn oom nog wijze raad te geven. Maar de problemen
moesten hem vast hoog zitten.
Gaat u .` Hadir durfde het haast niet te zeggen. Het restaurant betekende zoveel voor
zijn oom. Gaat u sluiten?`
Oom Moershid zuchtte. Nog niet, jongen, nog niet. Maar het ziet er slecht uit. Er moet
iets gaan gebeuren. Ik weet niet wat. We moeten hopen en bidden. Inshallah komt het
goed, met Godswil.`
Ze bleven zwijgend zitten staren naar de TV, terwijl de mensen op het scherm geluidloos
hun lippen bewogen. Oom Moershid stond niet eens op om in de keuken te rommelen.
Alsof hij zelfs geen afleiding van zijn zorgen meer kon bedenken.
Hadir had het gevoel dat speeltijd voorbij was. Dat hij aan het begin stond van een
nieuwe, serieuzere fase in zijn leven. Hij had een dergelijk gevoel al eerder ervaren; toen
hij hoorde dat zijn ouders met hun gezin terug zouden gaan naar Marokko.
Dankzij oom Moershid had hij zijn leven een andere wending kunnen geven. Maar hoe
stonden ze er nu voor? En wat zou hij moeten doen als ze echt in de problemen kwamen?
Zou hij nog kunnen gaan studeren?
Tommie deed de oefeningen nog maar een keer. Hij nam een aanloop en sprong van
stapsteen naar stapsteen, langs de schommels en de glijbaan, helemaal om de speelplaats
heen. Daarna balanceerde hij op de lage metalen reling die langs de zandbak liep. Tot slot
probeerde hij zo zwierig mogelijk op het klimrek tussen de sporten door te
manoeuvreren, zijn rug krommend als een slang.
Toen hij de training achter de rug had, ging hij zitten uitpuffen. Hij was nog lang niet zo
goed als Arend, waarschijnlijk zou hij ook nooit zo goed worden. Maar het kon geen
kwaad te oefenen, hij volgde toch al de gezondheidsregels van de freerunners, kon hij net

71

zo goed ook de training doen.


Tommie zat op de balustrade van het klimhuisje en liet zijn benen bengelen. Parkour was
prachtig om naar te kijken, toch voelde hij niets voor de waaghalzerij waarmee Arend en
zijn vrienden zich bezighielden. Maar waar zou hij zijn vakantiedagen anders mee
moeten vullen? Klokslag twaalf uur was hij keukenhulp af en had hij de rest van de dag
vrij.
Hij haalde zijn boterhammen uit zijn tas. Eigenlijk was het best een beetje saai. Hij was
wel blij dat hij niet met Gerrit in Spanje zat, maar zonder school waren er ook geen
vrienden. Arend was bijna altijd weg, eerlijk gezegd had Tommie zich het logeren bij zijn
broer niet op deze manier voorgesteld. Al mocht hij natuurlijk niet klagen, het was in
ieder geval lekker rustig.
Soms ging hij kijken bij de riksjastand, of wandelen door de stad. En trainen op de
speelplaats, natuurlijk. Bij Brians Inn hielp hij Soefian wel eens met klusjes. De Iranir
was op hem gesteld, maar vond het hostel ongeschikt voor een kind. Hij mocht van
Soefian niet in de bar rondhangen. Maar Tommie had in het hostel zijn eigen plekje
gevonden.
Aan de achterzijde van Brians Inn was een balkon. Eigenlijk was het geen echt balkon,
het was het noodtrappenhuis dat op last van de brandweer buiten het gebouw was
aangebouwd. Op de treden hingen bij mooi weer de toeristen hun handdoeken en
uitgespoelde T-shirts te drogen, of zaten ze te roken. Het metalen trappenhuis leek zo wel
op een vogelkooi, vol met kleurig wapperende weefsels aan de tralin en vreemde,
rokende vogels.
Wanneer de toeristen de stad in waren gegaan of in de bar rondhingen, had Tommie het
rijk alleen. Dan zat hij op vierhoog, omringd door de gevels, daken en luchtkokers van
andere gebouwen, met de wijde lucht boven hem. Op de warme treden met zijn
schetsboek, zijn walkman en een blikje fris. Lekker chillen.
Nog vier weken vakantie te gaan.

72

11
Stalkers

Weet je t zeker?` Arend stelde de vraag, maar eigenlijk wist hij het antwoord al. Iris
stond voor hem met bedrukt gezicht. Ze frommelde aan de riem van haar schoudertas.
Ja, ik weet het zeker, ik word gestalkt!` Eerst had ze nog gedacht dat het verbeelding
was, misschien een gevolg van de stress van de verijdelde straatroof, maar uiteindelijk
werd het toch duidelijk dat er ongure figuren achter haar aan zaten.
Moet je niet naar de politie gaan? Ik wil best getuigen!` Hij zei er niet bij wat dat voor
hem zou betekenen: het leven op de straat zou hem zowat onmogelijk gemaakt worden
door Van Zanten en zijn handlangers. Nou ja, daar zou hij later wel mee dealen.
Maar Iris haalde haar schouders op. Wat zou de politie kunnen doen? Dit zijn heel
andere jongens dan de twee die ons hadden aangevallen. Dus gaan ze natuurlijk
ontkennen. En zj hebben me ook niets gedaan, behalve hinderlijk in de buurt zijn.`
Ja, die boeven waren wel slim genoeg, natuurlijk. Het beviel Arend niets. Als het aan
hem lag, zou hij er iets aan doen. Dat zei hij ook. Laat het maar aan mij over,` zei hij,
Zorg dat je niet op verlaten plekken komt, zoek de drukte op, dan kunnen ze niets doen.
Ik ga erachter aan!`
Iris keek opgelucht en bezorgd tegelijk. Ja, wil je dat doen?` Ze had kennelijk
vertrouwen in zijn straatcontacten. Zou ze hem ooit anders kunnen zien dan als handige
straatvriend? Maar voor het moment was het belangrijkste dat ze veilig zou zijn. Hij
knikte. Toen viel hem iets in. Zeg, zou Sepp het leuk vinden als mijn broer Tommie eens
kwam spelen? Het is vakantie en Tom heeft in de middag niets te doen.`
Oh, natuurlijk! Wat een leuk idee!` Iris maakte meteen plannen. Sepp vindt het ook zo
saai, hij is net terug van vakantie bij zijn moeder en heeft nu niks. Zijn vader heeft geen
vakantie kunnen nemen, met de eerdere drukte en zo.` Maartens vakantiedagen waren
opgegaan aan de verhuizing naar Amsterdam. Met jongens bij elkaar, dat wordt vast heel
gezellig.`
Fijn! Ik zal het aan Tommie zeggen,` zei Arend. Hij stapte op zijn riksja, want hij had
twee kerels opgemerkt, die al tien minuten doelloos op enige afstand van hen rondhingen.
Daar moest hij het zijne van hebben. Iris zwaaide naar hem terwijl hij wegreed.
Arend reed een blokje om. Toen keerde hij terug en fietste nu achter Iris aan, zonder dat
ze hem zag. Een eindje achter haar, bijna opgaand in de menigte van de zaterdagse
drukte, volgden de twee donkerbebrilde mannen haar.

Hello! Youre all alone up here?` Tommie schrok op. Beneden hem, onderaan de
73

noodtrap, stond een jonge vrouw. Ze had een bontbedrukte sarong om haar heupen
gewonden en een knoedel donkerblonde dreadlocks hing langs haar schouders. Mind if I
join?` Ze gebaarde met haar sigaret en begon de trap op te lopen. De zolen van haar
slippers klepten op de metalen treden.
Uh No,` zei Tommie. Hij sloeg vlug zijn schetsboek dicht.
Im Janet,` zei de vrouw. Tommie knikte. Toen bedacht hij dat hij ook iets terug moest
zeggen. Im Tom.`
De vrouw lachte naar hem. Nice to meet you, Tom.` Ze ging naast hem op het platform
zitten. Youre an artist?` Ze gebaarde naar zijn tekenboek. Haar polsen waren bedekt met
rijen kralenbandjes.
No.` Tommie schoof voorzichtig een beetje van haar vandaan. Janet negeerde zijn
ontkenning en stak haar hand uit naar zijn schetsboek. Can I see?`
Onwillig gluurde Tommie naar haar vanonder de krullen die over zijn voorhoofd vielen.
Janet had een niet onknap, brutaal gezicht. Ze leek gewend de zaken naar haar hand te
zetten. En ze scheen zich te vervelen.
Janet bladerde door het tekenboek. Hij had wat schetsen van de omgeving gemaakt, er
was ook een portret van Soefian. Janet knikte waarderend. I like this,` zei ze en tikte met
haar nagel op het portret. Would you like to draw my portrait?`
Tommie keek onthutst. I eh, cant,` stamelde hij.
Oh, come on!` sprak Janet overredend, Dont be shy!` Uitnodigend hield ze hem het
schetsboek voor. Tommie nam het aan en pakte aarzelend zijn potlood. Hij bladerde naar
een blanco vel en begon de omtrek van haar gezicht te tekenen. Ze zat stil met gesloten
ogen, haar gezicht geheven naar de zon. Nu ze hem niet aankeek, durfde hij haar beter te
bekijken. Ze was best wel het tekenen waard. Hij vergat zijn verlegenheid en schetste
lijnen en arceerde vlakken. Hij wist dat hij het goed kon, op school was het zijn
lievelingsvak.
Toen hij een poosje had zitten tekenen, deed Janet haar ogen open en vroeg: Finished?`
Tommie hield het schetsboek omhoog, zodat ze de tekening kon zien. Hij had geen
details getekend, maar Janets contouren met de dreadlocks waren duidelijk herkenbaar.
Yeeesss!` zei ze langgerekt, verrast met het resultaat. I knew you could do it! Great!`
Janet hield haar hand op, zodat Tommie wel moest highfiven.
Another one,` commandeerde ze, en nam weer een pose aan. Tommie was blij dat ze de
tekening mooi vond, hij begon zich meer zelfverzekerd te voelen. Opnieuw pakte hij zijn
schetsboek en potlood op.
Wait!` zei Janet, I know something better.` Met een vlugge beweging trok ze haar Tshirt uit en ontblootte haar bovenlichaam. Het leek of alle witte huid die zichtbaar werd,
zijn zicht blokkeerde. Pontificaal zette ze zich tegenover hem. Okay, you can make art of
my body now,` zei ze. Haar knien raakten de zijne, haar ogen peilden hem. Ze tuitte haar
lippen en blies. De sigarettenrook dreef naar zijn gezicht.
Tommie wist niet waar hij kijken moest. Het liefst zou hij ervandoor gaan, maar daar
voelde hij zich weer te groot voor. Half afgewend keek hij zon beetje langs haar heen.

74

De witte bollingen op haar bovenlijf trokken niettemin de aandacht. Wat moest hij doen?
Met het potlood begon hij vage lijnen op het papier te schetsen, zijn vingers trilden licht.
Arend merkte dat Iris in de richting van haar woning liep. Dat was niet goed, de
achtervolgers mochten niet weten waar ze woonde. Daarom zette hij de vaart erin en
haalde het tweetal in. Hij rinkelde met zijn fietsbel en riep: Hallo daar! Zien we elkaar
weer!` De twee mannen kregen hem in de gaten en bleven besluiteloos staan. Iris zelf liep
een heel eind voor en merkte niet wat er achter haar rug allemaal gebeurde. De straat was
druk genoeg. Arend besloot de mannen aan de praat te houden zodat Iris ongemerkt kon
verdwijnen. Hee gozers, wil het een beetje lukken?`
De kerels hadden een poging gedaan hun gezichten te anonimiseren met hoodies en
zonnebrillen. Ze waren duidelijk streetwise` types, met die kenmerkende combinatie van
schijnbaar doelloze alertheid. Dit waren niet de kerels die Iris en Sepp eerder hadden
aangevallen, maar wel waren het weer een witte en een zwarte. Alsof ze er een
abonnement op hadden.
De mannen negeerden hem, een van hen was met zijn mobieltje aan het bellen. Mooi
weer, niet?` kletste Arend maar door. Nog even en Iris was uit het zicht.
Plotseling richtte de beller zijn mobieltje op Arend. Hee, wat moet dat?` riep Arend
gealarmeerd, Kappen met die talla, ja?`
Hij stak zijn hand uit om het beeld te blokkeren, maar de man was sneller en had al een
een foto van hem genomen. Relax, gozer,` grijnsde de beller,Free country, weet je
wel?`
De twee slenterden weg, Arend in verwarring achterlatend. Had hij nog maar een
mobieltje, dan zou hij die ongure types een koekje van eigen deeg hebben gegeven. Nou
ja, ze gingen in ieder geval niet meer achter Iris aan. Misschien kon hij maar beter weer
aan het werk gaan.
Tommie sloop de keldertrap af. Hij had niet helemaal duidelijk wat er precies gebeurd
was, maar het was niet iets dat hij van de daken zou schreeuwen. Hij tuurde in gedachten
door het vuile kelderraampje naar de langswandelende benen van voorbijgangers.
Het was vreemd, stoere jongens zouden maar wat blij zijn als een meisje zich voor hen
uitkleedde. Hoe vaak gebeurde zoiets nou? Vrienden zouden denken dat hij een lot uit de
loterij had getrokken. Maar zo voelde het helemaal niet.
Dat lag aan Janet. Het was moeilijk uit te leggen. Hij was heus niet bang voor bloot.
Maar er was iets geweest in de manier waarop ze zich getaleerd had: alsof ze hem
uitdaagde en bespotte. Iets waardoor hij zich heel klein had gevoeld en zij wist dat. Alsof
het haar opzet was geweest hem in een hoek te drijven, door haar lichaam op te dringen.
Hij had zich machteloos gevoeld, niet wetend hoe eronderuit te komen. Gemelijk had hij
maar gedaan wat ze had gezegd en de tekening gemaakt. Maar het plezier was weg.

75

Zijn eigen plekje` bij het trappenhuis was nu verpest. Hij zou de plek zoveel mogelijk
vermijden. In ieder geval zo lang Janet in Brians Inn verbleef. Jammer, er waren niet veel
plaatsen waar hij heen kon gaan. Tommie voelde zich opeens heel erg alleen. Hij hoopte
maar dat de toeriste gauw weer verder zou reizen.
Het schetsboek had hij bij zijn spullen onder een stapel kleren verborgen. De tekenetui
lag er ongebruikt bovenop. Ook dat had Janet voor hem bedorven. Het was raar, er was
vanmiddag eigenlijk niks gebeurd, waarom voelde hij zich dan zo ellendig? Tommie wist
het niet.
Het was vroeg in de avond, Arend was vlug in Brians Inn wat gaan koken en eten met
Tommie, om dan weer terug te gaan naar de riksja standplaats bij de Dam. Mag ik met je
mee?` had Tommie smekend gevraagd. Maar dat kwam niet goed uit, zaterdagavond was
het altijd druk met de toeristen, wat eropuit zou draaien dat Tommie in zn eentje op
straat zou moeten rondhangen als Arend aan het werk was. En Arend had liever niet dat
Tommie in aanraking zou komen met die aasgieren van dealers, die ook op het plein hun
slag probeerden te slaan. Ga jij maar TV kijken met Soefian,` zei Arend, Dan doen we
maandag wel samen wat leuks, ja?` Teleurgesteld had Tommie zich erin geschikt. Shit,
dacht Arend, hij was vergeten te zeggen dat Tom komende week wel bij Sepp zou kunnen
gaan spelen.
Hij was zo met zijn gedachten bij zijn broertje geweest, dat hij niet had gemerkt dat er
twee klanten voor hem stonden. Zeg, makker, gaan we nog rijden?` informeerde de
kaalgeschorene nogal gepikeerd. Arend schrok op. Toen zag hij dat het de twee kerels
waren die Iris hadden gevolgd. Maar nu zonder hoodie en zonnebrillen. Hmm,` zei hij
om tijd te winnen, intussen razendsnel nadenkend. Dit ritje kon niet goed aflopen.
Eh ... Sorry dudes, maar ik denk niet dat ik jullie kant op ga.`
Wat zeg je me, Sjoofie?` vloog de kale op. Hij begon intimiderend om Arend heen te
bewegen. De donkere boog zich onheilspellend naar voren. Discrimineer je mij,
knakker?` vroeg hij op dreigende toon. Het moest niet gekker worden. Arend zou willen
zeggen: Als je in mijn plaats was, zou je hetzelfde doen. Maar dat kon hij beter niet doen.
Een teken van angst, van zwakte, betekende het einde van je carrire op straat. Zover kon
hij het niet laten komen.
Maak je niet druk, man.` Arend probeerde redelijk te klinken. Waar je ook heen gaat,
mij wil je er niet bij hebben, geloof me.` Hij wenste dat Michel in de buurt was om hem
te helpen. Maar Michel was juist weg met een klant. Misschien hadden deze twee daar
wel op gewacht.
Arend? Problemen?` De twee stalkers keken verstoord op. Nog nooit was Arend zo blij
geweest met de komst van Raskol. De ouwe, maar nog steeds taaie Rus met zijn grijze
paardenstaart.
Nee hoor,` sprak Arend rustig, Deze heren gingen juist weg.` Beide mannen keken hem
kwaad aan. Arend keek strak terug. Raskol bleef pal bij hem staan. Als iedereen nog even

76

in die pose bleef staan, zou er ergens vandaan een surveillerende agent opdoemen,
tenminste, dat hoopte Arend.
Dat was vermoedelijk ook wat de twee kerels dachten, want na Arend nog een paar
scheldwoorden te hebben toegevoegd en voor zijn voeten op de grond te hebben
gespuugd, draaiden ze zich om. Ze wandelden gespeeld nonchalant weg, met de scheef
zwaaiende tred van wakamans.
Tss,` zei Raskol, Je hebt geen vrienden gemaakt, jongen.`
Met die types kun je ook beter niet te close worden,` antwoordde Arend. Raskol gaf hem
een schouderklop en liep terug naar zijn eigen kar. Arend wilde zich weer op zijn riksja
hijsen, toen hij zag dat er iets op de achterbank lag.
Het is niet eerlijk! Oom Moershid heeft zo hard gewerkt, het restaurant is zijn hart, zijn
droom. Ze zouden die bankengraaiers moeten laten betalen voor wat ze aan de economie
aangericht hebben. Dit is onrecht!` Hadir luchtte zijn hart bij Kadra. Ze zaten aan een
tafeltje bij het raam, kaarsjes aangestoken en glazen cola bij de hand. Het leek een
romantische date, maar dat was schijn.
In werkelijkheid poseerden ze beiden bij het raam van het restaurant als lokkertje voor de
klanten. Ze hadden hun schorten afgedaan en het zich gemakkelijk gemaakt. Het
restaurant was verder leeg, maar als voorbijgangers hen tween zo gezellig zagen zitten,
zouden ze misschien wel naar binnen komen. Tot nu toe was dat niet gelukt, gelukkig dat
er wel klanten voor de afhaal kwamen, dan hadden oom Moershid en Tomate niet voor
niets gekookt.
Het zag er trouwens naar uit dat zowel Tomate als Kadra hun laatste weken bij restaurant
Marrakech ingingen, de baas kon hen niet meer betalen. Tenzij er een wonder zou
gebeuren. Het slechte nieuws was door Tomate met norse moedeloosheid ontvangen. Met
een klap had de donkere man zijn vleesmes in het hakblok geplant en was naar buiten
gelopen, waar hij in zijn gevlekte schort zwijgend een sigaretje rookte. Kadra echter,
bleef optimistisch.
Aan ta habibi,` suste ze, Jij hebt slechte gedachten, maar het komt weer dik chill, hoor.
Ik heb nu een agent, die gaat me gevaarlijk regelen. Komt goed, hopi sekoer!`
Msjallah,` zuchtte Hadir. Dan opeens alert vroeg hij: Wie is je agent?`
Hij heet Gino en hij gaat zijn gruwelijke best voor me doen, fo sho! Ik heb potentie, zegt
hij. Kijk!` Ze zwaaide met haar mobieltje. Mijn Facebook portfolio: X-qlusive Zina!
Ideetje van Gino.`
Op Facebook had Kadra fotos geplaatst van shows die ze had gelopen en opdrachten die
ze had gehad. Hmm,` bromde Hadir keurend. Zij stond er goed op, maar Hadir wilde
niet zeggen wat hij van de naam vond: beetje sletterig, eigenlijk. Hij zou die Gino maar
eens in de gaten gaan houden.

77

Het was een foto, de foto die eerder op de dag door de wakamans van hem was gemaakt.
En die hadden ze nu voor hem achtergelaten. Wat wilde dat zeggen? Arend verfrommelde
het papier tot een prop. Hij liet zich niet klein krijgen. Wilden ze hem bang maken, of
wat? Nou, hij kon zichzelf wel redden, hij zou goed uit zijn doppen kijken. Als ze Iris
maar met rust lieten.
De rest van de avond was druk genoeg. Pas ver na middernacht begon het rustiger te
worden. Arend zat juist te bedenken of hij maar naar huis zou gaan, toen een onopvallend
geklede, breedgebouwde zwarte man met een donkere bril in de riksja ging zitten. Er
ging bij Arend een rood lampje branden. Waarom? Hij ging toch zeker niet
discrimineren? Lag het aan de zonnebril die s avonds niet nodig was? Of het
indrukwekkende postuur van de man? Of dat de man zonder tevoren iets af te spreken,
meteen plaatsnam? In gedachten haalde Arend zijn schouders op. Hij kon toch moeilijk
elke vreemde klant gaan weigeren? Dan bleef er niemand over.
Waarheen?` informeerde hij. Het bleef een moment stil. Dan sprak de man traag met
zware stem: Breng me naar de Ruijgoordweg.`
Arend aarzelde. Wie ging er nu zo laat nog naar de haven? Weet u het zeker?` vroeg
hij,Dat is bijna een uur fietsen. Daar bent u met een gewone taxi veel sneller.`
De man glimlachte. No problem. Ik ben bereid dubbel te betalen. En ik zal het wel
zeggen als we er zijn.`
Nou, in ieder geval reden er op dit tijdstip geen bussen meer die kant op. En dubbele
betaling was aanlokkelijk. Vooruit dan maar. Okee.` Arend begon te trappen. Ze fietsten
door donker Amsterdam, door de schaars verlichte straten. Langs het Westerpark,
Sloterdijk en Geuzenveld. Steeds verder uit de binnenstad, richting industriegebied.
Voorbij verlaten parkeerterreinen en donkere loodsen. Overal was het stil geworden, zelfs
late feestgangers waren hier niet te bekennen. Arend trapte gestaag door, hij was moe en
straks moest hij ook nog dat hele eind terug. Doorbijten maar. Een enkele auto passeerde
hen in volle vaart, de haast lege weg benuttend.
Ze waren de havens al genaderd, toen de man begon te spreken. Arend schrok op van het
plotselinge stemgeluid. Fiets rustig door, en luister goed wat ik ga zeggen.`
Arend peddelde door, maar bij het horen van de kalme, donkere stem die de woorden zo
nadrukkelijk uitsprak, ging zijn nekhaar overeind staan. Hij bedwong de neiging over zijn
schouder te kijken. Doe niet zo gek, dacht hij bij zichzelf, die vent heeft heus geen wapen
op je gericht.
De man lachte. Ik zie dat je onder de indruk bent. Maak je geen zorgen. Ik heb alleen
goed nieuws voor je.`
O ja?` zei Arend met droge keel. Het stelde hem niets gerust.
Zeker,` hervatte de man, Ik heb een job voor je. Veel beter betaald dan dit.`
Luister, meneer,` begon Arend, Ik weet niet wie u bent, maar ...`
Nee,` zei de man snijdend, Luister jj.` Zijn stem dwong gezag af. Arend zweeg.
Weet je wie ik ben? Ze noemen me La Moteur. Ik heb hier wat zaken lopen, goede
zaken. En ik heb mijn oog laten vallen op jou. Je bent niet gauw bang, je komt overal en

78

hebt flexibele werktijden. Ideaal.` De man zweeg, tevreden met zijn inleiding.
En waar doelt u op?` vroeg Arend, zich afvragend waarin hij terecht was gekomen.
Je kunt mijn persoonlijke koerier worden,` zei La Moteur, Je gaat gewoon door met de
baan die je nu hebt, dat wordt je dekmantel. En van tijd tot tijd stuur ik je bericht om
iemand op te halen van Schiphol, of een pakje ergens naartoe te brengen. Daar zul je
goed voor beloond worden. Met wekelijks slechts een paar van zulke klussen hoef je je
niet meer uit de naad te werken. Je lijkt me een verstandig persoon. Klinkt goed, toch?`
Het klonk goed, veel te mooi om waar te zijn. Hoe moest hij zich hieruit redden? La
Moteur was duidelijk geen kruimeldief, geen boefje van de straat. Hem kon je niet met
een kluitje in het riet sturen, daar moest zwaarder geschut aan te pas komen.
Ze waren op de Ruijgoordweg aangekomen, Arend hield halt en stapte af. Dat was beter,
nu kon hij de spreker in de ogen kijken. Zo goed en zo kwaad als dat ging, met die
donkere bril op zijn gezicht.
Toen u bij mij in de kar stapte,` begon Arend, vertrouwde u mij. En ik vertrouwde u.
Laten we het daarbij houden en elk onze weg gaan.`
Ah!` De man knikte waarderend, maar er veranderde merkbaar iets in zijn houding. Toch
bleef zijn toon familiair klinken. Je hoeft niet bang te zijn, er is geen risico, en als je
geen vragen stelt, weet je verder ook niets! Jij leeft je leven zoals gewoonlijk, maar met
een dikkere portemonnee. Je kunt niet zeggen dat je het niet nodig hebt, zoveel brengt dit
baantje niet op, is het wel?` La Moteur stapte uit de kar en haalde het bedrag voor de rit
plus een dikke fooi te voorschijn. Voor hij de biljetten overhandigde wapperde hij met de
bundel voor Arends neus.
Arend klemde zijn kaken op elkaar. Geld kon hij goed gebruiken, maar de gelijke worden
van Van Zanten en diens trawanten, dat ging hem te ver. Hij had ook zijn trots. Nadat hij
zijn verdiende loon had gencasseerd en weggeborgen, zei hij: Het spijt me, ik kan het
niet doen.`
Het bleef stil. Kennelijk had La Moteur niet verwacht dat Arend zijn aanbod zou afslaan.
Toen zei de man op opgewekte toon: Je loopt een feestje mis, jongen! En ik had je nog
wel mee willen nemen. Denk er maar over na. Ik stuur Van Zanten morgen wel langs om
verder met je te praten.`
Dat beviel Arend allerminst. Hij was moe, had een lange en spannende dag achter de rug
en de bedrukkende gedachte opnieuw gestalkt te worden, maakte dat hij een vergissing
beging. Hij wilde dat er nu een eind kwam aan de kwestie.
Volgens mij is het al duidelijk genoeg,` sprak hij uit de hoogte, Er hoeft niemand meer
langs te komen en als ik of mijn mensen toch lastig worden gevallen, schakel ik de politie
in.` Onmiddellijk veranderde de stemming. La Moteur liet zijn vaderlijke houding varen.
Hij richtte zich in zijn volle lengte op en keek Arend aan. Dreig je mij, jongen?` vroeg
hij zacht.
Iets, ontastbaar maar onmiskenbaar, leek tussen hen in te dalen. Arend voelde de kracht
die van de man uit ging. Hij begreep dat hij zich had misrekend. Er was niets dat de
situatie nog kon keren, tenzij hij zou toegeven. Hij zat klem.

79

Arend dacht razendsnel na: straks zouden Iris of Tommie nog de dupe worden. Maar als
hij toegaf zou hij een weg inslaan waaruit het bijna onmogelijk was te ontsnappen. Waar
criminaliteit een rol speelde, werd het straatleven meedogenloos.
Hij haalde diep adem en antwoordde: Ik bemoei me niet met uw zaken, en ik weet er
ook niets van. Ik wil niets liever dan dat zo houden.` Hij staarde terug naar het
emotieloze en toch ijzingwekkende gezicht van La Moteur. Probeerde zich staande te
houden in diens dominerende, zwijgende aanwezigheid.
Toen sprak La Moteur met een stem die nog lager klonk: Je moet kansen herkennen,
jongen. Dit wordt je in de schoot geworpen. Gooi je eigen glazen niet in.`
Na deze waarschuwing draaide La Moteur zich zonder verdere plichtplegingen om en
liep weg, het geluid van zijn voetstappen naklinkend op de duistere weg.
Arend stapte op zijn fiets en begon huiswaarts te rijden. Hij dacht na over de ontmoeting.
Jammer dat de man zich met criminaliteit bezighield. Hij zou fokking Darth Vader
kunnen zijn.

80

12
De Tyra Banks Troef

Gino was een coole guy. Tenminste, dat vond hij zelf. Hij was van gemixte afkomst:
creools, chinees, buru, en was vooral trots op zijn Aziatische wortels. Hij ging het maken,
want hij had het zakelijke instinct van de Chinees in zijn bloed zitten. Hij had zich alvast
gekleed voor de business: strakke donkerblauwe jas, rode stropdas, kek mobieltje. Tiptop
van top tot teen, van zijn met gel ingevette krullen tot aan zijn blinkend gepoetste
schoenen. De eerste indruk was het halve werk.
Goedkeurend had hij Kadra bekeken. Dat was een meisje met stijl, veelbelovend. Zolang
ze maar haar mond niet opendeed, maar daar had ze hem voor, niet? Samen zouden ze het
maken; uit het kaartspel van het Lot had hij de Tyra Banks Troef ` getrokken, Somalische
versie.
Gino toetste en swipete op zijn mobieltje, keek dan op en vroeg aan Kadra: Kan je
dansen?`
Dansen?` Kadra keek achterdochtig. Ze was simpel gekleed; spijkerbroek, topje en
bloes. Maar als de ruimte vol was geweest, zouden alle ogen toch op haar gericht zijn.
Alln als het met modellenwerk te maken heeft, no taz!`
Okee, okee!` Gino scrollde haastig door. Geen discomeisje, dus`.
Geen barmeisje` zei Kadra met nadruk.
Hoe denk je over bikinis, lingerie, naakt?` informeerde Gino.
Nandayo! Ik ga niet sososkin poseren, hoor! riep Kadra, Bikinis zijn gucci,` voegde ze
eraan toe, Uitzondering!` Gino knikte. Hij schudde een haarlok weg die voor zijn ogen
hing. De krul viel weer terug over zijn voorhoofd.
Ze zaten in het lege restaurant, het was nog vroeg, de betrekkelijke drukte van de afhaal
zou later beginnen. Op een afstandje, achter de balie, zat Hadir argwanend toe te kijken
terwijl hij het bestek oppoetste.
Wat denk je van model voor reclamefotos voor een rijschool?` stelde Gino voor. Oh,
wacht, nee, ze zoeken blond.` Kadra maakte met getuite lippen een tyuri en Gino
bladerde gauw verder.
Dan: een bruidsmodeshow? In Hardenberg.`
Kadra boog zich naar voren. Vragen ze ook weer blond?`
Het is een bruidsbeurs, voor iedereen, neem ik aan. Maar ik zal eerst eens bellen.` Gino
ging aan de slag.
Hadir legde de messen terug in de bestekbak. Zo te horen hoefde hij zich geen zorgen te
maken, Kadra kon heel goed voor zichzelf zorgen. Toch was hij er niet helemaal gerust
op. Of was hij gewoon jaloers? Pff. In gedachten gaf hij zichzelf een klap voor zijn kop.

81

Het laatste wat je kon gebruiken als je vriendin model was, was wel jaloezie. Get over
it,` zou Kadra zeggen. Hij moest zich eroverheen zetten.
Lunchtijd was achter de rug en de drukte bij McDonalds was net een beetje voorbij.
Clyde haalde de frituurmandjes uit het vet en liet ze rusten. Hij veegde net de ijsmachine
schoon, toen hij achter zich een klant hoorde kuchen. Clyde draaide zich om en vroeg:
Kan ik u helpen?` Bij de counter stond een man van halverwege de vijftig, een beetje
gezet, zijn rossige haar en baardje al grijzend. Hij was netjes gekleed in pak en das, maar
keek een beetje ongemakkelijk. Clyde herkende hem, de man was de afgelopen week al
vaker klant geweest. Hij droeg een groen geruit jasje, niet alledaags.
Ja, meneer?` herhaalde Clyde zijn vraag.
De klant schraapte zijn keel, keek hem onzeker aan en vroeg: Ben jij Clyde Belfor?`
Ja, dat klopt,` zei Clyde verbaasd.
Heet je moeder Nettie?` vroeg de man verder.
Een onaangenaam gevoel bekroop Clyde. Waarom wilt u dat weten?` vroeg hij
waakzaam. De man leek nog nerveuzer dan eerst, maar toen hij antwoordde klonk zijn
stem vast: Ik ben je vader.`
Het was een moment stil. Toen barstte Clyde los: Donder op, man! Hou je praatjes
ergens anders. Daar hebben we hier geen tijd voor!`
Collegas in de keuken keken op, sommige klanten draaiden zich verstoord naar hen om.
De man hield vol: Ik begrijp dat je schrikt, maar het is waar. Vraag maar aan je moeder.`
Nu de bom was gebarsten, scheen de man al zijn nervositeit kwijt te zijn. Hij bleef rustig
en probeerde Clyde te kalmeren. Maar die was woedend: Wat is dit voor shit! Ga toch
weg, man!`
De manager was verschenen en legde een hand op Clydes schouder om hem met zachte
dwang mee te voeren. Zulke toestanden konden ze niet in de zaak hebben, slecht voor de
klandizie. Ik ga al,` zei de man, Ik wil je niet in problemen brengen. Misschien kunnen
we later praten.` Hij legde zijn kaartje neer op de counter. Clyde wilde het met geen
vinger aanraken. De manager pakte het kaartje op en duwde Clyde voor zich uit naar het
kantoor. De man riep hem nog na: Vraag Nettie maar naar Johan Brands.`
Kom tot jezelf,` zei de manager bezorgd tegen Clyde, Je bent overstuur. Dat kunnen we
hier niet gebruiken. Straks gebeuren er nog ongelukken bij de frituur.`
Dat was een gek!` riep Clyde. Hij lachte geforceerd. Ik kan heus wel werken. Wat is er
loos met die vent?`
De manager schudde meewarig haar hoofd, tapte een bekertje water uit de cooler en
overhandigde het aan Clyde. Daarna pakte ze iets van haar bureau en stak het hem toe.
Hij gaf dit kaartje af. Misschien moet je eens met hem gaan praten.` En Clydes gezicht
ziende voegde ze eraan toe: Later.`

82

Zeg, zit je alweer hier?` Arend kwam de keldertrap af om Tommie voor de lunchpauze
te halen. Als Arend het niet te druk had konden ze samen een boterham eten. De zon
schijnt! Dan zit je toch altijd boven?` Gewoonlijk trof Arend zijn broertje op de
achtertrap. De laatste dagen echter, leek Tommie zich te hebben verschanst in de kelder,
dat was raar. Zo werd hij nog een echte bleekneus.
Tommie sprong op, blij met Arends komst. Je hoeft niet speciaal hierheen voor mij te
komen, hoor!` zei hij, Ik kan met boterhammen naar de riksjas komen, dan eten we daar
toch samen?`
Oh ja, dat is goed,` antwoordde Arend, Morgen dan maar.` Ze liepen samen naar boven
om in de keuken te lunchen. In de bar zaten de toeristen te kletsen en te blowen.
Toen Arend na de maaltijd weer richting buitendeur liep, het rumoer van het verkeer
tegemoet, keek hij om en zag hoe Tommie de trap af ging naar de kelder. Een raar gevoel
kwam in hem op. Hij had het idee dat hem iets ontging. Maar wat?
Clyde stapelde rammelend de dienbladen op elkaar, pakte de dweil en bewoog de steel
van de zwabber driftig heen en weer over de tegelvloer. De manager had hem van de
keuken naar de eetzaal verplaatst om hem kans te geven stoom af te blazen.
En of dat werkte: de gedachten maalden door zijn hoofd. Boy, wat had je toch een gekken
rondlopen in de stad. Dit was een zieke grap, welke idioot haalde het in zijn hoofd zulke
onzin te komen vertellen? Echt, hij kon er niet bij.
Clyde gooide de volle vuilniszakken in zijn kar en stond dan uit te blazen. Langzaamaan
werd hij kalmer. Achter zjn voornaam had de man makkelijk kunnen komen:
naamplaatje van McDonalds. En dan verder informeren naar achternaam bij collegas,
misschien. Maar de naam van zijn moeder? Dat was een raadsel. En waarom zou hij
eigenlijk het mikpunt van een dergelijke grap zijn? Waar sloeg dat op?
Het stomste was, dat de man zo serieus had geleken.
De zonsondergang draalde, rekte tijd. Het restaurant was al gesloten maar het was nog
steeds licht. Oom Moershid had Hadir en Kadra vroeg vrij gegeven, hij en Tomate
konden de keuken zelf wel aan kant maken. Jongelui moesten ook wat vakantie hebben.
Hadir had Kadra meegenomen naar zijn kamer om naar de avondzon te kijken.
Hierboven hadden ze het mooiste uitzicht op de donker wordende hemel en de
meekleurende stad. Lichtjes brandden al overal rondom, het verkeersgedruis klonk nog
vanaf de straat. Ze zaten met zn tween op het achterbalkon te praten. Hadir had Kadra
wel willen voorgaan naar zijn toren, een eindje verderop, maar Kadra hield niet van
wandelen over de daken, de hoogte boezemde haar angst in. Ik ben een woestijnmeisje,
alles moet plat zijn, ja?`
Dan zit je hier goed, met de Nederlandse bergen,` grapte Hadir, Non-existent.`
Kadra trok hem naar zich toe. Ze keek hem ernstig aan. Haar grote donkere ogen lieten

83

hem niet los toen ze vroeg: Hoeveel hou je van me? Kathir? Of kalil?`
Betoverd zweeg Hadir, glimlachte alleen.
Akthar of akall?` ging Kadra verder. Haar gezicht stond ernstig. Veel of weinig? Meer of
minder? Hadir hoefde er niet lang over na te denken. Hij streek langs haar wang, raakte
aan een weerbarstige krul. Zo was Kadra: een harde van buiten, maar smooth van binnen.
Net zo serieus antwoordde hij: Alakhtar,` het meest.
Ze sloeg haar armen om hem heen en ze zwegen beiden. De zon ging onder.

84

13
Roots

Hij leek op zijn moeder maar hij was bruin, lichter van huid dan zijn ouders en zijn
zussen. Okee, dat zei nog niks, Surinamers waren zon gemixt volk dat kinderen
verschillende tinten konden hebben, ook al hadden ze dezelfde ouders. Hij was de
jongste, geboren in het het sterfjaar van zijn vader en was daarmee het laatste aandenken
aan de geliefde overledene. Dat was een dierbare gedachte die hij koesterde, omdat hij
niets anders had als herinnering aan zijn vader.
Clyde zette het portret van zijn vader weer terug op het dressoir. Gisterenavond was hij
laat thuis gekomen, zijn moeder was al naar bed. Na het werk had hij in de stad
rondgehangen, doelloos, en balend van zichzelf. Waarom was hij toch zo van slag
geraakt? Het voorval met de gek zou hij moeten vergeten, maar de woorden van de man
bleven spoken in zijn hoofd. Johan Brands. En die kende zijn moeder.
Clyde haalde het verfrommelde kaartje uit zijn broekzak. Het was onzin om er veel tijd
aan te verspillen, hij zou het aan zijn moeder vertellen, ze zouden erom lachen en weer
verder gaan met hun leven. Niets aan de hand.
Hij hoorde de sleutel in het slot van de voordeur klikken, zijn moeder kwam thuis. Nadat
Nettie Belfor achtereenvolgens de boodschappen van de supermarkt in de keuken had
genstalleerd, zich in haar kamer had teruggetrokken om zich te verkleden, een glas water
had gedronken en de post had doorgenomen, richtte ze eindelijk bevreemd haar blik op
Clyde, die zich niet van zijn plaats verroerd had en nog steeds bij het dressoir stond.
Wat is er, mi boi?` vroeg ze.
Clyde haalde diep adem, overhandigde haar het kaartje dat nog steeds vouwen vertoonde,
en begon te vertellen. Toen hij uitgesproken was, dacht hij dat zijn moeder
verontwaardigd zou reageren, boos op die vreemde man, en meer over hem zou vragen
om die snuiter eens goed op zijn nummer te kunnen zetten.
In plaats daarvan viel zijn moeder stil. Ze bleef zwijgend op de bank zitten, staarde naar
het gekreukte kaartje in haar handen. Clyde was van zijn stuk gebracht. Ma?`vroeg hij
onzeker, Ken je die man?`
Zijn moeder scheen naar woorden te zoeken. Ze bracht haar hand naar haar hoofd alsof
ze hoofdpijn had. Nu werd Clyde ongerust. Niemand mocht zijn moeder kwaad doen.
Wie is die vent?` riep hij boos, Heeft hij je al vaker lastig gevallen? We moeten naar de
politie gaan!` Hij pakte de telefoon.
Nu keek zijn moeder op, geschrokken. Nee, nee, Clyde!` Ze vermande zich. Ga zitten,
jongen.` Clyde kwam naast haar zitten, een raar gevoel kwam op in zijn maag.
Luister, mi boi,` begon zijn moeder, maar daarna viel ze weer stil.

85

Ja, Ma?` waagde Clyde na een poosje. Zijn moeder hernam zich en begon opnieuw. Haar
stem klonk traag en onzeker. Kort na je vaders dood heb ik iets gehad met Johan Brands.
Ik was nog niet bekomen van de schok van Melvins plotselinge dood. Ik had verdriet en
voelde me eenzaam, hij bood troost. Maar ik werd meteen zwanger.` Ze keek neer op
haar handen, alsof ze zich schaamde.
Wat?` Dat had hij willen zeggen, maar de woorden bleven in zijn keel steken.
Zijn moeder vervolgde: Het was z kort na Melvins dood. In mijn hart was voor een
andere man geen plaats. Toen heb ik Johan gezegd dat ik hem niet meer wilde zien. Na
jouw geboorte mocht hij jou even zien, maar later niet meer, dat zou maar verwarring
geven.`
Clyde bleef star zitten luisteren. Nu ze eenmaal aan het vertellen was, ging zijn moeder
sneller door. Het viel niet op, het was zo snel gebeurd, mensen dachten dat ik al zwanger
was toen Melvin die hartaanval kreeg.`
Wat?` Nu pas kon hij iets uitbrengen. Nee, dat geloof ik niet, dat kan niet!` Hij en die
man? Zijn moeder en die man? Dat was ongelofelijk.
Zijn moeder sloeg een arm om hem heen. Ik was erg blij met jou, je gaf me weer
vreugde in het leven. En je zusters waren gek met je.`
Maar maar ,` stamelde Clyde, hij had het gevoel alsof de vloer onder zijn voeten
wegzonk. Maar Ik heet Belfor!`
Ja,` knikte zijn moeder, het leek alsof het haar verlichting gaf nu alles te vertellen. De
dominee raadde aan om je toch maar dezelfde achternaam te laten houden als je zusters.`
Clyde slikte, hij was sprakeloos. Zijn moeder verklaarde: En op je geboorteakte maken
die paar weken niet uit, een baby kan altijd wat later geboren worden. Het was niet
onmogelijk dat je de zoon was, die Melvin altijd gewild had. Zo staat het dus op papier.
En zo heeft iedereen je altijd gezien, zelfs ik.`
Het was alsof hij een klap op zijn hoofd had gekregen. Hij was overdonderd. Dat hij al
die tijd voor de gek was gehouden. Dat iedereen daaraan meedeed.
Maar zijn moeder vervolgde: Behalve de dominee en je oma, weet niemand ervan. Johan
kende ik van kantoor. Hij had al lang gevoelens voor mij. We gingen niet samen uit, of
zo. Ik was nog in de rouw en je zusters waren te jong om al die veranderingen mee te
maken. Ik heb alles geheim gehouden. Ook je zusjes weten niets ervan.`
Clyde verkeerde in grote verwarring. Die man is mijn vader?` Hij kon het nog steeds
niet geloven, het was alsof het allemaal niet echt gebeurde. Een blanke man in een groen
geruit pak was zijn vader. Kn niet.
Johan is weggegaan,` beindigde zijn moeder haar verhaal. Omdat hij geen deel kon
uitmaken van ons leven. Toen is hij verhuisd. Ik heb jaren niets meer van hem gehoord.`
Ze keek Clyde aan. Ik begrijp dat dit een schok is voor je, jongen.`
Een schok?` Clyde sprong op. Zijn stem beefde. Ik dacht gisteren met een gek van doen
te hebben En nu ... is hij mijn vader?` Woede borrelde in hem op. Hij gebaarde
doelloos met zijn handen, keek neer op zijn moeder. Wanneer had je me dit willen
vertellen? Ooit? Nooit?`

86

Mevrouw Belfor zag er verslagen uit. Clyde haatte het haar zo te zien. Zwak. Zo kende
hij haar niet. Zijn moeder was altijd sterk. Maar dat was een leugen geweest. Woest
stormde hij de kamer uit.

87

14
Het Dievenbal

Ruijgoordweg bij nacht: overal loodsen en pakhuizen als afgeplatte blokken, omringd
door weilanden en water. Grote schijnwerpers verlichtten de verlaten terreinen. Op
regelmatige afstanden schenen in de toppen van hijskranen rode lampjes. Tegen de
bewolkte avondlucht verrezen uit de weilanden de slanke silhouetten van windmolens, en
weer daarachter scholen de donkere gevaarten van vrachtschepen op het Noordzeekanaal.
Ze hadden de riksja achtergelaten op een parkeerplaats; het gele voertuig viel te veel op.
Bovendien konden ze zich, nu de avond was gevallen, beter over de daken verplaatsen.
Arend had zijn vrienden gevraagd met hem mee te komen. Hadir kon wel gemist worden
in het restaurant, dat met de dag slechter liep. Clyde had eerst aan de telefoon op nogal
gejaagde toon gezegd dat hij ergens mee bezig was. Maar uiteindelijk was hij toch
meegekomen.
In zijn achterhoofd had Arend het idee dat La Moteur zich ergens bij de havens moest
ophouden. Hij had de drugsbaas de vorige nacht op de Ruijgoordweg afgezet, maar
daarna was de man te voet verder gegaan. En op de uitgestrekte werkterreinen bij de
haven was s nachts maar weinig volk. Ideaal voor duistere zaken.
Arend had wel een idee welke richting de drugsbaas was gegaan, en als ze op de daken
stonden, hadden ze vast een beter overzicht. In de avond natuurlijk, overdag zouden ze in
de gaten lopen op de platte daken, en bovendien werd er dan op de fabrieksterreinen
gewerkt.
Aanleiding voor deze zoektocht was de stille oorlog die Arend was verklaard. Vanmorgen
had de runner weer een foto gevonden in zijn riksja, deze keer van Iris, genomen zonder
dat ze zich ervan bewust was geweest. Het was duidelijk, La Moteur was niet tevreden
met zijn antwoord en elk moment verwachtte Arend Van Zanten te zien verschijnen met
de opdracht dat Arend een pakje van Schiphol moest afhalen. En wat zou hij dan moeten
doen? Naar de politie gaan was riskant, hij wilde niet dat de gangsters Iris te grazen
zouden nemen.
Misschien zou hij met de man kunnen praten? Het had de vorige keer niet geholpen, maar
hij wist verder ook niet wat te doen. Afwachten was slopend, daar kon Arend niet goed
tegen. En dus had hij later op de avond met Hadir en Clyde koers gezet naar de havens,
om beurten peddelend op de riksja.
Ter hoogte van de plek waar Arend La Moteur had zien weglopen, zochten ze naar een
plek om te klimmen. De verlichte terreinen vermeden ze, die werden streng bewaakt en
het was dan ook niet waarschijnlijk dat een bende zich daar zou ophouden.
Er waren echter ook braakliggende percelen, waar oude containers stonden te roesten en
een enkele defecte kraan er geknakt bij stond. Daar moesten ze het maar het eerst

88

proberen.
Op het platte dak van een verlaten fabriek bewogen de runners zich gebukt voort, gehaast
en omzichtig speurden ze de omgeving af. Rechts van hen lagen terminals met fel
verlichte opslagplaatsen. De ogen afschermend tuurden ze in de verte, waar in de havens
de scheepslichten streperig weerspiegelden in het water. Voorbij de schijnwerpers
moesten ze zijn, de zaken van La Moteur speelden zich af in de marge.
Na een poos afwisselend klauteren op daken en sprinten over het betonnen plaveisel van
het terrein, kwamen ze in een zone waar een paar eenzame gebouwen stonden te
vervallen. Het dichtstbij onderscheidden ze de donkere omtrekken van een kantoortje. De
verrotte dakbedekking hing al deels over de dakgoot. De ruiten op de begane grond
waren al aan diggelen, dus was het logischer naar binnen te gaan en de trap op, om
overzicht te krijgen.
Binnen was het een chaos. Oude papieren, afval en restanten van meubilair lagen
verspreid over de vloer. Voorzichtig waadden ze door de rommel, richtten hun zaklampen
zoveel mogelijk omlaag, om niet van buitenaf opgemerkt te worden. De traptreden leken
nog stevig genoeg en ze bestegen de trap naar de bovenverdiepingen.
In de troosteloze bovenste kamers sloeg de muffe damp van vocht en schimmel hen
tegemoet. Het dak had gelekt, hele plakken plafond hingen los. De vloer scheen echter
nog intact. De runners slopen langs de ramen en gluurden naar buiten. Door het contrast
met de naastgelegen, helverlichte terminals leek de duisternis op dit terrein nog dieper.
Ze onderdrukten de neiging om met hun zaklampen naar buiten te schijnen om iets te
kunnen zien.
Hun geduld werd beloond; niet alleen wenden hun ogen aan het donker, maar ook werden
ze geluiden gewaar. Hadir legde de vinger op de lippen en wapperde met zijn hand naar
Arends lantaren. Die knipte het apparaat snel uit.
Vanuit hun schuilplek zagen ze hoe in het duister lichtjes over het beton dansten, hoorden
ze stemmen. Eerst van twee personen. Maar toen die gepasseerd waren, volgden er
anderen en daarna steeds meer. Een ongeordende optocht van ongure elementen. Dealers
en ander gespuis, wie anders zou er op dit tijdstip naar deze plek komen? Alle nachtelijke
wandelaars begaven zich in dezelfde richting. Langs de grote weg moesten er intussen
meerdere voertuigen geparkeerd staan, in deze uithoek kon geen auto het terrein op
komen zonder de gesloten poort te slopen. En dat zou ongewenst politiebezoek tot gevolg
hebben.
De losjes uitwaaierende, zonderlinge stoet begaf zich naar een gebouw dat zich boven de
omringende containers verhief. Er brandde daar licht in een deuropening, zwak, maar in
de duisternis zichtbaar als het baken van een vuurtoren. Tegelijk was alles wat op dit
terrein gebeurde, onzichtbaar voor de buur-terminals waar het felle licht regeerde,
verblindend voor de turende blik van de nachtwaker.
Toen ze al een poos geen passanten meer waargenomen hadden, keken de runners elkaar

89

aan; wat te doen? Er waren wel erg veel mannetjes van La Moteur op de been. Maar zou
dat op een andere avond minder zijn? Hun nieuwsgierigheid won het. Overmoedig
besloten ze een kijkje te gaan nemen.
De grote voordeur was inmiddels gesloten. De runners monsterden het gebouw; drie
verdiepingen hoog, plat dak, leek nog in goede staat. Het gebouw zelf was verwaarloosd,
de muren vol graffiti gespoten. Maar het geheel zag er nog altijd massief uit, dus dat
moest te doen zijn.
Er bleek achterom een brandtrap te staan, dat maakte het nog eenvoudiger, al rammelden
de ijzeren treden nogal. Ze hoopten maar dat niemand het zou horen. Van binnenuit het
gebouw was echter gedempt een muziekdreun hoorbaar, dus dan viel het metalige geluid
van hun voetstappen op de roestige roosters misschien niet op.
Boven werd het uitgestrekte veld van het dak onderbroken door plompe luchtkokers en
grote koepelramen. Dat was opnieuw boffen. Ze inspecteerden de bolle luiken, door het
weer zo aangetast en bemost, dat ze bijna zwart waren. Na een stuk of zes koepels
geprobeerd te hebben, vonden ze er eindelijk n, die los zat. Met behulp van een zakmes
wisten ze het luik verder open te wrikken.
Het licht van de zaklantaren onthulde een lege ruimte. Arend waagde als eerste de
sprong. Hij kwam gehurkt neer, waarna Hadir en Clyde volgden. De donkere kamer was
verlaten, maar ergens vandaan, beneden, klonk rumoer. Ze liepen naar de hal. Harde
muziek kwam hen tegemoet. Klanken echoden desolaat tegen de kale muren.
Er was een feestje aan de gang. Het feest, besefte Arend, waarvan La Moteur had gezegd
dat hij het misliep. Wel, nu was hij er toch. Er vormde zich een plan in zijn hoofd.
Ze moesten zorgen dat ze ongezien dichterbij konden komen. Zijn vrienden hadden hun
mobieltjes bij zich. Ze konden stiekem fotos maken van de bende. Misschien konden ze
met eigen fotos als dreigement, ervoor zorgen dat Arend en de zijnen met rust gelaten
zouden worden. Een soort van oog om oog, tand om tand, maar dan anders. Hij legde het
uit aan zijn vrienden.
Hadir en Clyde waren bereid het gevaar te trotseren. Er was niet veel risico. De hal kwam
uit op een catwalk met balustrade. Dit platform met relingen liep binnen het gebouw
langs de wanden rondom door naar beneden en liet het midden open, zodat ze drie
verdiepingen omlaag konden kijken. Door het duistere trapgat waren zij bovenin niet
zichtbaar. Maar het schouwspel beneden was bepaald een verrassing.
La Moteurs bende had een party. Het was een echt dievenbal, met geboefte dat uit alle
hoeken en gaten van de stad leek te zijn gekomen. Hier waren alle kleuren
vertegenwoordigd, alsof integratie aan de zelfkant al langer aan de gang was. Toch waren
in de gettos, de gangs gewoonlijk bepaald niet gemixt. La Moteur zou een
zuurverdiende prijs voor integratie kunnen krijgen.

90

Opzwepende muziek dreunde door de boxen. Stemmen van rappers slingerden ritmisch
bedreigingen en verwensingen door de ruimte, wat bevreemdend en verloren klonk
tussen het oud ijzer van de vervallen fabriekshal.
De runners gluurden voorzichtig onder de balustrade door. Beneden hingen een stuk of
dertig man rond, sommigen aan de tap, die bij een gemproviseerde bar hoorde. De
anderen hielden zich verspreid door de ruimte op. Paarse en rode spots zorgden voor
sfeerverlichting, er stond een jukebox, maar een deejay was in zijn hoek bezig met de
muziek. Het hol van La Moteur en zijn trawanten was redelijk comfortabel gemaakt met
kantoormeubilair, dat kennelijk uit de omringende leegstaande gebouwen bij elkaar was
gesprokkeld.
Enkele jonge mannen hielden in het midden van de ruimte een dance battle onder luide
aanmoedigingen van de omstanders. Anderen zaten in een hoekje te kaarten en te roken.
De zware geur van wiet hing in de lucht. Er waren ook enkele vrouwen, maar de meesten
waren mannen. Arend herkende Hockeymeisje, en Van Zanten. La Moteur zag hij echter
nergens. Dat was een tegenvaller, de baas moest beslist ook op de foto.
Ze besloten een verdieping af te dalen om beter te kunnen fotograferen. Het was er aardig
donker, maar flitsen was uitgesloten als ze geen aandacht wilden trekken. Dus ging het
maar op goed geluk. De jongens lagen plat op hun buik op de catwalk en klikten de
cameras van de mobieltjes. Clyde kwam op het idee een paar filmpjes op te nemen, dan
hadden ze misschien nog wat als de fotos mislukt bleken. Hadir volgde zijn voorbeeld.
Ze hadden al veel fotos, maar La Moteur was er nog steeds niet bij. Juist toen ze het
wilden opgeven en aanstalten maakten voor de terugtocht, viel de muziek stil. Ook de
gesprekken beneden verstomden. De runners doken weg, trokken zich verder terug in de
schaduw, maar hielden de situatie beneden goed in de gaten.
Opeens schalde triomfantelijke gangsta rap door de speakerboxen: La Moteur kwam
binnen, vergezeld door een paar trawanten en een blonde vrouw. Arend veerde op. Die
man moest hij hebben! Hij wenkte zijn vrienden en gebaarde naar hun cameras. Beneden
zwol het lawaai aan. De runners schoven weer naar voren.
La Moteur betrad de ruimte alsof hij de president zelf was. De baas schreed naar voren,
toegejuicht door zijn bendeleden, die vlug plaats voor hem maakten. Minzaam knikkend
en hier en daar highfivend of schouderklopjes uitdelend, liep hij naar de ereplek aan een
grote vergadertafel, vanwaar hij alles goed in de gaten kon houden. Het feest werd hervat,
al was de muziek minder luid, blijkbaar wilde men nu ook kunnen praten.
Eenmaal gezeten, werd La Moteur beurtelings benaderd door verschillende mannen met
wie hij zachtjes zaken besprak. De blonde vrouw liep naar de bar om drankjes te halen.
Arend wilde er dichterbij komen. Tot nu toe hadden ze alleen van bovenuit
gefotografeerd, de gezichten waren daardoor niet erg duidelijk. Als je inzoomde kreeg je
vanaf deze afstand al gauw onherkenbare, wazige close-ups. Maar La Moteur druk in
gesprek, dat wilde hij beslist goed op de foto. Dat was de klapper die ze moesten hebben,
de verklapper`!
Hij nam de camera van Hadir over en sloop voorzichtig naar de trap, daalde de treden af,

91

nog een verdieping lager. Clyde en Hadir keken ongerust toe. In tegenstelling tot de
bovenste, lege catwalks, was de eerste etage bezaaid met rommel. Arend moest goed
opletten waar hij zijn voeten neerzette, zijn ervaring als runner kwam van pas. Alsof hij
ogen aan zijn schoenen had, lukte het hem om op het moeilijke terrein vooruit te komen
zonder lawaai te maken.
Juist had hij zich in een positie gebracht waarin hij La Moteur goed in het vizier had, toen
deze opeens opstond en wegliep. Arend vloekte binnensmonds, Die kerel ging toch niet
weg vr hij een goede foto had kunnen nemen?
Tot zijn schrik veranderde La Moteur echter van richting en koerste regelrecht op de trap
af. Het zou toch niet ? Maar de drugsbaas begon werkelijk de trap op te klimmen.
Hadir en Clyde hadden de bewegingen van de man gevolgd en konden zich bijtijds
terugtrekken. Ze stonden klaar om de aftocht te blazen, via het dak, zoals ze gekomen
waren. Zonder Arend wilden ze echter niet gaan. Bij de ingang van de donkere hal
stonden ze te talmen, verwachtten elke minuut Arends hoofd boven het trapgat te zien
verschijnen, het sein om ervandoor te gaan. Maar Arend kwam niet.
Twee verdiepingen lager was Arend met bonzend hart blijven staan. Hij moest en zou die
foto hebben. Het was zijn enige kans om La Moteur af te schrikken. Na alle moeite die ze
vannacht al hadden gedaan, zou hij deze gelegenheid niet uit zijn vingers laten glippen.
In zijn hoofd berekende Arend zijn kansen. Het was knap donker hierboven en hij stond
niet meteen in het zicht. Maar als La Moteur een zaklamp zou gebruiken was hij erbij.
Dan zou hij al zijn skills als freerunner nodig hebben om uit handen van de bende te
blijven. Hij hoopte maar dat Hadir en Clyde zo verstandig waren geweest om alvast naar
buiten te gaan.
De stappen van La Moteur klonken zwaar op de trap. Met gespitste oren volgde Arend
het geluid, La Moteur was uit zijn zicht. Halverwege de trap hielden de stappen op, nu
klonk het geluid van lichte hakjes op de treden. Ook dat hield halverwege op. Er klonken
stemmen, een gesprek volgde.
Behoedzaam verplaatste Arend zich naar voren, zodat hij zicht had op de trap. Met de
ruggen naar hem toe zaten een tiental treden lager, La Moteur en naast hem de blonde
vrouw. Dit was niet echt een goede positie voor een herkenbare foto, hij bezag het tweetal
op de rug. En hoe moest hij met dit toestel ook alweer een foto maken?
Terwijl Arend met het mobieltje van Hadir worstelde, spraken de blonde vrouw en La
Moteur op dringende toon met elkaar. Ze zaten ver genoeg van de bende beneden, om
vrijuit te kunnen praten.
Het heeft lang genoeg geduurd, Lisa,` zei La Moteur, Humbert heeft het nog een paar
maanden volgehouden nadat Claudio en Ernst er de brui aan hadden gegeven. Maar nu
heeft hij ook het schip verlaten. Hij moest nog een paar maanden zitten` voor een
akkefietje. Daar kon hij niet onderuit, anders zou de politie een onderzoek gaan instellen,
dat moesten we niet hebben.

92

En stom genoeg heeft hij de sleutels afgegeven bij zijn persoonlijke bezittingen, toen hij
de nor in ging. De politie weet niet wat ze in handen heeft! Intussen staat de zaak maar te
verkommeren. Ik word er echt niet goed van!` Hij liet een gergerd gebrom horen.
Lisa schudde meewarig haar hoofd en legde een hand op zijn schouder. Laat het maar
aan mij over!` sprak ze overredend. Het lukt me wel om Het` op te halen. De jongens
wisten gelukkig niet dat het geld daar ligt! De vorige keer is het me niet gelukt, maar
tenminste heb ik al een keer poolshoogte kunnen nemen. Dat ging gemakkelijk. En ik
weet nu precies wat ik moet doen om erbij te komen.`
Eindelijk had Arend het toestel aan de praat gekregen. Hij richtte het op het stel op de
trap en maakte achter elkaar een serie fotos. Het was wel erg donker, als het nou maar
lukte! Opeens verstijfde hij. Hij had Lisa een adres horen noemen. Een adres dat hem
bekend voor kwam. Hij rekte zijn nek om het beter te horen, maar het stel was al
opgestaan en begon de trap af te dalen.
Nou ja, het was toch de hoogste tijd om te gaan. Zijn vrienden zouden inmiddels ook wel
naar huis willen. Arend draaide zich om en zijn voet schopte tegen een leeg blikje.
Rollend ging het blikje richting trap. Te ver om nog te grijpen. Als bevroren zag Arend
het gebeuren. Het blikje ketste tegen een spijl van de balustrade, veranderde van richting,
minderde vaart. Aan de rand van de trap leek het blikje bijna te gaan stoppen Arend
hield zijn adem in toen won de zwaartekracht het en tergend langzaam begon het blikje
tree voor tree omlaag te rollen.
Arend bedacht zich geen moment meer en sprintte zo vlug als hij stilletjes kon doen op
de rommelige vloer, naar de tegenoverliggende trap. De dichtstbijzijnde trap kon hij niet
gebruiken zonder dat La Moteur dat meteen zou zien. Als hij nou maar op tijd weg kon!
Rinkelend viel het blikje van de ijzeren treden. La Moteur en Lisa die de trap afdaalden,
draaiden zich om bij het geluid en keken bevreemd toe, hoe het blikje tussen hun voeten
passeerde. Dan keek La Moteur spiedend naar de duistere etages boven.
Een rat of een kat?` opperde Lisa.
Geen risico!` antwoordde La Moteur kort. Hij wenkte naar zijn mannen.
Hadir en Clyde hadden in afwachting van Arends komst al een oude stoel onder het luik
geplaatst waardoor ze naar binnen waren gekomen. Vervolgens waren ze vast het dak op
geklommen en wachtten daar op hun vriend.
Hee!` Op het geluid van Arends stem stak Clyde zijn arm naar binnen en trok Arend mee
omhoog. Zodra Arend erdoor was, sloot Hadir het luik. Wegwezen!`
Er was nu geen tijd voor normaal traplopen. Slingerend langs de balustraden van de
roestige noodladder lieten ze zich etage voor etage omlaag vallen. Zo waren ze al
beneden terwijl de bendeleden binnen nog de catwalks van de verdiepingen verkenden.
Maar nauwelijks waren ze begonnen over het gebarsten plaveisel te rennen, of de
voordeur sloeg open en geschreeuwde bevelen klonken.
Boffen dat de gangsters hen niet meteen zagen, de brandtrap was aan de achterzijde van

93

het gebouw. Een voorsprong hadden de runners hard nodig, want ze waren veruit in de
minderheid en een confrontatie zou niet goed aflopen. Probleem was dat ze nu niet de
weg aan de voorkant terug konden gaan zoals ze gekomen waren; die was afgesneden
door de roepende en zoekende bendeleden.
Hadir, Clyde en Arend renden vooruit, richting kade. Vr hen rezen de donkere
contouren van hoog gestapelde blokken, daar lag een stratenplan van oude, verlaten
loodsen.
Bij elkaar blijven!` De jagende lichtflitsen van zaklantarens kwamen al achter hen aan.
Het zou niet lang meer duren voor ze ontdekt werden.

94

15
Feti

Schaduwen joegen hen vooruit, containers verrezen op hun weg als raamloze torenhoge
gebouwen. Van achteren klonk geschreeuw, boze bevelen te stoppen. Met jachtige
ademhaling zochten ze in het doolhof een weg. Links de hoek om en dan weer rechtsaf
om de achtervolgers te misleiden. Konden ze klimmen? Beter van niet, het was een heel
eind omhoog voor de toren van containers eindigde, en al die tijd vormde je gemakkelijk
doelwit, er was nergens dekking. Gangsters waren toch altijd gewapend? Geen risico!
Om te ontkomen was een dwaalspoor beter, liever verstoppen dan schietschijf worden.
Waar gaan we?` hijgde Clyde.
Vr ons is het water,` antwoordde Hadir grimmig. Dat betekende dat ze in de val zaten,
bij het kanaal konden ze niet verder. Met bonzend hart bedacht Arend dat het zijn schuld
was, hij had zijn vrienden in gevaar gebracht. Kon hij een uitweg vinden om aan de
bende te ontsnappen?
Ze renden nu achter elkaar aan door een smalle gang tussen twee rijen gestapelde
containers, net breed genoeg om een man door te laten. Het was er stikdonker. Het enige
licht kwam flauwtjes van bovenaf, van de schijnwerpers bij naburige terminals.
Ssst!` Hadir hield halt en legde de vinger op de lippen. Niet dat de runners dat konden
zien. Maar ze begrepen het en waren muisstil. Als het zou lijken alsof ze al weg waren,
zouden de gangsters misschien ergens anders gaan zoeken. Naast elkaar stonden ze in het
duister, tussen de hoge metalen wanden als in een langgerekte kloof, met aan beide
uiteinden het licht van zaklantarens dat telkens langs streek, maar hen net niet bereikte.
De stemmen deden dat wel. In allerlei talen.
Waar zijn die gasten heen gegaan?`
A ben frede. Un no syi en ?`
No, heb je al aan die kant gekeken?`
Bulis! De Wouten?`
Naar links! Hee, Moker, hizli!`
We gaan ze takelen! Vloeren, die coppers!` Dat was de stem van Van Zanten. Om hen
heen hoorden de runners hoe er op hen gejaagd werd, terwijl ze ineen gedoken in hun
schuilhoek zaten.
Een angstwekkend geratel en gebonk klonk. Iemand schraapte intimiderend een ijzeren
staaf over de wanden van de containers, een ander schopte dreunend tegen de metalen
platen. Een holle echo galmde over het donkere terrein. Containerluiken werden met
doordringend gepiep knarsend opengedraaid en dan met een harde slag opzij gegooid.
Voeten stampten door de lege hulzen van containerbakken.

95

Er waren echter honderden containers. Kilometers van staal en ijzer, rij na rij, naast
elkaar gelegd en bovenop elkaar gestapeld, twee, drie, vier verdiepingen hoog. Al waren
ze op eigen terrein, het donkere doolhof was de gangsters te machtig. Dit schiet niet op,`
hoorde Arend Van Zanten zeggen, We moeten ze uitlokken!`
Mooi niet,` mompelde Clyde binnensmonds, Ik blijf zitten waar ik zit, tot het dag
wordt.` Helaas zou daglicht misschien niet meteen hun redding betekenen. Wat als La
Moteur vastbesloten zou zijn de spionnen koste wat kost te vermoorden? Door de enorme
afstanden van de terreinen bij de terminals, zou dat de verre bewakers in hun gesoleerde
cabines niet eens opvallen.
De stemmen leken zich te verwijderen, maar niet allemaal. Een paar die-hards bleven
achter om de wacht te houden. Konden de runners maar zien waar de mannen precies
stonden. Dan konden ze een sprint trekken vr ze ontdekt werden.
Hadir probeerde voorzichtig een container te beklimmen. Dat was niet eens zo een slecht
idee. Als ze plat op het dak van de bovenste containers bleven liggen, zouden ze niet
zichtbaar zijn, en toch een blik kunnen werpen op hun belagers en zo positie kunnen
bepalen.
De containers bleken gemakkelijk te beklimmen. De metalen wanden waren voorzien van
inkepingen en ijzeren stangen, die op de tast duidelijk te onderscheiden waren. De
runners klommen zo geruisloos mogelijk naar boven, zon drie verdiepingen hoog. Bij de
bovenkant aangekomen, schoven ze behoedzaam op hun buik over de rand en kropen
daarna verder tot ze zover waren, dat ze konden gluren naar wat er beneden gebeurde.
Acht bendeleden, uitgerust met stokken en staven, patrouilleerden op enige afstand van
elkaar, gemoedelijk babbelend. Lastig was dat ze de uitweg blokkeerden. De andere kant
was onbewaakt, maar daar lag het kanaal en niemand wilde de plomp in. Er bleef nog n
mogelijkheid over, en dat was uitwijken naar rechts. Daar breidde het containerpark zich
verder uit en liep over in ander, onbekend gebied.
De runners verkenden vanaf hun hoge uitkijkpost deze optie en overlegden fluisterend.
Voordat ze de helverlichte terminals konden bereiken waar ze vast veilig zouden zijn
omdat de bende niet zou riskeren de aandacht van de bewakers te trekken moesten ze
door een wirwar van donkere containerstraten. Sneller zou zijn om van de ene dakrij naar
de andere te springen, maar dat was op deze hoogte en in de duisternis een groot risico.
Bezorgd keken ze naar de donkere lucht. Zou het gaan regenen? Dan zou springen nog
gevaarlijker worden op het gladde metalen oppervlak. Ook moesten ze er behoorlijk
zeker van zijn dat er niet op hen geschoten zou worden. Om hierachter te komen moesten
ze listig te werk gaan. Iets naar de containers in tegenovergestelde richting gooien
bijvoorbeeld, en kijken hoe er gereageerd werd. Maar probleem was: waarmee te gooien?
Waarom was er geen rommel in de buurt als je die net nodig had?
Lange tijd lagen de runners op het dak van de containers. Het bleef onveilig, er waren
intussen meer mannen teruggekeerd, ervan overtuigd dat de indringers nog ergens in de
buurt moesten zijn. Hun roepen en dreigementen maakten dat de jongens geenszins van
plan waren hun dekking prijs te geven. Het klotsende water aan de kade lokte evenmin.

96

De maan kwam vanachter de wolken tevoorschijn en wierp helder licht over het
landschap. De blauwige en oranje tinten van de containers werden zichtbaar. En het zou
droog blijven. Het zou dus te doen zijn om te springen, alleen waren zij dan zelf voor de
gangsters ook duidelijk zichtbaar. Vooralsnog leek het beter zich koest te houden en uit
het zicht te blijven.
Plotseling ontstond er groot tumult. Een groepje gangleden was op het duistere terrein in
aantocht. Wat was La Moteur van plan? Waarom dat gejuich? De bende dromde bijeen en
de runners konden niet goed zien wat er gebeurde.
Clyde tikte zijn vrienden aan en seinde: dit was de gelegenheid om weg te glippen,
niemand keek in hun richting. Ze richtten zich half op en zover mogelijk gebukt, slopen
ze in de richting van de containerstraten. Als de bende daar beneden gewoon doorging
met feestvieren, dan konden ze ongezien naar de volgende rij containers springen.
Juist toen ging er een spotlamp aan. Vlug doken de jongens weg. Maar de draagbare lamp
was niet op hen gericht. Het licht onthulde een ontluisterend tafereel. Arend kon zijn
ogen niet geloven. In de lichtkring kwam Messentrekker aangereden, de vent die Iris had
aangevallen. Op de passagiersstoel troonde als een koning Van Zanten.
Mijn bike!` Zijn vrienden maanden hem tot kalmte, maar Arend was woedend.
Knarsetandend zag hij hoe zijn riksja binnengehaald werd als trofee. Van Zanten grijnsde
breed en klopte de joy rider joviaal op de schouder. De twee stapten van het voertuig af
en er werd onderling gesmoesd.
Toen stak Van Zanten gebiedend zijn hand uit en de man die met zijn ijzeren staaf de
containers geteisterd had, trad naar voren en reikte hem de pook aan. Arend verstijfde.
Hadir en Clyde die plat waren gaan liggen, fluisterden hem geagiteerd waarschuwingen
toe, maar hij hoorde hen niet. Als in een nachtmerrie zag hij Van Zantens arm omhoog
gaan en met een klap neerdalen. Met rinkelend gekletter vloog de rechterzijspiegel eraf.
Van Zanten liep naar de andere kant en geen minuut later volgde onder algemeen gejuich
de linkerspiegel.
Afblijven!` Arend sprong overeind.
Aha!` De dealer grijnsde triomfantelijk. Ik wist het wel!`
Hadir en Clyde kreunden en verborgen hun hoofd in hun armen. Nu waren ze ontdekt!
Arend stond rechtop en schreeuwde opnieuw naar de gang: Blijf van mijn bike af!`
Van Zanten grijnsde spottend naar hem. Kom naar beneden, jongen, of we gaan je bika
helemaal brox maken!`
Clyde en Hadir hielden vanaf hun liggende positie, Arend elk bij een been vast, anders
had hij het misschien nog gedaan ook. Maar de runners hadden nog steeds een punt van
voordeel. Ze waren drie verdiepingen hoog en de bende kon niet bij hen komen.
Intussen hadden de bendeleden stokken en kettingen tevoorschijn gehaald.Kom je nog?`

97

vroeg Van Zanten en treiterend hief hij de pook en sloeg een deuk in de bolle voorkap
van de riksja. Arend was razend, maar hij kon er niets tegen doen. Hulpeloos moest hij
toekijken hoe de bende zijn riksja aan gort sloeg. Het hielp niets dat hij stond te
schreeuwen en te dreigen.
Arend, Arend!` Hadir schudde hem aan zijn been om zijn aandacht te krijgen. Kwaad
keek Arend om. We gaan, Arend! Laat ze, we kunnen zoveel man toch niet aan, nu is
onze kans!`
Inderdaad was de bende vol overgave bezig de riksja te mollen. Zijn mooie gele bike!
Zijn broodwinning! Maar Hadir had gelijk. Dit was het moment.
De runners namen een aanloop en begonnen te rennen. Gedrien zetten ze zich af en
waagden de sprong. Het was een blinde gok, met onbekend en onbestudeerd terrein.
Zwevend over de duistere diepte van de kloof. Op weg naar nog onbeproefd oppervlak.
Maar het lukte. Met een luide bons landden ze op de daken van de nabije containers,
maakten een koprol om hun vaart te breken en kwamen weer overeind.
Toen werd duidelijk dat de bende hun vlucht ontdekt had. Schreeuwend lieten de boeven
de riksja in de steek en gingen hen van benedenaf achterna. De eerste kogels scheerden
langs hun hoofd.
Blijf staan!` raasde Van Zanten, Wil je dood?`
Die kans was inderdaad groot. Als ze zo in het zicht bleven. De kogels floten haast
geluidloos om hen heen, er waren geen knallen te horen, alleen metalige plofgeluiden,
wanneer de kogels in containers insloegen. Geluidsdempers, een griezelig idee. Als ze nu
geraakt werden, vermoord werden, zou niemand ooit weten wat er gebeurd was. Hun
lijken zouden in het water gedumpt worden of hier ergens begraven en geen haan zou
ernaar kraaien. Dat ze nog niet dood waren; de lafbekken waren vast geen bewegende
doelen gewend.
Het besef dat hij verantwoordelijk was voor het gevaar waaraan hij zijn vrienden had
blootgesteld, drong opnieuw tot Arend door. Hij zou ze eruit moeten halen. We gaan
naar beneden,` besliste hij, Hier, meteen!` Hij voegde daad bij het woord en liet zich in
de nieuwe kloof aan de andere zijde zakken. Zijn vrienden volgden. Bliksemsnel daalden
ze af en begonnen eenmaal op de grond, te rennen in de richting van de verlichte
terminals. Daar zou het veilig zijn.
Ze wilden opnieuw hun vorige tactiek toepassen: zigzaggend door het doolhof om de
bende af te schudden. Maar de straten waren lange eenrichtingstunnels en er was nergens
dekking, op die manier vormden ze open en bloot doelwit. En in tegenstelling tot Van
Zanten gingen deze boeven wl naar de sportschool. Zij gaven niet op.
Het lukte maar niet naar de verlichte terminals te gaan, telkens bleken de routes daarnaar
geblokkeerd doordat er al mannetjes gepost waren. De gangsters hadden de tijd gehad de
val op te zetten. Ze wisten natuurlijk dat de runners het eerst daarheen zouden gaan.
Clyde begon moe te worden. Hij kreeg steken in zijn zij en raakte achter op zijn vrienden.

98

Hijgend bleef hij voorover gebukt staan met zijn handen steunend op zijn knien. Toen
hij opkeek waren zijn vrienden verdwenen. Hij vloekte inwendig. Ze zouden niet uit
elkaar gaan! Wat moest hij nu doen? Bij de laatste viersprong hadden ze de achtervolgers
kunnen misleiden, maar nu hoorde hij dat deze weer in aantocht waren. Vooruit maar, op
hoop van zegen. Clyde deed een schietgebedje en begon opnieuw te rennen, een
sukkeldrafje om weer op gang te komen.
Opeens stak iemand een hand uit en trok hem de wand in. Zo leek het althans. Het was
een uiterst smalle steeg, gevormd door twee rijen niet helemaal tegen elkaar geplaatste
containers. Arend en Hadir konden er slechts in bewegen, doordat ze zich tussen de
stangen en inkepingen in hadden gemanoeuvreerd. Het was een claustrofobische situatie,
maar had als voordeel dat ze zich met de ruggen tegen de ene wand, en de voeten tegen
de andere wand omhoog konden werken. Zo zaten ze enige verdiepingen hoog en
hoopten dat ze in de spelonk niet opgemerkt zouden worden.
Clyde probeerde zijn hijgende ademhaling onder controle te krijgen, niets mocht de
aandacht van de gangsters trekken. Zijn spieren verkrampten van de inspanning om zich
schrap tegen de wanden te zetten, hij mocht niet wegglijden. Het zou niet moeilijk
moeten zijn je schrap te zetten in zon smalle ruimte, maar het angstzweet maakte dat zijn
lichaam vochtig weggleed tegen de metalen wand. Waarom had hij zich ook in dit
avontuur gestort? Dat was toch niets voor hem.
Arend wist niet meer wat hem allemaal overkwam. Van de regen in de drop was hier echt
van toepassing. Het was een stom idee geweest om naar La Moteur te komen. Ze
mochten blij zijn als ze hier heelhuids uit kwamen.
Hadir luisterde scherp naar de geluiden van de omgeving. Er was iets loos, maar wat? De
gangsters waren in de buurt, dat was zeker. Maar er waren ook geluiden die hij niet thuis
kon brengen. Flarden van stemmen, een gonzende verre echo van klinkende metalen
vaten. Wat was het plan van Van Zanten? Waren de achtervolgers bezig hen compleet te
omsingelen?
Nu werden de stemmen en voetstappen duidelijker. De gangsters doorzochten de straat,
naderden de spleet, liepen hen vervolgens voorbij. De jongens herademden, hun
schuilplaats was niet ontdekt. Maar de gangsters bleven in de buurt rondhangen, zodat de
runners gedwongen waren zich steeds verder in de spelonk terug te trekken.
En er klopte iets niet. Hadir had het al gevoeld, maar nu merkten ook zijn vrienden het.
Een onmiskenbare brandlucht drong hun neusgaten binnen. De doordringende reuk van
petroleum. In de verte, aan het uiteinde van de steeg, flakkerde een rozige gloed. Rook
kringelde de spleet in.
Brand? Werden ze uitgerookt? Man, dat was nog eens balen! Als je dacht dat je alles had
gehad
Ze hoorden opgewonden stemmen, geluiden van rennende voeten. Het werd steeds
moeilijker adem te halen, hun ogen prikten van de bijtende rook. Fokop,` kuchte Arend,

99

We moeten hieruit. Voor we verstikt raken.` Ze kropen verder naar boven, om weer op
het dak te komen. Misschien wachtte hen daar een kogelregen, maar er zat nu niets
anders op.
Onderdrukt kuchend van de rook, klauterden ze het dak op. En kwamen tot een
verrassende ontdekking. Beneden vr hen, zat een verspreide groep in het zwart geklede
en kaalgeschoren witte mannen. De skinheads zaten te chillen op houten pakkisten en
pallets, die geplaatst waren rond brandende petroleumvaten. Een haperende ghettoblaster
liet met doffe klanken marsmuziek horen. Op de achtergrond was een open barak versierd
met een rood-wit-blauwe banier, bedrukt met Gotische letters. Vlaggen met rode en
zwarte symbolen hingen binnen aan de smoezelige wanden. Stapels bierkratten en
gebutste nazihelmen completeerden de inrichting van het ondergrondse hoofdkwartier.
De Wazis!` bracht Hadir stomverbaasd uit. De runners konden hun ogen niet geloven.
Vooral niet toen opeens Van Zantens gangsters met een vaart vanuit de containerstraten
kwamen stuiven. Blijkbaar in de veronderstelling de runners nu beet te hebben, stormden
ze de Wazis regelrecht in de armen.
De Wazis, gestoord bij hun feestje, reageerden prompt. Hun eerste verbazing verdween
als sneeuw voor de zon en maakte plaats voor van haat vertrokken gezichten. De
gangsters op hun beurt, hoewel overdonderd door de plotselinge wending, waren niet van
plan het veld te ruimen. Het gescheld was niet van de lucht, beledigingen vlogen over en
weer.
Zo, wangsters, jullie willen vechten?`
Yo, Damien, kom maar op!`
Oprotten zal je bedoelen!`
Ga zelf desse, man!`
Brullend stortten de gedrilde troepen van de Wazis zich op de gangsters. Sommige deden
bovendien eerst zon oude helm op. Het was een bizarre vertoning om de slungelige
streetgangsters en de plompe Wazis met elkaar op de vuist te zien gaan.
Een hevig gevecht brak uit. Er was nu geen politie om de partijen uit elkaar te houden en
elk vocht verbeten voor zijn eigen territorium. Alsof een dam doorbrak, barstten alle
opgekropte oergevoelens los. Het was een hels kabaal van kreten en gevloek, dreunen en
gekletter. Er werd gezwaaid met ijzeren staven en gegooid met pakkisten, bloed vloeide,
kogels konden niet lang uitblijven.
Kom, dashen! Weg hier!` zei Hadir gejaagd. En dit was eindelijk hun kans.

100

16
Broko bika

Het lukte het haventerrein ongezien te verlaten. Zonder vervoer moesten ze de lange
tocht terug naar de stad te voet afleggen, en tegelijkertijd proberen zich gedeisd te
houden. De runners waren beducht op zowel de gangsters als de Wazis, en hielden zich
bij elke naderende auto schuil achter bomen of in greppels. Halverwege kwamen hen ook
nog politiewagens, brandweer en ambulances met loeiende sirenes tegemoet.
Op weg naar het slagveld,` merkte Hadir op toen de voertuigen hen passeerden.
Arend was van mening dat Clyde en Hadir gevrijwaard zouden zijn van represailles door
La Moteur. Hun gezichten waren tijdens de hele operatie voor de bende nauwelijks
zichtbaar geweest. Ze hadden zich steeds verstopt of waren in het duister gevlucht. Arend
daarentegen zou een poosje moeten onderduiken en vooral niet gezien mogen worden in
het gezelschap van zijn vrienden, om de gangsters niet nog meer voer voor wraak te
geven. En Iris hoe moest hij haar beschermen? En zijn vernielde riksja Hoe dat op
te lossen?
Clyde was te moe om zich nog ergens druk over te maken, hij wilde zo gauw mogelijk
thuis zijn. Misschien een geluk bij een ongeluk dat zijn moeder geen vragen zou stellen;
sinds haar bekentenis hadden ze elkaar zoveel mogelijk gemeden. Haar schaamte en zijn
woede, maakten communiceren zowat onmogelijk.
Laten we maar eerst naar mijn huis gaan,` stelde Hadir voor, Kunnen we een beetje
bijkomen.` Oom Moershid lag gelukkig nietsvermoedend in diepe rust, toen de runners
eindelijk uitgeput via de achterdeur het donkere restaurant binnen strompelden. Om hem
niet te wekken bleven ze maar in de keuken, waar ze zich aan de kraan verfristen. Clyde
sprenkelde het koude water over zijn bezwete gezicht en koelde zijn hoofd en nek af.
Hadir deelde blikjes fris uit om hun dorst te lessen. Zwijgzaam zaten ze op de
keukenkrukjes uit te puffen. Na een kort overleg ging ieder zijns weegs. De nieuwe dag
zou niet lang op zich laten wachten.
Hoe bedoel je: verdwenen?` Antonio was anders altijd de kalmte zelf, maar nu verloor
hij zijn geduld. Arend stond in het kantoortje met een ongelukkig gezicht en zei: Ik heb
mijn bike echt op slot gedaan. Maar de dieven moeten het slot opengebroken hebben.`
Antonio kwam achter zijn bureau vandaan en begon te ijsberen, voor zover de kleine
ruimte dat toeliet. Maar je had de riksja dus niet in de garage gestald? Gewoon op
straat?` De baas begon zich steeds meer op te winden. Dat kan toch niet! Waar zat je met
je hoofd?`

101

Al ijsberend verhoorde de baas Arend: En wat deed je op die afgelegen plek? Had je een
klant?` Arends antwoorden waren niet het gehele verhaal. Hij kon niet alles vertellen. Er
waren al genoeg mensen bij betrokken, hij wilde niemand meer in gevaar brengen. Maar
natuurlijk had de politie de restanten van zijn bike ontdekt. En de opdruk met het
telefoonnummer van Tonys Bike Service was ondanks de vernielingen nog leesbaar
geweest. Arends verhaal was dat de bike gestolen was en dat hij niet wist hoe die bij de
haven terecht was gekomen.
Antonio bleef voor Arend staan en zei ernstig: Dit is niet goed. Wat moeten we doen?`
Het spijt me erg, Antonio,` zei Arend schuldbewust. Er viel een stilte.
Toen streek Antonio over zijn baard en zei met een spijtig, maar onverbiddelijk gezicht:
Ik heb geen andere riksja meer beschikbaar. En je zal me de verloren bike moeten
terugbetalen, jongen. De verzekering betaalt niet als je roekeloos met de spullen omgaat.`
Arend keek gepijnigd. Maar Antonio had natuurlijk wel gelijk. Hij was anders een heel
schappelijke baas. Maar een hele riksja door nalatigheid kwijtraken kon niet door de
beugel. Maar wat nu? Geen baan meer en een grote financile schuld. Met hangend hoofd
verliet hij het kantoortje.
Mevrouw Belfor was naar haar werk. Clyde was in bed blijven liggen en had zich ziek
gemeld. De afgelopen nacht was hem niet in de koude kleren gaan zitten. Hij had echt
doodsangsten uitgestaan. Nog nooit was hij zo blij geweest om s morgens thuis in zijn
eigen bed wakker te worden. Maar een vrije dag had hij wel nodig gehad. Bovendien was
hun zelfopgelegde opdracht nog niet voorbij. Vandaag zouden Hadir en Arend bij hem
komen om op de computer de fotos te bekijken. Daar was het tenslotte allemaal om te
doen geweest.
Toen de deurbel ging, stond echter alleen Arend op de stoep. Hij was eerst nog bij Hadir
langs geweest, en die had hem zijn mobieltje meegegeven. Hadir kon zelf niet mee, oom
Moershid had hem nodig bij een gesprek met iemand van de bank voor een lening. Een
desperate poging van oom Moershid om zijn restaurant te redden, vertelde Arend
hoofdschuddend. Ja man, dat is zwaar shit,` knikte Clyde.
De computer werd gestart. Al gauw zaten ze vol spanning voor het scherm fotos aan te
klikken. De eerste lading zag er niet al te best uit. Vergroot deze eens,` zei Arend, Of
die`. Maar het hielp niet, de fotos waren te donker, te vaag, te ver weg, onherkenbaar. Op
het tweede mobieltje was al hun hoop gevestigd. Maar ook dat was niet veel beter. Met
zulke fotos hoefde je bij de politie niet aan te komen, laat staan bij La Moteur. Voor de
filmpjes gold hetzelfde, en bovendien werden de opgenomen gesprekken daar geheel
overstemd door de rapmuziek die op het dievenfeest gespeeld was. Het materiaal was
onbruikbaar. Was alles dan voor niets geweest?
Het ergste was wel, dat het intussen geen sprake meer was van overleven op de straat.`
Het was nu echt een kwestie van in leven blijven. Nu de gangsters hadden laten zien dat
ze vuurwapengevaarlijk waren, was hij pas echt de klos. Vogelvrij verklaard en zonder

102

bewijzen om mee terug te slaan.


De fotos die hij zelf met Hadirs mobieltje had gemaakt, zagen er ook niet uit; alleen de
ruggen van La Moteur en Lisa. Niets mee te beginnen. Gefrustreerd liet Arend zich op de
sofa neerploffen. Het was allemaal voor niets geweest. Voor niets hun leven gewaagd en
zijn riksja kwijtgeraakt, hijzelf nu in gevaar en met een diepe schuld. En o ja, zonder
baan.
Het dievenhol op de haven was ook al geen bewijs. Dat zou sinds het gevecht van
vannacht vast al door de bende ontmanteld zijn, na alle bezoek zo vlakbij, van
hulpdiensten en politie. Nog een reden voor de gangsters om wraak op Arend te nemen.
Ik zou een low profile houden, de komende tijd,` raadde Clyde aan, Misschien is het
ergens wel goed dat je niet met je bike op straat kan. Dan zouden ze je te grazen nemen.`
Dat was een schrale troost.
Met lood in de schoenen was Arend teruggegaan naar Brians Inn. Onderweg had hij
voortdurend om zich heen gespied, om te zien of hij niet gevolgd werd. De problemen
waren zo groot, dat hij een onwerkelijk gevoel kreeg, alsof dit allemaal iemand anders
overkwam. Hij merkte echter niets op dat op stalking leek. Misschien lagen de
bendeleden in het ziekenhuis na het gevecht. Of zaten ze vast in de politiecel. Van die
gedachte fleurde hij weer een beetje op. Wie kon hem wat maken? Als ze hem achterna
kwamen, ging hij gewoon het dak op, daar konden ze hem toch niet bereiken.
In Brians Inn trof hij Tommie weer in de kelder aan. Wat zit je hier beneden?` vroeg
Arend humeurig. Anders zit je toch altijd buiten te tekenen?` Tommie mompelde wat, hij
zat in een tijdschrift te bladeren. Arend keek rond of hij Tommies schetsboek zag,
merkte toen vanonder een stapel kleren een punt van het kaft op.
Voor Tommie het kon voorkomen trok Arend het tekenboek tevoorschijn. Gespannen
keek de jongen toe hoe Arend in het boek begon te bladeren. Kijk,` zei Arend
bemoedigend, Je kunt goed tekenen.` Er waren tekeningen van het uitzicht op de
achtertrap, stadsgezichten, zelfs enkele schetsen van gasten van Brians Inn.
Daar moet je mee doorgaan. Zonde om je talent te laten `. Zijn stem stokte. Tommie
liet het hoofd hangen. Zijn broer had de tekening gevonden.
H?` Verwonderd bekeek Arend Janets naaktportret. Is dat niet Heb jj dit gemaakt?`
Wie anders?` snauwde Tommie. Bij die onverwachte toon wierp Arend hem een vlugge
blik toe. Het is goed getekend,` zei hij verzoenend, Maar hoe heb je dat eigenlijk
gedaan, is het je fantasie?`
Nee`. Tommie keek naar de grond, onwillig om te antwoorden.
Wat? Wil je zeggen dat ze voor je geposeerd heeft?` Arends verbazing groeide, en zijn
zichtbare bewondering ging gelijk op met Tommies wanhoop. Begreep zijn broer het
dan niet? Hoe moest hij het zeggen? Tommie kon het niet. Hij schuifelde met zijn voeten,
zweeg. Hij wenste, wenste dat zomaar duidelijk zou zijn wat hij niet onder woorden
kon brengen.

103

Maar Arend merkte niets. Hij babbelde gewoon door over Tommies tekenkwaliteiten,
bladerde verder in het schetsboek, maar de volgende bladzijden waren blanco.
Toen er geen antwoord kwam keek Arend op. En Tommies gezichtsuitdrukking trof hem.
Er was iets dat hij herkende. Die blik had Arend vaker gezien toen hij nog thuis woonde,
maar dat hij die nu weer zou zien in Brians Inn, dat had hij niet verwacht. Het was een
stille schreeuw om hulp.
Arend bladerde terug naar de tekening van Janet. Zij wlde dat je haar naakt tekende?
Merde! Je bent nog een beetje te jong om met onbekende naakte dames rond te hangen.
Ik heb Ma beloofd op je te passen.`
De opluchting brak door op Tommies gezicht en Arend wist dat hij in de roos had
geschoten. Hij vroeg voor alle zekerheid door, om te weten te komen of Janet niets met
zijn broertje had uitgespookt. Dat leek niet het geval. Tommie scheen zo blij te zijn met
de ontdekking en Arends aandacht, dat Arend opeens begreep waarom hij niet meer naar
de achtertrap ging. Dat hij zo blind was geweest voor wat zich onder zijn ogen had
afgespeeld! Hij voelde wroeging. Man, hij had beter op zijn broertje moeten letten.
En nu was er weer een probleem. Soefian had gelijk gehad, het hostel was niet geschikt
voor een kind. Maar wat moesten ze nu doen? Thuis zou hij beter op Tommie kunnen
letten, het zou veiliger zijn. Ook voor hemzelf; als de boeven hem een poos niet zagen,
zouden ze hem misschien vergeten.
Maar naar huis konden ze niet gaan. Hun moeder had in hun afwezigheid het huis
verhuurd aan toeristen. Dan bracht de woning nog wat geld op, terwijl zij toch met Gerrit
in Spanje zat, en haar kinderen in het hostel ondergebracht waren.
Je moet hier weg, Tommie,` zei Arend beslist. Tommie mokte een beetje, hij wilde niet
weg van Arend. Maar hij voelde zich een stuk beter dan de afgelopen week, nu hij op zijn
broer kon vertrouwen.
Arend wist nog niet waarheen te gaan, maar er moest gauw een oplossing gevonden
worden. Gelukkig had hij Hadirs mobieltje nog. Hij toetste het nummer van Iris in.
Met Tommie achterop, trapte Arend op zijn oude ijzeren fiets naar Iris. Pfff, zon fietsje
was maar armoedig, als je aan de mooie riksja gewend was geraakt. En als je gewoon
was je over de daken te verplaatsen.
Tommie had zijn rugtas weer om, hij ging logeren bij Iris. Weliswaar niet voor lang, maar
als de toeristen over anderhalve week uit hun huis zouden zijn vertrokken, kon hij terug
naar zijn eigen kamer. Tegen die tijd kwamen zijn vrienden terug van vakantie, dan had
hij de laatste dagen voor de school begon, tenminste weer gezelschap. Nog niet eerder
had Tommie zo naar het eind van de zomervakantie uitgekeken. Arend trapte stevig door.
Dagen hadden ze elkaar ontweken. Clyde had er steeds voor gezorgd dat hij pas thuis
kwam als zijn moeder al naar bed was. Sinds de onthulling van zijn afkomst was er

104

tussen hen een koele omgang ontstaan. Iets wat ze beiden niet gewend waren.
Toen zijn zusters uit huis waren gegaan was de band tussen Clyde en zijn moeder hechter
geworden. Dat werd weer minder toen hij ouder werd en zijn eigen gang ging; met
vrienden op pad en s weekends uitgaan. Maar de goede verstandhouding bleef, hij ging
wekelijks met haar naar de kerk. Nu leek alles verpest. Het leek of het niet meer lukte om
nader tot elkaar te komen. De zussen wisten nog van niks, Clyde en zijn moeder deelden
nu een duister geheim, een geheim dat hen beiden verscheurde.
Vandaag zaten ze voor het eerst weer samen aan tafel. Ze hielden de blik gericht op hun
bord en aten zwijgend hun maaltijd tot de stilte ondraaglijk werd. Clyde was de eerste die
de stilte verbrak. Hij duidde met zijn hand naar de fles ketchup en zei: Paaz me die
bottel eve`.
Mevrouw Belfors kin ging met een ruk omhoog. Gepikeerd keek ze hem aan. De fles
bleef op zijn plaats. Toen barstte Clydes moeder los: Hier in huis spreek je geen
straattaal, begrepen!`
Clyde keek kwaad terug. In de stilte die op haar reprimande volgde, groeide de spanning
nog verder. Het spande nu erom. Als hij een brutaal antwoord terug zou geven, zou hun
relatie onherstelbaar beschadigd worden, of in ieder geval voor lange tijd ondoenlijk zijn.
Misschien zou hij zelfs voortijdig uit huis moeten gaan.
Toen voegde mevrouw Belfor eraan toe: En het is: Gi mi a batra.`
Clyde was perplex. Toen begon hij te grinniken. Je bent best wel een coole moeder, weet
je,` zei hij. Het strakke gezicht van zijn moeder ontspande langzaam en er verscheen een
kleine glimlach. Ze reikte hem de ketchup aan en ze aten verder.
Later deden ze samen de afwas.
Broedend lag Arend op zijn bed. Hij had Tommie achtergelaten bij Iris, die hem op haar
oppasdagen mee zou nemen naar Sepp. Het was een geluk dat ze hen zo uit de brand kon
helpen. Arend was nu weer ontbijtman, maar hij zou gauw een andere baan moeten
vinden. Hij zat nu immers met een flinke schuld, de riksja was voor hem onbetaalbaar.
Kon hij maar La Moteur verantwoordelijk stellen!
Knorrig scrollde hij opnieuw door de fotos en filmpjes op Hadirs mobieltje. Plotseling
viel hem iets op. Hij scrollde terug naar de fotos die hijzelf had gemaakt. Als hij het niet
dacht! Door de spanning en misschien ook door het slaapgebrek van de afgelopen nacht
hadden ze bij het downloaden op de computer iets over het hoofd gezien. Hij had alleen
fotos willen maken van La Moteur, want hij kende Hadirs toestel nog niet goed genoeg.
Maar blijkbaar had hij per ongeluk toch wat filmpjes zitten klikken.
Arend speelde de filmpjes van La Moteur en Lisa af. Als materiaal waren ze waardeloos,
maar omdat de drugsbaas en zijn handlangster zich van het lawaai hadden afgezonderd,
waren hun stemmen veel beter verstaanbaar dan die van de eerder op de avond gemaakte
filmpjes. Hij luisterde ingespannen en speelde de filmpjes nogmaals af. En nogmaals.

105

Het was zo rustig in het restaurant, dat Hadir en Clyde wel een babbeltje konden maken.
Op een plek bij het raam, om hopelijk klanten naar binnen te kunnen verleiden met hun
gezellige onderonsje. Tenminste, dat was de bedoeling, maar een gezellig gesprek was
het niet. Hadir vertelde dat de lening waarop oom Moershid zijn hoop had gevestigd,
door de bank geweigerd was. Het ziet ernaar uit dat we echt dicht moeten. Amh gaat
waarschijnlijk moeten solliciteren bij andere restaurants, maar die hebben het met de
crisis allemaal moeilijk.`
En jij?`vroeg Clyde, Ga je nog studeren?`
Ja,` antwoordde Hadir, Maar ik moet er ook een baantje bij zoeken om mijn oom te
helpen. Hij heeft al zoveel voor mij gedaan.`
Het zat de jongens niet mee. Clyde vertelde zijn probleem. Dat Johan Brands zijn vader
bleek te zijn.
Wow!` zei Hadir, Dat is nog eens een surprise! En zit je ermee?`
Tja, het was moeilijk te geloven. Al die tijd dacht ik een echte Belfor te zijn Maar ik
ben dus een Brands.` Clyde keek alsof hij het nog steeds niet geloofde.
Ja,` zei Hadir meelevend, Het is ook niet niks wat je te horen hebt gekregen. Wat ga je
nu doen?`
Niks?` antwoordde Clyde weifelend. Die man is een vreemde voor me. Ik kan me
nauwelijks voorstellen dat hij ooit ` Clyde keek gegeneerd. Nou ja, bevriend was met
mijn moeder.`
Hadir nam bedachtzaam een slok van zijn cola. Het bleef een tijdje stil. Toen zei Hadir:
Weet je, je kan het ook zo bekijken: je hebt een vader die nog leeft.`
Clyde keek op. Hadir vervolgde: Je zou hem kunnen leren kennen. Wie weet? Misschien
valt hij erg mee.` Omdat Clyde nog steeds bedenkelijk keek, voegde Hadir eraan toe:
Het scheelt al een hoop dat hij jou zlf wil ontmoeten. Denk je niet?`
Clyde liet het idee bezinken, knikte dan langzaam.

106

17
Spotlight Chick

Ooowah!` Hadir kreunde luid en rekte zich uit. Hij trok zijn T-shirt over het hoofd en
gooide het over een stoel. Uit de speaker box kwam muziek. Hij klopte de kussens op
zijn bed op en leunde comfortabel tegen de wand, kussentje in zijn rug. Naast hem zat
Kadra op haar mobieltje berichtjes te scrollen.
Na het werk in het restaurant waren ze naar zijn kamer gegaan, dat deden ze de laatste
tijd vaker. Hadir legde zijn arm om Kadras schouders heen. Ze bleef ingespannen naar
het scherm turen, maar leunde wel knus tegen hem aan.
Ze hadden nu een maand verkering. En Hadir zou best wat meer willen dan alleen kussen
en knuffelen, hoewel het op zich al een prestatie was, dat hij dit had bereikt. Want Kadra
was een nette meid, straight als een straatsoldaat`, zoals ze zelf zei, alleen het uniform
van het Leger des Heils ontbrak.
Hij had al moeite genoeg gehad om verkering met haar te krijgen, dus hij zou niets
overhaasten. Uit ondervinding wist hij wat er zou volgen en waar het zou stoppen; veel te
gauw. Zacht streelde hij haar arm en ze legde het mobieltje weg, hief haar gezicht naar
hem op voor een kus. Ze lieten zich op het bed neerzakken en kusten en aaiden elkaars
gezicht en armen. Meer mocht hij niet doen.
Het duurde niet lang of Kadra stond op en zei: Tijd om naar oso te gaan. Mi ta bai kas.`
Zo ging het elke dag.
Eigenlijk had hij verwacht dat het met het verstrijken van de tijd intiemer zou worden.
Dat Kadra hem zou vertrouwen en wat verder zou durven gaan. Maar het omgekeerde
leek te gebeuren. De relatie leek te verkoelen.
Overdag was alles als vanouds. Ze werkten samen in het restaurant, of zij ging met Gino
op pad voor een job, of hij ging trainen om in conditie te blijven. Als ze samen waren
hadden ze lol, plaagden elkaar, stalen een kus tussen de bedrijven door.
Maar zodra ze op zijn kamer waren, werd ze afstandelijk. Afwezig liet ze zich kussen,
zonder de liefkozing te beantwoorden. Ze bleef bezig met haar mobieltje, zei dat ze het
druk had. Nou ja, hij wist dat haar carrire belangrijk was voor haar.
Maar het was toch vreemd dat ze er elke keer vandoor ging als het intiem dreigde te
worden. Hij werd er onzeker van. t Was dat hij zeker wist dat er geen ander was, maar
dan nog. Hield ze wel echt van hem? Hadir wilde er niet over piekeren en stopte zijn
twijfels weg.
Tot het op een avond uit de hand liep. Het was zaterdag en als bij een laatste opleving

107

was het bij uitzondering drukker geworden in het restaurant ze waren dus langer open
gebleven. Het liep al tegen het eind van de avond toen ze eindelijk naar boven konden.
Ze waren maar nauwelijks gaan zitten of Kadra sprong op van het bed en riep: Is het al
zo laat?` Ze griste haar tas en jas van de stoel en liep naar de deur.
Wacht! Kadra!` riep Hadir terwijl hij haastig overeind kwam. Moet je opeens weg?
Waar ga je naartoe?` Hij ging bij de deur staan zodat ze haar pas moest inhouden.
Ze begon haar jas al dicht te knopen. Naar oso, habibi. Het is al laat!`
Je kunt hier ook blijven slapen, weet je.` Taz! Zo had hij het niet willen zeggen. Het had
wat verleidelijker moeten klinken. Maar ze was ook zo plots opgesprongen.
Kadra checkte de inhoud van haar tas ja, mobieltje zat erin. Ze keek hem aan en zei
dan: Ay, ik weet het, maar t is beter zo. Ik ben een Spotlight Chick. Carrire maken,
geen kinderen!`
Hadir stond met zijn mond vol tanden. Kinderen? Had hij nog niet over nagedacht. Maar
wat impliceerde haar opmerking? Ze was heel beslist en de manier waarop ze keek ...
Alsof hij het verder wel kon schudden.
Hee, dat gaan we ook echt nog niet doen,` zei hij, Maar wat bedoel je?` Ze had
geklonken alsof hun relatie helemaal nooit verder zou gaan. Vriend en vriendin en dat
was het. Geen verdere verwachtingen.
Ik zei al,` probeerde Hadir, We doen niks. Maar later over een tijd als jij ook wil
Daar zijn toch voorbehoedsmiddelen voor? Condooms? De pil?`
Kadra keek alsof hij iets smerigs had voorgesteld.
Dat lijkt me wel beter,` vervolgde Hadir zwakjes onder haar koude blik, Om die te
gebruiken. Want ik vind het ook nog te vroeg voor kinderen. Je hoeft echt niet bang voor
mij te zijn, hoor. Ana habbek.`
Haar blik verzachtte. Maar zonder nog iets te zeggen opende ze de deur en begon de
traptreden af te dalen. Wat is er, Kadra,` riep Hadir haar na, Wat betekent dit?`
Ze gaf geen antwoord. Hij volgde haar de trap af, ze liep snel en was al halverwege.
Beneden haalde Hadir haar in. Kadra stond bij de deur haar schoenen aan te doen. Hee,
ik bedoelde er niks mee, met hier slapen. Je weet dat we niks doen wat je niet wilt.`
De buitendeur stond al open en er kwam een tochtvlaag naar binnen. Op een of andere
manier voelde Hadir zich kwetsbaar; blootsvoets en half gekleed, terwijl Kadra haar jas
en schoenen al aan had, afwezig haar buspasje pakte en in haar hoofd al op weg was naar
huis.
Hoor je me wel, Kadra? Geloof je me niet?` Had hij het hardop gezegd? Het klonk
smekend, niet erg macho. Hij kon zijn tong wel afbijten. Kadra hoorde de twijfel in zijn
stem en keek op. Hij stond met zijn armen om zich heen geslagen, als in verweer tegen
wat komen ging.
Ze keek hem aan met haar mooie ogen, haar gezicht uitdrukkingloos. Het was
onmogelijk te zien wat zijn meisje dacht. Toen deed ze eindelijk haar mond open. Sorry,
het is uit.`
Kadra draaide zich om en stapte naar buiten. De deur sloeg met een klap achter haar

108

dicht.
Dat liet hij niet op zich zitten. Hadir had even als verdoofd gestaan. Dan opende hij de
deur met een ruk. Kadra rende naar de bushalte. De bus kwam er net aan. Wacht!` riep
Hadir. Maar ze stapte al in. Hij had zijn schoenen nog niet aan, nog niet eens een
overhemd. Machteloos zag hij Kadra voor zijn neus wegrijden.
Hadir kon het nog niet geloven. Hier kon hij niet bij. Wat was er nou eigenlijk gebeurd?
Verward en boos stormde hij de trap op naar zijn kamer, griste zijn kleren en persoonlijke
spullen bij elkaar. Terwijl hij zich snel aankleedde, tuimelden de gedachten door zijn
hoofd. Dit kon toch niet! Was het een kwade droom? Hij zocht in zijn zakken naar zijn
mobieltje om Kadra te bellen.
Dan herinnerde hij zich dat zijn toestel bij de ondergedoken Arend was, voor
noodgevallen. Ook dat nog! Nou, mooi niet dat hij dit zomaar liet gebeuren. Het was te
gek voor woorden, maar woorden moesten er komen. Kadra was hem uitleg
verschuldigd.
Oso was gelegen in Zuidoost, de Grubbehoeve, preciezer gezegd: in het appartement van
Charelly. Hadir drukte op de bel. Het was inmiddels al bijna middernacht, maar door de
gordijnen was nog lichtschijnsel zichtbaar. Ongeduldig drukte hij weer op de bel. Toen
hoorde hij het metalige klikken van sloten die losgemaakt werden en de deur ging open.
Charelly stond in nachtpon in de deuropening, haar kapsel in kleine vlechtjes gedraaid.
Slaperig zei ze: Hadir? Wat is er?`
Mag ik binnenkomen? Is Kadra hier?`
Oh,` zei Charelly, Ik geloof van wel. Wat is er?` Zijn gezicht ziende, vroeg ze: Hebben
jullie ruzie gehad?`
Weet ik niet,` antwoordde Hadir, Ze ging gewoon weg. Kan ik Kadra spreken?`
Wacht maar even,` zei Charelly. Ze liep naar een deur toe en klopte ertegen. Er kwam
geen antwoord en Charelly haalde haar schouders op. Misschien slaapt ze al. Als ik jou
was zou ik morgen ...`
Zonder de rest af te wachten wrong Hadir zich langs Charelly heen en duwde de deur
open. In het licht van een schemerlamp zagen ze Kadra op haar buik over het bed heen
liggen, al haar kleren nog aan, alsof ze net van de straat was gekomen. Ze had haar
gezicht in haar armen verborgen en haar schouders schokten.
Kadra?` Hadir gebaarde naar de ongerust kijkende Charelly dat ze weer naar bed kon
gaan en dat hij het wel over zou nemen. Maar pas toen Charelly zonder resultaat Kadra s
naam had herhaald en nogmaals Hadir gemonsterd had, vond ze het goed dat hij naar
binnen ging. Hij ging op het bed zitten en zag hoe Charelly na nog een laatste bezorgde
blik, de deur zachtjes sloot.
Bij de aanblik van de geluidloos huilende Kadra was Hadirs boosheid weggezakt en was
hij aangestoken door Charellys beschermende houding. Hij had Kadra nog nooit van
streek gezien. Ze kon mopperen, schelden, schateren of gewoon cool zijn, maar huilen

109

leek niet in haar woordenboek voor te komen. Ze bleef altijd ondernemend en praktisch.
Wat kon er dan aan de hand zijn?
Hij streelde over haar springerige krullen en vroeg: Wat is er toch, habiba? Heeft iemand
je kwaad gedaan?`
Ga weg, Hadir,` Haar stem klonk gesmoord. Hij hield op met strelen maar zei ferm:
Niet voordat je me zegt wat er is.` Het bleef een poosje stil. Toen richtte Kadra zich op
en ging zitten. Ze veegde haar tranen weg, keek hem schuw aan en draaide haar blik weer
weg.
Zeg me toch wat er is,` drong Hadir aan, Anders ga ik niet weg!`
Kadra haalde diep adem. Bon, als je het echt wil weten.`
En toen vertelde ze haar gruwelijke verhaal. Dat ze damaged goods was, verminkt door
de traditie van vrouwenbesnijdenis. Het was gebeurd tegen haar wil, toen ze jonger was.
Een jaar nadat ik voor het eerst ongesteld was geworden bracht zij me bij die vrouwen.
Ik wist eerst niet wat er aan de hand was, maar er hing zon rare sfeer, zo sneaky, die
vrouwen leken overdreven veel aandacht voor me te hebben.
Ik moest naar een kamertje, maar ik wilde niet. Mijn moeder zei dat er niets aan de hand
was, dat er een feest zou komen. Ik geloofde haar, vertrouwde haar. Wie denkt eraan dat
je eigen moeder je zou snitchen?
Maar ze deden de gordijnen dicht en de deur op slot. Toen werd ik bang, maar ze grepen
me, hielden me vast en drukten me tegen de grond. Ik zag een scherp mes Het deed
verschrikkelijk veel pijn. Ik probeerde me los te worstelen en ze riepen dat ik het zo ng
erger maakte. Toen viel ik flauw, ik had veel bloed verloren.
Daarna was ik echt blendie. Janken en schreeuwen, helemaal flippa, boos op alles en
iedereen. Ik kon er niet bij dat mijn moeder me dit had aangedaan. Fo sho, dat had ik
nooit gedacht, nadat ze me eerst had gered van de oorlog in Somalia. Ik dacht echt dat ik
bij haar safe was. Na een paar jaar hield ik het thuis niet meer uit. Ik ben weggelopen. Go
to hell allemaal! Ik ga voor mezelf zorgen, dat is het enige waarop ik kan vertrouwen.`
Kadra perste haar lippen op elkaar.
Hadir was ijskoud geworden bij het vreselijke verhaal. O mijn khalila,` mompelde hij
terwijl hij zijn armen om haar heen sloeg, Misdadigers! Was ik er maar geweest`.
Even liet Kadra hem begaan, liet zich troosten. Toen maakte ze zich met een beslist
gebaar los uit zijn omhelzing. Ze ging staan, daarbij afstand tussen hen crerend.
Habibi, ik ben een Spotlight Chick. Mooi van buiten, kapot van binnen. Dat wil je toch
niet hebben. We kunnen nooit gewoon sex hebben, dat is voor mij veel te pijnlijk. Ik mag
nog blij zijn dat ik het allemaal heb overleefd!`
Haar gezicht stond vastbesloten. En ik ga carrire maken, dat is mijn wraak. Ik laat me
niet wegstoppen achter de keukengordijnen!` Kadra wendde zich tot Hadir, haalde diep
adem en vroeg: Zeg me eerlijk: zou je me trouw kunnen blijven en tegelijk nooit sex met
me hebben?`
Hadir was sprakeloos. Hij voelde zich overvallen, schudde in verwarring zijn hoofd.
Ja, dacht t niet, dushi,` zei Kadra, nu weer kalm. Ik vraag het ook niet van je.`

110

Ze liep naar de deur. Je bent vrij,` zei ze met klem, Het is beter zo, je moet nu gaan.`
Hadir probeerde alles te verwerken, alle dingen die Kadra had gezegd, haar tranen en
daarna haar vaste besluit. Wat had ze allemaal precies gezegd? Uit zijn chaotische
gedachten sprong n aspect naar voren. Wat zei je? Dat je al eerder sex hebt gehad?
Met wie dan? Had je meer vriendjes?`
Hij voelde zich verongelijkt, had hij zo zijn best gedaan rustig aan met haar te doen en
dan bleek ze al lang ontmaagd te zijn!
Woedend las Kadra zijn onuitgesproken gedachten. Ga je nou baga doen?` Haar ogen
schoten vuur. Ik dacht dat je anders was!` Met een klap gooide ze de deur open. Eruit!
Ben je helemaal cookie met je cappas!`
Het leek een nachtmerrie. Duizelend van alle emoties stond Hadir op en strompelde door
de hal naar de voordeur. Daar draaide hij zich weer om. Wacht nou, ik bedoelde iets
anders.`
Dat hij van alles wat hij kon zeggen, juist de verkeerde reactie had gegeven. Maar Kadra
wilde niets meer horen. Schoft!` Ze gooide hem de deur uit.

111

18
Het Zonnehuis

Hij had gelopen, gedwaald, zijn hoofd vol en zijn hart leeg, met nietsziende ogen.
Automatisch had hij weer de bus genomen, was door de donkere stad teruggereden naar
het Centraal Station. Daar stapte hij een willekeurige nachtbus in en reed mee, op weg
naar nergens.
Hadir wilde dat hij de tijd terug kon draaien. Terug naar het tijdstip dat ze nog gezellig op
zijn kamer zaten. Of nee, nog verder terug, want Kadra was al eerder begonnen zich
afstandelijk te gedragen. Hij had het alleen niet willen zien.
Toen de bus bij de eindhalte kwam, stapte hij over en ging weer voort, voort in de nacht.
Er moest gewoon geen eind aan het reizen komen, dan kon hij nog geloven dat de tijd stil
bleef staan en er niets was gebeurd.
Ergens in de nacht leek de tijd inderdaad stil te staan. Er veranderde niets meer buiten,
het uitzicht toonde duistere straten, flauw verlichte stoepen, huizen waarin iedereen sliep.
Hij was zelf ook zo moe dat hij wel in de bus zou willen slapen, maar daarvoor was de
verlichting te fel.
Op een gegeven moment merkte hij dat de bus de Ij-tunnel in dook. Dat betekende dat hij
naar Noord ging. Het kon hem niet schelen, al was het de laatste bus. Er was geen weg
terug. Het leek hem zo onherroepelijk, toepasselijk bij de situatie. Desolate kale
tunnelwanden trokken aan de ramen van de bus voorbij. Het paste bij zijn sombere
stemming. Hier reed hij weg, weg van Kadra en hun toekomst samen.
Bij het eindpunt hield het op. Nu zat hij vast in Amsterdam Noord. Hij moest de nacht
zwervend op straat door brengen, tot de eerste boot terug zou gaan in de ochtend. Ook
geen probleem. Het voortbewegen van zijn ledematen maakte zijn hoofd leger.
Hij liep door verlaten, donkere straten. De lage woningen van Tuindorp Oostzaan met
hun rode pannendaken straalden vredigheid uit. De bewoners lagen te slapen. Hadir
voelde niet de behoefte het dak op te klimmen en hun rust te verstoren. Zonder het
gerucht van de grote stad, zouden zijn stappen boven te goed te horen zijn en in het net
geordende dorp was hij ook veel te zichtbaar. Hij wilde sowieso het dak niet op, hij had
behoefte aan vergetelheid. Het voortmarcheren door de straten werkte hypnotiserend.
Hij kwam op een plein terecht waar een groot stenen gebouw stond, met de naam
Zonnehuis` op de hoge gevel. Intussen begon hij behoorlijk moe te worden. Hadir stak
het plein over en liep langs het huis. Misschien kon hij achter het gebouw een beschutte
plek vinden om de nacht door te brengen. Hij liep een binnenstraatje in, dat omzoomd
was door heggen en schuttingen van de buurhuizen.
Het weggetje leidde naar de zijgevel van het Zonnehuis, waar hoge stoepen met steile

112

traptreden lagen. Te smalle treden om op te kunnen liggen. Hij liep verder en sloeg nog
een hoek om. Nu stond hij tussen de struiken van de achtertuinen. Verderop liep de straat
door en stonden autos aan de zijkant geparkeerd. Daar wilde hij niet zijn. Hadir richtte
zijn blik op de achtergevel van het Zonnehuis.
Tot zijn verrassing schemerden in de duisternis onder de bomen een paar witte gedaanten.
Doodstil. Hadir knipperde met zijn ogen. Ze waren natuurlijk van steen. Tegen de
achtergevel van het Zonnehuis stonden vier witte beelden van ongelijke hoogte. Er liep
een tuinmanspaadje vr de beeldengroep langs. Hadir manoeuvreerde zich langs de
stekelige takken van de vuurdoornstruiken.
Nu kon hij de beelden beter bekijken. Ze stonden elk op een eigen bakstenen pilaar, niet
erg hoog, apart van elkaar. Het was een familie. Van links naar rechts zag hij een jongen,
een man, een vrouw en een meisje uitgebeeld. Hadirs runnersbloed verloochende zich
niet. Hij beklom de lange bakstenen bloembak aan de voet van de sokkels, en struinde
door de wirwar van planten om elk beeld nader te kunnen bestuderen.
Bij het beeld van de vrouw hield hij halt. Hadir wrong zich langs het hoge struikgewas
dat tussen de pilaren groeide en klom langs de sokkel omhoog. Er was een plekje vrij bij
de voeten van de vrouw. Hij ging naast haar staan, ze was bijna net zo groot als hij. De
vrouw hield de plooien van een uit steen gehakt kleed tegen haar naakte lichaam, n arm
opgeheven. Ook al was ze naakt, wulps was ze niet. Haar hoofd licht gebogen, de blik
omlaag gericht alsof ze in gedachten verzonken was, een serene glimlach spelend om
haar lippen. Het beeld straalde rust uit, en op een bepaalde manier ook geborgenheid.
Misschien kwam dat door de stenen cape, die in een uitnodigende boog beschermend
uitwaaierde. Ze was , ja, een moeder.
Hij streek met zijn vingers over het ronde gezicht, voelde de richels, volgde de lijnen van
de groeven in het stenen profiel. Haar gezicht was naar hem toegewend, de neus gebutst,
beschadigd door de tijd. Damaged goods, had Kadra over zichzelf gezegd.
Met zijn rug tegen de koude muur geleund, rustte Hadir uit. Het was nacht en hij zat in
een plantsoen op een sokkel tegen een beeld te praten. Niet echt te praten, het was meer
een gesprek dat hij met zichzelf voerde.
De turbulente gebeurtenissen van de afgelopen uren speelden zich opnieuw af in zijn
hoofd. Hoe Kadra het plotseling had uitgemaakt, was vertrokken en hoe hij haar achterna
was gereisd, vol vragen en raadsels. Wat haar geheim was geweest: de verborgen
verminking van haar mooie lichaam.
Hadir sloeg zijn armen om het beeld heen en legde zijn hoofd op de stenen schouder. Hij
drukte zijn gezicht tegen het standbeeld en huilde. Huilde omdat hij niet wist wat hij
moest doen. Hij had zijn mooie, trotse, zelfverzekerde Kadra nog nooit zo gezien.
Gebroken. Kadra die onstuitbaar leek, was in de knop geknakt door de stomme tradities
van een goedbedoelende moeder. Verminkt met toestemming van degene die haar het
meest dierbaar was, die haar had moeten beschermen. Wie zou zij hierna nog kunnen
vertrouwen? Hadir niet, die haar had laten vallen toen ze hem het meest nodig had.
Waarom had hij niet gezegd wat ze horen wilde? Dat het er niet toe deed? Dat hij haar

113

niet verruilen zou voor een normale vrouw met wie hij sex zonder problemen kon
hebben? Hoe kon hij dat weten, hij had nauwelijks ervaring met sex, wist niet wat er in
deze situatie van hem verwacht werd en of hij een leven lang zou kunnen omgaan met
haar probleem. Of hij niet zou gaan verlangen naar zorgeloze sex, sex waarvan je altijd
gedroomd had.
Het regende en de druppels vormden stromen over het beeld dat nu meehuilde. Half
verborgen achter het stenen lijf zocht hij beschutting. Hij had een keus, Kadra niet meer.
Kon hij haar in de steek laten? Hoe zou zijn leven worden als hij een ander meisje zou
hebben? Hij kon zich niemand voorstellen.
Een ander meisje. Het kon; hij zou zijn plannen voor de toekomst gewoon voortzetten,
studie, werk, sparen, gezin. Maar een ander meisje zou altijd surrogaat blijven. Dan zou
hij na jaren, zoals in dat TV programma, op zoek gaan naar een verloren jeugdliefde. En
dan zou zij hem niet meer willen zien. Want hij liet me toen in de steek`.
Het werd hem koud om het hart.
Aan de voet van het beeld viel hij, overmand door vermoeidheid in slaap. Hij werd
wakker door een stem. Iemand streek over zijn hoofd en riep hem. Een tel dacht Hadir
dat hij thuis was, jaren jonger, en zijn moeder hem wekte. Toen bemerkte hij dat hij
tussen de vochtige planten in de bloembak lag, onderaan het beeld van de stenen moeder.
Een dikke vrouw stond over hem heen gebogen en keek hem bezorgd aan. De dag was
aangebroken.
Hallo, jongen?` Haar kortgeknipte, met grijs doorschoten blonde haardos omkranste haar
ronde gezicht. Het deed hem ergens aan denken. Onwillekeurig dwaalde zijn blik naar
boven en hij zag de stenen vrouw op hem neerkijken. Hadir kwam overeind.
Verward keek hij om zich heen.
Ik heb de laatste veerboot gemist,` bracht hij slaperig uit.
De veerboot gemist?` de vrouw keek meewarig. Ach toch.`
Ze draaide zich om en zei: Wacht even, ik ben zo terug.` Ze verdween in het
naastgelegen huis. Hadir stond op en klopte zijn kleren af, rekte zich uit. Hij was stijf
geworden van slapen in het vochtige gras. De vrouw verscheen weer, met een dampende
beker koffie. Hier, dat zal je toch een beetje verwarmen.`
Dank u wel,` zei Hadir beduusd. Met kleine slokjes dronk hij de hete koffie op. Het deed
hem goed. Hij kon weer op weg.
Een poos later stond hij op de vroege zondagmorgen op het achterdek van de veerboot,
met wapperende haren, de frisse wind blazend in zijn gezicht. Terug op weg naar de stad.
Hij hield zich afgezonderd van de paar fietsers, ronkende brommers en dagjesmensen.
Terwijl de boot kalm over het Ij voer en de stad zoetjesaan naderde, probeerde Hadir zijn
gedachten weer te ordenen. Hij nam een besluit.

114

19
De Verloren Vader

Sinds de feti aan de haven zat hij ondergedoken, al bijna een week. Arend zorgde in
Brians Inn voor het ontbijt en hield zich verder gedeisd. Hij bleef uit de buurt van zijn
vrienden en Iris en Tommie, maar onderhield wel telefonisch contact. Tot zover hadden
ze geen van allen gemerkt dat ze gevolgd werden. Mooi zo, als hij uit het zicht bleef,
vergat de bende hem misschien wel en in ieder geval waren zijn dierbaren veilig.
De wapenstilstand kon evenwel tijdelijk zijn. Na het grote gevecht moest iedereen zijn
wonden likken en tijdelijk onderduiken, dat gaf uitstel. Maar hij kon het risico niet
nemen, nog niet. Uiteindelijk zou hij toch de deur uit moeten om werk te zoeken, het was
een geluk dat hij voor nu nog wat geld over had van zijn tijd als riksjarijder.
Het was trouwens niet zo dat hij de hele tijd binnen bleef. Als de gasten de stad in waren
getrokken en het in het hostel rustig was, ging hij naar de achtertrap, waar Tommie eerder
altijd zat. Vandaar kon hij gemakkelijk op omringende daken komen en een hoge
wandeling maken.
De rest van de tijd zat Arend op zijn kamer en broedde op plannen om aan werk en geld
te komen. Het feit dat de riksja vergoed moest worden, hing als een molensteen om zijn
nek. Dat was de schuld van Van Zanten en de bende. Het zat hem goed dwars dat hij die
gasten niet aansprakelijk kon stellen. Waar zou de politie hen moeten vinden, om
daarmee te beginnen? Die gangsters waren natuurlijk ook allemaal ondergedoken.
Verbeten bestudeerde Arend op Hadirs mobieltje de fotos die hij had gemaakt. Vooral de
foto waarop La Moteur en Lisa bijna onherkenbaar op de donkere trap zaten, en die bij
nader inzien een filmpje bleek te zijn. In het duister van de catwalk had Arend in zijn
worsteling met het toestel, per ongeluk het filmknopje geactiveerd. Op de opname was
evengoed niets van belang te zien, maar de stemmen van het duo waren redelijk goed te
verstaan doordat ze zich van het feestgewoel verwijderd hadden.
Wat zeiden ze? Ze noemden namen van een aantal handlangers, ze hadden het over hun
duistere zaakjes en ze hadden het over geld. Geld dat ergens verborgen lag en dat Lisa
zou gaan ophalen. Maar het adres dat adres kwam hem bekend voor. Arend was er al
eens geweest, nmaal. Toen hij Iris en Sepp na de straatoverval naar huis had geholpen.
Het adres van Sepp.
Dat was raar, zon keurig huis in de buurt van het Leidseplein, dat kon toch niet bij de
bende horen? Hij moest het verkeerd hebben verstaan. Maar hoe hij het filmpje ook
terugspoelde, afspeelde en beluisterde, het kwam steeds op hetzelfde neer. Hij moest er
maar eens zelf naar gaan kijken.

115

Clyde en zijn moeder hadden het zwaar gehad. Maar er was nog een partij die onder de
situatie leed. Na zijn gesprek met Hadir was Clyde zich daarvan bewust geworden. Hij
werd nieuwsgierig; hoe zou het zijn om een vader te hebben? Al kon hij zich nog steeds
de connectie van Johan Brands met hemzelf moeilijk voorstellen. Maar steeds vaker liet
hij zijn gedachten erover gaan. Misschien het was vreemd maar niet onmogelijk kon
hij bij de man de antwoorden vinden waarnaar hij zocht.
Ook Arend, wiens vader al jaren uit beeld was, gaf hem per mobieltje zijn mening. Weet
je,` zei hij, In mijn geval had het ook kunnen schelen. In ieder geval zouden we dan niet
met dat stuk verdriet van een Gerrit opgescheept zitten.`
Het kostte Clyde wat tijd, maar uiteindelijk nam hij het besluit Johan Brands te bellen.
Het werd een kort gesprek, waarin ze een afspraak maakten voor een ontmoeting op
zondag.
In eerste instantie had Johan Brands een intiem bruin caf opgegeven voor hun
ontmoeting. Maar Clyde zag het bezwaar meteen. Een bruin caf?` In tegenstelling tot
wat je van de naam zou verwachten, waren gekleurde mensen daar gewoonlijk een
vreemde eend in de bijt. Clyde dacht na over een geschikte plek. Meteen thuis afspreken
was iets te snel. Zelfs zijn moeder wist nog niet dat hij zijn vader ging ontmoeten.
Hoewel Clyde en zijn moeder weer normaal met elkaar omgingen, vermeden ze het
onderwerp Johan Brands`.
Het viel nog niet mee een geschikte ontmoetingsplek te vinden waar ze elkaar voor het
eerst zouden spreken. McDonalds was te druk, restaurant Marrakech was te rustig, het
moest een plek zijn waar je in het geroezemoes ongestoord kon praten. Uiteindelijk werd
het een caf op het Centraal Station.
Johan Brands droeg deze keer een donkergroen pak. Hij zat in een diepe leren fauteuil
aan een tafeltje bij het raam. Clyde kwam binnen in zijn street outfit, petje op het hoofd.
Terwijl hij naar de man toeliep, viel hem het contrast op. Vreemd, dat dat zijn vader was.
Ze gaven elkaar een hand, Clyde ging zitten. Een ober kwam de bestelling opnemen en
daarna kon het gesprek beginnen. Ze zwegen beiden.
Toen begon Brands: Fijn dat je bent gekomen, Clyde. Ik had je al heel lang willen
ontmoeten.` Clyde zei niets, hij wist al dat zijn moeder het contact eerder had
afgehouden.
Je zal je wel afvragen hoe het allemaal zo gekomen is,` zei de man ongemakkelijk. Ik
veronderstel dat je moeder je wel het een en ander heeft verteld?` Clyde knikte.
Johan Brands ging verder: Nettie wilde het niet. Maar van een Surinaamse vriend hoorde
ik dat als de kinderen ouder worden, ze zelf ervoor kunnen kiezen weer contact te hebben
met hun vader. Via die vriend hoorde ik dat je bij de McDonalds werkte, en ik dacht dat
ik nu een kans zou hebben je te spreken.` Hij keek verontschuldigend naar Clyde, maar
deze wuifde de herinnering aan de tumultueuze eerste kennismaking weg en Brands ging

116

door: Ik was al jaren in stilte verliefd op Nettie; zon sterke, mooie, vrolijke vrouw.
Maar ze was al getrouwd. Toen haar man plotseling stierf, was ze gebroken. Dat vond ik
erg, ik wilde haar helpen. Maar ik vergat afstand te houden. Ik had moeten wachten. Als
ze tijd had gehad om over haar verdriet heen te komen, had ik misschien meer kans
gehad. Maar nu stuurde ze me weg, ik mocht niet meer bij haar of haar gezin komen.
Op mijn verzoek stuurde ze me een foto van jou toen je tien jaar was. Ik had dat al eerder
gevraagd, maar toen reageerde ze niet. Na die eerste foto stuurde ze me elk jaar een
verjaardagsfoto van jou.` Hij liet een stapeltje fotos zien. Een paar jaar geleden begon
ze zelfs kopien van je schoolrapporten op te sturen. Daarom dacht ik dat ze het niet erg
zou vinden als ik nu contact met je zou zoeken.`
Clyde keek ervan op. Dit wierp een geheel nieuw licht op de situatie. Zou zijn moeder
begrepen hebben dat hij een vader miste toen hij ouder werd? Waarom had ze zo lang
gewacht? Damn! Die trots van zelfstandige Surinaamse moeders! Bang voor het
overwicht dat een man in hun leven zou kunnen hebben.
Ik wil je graag leren kennen, Clyde,` zei Johan Brands. Je bent mijn zoon.` Hij
glimlachte. Ik heb het gevoel alsof ik je al jaren ken, maar jij kent me natuurlijk
helemaal niet. Dat begrijp ik. Als je vragen hebt zal ik ze graag beantwoorden.`
Clyde was enigszins overrompeld. Hij had met vragen gezeten, zeker. Maar het was niet
zo gemakkelijk onder woorden te brengen wat je als zoon miste als je geen vader had. Hij
zou het niet kunnen zeggen. En het was nog steeds erg moeilijk voor te stellen dat deze
man zijn vader was, al leek hij vriendelijk genoeg. Wat doet u voor werk?` vroeg hij
maar. Johan Brands ging meer ontspannen zitten.
Ik ben accountant. Nadat ik was verhuisd leerde ik een andere vrouw kennen, met wie ik
trouwde. Wij hebben samen geen kinderen gekregen. Wel heeft zij twee kinderen uit een
vorig huwelijk, van wie ik de stiefvader ben geworden. Maar ik heb altijd willen weten
hoe het met jou ging en gehoopt je op een dag te zien.`
Clyde ontspande ook een beetje. Zijn vrienden hadden gelijk gehad, Johan Brands viel
mee.
Het grachtenhuis was van bovenaf gezien net zo onschuldig als vanaf de straat. Arend
had het dak verkozen voor zijn verkenning van het pand. Zijn eerste indruk was, dat er
geen gevaar was. Nergens vanaf zijn hoge uitkijkpost zag hij verdachte figuren beneden
rondhangen. Het was een rustige zijstraat, er liepen alleen wat zakenlui en toeristen.
Niemand merkte hem op, hij zorgde er wel voor uit het zicht te blijven.
Zojuist had hij gezien dat Iris de deur uit ging, vergezeld door Tommie en uitgezwaaid
door Sepp. Het drietal had deze maandag in Artis doorgebracht, maar Iris moest
vanavond in de bioscoop werken en had Sepp vroeg weer thuis gebracht. Tommie zou
dan bij haar op de kamer in zijn eentje TV kijken of tekenen.
Arend voelde zich schuldig. Nu had hij Iris belast met zijn probleem van de opvang van
Tommie. Het was tof van haar dat Tom bij haar mocht logeren, maar hij moest gauw een

117

andere oplossing vinden en daarvoor had hij geld nodig.


Nadat hij had vastgesteld dat de kust vrij was, begon Arend het terrein te bestuderen. Het
dak was tamelijk heet geworden van de zon. Meestal was regen een groter obstakel, het
regenwater maakte de geulen glad en glibberig. De kans dat hij op het dak meer
aanwijzingen zou vinden was nihil, hij moest naar binnen. Arend had Iris telefonisch
uitgehoord over de bewoners van het grachtenhuis, zonder te vertellen wat hij van plan
was en zonder iets over La Moteur los te laten. Hij wilde haar niet ongerust maken.
Maar de gedachte aan de buit van La Moteur, verstopt in het huis, hield hem bezig. De
bende had zijn riksja aan puin geslagen, dus die was hem wel wat verschuldigd. Als hij
erachter kon komen of het geld er nog lag, zou hij zijn schuld bij Antonio kunnen
vereffenen, hopelijk zonder dat La Moteur erachter kwam.
Arend liep over het dak heen en weer, maar vond nergens een ingang. Wel viel hem het
grote aantal duiven op, vooral rechts van het dak. Nu hij wat beter keek, zag het eruit
alsof er nu en dan duiven ter plekke naar binnen verdwenen. Hadden ze daar een
schuilplaats gevonden? Hij had die plek eerst vermeden omdat hij geen zin had gehad
zich in het duivengewoel te storten. Maar nu wilde hij er het fijne van weten.
De vogels wiekten op toen hij zich in hun midden begaf, koerden paniekerig. En duif
bleef maar voor zijn gezicht hangen, met klapperende vleugels, snavel en poten vooruit
gericht, alsof hij op het punt stond aan te vallen, te pikken naar zijn ogen. Rot op, beest!`
Arend wapperde de duif weg, die beledigd wegvloog.
Er was een tuimelraam. Bedekt met duivenpoep en aanslag van de smog en daardoor
onopvallend. Het raam was niet erg groot, maar als hij het luik wat verder zou opendoen,
kon hij zich naar binnen wringen. Arend begon te wrikken aan de roestige klink. Het
raam zat los, dat moest lukken. Duiven cirkelden klapperend om hem heen.
Arend was zo ingespannen bezig, dat hij niet zag dat er beneden op straat, iets
veranderde. Er naderde iemand. Blonde Lisa liet haar blik langs de hoge gevel van het
grachtenhuis glijden. Dan beklom ze kordaat de stoeptreden.

118

20
Het Dorre Woud

Sepp opende de deur op een kier, het veiligheidskettinkje nog vast. Er stond een vrouw
voor de drempel in de hal. Kende hij haar niet? Ja, hij moest goed kijken want ze had
haar bontmuts niet op. Maar de regenjas met panterprint herkende hij wel. Dat was de
vrouw die hij en Iris een keer het huis hadden zien binnengaan. Hij dacht toen dat ze bij
buurman Moll moest zijn.
De vrouw glimlachte. Dag, kan ik hier bellen?`
Door de kier van de deur antwoordde Sepp: Sorry mevrouw, de telefoon zit aan de
oplader. Is er iets gebeurd?`
De vrouw zonder haar hoed zag hij dat ze blond was keek bezorgd en zei: De meneer
die tegenover jullie woont doet niet open. Toch weet ik dat hij thuis moet zijn.`
Ze had het over meneer Pantoffel. Nu hij erover nadacht viel het Sepp ook op. Hij had
meneer Moll met zijn kaboutersloffen ook al lang niet meer gezien. Nadenkend zei Sepp:
Oh, dat is raar. Maar misschien is hij op vakantie?`
De vrouw keek nog ongeruster en begon op dringende toon te praten: Hij lijdt aan
suikerziekte en ik weet niet of hij zijn medicijnen op tijd inneemt. Misschien ligt hij wel
bewusteloos daarbinnen!`
Ja, dat was erg. En de mevrouw keek zo verdrietig. Sepp dacht na en bood dan aan: Zal
ik naar zijn balkon overklimmen om te kijken?`
De mevrouw schrok en riep: Nee, nee, niet doen! Maar er is toch een tussendeur?
Vroeger was de hele etage n appartement. Mag ik binnen gaan kijken? Ik heb de sleutel
van de tussendeur nog.` Ze stak de sleutel omhoog.
Sepp was verbaasd maar vond het wel spannend. Hij aarzelde. Nou Ik weet niet of
het mag van mijn vader Maar dit is wel een noodgeval, h?`
O alsjeblieft,` zei de vrouw dankbaar, Het zou me gerust stellen. En misschien redden
we wel zijn leven!`
Sepp maakte het kettinkje los en deed de deur wijder open. Nou, goed dan. Laten we
maar gaan kijken.`
Dank je wel!` De vrouw stapte naar binnen en keek snel in het rond. Toen zei ze: Er
moet hier links een tussendeur zijn.`
Sepp schudde ontkennend. Daar is mijn vaders kamer. Maar die heeft geen extra deur.`
Het gezicht van de vrouw betrok. Hoe kan dat dan? Hebben jullie verbouwd? Is het dicht
gemetseld?`
Nee,` zei Sepp, We hebben niets verbouwd, hoor.` Ze liepen naar Maartens werkkamer.
De vrouw wierp een blik in de kamer en zag het meteen. O nee, er staat een boekenkast

119

voor! Wat nu?`


Inderdaad had Sepps vader een grote boekenkast tegen de muur geplaatst. Van een deur
was niets meer te zien. Zit de deur hierachter?` vroeg Sepp, Maakt u zich maar geen
zorgen, ik help u wel!` Ijverig begon hij Maartens boeken uit de kast te halen en
stapeltjes te maken.
De vrouw was eerst ontredderd blijven staan, maar schoot nu toe om hem te helpen. Ze
werkten vlug door, de vrouw wierp af en toe een blik op haar horloge. Sepp zag het en
zei: t Is nu een kwestie van tijd, h, mevrouw!` Die uitdrukking had hij wel eens op TV
gehoord en het klonk interessant. Hij zou meehelpen zijn buurman te redden!
Samen maakten ze de kast leeg. Nu moest die alleen nog verschoven worden. Met
vereende krachten ging dat stukje bij beetje. Jammer dat Iris net weg is!` hijgde Sepp.
Hij merkte niet dat Lisa even uit haar rol viel en met haar ogen draaide. Duh! Blij dat die
meid uit de weg was.
Eindelijk was een hoek van de kast zover verschoven dat er een deur achter zichtbaar
werd. Een deur zonder knop of klink, bijna weggestopt in de wand. Haastig glipte de
vrouw achter de kast en haalde uit haar tas een sleutel tevoorschijn. Met enig wringen
paste de sleutel in het roestige slot. Ze gaf een forse duw en de deur zwiepte open.
Meteen verdween de vrouw door de opening, zonder zich verder om Sepp te
bekommeren. Die bleef verbaasd achter.
Voorzichtig stak hij zijn hand uit en duwde de deur, die weer was dichtgeklapt, open.
Het was er stil en donker. Een trap naar boven werd zichtbaar, Sepp hoorde het geluid
van de voetstappen van de vrouw omhoog gaan, wegsterven. Daar was zeker de
slaapkamer waar meneer Moll ziek lag? Dan bewoonde hij een verdieping meer dan hen.
Zou Sepp haar volgen? Misschien had de mevrouw nog hulp nodig. Hij begon de kale
treden te beklimmen.
Bovenop de zolder wachtte Sepp een verrassing. De vrouw was nergens te zien. De grote
ruimte werd schemerig verlicht door daglicht dat van ergens voorin naar binnen scheen.
De ruimte zelf stond vol met planten. Geen meubels. Bakken, rijen vol planten. Het was
een woud vol hoge, verdorde planten. De lucht rook muf; zwaar en zoet. Vanaf de schuin
aflopende zoldering hingen slierten kabels en ongebruikte lampen. Duiven fladderden
tussen de balken.
Cool!` Sepp vergaapte zich aan het dorre woud, liep tussen de meters hoge, vergeelde
planten met hun spitse toppen. Gefascineerd dwaalde hij rond in de verborgen tuin. Dat
dit bestond boven zijn eigen woning! Een doolhof van doodstille, als soldaten in het gelid
staande, manshoge planten. Het was wel raar dat niemand de gieter had gebruikt, die
naast een zak potaarde stond. Zo te zien was alles kurkdroog.
De duiven begonnen onrustig te worden, vlogen op, heftig klapperend met hun vleugels
en verstoorden de haast serene sfeer. Er ontstond enige activiteit, in de verte klonk
geritsel en onderdrukt gevloek. Was dat de vrouw? De geluiden werden harder; gerammel

120

en dan iets zwaars dat werd verschoven. Het bleef even stil en toen klonk een woedende
kreet van frustratie.
Sepp opende zijn mond om de vrouw te roepen, maar bedacht zich dan. Hij hield halt en
keek behoedzaam rond. Het was alsof de betovering van het dorre woud was verbroken
door de boze verwensing. Sepp voelde zich plots niet meer veilig. Hij hoorde haastige
voetstappen zijn kant op komen. Zonder er verder over na te denken dook hij opzij tussen
de plantenbakken. Hij hurkte achter de reuzenplanten en gluurde tussen de bebladerde
stengels door.
De vrouw kwam voorbij gestruind. Haar gezichtsuitdrukking was niet meer verdrietig, ze
keek grimmig. Sepp vond haar er niet meer aardig uitzien. Ze zocht hier en daar tussen de
planten, schoof een paar emmers opzij. Het duurde niet lang voor ze had gevonden wat
ze zocht; met een bezemsteel kwam ze weer langs Sepp, zonder hem te zien. Ze had haar
blik op de zoldering gericht. Bij een plek een eind verderop bleef ze staan en hief de
bezemsteel omhoog. Met de lange stok porde ze gejaagd tussen de balken. In haar haast
sloeg ze een lamp aan scherven en wendde haar gezicht met afschuw af van de
neerdalende glassplinters.
Sepp snapte er niets van, maar hij voelde dat hij beter onzichtbaar kon blijven. Nog
steeds gebukt sloop hij achteruit, weg van die vreemde vrouw. Er lag hier echt geen zieke
buurman. Zoveel had hij nu wel door. Hij moest terug naar hun huis, zijn vader zou nu
gauw thuiskomen. Die zou wel weten wat hij moest doen. Hij begon voorzichtig achteruit
te schuifelen, zijn ogen strak gericht op de rug van de vrouw. Tot hij opeens voelde dat
hij tegen een lichaam opbotste.
Terwijl Lisa bij Sepp op de deurbel drukte, was het Arend gelukt om door het defecte
dakraam naar binnen te komen. Tot zijn verrassing bevond hij zich opeens op een
wietzolder. Een vergeten wietzolder, want de verdroogde planten stonden erbij als dorre
pilaren. Zo, dus dit was La Moteurs verloren zaak`! Maar Arend kwam hier voor het
geld, dat zou ergens verstopt moeten zijn. Vlug nam hij de ruimte in zich op. De zolder
liep over de hele lengte en breedte van twee grachtenhuizen, een aardig oppervlak.
De mannen van La Moteur hadden het geld niet ontdekt. Maar als runner was Arend
gewend om op een andere manier te kijken, te zoeken naar ongewone mogelijkheden. Hij
klom tot naar de hanebalk en speurde de ruimte van bovenuit af. Daglicht kwam door een
ruit vooraan, waarvoor een geel gordijn hing, en van het luik opzij, waardoor de duiven
vrijelijk naar binnen kwamen. Hij overzag de grote lampenkappen, waar duiven zich
genesteld hadden, de plantenbakken, loshangende snoeren, buizen, ventilators en
folieschermen.
Gebukt vanwege de schuin aflopende dakwanden, balanceerde Arend over de hele lengte
van de balk; na de rechterkant, wilde hij ook de linkerkant van het vertrek onderzoeken.
Hij gluurde tussen de balken en het plafond, spiedde vanuit zijn hoge positie naar
verstopplekken beneden of aan de wanden. Er waren geen kasten of rekken, alleen rijen

121

plantenbakken. De atmosfeer was zwaar en drukkend.


Twijfel overviel hem. Misschien hadden de boeven de buit al opgehaald? Het was
tenslotte bijna een week geleden dat hij La Moteur en Lisa had horen praten.
Maar de hele zaak lag erbij alsof er in geen tijden iemand was geweest; er was niets
overhoop gehaald of kapot gescheurd. En ook de duiven waren er nog. Die zouden anders
gevlucht zijn en een ander onderkomen hebben gezocht.
Na het ingrijpen van de politie bij de haven, had iedereen zich een poos gedeisd moeten
houden. La Moteur zou zeker geen slapende honden willen wakker maken door zich te
vertonen, of zijn mannen hierheen te zenden.
Wat zag Arend dan over het hoofd? Waar zou hij in La Moteurs plaats zijn geld bewaren
om tegen onbetrouwbare trawanten te beschermen? Tja, het zou in n van de met folie
beklede buizen kunnen zitten, of onder de stapels landbouwplastic. Maar daar zou een
handlanger ongewild op kunnen stuiten. Hoe kon de drugsbaas er zeker van zijn dat het
geld veilig lag?
Misschien het trapgat. Arend had nog niet eerder aan die mogelijkheid gedacht, maar
het geld zou wel een verdieping lager kunnen liggen, achter de trap, bijvoorbeeld. Juist
was Arend begonnen naar de trap toe te lopen, toen hij stemmen en geluiden hoorde. Er
kwam iemand naar boven! Hij schoot in een hoek, zocht een plek om zich te verbergen.
Jammer dat hij te ver weg was van het zolderraam. Maar de planten gaven dekking.
Sepp schrok zich dood toen hij tegen iemand achter zich opbotste en twee armen zich om
hem heen sloten. Een hand werd tegen zijn mond gedrukt zodat hij niet kon gillen, maar
voor hij wild om zich heen kon schoppen hoorde hij een bekende stem in zijn oor
fluisteren: Stil! Ik ben het! Maak geen lawaai!` Voorzichtig gluurde hij opzij en zag
Arend. Toen die merkte dat Sepp hem herkend had, liet hij los en hield een vinger voor
zijn lippen.
Samen zagen ze hoe de vrouw blijkbaar had gevonden wat ze zocht. Ze begon te wrikken
in de wand, rukte een piepschuim plaat los. Aha!` zei Arend zachtjes.
Sepp kon zich niet goed meer stil houden. De komst van Arend had hem overmoedig
gemaakt. Had Arend hem niet al een keer gered? Dat zou hij nu vast weer doen. Wat
doet ze?` fluisterde hij tegen Arend. Die haalde zijn schouders op.
Sepp had er genoeg van, hij begon terug te sluipen naar het trapgat. Arend liet hem maar
begaan. Het was beter als het kind veilig was. Hij zorgde er wel voor dat hij de aftocht
zou dekken. Intussen bleef hij gluren naar Lisa, die uit het gat in de wand een blauwe
sporttas tevoorschijn haalde. Ze deed de rits open om de inhoud te controleren.
Een stem van beneden deed hen alledrie opkijken; Sepps vader riep.
Maarten vroeg zich af waarom er alweer een dode duif op de stoep lag. Waar kwamen die
beesten toch vandaan? Hij klom de trap op naar hun appartement, terwijl hij peinsde over

122

het grote aantal dode vogels in de buurt.


Boven aangekomen trof hij tot zijn onaangename verrassing een bende aan. Boeken uit
de kast gehaald en tot in de gang opgestapeld. Wat had dat te betekenen? Hij volgde het
spoor van boeken naar zijn werkkamer. Daar was het een nog grotere rommel van
verspreide stapels boeken. De kast was bovendien verschoven. Hij snapte er niks van. En
waar was Sepp?
Maarten begon te roepen, maar toen Sepp niet verscheen werd hij ongerust. Het
appartement was verlaten. Zou zijn zoon nog met Iris op stap zijn? Waren er hier
inbrekers geweest? Maarten ging op zoek naar de telefoon om te zien of er een berichtje
was achtergelaten. Met de telefoon in zijn hand liep hij terug naar de wanordelijke
werkkamer. Hij toetse het alarmnummer van de politie in.
Wat was dat? Maarten hoorde geluiden achter de kast. Toen hij om het hoekje keek,
ontdekte Sepps vader de deur die op een kier stond. Beduusd deed hij deze verder open.
En stapte in de smalle trappenhal.
Sepp?` Hij riep en zijn stem klonk hol in de donkere ruimte. Een verstikkend zoete walm
sloeg hem tegemoet. Van bovenaf scheen flauwtjes wat licht in het trapgat. Dit was wel
heel eigenaardig. En wat rook er toch zo sterk? Hij riep weer, dringend nu, want de stank
van dode vogels en andere zware geuren bezorgden hem kippenvel. Sepp, Sepp!`
Er was hier iets goed mis.
Papa!` Sepp vergat de vrouw en Arend. Op het horen van zijn vaders stem rende hij uit
zijn schuilplaats en koerste naar de trap. Arend zag hoe Lisa schrok en verstijfde. Net
toen verscheen Maartens hoofd boven het trapgat. Hij had de telefoon tegen zijn oor
gedrukt. Dat ontging Lisa niet, ze stond duidelijk in tweestrijd: kon ze zich met een
smoes hieruit redden? Maar de verdorde plantage viel niet weg te kletsen.
Papa! Dit is zo raar, waar is meneer Moll?` riep Sepp onsamenhangend. Maarten sloeg
zijn armen om hem heen, verheugd dat zijn zoon niets mankeerde. Samen blokkeerden ze
in hun argeloosheid de trap.
Maar daar kon Lisa wel tegenop. Desnoods gooide ze hen van de trap. Juist toen de
vrouw vastberaden in de richting van de trap begon te lopen, klonk buiten in de verte de
sirene van een naderende politieauto. Lisa begon te rennen naar de verstarde Maarten.
Sepp had zich achter diens rug verscholen. Duiven fladderden verstoord op.
Arend had Lisas intenties geraden en sprong tevoorschijn, sneed haar de pas af. Lisa
werd in haar vaart gestuit en draaide zich om, rende nu de andere kant op. Sepp slaakte
een triomfantelijke kreet. Pak haar, Arend!`
Maarten loodste zijn tegenstribbelende zoon naar het trapgat, hij wilde hem beneden
hebben, weg van die rare figuren op die vreemde plaats. Ze daalden de trap af en
verdwenen uit het zicht. De politiesirene klonk steeds luider. Lisa zat in de val.
In paniek zocht ze naar een uitweg, negeerde de duiven die woest rond fladderden. En
arm hield ze beschermend voor haar hoofd, met de andere klemde ze de tas tegen zich

123

aan. Lisa stootte het luik dat Arend had losgewrikt, verder open. Toen hees ze zich op en
klauterde uit het raam.
Arend had gedacht dat hij haar in het nauw had gedreven en zag zijn problemen al
opgelost: de bende zou opgerold worden. Mooi zo. Maar nu zag hij het gangsterliefje
ontsnappen. Mooi niet!
Hij rende achter haar aan, klom door het raam het dak op. Vleugels klapperden om hem
heen, stof wolkte op. Hij wreef het verenstof uit zijn ogen en keek om zich heen. Waar
was ze? Zo ver kon ze nog niet zijn.
Beneden stopte de loeiende sirene; de politieauto was gearriveerd. Er klonken
dichtslaande autoportieren en stemmen. Sepp en zijn vader waren naar beneden gegaan
om de politie te spreken. Het zou niet lang duren of het zou hier wemelen van de agenten.
Arend kon zich het beste ook maar uit de voeten maken. Hij liep over het dak naar de
achterzijde van het gebouw, daar waren een verdieping lager een paar kleine balkons.
Zelf was hij via de naastgelegen huizen op het dak van het grachtenpand gekomen. Maar
voor Lisa was het vast een hele toer om zich op het dak te redden. Ze was als een kat in
het nauw te werk gegaan. Arend had bijna de dakrand aan de achterzijde bereikt, toen hij
een kreet hoorde. Hij sprintte het laatste eind en boog zich dan over de dakrand.
Daar hing Lisa, haar gezicht doodsbenauwd naar hem opgeheven, haar handen om een
losrakende regenpijp geklemd. In n blik overzag Arend de situatie. Een kat in het nauw
maakt rare sprongen, dat bleek maar weer. Lisa had geprobeerd naar het onderliggende
balkon te klimmen via de regenpijp. De oude, roestige regenpijp had het onder de last
begeven en hing nu gevaarlijk los, met Lisa eraan bengelend, de tas zwaaiend aan haar
schouder.
Help me!` smeekte Lisa. De regenpijp was helaas niet richting balkon gebogen, maar de
andere kant op. Ze hing te bengelen in het luchtledige, drie verdiepingen hoog. Vr de
brandweer haar kon redden zou ze al te pletter gevallen kunnen zijn.
Hoe moest hij te werk gaan? Klimmen op je eentje, of met getrainde runners was iets
anders dan met een dummy op sleeptouw. Dat was veel gevaarlijker. Hij schatte de
afstand en de stevigheid van het balkon. Het was een smal en klein balkon. Oef! Niet veel
ruimte voor capriolen. Maar gelukkig lag er ook niets in de weg, geen vuilniszakken,
bloembak of klapstoeltje.
Maar voor hij zijn plan om er toch heen te springen kon uitvoeren, begon de regenpijp
vervaarlijk te kraken. Lisa gilde. Arend stak instinctief zijn hand uit maar Lisa hing
buiten zijn bereik. De pijp begon verder weg te draaien. Gooi die tas weg!` schreeuwde
hij naar haar.
Lisa leek eerst niet van plan die raad op te volgen. Maar het was duidelijk dat ze niet veel
keus meer had. Leven of dood, simpel. Ze maakte n hand los van de regenpijp en
schudde snel de tas los van haar schouder. Toen, terwijl de tas omlaag zeilde, klemde ze
zich weer met beide handen vast.

124

Onder die onverhoedse bewegingen begon de pijp nog verder te kraken. Er moest snel
gehandeld worden. Arend waagde de sprong. Hij kwam gehurkt neer. Cool, dat was
gelukt! Nu nog de dame. Hij klom over de balustrade, klemde een hand vast aan de
reling, haakte een voet vast en zette zich schrap. Met zijn lichaam reikte hij zo ver
mogelijk naar Lisa. Het lukte niet.
Probeer deze kant op te zwaaien,` suggereerde Arend. Het was een gevaarlijk idee, de
pijp kon door de ruk wel onherroepelijk afbreken en met Lisa in de diepte storten. Lisa
realiseerde zich dat ook. Nee, nee`, jammerde ze en klemde zich vaster.
Arend wist zich geen raad. Er lag niets op het balkon dat hij haar kon aanreiken, geen
stok of zo. Terugklimmen naar de zolder om daar de bezemsteel te halen, zat er ook niet
in, dat kostte te veel tijd.
Hij begon sussend op haar in te praten, in de hoop haar zover te krijgen een poging te
wagen. Toen klonk er nog meer gekraak en Lisa gilde en begon wild in zijn richting te
spartelen, waardoor de pijp eindelijk Arends kant op zwaaide. Met een snelle beweging
greep hij haar, en het plotselinge gewicht van een extra lichaam gaf een ruk aan zijn
beide armen. Hij kreunde, maar liet niet los. Lisa sloeg haar armen om hem heen en wist
een been achter een spijl van de balustrade te haken.
Zo lukte het om hen allebei veilig binnenboord te krijgen. Ze klauterden over de
balustrade, Lisa zakte bibberend in elkaar en ook Arend stond uit te hijgen. Maar niet
voor lang, want boven hen klonken stemmen; de politie onderzocht het dak.
Arend draalde niet. Het zou lastig zijn om aan de politie te verklaren wat hij op de zolder
deed en hoe hij daar was gekomen. Hij ging ervandoor. Voor Lisa erop bedacht was, hees
Arend zich over de balustrade, liet zich zakken en na een orinterende blik sprong hij
naar het balkon eronder. Dit herhaalde hij nogmaals, en nogmaals. Toen was hij beneden.
Hij verdween meteen in het groen van de tuinen beneden. Terwijl hij dekking zocht onder
het bladerdak en probeerde te beslissen welke route hij zou volgen, hoorde hij nog hoe de
politie naar Lisa riep. Rustig blijven zitten, mevrouw! We komen u zo halen.`
Arend scharrelde wat onder de bomen rond en klom dan over de schutting van de nabije
tuin. In de verte klonk de sirene van de naderende brandweerwagen.

125

21
Compadres

In het portiek van de Grubbehoeve stond hij op haar te wachten. Hadir zag er nog steeds
een beetje verfomfaaid uit na zijn overnachting in de open lucht. Maar hij kon niet langer
wachten, hij moest haar spreken.
Kadra kwam uit de lift gelopen en zag hem staan. Haar gezicht betrok. Wat moest hij
hier? Toen gleed er een koude uitdrukking over haar gelaat. Zonder de gebruikelijke
glimlach kwam ze naar hem toegelopen, liep hem voorbij.
Kadra!` Hadir liep met haar op. Ze ging richting metro, haar hakken klikten driftig over
het plaveisel, ze vermeed het om hem aan te kijken. Zwijgend liepen ze naast elkaar,
Hadir keek naar haar strakke profiel. Kadra zag er ongelukkig uit. Wat kon hij doen?
In een moment van helderheid lukte het Hadir om zijn eigen wanhoop en teleurstelling
opzij te zetten en haar te zien zoals ze eraan toe was. Kadra zag eruit alsof ook zij een
slechte nacht had gehad. Make-up kon niet verdoezelen dat haar oogleden gezwollen
waren van het huilen, en ondanks dat ze haar schouders recht hield, zag ze er afgemat uit.
Zij had nog meer verloren dan hij, realiseerde hij zich, hoe zou hj zich voelen als men
hem verminkt had? Wat zou hij doen? Hij zou woedend zijn, wraak willen. Zou hij nog
hoop hebben op een toekomst? Op geluk? Of zou hij alle hoop laten varen en wegzinken
in ellende?
Dat deed Kadra niet, dacht hij ondanks zichzelf met bewondering, ze ging haar eigen
weg, trok haar eigen plan. En daar kwam hij niet in voor. Daar kwam niemand in voor,
geen man en gezin, ze ging solo.
Kadra,` begon Hadir, Ik heb spijt van mijn reactie. Het kwam door de schok. Maar ik
laat je niet in de steek. We kunnen het toch proberen? Je geeft ons toch niet zomaar op?`
Kadra bleef staan. Hadir hield hoopvol halt en keek haar aan. Ze begon te spreken, haar
stem klonk schor maar vastbesloten. Hadir, gim wan brek, we kunnen geen relatie
hebben, capiche? Ik heb het al uitgelegd. No weri mi. We moeten elkaar vergeten.` Bij de
laatste woorden brak haar stem. Ze begon weer te lopen, sneller nu. Hadir versnelde ook
zijn pas.
Khalila, je hebt me geen kans gegeven. Al die tijd wist ik niet wat je dwars zat. Je had
me nog niets verteld. Ik vind het heel erg voor je, wat ze je hebben aangedaan!
En ik weet niet of ik kan, wat je me hebt gevraagd, trouw blijven zonder sex. Hoe moet
ik nu weten of ik dat mijn hele leven kan?`
Ze bleven door lopen terwijl Kadra antwoordde: Dat kan je niet, ik weet het. En het gaat
me breken als je me dan in de steek laat.` Ze hield haar hoofd gebogen, keek hem niet
aan. Daarom kunnen we beter nu stoppen. Dat is het beste.`

126

Nee!` Ontdaan door zijn uitval bleef Kadra staan en hij stapte nu vr haar, greep haar
bij de schouders vast en zei: Nee, dushi `, bedacht dan dat ze geen relatie meer wilde
en herstelde snel: Kadra, ik accepteer dat je niet meer wilt. Maar we kunnen toch
gewoon vrienden blijven? Echt, ik zal je wens respecteren.`
Ze kon horen dat hij het meende. Hadir zei geen dingen zomaar. Maar was dat mogelijk?
Vrienden? Jij hebt fanta! zei ze ongelovig, Alln vrienden, niets meer?`
Hadir was serieus. Vrienden met Kadra was beter dan helemaal geen Kadra. Hoe het
verder moest, dat zou hij later wel uitvogelen. Maar het mocht beslist niet zomaar
eindigen.
Gewoon vrienden,` zei hij daarom met nadruk en keek haar afwachtend aan. Het bleef
even stil. Dan knikte Kadra langzaam. A bun,` zei ze, Compadres, no?`
Compadres,` bevestigde Hadir.
Ze liepen zwijgend naar de metro, beiden doodmoe van de doorstane emoties.

127

22
Lucebert

Hoe moest hij hem noemen? Vader? Papa? Oom, Brands of Johan misschien? Meneer
Brands? Vreemd dat je zon probleem kon hebben met het benoemen van degene met wie
je een intieme bloedband deelde. Maar die je verder niet kende.
Na hun eerste ontmoeting had Johan Brands besloten dat de vakantie de uitgelezen
mogelijkheid bood aan hem en zijn zoon om elkaar beter te leren kennen. Ze hadden
bedacht samen een paar uitstapjes te maken. Al de volgende dag Clydes vrije dag van
zijn werk gingen ze op stap.
Clydes moeder had besloten zich voorlopig erbuiten te houden, om de prille relatie niet
nog gecompliceerder te maken. Brands had haar dus nog niet terug gezien, al stuurde hij
haar zijn groeten via Clyde. Er is voor alles een tijd,` zei mevrouw Belfor, Als het zover
moet zijn, dan merken we het wel.`
Tijdens het gesprek van hun eerste kennismaking hadden ze ontdekt dat ze allebei van
geschiedenis hielden, en dus stond hun eerste uitje samen in het teken van hun
gemeenschappelijke interesse. In de Kalverstraat stond voor het Amsterdam Museum
Johan Brands te wachten. Toch mooi iets van de historie van Amsterdam te zien, niet?`
vond hij.
Ze gingen van zaal naar zaal, bekeken de schilderijen en antieke voorwerpen. De
geschiedenis van Amsterdam ontrolde zich via de exposities. Clyde merkte dat hij door
zijn interesse in antieke voorwerpen best zinnige opmerkingen kon maken. Johan Brands
keek hem waarderend aan. Nou, jij weet er veel van!` Clyde glimlachte trots.
Na in de schemerige zalen talloze portretten van rijke kooplui en stadhouders bekeken te
hebben, diens porseleinen serviezen en zilveren pronkstukken bewonderd te hebben, trad
er echter bij Clyde een punt van verzadiging in. Zeker, het was niet alleen handel en
politiek, ook de wetenschap, de kunst en de vrijheid stonden de afgelopen eeuwen hoog
in het vaandel van Amsterdam.
Toch begon hij zich steeds ongemakkelijker te voelen. Zijn gedachten dwaalden af naar
het Vergeten Huis, waar hij eerder in het geheim zijn kwartier gemaakt had en de
kostbaarheden daar had bestudeerd en bewonderd. En de gruwelijke ontdekking had
gedaan waardoor hij alles het liefst had proberen te vergeten.
Valt je niet iets op,` zei hij tegen Brands, Amsterdam was een belangrijke handelsstad.
En het belangrijkste deel van de handelswaar kwam uit de kolonin. Door al dat
opgebouwde fortuin konden hier ook de kunst en de wetenschap bloeien. Zou je dan niet
denken dat de koloniale geschiedenis hier gentegreerd te zien moest zijn?`
Johan Brands keek alsof hij het niet goed begreep. Maar dat is toch ook te zien? Er is

128

verteld over Suriname en Oost Indi, er zijn filmpjes en landkaarten.`


`Ja,` zei Clyde, Maar dat is steeds in schemas, cijfers en aantallen. Producten en
handelsroutes, echte koopmansgeest. En over de slavenhandel is niets te zien. Dat was
toen toch ook handelswaar`.
Tja,` zei Johan, Maar slavenhandel betrof alleen het vervoer. Van de slaven.`
Vervoer?` Clyde werd kwaad. Als hij meer van zijn vaders genen had gehad, zou hij
rood zijn geworden. Nu keek hij gergerd. Het is niet alsof ze met de bus reisden, hoor.`
Opeens begreep hij het. Johan had geen benul. Nederlanders hadden er geen benul van.
Niemand had er enig idee van, van wat een eeuwenlang verkeerd idee teweeg kon
brengen. Een beeld waarin alleen de Gouden Eeuw te zien was, en niet het cargovervoer
van op elkaar gepakte Afrikanen, dat zich toch in dezelfde tijd afspeelde. Een beeld
waarin de koloniale geschiedenis van Nederland zo blanco was gelaten, dat niemand zich
ermee verbonden voelde.
Clyde keek naar zijn vader en voelde onmacht. De ontdekking van geschiedenis als hun
gemeenschappelijke interesse, was een verrassing geweest voor Clyde. Nu zag hij echter
in dat er ondanks deze overeenkomst, nog een wereld van verschil tussen hen beiden lag.
Ja, ik weet het, het transport was onder de allerslechtste omstandigheden,` zei Johan
ongelukkig, Maar dat is al zo lang geleden en toen was slavernij heel gewoon. Misschien
moeten we dat achter ons laten en naar de toekomst kijken.`
Hmm,` zei Clyde, Nederland hft het al achter zich gelaten, eigenlijk al meteen na de
afschaffing van de slavernij. Terwijl Surinaamse geschiedenis tot 1976 k Nederlandse
geschiedenis is! Niet dat dat in de schoolboeken terug te vinden is.`
Tja,` vond Johan, Wat is er mis met vergeten, Nederlanders doen toch ook niet moeilijk
over Duitsers, al zijn we in de Tweede Wereldoorlog door Duitsland bezet geworden?`
Clyde begon te begrijpen waarom zijn moeder niet verder had gewild met Johan Brands.
Een aardige man, maar het was zo vermoeiend alles uit te moeten spellen. Maar Clyde
had hem nu eenmaal als vader. Dus deed hij een poging.
Ja, maar dat feit wordt ook nationaal herdacht, en dat helpt. Terwijl de koloniale historie
nationaal is weggestopt. Maar wat ik bedoel is dit: als Nederlanders hun chte
geschiedenis niet kennen, dan krijg je al gauw dat ze vinden dat wij hier niet thuis horen.
Ze hebben niet door dat ze in hun eigen geschiedenis al honderden jaren geleden, zelf de
link legden en deze vervolgens eeuwen in stand hielden. Onder dwang.`
Er viel hem iets in en plagend voegde hij eraan toe: Weet je, misschien zouden
Nederlanders ook een inburgeringscursus moeten doen. Ik wed dat wij mr weten van
Nederlands echte geschiedenis!`
Ze zochten naar het Suriname hoekje` in het museum. Dat was niet makkelijk te vinden,
het Amsterdam Museum was een waar doolhof. Een suppoost leidde hen tenslotte door
lange spiegelgangen naar een gammele lift, die hen naar de tweede verdieping bracht.
Vandaar gidste de man hen verder door de zalen, tot ze eindigden bij een nis. De hoek
bevatte twee plantage landschaps-platen en een schilderij met een afbeelding van
Mercurius, de Romeinse god van de handel en winst. In stilte bekeken ze een filmpje met

129

summiere informatie, terwijl achter hen een achttiende-eeuwse staande klok de minuten
weg tiktakte en elk kwartier luidruchtig tingelde.
Johan Brands die moeite had om Clydes ideen bij te benen, kwam met een verlate
opmerking: Misschien zit m daar het probleem. Als je zegt dat slavenhandel en slavernij
toen heel gewoon waren, ga je ervan uit dat dat voor de slaven ook zo was. Alsof hun
aandeel vrijwillig was. Je spreekt als het ware voor je beurt.`
De man deed zijn best, dat was duidelijk. Clyde knikte.
Toen ze later samen in een Chinees restaurant op de Nieuwmarkt dineerden, vroeg Johan
Brands aan Clyde hoe hij aan zijn belangstelling voor oude kunst was gekomen. Dat kon
Clyde niet precies zeggen, maar toen hij het Vergeten Huis had ontdekt, was zijn interesse
in ieder geval flink toegenomen.
Na een dag meegemaakt te hebben met deze man, die zo zijn best deed hem te begrijpen,
vroeg Clyde zich af wat Johan zou denken van zijn belevenissen in het donkere huis. Hij
had er tot nu toe aan niemand iets over verteld, maar als hij een vader had gehad, dan zou
hij die toch hebben willen raadplegen.
En dus vertelde Clyde over zijn urban exploring, dat hij een huis met vergeten schatten
ontdekt had, waarnaar hij steeds was teruggekeerd om de voorwerpen te bestuderen.
Hij vertelde niet over het dakklimmen met zijn vrienden, dat was niet iets waar hij mee
zat. Maar het spookachtige huis had hem niet met rust gelaten, hoe hij ook zijn best had
gedaan het te vergeten.
Brands luisterde zonder hem te vermanen of te veroordelen omdat Clyde een huis was
binnengedrongen, zelfs al was het al tijden verlaten. Hij scheen te begrijpen dat het Clyde
om de kunst ging. Daarom durfde Clyde hem ook zijn laatste ontdekking toe te
vertrouwen, de kist met het gruwelijke geheim. Aan het gezicht van zijn vader kon hij
zien dat die onder de indruk was.
Clyde voelde zich opgelucht, de last van zijn ontdekking had al die tijd zwaar op hem
gedrukt, nu hij er eindelijk over had kunnen praten en nog wel met zijn nieuwgevonden
vader, voelde hij zich tien pond lichter. Dat huis was belangrijk voor hem en dit
betekende een hele stap in hun relatie.
Dit doet me heel erg denken,` zei Johan Brands, Aan een gedicht van Lucebert. Ken je
het?` En hij declameerde:
er is een grote norse neger in mij neergedaald
die van binnen dingen doet die niemand ziet
ook ik niet want donker is het daar en zwart

130

Enfin,` zei Brands, Ik zal het volgende keer voor je meenemen, dan kun je het zelf
lezen.`
Als je maar weet,` zei Clyde grijnzend, Dat de term neger` not done is, tegenwoordig.`

131

23
Backflip

De brandweer was gearriveerd. Vanaf het dak hielden de agenten de nog bibberende en
teleurgestelde vrouw beneden op het balkon in de gaten. Maarten en Sepp waren terug in
hun appartement en beantwoordden de vragen van de politie, voor zover ze iets van de
situatie begrepen hadden.
Lisa was op het balkon van meneer Moll geland, die zijn straf in de gevangenis uitzat. Er
was dus niemand om de balkondeur van binnen te openen. Maar na de ontdekking van de
wietplantage zou de voordeur van meneer Moll hoe dan ook door de politie
opengebroken worden. De brandweer hoefde dus niemand meer in nood van het dak te
redden, en vertrok weer.
Een paar tuinen verder hield Arend zich schuil achter de struiken. Nu de politie op het
dak stond, kon hij niet via de daken ontsnappen, dat zou opvallen. Hij wachtte tot de
brandweer zou zijn vertrokken, dat zou hopelijk de aandacht afleiden, zodat hij ongezien
over straat kon gaan.
Toen de brandweerwagen passeerde, liep hij rustig door het poortje de straat op, een
blauwe sporttas onder zijn arm geklemd.
Je hebt wt gedaan?` Clyde kon zijn oren niet geloven. Stelen van een drugsbende was
een enorm risico. De hele middag had Arend zich gedeisd gehouden, was in Brians Inn
gebleven. Tegen de avond had hij met Clyde en Hadir afgesproken. Aan de telefoon had
hij gezegd dat het iets heel belangrijks was. Hadir en Clyde hadden beiden hun vrije
maandag en waren tegen de avond gekomen.
In de kelder van Brians Inn vertelde Arend zijn vrienden wat er gebeurd was. Toen
schudde hij de tas leeg boven zijn bed. Bundels bankbiljetten vielen op het matras,
stapels geld. Hadir knielde op de matras neer en graaide overdonderd door de
dwarrelende biljetten. Arend ging ernaast zitten en gooide lachend een handvol biljetten
omhoog.
Er was genoeg om zijn schuld aan Antonio af te betalen, genoeg om met Tommie een
goed hotel te nemen tot hun huis weer vrij was. Genoeg om Restaurant Marrakech te
helpen. Waren ze uit de brand of niet?
Clyde zat op de rand van het matras en hield afstand van de berg geld alsof hij zich eraan
kon branden. Je moet t terugzetten, man!` Hij keek Arend ongelovig aan. Je gaat dit
toch niet houden? Dat kan je niet maken! Wat had je dan ermee willen doen? Gewoon
uitgeven? Werkt niet, gast!` Clyde stond op. Hij was echt verontwaardigd. Hier wil ik

132

niets mee te maken hebben! Heb je niet al genoeg ellende gehad?`


Nou nou,` sputterde Arend, Zon vaart loopt het niet, hoor! Tenslotte heb ik de vrouw
van La Moteur gered! Verdient dat geen beloning?`
Hadir zat met twee bundels bankbiljetten in zijn handen en verkeerde in tweestrijd.
Hiermee zou hij de droom van oom Moershid kunnen redden. Maar hoe zou hij dit
kapitaal aan zijn oom kunnen verklaren? Hij zou zelf onmogelijk al zoveel gespaard,
verdiend of bij elkaar gegokt kunnen hebben met zijn maandelijkse kraslootje.
Dit is levensgevaarlijk!` riep Clyde, We hebben toch meegemaakt dat ze op ons
geschoten hebben aan de haven! Eens en nooit weer! Terugzetten die handel, of bij de
politie droppen.`
Politie kan niet,` viel Hadir in, Dan neemt de bende zker wraak!`
Dit is een backflip, dudes,` probeerde Clyde hen te overtuigen, Het kan je echt niet
vooruit helpen, luisteren jullie naar me!` Clyde was doorgaans de rustigste van de drie,
hij volgde zijn vrienden in al hun avonturen. Maar nu was hij niet te vermurwen.
Resoluut kruiste hij zijn armen.
Als je steelt, heb je geen vertrouwen dat je zal krijgen wat je toekomt!` flapte hij eruit.
Zoiets had zijn moeder ooit gezegd. Clyde besefte dat ondanks de recente gebeurtenissen
thuis, hij nog steeds vertrouwen had in haar oordeel.
Als jullie hiermee door willen gaan, dan kap ik met jullie.` Hij maakte een gebaar dat het
definitieve van zijn woorden onderstreepte. Clyde was vastbesloten, dat was duidelijk.
Dit was zijn ultimatum. Met hun handen vol bankbiljetten, staarden Arend en Hadir hem
aan.
Ik heb een opdracht voor je!` Gino tetterde in zijn mobieltje, schreef iets in zijn
notitieboekje en nam een trekje van zijn elektrische sigaret, alles tegelijk. Aan de andere
kant van de lijn sprong Kadra een gat in de lucht.
Wat is het?` vroeg ze gretig. Na alle gepieker van de laatste tijd mocht er wel weer eens
wat leuks gebeuren.
Poseren in een luchtballon,` gaf Gino door.
Wat?!` gilde Kadra, No way! Ik heb hoogtevrees! Kan niet!`
Rustig maar, rustig,` suste Gino, De ballon gaat niet de lucht in. Blijft gewoon aan de
grond, niks aan de hand. Maak je geen zorgen. t Is een goede klus, mooie betaling!`
Kadra zuchtte gerustgesteld. Poeh, ye skreki mi! Gelukkig maar.`
Dus je doet het, meid?`
Ik doe het!` zei Kadra beslist, Thanks, Gino, choukran!`
Drie dagen later vertrokken Gino en Kadra al vroeg uit Amsterdam. Ergens in de buurt
van Weesp zou er in een weiland geposeerd worden met de ballon. Het was een zonnige
dag, maar wel winderig. Dat kon fris worden, poseren in een luchtig jurkje, maar no

133

span, je was model of je was het niet. Kadra zou wel haar jas meenemen in de ballon, om
tussen de bedrijven door aan te doen. Ze had intussen ervaren, dat model zijn vooral veel
wachten betekende. Wachten tot alle studiolampen goed afgesteld waren, wachten tot de
zon doorbrak, wachten tot voorbijgangers uit het beeld waren. En wachten op
opdrachten. Dat laatste was het meest wer ede. Dus gewoon tanden op elkaar en
doorbijten.
Wat ze niet graag aan zichzelf toegaf, was dat werk ook afleiding vormde. Afleiding van
de breuk met Hadir. Sure, ze waren nu gewoon vrienden, de pijn stopte ze weg tot ze s
avonds alleen op haar kamer was. Tegen Hadir deed ze koeltjes om hem te ontmoedigen,
want ze wist dat hij nog hoop moest hebben. Hij deed zijn best om zijn belofte van
gewone vriendschap` te houden, maar het verdriet was in zijn ogen te zien.
Oom Moershid had natuurlijk gemerkt dat er iets aan de hand was, zijn personeel deed
opeens afstandelijk tegen elkaar en er waren geen grapjes en liefkozingen meer.
Meewarig had hij het aangezien, om zich dan weer zuchtend over zijn boekhouding te
buigen.
Het was raar om niet meer na het werk, met Hadir boven op zijn balkon naar de stad te
kijken. Ze miste hem, maar het was beter afstand te bewaren. Zoveel beter dan later,
wanneer ze er niet op bedacht was, gedumpt te worden. Want dan zou de diepte van haar
leed peilloos zijn.
Dus deed ze cool, onverschillig, concentreerde zich op haar carrire. Ze had zelfs aan
Hadir verteld over haar ballon opdracht. Mag ik komen kijken?` had Hadir
genteresseerd gevraagd.
Chill, waarom niet?` Ze had hem het adres doorgegeven.
Chewie?` vroeg ze aan Gino, hem het pakje kauwgum voor houdend. Hij schudde het
hoofd, sprak in de microfoon van zijn headset, terwijl hij door het verkeer
manoeuvreerde. Geen van beiden merkte op dat ze door een donkerblauwe auto gevolgd
werden.
Maakt u zich geen zorgen, mevrouw. Het waait vandaag te hard om te gaan ballonvaren.
Dus dat doen we zeker niet!` Freddie de ballonverhuurder was een sproetige jongeman
met een warrige blonde haardos.
De ballon stond gereed op het weiland achter de voormalige boerderij. De
ballonverhuurder had hen naar binnen gewenkt voor een kopje koffie. Na een haastige,
gloeiendhete slok, volgden ze de verhuurder, die samen met zijn assistent alle
voorbereidingen had gedaan.
Assistent Lennie klom in de ballon en hield deze op temperatuur met de brander. De rode
ballon leek zo van onderaf gezien gigantisch. Majestueus verhief het gevaarte zich boven
het veld. Freddie hielp Kadra in de mand te klimmen, hevelde dan een koffertje met
kleren over.
De roodharige krullenbol Lennie gaf Kadra instructies. Als u alleen maar af en toe deze

134

hendel overhaalt, dan blijft de ballon mooi strak staan. Ziet u?` Lennie haalde de hendel
over waarop uit de brander een feloranje vlam briesend omhoog schoot. Kadra gaf een gil
en deinsde achteruit. U hoeft niet bang te zijn,` riep Freddie, Of zal ik erbij komen om
te helpen?`
Nee, nee,` gebaarde Barend, de fotograaf, een nuchtere, kogelronde vent met een
zonnebril en een petje waar aan weerszijden plukken donker haar onderuit staken. De
mand moet vrij blijven! Het gaat om het model alleen.`
Kadra glom van trots. Het model! Hij bedoelde haar. Nu zelfverzekerd, sprak ze tot
Freddie en Lennie: Laat maar. Ik kan het wel alleen aan. En noem me maar Kadra.`
Zoals je wilt, Kadra.` Freddie kon een bewonderende blik niet laten. Wat een stuk!
Lennie klom uit de mand en ging Freddie helpen om de vier kabels te verstellen, die de
ballon aan de grond hielden. De touwen werden gevierd en de ballon begon zachtjes te
stijgen, maar werd tegengehouden door de kabels en de verankering aan Freddies
autobusje.
De fotograaf had intussen een gemproviseerde stellage beklommen, waar hij druk in de
weer ging met zijn cameras en statieven. Toen die gereed waren, deed hij zijn zonnebril
af en begon door de cameras te turen, checkte de lichtsterkte met zijn metertje. Tenslotte
riep hij een opdracht naar de jongens. Freddie liep naar zijn wagen en ontkoppelde de
haak die de ballon aan de grond hield. De ballon zweefde nog wat hoger, maar bleef dan
op zon drie meter boven de grond stil hangen. De fotograaf tuurde in zijn camera.
Niemand zag de donkerblauwe auto die een eind verder was geparkeerd, starten en
wegrijden.

135

24
Angel in the sky

Goed,` zei Freddie, Ben je gereed, Kadra? Geef nog een hijs aan die hendel, wil je?`
Kadra liet de brander vuur schieten, de touwen die vastzaten aan in de grond geslagen
haringen, stonden strak gespannen.
We starten!` riep de fotograaf, Shoot! Laat zien wat je kunt!`
En daar ging Kadra, jas vliegensvlug uit zodat haar luchtige jurkje wapperde in de wind.
En hop, de ene pose na de andere toverde ze tevoorschijn. Ze had er duidelijk tevoren
over nagedacht, professionele meid, dacht Gino tevreden.
Met een been nonchalant over de rand van de mand, of met een holle rug gracieus haar
silhouet accentuerend, of een hand tegen het voorhoofd, turend naar de horizon als een
ontdekkingsreizigster. Dan weer met de rug naar de camera, het gezicht en profil.
Geweldig!` riep Barend, al klikkend met de camera, Houden zo! Mooi!`
Gino stak zijn duim op. Freddie riep tussendoor aanwijzingen als de ballon dreigde te
verslappen en Kadra weer een ruk aan de hendel moest geven. Zo ontwikkelden ze met
zijn allen een routine.
Volgende!` riep Barend om de zoveel tijd en dan dook Kadra snel in het koffertje aan
haar voeten en kleedde zich om in de beschutting van de mand. Dan kwam ze weer
tevoorschijn in een andere outfit. En de sessie werd voortgezet. De fotograaf bleef
enthousiast en gaf blijk van zijn internationale aspiratie. Doing great! Fantastic darling!
Youre my angel in the sky!`
Kadra was in haar element. Alle uren van oefening voor de spiegel, bestuderen van
modellen op TV en in de bladen, wierpen hun vruchten af. Ze wist wat ze moest doen, ze
kende de mogelijkheden van haar lijf, de goede kanten en de minder goede. Nu was ze
echt een professional.
Toen ze verscheidene malen van kleding gewisseld had, besloot Barend dat hij zo
voldoende had. Hadir was nog steeds niet verschenen. Kadra voelde een steek van
teleurstelling. Eindelijk had ze zon grote opdracht en ze schitterde ook nog, en dan miste
hij dat. Nou ja, was dat niet wat ze zelf had gewild? Dat hun vriendschap vanzelf zou
minderen. Ja, dan moest ze niet zeuren, ze schudde haar schouders, liet het van zich
afglijden.
Barend begon zijn foto attributen in te pakken. Freddie liep naar de ballon toe. Wacht
maar even, dan zeg ik wel wat je moet doen. In principe wordt de ballon nu vanzelf
slapper en dan kom je omlaag. Ik ga dan aan de mand hangen en help je eruit.`
Okee, chill`. Kadra deed haar jas weer aan. Een windvlaag woei haar krullen op. De
ballon werd met een ruk meegetrokken, alle vier de touwen knapten en de wind voerde

136

de ballon nog enkele meters hoger. Door de schok viel Kadra om in de mand. Ze bleef
versuft op de bodem liggen en hoorde Freddie niet, die ontdaan naar de ballon toe rende,
maar daar nooit op tijd kon zijn.
Kadra krabbelde weer overeind en keek over de rand. Tot haar ontzetting was iedereen
opeens veel verder weg dan eerst. De ballon was beslist veel te hoog gestegen om te
springen en de wind rukte haar nog verder omhoog. In paniek begon Kadra te gillen.
Haal me hieruit! Help!` Ze zag Freddie schreeuwen en gebaren. Barend keek met open
mond toe. Lennie rende onder de ballon heen en weer.
Het duurde even voor Kadra zover bij zinnen was dat ze kon verstaan wat Freddie riep.
Radio! De radio!` schreeuwde hij en gebaarde dat ze in de mand moest kijken.
Bibberend draaide Kadra zich om en zocht naar iets dat op een radio leek. Ze zag een
toestel met knoppen, dat moest het zijn.
Beneden rende Freddie naar zijn autobusje. Onderweg trok hij de beduusde fotograaf
mee. Kom, man! Dit is foute boel, je moet me helpen!` Struikelend rende Barend mee
naar het busje, zijn apparatuur nog in de handen geklemd. Lennie startte de wagen al.
Gino zag hen in het busje springen en het erf af rijden. In volle vaart scheurden ze de weg
op, de ballon achterna. Een stofwolk zweefde in hun spoor en loste langzaam op.
Op dat moment kwam Hadir juist het terrein op lopen. Sorry dat ik zo laat ben,` riep hij
vrolijk naar Gino, De trein had vertraging.` Hij keek in het rond. Waar is Kadra?`
Gino keek hulpeloos. Toen gebaarde hij naar boven. Daar,` zei hij.
De ballon was een kleurige vlek tegen de achtergrond van wolken.
Hadir staarde in ontzetting naar de steeds verder varende stip.
Woest greep Hadir Gino bij zijn kraag. Hoe kon dit gebeuren? Zeg op! Wat gaat er met
haar gebeuren?` Hij schudde Kadras agent door elkaar. Ginos tanden klapperden ervan
en hij had moeite uit zijn woorden te komen. Ze ze gaan haar achterna ..` Hij wees
naar het verdwijnende busje van Freddie.
Hadir liet hem meteen los en begon naar Ginos auto te rennen. Kom op! We gaan
erachteraan!` Gino fatsoeneerde vlug zijn verfomfaaide das en kwam hem achterna. Hij
vloekte bij zichzelf. Niet alleen raakte hij zijn troefmodel kwijt, maar haar vriend zou
hem ervan doen lusten als dit niet goed kwam. En net nu alles precies ging zoals hij had
gepland. Gino trok het niet.
Maar Hadir duwde hem in de auto, rende om en sprong op de passagiersplaats. Starten!`
beval Hadir. Tegelijk draaide hij het raampje omlaag en stak zijn hoofd naar buiten.
Hadirs ogen speurden de lucht af. Vlug!` De auto draaide de weg op.
Freddie sprak in de microfoon. Hallo, hallo! Kadra, hoor je mij?` Er klonk geruis en
gepiep. Lennie stuurde de wagen over de snelweg. Achterin zat de fotograaf , zijn
toestellen nog om zijn nek hangend, de zonnebril scheef op zijn neus. Allemachtig,` riep

137

Barend terwijl hij het zweet van zijn voorhoofd wiste, Dit gaat goed fout!`
Freddie bleef kalm en probeerde gebogen over zijn microfoon contact te krijgen met de
radio.
Eindelijk hoorden ze gekraak. Doe iets!` gilde Kadra, Haal me hieruit!` Freddie sprong
op. Luister Kadra! We gaan je helpen, luister goed naar wat ik zeg!`
Haal dit ding naar beneden!` riep Kadra.
Lennie probeerde Freddies aandacht te trekken. Hij tikte tegen de autoruit en wees naar
voren. Freddie wierp een blik op het object vr hen, knikte kort en beval: Geef gas,
Kadra! Trek aan de hendel, je moet omhoog!`
Voor hen rees het gebogen silhouet van de witte spoorbrug. En de ballon naderde
bovendien rap dalende, het veld waar de elektriciteitsmasten met hun puntige skeletten
omhoog wezen. Barend de fotograaf keek geschokt toen hij zich het gevaar realiseerde.
In de auto erachter gaf Hadir een schreeuw van frustratie. Angst om Kadra sloeg hem om
het hart. Hij bonkte met zijn vuist op het dashboard. Gino sloeg zich zwetend door het
verkeer. Oh God, oh God` fluisterde hij onophoudelijk.
Freddies kalmte bereikte zijn grenzen. Hij schreeuwde: Kadra, alsjeblieft! De hendel,
de hendel! Je moet omhoog anders gebeuren er ongelukken!`
Omhoog?! Ik wil omlaag, ben je gek geworden ` Dan zag ze de masten en de kabels
op zich afkomen. Gillend trok ze aan de hendel, de vlammen brulden en de ballon steeg,
miste op het nippertje de draden en ging nu richting brug.
Hoger! Hoger!` schreeuwde de ballonboer in de radio,De brug! Let op de brug!`
Oh my God!` Kadra trok aan de hendels, de vlammen spoten op en tergend langzaam
begon de ballon verder te stijgen. De hitte van de brander schroeide haar krullen.
Jammerend zag ze de contouren van de witte brug voor zich opdoemen.Hoe bestuur je
dit ding? Vlug, zeg het me!` Ze zocht op het radiopaneel. Waar zit t stuur?`
Sorry, Kadra,` antwoordde Freddie die zich weer had hernomen, De ballon heeft geen
stuur. Je drijft met de wind mee.` Uit de radio kwam Kadras geweeklaag.
Maar we gaan je redden,` sprak Freddie haar moed in, Geef gas!`
Zowel Lennie als Kadra volgden zijn bevel, Gino volgde hen. Barend beet op zijn nagels.
Kadra zag de spijlen van de brug omlaag verdwijnen, de witte bogen van de brug onder
de mand weg glippen, alsof de ballon haasje over` deed. Toen kwam het viaduct bij
Diemen, met het aanstormende verkeer. Grote vrachtwagens leken nu speelgoedautos,
racewagentjes die beneden haar voorbij schoten.
De ballon wist boven de brug te komen, maar was nu behoorlijk hoog. Help me!`
smeekte Kadra zwakjes terwijl de ballon steeds verder dreef in de lucht en naar
Amsterdam. Het geluid van de radio viel uit. Freddie draaide vertwijfeld aan de knoppen.
We moeten gaan afslaan,` zei Lennie en hij week uit naar de zijbaan. Achter hen volgden
Gino en Hadir. Freddies mobieltje speelde Would you like to fly in my beautiful balloon`.
Op het scherm zag hij dat Gino belde. Freddie nam op en brak het deuntje af. Hadirs stem
on speaker klonk door de telefoon: Halen jullie haar terug of niet? Wat doen jullie?`
Freddie zakte terug in de autostoel. We doen ons best,` zei hij, Het is een geluk dat de

138

wind de ballon niet naar Schiphol drijft. Maar ...`


Wat?` spoorde Hadir hem aan, vol bange vermoedens.
Een groter probleem nu,` zei Freddie bleekjes, is dat de brandstof op raakt. Er was niet
gerekend op een tochtje, we zouden alleen de fotoshoot doen, meer niet.`
Wat!` schreeuwde Hadir. Gino kromp ineen.
Er zit niet veel brandstof in de gasflessen!` herhaalde Freddie, Het was immers niet de
bedoeling dat we zouden opstijgen. Het propaan zal na een half uur opraken en dan ... zal
de ballon naar beneden komen.`
Het bleef in beide wagens een poos stil. Toen vroeg Gino: Hoe komt het dat de ballon
los is geraakt?`
Freddies antwoord was grimmig. Dat moet sabotage zijn, alle vier de touwen tegelijk
losgeknapt, terwijl we tevoren alles gecheckt hadden.` Hij zweeg een paar tellen. Dan
vroeg hij: Wat is er aan de hand, hebben jullie vijanden?`
Vijanden?` In de tweede auto keken ze elkaar aan. Ginos gezicht stond blanco, dat van
Hadir vertrok.
Nou ja,` zei Freddie, Ik ga ophangen want ik moet de brandweer en politie
waarschuwen. Het gaat hommeles worden in Amsterdam.`

139

25
Parkour

Parkour betekende voor hem vrijheid: de skyline die de hemel ontmoette, hoogte en
diepte, actie, tempo, de wisseling van licht en schaduw. De stad die in een speelplaats
transformeerde; bruggen en bogen, hekken, muren die uitdagingen werden. En
freerunning was een avontuur dat hij met zijn vrienden aanging. De trainingen samen,
elkaar helpen bij de tricks en jumps, daar moest je van elkaar op aan kunnen. Teamwerk
vergde vertrouwen. En Arend had altijd op zijn vrienden kunnen rekenen. For good en
for bad. Maar nu had Clyde een grens getrokken.
Clyde was dodelijk serieus toen hij dreigde te breken met Arend en Hadir als ze zich met
het drugsgeld inlieten. Dat was pijnlijk. Hadir en Arend hadden elkaar aangekeken,
beiden in tweestrijd. Daar zaten ze in Arends kamer, de biljetten knisperend tussen hun
vingers, de blauwe sporttas waarin nog meer geld zat, tussen hen in op het matras.
Dat viel niet mee, na alle moeite die Arend had gedaan om aan het geld te komen en de
fantasien die hij had gehad over de oplossing voor al zijn problemen. En Hadir die had
gehoopt het restaurant van zijn oom en zijn thuis te redden. Het was zeker niet
gemakkelijk om dat allemaal op te geven. Ze hadden getween nog geprobeerd om Clyde
van gedachten te doen veranderen, maar hij was onverbiddelijk. Met zijn armen over
elkaar had hij gewacht op hun antwoord. Nou? Wat gaan jullie doen?` vroeg Clyde.
Hadir was de eerste die capituleerde. Mijn oom zou het toch niet willen aannemen,`
zuchtte hij en gooide het geld terug op het bed.
Arend stond alleen en had het er moeilijk mee. Wilde hij zijn problemen oplossen of zijn
vrienden verliezen? Het is een valse oplossing,` hield Clyde hem voor, Je krijgt de
bende achter je aan en deze keer zullen ze niet missen.`
Okee`. Moedeloos begon Arend de biljetten van de matras te scheppen en in de tas te
doen. Zijn vrienden hielpen hem alles weer terug te doen. Goed, wat nu?`
Arend ritste de tas dicht. Hij dacht na. Terugzetten kan niet, de politie gaat vast de
komende dagen de plantage opruimen en de boel onderzoeken.`
Naar de politie, dan?` stelde Clyde voor.
Zouden ze me wel geloven?` twijfelde Arend.
Wel, je brengt hen geld!` vond Hadir, Waarom zouden ze je dan niet geloven?`
Arends gezicht betrok. Ik heb geen baan, geen huis, geen school. Sepp en zijn vader
zagen me op de zolder. Als La Moteur zegt dat ik voor de bende werkte gewoon om me
erin te luizen, uit wraak, hoe kan ik dan bewijzen dat dat niet waar is?`
Hadir en Clyde zwegen. Moeilijke zaak,` zei Hadir tenslotte.
Clyde gaf niet op. Ik ga wel met je mee om te getuigen,` zei hij.

140

Dat was een dappere geste, wist Arend, Clyde zou hiermee grote problemen krijgen met
zijn moeder. En er was toch al genoeg trammelant geweest in huize Belfor.
Hadir fronste zijn wenkbrauwen. Als ik naar de politie ga, sluiten ze me vast op, uit
voorzorg,` zei hij, Weer minder Marokkanen!` En met een strafblad zou zijn geplande
toekomst in rook opgaan. Dat begreep Arend ook wel.
Hij nam een besluit. Ik ga het geld toch terugzetten,` zei Arend beslist. De politie zal
het dak niet hebben afgesloten omdat ze denken dat iedereen door de voordeur is
gekomen.` Sepp had immers ook niet gezien hoe hij gekomen en gegaan was.
Clyde was blij. Ik ben trots op je, bro!` Arend lachte zuur. Maar hij ontkwam niet aan
een group hug.
Het was makkelijker gezegd dan gedaan. De eerstvolgende dagen was er volop politie bij
het grachtenhuis. Tot de opruimingsdienst klaar zou zijn, was er ook s avonds bewaking.
Arend moest wachten tot de kust vrij was. Niet alleen vrij van politie, maar ook moest hij
uit het zicht van los rondlopende bendeleden blijven.
Zoals het ernaar uitzag had de politie nog niet uitgevogeld welke bende er achter de
plantage zat. Zoveel had hij uit de nieuwsberichten begrepen. Het Dorre Woud en de
vlucht van Lisa hadden natuurlijk grote koppen in de kranten gehaald.
Met La Moteur nog op vrije voeten was het voor Arend nog steeds gevaarlijk, dubbel
zelfs, nu hij in het bezit van de tas met geld was. La Moteur zou er alles aan doen om het
geld te pakken te krijgen als hij wist dat Arend de tas had.
Wist de drugsbaas dat? Wat had Lisa hem kunnen vertellen nadat ze door de politie was
ingerekend? Arend vermoedde dat de gangsters zo hun wegen hadden om boodschappen
door te geven.
In Brians Inn was geen politiebezoek geweest, Arends identiteit was kennelijk onbekend
gebleven. Sepp kende hem alleen als de standbeeldenman`, en blijkbaar hadden zowel
Lisa als Iris over hem gezwegen. En nu hij besefte wat een slecht voorbeeld hij Tommie
zou geven, schaamde Arend zich diep.
Drie dagen later was het zover. Clyde ging mee met Arend naar het grachtenhuis. Hadir
kon niet mee, hij had beloofd naar een belangrijke fotoshoot van Kadra te gaan, er scheen
een ballon bij betrokken te zijn.
Het meisje ging vr, dat zag Arend in. Zelf had hij niets meer van Iris gehoord sinds
Sepp hem op de wietzolder had gespot. Als hij voor Tommie belde gaf Iris de telefoon
meteen door aan zijn broertje. Ze nam het Arend hoogst kwalijk dat hij met criminele
zaken in aanraking was gekomen.
Het feit dat hij zijn vrienden en Iris kon verliezen had zijn ogen tijdig geopend. Hij zou
zijn leven beteren! Hij had zelfs een stappenplan. Eerst wilde hij het geld terugzetten, en
dan zou hij een anonieme tip naar de politie verzenden.

141

De toeristen die zijn moeders woning huurden, zouden morgen vertrekken, dan kon
Tommie naar huis en waren ze Iris niet meer tot last. Het zou nog een week duren vr
zijn moeder en Gerrit terugkwamen uit Spanje. Intussen zou hij bij Tommie blijven en het
goed maken dat hij hem zo had verwaarloosd.
Hij zou weer een baantje zoeken om Antonio terug te kunnen betalen. Van de boeven zou
hij na de anonieme tip aan de politie vast geen last meer hebben. Zo ja, dan zou hij La
Moteur fijntjes eraan herinneren dat hij Lisa had gered. Was dat een mooi plan of niet?
Als hij zijn zaken weer op een rijtje had, zou hij misschien weer kans maken bij Iris. Wie
weet, tenslotte had ze Tommie niet weggestuurd, al was ze boos op Arend. Dus hij had
nog een piepklein kansje, dat moest hij niet verknallen.
In de namiddag, toen Arend zeker wist dat Iris en Tommie weer vertrokken waren uit het
grachtenhuis, gingen hij en Clyde op weg. Arend wilde Iris niet tegenkomen voordat hij
zijn zaken afgehandeld had. Hij wilde met een schone lei bij haar beginnen, kunnen
zeggen dat het allemaal achter hem lag.
In de buurt van het grachtenhuis zochten de runners een gevel uit die ze in een onbewaakt
ogenblik beklommen. Zo konden ze verder gaan via de daken. De politie had inmiddels
de boel van de zolder geruimd en de deuren verzegeld. Maar die zouden de runners toch
niet gebruiken.
Een eerste teken dat niet alles naar wens zou verlopen, kwam al toen ze bij toeval door
iemand gezien werden. De man stond met zijn beker pasgeschonken koffie bij het raam
en zag de runners over het dak sprinten. Hee!` schreeuwde hij, Hee daar!`
Een vrouw die juist op een plat nabij topless lag te zonnen, schrok op. Ook zij zag de
runners. Ik bel de politie!` schreeuwde ze. De runners negeerden het dreigement en
maakten zich uit de voeten. Maar de man met de koffiemok begon een gesprek met de
topless vrouw die zich haastig had bedekt met een handdoekje. Dat denkt maar dat alles
kan! Tuig!`
Levensgevaarlijk!` beaamde de vrouw. De man ging voort met klagen.
Zijn krachtig stemgeluid trok weer de aandacht van anderen op straat. Waaronder een
onguur type dat zich op een straathoek ophield, op zoek naar klanten. De dealer wierp
een blik op de twee jongens die zich snel over de daken verwijderden in de richting van
het grachtenhuis. De man zette zijn zonnebril recht, zag hij dat goed? Ze hadden een
blauwe tas bij zich. Dat zou de baas bevallen. Hij krabde zich over zijn baardje, hees zijn
joggingbroek op en pakte zijn mobieltje.
Eeh,` sprak hij door het toestel, Is de operatie al gestart?`
Arend en Clyde maakten juist de laatste sprong waarmee ze uit het zicht verdwenen. Nu
waren ze vlakbij het huis van Sepp. Het was zaak beter uit hun doppen te kijken, ze
mochten beslist niet meer opvallen.

142

Clyde keek omlaag naar de dakbedekking. Er lag vaak rommel op de daken; verbleekte
stukken plastic afval, dode bladeren, half vergane vogelnesten, flarden oud papier. De
restanten van het stadsleven maakten een smurrie waarop je makkelijk kon uitglijden als
je niet uitkeek. Deze keer lag er iets anders dat direct zijn belangstelling trok. Er lag een
afgewaaide gevelsteen. Moest in een storm van een van de hogere oude huizen zijn
afgewaaid en stukgevallen. Clyde bukte zich om de afbeelding beter te bekijken. Voor
zijn voeten lag een afgebroken gezicht met twee gevouwen handen. Wat merkwaardig om
te zien. Als hij tijd had gehad zou hij de stukken oprapen om later aan elkaar te lijmen.
Maar Arend wenkte hem al. Hij kwam overeind en volgde zijn vriend.
We houden ons even gedeisd,` fluisterde Arend, Anders komt er straks politie en dat
moeten we niet hebben.` Clyde knikte. Ze namen plaats achter een brede luchtkoker en
wachtten af tot de gemoederen zouden bedaren.
Iris en Tommie waren vertrokken van Sepps huis en hadden eerst nog boodschappen
gedaan bij de supermarkt. Daarna gingen ze naar huis. Het was Tommies laatste
logeerdag, morgen ging hij terug naar zijn eigen huis. Hij had een gezellige tijd gehad;
overdag spelen met Sepp, en s avonds in zijn eentje tekenen of TV kijken, als Iris bij de
bioscoop werkte.
Het was een stuk rustiger dan in Brians Inn, maar Iris piepkleine woning kon hem niet
echt erbij hebben, het was duidelijk een aanslag op haar privacy. Tommie was blij dat er
een eind aan kwam, vooral nu ze boos scheen te zijn op zijn broer. Niet dat ze Tommie
minder aardig behandelde, maar hij voelde zich naar beiden toe loyaal, en dat maakte het
lastig voor hem.
Terwijl ze naar huis liepen, keek Iris een paar maal achterom. Wat is er?` vroeg Tommie.
Iris antwoordde niet meteen. Ze spiedde eerst om zich heen en zei dan: Ik dacht dat we
gevolgd werden. Maar ik zal me wel vergissen.`
Tommie keek meteen ook achterom en zelfs naar boven, gewend als hij was aan de
runnerstunts van zijn broer. Misschien was Arend in de buurt? Maar hij zag niets
bijzonders.
Iris was blij dat ze veilig thuis kwamen. Sinds Arends avonturen aan de haven had ze
geen last meer gehad van stalkers. Maar hij was toen wel zijn riksja kwijtgeraakt. Ze beet
nadenkend op haar onderlip. Misschien was ze te streng voor hem geweest. Hij had
tenslotte zijn best gedaan.
Ze legden de lange weg af door het trappenhuis naar haar zolderwoning. Boven
aangekomen legde Iris de tas met boodschappen in de keuken. Tommie liep naar de
kleine TV en wilde die net aan zetten, toen Iris opeens dringend zei: Wacht! Hoor je
dat?`
Haar toon alarmeerde Tommie ook. Hij kwam naar haar toegelopen. Samen stonden ze
stil met gespitste oren. Er was niets te horen.
O, ik vergis me alweer,` zei Iris gemaakt vrolijk. Maar ze was er niet gerust op. Tommie

143

zag dat en besloot daarom de TV niet aan te zetten. Dan kon hij beter horen of er onraad
was. Hij pakte zijn schetsboek. Iris maakte aanstalten om in de keuken aan de slag te
gaan.
Toen hoorden ze het allebei weer.
Een zacht gekraak op de trap.
De buren?` fluisterde Tommie. Ze bleven staan luisteren. Meer gekraak. Dat was raar.
De buren gingen altijd onbekommerd de trap op en af, je kon hun kordate stappen
gewoon horen. Dit was meer iets als ... sluipen.
Of kraakte het huis? dacht Tommie. Een oud huis kraakte vaak.
Maar kraken dat steeds dichterbij kwam?
Dit is niet in de haak` fluisterde Iris. Ze deed twee stappen naar de deur en schoof de
grendel ervoor. Moeten we de politie niet bellen?` vroeg Tommie met grote ogen.
Maar Iris schudde twijfelend haar hoofd. Wat als er toch niks aan de hand was? En ze
zaten hier immers veilig?
Meteen klonk een luide bons op de deur. Tommie sprong op en rende naar de kleine
zitkamer. Iris reikte in haar tas en begon verwoed naar haar mobieltje te zoeken. Het
bonzen ging door. De oude deur begon al een barst te vertonen. Iris slaakte een kreet van
schrik. Ten einde raad keerde ze de boodschappentas om. Er vielen mandarijnen,
broodjes en blikjes op de grond. Ze knielde neer en begon gejaagd tussen de aankopen te
zoeken naar haar mobieltje.
Iemand schopte nu tegen de deur. Er kwam een splinterig gat in, waardoor de indringers
zichtbaar werden. Van Zanten en twee maten. Een krullenbol en een potige vent met een
rode kop. Rustig blijven,` maande Van Zanten, Dan doen we je niks. Kom gewoon met
ons mee.`
Iris griste het mobieltje van de vloer en vluchtte de keuken uit, Tommie achterna. Van de
benedenverdieping kwam de stem van de buurman. Wat is daar aan de hand?`
De potige vent riep joviaal naar beneden: No problemo, is al opgelost!`
Hou het zachtjes, ja?` riep de buurman terug en sloot zijn deur.
De boeven, die bij de interruptie hun activiteiten gestaakt hadden, gingen nu verder, zij
het zachter. De potige stak een arm door het gat en trok de grendel open. De deur
zwaaide open en de mannen van La Moteur kwamen binnen.
In de zitkamer probeerde Iris het alarmnummer te bellen. Maar door de val op de
keukenvloer was het mobieltje van slag geraakt. Het scherm bleef zwart.
Tommie had in het kleine appartement al rondgekeken of er aan deze kant een andere
uitgang was. Die was er niet. Maar ze waren drie verdiepingen hoog en ze moesten toch
zien te ontsnappen.
De mannen stormden achter elkaar de kamer in. De woning was zo klein dat ze niet
allemaal tegelijk naar binnen konden. Waar zijn ze?` riep van Zanten, die achter de
potige minder zicht had op de situatie. Er was niemand in de kamer.
Toen hoorden ze vanachter de gordijnen Tommie iets roepen. De mannen haastten zich
naar het raam, ze hadden beet, hun prooi kon niet ontsnappen! Met een ruk trokken ze het

144

opwaaiende textiel weg.


Daar stonden Iris en Tommie op het raamkozijn. Beneden gaapte de diepte. Okee,
dame,` zei Van Zanten bezwerend tegen Iris, Hou je kalm, ja`.
Kom niet dichterbij!` riep Iris. De man deed een stap naar voren. Tommie en Iris zetten
zich af en sprongen met een kreet naar beneden.

145

26
Damsko

Kadra was opgehouden met schreeuwen. Ze was te hoog gestegen en te ver weg,
niemand zou haar horen. De radio was dood. Ze voelde zich erg alleen.
Beneden haar strekte het landschap zich uit als een satellietfoto van Google Maps. Ze
was zo hoog dat ze geen hoogtevrees meer had. De aarde beneden haar zag er
onwerkelijk uit. Ze had verwacht dat ze het koud zou hebben, maar haar jas hield haar
warm genoeg, beneden bij de fotograaf was het winderiger geweest. Raar was dat. Het
moest wel hard waaien want ze ging best snel. Maar in de ballon leek het wel windstil.
Boven haar hoofd spande nog steeds het gevaarte van rode stof, de prachtige ballon die
nu een dodelijk object was geworden.
De tranen op haar wangen droogden op. Ze keek naar de koeien beneden die rustig door
graasden. Hier had ze kunnen landen, als ze maar wist hoe. Ze had wel in de gaten
gekregen hoe je hoger moest, maar lager? Bij de brug en de elektriciteitsmasten had ze
zoveel gas moeten geven dat de ballon voorlopig niet meer naar beneden kwam. En
straks was ze bij de stad. Dan zou ze weer gas moeten geven, want waar kon ze dan
landen? En sturen kon niet Dat haar mooie opdracht zo moest aflopen, dat kon toch
niet meteen haar laatste opdracht ever zijn? Dat weigerde ze te geloven.
Haar vechtlust kwam weer boven. Al zou ze een paar botten breken, ze zou hier levend
uit komen. Taz! Ze speurde de naderende skyline van Amsterdam af. Waar in Damsko
zou ze terecht komen?
Ontsteld staarden Van Zanten en zijn maten naar het lege raam, waar de gordijnen
zachtjes bolden in de tocht. What the ...`
De boss was woest geweest over alles wat de runners hem geflikt hadden; hun
hoofdkwartier aan de haven kwijt, een hele plantage verloren en of dat niet genoeg was,
bleek er ook nog een tas met buit op de wietzolder gelegen te hebben. Dat Blonde Lisa
door een runner gered was, had de baas niet milder gestemd. Die domme meid had zich
door de politie laten inrekenen.
La Moteur had opdracht gegeven de liefjes van de runners te grazen te nemen. Dan
zouden die gasten wel snel met het geld op de proppen komen. Als die Somalische was
verongelukt, zouden de runners wel inzien dat het ernst was en snel akkoord gaan met de
deal om de tas te ruilen tegen die blonde meid en het kleine broertje.
Maar nu waren ze uit het raam gesprongen
Voorzichtig naderden de mannen het venster en keken omlaag.

146

Tommie was al bij de eerste trap tegen de deur naar een uitgang op zoek gegaan. En die
vond hij. Bij het raam hing een rol touw, vastgeknoopt aan een in de muur verankerde
haak, voorschrift van de brandweer voor oude gebouwen zonder nooduitgang. Tommie
opende het raam. Razendsnel ontkoppelde hij het touw en wierp het naar beneden. Vanaf
de vensterbank zag hij hoe het touw zich in de vaart ontrolde. Het was wel erg diep, drie
verdiepingen. Hij slikte. Tommie was geen runner, zoals zijn broer.
Maar nu had hij geen keus. Hij probeerde zich te herinneren hoe je ook alweer het best je
val kon breken. Terwijl het gebons op de deur veranderde in splinterend gekraak, greep
hij het touw stevig vast en riep naar Iris.
Ze kwam aangerend met haar mobieltje, probeerde het alarmnummer in te toetsen. Kom
toch, Iris!` smeekte Tommie. Snel!`
Ze hoorden de deur opengaan en de mannen binnenkomen. Iris greep het touw beet en
klom op de vensterbank waar Tommie al gehurkt zat. Jammerend keek ze in de diepte en
klemde zich vast aan het touw.
Met armen en benen, Iris!` instrueerde Tommie, Goed vasthouden!`
De mannen verschenen in de kamer. Gelukkig zaten zij nog verborgen achter de
gordijnen die Tommie weer dichtgetrokken had. Nu, Iris!` fluisterde Tommie. Maar ze
zat als verstijfd op de vensterbank. Het was een kwestie van seconden, nu. Als de mannen
hen vastgrepen was het te laat. Met een ruk viel het gordijn weg en daar stonden de
mannen.
Nu, Iris!` schreeuwde Tommie. En ze zetten zich af en sprongen.
Clyde en Arend zaten achter de luchtkokers rustig te wachten tot het tumult bedaard zou
zijn en ze verder konden. Ze waren niet ver meer van het grachtenhuis. Het plan was om
weer via het defecte bovenluik naar binnen te gaan, de tas op de zolder te leggen en snel
weer weg te gaan. Dan zou Arend bij een telefooncel de politie bellen met een anonieme
tip. Politie zou het geld vinden, Arend was ervan af.
Via Van Zanten die was vast wel ergens op een straathoek of in een caf te vinden als je
echt ging zoeken zou Arend La Moteur laten weten dat hij Lisa had gered en dat ze nu
kiet stonden. Appeltje-eitje, en de toekomst lag voor Arend weer open. Het was waar; dit
was de goede keus, dat hij eerder had gemeend de oplossing van zijn problemen in
drugsgeld te zoeken, daar schaamde hij zich nu voor.
Oppervlakkig gezien leek dat eerst een oplossing. Maar dan zou hij nooit meer van de
bende afgekomen zijn. De gangsters zouden hem opgejaagd hebben, een nieuwe riksja
zou vast ook weer gemold worden, Tommie en Iris zouden niet veilig zijn. Nee, het was
goed dat hij alles recht ging zetten.
Clyde puzzelde de brokjes gevelsteen, die hij toch nog had opgeraapt, bij elkaar tot een
geheel. Dude, dit is echt jouw ding, h` zei Arend tot hem. Hij keek glimlachend toe hoe

147

Clyde geconcentreerd probeerde het oude beeldje te reconstrueren.


Plotseling was er geluid. Geluid dat er niet hoorde te zijn. En vlakbij. Arend was meteen
alert. Hij hield een vinger tegen zijn lippen en legde een hand op Clydes arm om hem te
waarschuwen. Gealarmeerd luisterden ze, ineengedoken in hun schuilplaats.
De stem kwam als een donderslag. Het was La Moteur zelf. We weten dat jullie daar
zijn! Kom hier en geef die tas netjes af!` De gang was in de buurt!
Arend vertikte het. Hij besefte opeens dat hij La Moteur voor geen cent vertrouwde.
Willen jullie blijven leven?` klonk de diepe stem van La Moteur. Dat was een
dreigement. Arend vroeg zich af hoe hij het in zijn hoofd had kunnen halen om met de
man te gaan onderhandelen over Lisas redding. Dat zei de man duidelijk niets. Alleen
het geld telde. Bloedgeld, want de man was bereid over lijken te gaan.
Clyde werd onrustig. We kunnen de politie bellen,` fluisterde hij Arend toe. Met
tegenzin knikte Arend. Hij was gewend zijn eigen boontjes te doppen, maar het leek erop
dat ze in de val zaten. Clyde begon het alarmnummer in te toetsen.
Met een angstige schreeuw was Iris met Tommie omlaag gesprongen, beiden hielden het
touw met armen en benen omklemd. Zodra het touw na een heftige ruk, gevolgd door een
wilde zwaai, tenslotte min of meer loodrecht omlaag bleef hangen, merkte Tommie tot
zijn opluchting dat hun greep de schok had doorstaan.
Maar ze waren nog niet veilig, de boeven zouden hen achterna komen. Vlug, Iris!
Omlaag, omlaag!` Ze hadden door de sprong naar beneden al een voorsprong, waren
halverwege de tweede verdieping terecht gekomen. Ze hoefden alleen nog een stuk
omlaag te klauteren en de rest te springen. Dan konden ze ervandoor gaan.
Maar Iris was bevroren van angst. Ze kneep haar ogen stijf dicht en klemde haar armen
om het touw. Iris! Toe!` riep Tommie. Hij hing onder haar en pakte haar bij de voet,
probeerde eraan te schudden om haar tot actie te bewegen. Iris maakte een piepend
geluidje en verroerde zich niet. Help!` riep Tommie wanhopig, Help!`
Het was een rustige straat met woonhuizen en de meeste mensen waren nog niet thuis. Er
kwam niemand voorbij. De boeven konden elk ogenblik beneden komen en hen dan
gewoon opwachten. Of hen uit het touw schudden als rijp fruit uit een boom.
Juist toen Tommie zich afvroeg of hij haar alleen achter moest laten om zelf hulp te gaan
halen, ging er een raam open.
Lieve hemel!` De buurvrouw van de eerste etage, een tengere blonde vrouw, klapte haar
raam wijd open en keek op naar hen. Wat doen jullie daar? Is er brand?`
Help ons!` smeekte Tommie, Snel!` Hij zette zich af van het touw en begon resoluut
omlaag te klimmen tot hij voor het raam hing. De geschokte buurvrouw reikte naar hem
en hielp hem binnen. Toen wilde Tommie Iris omlaag coachen, zodat zij hetzelfde kon
doen. Hij stak zijn hoofd uit het raam en zag tot zijn verbazing dat Iris in plaats van
omlaag, omhoog ging.
Iris voelde het ook en deed haar ogen open. Iris! Klim omlaag, gauw!`

148

Boven hadden de boeven de haak in de muur, met het touw eraan achter het gordijn
ontdekt en waren kalm begonnen de kabel binnen te halen, met Iris eraan. En van de
twee is ook goed,` vond Van Zanten en zijn gespierde maten hesen haar op.
Tommie greep het eind van het touw en zette zich schrap. Buurvrouw Joke was intussen
de politie gaan bellen. Iris!` hijgde Tommie.
Iris worstelde om niet als een vis binnengehaald te worden. Ze moest zo snel mogelijk
naar beneden zien te klimmen, sneller dan de boeven konden hijsen. Tommie hield het
haast niet meer. Het terugtrekkende touw schuurde de huid van zijn vingers kapot.
Aahg,` kermde hij, maar hij liet niet los. Met zijn voeten schrap tegen de muur onder het
raam, zette hij zijn hele gewicht in om het touw te kunnen houden. Hij hing bijna
horizontaal tegen de muur geleund, zijn hoofd achterover, het touw strak gespannen. De
spichtige Tommie kon echter niet op tegen twee sterke kerels. Het touw glipte langzaam
maar zeker door zijn vingers. Mmhh,` Tommie kreunde van de inspanning. Was Arend
maar hier!
Trappend en spartelend trachtte Iris het raam beneden haar te bereiken voor het te laat
was. Als ze te hoog werd gehesen zou er geen weg terug meer zijn. Dan zou de hele
ontsnapping voor niets zijn geweest. Ze verloor steeds meer terrein en werd recht in de
armen van de gangsters terug getrokken.
Kadra zag met spanning hoe de weilanden plaats maakten voor gebouwen, Dat betekende
dat er geen elektriciteitsmasten en spoorkabels meer in de weg stonden. De ballon kon
weer lager komen, maar niet te laag. De gebouwen in Muiderpoort waren hoog genoeg
om haar een indicatie te geven van hoe ver ze er uit de buurt moest blijven, en daarmee
bleef ze ook hoger dan het netwerk van elektrische tramkabels dat boven de straten
gespannen was.
Ze had nu de slag te pakken, om de zoveel tijd gaf ze een hijs aan de hendel en dan spoot
er een vlam uit, die de lucht in de ballon weer verwarmde. Maar dat was alles wat ze kon
doen. Bovendien had ze de indruk dat er steeds minder gas was.
De angst sloeg haar opnieuw om het hart. Zou ze gaan neerstorten? De mand had een
bekleding van kussens en er waren handvaten om je aan vast te klampen. Maar als ze
zich in de kussens zou oprollen tegen de schok, had ze geen zicht op hoe de landing ging
verlopen. Ook kon ze dan de brander niet bedienen om de val enigszins te vertragen. Dus
wikkelde ze haar hoofd en gezicht dik in de sjaals uit het koffertje, bij wijze van
bescherming. Haar gezicht was haar toekomst, haar million dollar verzekering, dat mocht
niet beschadigd raken.
Ze gaf weer strategisch gas. De ballon mocht nu nog niet landen. Huizen, daken, straten
gleden onder haar voorbij. De ballon dreef steeds lager, mensen begonnen te wijzen en
hun mobieltjes naar boven te richten. Ze zag brandweerwagens en politiewagens
verschijnen die haar daar beneden volgden. Freddies busje moest ook ergens zijn. En was
dat niet Ginos wagen?

149

Maar ze konden haar niet helpen. Ingespannen speurde ze de omgeving af naar een plek
waar de crash het minste pijn zou doen. Dappere Kadra wist alles van pijn.

150

27
De Val

De meldkamers van politie en brandweer in Amsterdam draaiden op volle toeren.


Politieautos reden met loeiende sirenes verschillende richtingen op. De brandweer
volgde.
In de straat waar Tommie nu samen met de buurvrouw nog stand hield, was het nog
steeds stil. Buurvrouw Joke had de ingeving gekregen het touw vast te maken aan de poot
van een zwaar dressoir. Dat gaf hen even respijt, al schoof het dressoir onder invloed van
de spierkracht van de mannen boven, al onrustbarend dicht naar het raam.
Iris voelde zich als een aapje op koord, maar de koorddans beviel haar allerminst. Het
heen en weer getrokken worden door de boeven had haar nog duizeliger gemaakt en
verward hing ze aan n arm aan het touw te bengelen.
Op de zolderkamer keek de krullenbol uit het raam en riep: Ho! Stoppen! Het gaat fout,
ze gaat vallen!` De boeven stopten met hijsen, bleven het opgehesen koord nog wel
stevig vasthouden.
Iris voelde dat het touw niet meer bewoog en zag haar kans. Gedesorinteerd begon ze
omhoog te klimmen.
Iris! Iris hier!` Tommies stem kwam voor haar gevoel van de verkeerde kant. Hoe kon
dat nou?
Toen begonnen de boeven haar aan te moedigen. Goed zo, dame! Nog een klein stukje
en je bent veilig!` Dat klopte ook al niet. Iris raakte in de war. Ze bleef besluiteloos
hangen waar ze was, tussen beide partijen in. Ze had haar ogen gesloten en probeerde de
duizelingen te overwinnen. Gelukkig, zag Tommie, hield ze het touw goed vastgeklemd,
met armen en benen.
Dit schiet niet op,` vond Van Zanten humeurig, Straks komt er volk op af en dan volgen
de blauwcoppers. Moet niet n van jullie haar gaan halen?`
De twee handlangers keken onthutst. Ja, ik niet, hoor!` zei de potige, en afgeleid door
het dilemma, liet hij het binnengehaalde touw tussen zijn handen vieren.
De krullenbol hief beide handen in een afwerend gebaar waarbij het touw nog verder
naar beneden schoot, tot het weer strak aan de haak hing. Iris was nu beduidend lager en
bengelde vlakbij het raam. Tommie stak verheugd zijn arm uit en greep haar bij haar
voet.
Hier Iris! Kom, ik help je wel!` Tommie en de buurvrouw hielpen haar door het raam
naar binnen. Iris zeeg uitgeput op de vloer ineen. Buurvrouw Joke ontfermde zich over
haar. De politie komt zo, hoor, meid,` stelde ze Iris gerust.
Tommie stak zijn hoofd door het raam en keek naar boven. De boeven keken vanuit het

151

bovenraam woedend terug. Hou de deur op slot!` ried Tommie de buurvrouw.


In de zolderkamer keek Van Zanten op zijn mobieltje. De baas roept ons! Die meid is
niet meer van belang, de tas is terecht! Kom op, La Moteur wil versterking!`
De drie mannen stormden de trappen af, blij de plek te kunnen verlaten voordat de politie
er was. Toen ze de eerste verdieping passeerden gaf de krullenbol met zijn vuist een bons
op de deur en riep: Hee, hou je taai, h!`
Wat deed je nou?` vroeg de potige.
Ach, je krijgt toch een band, h,` vond de krullenbol.
Jij hecht je eigen veels te gauw,` oordeelde de potige.
Doorlopen!` zei Van Zanten.
Tommie wachtte tot hij de voetstappen op de trap hoorde wegsterven en keek dan weer
door het raam. Hij zag de gangsters vertrekken. Ze zijn weg!` zei hij opgelucht.
Langzaam en voorzichtig hadden Arend en Clyde zich over het dak bewogen, zich
telkens verdekt opstellend, aftastend waarheen ze konden gaan zonder de bende tegen het
lijf te lopen. Er bleken niet veel mogelijkheden te zijn. De weg naar beneden was
afgesloten. Vanuit hun hoge positie konden ze zien dat op strategische punten mannen
van La Moteur op wacht waren gezet.
Hoe zijn die kels eigenlijk op het dak gekomen zonder dat ze op straat gezien werden?`
vroeg Arend zich af.
Ze zijn niet zoals wij naar boven gekomen, maar via een trappenhuis, binnendoor dus,`
bedacht Clyde. Zijn gelijk werd bewezen door het galmende geluid van een deur die
ergens dichtsloeg.
Waarom geven we hen de tas niet?` vroeg Clyde aan Arend. Clyde kon gewoon voelen
dat ze van alle kanten ingesloten werden. En de politie liet op zich wachten, er scheen het
een en ander aan de hand te zijn in de stad.
Yo, geloof je dat ze ons dan laten gaan?` antwoordde Arend, Ik heb toch liever de politie
erbij, dan zijn we voorgoed van die gasten af!`
De politie gelooft misschien niet dat jij de tas terug wou zetten,` zei Clyde somber, Dan
ben je voor hen ook een drugsgangster.` De situatie was nu inderdaad anders dan toen
Clyde in Brians Inn had voorgesteld naar de politie te gaan. Ze zouden er heel anders
voor staan als Arend zichzelf toen had aangegeven met het geld. Nu zou het lijken alsof
hij was betrapt met het geld. Dat was een groot probleem.
Dat was Arend even ontgaan. Hij dacht na. Als we de tas n afgeven, gaan ze ervandoor.
Dan zijn we weer terug bij af.` Hij probeerde Clyde te overreden. We moeten wachten.
Als de politie de hele bende kan inrekenen, of in ieder geval de baas, dan kunnen we
allemaal weer gerust leven, zonder dreigementen en stalkers!`
We moeten het dus rekken?` stelde Clyde schoorvoetend vast, Hoe?`
Ik heb een idee,` zei Arend.

152

Het was ongewoon druk op de stoep voor Brians Inn. De toeristen zorgden bijkans voor
een opstopping. Vanachter de balie hield Soefian de boel in de gaten. Wat was er toch aan
de hand? Hadden die gasten nou nog niet genoeg trapgevels en bruggetjes gefilmd en
gefotografeerd? Het opgewonden gebabbel in minstens zes talen maakte hem
nieuwsgierig. Soefian verliet zijn post en kwam naar buiten. Hij moest zich langs de
roepende en wijzende jongeren wringen, maar begreep de oorzaak van alle commotie nog
niet.
Did you see that, man?` schreeuwde een toerist in korte broek naar zijn vrienden. Al
wijzend renden ze verder. Soefian keek naar de lucht, waar iedereen de blik op iets
gericht leek te hebben. Zijn ogen werden groot, zijn mond viel open.
Een enorme, kleurige ballon schoof voorbij, veel te dicht op de stad. Hij pakte zijn
mobieltje en zoomde in. Verrast liet hij het toestel zakken, keek dan opnieuw door de
zoeker. Zijn gezicht betrok. Tot zijn ontsteltenis herkende hij Kadra.
De ballon trok nu volop aandacht, op ongewone afstand zwevend boven het centrum van
Amsterdam. Het geluid van de briesende branders die met grote regelmaat door Kadra
werden aangezet, was beneden duidelijk te horen. Ook zij kon de sirenes van de
hulpdiensten heel goed horen en zien. Bij de politie en brandweer had zich nu ook een
ambulance gevoegd.
Tranen prikten Kadra in de ogen, was dit haar zwanenzang? Voor het laatst in de
schijnwerpers, voor het laatst in een gezond lichaam, voor het laatst in leven? Dat had ze
toch niet verwacht, z kort te zullen leven.
Beneden verkeerde de stad in de grootste hectiek. De politie had overlegd met Freddie en
dirigeerde de hulptroepen naar de plekken waar ze verwachtten dat de ballon zou
neerstorten wanneer de brandstof op was. Freddie zelf volgde met een verrekijker
Kadras verrichtingen. Lennie had zich met het busje bij de politie-escorte kunnen
voegen en reed mee in de colonne die de ballon probeerde bij te houden. Dat was niet zo
eenvoudig omdat ze zich aan het stratenplan moesten houden, waar de ballon gewoon
over alles heen zweefde.
Freddie stelde de verrekijker scherp zodat hij Kadras gezicht kon zien. Ze blijft kalm.
Koelbloedige meid is dat,` zei Freddie met bewondering. Ze doet het drommels goed.
Misschien loopt dit nog mooi af.` Het laatste zei hij met twijfel in zijn stem, want waar
zou ze in hemelsnaam kunnen landen zonder te crashen? De brandstof was bijna op.
Barend de fotograaf vatte echter moed door Freddies eerste opmerking. Hij pakte een van
zijn cameras uit en stelde de telelens in. Hij zoomde in op de mand en zag Kadras met
kledingstukken ingepakte gezicht waarin nu alleen de ogen zichtbaar waren. Dat was
beslist geen modefoto, maar wat een krachtig beeld!

153

De politie had in de gevarenzone het verkeer afgesloten en de rondvaarttours stopgezet.


Gino en Hadir arriveerden bij de afzetting. Hadir sprong uit de auto en liep naar de agent
die de versperring bewaakte.
Agent, mag ik erdoor, mijn vriendin zit in die ballon!` riep hij. De agent schudde zijn
hoofd, stak zijn hand uit om hem tegen te houden. Sorry meneer, u mag er niet langs, wij
moeten ons werk doen.` Hij probeerde Hadir terug te dirigeren naar de menigte die zich
bij de afzetting verzamelde.
Wat doet u dan?` riep Hadir buiten zichzelf. Op de achtergrond zag hij de ballon met een
noodvaart dalen.
De brandweer is ermee bezig, ik kan er verder niks over zeggen,` hield de agent vol. Hij
bleef de toegang blokkeren. Zo gauw als het kan, brengen we u op de hoogte,` probeerde
hij Hadir te sussen.
Wat, wanneer het te laat is?` schreeuwde Hadir, maar de agent bleef weigeren.
Gino trad voor de opgewonden Hadir. Laat mij maar even.`
Op redelijke toon begon hij tegen de agent te praten: Agent, ziet u, ik ben de manager ...`
Terwijl de agent zich tot deze ogenschijnlijk kalmere man wendde, draaide Hadir zich om
en begon in tegengestelde richting van de afzetting te rennen. Vervolgens schoot hij de
dichtstbijzijnde zijstraat in, op zoek naar een opstap. Hij vond een vuilcontainer en
duwde die al rennend tegen een geschikte gevel. Vlug begon hij naar boven te klimmen.
Eenmaal boven sprintte hij over de daken in de richting van de ballon, de versperring
voorbij.
Hij sprong over een dakrichel, rende tegen een schuin zinkplaten dak op, zette zich af en
maakte een enorme sprong, eindigend in een koprol op het aangrenzende platte dak.
Kwam weer overeind en holde verder naar waar de ballon met angstwekkende vaart
daalde.
Barend was uit Freddies busje gestapt en wrong zich door de menigte. Ook hij stuitte op
de wegversperring en werd door de arm der wet tegengehouden. Juist toen werd Hadir
door een agent ontdekt. Iedereen stond naar boven te kijken, dus was het geen wonder dat
de runner deze keer wel in het oog liep.
Barend maakte van de gelegenheid gebruik door meteen langs de agenten voorbij te
sprinten, de fotocamerass slingerend om zijn nek, en al roepende: Pers! De pers!
Persfotograaf!`
De agent die Hadir had ontdekt vergat Barend en riep naar boven: Hee daar! Kom naar
beneden! Dit is geen kermis!` Hij greep zijn portofoon om melding te maken. Gino legde
een hand op de arm van de agent om hem tegen te houden. Alstublieft! Leid hem niet af!
Straks valt hij nog!` Onzeker stopte de agent de portofoon weer weg en bleef samen met
Gino kijken naar de sprintende Hadir, hoog op de daken.
Nu waren er twee jonge waaghalzen om zich zorgen over te maken.

154

Arend wees op de daken rondom hen. Er stak n dak hoger uit dan de andere. Dat was
waarschijnlijk het huis waarvan de gevelsteen was afgewaaid. Hier is mijn plan,` zei
Arend, Ben je zover?` Clyde knikte.
Arend ging staan in de beschutting van de luchtkoker. Hij hief de tas omhoog. La
Moteur!` schreeuwde Arend, Wil je je geld hebben?`
Hij zwaaide de tas nu aan de hengsels boven zijn hoofd rond en rond om vaart te maken.
Ga het maar halen!` riep hij, mikte en liet los. De tas met geld zeilde door de lucht, recht
naar de top van het hoogste huis en zou vandaar naar beneden zijn gevallen, als het
hengsel niet was blijven haken aan de koperen vleugel van de engel op de windwijzer.
Go!` riep Arend meteen na zijn worp en hij en Clyde gingen ervandoor als een pijl uit de
boog. Er klonk een woedend gebrul op van de omringende daken. Arend was nu van de
tas af, de bende kon er niet bij en de politie kon elk moment verschijnen.
Drie vliegen in n klap, behalve dat de runners nu wel doelwit waren geworden. La
Moteur had hen nodig om de tas op te halen, geen van zijn mannen zou zich zo hoog
wagen. En dus moesten ze rennen voor hun leven.
De mannen van La Moteur kwamen tevoorschijn en trokken hun wapens. Met een paar
saltos wisten de runners enkele tegenstanders te vloeren en de omsingeling te
doorbreken. Ze zetten de vaart erin. De kogels floten Arend en Clyde om de oren, en
hoewel ze wisten dat de drugsbaas hen levend zou willen, hadden ze beslist geen lust om
in handen van de bende te vallen. Freerunning hadden ze nog nooit zo letterlijk genomen.
De achtervolgers stormden over het dak als een troep wilde buffels, zonder de elegantie
en precisie van de runners. Dakpannen schoten los en vielen naar beneden, grote schade
aanrichtend aan geparkeerde autos. Voetgangers sprongen geschrokken opzij, zochten
ijlings dekking terwijl het dakpannen regende. De brokstukken kwamen overal terecht, er
werd gegild, ramen werden haastig dichtgetrokken. Hier en daar ging een ruit aan
diggelen door een verdwaalde kogel.
Arends hart bonsde, dit had hij niet verwacht. De mannen van La Moteur waren wel erg
roekeloos, niet alleen met hun vuurwapens, maar ook in hun achtervolging. Zo waren de
runners gedwongen zelf ook meer risico te nemen. Clyde en Arend sprongen over kloven
tussen daken, balanceerden langs gevaarlijke diepten, koprolden om hun val te breken, op
onbekend, ruw terrein en schaafden hun huid open.
De achtervolging werd de gangsters te machtig. En voor een haakten de bendeleden af.
Ze durfden niet verder, vooral toen een paar waaghalzen hun greep verloren en met een
akelige schreeuw omlaag tuimelden. Het schieten stopte, de mannen van La Moteur
tuurden geschrokken omlaag naar hun verongelukte collegas.
De runners minderden vaart, keken om. In de verte waren de afgehaakte gangsters druk
aan het overleggen. La Moteur was nergens te bekennen. Clyde en Arend konden even op
adem komen. Voorover gebogen met de handen op de knien gesteund, stonden ze uit te
hijgen. Als de situatie niet zo ernstig was, zouden ze triomfantelijk naar elkaar gegrijnsd
hebben.

155

De gangsters bliezen de aftocht. Clyde veegde druppels bloed van zijn geschramde
gezicht. Voor de zekerheid gluurde Arend voorzichtig bij de dakrand naar beneden. De
kust leek veilig. Opgeruimd wilden Arend en Clyde zich uit de voeten maken, toen de
situatie opeens keerde.
Vr hen doken een paar nieuwe gasten op. Van Zanten en zijn maten. Na het fiasco bij
Iris niet van plan de runners te laten glippen. Nu werd het man tegen man. Clyde
verschrikte een aanvaller door op hem af te stormen en zich vertikaal tegen de muur
erachter te werpen, waarbij hij met zijn salto de krullenbol tackelde.
Arend daagde zijn tegenstander uit, maar wist op tijd opzij te duiken. De potige aanvaller
miste en vloog met een schreeuw van doodsangst langs hem heen. De geluksvogel kwam
met een plof op het naastgelegen lagere dak terecht.
Van Zanten zelf stond niet voor de eerste keer tegenover hen. Kom op, jongens, geef je
over,` probeerde hij hen te overreden, Dat is het beste.`
Arend en Clyde naderden hem. De dealer deinsde achteruit. Relax, no span, ja?`
Tegelijk staken Clyde en Arend beiden een arm uit en duwden hem omver. Van Zanten
gleed achterover op het gladde, hellende dak. Hij had de grootste moeite om overeind te
blijven, trachtte spartelend zijn vaart te stuiten en kwam hijgend tot stilstand, wild
zwaaiend om evenwicht te houden. Toen gleed hij met een kreet alsnog van het dak, wist
de rand te grijpen en bengelde jammerend aan de goot.
Aansteller,` zei Arend, Het is daar maar een paar meter lager, hoor.` Maar te hoog voor
de ongeoefende Van Zanten en zijn kompanen, om weer terug te kunnen klauteren.
Nu waren de runners vrij er leek hen althans niets meer in de weg te staan. Lachend
beschouwden ze het uitzicht, hun terrein. Het veld van daken was bende-vrij.
Bovenop of hangend aan de omliggende huizen, bevonden verschillende zichzelf
overschatte bendeleden zich in benarde omstandigheden. Dat werd nog een karwei voor
de brandweer. Duiven vlogen op en een eind verder kwam in de lucht een rode ballon
voorbij. In de verte klonk de politiesirene al, eindelijk! En de tas bengelde nog altijd in
top.
Juist stond Arend op het punt zichzelf te feliciteren met zijn listige stunt, toen een
dreigende stem achter hen klonk. Dus jij dacht te ontkomen?`
La Moteur. Niet weer. Langzaam draaiden Arend en Clyde zich om. De drugsbaas hield
een vuurwapen op hen gericht. Zo, nu ga jij mooi die tas voor me halen, ` sprak hij tot
Arend, Of je vriend hier is er geweest.`
Ze waren verslagen. Arend hief zijn handen ten teken van overgave. Laat hem erbuiten,`
zei hij, Als je hem laat gaan, haal ik de tas wel.`
Denk je dat jij het hier voor het zeggen hebt?` sneerde La Moteur, Schiet nou maar op,
voor de politie hier is!`

156

Arend begon in de richting van het hoge huis met de windwijzer te klimmen. Dit was
bitter, al hun moeite zou voor niets zijn, ze waren weer terug bij af.
Maar Clyde wilde dat het n afgelopen was. Hij had er schoon genoeg van. Doe het niet,
Arend!` riep hij.
Dat had La Moteur niet verwacht. Het dak was ook niet zijn terrein, hier golden blijkbaar
heel andere regels. En vooral die van de zwaartekracht, zijn mannen waren duidelijk
verslagen. Maar hij gaf niet op, dat lag niet in zijn aard. Clydes protest had hem echter
afgeleid, La Moteur wendde zijn blik naar Arend om te zien welk bevel die zou
opvolgen.
Clyde kwam onmiddellijk in actie. La Moteur meende op veilige afstand te staan, maar
de runner nam een snelle sprint, zette zich af en belandde met een sprong op La Moteur.
Die verloor zijn vuurwapen en zijn evenwicht. Samen schoven ze schrikbarend snel
omlaag over het hellende dak.
Arend bemerkte de worsteling en daalde zo snel als hij kon af om zijn vriend te hulp te
schieten. Maar hij was er niet snel genoeg bij. La Moteur hield Clyde in een wurggreep,
samen rolden ze verder terwijl Clyde zich uit de verstikkende omhelzing probeerde los te
wrikken. De rand van het dak naderde rap, dat besef drong nu ook tot La Moteur door,
die vergeten was dat hij niet op eigen terrein vocht.
Plots in paniek klampte de drugsbaas zich nog stijver vast aan de runner. Clyde gebruikte
verwoed zijn armen en benen om een oneffenheid te zoeken waaraan hij zich kon
vasthaken. Man, laat los!` perste Clyde eruit, Zo gaan we eraan!`
Maar La Moteur scheen vastbesloten Clyde in zijn val mee te nemen. Hij was niet voor
rede vatbaar en sleurde de runner in zijn vaart mee.
Arend!` wist Clyde nog uit te brengen. Met afgrijzen zag Arend de drugsbaas en zijn
vriend akelig langzaam naar de rand rollen. En dan, in een oogwenk, over de rand gaan.
Hij schreeuwde Clydes naam. Toen was het dak leeg.
De stenen woestenij beneden haar werd op regelmatige afstanden doorsneden door
smalle stroompjes donker water, haast onzichtbaar in de omkadering van huizen en
bomen. Verderop strekte het Ij zich uit, het meer achter het Centraal Station. Daar had
Kadra haar zinnen op gezet. Water! Dat zou de schok van de noodlanding toch zachter
moeten maken, in ieder geval minder hard dan steen.
Ze probeerde de ballon zo lang mogelijk in de lucht te houden, tot ze boven het Ij zou
komen. Maar de brander begon steeds vaker te haperen, de vlam werd almaar kleiner. De
hoop die Kadra had gekoesterd toen ze het Ij had ontwaard, verdween weer. De angst
werd weer heviger. Ze zou het niet halen! Het Ij-meer was nog te ver en de ballon daalde
nu razendsnel, wat te doen? Was er nog een oplossing? Springen?
Maar dat ging niet, de ballon ging te hard, zo kon ze haar sprong niet berekenen, en het
was haar niet duidelijk wat het juiste moment zou zijn voor een sprong op de juiste
afstand. De afstand met de meeste overlevingskans.

157

Misschien was het toch beter in de ballon te blijven, die kon de schok opvangen. En wat
zag ze daar? Een glimp water? Ja, daar, de gracht! Daar moest het gebeuren!
Maar de gracht was zo smal, zo verschrikkelijk smal. Hoe zou het ooit lukken om de
ballon in volle vaart, te mikken in dat smalle stroompje tussen al het bakstenen geweld
van straten, bruggen, huizenblokken, torens en daken.
En toen had ze geen keus meer, de brandstof was op. De brander deed het niet meer.
Oooh!` Kadra greep de handvaten in de mand beet, drukte zichzelf in de kussens en
rolde zich op als een bal. Ze greep zich krampachtig vast en zette zich schrap.
Clyde!` Wanhopig keek Arend vanaf het dak naar de straat beneden, waar de lichamen
van La Moteur en Clyde lagen. Beiden lagen bewegingloos. Het lichaam van La Moteur
lag in een rare houding in een plas bloed. Clyde lag ruggelings half over hem heen, een
been onnatuurlijk geknakt, zijn ogen gesloten.
Snel daalde Arend af. Om de hoek kwam al een politieauto aan. Eenmaal op de grond
beland, rende Arend naar zijn vriend toe en boog zich over hem heen. Clydes gezicht
was bebloed, hij ademde nog, maar was buiten bewustzijn.
Clyde,` zei Arend met verstikte stem. Als alles maar goed kwam, hij kon zijn vriend zo
toch niet verliezen? En het was nog wel zijn schuld, Clyde had niets met de criminelen te
maken willen hebben.
De politiemannen hadden de lichamen op de grond en de ravage van de omgeving in een
blik opgenomen, en de ene stond in zijn portofoon te praten. De andere knielde bij de
slachtoffers neer en nam hun toestand op. Daarna wendde hij zich tot de doodsbleke
Arend die nog steeds verslagen bij Clyde zat.
Ambulance en brandweer komen eraan, jongen,` zei hij, Sta op.` En hij deed Arend de
handboeien om.
De ballon stevende recht op de daken af, de mand schampte met een bons de bovenkant
van een paar huizen, knakte een rij schotelantennes, stortte neer nog vr de gracht was
bereikt. De mand crashte op een dak, kantelde, de ballon kapseisde. De touwen bleven
haken in de bomen langs het water, rekten mee. Door de vaart werd de ballon
voortgestuwd en bereikte de gracht. Met een klap schoot het gevaarte naar het water, de
touwen knapten en het felrode geval plofte in de gracht. De hete lucht siste en borrelde in
het water, een grote stoomwolk ontstond boven de gracht. De gescheurde ballon zonk
gedeeltelijk, een deel bleef drijven, vormde een patroon van half verzonken, bubbelende
rode kussentjes op het wateroppervlak.
De mand lag nog op zijn kant bovenop het dak. Kadra lag op het geknakte middenschot
dat de mand in twee compartimenten verdeelde. Ze was versuft door de schok. Met
gesloten ogen lag ze op de kussenbekleding van de mand, en vroeg zich af of ze al haar
ledematen nog kon bewegen. Door de klap voelde haar hele lijf verdoofd aan. Maar ze

158

ademde tenminste nog ...


Kreunend probeerde ze of ze overeind kon komen. Dat lukte niet. Haar armen deden niet
mee. Toen zag ze dat ze haar armen tot de ellebogen door de handvaten had gehaakt om
dubbel houvast te hebben. Dat had voorkomen dat ze bij de landing de mand uit
geschoten was. Maar haar armen deden nu hevige pijn, die moesten ontwricht zijn door
de heftige ruk en de onnatuurlijke houding waarin ze door de noodlanding geforceerd
waren. De sjaals om haar hoofd waren losgeschoten. Er liep bloed langs haar gezicht, ze
moest ergens tegenaan zijn gestoten.
Kon ze maar overeind komen, maar haar armen zaten nog gevangen in de touwen van de
handvaten en bewegen deed verschrikkelijk pijn. Ze bleef berustend liggen en wachtte op
hulp.
Toen begon de mand van het dak af te schuiven. Oh nee! Deze keer kon ze niet eens een
veiliger houding aannemen om zichzelf te beschermen. Of uit de mand klimmen.
Hulpeloos begon ze te huilen. Hoeveel geluk kon een mens hebben? Dat van haar moest
onderhand wel op zijn. Dat was het dan. Ze viel alsnog te pletter.
De mand schoof over het dak, maakte vaart, viel. Bleef steken in de boomtakken. Dat
kon niet lang duren, de mand was te zwaar voor de takken, die zouden gaan afbreken.
Ng een val?` mompelde Kadra half bewusteloos. Kwam er dan nooit een eind aan?
Waarom was het niet snel afgelopen?
Van veraf bereikten haar de krakende geluiden van brekende takken. Het gekraak werd
luider. Iemand trok aan haar lichaam, probeerde haar uit de mand te hijsen. Ze kreunde.
Khalila`. Kadra opende haar ogen. Daar was Hadir. Hij trok met zijn zakmes de touwen
stuk die haar armen gevangen hielden, bevrijdde haar.
Ze rolde zich om, strekte haar benen. Trachtte zich op te richten, maar kermde van pijn
toen ze op haar armen wilde steunen en zakte weer terug. Door haar pijn heen kwam de
opluchting. Ze leefde! En ze kon zich bewegen.
Hadir sloeg zijn armen om haar heen, tilde haar overeind en zei: Ik laat je niet meer los`.
Geef je haar even aan, knul?` De brandweer was gekomen met een ladder, er klommen
hulpverlerners omhoog, terwijl anderen de mand met ladders stutten om deze stabiel te
houden. Ambulancebroeders kwamen erbij, hielden onderaan de boom een brancard
omhoog.
Kadra keek Hadir vanonder betraande wimpers aan en wist wat hij bedoelde. Terwijl ze
door haar pijn heen naar Hadir glimlachte, klikte Barend zijn prijsfoto.

159

28
Peepz

Clyde sloeg zijn ogen op. Hij lag in bed. Dat kon hij voelen, maar de omgeving was
donker. Hij deed zijn ogen weer dicht. Langzaam kwamen zijn zintuigen op gang. Zijn
keel was droog, zijn ledematen voelden te zwaar om te bewegen, hij hoorde zachte
piepjes van een apparaat. Wat kon dat zijn?
Denken kostte moeite, hij voelde zich versuft en zijn wazige hoofd deed pijn. Opnieuw
probeerde hij zich te bewegen, maar dat lukte niet. Zijn hoofd en ledematen leken niet
mee te werken, dat was heel vreemd. En beangstigend.
Hij wilde iets zeggen, roepen, maar er kwam alleen een schor gekreun uit zijn keel. In
zijn binnenste begon een gevoel van paniek op te komen. Hij kon niet bewegen, praten of
zien. Waarom kon hij niets? Wat was er gebeurd?
Hij moest een ongeluk hebben gehad. En hij leefde nog, maar hoe? Wat zou er van hem
worden als hij niets kon? Een traan gleed langs zijn gezicht in het kussen, hij voelde zich
ellendig. En doodmoe.
Vlak voordat Clyde weer door slaap overmand werd, merkte hij dat er iemand in de buurt
was die iets bij zijn bed kwam doen. Ergens stelde dat hem gerust. Toen zakte hij in
droomloze vergetelheid.
Clyde, mi boi, ben je wakker?` Dat was de stem van zijn moeder. Ma?` Het kostte
moeite om te praten. Hij hoorde stemmen en gekletter, iemand prikte in zijn arm. Hij
probeerde zich te bewegen. Rustig, even wachten, jij mag zometeen.` De vriendelijke
stem van een onbekende. Zo, klaar. Hoe voel je je?`
Clyde deed zijn ogen weer open. Er stonden mensen rond zijn bed. Hij knipperde en
slaagde erin de omgeving scherper te zien. Mensen in het wit, een dokter en een
verpleegster zo te zien, en zijn moeder. Zijn moeder keek ernstig.
Hij probeerde overeind te komen. De verpleegster maakte een sussend geluid en legde
haar hand op zijn schouder met zachte druk, om te duiden dat hij moest blijven liggen.
Wat wat is er gebeurd?` stamelde hij. Hij kon tenminste praten.
Dat zou ik ook wel willen weten,` antwoordde zijn moeder droog.
De dokter scheen met een lampje in Clydes ogen, stelde vragen en liet hem zijn
gekneusde, stramme ledematen bewegen, wat met moeite lukte. Behalve zijn rechterbeen,
want die lag in het gips. En zijn nek zat in een nekkraag, bovendien was hij duizelig en
had hij fikse koppijn.
Nou, jongen,` zei de dokter tenslotte, Jij hebt ontzettend geboft. Ik zou dit echter niet
meer herhalen, als je in leven wil blijven.`
160

Mevrouw Belfor snoof misnoegd. Clyde had haar vast behoorlijk pissig gemaakt. De
dokter en de zuster verlieten de kamer. Langzaam begon Clyde zich te herinneren wat er
was gebeurd.
Hoe is het met de anderen?` vroeg hij. Zijn moeder gaf hem net te drinken uit een
beker met een rietje. Arend heeft niets,` zij zijn moeder kortaf terwijl ze de beker
wegzette. Ze was duidelijk ook boos op Arend, ze had Clyde nog z voor een dergelijke
vriend gewaarschuwd.
Met een strak gezicht wendde ze zich naar Clyde en keek hem aan. Die andere vent is
verlamd,` zei ze plompverloren.
Wat?` Clyde was geschokt. La Moteur?
Dat had jou ook kunnen overkomen,` zei zijn moeder, Je had het geluk dat zijn lichaam
jouw val heeft gebroken. Maar hij heeft een gebroken rug en zware hersenschade. Die
wordt nooit meer de oude, zal in een rolstoel moeten en mag al blij zijn als hij nog een
zinnig woord uit kan brengen.`
Dat kwam aan. Clyde gunde niemand een dergelijk lot, zelfs La Moteur niet, waarom had
die vent nou niet willen luisteren en hem losgelaten, toen ze over het dak rolden? Dan
hadden ze de handen vrij gehad en
Wat moest je nou met een crimineel?` interrumpeerde zijn moeders stemgeluid zijn
gedachten. De politie gaat je daarover nog ondervragen. Maar nu moet je rusten.` Ze
keek hem aan alsof ze op het punt stond hem uit te foeteren, maar toen barstte ze opeens
in snikken uit.
Ma, het spijt me,` zei Clyde, hij voelde zich rot dat hij zijn moeder die altijd zo beheerst
was, aan het huilen had gemaakt. En opeens besefte hij wat een geluk hij had gehad.
De cel was kaal en klein, zonder ramen naar buiten, alleen een ruitje voor de bewaker.
Het rook er naar oud zweet en ontsmettingsmiddel. Hoeveel verdachten en
wetsovertreders hadden hier vr hem al gevangen gezeten? Arend moest er een paar
slapeloze nachten doorbrengen, en enkele dagen waarin hij een paar keer voor verhoor
was opgehaald. Het grootste deel van de tijd had hij nutteloze uren zitten balen, dat hij
niet bij zijn vrienden en familie kon zijn. Via Hadir had hij vernomen van de hectische
belevenissen van Tommie, Iris en Kadra. En dat Clyde het overleefd had.
Toen had Arend tranen van verlichting geplengd. Het was een wonder dat iedereen er zo
goed van af gekomen was. Wat als er iemand blijvend letsel had opgelopen? Dat had heel
goed gekund.
Tijdens de lange uren in de cel had Arend veel tijd om na te denken over de
gebeurtenissen. En over zijn eigen situatie. Hij had de politie alles verteld wat er gebeurd
was en had benadrukt dat Clyde er door hem bij betrokken was geraakt, maar onschuldig
was. Het viel niet mee om die verklaring vol te houden, want de politie wilde zeker weten
wat de rol van de runners in de Zaak van het Dorre Woud` was en stelde harde
strikvragen.

161

Via de Ballon Affaire` was ook Hadir betrokken geraakt bij het onderzoek, hoewel Arend
zijn naam niet genoemd had. Het had niet veel gescheeld of ook Hadir was in de cel
beland, Clyde zat al min of meer vast` in het ziekenhuis. Gelukkig waren er verklaringen
van anderen die voor hen pleitten.
Nadat Arend was gearresteerd had de brandweer de handen vol gehad aan het verlossen
van bendeleden uit benarde posities. De anderen hadden weten te ontsnappen via
trappenhuis of brandtrap, maar de politie was bezig hen op te sporen.
Dankzij de bekentenissen van opgepakte bendeleden, hulp van de runners en van zijn
vrienden, kwam Arend op de derde dag op vrije voeten. De doorslag was gegeven door
Blonde Lisa, die verbitterd was over het feit dat La Moteur haar zomaar had laten
stikken. En Arend had nog wat tegoed van haar. Haar getuigenis pleitte hem vrij, hij zou
er met een lichte taakstraf vanaf komen. Clyde en Hadir gingen vrijuit.
De politie was blij dat de bende opgerold kon worden, de Zaak van het Dorre Woud was
opgelost, de buit werd door justitie in beslag genomen. Het verlies van La Moteur had de
bende uit elkaar doen vallen. Iris hoefde dus niet te vrezen dat ze nog gestalkt zou
worden.
Tommie was teruggegaan naar huis, de onderhuurders waren al vertrokken en zijn
moeder kwam iets eerder terug uit Spanje. Tom had nog een week vakantie en kon zijn
vrienden stoere verhalen vertellen over zijn avonturen.
Er was veel aandacht gekomen van de pers. In de kranten was de hele zaak breed
uitgemeten; eerst de crash met de ballon en toen bleek dat die gekoppeld kon worden aan
de bende, kwam er steeds meer.
Justitie had beslag gelegd op de bezittingen van La Moteur en de andere bendeleden. De
verzekeringen betaalden Antonio zijn verloren bike terug en Freddie zijn ballon. Daarna
wierpen de verzekeringsmaatschappijen zich op de veroorzakers en dienden een forse
claim in bij de bende.
My Peepz!` Arend sloeg Michel en Raskol op de schouders. Dankzij hun getuigenissen
over de last die hij van de bende had gehad op de riksjastand, was Arend goed uit de hele
zaak gekomen. Hij was zijn bike-kameraden meteen na zijn vertrek uit het politiebureau
gaan opzoeken. Raskol highfivede met Arend, zijn verweerde gezicht plooide zich in een
brede lach. Maar Michel keek hem ernstig aan.
Ga weer naar school, Arend!` zei hij, Jij bent nog jong en hebt meer kansen. Laat die
niet te vroeg schieten!` Arend wuifde Michels argumenten weg, waarom zou hij niet
gewoon de draad oppakken en verder gaan nu hij weer op vrije voeten was? Maar Michel
was er heel serieus over. Hij hoofdschudde toen Arend begon over een nieuwe riksja en
keek nog bedenkelijker toen zijn eerdere werk als levend standbeeld ter sprake kwam.
Toen beide mannen weer aan de slag moesten, liep Arend peinzend naar het Centraal
Station voor de metro naar het AMC. Zou hij zich maandag weer bij Antonio aanmelden?

162

29
Veranderingen en plannen

Tot Arends verrassing stond zijn moeder opeens op de stoep bij Brians Inn. Ze had hem
niet in de cel opgezocht, omdat ze pas vanochtend uit Spanje was teruggekeerd. Arend
kwam net van het ziekenhuis waar hij Clyde en Kadra had opgezocht. De
zondagmiddagdrukte in Brians Inn was in volle gang. Toeristen kwamen net aan of
pakten juist hun koffers. Kom je binnen?` vroeg Arend en realiseerde zich dan dat het
misschien geen goed idee was dat zijn moeder de plek zag waar Tommie had gelogeerd;
hij had er eerder een rooskleuriger beeld van geschilderd.
Zijn moeders blik dwaalde naar een groep ongewassen en ongeschoren backpackers, die
hun uitpuilende rugzakken naar binnen zeulden en ze schudde haar hoofd. Ze kwam
meteen ter zake.
Kom weer thuis wonen, Arend,` zei ze overredend. Ze keek wat verlegen, maar scheen
ook meer vastberaden dan hij haar ooit had gezien. Was ze door nervositeit altijd aan de
magere kant geweest, Spanje had haar zowaar wat in gewicht doen toenemen, het stond
haar goed en ze leek meer zelfbewust.
Gerrit ` begon Arend, maar ze viel hem in de rede: Die is weg, en hij komt niet meer
terug! Ik heb gebroken met hem.` Ze rechtte haar rug als om haar woorden kracht bij te
zetten.
Het bleek dat de vakantie in Spanje een ramp was geweest, Gerrit dronk stevig en
veroorzaakte schandaal op schandaal op de camping, met zijn dronkemansgedoe. Arends
moeder had zich geschaamd voor hem. Gerrits wangedrag had zich eerder steeds
binnenshuis afgespeeld, voor het eerst zag Anneke in het openbaar wat voor figuur Gerrit
was.
En nu haar kinderen er niet bij waren, begon hij bovendien steeds meer en erger op haar
te vitten. De situatie werd onhoudbaar. Voorheen bleven de uitbarstingen beperkt tot de
huiskamer, en in de stad speelde zich alles af in redelijke anonimiteit, maar op de
camping was er geen privacy. In de kleine gemeenschap wist binnen de kortste keren
iedereen over Gerrits drankprobleem.
Een aantal vrouwen kon het niet langer aanzien en had Anneke apart genomen en met
haar gepraat. Voor het eerst had Anneke begrepen wat haar kinderen al die jaren hadden
moeten doorstaan. Ze was Arend al kwijtgeraakt en het zat er dik in dat Tommie zou
volgen. Anneke hakte eindelijk de knoop door en zette Gerrit eruit.
Van nu af aan wordt alles anders,` zei ze met spijt in haar stem, Ik had het nooit zo ver
moeten laten komen. Dit heeft veel te lang geduurd.`
Arend was onuitsprekelijk opgelucht. Was je maar eerder naar Spanje gegaan!` zei hij.

163

Natuurlijk kwam hij weer thuis, Tommie had hem nodig. En hijzelf moest weer naar
school, zijn diploma halen!
Na een paar dagen voelde Clyde zich al een stuk beter, de nekkraag mocht los en hij had
niet meer zon hoofdpijn. Hij zat rechtop in bed, met zijn moeder aan de ene zijde, en
Johan Brands aan de andere kant. Nadat hij zich bij zijn moeder had verontschuldigd
voor alle problemen, wilde zij dat hij zijn runnersactiviteiten zou opgeven. Dat wilde hij
niet meteen beloven.
Ma, het leven is te kort om er niet van te genieten!`
Mevrouw Belfor zei: En als je zo doorgaat wordt dat leven nog korter!`
Al had Clyde intussen zelf ook bedenkingen gekregen over de dak-acrobatiek die hem
bijna het leven had gekost, hij wilde dat niet meteen toegeven. Toch wachtte hem nog een
lange herstelperiode, voor hij zelfs maar in training kon gaan om weer in conditie te
komen. Het dak zou sowieso lang op hem moeten wachten.
Er kwam een broeder in een witte jas binnen. Hij hield een dossier in zijn handen waarin
hij las, wierp dan een blik op Clyde en grapte: Hee, gast! Wat heb jij toch uitgespookt,
als Zwarte Piet op het dak, h!`
Mevrouw Belfors gezicht bleef uitdrukkingloos, als uit steen gehouwen. Maar Johan
Brands zei scherp: Dat is niet erg gepast, vindt u ook niet?`
De verpleger schrok en verontschuldigde zich sputterend, trok zich gauw terug. Johan
klopte Clyde geruststellend op zijn arm. Een eigenaardig gevoel trok door Clyde heen.
Voor het eerst van zijn leven voelde hij zich door een vader beschermd.
Zijn moeder, die zich waardig had gehouden, glimlachte naar Johan. Die bloosde zowaar.
Clyde schraapte zijn keel. Hij had veel tijd in het ziekenhuisbed doorgebracht met uit het
raam staren en over zijn toekomst nadenken, nu hij gelukkig nog een toekomst had.
Ma,` zei hij, Ik weet wat ik wil gaan studeren.` Zijn moeder keek op.
Clyde keek van zijn moeder naar Johan. Hij haalde diep adem. Kunstgeschiedenis.`
Mevrouw Belfor keek verbaasd, maar Johan Brands straalde.
Kunst?` zei zijn moeder, Daar kun je toch niet van leven, jongen. Waarom ga je niet in
de accountancy `
Maar Johan viel in: Wat een goed idee! Volgens mij heb je daar wel gevoel voor!`
Mevrouw Belfor leek nog niet overtuigd, maar ze was om toen Johan zei dat Clyde dan
eerst nog het VWO moest doen.
Ja,` knikte Clyde, blij dat hij eindelijk zicht had op wat hij met zijn leven wilde.
Iris! Wacht even!` Arend rende naar haar toe. Iris had net op haar fiets willen stappen.
Na alles wat ze had meegemaakt, was ze er niet erg happig op om zich nog met de
runners in te laten. Ze stond tegenover de Munttoren bij de stalling geparkeerd en zag
Arend aan de overzijde van de straat, van de Bloemenmarkt komen. Hij werd

164

opgehouden door het gedrang van de toeristen en het verkeer.


Ze kon haar fiets nog pakken en wegrijden, hij moest toch wachten tot het verkeer bij
rood licht zou stoppen. Als ze niet zou omkijken, zou het net zijn alsof ze hem niet had
gezien. Ze kon weg zijn voor hij het zebrapad was overgestoken. Dat zou wel het beste
zijn. Maar ze bleef toch staan, al was het met tegenzin.
Arend bereikte haar en toverde een boeket rode rozen tevoorschijn. Dit is om je te
bedanken voor wat je voor Tommie en mij hebt gedaan! Het spijt me erg dat je dat
allemaal hebt moeten doorstaan.`
Iris nam verrast de bloemen aan. Nou ja, jij kon er niet echt wat aan doen,` gaf ze
schoorvoetend toe. Arend waagde meteen een poging. Wil je iets met me gaan drinken?`
Ze keek hem weifelend aan. Echt,` probeerde Arend haar te overtuigen, Ik stop met het
straatleven. Ik ga weer naar school.`
Achter hen begon het carillon van de nabije toren te klingelen. De tonen van een
Oudhollands liedje klonken over het Muntplein. Arend wachtte op haar antwoord. Iris
aarzelde. Sinds ze Arend had leren kennen had ze met de ene onaangename situatie na de
andere te maken gehad. Het was wel niet allemaal zijn schuld, maar toch. Intussen
klingelde het carillon maar door. Het ritme werd met dwingende herhalingen steeds
dringender.
Die carillonspeler voert de spanning wel hoog op, h,` merkte Arend op.
Dat brak het ijs. Ze lachte. Vooruit dan,` stemde Iris toe.
Fijn,` zei Arend verheugd, Ik weet hier vlakbij een leuke tent.`
Samen wandelden ze verder.
De kamer van Kadra stond vol met bossen bloemen en dozen met lekkers, gebracht door
haar vriendinnen. Gino had voor een privkamer gezorgd. Hadir gooide een stapel
kranten en tijdschriften neer op Kadras ziekenhuisbed. Ze zat rechtop in de kussens en
bestudeerde in een handspiegel de hechtingen opzij van haar hoofd. Haar kaak vertoonde
blauwe plekken en haar handen waren verbonden, een arm hing in een mitella.
Hadir gaf haar een kus en opende dan de bladen voor haar. Kijk! Barend heeft een
prachtige fotoserie van jou in de ballon gemaakt!`
Kadra trok een gezicht. Ze had echt geen zin om de stress van het ballon-avontuur te
herbeleven. Maar het was waar: het tijdschrift had de eerste en de laatste fotos van haar
in de ballon gecombineerd onder de titel De prinses van de Prinsengracht`. Het contrast
tussen de luchtige modereportage en de intensiteit van de latere ballonfotos was groot,
maar leverde ook prachtige beelden op. Met als hoogtepunt de foto waar zij en Hadir in
close-up samen op stonden, gemaakt toen hij haar in de boom had gered. Barend verstond
zijn vak.
Hadir klom op het bed en ging naast haar zitten. Kadra legde haar hoofd op zijn schouder.
Samen bekeken ze wat de kranten en bladen hadden geschreven. Al bladerend vormde
zich bij Hadir een nieuwe gedachte.

165

Kadra,` zei hij, Ik krijg een idee. Een plan dat ons kan helpen. Maar je moet me
vertrouwen. Als je meewerkt, dan kunnen we een hit hebben!`
Kadra keek op. Aan nieuwe avonturen moest ze nu niet denken. Maar Hadir was serieus.
A bun,` antwoordde ze, Als jij het zegt geloof ik je, manis.` En Hadir ontvouwde zijn
plannen voor haar. Daarna maakte hij aanstalten om te vertrekken, zijn meisje moest nog
veel rusten. Maar ze hield hem tegen. Wacht, Hadir!`
Heb je iets nodig? Flesje water?` vroeg hij, al gereed om haar te helpen.
Shaar tawil?` Langhaar, haar koosnaam voor hem. Hadir keek haar glimlachend aan.
Wat is er, khalila?`
Ik moet je iets vertellen.` Kadra speelde een beetje met een haarlok, draaide een krul met
de hand die niet in de mitella hing. Ze leek opeens verlegen. Dat was ongewoon. Maar ze
keek ook blij. Wat was er aan de hand? Hadir kwam dichterbij.
De dokter heeft mij onderzocht.` Ze zweeg.
Toen hervatte ze: Hij zegt dat ik geholpen kan worden. Over een paar maanden of zo.
Het wordt niet als vr de besnijdenis, maar hij kan het toch zo herstellen dat ik kinderen
kan krijgen als ik wil en ... eh, dus sex kan hebben.`
Hadir keek verheugd. Echt? Dat is goed nieuws!`
Wat een trobi om weer een operatie te krijgen,` zei Kadra bedrukt, maar tenminste krijg
ik deze keer verdoving.` Ze produceerde een scheef glimlachje.
Hadir sloeg zijn armen beschermend om haar heen. Ik zal je steunen,` zei hij, Je bent
niet alleen.`
Sabi, ik weet het,` zei Kadra en beantwoordde zijn kus.

166

30
Balloon Girl

Hadir begon aan zijn plan de campagne. Hij maakte op Facebook een pagina aan over
Kadras avontuur met de ballon en vroeg om ooggetuigen. Daarna zat hij in spanning te
wachten op reacties. Eerst leek er niets te gebeuren. Onrustig hield hij de computer in de
gaten. Toen stuurde oom Moershid hem weg om boodschappen te doen.
Hij haastte zich naar de supermarkt, werkte het lijstje af en gooide de boodschappen in
het karretje, verbeet zijn ongeduld in de rij voor de kassa, sprintte dan bijkans met de
volle tas naar huis.
Daar drukte hij de tas in handen van Tomate en rende gauw naar boven, naar de
computer. Het duurde even voor het scherm weer was opgestart, maar toen, eindelijk,
waren daar de eerste reacties. Digitale fotoss gemaakt met mobieltjes, fotocameras, en
filmpjes van I-pads en videocameras. Van vijf groeide het aantal al spoedig naar twintig.
En toen kwam de vaart erin.
Uit de hele wereld postten bezoekers hun filmpjes en fotos van de ballon, genomen op
die gedenkwaardige dag. De posts kwamen van overal; van Amerika tot Itali en van
Australi tot Japan. Op de dag van de ballon crash waren duizenden toeristen in
Amsterdam op bezoek en velen hadden de onverwachte gebeurtenis vastgelegd. De
mensen die de posts opstuurden, vonden het leuk dat ze getuige waren geweest van iets
dat de stad in rep en roer had gebracht, maar niettemin een happy end had.
Al die amateurfotografen onderhielden een kring van connecties, vrienden en familie, die
allemaal een kijkje namen op de pagina van Balloon Girl in Amsterdam, zoals Hadir die
had gedoopt. Het aantal commentaren, fotos en likes groeide met het uur.
Die nacht sliep Hadir nauwelijks. Hij had zijn mobieltje aangezet en telkens als er weer
iemand een opmerking had geplaatst, klonk er een zachte ping en lichtte het scherm op.
Dan richtte hij zich weer op in bed om het bericht te lezen. Het ging allemaal precies
volgens plan!
Hadir vond het tijd worden voor de volgende stap.
Hij haalde oom Moershid over om als laatste redmiddel voor het restaurant, alle
ouderwetse tierelantijnen eruit te gooien. De deuren van het restaurant gingen dicht voor
de renovatie. En daar gingen alle draperien, kussentjes, kwastjes en snuisterijen. Alles
werd verzameld in kartonnen supermarktdozen. Oom Moershid keek lichtelijk ontdaan
naar de volle dozen en de kale muren, maar hield zich in. Als dit niet hielp, zou het
restaurant binnenkort toch ontruimd moeten worden.
De oude meubels liet Hadir staan, er was geen geld voor nieuwe, maar gelukkig was het
167

in de horeca in` om vintage meubels in de zaak te hebben. Samen met Arend en Tomate
ging hij aan het werk. Hij kocht een paar grote emmers verf en ze schilderden de zaak
van binnen op in helder wit. De oude decoraties verkochten ze aan een koopman op het
Waterlooplein. Toen was er een beetje budget.
Hadir sloot een deal met Barend en liet de modefotos van Kadra in de ballon vergroten
en inlijsten. Barends werk had door de gepubliceerde fotos zoveel aandacht en nieuwe
opdrachten opgeleverd, dat hij het niet erg vond om Hadir de fotos tegen een sterk
gereduceerde prijs te af te staan, bovendien leverde het hem weer reclame op. Want Hadir
hing de fotos op in het restaurant. De witte wanden werden nu gesierd door grote
vrolijke fotos, de inrichting bestond nog uit oude kroonluchters en rood pluchen stoelen.
Het geheel zag er niet gek uit, vond Hadir.
Amh,` vroeg hij, Zouden we het restaurant niet Amsterdam Marrakech` kunnen
noemen? Wat vindt u ervan?` Oom Moershid trok zijn borstelige wenkbrauwen op. Maar
vooruit, er was al zoveel veranderd en het zag er inderdaad niet slechter uit. En dus kwam
er ook een nieuw naambord. Arend hielp het bord op te hangen. De menukaarten en
folders bleven voorlopig hetzelfde, als er later geld voor zou komen, konden ze die
alsnog veranderen.
Nu is er echt geen budget meer, Hadir,` zei zijn oom.
Geen zorgen, Amh,` antwoordde Hadir, Vanaf nu zal het beter gaan.`
Hadir sloeg zijn armen om Arend en Tomate heen. Dudes,` zei hij, Ik heb er een goed
gevoel over!`
Zie je wel,` zei oom Moershid, Jij hebt een neus voor zaken, Hadir, dat heb ik altijd al
gedacht!`
Barend was niet de enige die zijn vak verstond. Ook Gino liet zich van zijn beste kant
zien. Hij zorgde ervoor dat Kadra ook haar aandeel kreeg van de publiciteit en
regelde nieuwe opdrachten, voor als ze binnenkort hersteld zou zijn.
Door alle aandacht kwamen er allerlei aanbiedingen: van modeshows tot fotoshoots, zelfs
een reclamespot voor frisdrank. Ginos mobieltje leek wel aan zijn oor vergroeid te
raken.
Er kwamen ook aanvragen voor interviews. Met deze aanbiedingen zat Gino een beetje in
zijn maag. Moest hij Kadra aan het woord laten? Was het niet verstandiger om het alleen
bij poseren te houden? Enfin, eerst moest ze toch herstellen.
Toen belde Hadir hem. Hij had een idee. Wat als ze een internetvideo zouden maken in
restaurant Amsterdam Marrakech? Gino hield zijn adem in. Nu was het beslist, als zij
ook wilde, dan kwam er een internetvideo en zou Kadra zelf aan het woord komen. Hadir
en Gino sloegen de handen in elkaar en werkten als een team om de video voor elkaar te
krijgen.
De dag waarop de video gemaakt zou worden was extra spannend voor Gino. Hoe zou
het gaan als Kadra zelf het woord zou doen? Tegen zijn gewoonte in haalde hij de kunstig

168

gevouwen pochet uit zijn zak en wiste zich ermee het zweet van het voorhoofd.
Oom Moershid en Tomate brachten mooi opgemaakte schalen met hapjes uit de keuken
en zetten die op de net gedekte tafeltjes neer. Het restaurant moest er op zijn best uitzien.
Hadir liep naar achteren, waar Kadra zich gereed maakte. Ze had nog wel een pleister op
de zijkant van haar gezicht (Taz, waarom kon je die niet makkelijk in dark skin color
vinden? Ze had ze via internet moeten bestellen) en haar linkerarm hing nog in de
mitella, maar ze kwam elegant binnen met haar catwalk-loop, in een modieuze jurk en op
hoge hakken, haar kapsel en make-up perfect.
Hadir had een videocamera gehuurd en ging aan de slag om als eerste het restaurant te
filmen. Hij filmde de ambiance, de tafels met hapjes en de wanden met kleurige fotos,
van Kadra poserend in de ballon. Daarna kwam Kadra zelf in beeld. Okee, go!` riep
Hadir.
Yo peepz!` begon Kadra. Gino deed een schietgebedje. En Kadra begon haar verhaal te
vertellen. Over haar ambities en de fotoshoot met de ballon. De sabotage en de vlucht
van de ballon. De angst die ze doorstaan had en hoe ze daarmee was omgegaan, de crash
en de redding door Hadir en de hulpverleners. Tenslotte sprak ze haar dank uit aan
iedereen, voor de steun die ze uit de hele wereld had mogen ontvangen. Kadra had haar
tori verteld. In het Engels.
Het ging steeds beter met Clyde, hij mocht naar huis, waar hij rondhobbelde met zijn
gipsen been en op gezette tijden rust moest houden. Johan Brands, zijn vader, kwam
geregeld langs zodat ook zijn moeder een beetje eraan gewend raakte dat er nu iemand
was die haar zorg voor Clyde deelde.
In het ziekenhuis hadden de zussen van Clyde Johan al ontmoet, maar zij wisten nog niet
van diens vaderschap. Eerst moest Clydes moeder nog wennen aan de nieuwe situatie, en
over haar schaamte om de misstap heen komen. Dat begrepen Clyde en Johan beiden
intutief.
Blijkbaar had zijn vader besloten om de gemiste tijd met zijn verloren zoon in te halen.
Als mevrouw Belfor aan het werk was, kwam Johan langs om voor Clyde te zorgen. Nu
zijn vrouw met de kinderen op de camping aan zee was, had hij daar nog net tijd voor,
voordat de zomervakantie om zou zijn. Dan zouden ze elkaar vanzelf minder vaak zien,
maar natuurlijk wel contact houden.
In deze laatste vakantieweek hadden Clyde en zijn vader elkaar steeds beter leren kennen.
Ze verbaasden zich eigenlijk voortdurend over elkaar, over andere gewoonten of ideen,
andere reacties en verwachtingen dan ze allebei gewend waren. Misschien zouden ze
zelfs geen contact meer met elkaar hebben onderhouden, als de bloedband er niet was
geweest. Maar over het geheel genomen waren ze allebei blij dat het stille verlangen in
hun leven eindelijk was vervuld.
Doordat hij verplicht rust moest houden en de dagen lang waren, was het Vergeten Huis
weer in Clydes hoofd komen spoken. Clyde wou maar dat hij iets kon doen met zijn
ontdekking, maar hij wist niet wat. Zijn vader had beloofd uit te zoeken hoe het zat met
169

het verwaarloosde huis met de verborgen schatten en duistere geheimen. Ze waren er


eens heen gereden en Johan had van buitenaf poolshoogte genomen en het adres
genoteerd. Clyde had er vertrouwen in dat Johan de weg wist in de bureaucratie en zijn
best zou doen om de feiten te achterhalen. Dat was een prettig gevoel.
Dankzij het videofilmpje dat door Hadir op YouTube werd gezet onder de titel Balloon
Girl speaks`, werd het verhaal van de ballon internationaal massaal geliked. De manier
waarop Kadra door haar moedige houding het ongeluk had weten te keren tot iets
positiefs, sprak het publiek aan. En haar pittige taalgebruik werd gewaardeerd dan wel
afgekeurd, maar in ieder geval bekeken.
De publiciteit deed het restaurant ook goed, de zaken kwamen weer op gang, toeristen uit
de hele wereld die Amsterdam aandeden, wilden ook The Balloon Restaurant` bezoeken.
De riksjarijders voegden het restaurant toe aan hun lijst met bezienswaardigheden in
Amsterdam en maakten toeristen attent op het verhaal erachter. Het kon gebeuren dat
Michel of Raskol voor de deur van Amsterdam Marrakech stopte, waarna een korte
rondleiding volgde langs de fotos en ingelijste knipsels uit bladen en kranten. De
dramatische fotos van de crash waren in een aparte collage samengevoegd in een grote
lijst, om het verhaal voor de toeristen te illustreren. Daarna bestelden de gasten een
drankje en een versnapering, en Michel en Raskol kregen hun bonus.
Naderhand bezochten de nieuwe toeristen Kadras Facebook en YouTube paginas en
voegden er hun likes en commentaren aan toe. De bekendheid van zowel restaurant
Amsterdam Marrakech als Kadra groeide. Oom Moershid kon binnenkort beginnen met
zijn schulden afbetalen, het restaurant was gered! Hadir kon tevreden zijn, zijn strategie
had gewerkt.
En toen kreeg Gino een mail die een definitieve verandering zou betekenen voor Kadras
carrire.
Kadra!` riep Gino aan de telefoon, Je raadt nooit waar jij heen mag!`
Het gebouw staat op de lijst voor de sloop,` zei Johan, De eigenaar was een rijke
erfgenaam zonder kinderen, die als een kluizenaar op het platteland leefde. Al bij zijn
leven had hij het huis laten dichtspijkeren en na zijn dood er was geen testament werd
het vergeten.`
Clyde had verbijsterd geluisterd naar wat Johan te weten was gekomen over het Vergeten
Huis. Maar al die kostbaarheden dan?` vroeg hij.
Tja,` zei Johan, Blijkbaar weet niemand ervan, wat je in je eigen huis doet of hebt, is
doorgaans niet bij anderen bekend. De kluizenaar had wel altijd netjes zijn belasting
betaald, maar toen hij was gestorven is zijn eigendom in het vergeetboek geraakt.`
Niet te geloven!` riep Clyde, Maar nu komt daar vast verandering in?`
Ja,` zei Johan en streek over zijn baardje, Clyde, ik heb nagedacht over wat je tijdens
ons uitstapje naar het museum vertelde. Over koloniale geschiedenis en zo. Ik heb een
170

idee.`
En Johan zette zijn idee uiteen. Misschien kon er een soort van Anne Frank Huis van
gemaakt woorden, waarom niet? Het paste bij Amsterdam en haar geschiedenis. Het
Vergeten Huis zou voor het publiek opengesteld moeten worden, men zou dan de rijke,
maar ook de zwarte kant van Amsterdams en Nederlands koloniale geschiedenis bij
elkaar kunnen zien. Anders dan nu het geval was: nu was koloniale geschiednis
verbannen naar aparte musea, waarvan de meeste zich buiten Amsterdam bevonden. Het
publiek kon zo nooit de link leggen tussen het koloniale verleden en de hedendaagse
samenleving.
Als het Vergeten Huis het chte Amsterdamse Huis kon worden, zou de geschiedenis
eindelijk een eerlijke kans krijgen. En misschien zou het helpen tegen de Wazis. En
tegen Wilders en volgelingen.
Wow!` riep Clyde, Daar heb je echt over nagedacht, goed van je, man!`
Johan lachte trots maar waarschuwde: Het zal niet makkelijk zijn om zoiets voor elkaar
te krijgen! We moeten een stichting oprichten en medestanders vinden. En de publiciteit
gaan zoeken. Het zal een lange weg worden om iets voor elkaar te krijgen, en het getij is
niet gunstig, met alle bezuinigingen op kunst en cultuur.`
What the hell!` riep Clyde enthousiast, We gaan ervoor!`

171

Epiloog

De wereld draait gewoon door

De avond was over de stad gevallen. Autos reden huiswaarts, winkels gingen dicht,
rolluiken kwamen neer. Maar de stad sliep nog niet. Overal waren de lampen aangegaan
en in veel huizen stond de televisie aan.
In Brians Inn plaatste Soefian het bordje Gesloten` op de receptie. Hij installeerde zich
in zijn kamer in zijn groene joggingpak op de sofa met een glaasje wijn, benen over
elkaar geslagen. Hij pakte de afstandsbediening en stemde de TV af op het juiste kanaal.
Toen het beeld zichtbaar werd, hief hij het glas op naar het scherm.
In de flat van Charelly zaten Kadras Afrikaanse, Surinaamse en Antilliaanse vriendinnen
bij elkaar. Ze deden elkaars haar, kamden en vlochten en kletsten en aten ondertussen
chips en pasteitjes. De meisjes babbelden luidruchtig door elkaar, tot Charelly, een kam
in de dikke haardos gestoken, Ssst!` riep en druk naar de TV gebaarde.
Iedereen hield op waar ze mee bezig was. Meisjes met handdoeken om de schouders of
om het hoofd gedrapeerd, meisjes die met gespreide vingers hun nagellak lieten drogen.
Allemaal richtten ze hun aandacht op de televisie. Toen de begintune startte en de studio
in beeld kwam, hielden ze het niet meer en barstten in gejuich uit.
Restaurant Amsterdam Marrakech was vroeg gesloten. Boven, in de zitkamer, zaten oom
Moershid, Tomate, Clyde, Arend, Iris en Tommie te kijken naar de TV, een grote schaal
Marokkaanse heerlijkheden op tafel.
De begintune van De Wereld Draait Door klonk. De camera zwenkte over het publiek.
Daar zit Hadir!` riep oom Moershid. Hadir kwam in beeld, een blik van gespannen
verwachting op zijn gezicht. Hij glimlachte en de camera bleef wat langer bij zijn good
looks hangen.
Gino kwam nu in beeld, met zijn mobieltje tegen zijn oor geklemd. Hij keek gestresst en
maakte sussende gebaren naar iemand buiten het beeld. Toen kwamen de handen van de
regie-assistent te zien, die reikten naar Ginos mobieltje. Kadras agent weerde

172

geagiteerd af en borg dan schichtig het toestel in zijn jaszak.


De muziek stierf weg, de camera zwenkte naar de tafel. De kenmerkende kop met het
warrige blonde haar kwam op het scherm en presentator Matthijs van Nieuwkerk riep
zijn vaste openingszin: De Wereld draait doorrrgg!`
Er klonk applaus en Matthijs kondigde de gasten aan: Het meisje uit de luchtballon:
Kadra!`
Applaus, en Kadra, een betoverende verschijning, kwam in close-up, neeg gracieus en
glimlachte dan naar Matthijs.
Fa waka! Alles chill?`

EINDE

Copyrights Rihana Jamaludin 2015


ISBN: 978-94-92182-81-4
www.rihanajamaludin.com

173

You might also like