You are on page 1of 4

VERSIE 2

In deze versie heb ik de feedback van de domeinexpert verwerkt met de kleur groen.

Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven


Bron: Didactisch model van Gelder

Student(e) Helma van de Ven Mentor Moniek Steenbakkers


Klas PEH16VA Datum 13 maart 2017
Stageschool De Hobbendonken Groep 5
Plaats Boxtel Aantal lln 29
Vak- vormingsgebied: geschiedenis
Speelwerkthema / onderwerp: identiteit

Persoonlijk leerdoel:
- Ik houd mezelf aan de tijdsplanning die ik heb gemaakt in de lesvoorbereiding
- Ik kan een gesprek leiden met deze groep kinderen over identiteit. In dit geval een gesprek over de voorwerpen die ze hebben meegenomen die gaan over
hun weekend.
- Ik kan uitleggen dat we in een kring gaan zitten en hoe we dit gaan doen.

Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:


Bij het vaststellen van het lesdoel, heb ik kerndoel 56 gebruikt. Kerndoel 56:
De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor
aspecten van cultureel erfgoed.

De tussendoelen, die ik hierbij heb gesteld zijn:


- Productdoel. De kinderen kunnen aan het einde van de les - Ik stel vragen aan de kinderen waardoor ze kunnen uitleggen waarom ze het
vertellen waarom ze het voorwerp mee hebben genomen. voorwerp hebben meegenomen en waarom het kind dit belangrijk vindt (het
- Procesdoel. De kinderen kunnen de coperatieve werkvorm voorwerp of de gebeurtenis erachter).
toepassen. - Door in een volgende les weer de coperatieve werkvorm te gebruiken, zal ik
zien of de kinderen deze kunnen toepassen. Verder loop ik tijdens het uitvoeren
van de werkvorm rond en observeer ik de kinderen.
- Productdoel. De kinderen leren elkaar beter kennen. - Ik vraag steekproefsgewijs een aantal kinderen uit de klas om te vertellen wat
iemand anders uit de klas dit weekend heeft gedaan.
- Procesdoel. De kinderen leren naar elkaar luisteren, met elkaar - Ik vraag aan het einde aan de groepjes hoe het samenwerken in het groepje is
praten en overleggen. gegaan. Elke groep geeft dit aan in een woord. Wanneer het nodig is, ga ik in op
het woord en vraag ik door.
Beginsituatie:
Deze klas heeft 29 kinderen in de klas. Er zitten 14 meisjes en 15 jongens in de klas. Deze les vindt plaats op maandagmiddag. De kinderen zitten dan nog vol met
verhalen over het weekend. In deze klas zitten veel kinderen die het leuk vinden om persoonlijke verhalen te vertellen. Dit doen ze dan graag, ook tijdens andere
lessen. Daarom is deze les geschikt voor deze klas.

De kinderen van groep 5 hebben de eerste drie themas uit de methode voor geschiedenis gehad. De basisschool maakt gebruik van Brandaan als methode. De
vakken geschiedenis, natuuronderwijs en aardrijkskunde worden als apart vak gegeven. In groep 5 is dat het eerste jaar op deze manier. Deze vakken bestaan uit
verschillende themas. De kinderen krijgen telkens een thema tegelijk. Vervolgens gaan ze naar een ander thema, maar ook naar een ander vak. Dit betekent dat de
kinderen maar een vak tegelijk krijgen. In groep 3 en groep 4 hadden de kinderen een doeboek met daarin deze drie vakken. Dit was van dezelfde methode. Hierin
werden themas als winkelen, varen en speuren behandeld. In groep 3 maken ze een helft uit het boek en de andere helft maken ze in groep 4. De kinderen van groep
5 hebben alles wat in de methode aan bod komt hiervoor al gehad.

De kinderen hebben normaal op maandagmiddag een weekendkring. Hierin mogen ze vertellen over het weekend. Doordat er 29 kinderen in de klas zitten, vinden de
kinderen het lastig om bij elk verhaal goed te luisteren. Daarom heeft mijn mentor al verschillende werkvormen toegepast tijdens de weekendkring, bijvoorbeeld de
binnenkring-buitenkring en wandel wissel uit. Doordat de kinderen deze werkvormen al kennen, wil ik een nieuwe werkvorm gaan gebruiken. Ik ga gebruik maken
van de werkvorm: duos. Dit is ook een coperatieve werkvorm. Ik maak gebruik van deze werkvorm omdat de kinderen eerst met tween in gesprek gaan en
vervolgens met een ander duo in gesprek gaan. Tijdens deze werkvorm zijn alle kinderen met elkaar in gesprek. Door deze werkvorm te gebruiken, werk ik aan het
doel voor deze groep. Alle kinderen in de klas worden bij de groep betrokken. Elk kind mag zijn verhaal doen, dit vinden de kinderen in de klas heel leuk.

De kinderen zitten sinds groep 3 bij elkaar in de klas, daardoor kennen ze elkaar al. De kinderen zoeken meestal hun vertrouwde klasgenoten op, dit heb ik
beschreven in mijn typering. In mijn overdenking heb ik hier een doel voor geschreven. Tijdens de werkvorm zal ik zorgen dat de kinderen zo verdeeld zijn dat ze met
iemand anders in gesprek gaan dan normaal.

Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie
Leraar leergedrag leerling(en)
Inleiding Inleiding. Ik geef de kinderen aan dat we in een De kinderen luisteren naar de uitleg en gaan Voorwerpen
+/- 10 min kring gaan zitten. Ik leg kort uit hoe vervolgens aan de slag om de stoelen goed te Stoelen
we dit gaan doen. Ik zet een timer en zetten. Digibord timer
wanneer de timer is afgelopen moeten
alle stoelen in de kring staan.

Ik pak mijn eigen voorwerp erbij en De kinderen luisteren naar mijn verhaal en kijken
begin erover te vertellen. Ik vertel naar mij en het voorwerp.
waarom ik het bij heb en wat ik
belangrijk vind aan de activiteit die ik
heb gedaan in het weekend.
Kern Uitleg en Ik vertel de kinderen dat ze dadelijk De kinderen luisteren naar mijn uitleg. Voorwerpen
+/- 20 min gesprekken ook het verhaal achter het voorwerp Stoelen
voeren met mogen gaan vertellen aan hun Digibord timer
elkaar. klasgenoten. Ik geef een aantal
aandachtspunten aan waar ze aan
moeten denken tijdens het vertellen
van de verhalen. Aandachtspunten:
waarom heb je het voorwerp
meegenomen en waarom vind je dit
belangrijk moet aan bod komen in het
verhaal.

Ik leg de werkvorm: duos uit. Ik maak De kinderen luisteren naar mijn uitleg.
tweetallen en deze twee kinderen
vertellen elkaar hun verhaal. Daaruit
kiezen ze een verhaal. Vervolgens zet
ik twee tweetallen bij elkaar en de
twee gekozen verhalen worden aan
het andere tweetal verteld. Het viertal
kiest een verhaal uit.

Ik maak de tweetallen en geef aan dat De kinderen gaan aan de slag om hun eigen verhaal
ze mogen beginnen. Ik zet een timer, te vertellen aan een klasgenoot. De kinderen
wanneer de timer afgaat, is iedereen luisteren naar elkaars verhalen en komen samen tot
stil, kijken en luisteren ze naar mij. een overeenstemming over het gekozen verhaal.
Dan maak ik viertallen en dan doen
we precies hetzelfde.

Nadat de timer is afgegaan, vraag ik De kinderen luisteren en doen wat ik aangeef. Elke
de kinderen weer goed in de kring te groep vertelt een verhaal. De kinderen geven
gaan zitten. Ik vraag aan elke groep antwoord op mijn vragen.
het gekozen verhaal te vertellen aan
de hele klas. De groepen vertellen
een verhaal. Ik stel vragen over het
verhaal.

Slot Evalueren. Ik bedank de kinderen voor alle De kinderen die ik kies, vertellen kort het verhaal Voorwerpen
+/- 15 min verhalen. Nu vraag ik een paar van iemand anders. Stoelen
kinderen in de klas om iemands
anders verhaal heel kort te vertellen.

Ik vraag elke groep om de De kinderen vertellen hoe de samenwerking is


samenwerking in een woord te verlopen.
omschrijven. Zo nodig vraag ik door
op het antwoord.
Persoonlijke reflectie
Het verzetten van de tafels gaat snel en de kinderen zitten dan ook snel in een kring met hun voorwerp erbij. Ik geef aan dat de voorwerpen onder de
stoelen neergelegd mogen worden en de kinderen doen dit dan ook. Hierdoor heb ik tijdens mijn uitleg geen hinder gehad van de voorwerpen in de
kring. Tijdens het vertellen van mijn verhaal, moest een kind lachen. Ik heb hem hierop aangesproken en dit was dan ook weer snel over. Ik gaf hierbij
aan dat we naar elkaars verhaal luisteren op een nette manier. Nadat ik de werkvorm had uitgelegd, snapte een aantal kinderen het nog niet. Een ander
kind uit de klas legt het nog eens uit. Daarna leg ik het nog eens uit. Maar het blijft nog redelijk onduidelijk. Tijdens het uitvoeren van de werkvorm, gaat
iedereen aan slag en wordt de werkvorm wel begrepen. Voor de volgende keer is het een idee om het een aantal kinderen uit de klas voor te laten
doen. Hierdoor kunnen de kinderen zien wat de bedoeling is van de werkvorm, waardoor het beter begrepen kan worden. Wanneer de kinderen bezig
zijn met de werkvorm staan en zitten ze verdeeld in de klas. Dit ziet er rommelig uit. De kinderen hebben geen hinder van elkaar. Maar het maakt het
wel onoverzichtelijk. De volgende keer wil de ik de groepjes anders verdelen in de klas. Ik denk dat ik daarbij ook moet opletten op de opstelling van de
tafels (op dit moment stonden deze allemaal tegen elkaar aan, omdat we een kring hadden gemaakt midden in de klas). Ik gebruik tijdens de werkvorm
de timer en dit werkt prima in het begin en dit werd minder. Op het einde heb ik gevraagd aan elk groepje hoe de samenwerking verliep. Niet bij elk
groepje was dit even goed gegaan. Ik ben hier kort op ingegaan, zodat de kinderen hun verhaal kwijt konden. Daarna zijn we door gegaan met het
afsluiten van de les.

Feedback mentor (inclusief handtekening)


Datum: 13-03-2017
Het aan de kant zetten van de tafels en de kinderen in de kring laten zitten, ging vlot. Je liet de kinderen hun spullen goed onder hun stoel leggen.
Tijdens de opening van je les, spreek je J. en Q. goed aan op hun gedrag. Met een duidelijk voorbeeld geef je zelf aan wat de bedoeling was van je les.
Je geeft de kinderen goed de gelegenheid om na je uitleg vragen te stellen. Er zijn veel kinderen die het nog niet snappen. Je kiest een kind uit die het
nogmaals uitlegt, dit doe je goed! Je komt prima terug bij G. om te vragen of hij het nu wel snapt. Hij heeft aan dat hij het nog niet snapt, goed dat je
ervoor kiest om gewoon te gaan beginnen. Als dan blijkt dat er nog veel kinderen zijn die het nog niet snappen, leg je het prima nog eens uit. Wanneer
de kinderen aan de gang zijn en de timer op het bord staat, is voor iedereen duidelijk wat er wordt verwacht. De timer biedt veel houvast voor de
kinderen en jezelf. De kinderen weten hoeveel tijd ze hebben en jouw tijdsplanning was prima. Jouw stiltesignaal was duidelijk, de eerste keer waren de
kinderen snel stil. Zoals je zelf al merkte en aan gaf werd dit steeds minder. Probeer de volgende keer de kinderen een (overdreven) compliment te
geven die nog steeds snel stil zijn in plaats van te benoemen dat het te lang duurt. Het bespreken van de verhalen met de kinderen in de kring verliep
vlot. Hierbij kwam naar voren dat een groepje niet fijn had samengewerkt. G. had hier verdriet over. Je liet hem kort zijn gevoelens benoemen en liet
andere kinderen zich er niet mee bemoeien. Je ging verder met de les en de kinderen bleven betrokken bij de verhalen die werden verteld. Je zette de
timer aan en de kinderen wisten weer goed wat er werd verwacht en hadden alle tafels en stoelen weer binnen de tijd terug op hun plek gezet.

Moniek Steenbakkers

You might also like