You are on page 1of 94

Kyusho Jutsu.

door

Cees Freke
2

Kyusho Jutsu.

door

Cees Freke

Copyright © 2002 Cees Freke, Leiden, Nederland.

Alle rechten voorbehouden.

Uit deze uitgave mag niets worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel
van fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van de schrijver en/of uitgever.
3

Curriculum sensei Cees Freke.

Geboren 09 juli 1941 te Katwijk a/d Rijn in Nederland. Cees Freke is 2e dan aikibudo, 3e dan
aikijutsu en assistent instructeur kyusho jutsu. Cees Freke
studeerde aikibudo en aikijutsu bij Cees de Jongh en
aikijujutsu bij Jan Janssens in België. Ook volgde hij stages
aikibudo bij Alain Floquet en M. Harmant in Frankrijk; en
stages aikido bij meerdere bekende Japanse aikido sensei.

Daarnaast beoefende Cees Freke de zwaardkunststijl Tenshin


Shoden Katori Shinto Ryu bij Erik Louw, 4e dan Aikikai
aikido en 4e dan Katori Shinto Ryu, in Amsterdam en Jan
Janssens in België. Tevens volgde hij jarenlang stages bij
sensei Goro Hatakeyama, menkyo kaiden Katori Shinto Ryu
en hoofdleraar in de dojo van wijlen Yoshio Sugino in Japan.

Ook volgt Cees Freke stages kyusho jutsu (drukpunten jutsu)


bij de bekende Engelse 7e dan karate P.M.V. (Vince) Morris
en de Australier Patrick McCarthy 7e dan karate. Verder heeft
Cees Freke lessen jujutsu en judo gevolgd bij de bekende
budoka Louis Marchant in Boskoop, o.a. 5e dan judo en 5e dan jujutsu.

Tenslotte volgde Cees Freke cursussen shiatsu therapie en beoefent hij “reiki” volgens de “Usui”
methode 1e niveau.
4

Inhoud. Pagina 04.

Algemeen. Pagina 05.

Geschiedenis. Pagina 06.

Relatie Acupunctuur- c.q.pressuur en Kyusho Jutsu. Pagina 12.

Kyusho Jutsu. Pagina 13.

Kuatsu. Pagina 15.

Traditionele Chinese Geneeskunde. Pagina 18.

Qi. Pagina 19.

Yin en Yang. Pagina 21.

De 5 Elementen. Pagina 23.

De Meridianen. Pagina 25.

De “Meridianen” en de “Actieve Punten”. Pagina 27.


• Blaas. Pagina 28.
• Dikke Darm. Pagina 30.
• Dunne Darm. Pagina 32.
• Galblaas. Pagina 34.
• Hart. Pagina 36.
• Lever. Pagina 38.
• Long. Pagina 40.
• Maag. Pagina 42.
• Milt. Pagina 44.
• Nier. Pagina 46.
• Pericardium. Pagina 48.
• 3Voudige Verwarmer. Pagina 50.
• Conceptievat. Pagina 52.
• Gouverneurvat. Pagina 54.

Qi en de Westerse Wetenschap. Pagina 56.

Elementen van het Lichaam. Pagina 67.

Het Meridiaansysteem. Pagina 75.

Verantwoording Pagina 94.


5

Wanneer het leven zegeviert is er geboorte;


Wordt het gedwarsboomd, is er dood.
Een krijger bevindt zich in een permanente strijd
Op leven en dood voor Vrede.
Morihei Ueshiba.

Algemeen.
Kyusho-jutsu, tezamen met de Tuite technieken, kan worden omschreven als: “de vaardigheid in
het manipuleren van de actieve punten in het lichaam van een tegenstander, met als doel een
aanval te neutraliseren, waardoor de verdediger controle verkrijgt over de aanvaller en zodoende
de situatie beheerst”.

• Kyusho: vitale (druk) punten in het lichaam.


• Tuite: grijpen van, slaan op, of wrijven van de vitale punten.
• Doel: het bereiken van een maximaal effect, met minimale inspanningen.

Kyusho-jutsu maakt het een bekwaam beoefenaar mogelijk om zeer effectieve verdedigings
technieken uit te voeren, ongeacht leeftijd, lichamelijke grootte en kracht.

In feite is kyusho jutsu een paradox, ontstaan uit een geneeskunst. Kyusho jutsu heeft ook nooit
een zelfstandig bestaan verworven in de krijgskunsten, altijd is en wordt het gezien in samenhang
met de traditionele Chinese geneeskunst. Overigens zal dat de kyusho jujutsuka niet verontrusten,
die heeft gewoonlijk belangstelling voor beide vaardigheden; het kyusho jutsu beoefenen en zich
de traditionele Chinese geneeskunst eigen maken.

Kennis wordt in de praktijk gebracht. Zo is het nu en was het in oeroude tijden. De krijger op het
slagveld past(e) kyusho jutsu toe in de verdediging en gewonde makkers werden/worden met
behulp van acupressuur weer op de been geholpen.

Veelal wordt kyusho geassocieerd met karate, doch dit is evenwel schijn zoals uit het hierna
volgende zal blijken. De vaardigheid om actieve punten te manipuleren kan in alle
krijgsdisciplines worden toegepast, dit met inbegrip van de wapenkunsten.

In dit werk zijn tevens een aantal teksten opgenomen van “Theo de Gelaen”. De teksten
behandelen onderwerpen als de westerse benadering van qi, de elementen van het lichaam en het
meridiaansysteem. Voor verdieping van de kennis over deze onderwerpen is het welhaast
“verplichte kost”.

Theo de Gelaen studeerde ondermeer toegepaste psychologie en neurologie. Hij is docent sociale
en humane vaardigheden en hoofdinstructeur Shintaido. Houder 3e dan Shito Ryu. Auteur van
diverse boeken omtrent weerbaarheid.
6

Geschiedenis.
De oorsprong van de acupunctuur ligt in de grijze oudheid. Als uitvinder ervan geldt de
legendarische Huang Ti, de “Gele Keizer”. Volgens de sage leefde Huang Ti van 2674 tot 2575
v. Chr. De naar het heet 100 jaar oud geworden monarch zou in de loop van zijn lange leven
behalve de acupunctuur, de wagen en het geld hebben uitgevonden; de
muziek in een systeem hebben ondergebracht en als eerste de gesternten
wetenschappelijk hebben bestudeerd. Bewijzen voor deze beweringen zijn
niet voorhanden. Wel bewezen is de vijfduizend jaar oude geschiedenis van
de acupunctuur.. Van zijn hand zou ook de “Nei Jing Su Wen” zijn, het
klassieke geschrift over interne geneeskunde. Op talrijke plaatsen in China
hebben archeologen acupunctuur-instrumenten gevonden. De oudsten zijn
van steen vervaardigd en afkomstig uit de grijze voortijd, vóór Huang Ti
regeerde. De oudste leerboeken van de acupunctuur zijn tweeduizend jaar
oud. Ze beschrijven de methode zo aanschouwelijk, dat ze nog in deze tijd als
grondslag van het therapeutisch handelen zouden kunnen dienen. Aan de
wezenlijke beginselen van de acupunctuur is tijdens de duizenden jaren oude geschiedenis niets
veranderd. Wel zijn intussen de theoretische verklaringen en de filosofische fundering, die de
oude Chinezen aan deze geneeswijze gaven, gewijzigd.

In de “Nei Jing Su Wen” wordt melding gemaakt dat tijdens de regering van Huang Ti “bian shi”
(stenen sondes of peilstiften) werden gebruikt voor herstel van de qi circulatie bij mensen. Een
ander geschrift is de “Jin Kui Yao Lue” (recepten uit de gouden kamer) van Zhang Zhong-Jing.
In het werk wordt het gebruik van ademhaling en acupunctuur voor een goede qi stroom
behandeld.

Eén van de eerste verwijzingen naar de krijgskunsten in China is van Kuao-Yee (ca. 200 na Chr.).
Hij zou de krijgskunst stijl “Chang-Shou Ch”uan (= lange arm of lange vuist) hebben gecreëerd.

Een andere verwijzing is naar Hua-To (ca 190-265 na Chr.), een geneesheer die een studie
maakte van de dieren in de bossen. Hij ontwikkelde een serie oefeningen ter verbetering van de
gezondheid van zijn patiënten door de bewegingen van de dieren na te bootsen. Ook paste hij
acupunctuur als kunstmatige verdoving toe bij operaties.

Geen verhaal over krijgskunsten is complete zonder het verhaal van Bodhidharma. Bodhidharma,
de eerste Chinese patriarch in China (ca. 460-534), 28e patriarch na Boeddha. Hij zou de zoon
zijn van een vorst uit Zuid-India. Althans volgens de legende. Hij behoorde tot de “Lanka
school”, hetwelk later bekend werd als “zen”. De belangrijkste leer van de Lanka was de
“Lankavatara sutra”. Het hield de studie in van de geest, zowel de natuurlijke als de
geëvolueerde. Toen hij in China arriveerde om de Boeddhistische leer te verspreiden, werd hij
door de keizer Liang Wu Ti aan het hof ontboden. De vragen van de keizer kon hij evenwel niet
naar diens tevredenheid beantwoorden en daarom werd hij door de keizer heengezonden.
Bodhidharma vertrok naar de Hunan provincie in Zuid China en naar de Shaolin tempel in de
Songshan bergen. Bij zijn aankomst daar bemerkte hij dat de monniken in een slechte
lichamelijke conditie verkeerden, waaronder hun studie en meditatie leden. De abt van het
klooster, Fang Chang, vreesde evenwel de vernieuwende gedachte van het zenboeddhisme,
7

waaronder men de staat van verlichting kan verkrijgen in vele vormen. Deze manier om
verlichting te verkrijgen bedreigde de strikt traditionele klassieken leerstellingen van de Shaolin
tempel. Ook hier werd hij toen weggezonden. Onmogelijk dit te accepteren trok Bodhidharma
zich terug in een nabijgelegen grot en zocht naar een manier om toch in contact te kunnen blijven
met de monniken. Bodhidharma observeerde de dieren in het nabijgelegen bos en analyseerde
hun bewegingen. Op basis daarvan ontwikkelde hij vechttechnieken, bekend als de 18 handen
van Lo-Han. Omdat hij de monniken niet rechtstreeks kon bereiken trainde hij alleen in het bos,
wetende dat hij geobserveerd werd vanuit de Shaolin tempel. Op die manier wist hij toch de
monniken te beïnvloeden. Ook beoefende hij tweemaal per dag zittende
meditatie gedurende twee uur per keer. Zijn vastberadenheid en
wilskracht imponeerde de monniken en na negen jaar van eenzaamheid
werd hij toch welkom geheten in de Shaolin tempel. Bij zich had hij ook
twee qigong klassiekers: de “Yi Jin Jing” (of: Yi Gin Ching =
spieren/pezen verandering) en “Xi Sui Jing” (of: Shii Soei Ching =
merg/hersen wassing). De ‘spieren/pezen verandering klassieker” leerde
de priesters op welke wijze men gezondheid kan verkrijgen en hoe
zwakke lichamen sterk kunnen worden. De “merg/hersen wassing
klassieker” leerde hoe met behulp van qi het ruggenmerg gereinigd en het
bloed- en immuun systeem versterkt kan worden. Tevens kon met behulp van qi de hersenen
verrijkt worden en leiden tot verlichting. De “merg/hersen wassing klassieker” was evenwel
moeilijker te begrijpen en de oefeningen waren in de praktijk niet eenvoudig toe te passen. Reden
om de methoden in het geheim over te dragen aan slechts enkele uitverkorenen in elke generatie.
De spieren/pezen verandering oefeningen leidde bij de priesters tot een betere gezondheid en ook
hun krachten namen aanzienlijk toe. De integratie van de qi oefeningen met de
krijgskunstoefeningen leidde tot een grotere efficiency van de technieken. In aanvulling op de
krijgskundige qigong training ontwikkelden de Shaolin priesters vijf kungfu stijlen die waren
gebaseerd op de manier waarop dieren vechten. De dieren die werden geïmiteerd waren: de tijger,
de luipaard, de draak, de slang en de kraanvogel. De stijl is bekend geworden als: het “shaolin
ch”üan fa” (Shaolin tempel boksen).
De Japanse naam van Bodhidharma is “Daruma” en de Chinese: “Ta-mo”. De naam
Bodhidharma is een samenstel van de woorden: “bodhi” = verlichting en “dharma” =
wet/waarheid.

De krijgskunstenaar en acupuncturist Chang San-Feng (circa 1200 na Chr.) begon een onderzoek
naar de actieve punten in een poging een vorm van zelfverdediging te creëren dat
hem in staat stelde om met minimale inspanning een tegenstander te kunnen
controleren. Bij zijn onderzoek ontdekte Chang San-Feng dat bij het activeren van
bepaalde punten door drukken, knijpen of slaan, dit op andere punten een
hachelijker effect gaf dan manipulatie van dat (specifieke) punt alleen. De legende
wil dat Chang San-Feng en zijn leerlingen hun theorieën uitprobeerden op
veroordeelde misdadigers. Om de principes van manipulatie van de actieve punten
over te dragen op leerlingen ontwikkelde Chang San-Feng een serie van
technieken (kata of quan), gebaseerd op zijn kennis van het Shaolin Gongfu. Hij
zou de bewegingen van de slang en de kraanvogel hebben gecombineerd met
qigong meditatie technieken. Men neemt tegenwoordig aan dat de stijl van Chang
San-Feng heeft geleid tot wat men vandaag de dag verstaat onder “Tai Chi Ch”uan”.
8

In 1026 na Chr. werd de beroemde koperen man (Tong-Ren) voor acupunctuur ontworpen en
gebouwd door Dr. Wang Wei-Yi. Voor die tijd werden de vele publicaties over acupunctuur
theorieën en aanverwante zaken wel bediscussieerd, doch bleven vele punten onduidelijk. Toen
Dr. Wang zijn koperen man bouwde, schreef hij ook een boek genaamd “Tong Ren Yu Xue Zhen
Jiu Tu” (illustratie van de koperen man acupunctuur en moxibustie). Hij beschreef
de relatie van de 12 organen de 12 qi kanalen, verduidelijkte de vele punten
waarover verwarring bestond en, voor de eerste keer, organiseerde systematisch de
acupunctuur theorie en principes.

In 1034 na Chr. paste Dr. Wang acupunctuur toe om de Keizer Ren Zong te
genezen. Het gevolg was dat meer onderzoek werd gedaan naar medische
toepassingen. De Keizer bouwde een tempel voor Bian Que, die de “Nan Jing”
schreef. De Keizer vereerde hem als de stamvader van de acupunctuur. Acupunctuur
technieken kwamen zelf zozeer tot ontwikkeling dat zelfs het Jin volk in het verre
noorden om de koperen man en andere acupunctuur technieken vroegen als
voorwaarden voor vrede. Tussen 1102 en 1106 na Chr. ontleedde Dr. Wang de lichamen van
gevangenen en voegde de aldus verkregen informatie toe aan het geschrift de “Ndo-inddo-in-inan
Jing”. Het werk droeg aanzienlijk bij aan de toename van kennis betreffende de Chinese
geneeskunst; door een helder en systematisch inzicht in de circulatie van qi in het menselijke
lichaam.

Generaal Yueh Fei (1127-1279 na Chr.) heeft de stijl “Hsing-I” ontwikkeld, hetgeen betekent
“vorm van de geest”. Hij zou tevens de adelaars stijl hebben bedacht. Ook is hij degene geweest
die de befaamde oefeningen “Acht vormen van Brokaat” heeft ontwikkeld om zijn soldaten in
goede conditie te houden.

Pa Kua Ch”uan, hetwelk betekent “Acht Trigrammen” is ontwikkelt door Doong Hae-Chuan,
ergens gedurende de Ching Dynastie (1644-1911 na Chr.). Het legt de nadruk op circulaire en
lineaire houdingen. Veel van de bewegingen hebben de namen van dieren. Van alle interne stijlen
is het de meest betrokken met de fysieke aspecten van de krijgskunsten.

Gedurende de Ming dynastie (1366-1644) werden ook andere gevechtssystemen ontwikkeld,


gebaseerd op manipulatie van de (verboden) vitale punten.

Bij twee gelegenheden in de geschiedenis van de Ryukyu eilanden werden wapens door de
overheid verboden. De eerste was ongeveer in de 16e eeuw en de tweede in de 18e eeuw. Echter,
deze twee verboden hebben geen belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van het karate.

Het eerste wapenverbod was tijdens de zogenaamde periode van de Federatie van Drie
Koninkrijken. (Waarschijnlijk is dit een legendarisch verhaal wat terug te vinden is in het boek
van de Chinees Ba Kin, de Camelia Sprookjes van de halve maan). Tot aan het begin van de
vijftiende eeuw waren de Ryukyu eilanden verdeeld in drie onafhankelijke koninkrijken. Deze
waren genaamd Chuzan, Nanzan en Hokuzan. Elk wilde over de ander regeren, tot uiteindelijk
Chuzan er voor zorgde dat de koninkrijken werden verenigd in één rijk, onder de koning Sho
Hashi de Grote (1372-1439). Onmiddellijk na de vereniging stelde hij een niet-militaire overheid
in. Na die tijd werden scholen gesticht om het analfabetisme te bestrijden. Hij stelde een
wapenverbod in, dit hield ook in dat men zelfs niet in het bezit van een wapen mocht zijn. De
9

volgende twee eeuwen beleefde het rijk een aanhoudende vrede. In 1609 werden het koninkrijk
aangevallen door de militaire heersers van Satsuma, een eilandengroep ten zuiden van de Ryukyu
eilanden, onder leiding van Shimazu clan. Zij waren ervan overtuigd dat de Ryukyu eilanden hun
eigendom waren. Dit gebeurde tijdens de Japanse Sengoku periode (Burgeroorlog 1467-1568).
De Shimazu familie kreeg dit land snel in handen, en wederom werden wapens in de ban gedaan.
Alleen de adel en hogere klassen mochten wel wapens dragen en gebruiken. De meeste historici
zijn er van overtuigd dat in deze periode het karate, een unieke vorm van het wapenloos gevecht,
is gecreëerd. Vóór deze periode werd het ongewapend gevecht wel beoefend, maar een echte
noodzaak was er toen niet.

Okinawa dreef in die periode veel handel met Zuid-China (Fukien). Een logisch gevolg daarvan
was dat het Chinese Kenpo (vuistmethode) in Okinawa werd geïmporteerd. Het Kenpo kende
vele stijlen die ontwikkeld zijn door kloosters en families, nu ook wel Kungfu genoemd. Het
karate in die tijd kende eigenlijk twee oude vormen, het To-de en Okinawa-te.

In 1447 werd in Japan de nog steeds bestaande “Tenshin Shoden Katori Shinto Ryu” gesticht
door “Iizasa Choisai Ienao Sensei”. De opzet van de school is studenten op te leiden tot
zwaardvechters die bekwaam zijn in alle
krijgskunsten, variërend van wapentechnieken tot
tactische, logistieke en zelfs geneeskundige
kennis. De Katori Shintô Ryû behoort tot de
krijgskunsten die aangeduid worden als Kobujutsu
(oude krijgskunsten (oud is voor 1500). In de
periode van het ontstaan van de Katori Shintô Ryû
werd op de slagvelden nog helm en harnas
gedragen katchu of ook wel kabuto yoroi
genoemd. In tegenstelling tot de middeleeuwse
harnassen van de Europese ridders waren de
Japanse zo gemaakt dat zij de drager een grote
mate van mobiliteit verschaften. Om die beweeglijkheid mogelijk te maken was het
onvermijdelijk om enkele delen van het lichaam onbedekt te laten.

De Omote waza (de basistechnieken) zijn dan ook gericht op de zwakke plekken in de
wapenrusting. Die kwetsbare delen zijn: de zijkant van de nek, de oksel, de armen en polsen, het
midden van het lichaam (do), de liezen, de binnenkant van de dijen, de enkels en de knieën. Op al
deze plaatsen is de wapenrusting open en juist daar bevinden zich belangrijke
actieve punten van het lichaam. Op de Katori Shinto Ryu kyusho kaart zijn de
actieve punten duidelijk aangegeven, waarbij het klaar is dat kyusho jutsu tot het
curriculum behoort van deze ryu. Overigens, ook de hierna genoemde samurai
Muso Gonnosuke was ooit student aan deze ryu en van Miyamoto Musashi is
bekend dat hij deze ryu heeft bezocht op zoek naar “satori” (= verlichting).
Aannemelijk is dat hij dan ook daar wel aan de trainingen zal hebben
deelgenomen.

Van Miyamoto Musashi (1584-1645), Japans meest beroemde zwaardvechter is


bekend dat hij op 30 jarige leeftijd al meer dan 30 duels had gewonnen. Slecht
één duel verloor hij, tegen de stokvechter Muso Gonnosuke. De meeste van
10

Musashi’s tegenstanders stierven tijdens, of als gevolg van het duel. Ook is bekend dat hij vele
van de duels uitvocht met de bokken - het houten zwaard. Een duel winnen met de bokken
impliceert dat Musashi de slagen toegebracht moet hebben op de vitale punten, zodoende snel en
afdoende het gevecht beëindigende. Tweemaal vocht Musashi een duel uit met Muso Gonnosuke.
De eerste keer duelleerden ze terwijl Muso Gonnosuke met een vier voet lange bokken vocht en
Musashi met een wilgenstok die hij toevalligerwijs aan het snijden was. Musashi won het duel.
De tweede keer was Muso Gonnosuke gewapend met de jo en nu verloor Musashi. Muso
Gonnosuke is stichter van de krijgskunsttraditie “Shinto Muso ryu”. Van deze krijgskunst traditie
is het bekend dat het kyusho jutsu tot het curriculum behoort.

De Chinese krijgskunsten bereikten tenslotte Japan via verscheidene wegen. Eén van de personen
die genoemd worden is Chen Yuanbin (Chin Genpin in het Japans, 1587-1671) uit Hangzhou. Hij
reisde naar Nagasaki en wat later trad hij in dienst van de Owari familie in de Nagoya area. Er is
onder kenners enige twijfel of hij wel een krijgskunstenaar was, mondelinge overleveringen
zeggen dat hij les gaf in quan-fa en chin-na aan tenminste drie personen, te weten: Fukuno
Shichiroemon, Miura Yojiemon en Isogai Jirozaemon, die elk weer hun eigen systemen van
jujutsu ontwikkelden met o.a. atemi-waza naar de vitale punten.

Op Okinawa werd de Bubishi, gewoonlijk ook wel genoemd de “Bijbel van


het Karate”, één van de belangrijkste bronnen voor de overdracht van
krijgskunsten welke gebruikmaken van kennis van de vitale punten. De
Bubishi refereert zowel aan de specifieke vitale punten, als aan de algemene
gebieden die kwetsbaar zijn om te worden getraumatiseerd.

Bij gebrek aan op schrift vastgelegde overleveringen m.b.t het karate van
Ryukyu eilanden (zg. Okinawa karate), moeten we aannemen dat de
kennisoverdracht voornamelijk mondeling en door oefening plaatsvond. In de
mokuroku (geschreven bronnen) van de Japanse krijgskunst tradities bevinden zich wel kaarten
van de vitale punten, doch dergelijke mokuroku behoorden gewoonlijk tot de zg. geheime
tradities.

Tijdens de Taisho tijdperk (1912-1926) introduceerde Gishin Funakoshi (1868-


1957) het Okinawa karate op het vasteland van Japan. Evenwel Funakoshi
onderwees het kyoshu jutsu niet openlijk aan het grote publiek. Zelfs zijn senior
leerlingen instrueerde hij niet in het kyusho jutsu. Funakoshi was de opvatting
toegedaan dat kata zo eenvoudig mogelijk moesten zijn. In het begin van 1900
ontwikkelde Funakoshi’s leraar, Anko Itosu, de 5 Pinan kata die vervolgens deel
gingen uitmaken van het Okinawaanse schoolsysteem.

Het is duidelijk dat Funakoshi en anderen een karate


onderwezen waaruit alle gevaarlijke technieken waren
verwijderd. Klaarblijkelijk behoorde kennis van de actieve
punten ook in die tijd nog tot de geheime technieken.

Zelfs de zg. Funakoshi kaart die werd gepubliceerd in de


Karatedo Kyohan in 1935 is niet van Okinawaanse oorsprong.
De kaart zou een geschenk aan Gishin Funakoshi zijn van zijn
11

student Otsuka Hironori, 4e generatie Shindo Yoshinryu Jujutsu en stichter van de Wadoryu
Karatedo. Het zou dezelfde kaart zijn die werd gebruikt in de Shindo Yoshinryu jujutsu traditie.
De kaart werd aan Funakoshi geschonken bij gelegenheid van de publicatie van het hiervoor
genoemde boek Karatedo Kyohan.

Judo werd door Jigoro Kano (1860-1938) ontwikkeld uit oudere jujutsu
stijlen. Van Kano is bekend dat hij alle gevaarlijke technieken verwijderde
uit het curriculum van het judo. Praktisch gezien transformeerde Kano de
praktijk van manipuleren van kyusho technieken tot kata, waardoor het niet
meer nodig was te slaan naar de actieve punten van een tegenstander.

Morihei Ueshiba (1883-1969) transformeerde het oudere aikijujutsu tot het moderne aikido, een
naam die het eerst in 1942 kreeg. Hij onderwees zijn senior leerlingen in gaeshi-waza. Dit zijn
vloeiende overname technieken, waarbij vooral de gewrichten het
doelwit zijn. De technieken werden door hem overgedragen als
een geheime handleiding, waardoor zijn leidende discipelen
onverslaanbaar werden tijdens demonstraties die zij later gaven.
Duidelijk is ook dat deze technieken in het aikido door Ueshiba
geheim werden gehouden voor de lager gegradueerden. De senior
studenten moesten duidelijk superieur zijn aan de junior
studenten. Het was zelfs zo dat de geheime technieken in het
geheel niet aan buitenlandse studenten werden onderwezen. Dit
blijkt o.a andere uit zijn privé publicatie in 1938 van “Budo”
waarin de waarschuwing wordt gegeven: “deze handleiding dient
niet te worden getoond aan niet-Japanners”.

Van Ueshiba wordt ook verhaald over een voorval gedurende zijn
verblijf in Mongolië. Het schijnt dat Ueshiba chinkon-kishin
technieken beoefende op zieken. Chinkon-kishin zijn meditatie
technieken die worden beoefend door de Omoto Boeddhistische
sekte waartoe ook Ueshiba behoorde. Als hij vervolgens zijn
handen op stevig gebouwde Mongoolse krijgers legde klapten die ineen alsof de benen onder hen
werden weggeslagen. De Mongolen hadden niet door dat hij hun actieve punten beroerde.

Het toepassen van kyusho speelde een belangrijke rol in de krijgskunst van Ueshiba. Het is
derhalve niet verwonderlijk dat de kunst van kyusho jutsu niet werd geleerd aan buitenlanders.
Ueshiba’s vaardigheden om door slechts “iemand aan te raken”, die persoon in elkaar te laten
storten, moet een wonder hebben geleken.

In boeken over aikido leest men nooit over zoiets specifieks als actieve punten en de vaardigheid
van Ueshiba daarin. Onveranderlijk evenwel wordt gezegd een atemi-waza (= slag naar de vitale
punten) toe te passen, voorafgaande aan de uitvoering van een techniek.

Opmerkelijk is een tekst in het Japans van ene Mr. Hashimoto. Deze tekst geeft een vergelijking
van 27 kyusho punten die in het aikido worden toegepast, met dezelfde punten in de acupunctuur.
De lijst vermeld tevens de aikidobenamingen en de acupunctuurbenamingen.
12

Relatie Acupunctuur- c.q.pressuur en Kyusho Jutsu.


In de oeroude Indiase krijgskunst tradities was kennis van de actieve punten van
het lichaam van essentieel belang. Het leven van de krijger was afhankelijk van
zijn kennis van de actieve punten teneinde te kunnen doden, verdoven en/of
ontwapenen van de tegenstander. Ook diende die kennis om de eigen actieve
punten te beschermen en om verwondingen te helen met toepassing van de
lichaamsvochten (opmerking: deze lichaamsvochten zouden het equivalent
kunnen zijn van het concept van qi).

Gedurende de meer dan duizend jaar dat de Chinezen de kunst van acupunctuur
beoefenden ontdekten zij dat behandeling van zekere actieve punten niet alleen
konden leiden tot genezing, maar ook ziekten konden veroorzaken. Behandeling
van weer andere actieve punten konden zelfs de dood veroorzaken.

Deze ontdekking leidde ertoe dat ook krijgskunstbeoefenaars de actieve punten als doelwit van
verdediging gingen beschouwen. Een systeem werd ontwikkeld door Feng Yi-Yuan. Dit systeem
maakte gebruik van de oorspronkelijke 36 punten.

In de loop der tijden werden allerlei actieve punten ontdekt, waardoor het aantal van 36 punten
steeg van 72 naar 108. Nieuwe kata werden ontwikkeld teneinde er voor te zorgen dat men de
nieuw ontdekte actieve punten kon onthouden, tezamen met technieken die zorgdroegen voor een
correcte houding en richting van aanval. Deze kata kregen namen als “seisan” (13), “seipai” (18)
of “niseishi” (24), om er slechts enkelen te noemen. Sommigen geloven dat die namen het aantal
punten van aanval aangaven.

Met de spreiding van krijgskunsten van China via Okinawa naar


Japan nam ook de mythe toe van de werkelijke bedoeling van kata
en bunkai (analyse of studie van de kata) en in het bijzonder kyusho
jutsu. Met de introductie van karate op het Japanse vasteland
(Gishin Funakoshi) werden ook de namen van de kata gewijzigd in
voor Japanners meer acceptabele benamingen. “naifanchi” werd
“tekki”, “seisan” werd “hangetsu”, “wahshu” werd “enpi” etc..

De meesters van Okinawa creëerden hun technieken met gebruikmaking van hun grote kennis
van het menselijke lichaam en geneeskunde De geneeskunde waar zij vertrouwd mee waren was
vooral de traditionele Chinese geneeskunde. Traditionele Chinese geneeskunde vormde het
fundament en raamwerk waarmee de meesters kata technieken ontwikkelden. De wetenschap van
yin & yang, vijf elementen theorie, constructieve- en destructieve cirkel, vormden een
gemeenschappelijke wetenschap van deze meesters.

De befaamde dodelijke aanraking. Is het waarheid of legende? In China wordt beweerd dat als
een bepaald punt van het lichaam zelfs maar licht wordt aangeraakt op de juiste tijd van de dag,
verwonding of zelfs de dood, binnen een bepaalde tijd zal optreden. Zeker is dat de actieve
punten op alle momenten van de dag (en nacht) kunnen worden gemanipuleerd om met gemak
een tegenstander te kunnen controleren.
13

Kyusho Jutsu.
Sinds oeroude tijden pasten krijgers technieken toe om een tegenstander buiten gevecht te stellen.
Met de ontdekking van wat we nu “kyusho jutsu” noemen kregen die (oosterse) krijgers een
uiterst efficiënt wapen in handen. Zeker in een strijd tegen gewapende tegenstanders werd de
kennis van kyusho jutsu toegepast om een tegenstander te doden. Een vitaal punt dat werd
geactiveerd kon er toe leiden dat het betreffende orgaan ophield te functioneren. Door
bijvoorbeeld het hart te stoppen kon de onmiddellijke dood worden veroorzaakt. Het stoppen van
de nieren of lever resulteerde in de dood na enige dagen. Het activeren van de “solaris plexus” of
“zonnevlecht” (Japans: sui getsu) leidt na enige tijd tot een verstoring van het immuun systeem.
De Chinese benaming voor kyusho jutsu is: Dim-Mak.

Wellicht dat hier een verklaring ligt van de befaamde “dodelijke aanraking” danwel “uitgestelde
dodelijke aanraking”.

In essentie is een kyusho jutsu verdediging, het aanvallen van de


actieve punten die refereren aan posities langs een van de
(qi)meridianen van het menselijk lichaam. De actieve punten bestaan
uit een selectie van drukpunten (Japans: tsubo, Chinees: hsueh). Het
zijn dezelfde drukpunten die ook worden bedoeld in shiatsu en
acupunctuur- c.q. pressuur. Sommige punten zijn zeer duidelijk
herkenbaar, zoals de ogen, neus en geslachtsdelen. Anderen zijn
minder zichtbaar, maar even kwetsbaar, indien geactiveerd op de
juiste manier.

Een moeilijkheid is dat drukpunten in het algemeen maar klein zijn en elk punt dient op de juiste
manier te worden aangevallen, vanuit een bepaalde hoek, veelal uniek voor dat betreffende punt.
Een andere complicatie is dat elk punt zijn eigen manier van manipulatie heeft. Dus slaan op-
grijpen van- of wrijven van de vitale punten.

Kyusho slagen naar de actieve punten verstoren de normale qi-stroom door de meridianen. Zoals
een steen die in het water wordt geworpen, het water doet rimpelen; zo kan een slag naar een
vitaal punt de stroom van qi door het meridiaan systeem bevorderen of beletten. Zo’n verstoring
van de werking van het meridiaan system heeft gevolgen voor de inwendige harmonie van het
lichaam, met als gevolg daarvan een fysiologische reactie.

Kyusho jutsu verdedigingen, door het traumatiseren van de actieve punten van een aanvaller,
kunnen niet alleen ernstige pijn veroorzaken, maar ook bewusteloosheid en zelfs de dood. Als
zodanig is het effect op een aanvaller fataal. Afhankelijk van de kracht die op het vitale punt
wordt uitgeoefend, wordt een aanvaller ontmoedigd dan wel buiten gevecht gesteld.

Onderscheidend kan men als volgt stellen:


• Acupunctuur- pressuur staat ten dienste van genezing.
• Kyusho jutsu wordt toegepast in destructieve situaties.
14

Heden ten dage passen we kyusho jutsu toe in verdedigingssituaties. Ons doel in niet om te
doden. Daarom als we worden aangevallen dienen we terughoudend te zijn in de verdediging.
Niet langdurig voluit slaan op- of grijpen van een activeringspunt, maar met een korte slag op een
vitaal punt de tegenstander uitschakelen. Is een aanvaller uitgeschakeld en eventueel buiten
bewustzijn controleer dan onmiddellijk z’n toestand en tref maatregelen tot reanimatie.

Ook tijdens de training is het zaak om zich terughoudend op


te stellen m.b.t. de mate van kracht die we toepassen bij het
activeren van de vitale punten. Dit is een kwestie van het
gezonde verstand gebruiken. Raak of tik de punten slecht licht
aan. Denk er steeds aan dat het activeren van de actieve
punten gevolgen kan hebben voor het (dis)functioneren van
de desbetreffende organen. Train daarom op een rustige en
beheerste manier en met een grote mate van accuratesse.

Van groot belang is ook dat we niet te lang achtereen werken op activeringspunten. Langdurige
oefensessies moeten daarom worden vermeden. Vuistregel is dat 15 minuten per week oefenen
op activeringspunten meer dan voldoende is. Indien meer wordt geoefend in kyusho jutsu is het
voldoende dat de activeringspunten symbolisch worden gemanipuleerd.

Basis uitgangpunt is dat kyusho jutsu pijn kan veroorzaken. Het activeren van 2 punten
tegelijkertijd veroorzaakt het effect dat de pijn ergens in het midden wordt gevoeld. Activeren
van 3 punten d.m.v. een slag kan resulteren in bewusteloosheid. Er zijn slechts enkele plaatsen op
het lichaam waar het mogelijk is met één hand 3 plaatsen tegelijk te activeren. Meestal zijn
daarvoor beide handen vereist of 2 opeenvolgende snelle slagen met één hand. Activeren van 4
punten gelijktijdig verstoort direct het functioneren van een orgaan. Bewusteloosheid en zelfs de
dood kan het gevolg zijn. Daarom ook in dergelijke gevallen direct reanimeren. Activeren van 5
nevenschikkende activeringspunten tegelijkertijd met 2 handen op de juiste manier en volgorde is
fataal en leidt tot onherstelbare schade, zo niet de dood.

Hou in geval van een confrontatie de volgende punten voor ogen.


• Vertrouw niet alleen op het activeren van de vitale punten. In confrontaties hebben actieve
punten een toegevoegde waarde teneinde uit een gevaarlijke situatie te ontsnappen.
• Denk in termen van zones en lijnen waarin zich drukpunten bevinden, eerder dan in
(specifieke) drukpunten. Dit betekent dat bij manipulatie van een zeker gebied of lijn de kans
op het raken van een drukpunt groter zal zijn. Dit is vooral van belang in het donker.
• Tracht een zo groot mogelijk gebied te “raken”.
• Val niet aan op een drukpunt dat moeilijk is te bereiken als er ook een punt is dat
gemakkelijker kan worden gemanipuleerd.

De fundamentele principes van kyusho jutsu vereisen ook dat men een behoorlijke kennis van
atemi- en keri waza heeft om de anatomisch gevoelige gebieden te kunnen traumatiseren

De oorsprong van de kennis van kyusho jutsu ligt in de kennis van de traditionele Chinese
geneeskunde, derhalve lijkt het zinvol hierna onderwerpen te behandelen die aan de kennis van
de traditionele Chinese geneeskunde ten grondslag liggen.
15

Kuatsu.
Naast de vechttechnieken kennen de krijgskunsten ook helende technieken “kuatsu” genaamd.
Kuatsu, of ook wel “katsu”, is de oude kunst van reanimatie, de betekenis ervan is dan ook:
“leven geven”. De kennis van kuatsu sluit nauw aan op de wetenschap van acupunctuur- pressuur
en shiatsu.

Wanneer we een bepaalde techniek gebruiken tegen een agressor, dan zal dat
een zeker effect ressorteren. Dat kan van een plaatselijke, tijdelijke
verlamming gaan tot een knock-out. Meestal herstellen die gevolgen zich
vanzelf na een tiental minuten. Hebben we echter te hard geslagen dan kan
dat langer duren of zullen we wat moeten helpen.

In regel doe je hetzelfde als hierboven: sla met de vlakke hand enige
malen op het geraakte punt; niet te hard maar ook niet te zacht en
masseer het punt met de wijzers van de klok mee. Als we de punten in
een bepaalde volgorde geraakt hebben, meestal is dat van de ledematen
naar het lichaam toe, behandelen we ze nu in omgekeerde volgorde, van
het lichaam naar de ledematen.

Door het raken van punten kunnen er zich specifieke dingen voordoen zoals bijvoorbeeld een
knock-out. Vooral de punten op de nek of het achterhoofd (Gb 20) kunnen daarvoor
verantwoordelijk zijn.

De oorzaak van knock-out is meestal dat de bloedvoorziening naar de


hersenen tijdelijk of gedeeltelijk is onderbroken. Als dat gebeurt, leg
dan het slachtoffer op de rug, met de benen schuin omhoog, op een
stoel bijvoorbeeld. Hierdoor laten we het bloed maximaal terug naar het
hoofd stromen. Geef het slachtoffer voldoende lucht door knellende
kleding los te maken en zeker de hals vrij te maken.

Vraag de omstanders om niet te dichtbij te komen staan en waai lucht toe met een stuk karton,
een waaier of iets dergelijks.

Wie meer ervaring heeft met tsubopunten kan in dit geval de punten Gv 26, Pe 9 en Ma 36
behandelen. Hebben we te maken met een verstuiking dan leggen we zo snel mogelijk ijs op de
plaats van verstuiken. Het lichaamsdeel zeker niet naar beneden laten hangen want dat
veroorzaakt een dikkere zwelling. Leg het iets hoger. Stop onmiddellijk alle activiteit.

Een eenvoudig geheugensteuntje is de “ice” regel:


• i = immobilisatie;
• c = contractie;
• e = elevatie.
Gevorderden kunnen op zoek gaan naar de lokale punten, vooral pijnpunten en deze stimuleren.
16

Bij kneuzingen eveneens zo snel mogelijk ijs op leggen. Later herstellen we de qi circulatie via
massage of moxastick (een staaf van een bepaalde stof die we door verbranding doen gloeien en
met de gloeiende zijde op enige afstand van de te behandelen plaats houden en ronddraaien).

Laat in ieder geval één ding duidelijk zijn. Experimenteer nooit. Roep er altijd een arts bij als het
ernstig lijkt of in geval van twijfel. Houd het
slachtoffer nog een tijdje in het oog, zelfs al lijkt
het beter te gaan. Verborgen verwondingen
kunnen zich later manifesteren. De punten die
wij hier aangeven hebben louter een indicatieve
waarde en vervangen nooit het bezoek aan een
arts, tenzij ze door een bevoegd persoon
behandeld werden.

Wanneer we in een fysieke confrontatie terechtgekomen zijn, dan zullen we hoe dan ook altijd
ergens geraakt zijn. Misschien zonder merkbare gevolgen, maar er zullen zich op dat ogenblik, zij
het misschien minuscule, blokkades gevormd hebben. Nadien, als we rustiger worden zal de pijn
voelbaar worden. Zoek dan die pijnpunten op en stimuleer ze door zachtjes te masseren.

Aanvullend of als er niet direct duidelijk pijnlijke plaatsen zijn kan je de algemene qi circulatie
bevorderen door volgende qigong oefeningen:

Sta met voeten evenwijdig in de houding die we eerder beschreven hebben. Ontspan je en
concentreer je op de rechterhand. Daarmee klop je, beginnende van de schouder op de
binnenzijde van de arm, naar de hand toe en vandaar terug via de buitenkant van de arm naar de
schouder toe. Geef dan een kort tikje tegen het achterhoofd, bovenaan op het hoofd en op het
voorhoofd. Herhaal met de linkerhand op de rechterarm en tik opnieuw de punten op het hoofd
aan. Dan, met beide handen op de rug kloppen vanaf de nieren naar de voeten toe over de
achterkant van de benen, om terug naar boven te komen via de binnenkant van de benen. Klop
goed stevig door, het moet goed voelbaar zijn. Klop dan met de rechterhand diagonaal vanaf de
rechterschouder over de romp en de buitenkant van het linkerbeen naar de linkervoet toe. Doe
dan hetzelfde met de linkerhand naar de rechtervoet toe. Zwaai daarna de armen rond je lichaam
in de beweging die je zou maken wanneer je het koud hebt.

Wiebel heen en weer over je voetzolen. Achtereenvolgens al het lichaamsgewicht op de voetzool,


dan op de hiel brengend. Zorg ervoor dat de volledige voetzool op die manier gestimuleerd
wordt. Deze oefening mag een paar minuten duren, tot je duidelijk warme voeten krijgt.

Stimuleer door massage volgende algemene energiepunten:


• Gv 26 - Pe 9 - Ma 36 - Di 4-3V5-Cv17-Ni3.

Bij eventuele of mogelijke zwangerschap, de punten op de benen vermijden en zeker de punten


Di 4 en Ni 3 met rust laten. Zij kunnen weeën opwekken.

Sta stevig in de bovengenoemde basishouding, zak wat dieper in de knieën en veer van hieruit op
en neer. Breng je lichaam zo aan het schudden en drijf de snelheid op. Laat alles los, laat je
hoofd, schouders en armen hangen. Ontspan alles en schud steeds sneller, ongeveer 200 maal en
17

vertraag dan langzaam. Blijf nog een tijdje nagenieten van dat zalige, tintelende warme gevoel.
Neem een pluk haar boven aan je hoofd en trek jezelf hieraan omhoog (bij gebrek aan haar doe je
dat denkbeeldig). Voel jezelf helemaal naar de hemel groeien en kijk met een blik vol
zelfvertrouwen recht voor je uit. Suggereer jezelf dat je je prima voelt en dat je de wereld aankan.
Adem diep in en rustig uit. Herhaal een paar maal tot je voelt dat de suggestie haar werk doet.

Al deze oefeningen kan je doen na een training of na een fysiek contact maar ook zomaar,
preventief op gelijk welk ogenblik van de dag. Niet alleen dragen ze bij tot een goede qi
circulatie, ze versterken het immuunsysteem en verhogen zodoende de weerstand tegen ziekten.
18

Traditionele Chinese Geneeskunde.


Traditionele Chinese geneeskunde is een filosofie om de gezondheid te behoeden. Het is
gebaseerd op het begrip en de ultieme kracht van “qi”. In
tegenstelling tot de westerse geneeskunde is de traditionele Chinese
geneeskunde van preventieve aard. Het doel is het immuun systeem
te versterken, teneinde ziekten te vermijden. In feite is de
traditionele Chinese geneeskunde gebaseerd op het principe dat elke
zieke, kwaal of ongesteldheid in het lichaam te wijten is aan het uit balans zijn van qi.

Al circa 2.500 jaar geleden werd, hoog in de bergen van Noord China, “qigong” beoefend door
Taoïstische priesters. Qigong is een meditatieve methode van lichaamsoefeningen en ademhaling.
Ze geloofden dat door de oefeningen de vitale levenskrachten versterkt werden. Naar zij meenden
was deze kracht, qi (“prana” in het Sanskriet, “chi” in het Chinees en “ki” in het Japans),
onafscheidelijk verbonden met het leven zelf. Ze ontdekten dat qi niet alleen het lichaam
versterkte, maar een energetische kracht is met universele gevolgen.

Door in de natuur de wisselwerking tussen vuur, water en damp te


observeren, ontdekte men dat er in het lichaam een vergelijkbaar iets
waarneembaar was. Ook in ons lichaam was een beweging gaande van
“iets” dat dezelfde subtiliteit had als damp.

Tevens ontdekte men dat de conditie (verdeling, stroming, enz.) van deze levensenergie van
wezenlijk belang was voor het functioneren van onze lichaam en geest. Zowel fysieke processen
als spijsvertering, bewegen, ademhalen, als geestelijke processen als
denken, concentreren, enz. bleken beïnvloed te worden door de conditie
van de qi c.q. de conditie van het energiestelsel. Ook ontdekte men dat dit
opgebouwd was uit een stelsel van meridianen die verschillende organen
en energiecentra met elkaar in verbinding brengen in de vorm van een
netwerk. Hetzelfde energiestelsel dat de levensenergie over ons lichaam
verdeeld, is ook de basis van de acupunctuur, Chinese massage (Tuin-na),
de Japanse drukpunt massage (Shiatsu), e.a. Na veel inwendig onderzoek
en experimenteren ontdekte men langzamerhand ook dat en hoe de
conditie van het energiestelsel ten gunste beïnvloed kon worden door
meditatieve houdingen en bewegingen, ademhalingsoefeningen, klanken,
concentratie oefeningen, visualisaties, enz. In het kort gezegd: qigong kwam tot ontwikkeling.

De historici vertellen ons dat dit het begin was van de “traditionele Chinese geneeskunde”.

In de filosofie van de traditionele Chinese geneeskunde komen begrippen voor als: “qi”,
“meridianen”, “yin & yang” en de “5 elementen”. Hierna worden deze begrippen uiteengezet.
19

Qi.

Qi als begrip vindt zijn oorsprong in de traditionele Chinese geneeskunde. Qi is onstoffelijk,


d.w.z. het kan niet zichtbaar worden gemaakt, noch is het tastbaar.

In de oosterse filosofie bestaat de mens uit drie delen, die tezamen een ondeelbaar geheel
vormen:
• “Tai”: het eigenlijke lichaam, de materie.
• “Chen”: de geest, het denken, de sturende en controlerende factor.
• “Qi”: de energie die de materie bij elkaar houdt en de organen doet functioneren.

Alhoewel apart genoemd, zijn deze drie delen niet los van elkaar te zien. Zodra de geest
verdwijnt uit het stoffelijk lichaam, zal qi stoppen met het te voorzien van voeding. Het lichaam
sterft. Bij zware lichamelijke beschadiging zal de qi eruit verdwijnen en de geest heeft geen
woning meer om in te verblijven. Zodra qi geen toegang meer heeft tot het stoffelijk lichaam, of
de doorstroming wordt belemmert, zal “tai” sterven en “shen” verlaten.

Traditioneel wordt qi gezien als levensenergie; manifestatie van de subtiele levensenergie die in
elk mens stroomt en die niets anders is dan de oerenergie waaruit
aarde en heelal voortkwamen. Qi stelt ons in staat in alles dieper door
te dringen dan alleen met onze fysieke, scheikundige en natuurlijke
vermogens. Qi is onzichtbaar, maar de werking van qi kan in het
lichaam waargenomen worden. Qi zorgt er bijvoorbeeld voor dat een
wond uit zichzelf geneest. Als de qi-stroom geblokkeerd is kan het
lichaam ziek worden. Qi betekent in het Japans zowel adem als
bewustzijn. Bewustzijn zelf is qi, mentale kracht is energie die
uitgezonden kan worden naar elk deel van ons lichaam, of naar buiten kan worden uitgestraald.

Ted Kaptchuk heeft in zijn boek “The Web that has no weaver” voor qi de volgende definitie
gegeven: “Materie die op het punt staat in energie over te gaan, of energie die op het punt staat in
materie over te gaan. In de Chinese denkwereld wordt er immers geen onderscheid gemaakt
tussen materie en energie”.

Een citaat uit “Ki in het dagelijks leven” van aikidomeester Koichi Tohei: “Ons leven is te
vergelijken met een hoeveelheid water dat we uit de oceaan nemen en in onze handen houden.
We noemen dit “ik”. Het is hetzelfde als dat we het water “ons” water noemen, alleen omdat we
het in onze handen houden. Vanuit het standpunt van het water gezien, is het een deel van de
grote zee. Want als we onze handen openen, komt het water weer terug in de zee. Wanneer we
weigeren om het water haar eigen weg te laten gaan, zal het muf worden. Ons leven is een deel
van de universele ki, omhuld door het vlees van ons lichaam. Ofschoon we daar “ik” tegen
zeggen, is het vanuit het standpunt van de geest eigenlijk de ki van het universum. Hoewel deze
ki omsloten is door het vlees van ons lichaam, is het in voortdurende verbinding met het
universum en vormt het er een actief deel van. Wanneer de verbinding van onze eigen ki en de ki
van het universum niet verzwakt is, zijn we gezond en levendig”.
20

Zonder qi kunnen we niet bestaan. Zowel voor het leven zelf, als voor het werk maken we er
gebruik van. Qi moeten we steeds aanvullen. Het is een basisenergie, meegekregen bij de
geboorte. Andere bronnen van qi zijn voedsel, zon, licht, zuurstof en contacten met andere
levende schepsels.

In “t algemeen wordt gezegd dat de verzamelplaats van qi de onderbuik is (seika tanden). Het
ideogram (kanji) dat gebruikt wordt om qi te verbeelden is:

Dat ideogram kan als volgt worden ontleed.

De drie bovenste lijnen staan voor stoom en damp:

Het onderste deel van het ideogram staat voor:

Dit ideogram kan worden gesplitst in twee tekens:

Het eerste teken, vier streepjes, staat voor de rijst, welke door het tweede teken, kruis, door
dorsen van het pel wordt ontdaan.

Soms wordt het ideogram van rijst vervangen door dat van vuur:

Het ideogram voor qi wordt dan gevormd door het kanji voor water en vuur. Anders gezegd: de
kosmische energie, gesymboliseerd door water en vuur, wordt samengebald tot een geheel,
waardoor qi-krachten of oerenergie wordt opgewekt.

Qi wordt in het lichaam verzameld in energiecentra. Men onderscheid drie


energiecentra: één in de onderbuik, in het Chinees “tantien” en in het Japans
“hara” genaamd, een tweede in de borst en een derde in het hoofd. Het Indische
Chakra/Nadi systeem is overeenkomstig, maar daar noemt men de energiecentra
“chakra” en telt men er zeven.

Letterlijk betekent tantien: “zee van qi”. Het zwaartekracht centrum van het
lichaam. Ook wel genoemd “het cinnaber veld” of “elixer veld”. Wordt
beschouwd als het centrum van de vitale energie of qi, daar waar de
levenskrachten zich verzamelen. Vanuit dit punt vloeit qi door het hele lichaam
via energiebanen of meridianen.

Door de tantien staat de mens direct in verbinding met de oorspronkelijke eenheid der dingen.
Eén van de voornaamste doelstellingen van meditatie technieken en ademhalingsoefeningen in de
krijgskunsten is om de qi in de tantien te vergroten en versterken.
21

“Yin en yang zijn de oorsprong van het leven”.


Nei Jing

Yin en Yang.
De theorie van “yin” en “yang” (Japans: “in” en “yo”) is de basis van de oosterse filosofie. Yin
en yang zijn twee polariteiten die zich overal en altijd manifesteren en waarbinnen alle
bewegingen en veranderingen plaatsvinden. Deze bewegingen van energie is gelijk aan “leven”.
Yin en yang wordt gebruikt om leven te beschrijven. Het zijn geen statische begrippen, maar een
methode om veranderingen te beschrijven zodat er mee gewerkt kan worden. Een man is meer
yang en een vrouw meer yin. Maar een jonge vrouw is yang ten opzichte van een oude vrouw.
Met yin en yang kunnen dus relaties worden beschreven van dingen ten opzichte van elkaar.

Volgens de Taoïstische leerstellingen was er, voordat het heelal ontstond en vorming kreeg, een
toestand van volkomen leegte. De Chinezen noemden deze toestand “Wu Chi”. Wu Chi is
hetgeen wat niets is, doch alle ingrediënten bevat om iets te laten ontstaan. Als we dit vertalen
naar de westerse opvattingen dan is dit de situatie voor de “Grote Knal”. Deze oertoestand was
niet gerelateerd aan tijd en snelheid omdat er niets was waaraan tijd en snelheid kon worden
afgemeten. Alles was leegte. Wu Chi betekent “de uiteindelijke staat van het niets”. Wu Chi
kwam in actie door een of andere impuls; en het begin van de schepping werd een feit. De eerste
impuls manifesteerde zich als qi, ontstaan uit de oerpolariteit tussen Yin en Yang. Het eeuwige
spel tussen yin en yang is de meest wezenlijke uitdrukking van Wu Chi. De Taoïsten noemden dit
proces “Tai-chi” (het meest uiteindelijke) de veelvoudigheid van alle verschijnselen in het heelal,
zichtbaar of onzichtbaar. Komt tot stand uit de dualiteit tussen yin en yang!

Uit de “Nei-Jing” (Boek van de Interne Geneeskunde), van de legendarische Gele Keizer Huang
Ti, blijkt dat ook op geneeskundig gebied de theorie van yin en yang zijn stempel heeft gedrukt.
Het boek beschrijft het leven en het functioneren van het menselijk lichaam in termen van het yin
en yang concept.

“Het zijn en het niet-zijn produceren elkaar


Het moeilijke en het gemakkelijke vullen elkaar aan
Lang en kort contrasteren elkaar
Hoog en laag onderscheiden elkaar
Klank en stem harmoniseren elkaar
Voor en achter volgen elkaar”.
Tao-Te-Ching

Volgens de theorie van yin en yang is niet alleen het leven op aarde, maar uiteindelijk het bestaan
van het hele universum gebaseerd op het principe van “dualiteit”. Enkele voorbeelden: tegenover
het begin staat het einde, donker brengt licht voort, de dag is een product van de nacht. Wit is er
alleen omdat er ook zwart is, geluid omdat het uit stilte ontstaat, vreugde omdat er ook verdriet is.
We zien dat alles bestaat uit twee tegengestelde polen. In het Chinees aangeduid met de termen
yin en yang. Ofwel, het een brengt het ander voort en het ander kan niet zonder het een. Maar ook
een toename of een afname van de ene gaat steeds gepaard met respectievelijk een afname of een
22

toename van de andere. Dit noemt men het proces van “wederzijdse consumptie en productie”.
Zolang yin en yang in evenwicht zijn, is er harmonie, balans en dus gezondheid.

Men bedoelt ermee dat er een dynamisch evenwicht is; dit wil zeggen dat yang overdag actief zal
zijn en het yin zijn activiteit ‘s nachts zal laten gelden. Deze verhoudingen in activiteit behoren in
balans te zijn. Een statisch evenwicht daarentegen wil zeggen dat er geen transformatie meer
plaats vindt, dit betekent de dood van een individu!

Yin betekent van oudsher schaduwkant van de berg en yang zonkant van de berg. Op het lichaam
lopen de yangmeridianen aan de zijde die door de zon beschenen wordt (de rugzijde en de
bovenzijde van de armen en de yinmeridianen aan de schaduwkant (voorzijde en onderkant
armen). Niets is volledig yin of yang. Yin wekt yang op en omgekeerd. Absoluut yang en
absoluut yin bestaat dus niet.

“Yin en yang zijn de weg van hemel en aarde,


principes en matrix van alle dingen,
ouders van alle veranderingen,
oorsprong van geboorte en dood...”
Nei Jing

Yang: mannelijk, positief hemel, mannelijk, energie, licht, warm, zomer,actief, zout. Yang doelt
op alles wat actief is, expansief, bewegend, hard, licht, helder. Yang is het handelende.
Yin: vrouwelijk, negatief aarde, vrouwelijk, materie, donker, koud, winter, passief, zoet. Yin
doelt op alles wat negatief of passief is, traag, zacht, stoffelijk, zwaar, donker. Yin is het
ontvangende.

Yin en Yang worden gesymboliseerd door de “monade”. Dit is een cirkel met
daarin twee golfbewegingen. In elke golfbeweging bevindt zich een rondje. De
rondjes in de golfbewegingen mogen zich niet op de loodlijn bevinden, dat
symboliseert stilstand en dus de dood. De monade moet daarom altijd getoond
worden met de rondjes uit de aslijn, immers dat symboliseert leven, dynamiek.
23

De 5 Elementen.
Men kan zich natuurlijk afvragen hoe de Chinezen aan het systeem van de vijf elementen (in het
Chinees: “Wu Xing”) komen. Uiteraard zijn het metaforen, cryptische omschrijvingen van
bepaalde fenomenen die zij waarschijnlijk zoals alle andere kennis opdeden uit observatie van de
natuur.

In eerste instantie waren de Chinese krijgsheren van ongeveer 500 v. Chr. vooral geïnteresseerd
in hoe het volk beheerst kon worden. De controlecyclus werd ontwikkeld: hoe wordt een
natuurlijk fenomeen beteugeld. Pas later kwam de voortbrengingscyclus in beeld: hoe brengt het
ene fenomeen het andere voort. En weer een tijd later is de fasenleer geworden tot wat ze nu is:
een verfijnd begrippenstelsel voor de interactie van alle fenomenen, van alles dat zich aan ons
voordoet. Behalve de classificatie van alle natuurlijke fenomenen brengt deze leer ons dus ook de
voortbrengingscyclus (shen) en de controlecyclus (kõ).

De theorie van de 5 elementen is later ontstaan dan de yin en yang theorie en


voegt er iets aan toe. De elementen zijn: aarde, metaal, water, hout en vuur.
Ze vertegenwoordigen een meer gedetailleerde classificatie van yin en yang
in verschillende vormen van qi, , beschreven door de eigenschappen van
metaal, water, hout, vuur en aarde. Alle verschijnselen in de natuur werden
ingedeeld bij een van de 5 groepen, die een bepaalde “beweging” of
“kwaliteit van energie” aanduiden.

We moeten opmerken dat het woord “element” in onze taal een enigszins vaste connotatie heeft
die het in het Chinees niet heeft, vandaar dat de theorie vaak bekend is in de alternatieve vertaling
van vijf transformaties of van vijf fasen. De elementen zelf zijn eigenlijk beschrijvingen van qi in
verschillende stadia en veranderingsprocessen. Voor beoefenaars van shiatsu en andere oosterse
geneeswijzen is het vijf-elementenmodel heel handig om mee te werken, daar het tastbaarder en
dus beter te vatten is dan de soms vaag aandoende eigenschappen van yin en yang. Net als yin en
yang ontstond de vijf-elementenopvatting van het universum door het observeren van de
wisselwerking tussen de verschijnselen. De theorie van de vijf elementen kent twee aspecten; ten
eerste het groeperen van dingen of verschijnselen met een gelijksoortige kwaliteit van energie tot
correspondenties en ten tweede de energiestroom tussen de elementen en strak gedefinieerde
volgorden of cycli.

Een belangrijke aspect van de vijf-elemententheorie is de beschrijving van de manier waarop


energie stroomt, samengevat in de scheppingscyclus (voedende of shen) en de beheersingscyclus
(controlerende of ko). In de scheppingscyclus schept elk element het volgende, dus hout schept
vuur dat aarde schept en zo verder de kring rond. De cyclus van de seizoenen is hier een goed
voorbeeld van: in het voorjaar (tijd van houtenergie) stijgt de energie van de aarde omhoog en
komt tot uitbarsting in de grote bedrijvigheid van de zomer (vuur), die zich vervolgens
transformeert tot de nazomer (aardetijd). De nazomer rijpt tot de oogsttijd van de herfst (metaal)
en dan rust de qi van de aarde en slaat zichzelf op tijdens de winter (tijd van waterenergie),
voordat het hele proces in het voorjaar weer een aanvang neemt. De beheersingscyclus is de
vijfpuntige ster, die laat zien hoe de elementen elkaar ook beperken om het anders oneindige
sterker worden af te remmen. Weer kunnen we naar de natuur kijken om de mechanismen die
24

hier aan het werk zijn te verklaren: water dooft vuur, vuur smelt metaal, metaal hakt hout, hout
(bomen) stabiliseert de aarde, aarde damt water in.

Tabel van de vijf fasen met opsomming van de relaties. De opsomming is niet bedoeld
volledig te zijn en/of inmutabel.

element hout vuur aarde metaal water


seizoen voorjaar zomer nazomer herfst winter
cyclus geboorte groei transformatie oogst opslag
klimaat wind hitte vochtigheid droogte koude
kleur groen rood geel wit zwart/blauw
richting oost zuid centraal west noord
vloeistof tranen zweet speeksel slijm urine
stem schreeuwen lachen zingen huilen kreunen
geur ranzig branderig geurig stinkend rottend
emotie woede vreugde piekeren verdriet angst
weefsel spieren/pezen bloed lichaam huid beenderen
zintuig ogen tong mond neus oren
smaak zuur bitter zoet scherp zout
yangorgaan galblaas dunne darm maag dikke darm blaas
3 voudige
verwarmer
yinorgaan lever hart milt long nier
pericardium
tijdstip 01.00 – 03.00 11.00 – 13.00 09.00 – 11.00 03.00 – 05.00 17.00 – 19.00
23.00 - 01.00 13.00 – 15.00 07.00 – 09.00 05.00 – 07.00 15.00 – 17.00
19.00 – 21.00
21.00 – 23.00

Elke fase kan men opvatten als positieve, proces georiënteerde kaders, waarbij de “ideale”
kenmerken van elk worden benadrukt. Deze ideale toestanden zijn slechts richtlijnen of doelen
voor een evenwichtig en geïntegreerd functioneren. Ze weerspiegelen ook de relaties en
interacties tussen de fasen.

Toegepast op het gebied van het menselijk lichaam, de geest en de ziel kunnen de vijf elementen
van onschatbare waarde zijn om precies vast te stellen waar en hoe de lichaams-qi uit balans is
geraakt.
25

De Meridianen.
Meridianen (Chinees: Jingluo / Japans: Keiraku).zijn de banen waardoor de energie zich in ons
lichaam beweegt. Soms komen deze banen overeen met de loop van spieren of bloedvaten. Dit
hoeft echter niet.

Ze vormen een theoretische verbinding tussen de acupunctuur- of


tsubopunten. Het is evenwel geen anatomische realiteit, dit in tegenstelling tot
de acupunctuurpunten zelf. Een meridiaan is als het ware een wijze van
verbanden leggen: waar wij verbanden of relaties zien, leggen de Chinezen
verbindingen: meridianen. Het meridiaanstelsel bestaat uit 80 meridianen.
Alle meridianen met elkaar vormen een netwerk de: “Jing Luo”.

• “Jing” betekent: door geven of er doorheen gaan;


• “Luo” betekent: iets dat verbindt, een net;
• “Mai” betekent: een holle structuur waar iets door stroomt, een vat.

De naam duidt op een samenhangend geheel, waarin iets stroomt, op een


stelsel van kanalen en rivieren waarin materie (bloed) stroomt, om qi te
vervoeren.

Eigenlijk zouden we moeten spreken over de Jing Mai en de Luo Mai: respectievelijk de
meridianen en kollateralen. De naam “meridiaan” is afkomstig van de Franse jezuïeten aan het
keizerlijk hof in Beijing. Zij zagen “Tong Ren”, de bronzen man, een meer dan manshoge pop,
waarop alle acupunctuurpunten staan, onderling verbonden door meridianen. Deze lijnen, die van
onder de voet tot boven op de kruin liepen, vergeleken ze met de “meridiens”: de denkbeeldige
lijnen die op de aardbol van noord- naar zuidpool lopen.

De oorspronkelijke betekenis van het Chinese woord “Jing” was waterweg,


beek, kanaal, later werd het draad. Jing staat ook voor boek, want dat wordt
door draden bijeen gehouden (Nan Jing, Nei Jing). De Luo Mai zijn de
transversale verbindingen in het meridiaansysteem. Jing Mai en Luo Mai zijn
a.h.w. schering en inslag, waarbij de Jing Mai de hoofddraden zijn en de
dwarsverbindingen door de Luo Mai gevormd worden, vandaar de benaming
Jing Luo.

De functie van meridianen is:


• zorgen voor beweging in het lichaam (van bloed, gas, zuurstof, water e d );
• verbinden van ledematen en hoofd met de romp;
• communicatie van binnen naar buiten en van boven naar beneden;
• zorgen voor de regulering van organen.

Er zijn twaalf hoofdmeridianen. Elke meridiaan is gerelateerd aan één van de 5 elementen.
Bijvoorbeeld de hart meridiaan is gerelateerd aan het element vuur en de nier- en blaas meridiaan
met water. Iedere meridianen heeft zijn basis in een orgaan en is hiernaar vernoemd. Een
uitzondering is de 3-voudige verwarmer meridiaan. Deze correspondeert niet met een eigen
26

orgaan maar met bepaalde relaties tussen andere organen en de totale verdeling van energie over
het lichaam. De werking van de energie die door een meridiaan loopt komt overeen met de
functie van het betreffende orgaan. De dikke darm heeft bijvoorbeeld de functie van het
afscheiden van afvalstoffen. Emotioneel heeft de dikke darm ook de functie van afscheid nemen
en loslaten. Een verwoed verzamelaar kan last krijgen van constipatie. Ook zaken als een
rouwproces, of het uitgeven van een groot geldbedrag kunnen effect hebben op de dikke darm als
orgaan of spanning geven in het gebied van de meridiaan. Bijvoorbeeld gespannen kuiten of
gevoelige plekken op de bovenkant van de arm net onder de elleboog.

Hiervoor werd gezegd dat het meridiaanstelsel uit wel 80 meridianen bestaat. Dit zijn de
meridianen die in de traditionele Chinese geneeskunde voorwerp zijn van behandeling. De 12
belangrijkste worden hierna in de matrix genoemd. Iedere meridiaan “bedient” een orgaan en is
ernaar genoemd. We onderscheiden:

Nederlands Engels Chinees Acu-punten


Blaas / Bl Bladder / Bl Foot taiyang 67 pt
Dikke darm / Di Large intestine / Li Hand yangming 20 pt
Dunne darm / Du Small intestine / Si Hand taiyang 19 pt
Galblaas / Gb Gall bladder / Gb Foot shaoyang 44 pt
Hart / Ha Heart / Ht Hand shaoyin 9 pt
Lever / Le Liver / Li Foot yueyin 14 pt
Long / Lo Lung / Lu Hand taiyin 11 pt
Maag / Ma Stomach / St Foot yangming 45 pt
Milt / Mi Spleen / Sp Foot taiyin 21 pt
Nier / Ni Kidney / Ki Foot shaoyin 27 pt
Pericardium / Pe Pericardium / P Hand yueyin 9 pt
of of
Kringloop meridiaan Hart constrictor
3 Voudige verwarmer / 3V Triple heater / Th Hand shoayang 23 pt
of
San jiao
Conceptievat / Cv Conception vessel / Cv Ren-mai / Rn 24 pt
Gouverneurvat / Gv Governing vessel / Gv Du-mai / Du 28 pt

De meridianen liggen symmetrisch aan beide zijden van het lichaam, dus 24 in totaal. Daar
komen dan ook nog twee meridianen bij die niet aan een orgaan zijn gerelateerd, te weten:
“Conceptievat” en “Gouverneurvat”. Deze meridianen liggen op de middellijn van het lichaam,
het conceptievat aan de voorzijde en het gouverneurvat aan de achterzijde. Samen worden deze
twee meridianen ook wel de embryonale kringloop genoemd, omdat het de enige meridianen zijn
bij een foetus.

Alles bij elkaar lopen er 26 hoofdmeridianen door ons lichaam.


27

De “Meridianen” en de “Actieve Punten”.


Op de hierna volgende pagina’s zijn de kaarten van de 12 hoofdmeridianen en 2 niet aan organen
gerelateerde meridianen opgenomen. Op de linkerpagina steeds een overzichtskaart en op de
rechterpagina kaarten van de verschillende delen van het lichaam met de desbetreffende
meridianen en actieve punten.

Onderstaand tabel laat zien welke meridianen in verbinding staan met welke spieren en/of
groepen van spieren.

blaas sacrospinalis, peroneus, tibialis.


dikke darm hamstrings, quad lumborum, fascia lata, flexor digitorum, longus.
dunne darm abdominals, quadriceps.
galblaas anterior deltoid, politeus.
hart subscapularis.
lever rhomboids, pectoralis major sternal.
long deltoids, diaphragm, anterior serratus, coracobrachialis.
neck ext/flexors, levator scapulae, pectoralis major clavicular,
maag
bracioradialis, sterno-cleido-mastoid.
milt trapezius, latissimus dorsi, oponens pollicis longus.
nier upper trapezius, psoas, iliacus.
pericardium gluteus maximus, gluteus med, piriformis, abductors, general pelvic.
gastrocnemius, soleus, sartorius, gracilis, teres minor, flexor hallucis,
3 voudige verwarmer
longus.
28
29

Blaas / Bladder / Foot Taiyang.


30
31

Dikke Darm / Large Intestine (Colon) / Hand Yangming.


32
33

Dunne Darm / Small Intestine / Hand Taiyang.


34
35

Galblaas / Gall Bladder / Foot Shaoyang.


36
37

Hart / Heart / Hand Shaoyin.


38
39

Lever / Liver / Foot Yueyin.


40
41

Long / Lung / Hand Taiyin.


42
43

Maag / Stomach / Foot Yangming.


44
45

Milt / Spleen / Foot Taiyin.


46
47

Nier / Kidney / Foot Shaoyin.


48
49

Pericardium (Kringloop Meridiaan of Hart Constrictor) / Hand Yueyin.


50
51

3 Voudige Verwarmer / Triple Heater / Hand Shoayang.


52
53

Conceptie Vat / Conception Vessel / Ren-Mai.


54
55

Gouverneur Vat / Governing Vessel / Du-Mai.


56

Qi en de Westerse Wetenschap.
Auteur Theo De Gelaen.

Volgens Ted Kaptchuk in zijn boek “The Web that has no weaver” zou Qi het moment zijn
waarop energie overgaat in materie en omgekeerd…

Het is wellicht vergezocht om te veronderstellen dat de Chinezen 5000 jaar geleden reeds weet
hadden van het gedrag van golven en deeltjes zoals wij die vandaag vanuit de Kwantumfysica
kennen. Toch sluit hun verklaren van qi daar wonderwel bij aan. Het is precies dat wat zij als het
fenomeen van qi bedoelen, de levensenergie, het allesomvattende, het begin en het einde van alle
leven.

Zoals we weten bestaat alles uit energie en is heel het universum eigenlijk één grote bol energie.
Doch op een bepaald moment moet er ergens iets materieels ontstaan. Energie dient zich om te
zetten in materie, het begin van een voor ons waarneembaar iets.

Maar laten we eerste even stilstaan bij wat vandaag in het Westen bekend is als zijnde
kwantumfysica.

Ons lichaam bestaat uit organen, waarbij onze huid ook als een groot orgaan kan beschouwd
worden. De organen bestaan op hun beurt uit cellen waar binnen een uit een dun vetlaagje
bestaande celwand verschillende onderdelen huizen, waaronder ons dna, zijnde de drager van ons
genetisch materiaal. Iedere stof bestaat uit wat men noemt moleculen, dat zijn de kleinste deeltjes
van een stof die nog de eigenschappen bezitten van die stof.

Een molecuul op zich echter bestaat uit atomen. Een begrip dat reeds in de 4e eeuw voor Christus
door de Griekse filosoof Democritus gebruikt werd en dat “ondeelbaar” wil zeggen (a = on,
tomas = delen). Toch was het pas in 1806 dat de Engelse wetenschapper Johnn Dalton het ging
gebruiken om de chemische eigenschappen van elementen en hun verbindingen mee voor te
stellen.

Het was echter wachten op Einstein alvorens men daadwerkelijk in de wetenschap rekening ging
houden met de atomen. Sindsdien weet men echter ook dat atomen niet zo ondeelbaar zijn en dat
ze eigenlijk bestaan uit een atoomkern met daar rond zwevende elektronen. Het zijn die
elektronen die als kleinste deeltjes beschouwd worden.

Normaal is de kern van een atoom positief geladen en de elektronen negatief. De kern van een
atoom blijkt echter op zijn beurt te zijn samengesteld uit protonen en als er evenveel protonen
zijn als elektronen, dan is het atoom in evenwicht en heeft het geen elektrische lading. Verliest
het atoom echter een elektron, dan zijn de protonen in de meerderheid en krijgt het atoom een
positieve lading. Vanaf dan spreken we van een ion. Neemt het atoom een extra elektron op, dat
spreken we van een negatief geladen ion.
57

Maar nog steeds zijn we niet aan ons kleinste deeltje, want blijkt nu dat ook een proton nog
opdeelbaar te zijn, namelijk in drie quarksen per proton.

Het zijn nu die quarksen die een zeer fascinerend gedrag vertonen.

Omdat het deeltjes zijn van de kern van een atoom, spreekt men over een deeltje, dat wil zeggen
iets dat een massa heeft en zich als het ware gedraagt zoals een biljartbal die overal tegenaan
botst en ofwel iets anders wegketst of zelf weggeketst wordt.

Maar wat gebeurt er als men een deeltje door twee spleten tegelijk wil laten gaan?

In een test werd een lichtbron geplaatst tegenover een wand, met daartussen een scherm waarin
zich twee evenwijdige spleten bevonden. Door het schijnen van het licht door de spleten ontstond
een streepjespatroon op de wand. Als men het licht door slechts één spleet laat gaan, dan ontstaat
er maar één streep aan de andere kant.

Men zou dus kunnen veronderstellen dat wanneer men een deeltje zou afvuren, het door één van
de twee spleten zou gaan en er zich tegen de wand slechts één streep zou aftekenen. Toen men in
het experiment echter één enkel foton (het kleinste deeltje van licht) op de spleten afvuurde,
ontstond er op de wand een streepjespatroon! Blijkbaar was het deeltje door beide spleten tegelijk
gegaan. Iets wat niet kan voor een deeltje met de eigenschappen van een biljartbal.

Daaruit kon men niets anders dan concluderen dat een deeltje zich zowel als een deeltje dan als
een golf kan gedragen. Wat derhalve wil zeggen dat twee aan elkaar tegengestelde eigenschappen
binnen eenzelfde systeem kunnen bestaan zonder elkaar op te heffen of te vernietigen.

Dit verschijnsel noemt men complementariteit. En hoewel de Chinezen 5000 geleden naar alle
waarschijnlijkheid niet die test met het foton uitgevoerd zullen hebben, waren zij toch al
vertrouwd met complementariteit, al noemden zij dat dan het yin en yang principe…

Hoe kwam men hier in het Westen aan de ontdekking van het kleinste deeltje dat men vandaag
ook kwantum noemt?

De oorsprong lag in de thermodynamica (beweging van warmte) en vooral bij de vaststelling, dat
een warm lichaam altijd zijn warmte zal afgeven aan een kouder tot er een toestand van
thermodynamisch evenwicht bereikt is.

Warmte ontstaat door trillen van moleculen. Hoe sneller die trilling, hoe groter de warmte. Als jij
op een stoel gaat zitten en die voelt koud aan, dan wil dat zeggen dat de moleculen van de stoel
trager trillen dan die van jouw lichaam. Jouw lichaam zal zijn warmte afgeven aan de stoel die
diens atomen sneller te laten trillen. Hierdoor verliezen jouw moleculen aan energie en gaan ze
zelf ook trager trillen. Tot er een moment van evenwicht bereikt wordt en de moleculen van
zowel jouw lichaam als deze van de stoet even snel trillen.

Als jij opstaat en iemand die uit de koude komt, gaat direct op jouw stoel zitten, dan zal die hem
als warm ervaren, gewoon omdat dan de moleculen van de stoel sneller trillen dan die van zijn
lichaam en dan herhaalt het proces zich in de andere richting.
58

Dat principe werd voor het eerst gebruikt door de Brouwerszoon uit Manchester James Prescott
Joule (1818-1889) die een machine bouwde die warmte energie omzette in mechanische energie.
Hij stelde dat een bepaalde hoeveelheid warmte kan gelijkgesteld worden aan een bepaalde
hoeveelheid mechanische arbeid. Vandaar dat toen iemand zei dat als warmte kan omgezet
worden in arbeid, dan moet het ook een bepaalde hoeveelheid energie bevatten (energie betekent
immers in het Grieks “bevatten van arbeid”).

Qi in het lichaam kan men ervaren als een warm tintelend gevoelen, wat erop wijst dat de
moleculen op een bepaalde frequentie trillen. Deze warmte kan door het lichaam worden omgezet
in een mechanische energie hetgeen tot een bepaalde fysieke kracht kan leiden. Dat verklaart
waarom een geoefende qi gong meester van op een afstand bepaalde dingen kan laten gebeuren.
Wat verder wordt dit nog duidelijker.

De vaststelling van overdracht van warmte energie heeft destijds geleid tot de eerste wet van de
thermodynamica die zegt dat als er een bepaalde hoeveelheid energie op een bepaalde plaats
verdwijnt, er elders binnen hetzelfde systeem een gelijke hoeveelheid energie moet optreden.
Deze wet wordt dan ook die van het behoud van energie genoemd en werd voor het eerste
gepostuleerd door Hermann van Helmholtz in 1847. Zij komt er dus op neer dat er nooit energie
verloren gaat.

In 1850 publiceerde Rudolf Clausius dat er in de thermodynamica nog een tweede principe gold,
namelijk dat er altijd een verval van energie binnen een systeem plaatsvond, dat wil zeggen een
hoeveelheid niet bruikbare warmte binnen een thermodynamisch proces. Hij was ook diegene die
het begrip “entropie” introduceerde. Entropie wil zeggen “wanorde”. Volgens hem nam de
entropie (dus de wanorde) van een systeem steeds toe als er warmte van een warmer naar een
kouder lichaam stroomt. Het toppunt van entropie wordt bereikt bij een thermisch evenwicht,
d.w.z. als alle lichamen binnen het systeem dezelfde temperatuur hebben.

Dit komt erop neer dat door het proces van energie overdracht, de totale energie van een systeem
afneemt zodat de wanorde toeneemt. Bij een koud, vast lichaam kan men stellen dat alle
moleculen mooi geordend zijn. Als we de warmte doen toenemen dan zullen de moleculen
wanordelijker door elkaar gaan bewegen en een minder sterke cohesie vertonen, zoals dat bij
water het geval is. Nog verder verhit, in de richting van stoom zullen de moleculen naar een
maximale wanorde gaan.

Ook hier waren de Chinezen blijkbaar zeer vroeg van op de hoogte, want hun vijf elementen
theorie verwijst daarnaar (hierover verder meer).

Ludwich Boltzmann stelde in 1870 dat er een maat bestaat voor de graad van wanorde, namelijk
de waarschijnlijkheid van een bepaald systeem, gedefinieerd als het aantal manieren waarop het
uit een verzameling atomen kan worden samengesteld. Hij stelde dat een systeem zich zal
verplaatsen van een minder waarschijnlijke naar een meer waarschijnlijke toestand onder invloed
van warmte of mechanische trilling tot een evenwichtstoestand is bereikt. Het systeem zal dan
zijn meest waarschijnlijke toestand bereikt hebben op het moment dat de entropie het hoogst is.

Vanuit de thermodynamica weten we dus dat een warm lichaam steeds een bepaalde warmte
straling (licht) zal afgeven, een straling van golven uit het elektromagnetische spectrum. Zelfs
59

een lichaam dat amper 5° warmer is dan het absolute nulpunt van –285° zal dus nog een straling
hebben. Deze straling omvat een breed spectrum van frequenties. Uit metingen bleek dat de
intensiteit van de straling sterk varieert met de frequentie van de straling. Hoe warmer, hoe hoger
de frequentie van de straling.

Een lauwe oven zal reeds een bepaalde straling uitzenden, doch wij kunnen die niet zien omdat
haar frequentie niet deze bereikt van het voor onze ogen waarneembare, zijnde de straling van
zichtbaar licht. Wordt de oven heter, dan zal hij op een bepaald ogenblik wel die frequentie
bereiken en zien wij dat als het rood gloeien ervan. De waarneming van de rode kleur gebeurt bij
800° C, en dat onafhankelijk van wat zich in de oven bevindt. Of dat nu steenkool is, glas, aarde
of metaal, dat maakt niet uit. Vroeger gebruikten de pottenbakkers deze wetenschap om de
temperatuur van hun oven te meten. Het witte licht bereikt men bij een temperatuur van 1200° C.

Dit werd de eerste wet op de thermodynamica, die zegt dat de totale energie in het heelal een
constante is en van de ene vorm in de ander kan overgaan. Zo kan de warmte energie van
brandend hout overgaan in stoomenergie, veroorzaakt door het water dat door het brandend hout
opgewarmd werd. De stoom energie kan dan overgaan in mechanische door een turbine te laten
draaien om een generator aan te drijven die elektrische energie produceert dat een diepvries aan
de gang zet.

De tweede hoofdwet van de thermodynamica zegt dat de entropie1 van een geïsoleerd systeem2
altijd toeneemt tot ze het toppunt heeft bereikt bij een thermisch evenwicht, dat wil zeggen als
alle voorwerpen binnen hetzelfde systeem dezelfde temperatuur hebben. Als een lichaam wordt
opgewarmd, zal het volgens deze wetten zijn warmte willen afgeven, hetgeen het zal doen door
straling. Volgens de Engelse klassieke natuurkundigen Lord Rayleigh3 en Sir James Jeans4 zou
een heet voorwerp, zoals een ster in oneindige mate energie moeten uitstralen omdat ze volgens
de toen geldende wetten gelijkmatig in alle frequenties van elektromagnetische golven (van
radiogolven tot röntgenstralen) dient uit te zenden. Omdat het aantal golven per seconde
onbegrensd is, wil dat zeggen dat de totale hoeveelheid uitgestraalde energie oneindig zou zijn.
De stelling van Rayleigh en Jeans bleken wel te kloppen voor de lage frequentie, maar zorgden
bij de hogere frequenties voor de zogenaamde ultravioletcatastrofe. Als zij gelijk hebben zou het
warme lichaam steeds tot extreme temperaturen energie uitstralen zodat zelfs voor een open
haardvuur zitten een gevaarlijke onderneming vormt. Iedereen weet echter dat zulks niet het
geval is, dus moest er een oplossing gevonden worden voor de stelling van de klassieke
natuurkundigen.

Maar als een lichaam warmte uitstraalt in alle frequenties van het spectrum, gaat het dan niet op
een bepaald ogenblik al zijn energie opgebruiken? Dat was een probleem dat indertijd de fysici
bezig hield en ook wel de ultravioletcatastrofe genoemd werd.

1
Nieuw begrip door Clausius ingevoerd als definitie van de warmte die van het ene voorwerp overgebracht wordt in
het andere. Volgens Deepak Chopra in zijn boek “Leef-tijd” is dat de universele neiging van orde om te vervallen in
chaos en ontstond het bij het begin van de oerknal. Het zou dus gaan om een kosmische kracht die alle andere
vormen van energie omvat.
2
Het heelal is het ultieme geïsoleerde systeem.
3
(1842-1919)
4
(1877-1946)
60

Op 19 oktober 1900 kwam Max Planck5 met een formule op de proppen E=fh waarin E de
energie is van een lichtgolf, f haar frequentie en h een constante6 . Hierdoor kon hij de
berekeningen laten kloppen met de waarnemingen. Hij had de correcte formule gevonden. Om de
waarschijnlijkheid van alle mogelijkheden te onderzoeken maakte hij h steeds kleiner. Hij ging
dus steeds kleinere pakketjes gebruiken. Als hij echter de energiepakketjes tot nul deed afnemen
verloor de vergelijking. Liet hij ze niet tot nul komen dan klopte de formule. Hieruit besloot hij
dat licht en gelijk welke andere golven niet willekeurig werden uitgezonden maar steeds in
pakketjes van een bepaalde grootte die hij kwanta noemde.

Ieder kwantum zou een bepaalde hoeveelheid energie hebben die groter is naarmate de frequentie
van de golven groter is. Daardoor zou bij een zekere frequentie die hoog genoeg is, het
wegzenden van één kwantum meer energie vergen dan beschikbaar is. Zodoende zou de
hoeveelheid uitgezonden straling bij hogere frequentie verminderen waardoor de mate waarin het
lichaam energie verliest eindig is. De oplossing voor de ultravioletcatastrofe én het begin van de
kwantumtheorie!

In 1899 had de Duitse natuurkundige Philipp Lenard ontdekt dat wanneer een metalen
oppervlakte beschenen wordt met monochromatisch licht (dat is licht dat uit slechts één
golflengte bestaat), dit als gevolg had dat er elektronen van de oppervlak weggeschoten werden.
Wat hierbij belangrijk was, was dat de hoeveelheid kinetische energie die de elektronen
meekrijgen, geheel onafhankelijk is van de intensiteit van het gebruikte licht. Dat was in
tegenspraak met de geldende kinetische wetten van Newton die zeggen dat, hoe intenser de
lichtstraal zou zijn, hoe energierijker de elektronen zouden moeten zijn. Omdat volgens de
Newtoniaanse benadering het effect van het licht vergeleken zou worden met het effect van
golven van de zee op keien op het strand. Blijkbaar gingen de wetten van Newton hier niet op.

Alweer zat de klassieke fysica met een probleem.

Wanneer er tussen de uitzendende metalen plaat en de ontvanger een negatief geladen rooster
geplaatst wordt, zal dit remmend werken op de kracht van de emissie. Elektronen zijn immers
negatief geladen en worden dus afgestoten door een negatief voltage. Bij een voltage Vo
verdwijnt de foto-elektrische stroom volledige. Dat wil zeggen dat een elektron die de ontvanger
bereikt minstens een energie van qVo moet hebben gehad, waarbij q de lading is van het elektron.

In 1905 kwam Einstein tot een opvallende conclusie. Hij stelde vast dat het makkelijk was om de
afname van de entropie te meten van monochromatische straling als die wordt samengeperst tot
een klein subvolume. En dat leek verdacht veel op dezelfde entropie afname die optreedt bij een
volumevermindering van een ideaal gas dat uit deeltjes bestaat…

Zijn hypothese was dat binnen de hoge frequenties straling zich thermodynamisch gedraagt alsof
het uit wederzijds onafhankelijke energiekwanta bestaat met een grootte van kBf. (B = beta, een
constante). Met andere woorden als lichtdeeltjes. Omdat B echter overeenkomt met de constante
van Planck besloot hij die te elimineren en kwam alzo tot de conclusie dat de vergelijking voor de

5
Zeer conservatief lid van de Pruisische academie, promoveerde in 1879.
6
Constante van Planck genoemd. In 1901 werd die voor het eerst bekend gemaakt.
Het is een zeer klein getal; h=0,000 000 000 000 000 000 000 000 006 626.
61

energie van straling gelijk is aan het aantal deeltjes maal de hoeveelheid HF (E=NHF) waaruit
blijkt dat HF het kwantum van straling is. Wat betekent dat alle elektromagnetische stralen en
lichtstralen zich in energiebundels ter grootte van HF voortplanten.

Hierdoor kon hij het fenomeen van de elektronen emissie verklaren. Als we aannemen dat de
lichtbundel uit energiekwanta (fotonen) bestaat ter grootte van HF, dan zullen die energiekwanta
door de oppervlaktelaag van het metaal dringen. Hun energie wordt dan deels omgezet in
kinetische energie van de elektronen, waarvan sommigen worden uitgezonden. We kunnen dus
aannemen dat een lichtkwantum zijn volledige energie hf overdraagt aan het elektron dat op zijn
beurt een deel van de energie verliest wanneer het de oppervlakte bereikt. Voordat het elektron de
oppervlakte bereikt moet het een bepaalde arbeid P verrichten, afhankelijk van het soort metaal.

De elektronen die zich het dichtst bij de oppervlakte bevinden zullen het metaal met de grootste
snelheid verlaten omdat zij het minste energie nodig hebben om los te geraken. De kinetische
energie is dan FH (de energie van het instralende foton) – P (de arbeidsenergie nodig om los te
komen). Als de plaat onder een spanning Vo moet worden gezet om de elektronenuitstraling
volledig te stoppen dan is de elektronenlading q: QVo = HF-P

De waarneming dat de elektronenenergie niet correleert met de lichtintensiteit kon worden


verklaard, aangezien elke interactie tussen foton en elektron leidt tot een energieoverdracht van
telkens dezelfde grootte. De stralingsintensiteit correspondeert met het aantal fotonen en daarmee
met de omvang van de elektronenstroom, maar niet met de drempelwaarde Vo die door de
frequentie wordt bepaald. Het volledig remmende potentiaal Vo is dus een lineaire functie van de
frequentie van het invallend licht. Robert A. Millikan bewees dat in de periode tussen 1912 en
1917, hoewel dik tegen zijn zin omdat hij een fervent aanhanger was van de klassieke fysica en
eigenlijk wou bewijzen dat Einstein ongelijk had. De deeltje/golf dualiteit werd er eens te meer
door duidelijk gesteld.

In diezelfde periode kwam Einstein ook tot zijn beroemde relativiteitstheorie met de formule
E=mc2 en hiermede de relatie aangaf tussen energie (E) en de massa (m) van een deeltje,
vermenigvuldigt met de lichtsnelheid c in het kwadraat. Hieruit volgt ook de conclusie dat niets
wat een massa heeft zich sneller kan voortplanten dan de snelheid van het licht. Iets wat aan onze
normale, gangbare snelheden weinig invloed heeft, doch wanneer we eenmaal de snelheid van het
licht benaderen, wordt dat wel belangrijk. Immers aan die snelheid wordt de massa zo groot dat
het haast een oneindige hoeveelheid energie zou vergen om nog verdere versnelling mogelijk te
maken. Wat er ook uit volgt is dat een voorwerp zonder massa, niet door deze beperking
gebonden is. Dat komt later opnieuw ter sprake.

Wat zijn de eigenschappen van een golf?

Als je een touw gestrekt houdt, dan kan je daarmee een eenvoudige golfbeweging tot stand
brengen. Als nu langs dat touw van de twee kanten een golf opgewekt wordt, dan zullen beide
golven elkaar op een bepaald punt, meestal in het midden, ontmoeten. De golven overlappen
elkaar, iets wat men superpositie noemt, of ook wel dat de golven in fase zijn. Hierbij is de
amplitude van de totale golf gelijk aan de som van de twee golven. Dit verschijnsel doet zich niet
voor bij deeltjes.
62

Als die twee golven echter een tegengestelde polariteit hebben dan zullen de beide golven elkaar
opheffen. In dit geval zijn de golven in tegenfase. Wanneer de golven elkaar opvolgen in een
regelmatig patroon dan spreken we van periodieke golven, zoals watergolven, geluidsgolven en
lichtgolven periodieke golven zijn.

De snelheid van een golf (v), de golflengte (L) en de frequentie (f), verhouden zich tot elkaar als
v=fL. Wat logisch kan worden afgeleid uit het gegeven dat de frequentie het aantal trillingen per
seconde is en L de golflengte.

Wanneer twee golven die identiek zijn elkaar met precies een halve golflengte ontmoeten en dus
in tegenfase zijn, zal er een destructieve interferentie optreden. Wat in het geval van licht voor
zwarte vlekken zal zorgen. Gebeurt de scheiding over precies een hele golflengte dan zal er
constructieve interferentie optreden en vindt er maximale versterking plaats, zodat er bij licht,
heldere vlekken verschijnen.

Als golven langs de rand van een hindernis komen, dan zullen ze afbuigen, wat men diffractatie
noemt. Ook dit zal interferentiepatronen veroorzaken. Dit gebeurt wanneer het licht van een ster
ons bereikt en daarvoor langs de maan moet. Dan zullen wij de ster op een andere plaats zien dan
waar ze eigenlijk staat.

Wanneer we licht sturen vanuit een puntbron en we laten het gaan door een smalle ronde opening
van dezelfde grootte als de golflengte dan zal er diffractie aan de randen plaatsvinden en treedt er
interferentie op, zodanig dat het licht zich in afwisselende heldere en donkere cirkels zal
voortplanten. Een duidelijk bewijs van het golfkarakter van licht. Iets waar de 19e eeuwse
klassieke fysici rotsvast van overtuigd waren, evenals Isaac Newton. Toch had reeds in zijn tijd
de Nederlandse natuurkundige Christiaan Huygens (1629-1695) beweerd dat licht bestond uit
kleine deeltjes (corpusculi, zoals hij dat noemde).

En het was Einstein die in 1905 opnieuw dat idee boven water haalde om het foto-elektrische
effect te verklaren. In 1909 kwam hij voor het eerst tot het inzicht dat licht eigenlijk een
combinatie was zowel de golf- als de deeltjes theorie. En dat in een tijd dat eigenlijk nog niemand
geloofde in fotonen.

Maar ook hij schrok toen in 1923 prins Louis de Broglie de opzienbarende stelling lanceerde dat
deeltjes een golfkarakter bezitten. In zijn proefschrift schreef hij: “Ik ben ervan overtuigd dat de
golf/deeltjesdualiteit die Einstein heeft gebruikt in zijn lichttheorie (foto-elektrisch effect)
universeel is en geldig voor alle materie. Ik ben er zeker van dat de voortplanting van een golf
geassocieerd is met de beweging van elk willekeurig deeltje, foton, elektron, proton of ieder
ander….”

Sindsdien zochten verschillende gerenommeerde wetenschappers zoals Schrödinger, Max Born


en Heisenberg naar een verklaring van de golf/deeltjes dualiteit, waarbij zij vooral trachten aan te
tonen dat een deeltje een golf eigenschap in zich draagt en omgekeerd. Pas in 1925 kwam Paul
Dirac, een Engelse wiskundige met de nieuwe benadering die de transformatietheorie genoemd
werd en waarbij licht kon gezien worden als een deeltje of als een golf en dus dat er ergens een
moment van transformatie van het ene naar het andere moet zijn.
63

Hiermede komen we dus al aardig in de buurt van de omschrijving van qi door Kaptchuk.

Het heeft in ieder geval het wetenschappelijke denken dramatisch verandert, met name dat ieder
deeltje zich het ene moment als een golf kan gedragen en het andere moment als een deeltje.

Dirac voorspelde ook voor het eerst het bestaan van positief geladen elektronen, dus anti-
elektronen of positronen. Dit is de aanwijzing van het bestaan van zoiets als antimaterie, deeltjes
met dezelfde massa en spin als gewone materie, maar met een tegenovergestelde elektrische
lading. In 1933 werd die voorspelling geverifieerd en juist bevonden door Carl Anderson in een
nevelvat in Caltech.

In 1927 kwam Heisenberg opnieuw met een belangrijke ontdekking op de proppen die hem
wereldberoemd zou maken met het naar hem genoemde onzekerheidsprincipe.

Om de tot dan geldende fysische wetten te kunnen gebruiken is het belangrijk dat men een
bepaalde variabelen exact kan meten. Om bijvoorbeeld te kunnen voorspellen waar een bepaald
deeltje zich op een bepaald moment in de toekomst zal bevinden is het noodzakelijk om zijn
exacte positie nu te kunnen bepalen en tegelijkertijd zijn impuls, dat is de richting en de snelheid
waarmee het zich beweegt.

Heisenberg toonde echter aan dat de exacte plaats van een sub-atomair deeltje niet kan bepaald
worden, tenzij men onzeker is over de impuls en omgekeerd. Als men de juiste locatie van een
sub-atomair deeltje wil bepalen dan kan dat alleen door het te “belichten” om het te kunnen zien.
Daartoe moeten we er een straal op schijnen dat aanzienlijk kleiner is dan het voorwerp dat we
willen zien. Voor een elektron wil dat zeggen dat we een golflengte moeten nemen die kleiner is
dan die van het ultraviolette licht, aangezien de diameter van het hele waterstofatoom slechts een
fractie is van de golflengte van het zichtbare licht. Om dit probleem op te lossen maakte
Heisenberg gebruik van gammastralen met een zeer korte golflengte, doch met een aanzienlijke
impuls. Hij vuurde dus fotonen af op het te lokaliseren elektron, doch de botsing tussen die
beiden deed het elektron “verspringen”. Dus alleen al door het elektron te willen zien,
beïnvloeden we zijn plaats. Het bleek dus onmogelijk om tegelijk zowel de locatie als de impuls
te meten. Om de impuls te meten gebruikt men immers een grotere golflengte waarin het impuls
valt. Hierdoor kunnen we de locatie alleen bij benadering bepalen.

Heisenberg kwam daardoor tot de conclusie dat de onzekerheid in een gelijktijdige meting van
impuls en positie van een deeltje is altijd groter dan een bepaalde waarde; bij benadering gelijk
aan de constante van Max Planck. De conclusie van Heisenberg had niet alleen strikt
wetenschappelijke consequenties. Filosofisch had het ook zo zijn repercussie.

Eind van de 18e eeuw poneerde de Franse filosoof Simon de Laplace de stelling van het
determinisme: Als we op een gegeven ogenblik de positie en de bewegingen van alle deeltjes van
het universum zouden kennen, dan kunnen we hun gedrag op ieder ander tijdstip in het verleden
of de toekomst bepalen. Hij ging zelfs zo ver om te beweren dat we op die manier zelfs het
gedrag van de mens zouden kunnen voorspellen. Maar zoals bleek werd hij door de feiten en met
name het onzekerheidsprincipe van Heisenberg tegengesproken, het determinisme is er compleet
mee in tegenstelling.
64

Bohr ging hierop verder door in 1927 door zijn complementariteit. Zijn visie zegt: hoewel golf-
en deeltjesgedrag van een voorwerp elkaar wederzijds uitsluiten, zijn beiden nodig voor een
volledig begrip van de eigenschappen van het voorwerp.

Een klassieke fysicus zou daarop zeggen dat als twee beschrijvingen elkaar wederzijds uitsluiten,
moet er minstens één ervan onjuist zijn. Een kwantum fysicus zegt daarop: of een voorwerp zich
als een deeltje gedraagt of als een golf, hangt af van de keuze van het apparaat waarmee je ernaar
kijkt.

Einstein had het echter zeer moeilijk met het onzekerheidsprincipe van Heisenberg en de
conclusies van Bohr. Als godsdienstig man sprak hij zijn beroemde woorden: “God dobbelt niet”.

Hij liet dan ook geen gelegenheid voorbij gaan om Bohr uit te dagen en de onjuistheid van zijn
stelling aan te tonen. Een van deze aanvallen ging over het kwantumprincipe dat een deeltje pas
een bepaalde waarde krijgt op het ogenblik dat het wordt gemeten.

Hij stelde: Het is mogelijk om een paar deeltjes, bijv. elektronen, in een toestand te brengen
waarbij de spin van beide complementair is en elkaar opheft. Stel dat beide deeltjes A en B zich
uit elkaar bewegen en dat de spin van A vervolgens wordt gemeten. Deze blijkt dan een positieve
spin te bezitten. Aangezien de totale spin van beide elektronen samen nul is, moet deeltje B een
negatieve waarde bezitten. In de klassieke fysica is dat geen probleem omdat we er maar moeten
vanuit gaan dat deeltje B reeds van bij het begin een negatieve spin bezat. Maar volgens het
kwantum principe krijgt de spin van A slechts zijn waarde op het moment dat het gemeten wordt.
Op datzelfde moment moet dat een onmiddellijk effect hebben op B. D.w.z. dat die op dat
ogenblik de tegenovergestelde spin moet krijgen.

Deze bizarre situatie vereist een actie op afstand of een communicatie die sneller gaat dan het
licht. Beiden zouden volgens Einstein onmogelijk zijn omdat ze in tegenspraak is met zijn eigen
wet. Volgens hem kon het niet dat als twee systemen geïsoleerd zijn van elkaar, dat een meting
aan de ene een verandering in de andere tot gevolg zou hebben. Hij had het over het principe van
onafhankelijkheid.

Maar, zei Bohr, die onafhankelijkheid is niet toegestaan omdat alles deel uitmaakt van eenzelfde
systeem. De kwantummechanica laat geen scheiding toe tussen de waarnemer en hetgeen dat
wordt waargenomen. Zowel de twee elektronen, als de waarnemer behoren tot hetzelfde systeem.
Dertig jaar later werd door de fysicus uit Belfast John S. Bell en later door nog anderen
aangetoond dat ondanks plaatselijkheid van verschijnselen, onze wereld verbonden is door een
onzichtbare realiteit die zonder bemiddeling plaatsvindt en communicatie toestaat die sneller is
dan het licht, zelfs direct.

De interacties volgens de non-lokale realiteit:


• nemen niet af met de afstand;
• kunnen direct zijn (sneller dan de lichtsnelheid);
• bepaalde plaatsen kunnen zonder ruimteoverschrijding met elkaar verbonden zijn.
65

Deze principes doen ons natuurlijk direct denken aan de fenomenen van qi, maar ook aan voodoo
rituelen en zelfs buitenzintuiglijke waarneming.

Vandaag gaan de kwantumfysici uit van de onderlinge uitwisselbaarheid tussen energie en


materie. Een deeltje kan met andere woorden overgaan in een golf en omgekeerd kan een energie
golf plots een deeltje worden. Terwijl dus toch blijkbaar over hetzelfde kwantum spreken.

Wetenschappers zijn er weliswaar nog steeds niet in geslaagd om kunstmatig de overgang van
een deeltje in een golf in het laboratorium na te bootsen, doch hebben het reeds in werkelijkheid
kunnen waarnemen, bijv. in een nevelkamer in een experimentele nucleaire installatie.

Zo zal een kosmische straal, een zeer energetisch lichtfoton, een afdruk nalaten op een film,
wanneer ze langsheen een zware atoomkern gaat. Hierbij gaat het foton over in een deeltje en een
antideeltje, die elkaars spiegelbeeld zijn. Energie zet zich hier letterlijk om in materie.

Anderzijds, wanneer een deeltje en een antideeltje elkaar ontmoeten, vernietigen ze elkaar zodat
materie opgaat in energie. Op het moment van het samenkomen, komt er immers een enorme
energie vrij.

Op het ogenblik dat energie zich omzet in materie, zal het foton (zijnde een hoeveelheid
elektromagnetische energie of licht) vertragen en een deeltje worden. Daardoor verkrijgt het de
eigenschappen die aan een vaste stof (= massa) toegeschreven worden, maar tegelijk bewaard het
toch nog enkele eigenschappen die op golven lijken, hoewel die laatsten verborgen blijven en
alleen bij bepaalde experimenten, zoals bij een elektronenmicroscoop waar bundels elektronen
worden behandeld als bundels fotonen.

Eenvoudig gesteld kunnen we zeggen dat een brok licht vertraagd is en bevroren. Dit deeltje
bevroren licht kan worden gezien als een miniatuur interferentiestructuur of een microkosmisch
energieveld dat een oneindig kleine ruimte beslaat. Zo zien we de macroscopische illusie van
hardheid wegsmelten als men gaat graven in de sub-atomaire wereld van de elementaire deeltjes
fysica. Als we daarbij dan nog eens beseffen dat het atoom zelf nog voor het grootste gedeelte uit
lege ruimte bestaat. De minuscule deeltjes die deze ruimte opvullen zijn in feite bevroren brokjes
licht. Op het microscopisch niveau is alle materie bevroren licht.

Het hele omzettingsproces van energie naar materie zouden we kunnen zien als de omzetting van
een appel in een sinaasappel. Of misschien meer toepasselijk, het omzetten van een verandering
in de toestand van een of andere primaire substantie zoals vast ijs dat vaporiseert tot stoom of
stoomwater dat opnieuw bevriest tot ijs. Of zoals we verder nog zullen zien, de overgangen
beschreven in de vijf elementenleer van de Chinezen.

Materie is opgebouwd uit zeer complexe, oneindig kleine, doeltreffend samengebrachte


energievelden. De combinaties worden beheerst door diverse natuurwetten, waarvan deze van
Newton, slechts een klein onderdeel zijn.

We kunnen hier probleemloos spreken van velden binnen velden. Bij levende organismen kan
men het patroon van het fysieke lichaam zien als een complexe energetische
66

interferentiestructuur, grondig doordrongen door het organiserende bio-energetische veld van het
etherische lichaam (zie verder). Materie is dus een gespecialiseerd energieveld.

In feite is de vaste aard van materie slechts een waanbeeld van de zintuigen, of zoals Einstein het
al zei: alles is illusie.

In het perspectief van het nieuwe wetenschappelijke denken wordt materie beschreven als een
stof die bestaat uit deeltjes die zelf punten bevroren licht zijn. Daarom kunnen we ook het
functioneren van ons lichaam op een heel andere manier bekijken. Namelijk als een continuïteit
tussen ons fysieke systeem en de hogere energiesystemen. Deze subtiele energiesystemen spelen
een grote rol in het functioneren van het menselijke lichaam. Ons fysieke systeem is alles behalve
een gesloten systeem, maar slechts één van de vele systemen die zich samen in een dynamisch
evenwicht bevinden. Al deze systemen zijn in dezelfde ruimte fysiek boven op elkaar geplaatst.
De hogere energiesystemen, onze subtiele lichamen bestaan in feite uit materie met
frequentiekarakteristieken die verschillen van die van het fysieke lichaam. Omdat materie in feite
bevroren licht is, is het waarschijnlijk dat materie bepaalde frequentiekenmerken heeft, zodat het
verschil tussen fysieke en etherische materie eigenlijk alleen een verschil in frequentie is.

In de natuurkunde is het een gekend gegeven dat energieën van verschillende frequentie naast
elkaar binnen dezelfde ruimte kunnen bestaan zonder elkaar te vernietigen. Hetgeen we in onze
directe omgeving kunnen vaststellen aan de hand van de grote hoeveelheid elektromagnetische
golven die wij zelf produceren, zoals radio en TV golven, GSM golven, enz… Onophoudelijk
worden wij hierdoor gebombardeerd. Die golven gaan zelfs door lichamen en huizen.

Al deze elektromagnetische energie is voor ons onzichtbaar en onhoorbaar omdat zij buiten het
waarnemingsveld van onze zintuigen vallen, doch door middel van een TV of radiotoestel
kunnen wij ze zicht- en hoorbaar maken. Als wij de TV aanzetten dan zien wij de beelden van
zender 1 niet door die van zender 2 omdat zij op een andere frequentie uitzenden. Omdat ze een
andere frequentie hebben kunnen ze in dezelfde ruimte naast elkaar bestaan zonder elkaar te
storen. Dit principe is niet zonder consequenties voor materie van verschillende frequenties. Ten
gevolge van hun eigen frequenties kunnen zowel fysieke als etherische lichamen tezamen bestaan
in dezelfde ruimte.

De energiematrijs van het etherische lichaam, ofwel de mal van het holografische energieveld is
boven de structuur van het fysieke raamwerk geplaatst. Lichamen met hogere frequenties zijn
met elkaar verbonden en in dynamische evenwicht met het fysieke lichaam.

Het etherische lichaam vertoont veel overeenkomst met het fysieke lichaam waarboven het zich
bevindt. Het etherische lichaam geeft de informatie aan het fysieke lichaam waardoor dat weet in
welke richting het zijn cellen moet doen groeien. Het fysieke lichaam kan dus niet bestaan zonder
het etherische. Wanneer het etherische veld vervormd geraakt, dan zal dat leiden tot fysieke
aandoeningen. Anders gezegd: vele ziekten beginnen in het etherische lichaam voor ze zich als
zodanig in het fysieke manifesteren.
67

Elementen van het Lichaam.


Auteur Theo De Gelaen.

Ons lichaam bestaat volgens de Chinese geneeswijze uit verschillende elementen. De harmonie
daartussen bepaalt onze gezondheid.

Qi.

Zie tekst over qi en de Westerse wetenschap.

Bloed.

De belangrijkste functie is voortdurend te circuleren in het lichaam en het gezond te houden, te


voeden en tot op zekere hoogte de verschillende lichaamsdelen te bevochtigen.

Bloed stroomt door de bloedvaten maar ook door de meridianen. De Chinese geneeskunde maakt
immers geen onderscheid tussen deze beiden. Zoals het zich weinig zorgen maakt om waar alles
exact gelokaliseerd is.

Bloed is een yin vloeistof.

Bloed ontstaat door transformatie van voedsel. Nadat voedsel in de maag is gerijpt, distilleert de
milt er een bijzonder fijne en zuivere essentie uit. De milt-qi stuurt dit naar de longen. Tijdens
deze opwaartse beweging maakt het voedende qi een begin met het omzetten van deze essentie in
bloed, een verandering die voltooid is als de longen bereikt worden. Daar wordt het gemengd met
de heldere essentie uit de lucht, waarna dit mengsel bloed produceert.

Het hart qi zal dit door het lichaam stuwen.

Hart, lever en milt hebben een bijzondere relatie met het bloed.

Het hart regeert over het bloed omdat het voor de circulatie ervan zorgt.
De lever bewaart het bloed, omdat het ervoor zorgt dat er minder bloed is wanneer het lichaam
rust.
De milt beheerst het bloed, omdat het ervoor zorgt dat het binnen de bloedvaten blijft.

Bloed en qi zijn van elkaar gescheiden, doch zijn onderling verbonden. Qi zorgt ervoor dat bloed
ontstaat, circuleert en op zijn plaats blijft. Bloed voedt de organen die qi produceren en reguleren.
Zodoende hebben zij een yin-yang relatie.

Qi is de bevelhebber van het bloed, Bloed is de moeder van qi.


68

Jing.

Jing kan men vertalen als essentie, de stof die aan de grondslag ligt van al het organische leven.

Prenataal jing erven we van onze ouders, de bevruchting is immers het samenvoegen van hun
beider jing. Ieder heeft een uniek jing dat onze groeipatroon bepaalt. De hoeveelheid staat vast bij
de geboorte en bepaalt constitutie en lichaamsbouw, samen met oorspronkelijke qi.

Later doen we het postnatale jing op, wat ontstaat uit de gezuiverde delen van het opgenomen
voedsel. Het voegt voortdurend levenskracht toe aan de prenatale jing.

De voornaamste functie van het jing is het bepalen van de veranderingen in het lichaam
gedurende de groei. Het is de stof die het hele lichaam bezield en de mogelijkheid beidt tot
ontwikkeling.

Shen.

Staat voor de “geest” en bezieling. Het is de substantie die uniek is voor het leven. Zonder geest
blijft alleen “dode” materie over die zelf op termijn zal verschrompelen.

Jing is het leven, qi is de activiteit en shen is de levenskracht achter qi en jing.

Het menselijke bewustzijn duidt op de aanwezigheid van shen, net zoals bewegingen aangeven
dat er qi is en instinctmatige processen aangeven dat er jing is.

Shen bepaalt de persoonlijkheid, het denkvermogen, het onderscheidingsvermogen en de


besluitvaardigheid.

Shen is het bewustzijn dat onze ogen uitstralen wanneer we werkelijk wakker zijn.

Shen kent dezelfde oorsprong als het jing. Ieder ouderpaar draagt bij tot het ontstaan van het shen
van het kind, doch het wordt eveneens verder aangevuld tijdens het leven na de geboorte.

Naast de bezieling is er eveneens een materieel aspect aan shen. Het is een fundamentele
substantie van het menselijke lichaam en is daarbuiten van geen enkel belang voor de
geneeskunde. Het vormt samen met de ingewanden, de botten en de spieren, één geheel.

Vloeistoffen.

Vloeistoffen zijn alle lichaamsvochten met uitzondering van bloed: tranen, zweet, urine,
maagsappen. Jin-Ye in het Chinees, waarbij Jin slaat op het heldere, lichte vocht en Ye op het
zware vocht.

Vloeistoffen zijn eveneens fundamentele substanties doch zijn minder verfijnd, essentieel of
krachtig dan qi, bloed, jing en shen. Hun taak is het om het lichaam vochtig te houden en voedsel
te bieden aan haar, huid, cellen, openingen, hersenen, botten en spieren, e.d.
69

Vloeistoffen ontstaan uit opgenomen voedsel en worden geabsorbeerd en gereguleerd door het qi
van de verschillende organen, in het bijzonder de nieren.

Vloeistoffen zijn afhankelijk van qi en qi is afhankelijk van vloeistoffen.


Bloed en vloeistoffen zorgen samen voor het vochtgehalte van het lichaam, al is bloed krachtiger,
dieper en voller.

Vloeistoffen zijn yin substanties.

De Organen.

Vijf yin organen: hart, longen, milt, lever en nieren en pericardium (alle
doorstroomorganen: liggen meer in de diepte en zijn doorgaans van groter
belang in de medische praktijk).

Kenmerk van de yin organen is dat deze gevuld zijn met bloed. Alleen de long is hierop een
uitzondering, maar wordt wel omgeven door bloed om de zuurstof aan af te geven. De yin
organen zijn van vitaal belang voor het lichaam. Zwakte van de yin organen is vaak
levensbedreigend.

Hart.

Heerst over bloed en bloedvaten. Reguleert de bloedcirculatie. Hart, bloed en bloedvaten zijn
betrokken bij één gemeenschappelijke functie en leveren een regelmatige polsslag als ze in
voldoende mate en normaal aanwezig zijn.

Het Hart bewaart het Shen, of heerst erover zoals men wel eens zegt.
Bij een goede hartfunctie reageert het individu op juiste wijze op zijn omgeving.

Pericard.

Is het buitenste beschermende laagje rond het hart. Het kan niet gescheiden worden van het hart
en wordt beschouwd als het zesde yin orgaan. Het beschermt het hart tegen externe schadelijke
invloeden.

De Longen.

Vormen het deksel op de borstholte. Omdat dit het yin orgaan is dat het makkelijkst aangetast
wordt door externe schadelijke invloeden, wordt het ook wel het tere orgaan genoemd.

De longen bewegen zich dalend en circulerend.

De longen beheersen qi, wat inhoudt dat ze de ademhaling regelen en in zekere zin het qi van het
ganse lichaam beheersen.

In de longen komen het qi van buiten het lichaam en dat van binnen het lichaam bij elkaar. Ze
nemen het natuurlijke lucht qi op en sturen het naar beneden (dalend). Dit noemen we inademen.
70

Uitademen slaat dan op het verspreiden van het qi door het lichaam en het verwijderen van de
onzuivere lucht.

De longen bewegen en regelen de water kanalen. Zij vervullen een rol bij het in beweging
brengen en transformeren van water in het lichaam.
Dalend doen ze dat door condensatie van waterdamp en dat naar de nieren te sturen, verspreidend
door het waterdamp te laten circuleren in het lichaam en het rond te sturen.

De longen regelen het uiterlijke van het lichaam. Glans van de longen is zichtbaar in de glans van
het lichaamshaar. De longen regelen de transpiratie, de vochtigheidsgraad van de huid en
daardoor de bescherming tegen externe schadelijke invloeden.

De Milt.

Beheerst de transformatie en het transport.

Voor de Chinezen een orgaan van fundamenteel belang.

De milt onttrekt zuiver voedende extracten aan het verteerde voedsel en transformeert deze tot qi
en bloed. Hij wordt het fundament van het postnataal bestaan genoemd omdat de milt
verantwoordelijk is voor voldoende bloed en qi in het lichaam.

Milt qi is verantwoordelijk voor het omhoog zenden van graan-qi (qi ontstaan uit het voedsel)
naar de longen waar qi en bloed samensmelten.

De milt is ook betrokken bij het transformeren en circuleren van het water in het lichaam.

De milt heerst over het bloed. Hij helpt niet alleen bij de aanmaak maar is ook de heerser van het
bloed. Hij helpt het bloed om in de juiste banen te blijven stromen. Disharmonie manifesteert
zich door bloed in de ontlasting, blauwe plekken en dergelijke.

De milt beheerst de spieren, het vlees en de vier ledematen.

De Lever.

De lever is verantwoordelijk voor het vloeiend bewegen van de substanties van het lichaam en
voor de regelmaat van de lichamelijke activiteiten.

De lever stuurt qi en bloed naar alle richtingen door het lichaam. Het is de generaal omdat die
waakt over evenwicht en harmonie van alle bewegingen.

De lever is een gevoelig orgaan voor vastzitten en stagnatie.

De vloeiende gang van qi door het lichaam is afhankelijk van de stromende en verspreidende
eigenschappen van de lever, evenals elke activiteit die van qi afhangt.

Wanneer de lever stagneert, valt hij de milt en de maag aan en verstoort de spijsvertering.
71

De lever beheerst de galafscheiding die nodig is voor de spijsvertering. Als hij zijn verspreidende
werking niet vervult raakt de galproductie van slag met bv geelzucht voor gevolg.
De lever brengt de emoties in evenwicht.

De lever bewaart het bloed en reguleert het. Als iemand in beweging is stroomt het bloed naar de
meridianen, wanneer iemand in rust is, stroomt het bloed naar de lever. De lever regelt dus
hoeveel bloed er in het lichaam komt.
De lever beheerst de pezen en is zichtbaar in de nagels.

De Nieren.

Zij bewaren het jing, regelen geboorte ontwikkeling en rijping. Jing is de substantie die het dichts
bij het leven staat, de bron van leven. Jing brengt het leven voort.

De nieren bieden onderdak aan het jing. Zij bevatten de structuur voor het bestaan van alle
organen.Yin en yang, de levenskrachten van ieder orgaan zijn afhankelijk van het yin en yang
van de nieren. Zij zijn de wortel van ieder leven.

De nieren beheersen het water. De longen zorgen voor de beweging en regulering van de
waterkanalen en maken damp vloeibaar, de milt brengt het zuivere omhoog maar de nieren zijn
de basis waarop dit hele proces van transformeren en in beweging brengen van het water berust.

De nieren beheersen de beenderen.

De nieren regelen de invloed van qi. Zij zijn de wortel en de fundamenten van qi. Een juiste
ademhaling is afhankelijk van de nieren. De nieren zorgen ervoor dat natuurlijke lucht qi zeer
diep doordringt.

Zes yang organen: galblaas, maag, dunne darm, dikke darm, blaas en drievoudige verwarmer
(holle organen: liggen meer aan de oppervlakte).

Kenmerk van de yang organen is dat deze afwisselend vol en leeg zijn. Ze spelen een belangrijke
rol in de spijsvertering. Als een yang orgaan operatief wordt verwijderd is dit niet direct
levensbedreigend. Hun hoofdtaak bestaat uit het opnemen van voedsel en daaruit de bruikbare
delen te absorberen en het overtollige door te sturen en af te scheiden. Hebben op minder directe
wijze te maken met de fundamentele substanties dan de yin organen. Zij worden meer in verband
gebracht met de uitwendige aspecten. Hiermee duidt men dan meer op de uiteindelijke betekenis
van het orgaan dan op zijn eigenlijke plaats in het lichaam. Zo worden de belangrijke yin organen
als meer inwendig beschouwd dan de yang organen die minder belangrijk zijn.

De Galblaas.

Verzorgt de opslag en de afvoer van gal, een bittere donkere, geelgroene stof die voortdurend
door het overschot aan qi van de lever wordt geproduceerd.

De galblaas stuurt gal naar beneden, waar het in de twaalfvingerige darm stroomt en helpt bij de
spijsvertering.
72

De lever die het gal produceert en de gal die het tijdelijk opslaat en afvoert, zijn van elkaar
afhankelijk. Iedere storing waardoor de lever zijn vloeiende en verspreidende taak niet kan
uitoefenen, zal de galafscheiding beïnvloeden.

De galblaas oefent invloed uit op de besluitvorming. Boosheid en overhaaste beslissingen zijn


een gevolg van te veel galblaas qi besluitloosheid en verlegenheid van een tekort.

De Maag.

Verantwoordelijk voor het ontvangen en verwerken van het opgenomen voedsel en vocht, als
onderdeel van het spijsverteringsproces.
Hij wordt de zee van voedsel en vocht genoemd.

Voedsel begint zijn ontbinding in de maag. Vandaar gaat het zuivere gedeelte naar de milt die het
omzet tot ruwe materie die de basis zal vormen van qi en bloed.
Het troebele gedeelte gaat naar de dunne darm om daar verder verteerd te worden. De activiteiten
van maag en milt staan in nauw verband met elkaar.
De milt regelt het stijgen en de maag het dalen.

Dunne Darm.

Regelt het proces waarin het troebele van het zuivere wordt gescheiden.
Het ontvangt het deel dat door de maag nog niet geheel is verteerd.

Het zuivere wordt aan de dunne darm onttrokken en naar de milt gestuurd, het troebele gaat
verder naar de dikke darm.

Het opgenomen onzuivere vocht gaat rechtstreeks naar de nieren en wordt via de blaas afgevoerd.

Dikke Darm.

Zorgt ervoor dat de troebele voedselresten en het vocht verder naar beneden bewegen en onttrekt
er water en zouten aan. Hierdoor dikt de ontlasting in en ontstaat de faeces.

Blaas.

Ontvangt de urine en voert haar af. Urine ontstaat in de nieren, uit het troebel vocht dat de
longen, de dunne darm en de dikke darm is gepasseerd.

Dat blaas en nieren elkaar aanvullen is van praktisch belang en gebaseerd op het feit dat ze elkaar
aanvullen.

Drievoudige Verwarmer.

Heeft wel een naam, maar geen vorm.


73

Is een functionele verbinding tussen de verschillende organen die het water reguleren, de longen,
de milt, de nieren, maar ook de dunne en de dikke darm en de blaas.
Vuur is nodig om het water te beheersen. De drievoudige verwarmer duidt op vuur en vervult dus
een beheersende rol.

De bovenste verwarmer is een nevel, doordringend en corresponderend met het verdampte water
in de longen.

Omvat het hoofd en de borst, inclusief hart en longen.


Beheerst het respiratoire deel van het lichaam.

De middelste is een schuim, verwijzend naar de verterende werking van maag en milt.

Omvat het gedeelte van de borst boven de navel, waaronder de milt en de maag
Beheerst het digestieve aspect

De onderste is een moeras en heeft betrekking op de nieren, de dikke darm, de dunne darm en de
blaas.

Omvat het gedeelte vanaf de navel, waaronder lever en nieren.


Beheert het excretieve aspect

Gemengde organen: hersenen, merg, botten, bloedvaten, baarmoeder en galblaas (zowel yang,
omdat de galblaas betrokken is bij de afbraak van onzuiver voedsel, als
gemengd orgaan omdat hij als enige van de yang organen een zuivere stof,
gal, bevat).

Ieder yin orgaan is gekoppeld aan een yang orgaan die een gelijksoortige functie heeft.
• Long / dikke darm: loslaten en opnemen.
• Milt / maag: opslag.
• Nier / blaas: zuivering.
• Hart / dunne darm: kwaliteit van het bloed.
• Lever / galblaas: verdelen energie.
74
75

Het Meridiaansysteem.
Auteur Theo de Gelaen.

Hoewel de Chinezen reeds meer dan vijf duizend jaar geleden het systeem van meridianen
ontdekten, maakt dat slechts sinds kort onderdeel uit van Westers wetenschappelijk onderzoek.

Het meridiaan systeem


is een stelsel van
kanalen langs dewelke
onze diverse organen
van energie (qi)
voorzien worden. De
meridianen worden
daarom ook genoemd
naar het orgaan dat ze
bedienen: hartmeridiaan,
maagmeridiaan en
dergelijke. Met
uitzondering van de
meridianen als de
hartverwarmer en de
drievoudige verwarmer.

Tot nog toe ging men


ervan uit dat meridianen
denkbeeldige lijnen
waren die punten op het
lichaam met elkaar
verbonden, zogenaamde
acupunctuur punten.
Punten waarvan de
Chinezen vijfduizend
jaar geleden al wisten
dat als je er met een
naald in prikte, zij
konden helpen om
bepaalde kwalen te
verhelpen.

Omdat acupunctuur zeer accuraat bleek te zijn bij het bestrijden van pijn, was dat ook het eerste
punt waarom de Westerse medische wereld er belangstelling voor kreeg. De Westerse benadering
van pijn schiet immers schromelijk te kort, of heeft heel wat nadelen, denken we maar aan de
morfine verslavingen die massaal voorkwamen bij ex-Vietnamsoldaten, maar ook bij andere
mensen die een vorm van verdoving ondergingen met opiaten en morfines.
76

Pijnbestrijding met acupunctuur is veel effectiever en kent die nadelen niet.

Toch is het meridiaansysteem tot veel meer in staat dan alleen bestrijding van pijn.

Door het meridiaansysteem dat uit twaalf paren meridianen bestaat, vloeit de onzichtbare,
subtiele, levenbrengende energie - qi.

Die qi komt ons lichaam binnen via de acupunctuur punten, die men kan zien als zijnde de
toegangspoorten tot de hogere vormen van energie in onze etherische en andere lichamen. Qi
komt echter ook voor uit voedsel (graan-qi), uit de lucht (zuurstof-qi) en van onze voorouders en
ouders (oer-qi). De longen zorgen voor de mengeling van deze verschillende vormen van qi, om
er één qi van te maken die dan door de meridianen door het lichaam naar de plaats van
bestemming gezonden wordt..

Geen denkbeeldig systeem.

En dat het geen denkbeeldig systeem is, bewijzen de onderzoeken van de Koreaanse professor
Kim Bong Han in de jaren zestig.

Kim deed onderzoek naar de anatomische aard van het meridiaan systeem bij dieren. Hiertoe
injecteerde hij bijvoorbeeld bij konijnen de radioactieve stof P32, zijnde een isotoop van fosfor,
in een acupunctuurpunt en volgde dan de opname van de stof door het omringende weefsel.

Dankzij de micro-autoradiografie merkte hij dat de stof actief werd opgenomen langs een fijn
buizensysteem van kanaaltjes die tussen de 0,5 en 1,5 micron diameter hadden. Dit
buizensysteem volgde het pad van de klassieke acupunctuurmeridianen.

In de directe omgeving van de meridianen of langs het injectiepunt waren de gemeten


concentraties P32 te verwaarlozen. Werd de stof bijvoorbeeld bewust in een dichtbij gelegen ader
gespoten, dan kon ze weinig of niet opgespoord worden in het meridiaancomplex.

Waaruit we dus zouden mogen concluderen dat het meridiaansysteem in ieder geval
onafhankelijk is van het vatenstelsel.

Nog recentere studies van de Fransman Pierre de Vernejoul en anderen hebben de vaststellingen
van prof. Kim bevestigd bij de mens. Hierbij werd radioactief technetium 99m in de
acupunctuurpunten van de patiënt ingespoten en door middel van een gammacamera werd de
opname van het isotoop gevolgd.

Hierbij werd vastgesteld dat het technitium een afstand aflegde van 30 centimeter in 4 tot 6
minuten tijd via de paden van de klassieke acupunctuur. Het was onmogelijk om dezelfde
resultaten te bereiken door de isotoop op een willekeurig plaats op het lichaam te injecteren, zoals
bijvoorbeeld de huid of een bloedvat of dergelijke.
77

Meridianen volgen dus een uniek en afzonderlijk morfologisch pad.

Uit prof. Kim’s onderzoek bleek ook dat het buizensysteem van de meridianen uit twee niveau’s
bestaat. Er is een oppervlakte systeem en een dieptesysteem, dat op zijn beurt bestond uit nog een
aantal subsystemen.

Kim noemde het eerste diepe meridiaansysteem het interne-kanalensysteem. Deze buisjes werden
aangetroffen in de bloedvaten en in de lymfevaten, waar ze zich vrij bewogen en op punten van
in- en uitgang door de vaatwanden gingen.

Het vocht in deze interne kanalen stroomt over het algemeen in dezelfde richting als de bloed- en
lymfestroom van het vat waarin ze werden aangetroffen. Doch onder bepaalde omstandigheden
kon dat ook de tegenovergestelde richting zijn.

Dat laatste gegeven, met name dat interne kanalen door de vaatwanden gaan met een stroom
vocht dat in tegengestelde richting gaat dan dat van het dragende vat, doet veronderstellen dat de
formatie van deze kanalen anders is en misschien zelfs dat het eerder heeft plaatsgevonden. Met
andere woorden dat de vorming van de meridianen in het embryo eerder plaatsvindt dan de
slagaderen, aderen en lymfevaten.

De meridianen zouden daarbij dan kunnen dienen als een ruimtelijke gids voor de groei en de
ontwikkeling van het nieuw te vormen netwerk van bloedsomloop en lymfestelsel. Naarmate de
bloedvaten zich ontwikkelen, groeiden ze om de meridianen heen, waardoor het eruitziet alsof de
meridianen het vatenstelsel binnendringen en weer verlaten.

Een tweede serie buisjes werd aangeduid met de benaming intra-externe-kanaalsysteem. Dat
werd aangetrokken langs de oppervlakte van de interne organen en blijken een netwerk te vormen
dat geheel onafhankelijk is van het bloedvaten-, lymfevaten- en zenuwstel.

Een derde reeks kreeg de naam externe-kanaalsysteem en werd aangetroffen aan de buitenzijde
van de wanden van bloedvaten en lymfevaten. Deze kanalen worden ook gevonden in huidlagen
en worden daar het oppervlakkige kanaalsysteem genoemd.

Het is dit oppervlaktesysteem wat het meest bekend is bij de klassieke acupuncturisten.

Dan is er nog een vierde serie die bekend staat als het neurale-kanaalsysteem en is verdeeld over
zowel het centrale- als het perifere zenuwstelsel.

Toch kwam prof. Kim tot de eindconclusie dat al deze kanaalsystemen met elkaar in verbinding
staan via de koppeling van de eindkanalen van de verschillende systemen, zodat de continuïteit
van het systeem verzekerd wordt. De koppelingen tussen de systemen vertonen veel gelijkenis
met de koppeling tussen aderen en slagaderen op niveau van het capillaire weefsel.

Het is daarbij interessant dat prof. Kim ontdekte dat de eindkanalen het weefsel van de celkernen
bereiken. Hij trof speciale, kleine lichaampjes aan en het lijkt erop dat deze lichaampjes in het
oppervlakkige-kanalensysteem zich onder de klassieke acupunctuur punten en meridianen van
het menselijke lichaam liggen en daarmee overeenkomen.
78

Vocht uit deze buisjes bleek hoge concentraties dna, rna, aminozuren, hyaluronzuur, zestien
soorten vrije nucleotiden, adrenaline, corticosteroïde, estrogeen en andere hormonale substanties
te bevatten in hoeveelheden die sterk afwijken van die welke gewoonlijk in de bloedstroom
worden aangetroffen.

De concentratie adrenaline in het meridiaanvocht was tweemaal die van de bloedstroom. In een
acupunctuurpunt werd tien keer het gehalte aan adrenaline van het bloed aangetroffen.

De aanwezigheid van hormonen en adrenaline in het vocht van de kanaaltjes veronderstelt zonder
enige twijfel een koppeling tussen het meridiaansysteem en de endocriene klieren in het lichaam.
Kim kwam tot de ontdekking dat eindkanalen van het dieper gelegen meridianensysteem
eveneens reiken tot in het weefsel van de celkernen, wat de genetische regelcentra van de cellen
zijn.

Gezien de aanwezigheid van nucleïnezuren en hormonen als corticosteroïden en oestrogeen in het


vocht van het meridiaansysteem, lijkt het dat er belangrijke verbanden bestaan tussen het
acupunctuur-meridianensysteem en het endocriene regelsysteem van de mens.

Het belang van een permanente meridiaanstroom naar organen.

Om aan te tonen dat het belangrijk is dat er een voortdurende meridiaanstroom naar de organen
plaatsvindt, deed prof. Kim volgend experiment:

• Hij sneed bij een kikker de meridiaan naar de lever door en bestudeerde de daarop volgende
microscopische veranderingen in het weefsel van de lever.
• Kort na het doorsnijden werden de levercellen vergroot en werd het celplasma zeer troebel.
• Binnen drie dagen trad er door de gehele lever een ernstige degeneratie van de bloedvaten op.

Herhaling van deze experimenten bevestigden de uitkomst.

Verandering in neurale reflexen.

Kim bestudeerde ook deze veranderingen als de meridiaankanaaltjes van de zenuwen werden
doorgesneden. Binnen dertig minuten nadat de perineurale kanaaltjes waren doorgesneden, werd
de reflextijd met meer dan 500 procent verlengd en deze situatie bleef met niet meer dan een te
veronachtzamen fluctuatie 48 uren bestaan.

Deze studies bevestigen de theorie van de klassieke Chinese acupunctuur die zegt dat de
meridianen een gespecialiseerde voedingsstroom naar de lichaamsorganen verzorgen.

Koppelingen met alle celkernen in het weefsel.

Op grond van vele experimenten kwam prof. Kim tot de conclusie dat het meridiaansysteem niet
alleen binnen het eigen systeem koppelingen kent, maar in verbinding staat met alle celkernen in
het weefsel.
79

Om het stadium van de embryogenese te traceren waarin deze koppeling werd gevormd, begon
Kim bij verschillende soorten te bestuderen in welke periode deze meridianen werden gevormd.

In embryologische studies kwam hij tot de ontdekking dat in het embryo van een kuiken, de
meridiaankanaaltjes gevormd werden binnen de 15 uur na de conceptie.

Dat is bijzonder interessant, omdat zelfs de meest rudimentaire organen op dat ogenblik nog niet
gevormd zijn. Omdat dus de ruimtelijke oriëntatie van het acupunctuur-meridianensysteem in een
eerdere fase voltooid is dan deze waarin de organen worden gevormd, kunnen we veronderstellen
dat het functioneren van het meridiaansysteem invloed uitoefent op de beweging en de
ruimtelijke oriëntatie van de interne organen.

Omdat de meridianen in verbinding staan met het genetische regelcentrum van elke cel, zou het
ook een belangrijke rol kunnen spelen bij de reproductie en de differentiatie (= specialisatie) van
alle lichaamsdelen.

Dit is een belangrijke vaststelling die zeker past in het onderzoek naar de energetische
ontwikkeling van de mens.

Het werk van prof. Kim wijst erop dat een bepaalde soort informatie stroomt via de meridianen
naar de dna regelcentra van de cellen, dat resulteert in een extra aanpassing van het embryonale
ontwikkelingsproces. Omdat de meridianen binnen het embryo ruimtelijk worden georganiseerd
voordat de organen en cellen hun definitieve positie in het lichaam innemen, wijst dit erop dat het
meridiaansysteem een soort tussentijdse wegenkaart is die een informatieve leidraad biedt voor
de zich ontwikkelende cellen van het lichaam.

Het lijkt er dus sterk op dat het stelsel van meridianen een soort overgang vormt tussen het
fysieke en het etherische lichaam. Het is in ieder geval de eerste vastgestelde koppeling tussen
het etherische en het zich ontwikkelende fysieke lichaam. Zodat de georganiseerde energetische
structuur van het etherische lichaam aan de ontwikkeling van het fysieke lichaam voorafgaat en
daar richting aangeeft. De vertaling van etherische veranderingen in fysiek cellulaire gebeurt
zowel in gezondheid als in ziekte. Wat trouwens bevestigd wordt in de onderzoeken van dr.
Shafica Karagulla met helderziende diagnose. Hierbij was duidelijk dat disfunctionele
veranderingen in het etherische lichaam zich duidelijk manifesteerden in het fysieke lichaam.

We zouden dus kunnen stellen dat het meridiaansysteem de fysiek-etherische interface is waarbij
bio-energetische informatie en qi van het etherische lichaam gaan naar het cellulaire niveau van
het fysieke lichaam.

Elektrolytisch vochtsysteem.

Het meridiaansysteem is niet alleen een fysiek systeem van buisjes die hormonen en nucleotiden
vervoeren naar de celkernen, maar het is ook een speciaal soort elektrolytisch vochtsysteem dat
bepaalde soorten energie (qi) geleidt van de externe omgeving naar de dieper gelegen organen.
80

Metingen van de elektrische huidweerstand in en rond de acupunctuurpunten ondersteunen de


stelling als zouden bepaalde soorten energie via de acupunctuurpunten van het
oppervlaktesysteem wordt doorgegeven.

Kwantitatieve metingen van verschillende onderzoekers hebben uitgewezen dat de elektrische


weerstand op de acupunctuurpunten met bijna een factor 20 zakt.

Het is bekend dat energie de weg van de minste weerstand zoekt. Water dat het grootste gedeelte
van het menselijke lichaam uitmaakt, is bovendien een zeer goed geleider, niet alleen van
elektrische energie, maar ook van subtiele.

Dat acupunctuurpunten over specifieke elektrische kenmerken beschikken werd tevens bevestigd
door studies met Kirlian fotografie (aura-fotografie). Doch, nog belangrijker is het feit dat
elektrografische onderzoekers als Dimitrecu met behulp van elektronografisch aftasten van het
onderlichaam hebben vastgesteld dat wijzigingen in de helderheid van de acupunctuurpunten,
uren, dagen, tot zelfs weken voorafgaan aan veranderingen tengevolge van fysieke ziekte in het
lichaam.

Wat overeenstemt met de veronderstelling dat veranderingen in de etherische structuur


voorafgaan aan de pathologische veranderingen ten gevolge van ziekte in het fysieke lichaam.
Wat de Chinese theorie ondersteunt dat ziekte het gevolg is van een energetische onbalans in de
meridianen die de qi naar de organen voert.

Het ongeschonden houden van zowel het etherisch als het fysieke lichaam evenals het in
evenwicht houden van het energiesysteem is derhalve van essentieel belang voor het in stand
houden van de gezondheid van het organisme. De meridianen bevatten niet alleen de sleutel tot
de therapeutische weg van interventie bij ziekte, maar ook tot het opsporen van ziekte in een
vroeg stadium.

Acupunctuur en de Chinese visie op genezen.

Acupunctuur is tegelijk de oudste en meest geheimzinnig vorm van genezen die therapeutisch in
gebruik is.

In de Nei Jing, het Interne boek van de Gele Keizer dat tussen 2697 en 2696 voor Chr. werd
geschreven tijdens de regering van Keizer Huang Ti, staat de oudste tekst over acupunctuur. Het
geraakte echter in onbruik nadat het in 1884 door keizer Toa-Kuang verboden werd voor
toepassing op de leden van de keizerlijke familie. Alleen de zogenaamde “blote-voeten dokters”
pasten het nog toe op de gewone man. Tot Mao Tse Tung tijdens de lange mars van 1934 - 1935
tot de vaststelling kwam dat het een ideale methode was om op grote schaal toe te passen. Dank
zij acupunctuur kon de gezondheid van zijn enorme leger op peil gehouden worden, zelfs in de
meest slecht omstandigheden.

Het leek hem dan ook de oplossing om gezondheid te brengen bij de gewone mensen tijdens zijn
culturele revolutie. Het kostte niet veel en kon op grote schaal aangewend worden en men was er
niet voor afhankelijk van de intelligentsia.
81

Acupunctuur was dan ook een belangrijke stap in de wedergeboorte van een nieuwe China.
Het was echter pas in 1927 dat acupunctuur zijn introductie maakte in Amerika. Aanvankelijk
bleek het daar echter alleen ingang te vinden als een middel voor pijnbestrijding.

Om de werking van acupunctuur te begrijpen moet men echter inzicht verwerven in het
meridiaansysteem en de achterliggende visie van de Chinezen op de relatie tussen de mens en het
universum. Zij zien de mens als een microkosmos binnen de universele macrokosmos. Het begrip
energie of qi speelt daarbij een sleutelrol. Het is een unieke energetische materie die vanuit de
omgeving het lichaam instroomt. Het is een energie met zowel kenmerken van voeding als die
van cellulaire opbouw die belangrijker is dan de energetische bijdrage van opgenomen voedsel en
lucht.

De Hindoes noemen het prana. De oorsprong van deze subtiele energie uit de omgeving kan
gedeeltelijk liggen in de zonnestraling buiten het erkende elektromagnetische venster van
zichtbaar licht. Als mens worden wij voortdurend gebaad in de ongeziene straling van een
rijkgeschakeerde vibratie omgeving, van de normale radio en TV frequenties tot de meer subtiele
aspecten van zonne-energie. Wij leven in resonantie met al deze energieën en worden er
ontegensprekelijk door beïnvloedt.

Aangezien veel oude culturen de zon aanbaden kunnen wij ons afvragen of zij toen al geen weet
hadden van de subtiel energetische invloed van qi of prana.

De acupunctuurpunten zijn volgens de Chinezen de toegangspoorten langs waar de subtiele


energie qi ons lichaam binnendringt..

Yin en Yang.

Als we van energie spreken, dan kunnen we niet buiten de polariteit ervan. In het Westen drukt
men dat uit onder de vorm van positief en negatie, plus en min. In het Oosten zal men dan
spreken over Yang en Yin. Letterlijk vertaald betekent Yang, zonnezijde van de berg. Het is dus
het positieve, het licht, de warmte, het mannelijke. Men omschrijft het ook als “dat wat geeft”. In
thermodynamische termen kan men dan stellen dat de energie zal vloeien van warm naar koud,
dus van yang naar yin.

Yin betekent de schaduwzijde van de berg en slaat dus op het negatieve, het donker, het koude,
het vrouwelijke, dat wat ontvangt. Let wel, negatieve wordt hier niet gebruikt in de zin zoals we
dat in het Westen meestal zien, het slechte, het valse, maar in de zuiver energetische zin van yin
als tegenpool voor yang, als ander uiterste van de polariteit. Ook bij elektriciteit is er een
negatieve en een positieve pool, maar dat wil nog niet zeggen dat het negatieve slecht is. Als het
slecht zou zijn, dan zouden we het willen uitschakelen, wegnemen of vernietigen. Maar als we
dat zouden doen, dan zouden we geen elektrische stroom meer hebben en dus ook geen energie
meer. Dat zou de dood betekenen. Met andere woorden yang kan niet zonder yin en omgekeerd.

De plus kan niet zonder de min. De dag bestond niet als de nacht er niet was en de man was niets
zonder de vrouw. Yin en yang zijn voorbeeld van twee tegengestelde die, hoewel ze elkaar
zouden kunnen vernietigen of opheffen zoals een deeltje en een antideeltje, ze dat toch niet doen
82

en in tegendeel elkaar ondersteunen en aanvullen. Het perfecte evenwicht bereiken we als yin en
yang beiden even sterk zijn.
Doch het is een dynamisch evenwicht. Het is voortdurend in beweging. Dan weer is yang sterker
dan yin, maar iets daarna verandert de verhouding weer. De cyclus wordt perfect weergegeven in
het symbool van de yin/yang monade die volgens de overlevering ontstond toen mensen
observeerden in een Chinese provincie hoe twee rivieren samenkwamen (deze rivieren bestaan
vandaag niet meer). De ene had zuiver, helder water en de andere troebel, een okergelige
zandkleur. Op de plaatswaar ze samenkwamen weigerden hun beider wateren zich te vermengen
zodat ze rond elkaar bleven draaien en zo het yin/yang symbool vormden.

De yin/yang verhouding is tevens een mooi voorbeeld van de deeltje/golf dualiteit in de


kwantumfysica. Een voorbeeld van hoe tegengestelde krachten binnen dezelfde ruimte kunnen
bestaan zonder elkaar op te heffen.

Dat laatste wil ook zeggen dat het ene zich ook steeds in het andere bevindt. Het deeltje heeft
golfeigenschappen en de golf kan zich als een deeltje gedragen, zoals een foton. In iedere man
zitten ook vrouwelijke eigenschappen, enz…

Het symbool voor yin en yang is de “monade”. In de monade


wordt dat geïllustreerd door een bolletje in het zwarte vak en een
bolletje in een ander deel. Bij de afbeelding van de monade is het
daarom belangrijk om er zorg voor te dragen dat de beide bolletjes
zich nooit op de loodlijn bevinden. Dat zou het symbool van de
dood zijn, het zou immers betekenen dat de monade stil staat , een
statisch evenwicht. Dat kan niet, de monade moet steeds in
beweging zijn om het leven te symboliseren. Daarom moeten de
bolletjes steeds uit de as staan, want alleen dat kan erop wijzen dat
de monade in beweging is.

De complementariteit van yin/yang is ook terug te vinden in de werking van de beide


hersenhelften van de mens. De rechterhersenhelft werkt heel verschillend van de linker. Zij werkt
diffuus, meer emotioneel, huisvest het ruimtelijke inzicht, het artistieke, intuïtieve, niet-lineaire.
De rechterhelft heeft vooral oog voor het esthetische.

De linker daarentegen is meer begaan met logisch, analytisch denken, het verbale, het lineaire.
Het valt op dat vooral de linkerhersenhelft in onze Westerse cultuur als belangrijker wordt
beschouwd dan de rechter. Iemand met een verbale handicap zal bij ons maatschappelijk meer
benadeeld zijn dan iemand die zijn creatief denken verloren is. Daarom zal een
verzekeringsmaatschappij minder uitbetalen voor schade aan de rechterhelft dan aan de linker.

Toch is de ene niet beter dan de andere en hebben we ze allebei nodig, tenminste als we een
evenwichtig en holistische beeld willen vormen van onszelf en het ons omringende universum.

Yin en yang en de gezondheid.

Voor de Chinezen is gezondheid van lichaam, verstand en geest het gevolg van een perfect
evenwicht tussen yin en yang. Bij ziekte zullen zij dan diagnostiseren waar er een verstoring van
83

dat evenwicht heeft plaats gevonden en waarom. Als de oorzaak kan weggenomen worden, dan
zal het evenwicht terug keren en daarmee ook de gezondheid. Doch zelfs al kent men de oorzaak
niet of kan ze niet zomaar weggenomen worden, toch kan men iets doen aan de gezondheid door
zelf bewust het evenwicht proberen te herstellen, bijvoorbeeld door een dieet of door qi gong
oefeningen, maar ook door acupunctuur en zijn variant shiatsu. Dat laatste doet hetzelfde als
acupunctuur maar in plaats van in het acupunctuurpunt te prikken met een naald, zal men die
plaats masseren met de vinger.

Energetisch niet-functioneren op het fysieke niveau kan zijn weerslag vinden in een gebrek aan
evenwicht tussen de paren meridianen in het lichaam. Voor elk orgaan bestaat er een stroom
energie door twee stel meridianen.

Het fundamentele yin/yang concept vindt zijn weerslag in de gelijke stroom energie qi door de
rechter en de linkermeridiaan in het lichaam. Dit grondbeginsel onderstreept de noodzaak van
evenwicht in de polariteit van de energie, die wordt toegevoerd aan de diverse orgaansystemen.
Onbalans in de stroom meridianenenergie leidt vervolgens tot ziekte van het orgaan.

Onbalans van energie op het mentale niveau druppelt door naar de lagere toonladders van de
astrale en etherische energie en wordt uiteindelijk kenbaar op het fysieke niveau via de koppeling
tussen het etherische en het fysiek vlak.

De meridianen verspreiden de subtiele magnetische energie van qi, waardoor het onderhoud en
de organisatie van de fysiek/cellulaire structuur van de organen wordt verzorgd.

Hoewel de subtiele energie qi moeilijk te meten valt, bestaat er een indirect bewijs van een soort
elektromagnetisch energiecircuit waar de meridianen en de acupunctuurpunten deel van
uitmaken.

De acupunctuurpunten langs de oppervlaktemeridianen in de huid geven unieke elektrische


eigenschappen te zien. Hun elektrische weerstand is tien keer lager dan die van de omringende
huid. De waarde van deze weerstand, gemeten met een speciale elektrische
gelijkstroomversterker, laat zien dat de elektrische parameters van de acupunctuurpunten
verschillen in functie van de fysiologische en emotionele veranderingen in het organisme.

Russische onderzoekers hebben aangetoond dat verschillende stadia van bewustzijn, zoals slaap
en hypnose kunnen leiden tot kenmerkende verandering in het elektrische geleidingsvermogen
van de acupunctuurpunten.

Ook ziekten produceren kenmerkende verstoringen van het elektrische vermogen van de
acupunctuurpunten op bepaalde meridianen. Deze verschuivingen zijn zeer belangrijk voor de
diagnostiek, zodat ziekte kan worden opgespoord met behulp van apparatuur waarmee men de
veranderingen van energie in de meridianen kan meten.

De meridianen kunnen worden gezien als elektrische circuits die de acupunctuurpunten aan de
oppervlakte verbindt met de dieper gelegen organen. Zodat het essentieel is voor de gezondheid
dat er steeds voldoende energie in de circuits aanwezig is en dat deze in evenwicht is.
84
85

Er is een karakteristieke ritmische stroming van qi door de twaalf meridianen. Het is een
cyclische stroom die de natuurlijke biologische ritmes weerspiegelt. Cycli die trouwens zeer goed
gedefinieerd zijn in het Chinese gezondheidssysteem.

Hiervoor gebruiken de Chinezen een metafoor waarbij ze de cycli omschrijven als verschillende
elementen, vijf in het totaal. Alle energie en materie worden aan deze elementen zijnde aarde,
metaal, water, vuur en hout, verbonden.

Er zijn twee fundamentele cycli, namelijk de voortbrengende en de vernietigende of


controlerende cyclus. Beiden geven ze de wisselwerking weer tussen de elementen en de organen
die ze vertegenwoordigen.

De voortbrengende cyclus is : hout dat verbrandt produceert vuur. De as van het verbrandde hout
valt neer op aarde in vorm van metaal. Metaalhoudend erts wordt in de aarde gevonden. Metaal
produceert dus water. Bij minerale afzettingen wordt dikwijls de oorsprong van stromend water
gevonden. Water brengt op zijn beurt hout voort omdat water de bomen doet groeien. En dan
begint de cyclus hout – vuur – aarde – metaal – water opnieuw.

Al deze elementen liggen in de volgorde van de tijd. Hun volgorde is dus van belang. Water moet
eerst hout doen groeien, alvorens dat kan verbrand worden door het vuur. Pas dan ontstaat er as
die onder de vorm van metaal op de aarde kan vallen en het zijn weer die minerale afzettingen die
het stromend water produceren. De omgekeerde volgorde kan dus niet.

Deze volgorde brengt ook de moeder – zoon relatie voort zoals die door de Chinezen wordt
gezien. Het ene element brengt het andere voort, zoals een moeder haar zoon voortbrengt. Een
zoon kan nooit zijn eigen moeder ter wereld brengen. Het water is de moeder van het hout.
Terwijl het hout op zijn beurt de moeder is van het vuur. Vuur dat het metaal voortbrengt, en zo
gaat het verder.

De cyclus van de vernietiging geeft weer hoe ieder element een ander kan absorberen of
vernietigen. In werkelijkheid gaat echter om beheersing, een proces waarbij de elementen elkaar
controleren en in evenwicht houden.

Wanneer een bepaald element te sterk of te zwak is, kan het een ander element aanvallen. Hout
kan dus aarde aanvallen, omdat de wortels van de boom aarde splijten. Aarde kan het water
beheersen door middel van dammen. Water kan het vuur absorberen door het te blussen. Vuur
kan het metaal vernietigen door het te smelten. Terwijl metaal het hout kan vernietigen, zoals de
bijl hout kapt.

Volgens de Chinezen is de mens als microkosmos een afspiegeling van de macrokosmos en dus
zullen de invloeden van de verschillende elementen van het aardse zich uiten in de wisselwerking
tussen de interne organen, waarbij er dus ook een voortbrengende- en een controlerende of
vernietigende cyclus moet zijn.

Daarom wordt elk van de lichaamsorganen gekoppeld aan één van de vijf elementen, waarbij een
onderscheid gemaakt wordt tussen de holle organen (zijnde yang organen, minder belangrijk en
vooral van nut voor de verwerking van voedsel) en de volle of doorstromingsorganen (ofwel de
86

yin organen, zijnde de belangrijkste en nodig voor de vitale functies). Voor ieder element is er
een koppeling tussen een hol en een vol orgaan, een koppeling tussen een yin en een yang orgaan.

Zo komt het hart (yin) overeen met vuur en ondersteunt het als zodanig de milt (yin) en de maag
(yang) als aarde organen. De milt energie (aarde) werkt in op de longen (yin) en de dikke darm
(yang) (beiden metaal). Vanuit de longen en de dikke darm gaat de energie naar de nieren (yin)
en de blaas (yang), zijnde water. Vandaar stroomt het naar de lever (yin) en de galblaas (yang),
hout elementen. Vanuit de lever gaat de subtiele energie dan weer naar het hart en de dunne darm
(yang) en de cyclus begint opnieuw.

Als qi in een orgaan uit balans raakt en niet in staat om de natuurlijke meridiaancyclus te
doorlopen, dan kan dat een negatieve invloed hebben op het orgaan dat ermee gekoppeld is. Iets
wat ze zien gebeuren in de vernietigende cyclus.

Als de energie van het hart (vuur) uit balans is, dan zal dit een negatieve invloed hebben op de
longen (metaal). Dit is bijvoorbeeld het geval bij een hartfalen, wat met stuwing geassocieerd
wordt. Het verlaagde hartminuutvolume zal leiden via een stuwing in de longen tot een negatieve
verandering in de longen. Dit zal dan leiden tot, in eerste fase, een energetische verandering in de
lever (hout), gevolgd door een cellulaire storing. De deficiëntie van het hart met stuwing
veroorzaakt een niet goed functionerende rechterhartkamer, waardoor er een tegengestelde druk
in de aderen komt wat dan weer de oorzaak is van een passieve aderlijke stuwing in de lever.

Vanuit de niet goed functionerende lever (hout) zorgt de onbalans in de meridianen voor een
storing in de milt (aarde). Bij chronisch hartfalen met stuwing aan de rechterzijde, leidt de
doorlopende leverstuwing op den duur tot het ziektebeeld dat interstitiële ontsteking van het hart
wordt genoemd. De levercirrose leidt vervolgens tot aderlijke verstopping van vena porta en vena
cava, wat weer een abnormaal verhoogde druk in de vena porta, aderlijke stuwing en vergroting
van de milt tot gevolg heeft.

Het is dus fascinerend om te zien hoe de moderne pathofysiologie de klassieke principes van de
Chinese principes van energiestroom volgt, zodat deze grondbeginselen die reeds duizenden jaren
oud zijn, ons inzicht in het verloop van een ziekte kan aanvullen.

Bij stress zien we een gelijksoortig verloop. Niet zelden is stress het gevolg van teveel piekeren.
De geest (shen) die hiervoor zorgt staat in direct relatie tot het hart en dat tot verhoogde werking
aanzetten, wat we merken aan de hand van hartkloppingen. Het hart vraagt meer bloed aan de
lever (hout) die daardoor in overactiviteit of exces gaat. Dan spreekt men van levervuur, dat een
stijgende werking heeft. Verhoogde bloeddruk is daar dikwijls het gevolg van. De lever (hout) zal
de milt (aarde) aanvallen zodat die minder goed gaat werken en minder energie uit het verteerde
voedsel zal halen. De met de milt verbonden maag ondervindt daar ook invloed van en gaat
minder werken. De verzwakte energetische toestand van de maag kan de oorzaak zijn van het
ontstaan van een ulcer of maagzweer. Vermits we minder energie uit het voedsel halen zal onze
algemene energetische toestand verslechten. Door de verhoogde yang toestand van het lichaam,
verzwakt ons yin, met een totale onbalans tot gevolg. Milt (aarde) zal daarna de nieren en de
blaas aanvallen (water) zodat ons lichaam langzaam vergiftigd wordt wegens gebrekkige afvoer
van giftstoffen. De nieren zijn de bewaarder van het jing, de essentiële substantie die instaat voor
geboorte, groei en aftakeling. Verzwakking ervan kan dan leiden tot een versnelde veroudering.
87

Stress kan er bovendien de oorzaak van zijn dat er een nierkrisis ontstaat, met mogelijks het
blokkeren van de nieren als resultaat . Als de nieren (water) in onbalans komen zullen zij op den
duur ook het hart (vuur) aanvallen. Hetgeen geïllustreerd wordt door het duidelijk vastgestelde
causale verband tussen stress en het risico op hartinfarct.

Cyclische wisselwerking tussen de organen en de ingewanden (organen in de buikholte)


weerspiegelt in de ogen van de Chinezen de wisselwerking tussen de elementen. Wat een
klassieke illustratie is van het beginsel “in het kleine zoals in het grote”. De menselijke
microkosmos is een afspiegeling van de macrokosmos van de aarde.

De vijf transformaties.

Men kan zich natuurlijk afvragen hoe de Chinezen aan het systeem van de vijf elementen komen.
Uiteraard zijn het metaforen, cryptische omschrijvingen van bepaalde fenomenen die zij
waarschijnlijk zoals alle andere kennis opdeden uit observatie van de natuur.

Wanneer we de natuur bekijken, dan zien we dat wanneer we warmte aan een bepaalde stof
toevoegen, haar entropie (wanorde) toeneemt doordat de moleculen sneller gaan trillen en minder
geordend tenopzichte van elkaar voorkomen. Op deze manier zal ook haar aggregatietoestand
veranderend. Water zal zo bijvoorbeeld verdampen. Hier in het westen kennen wij drie dergelijke
aggregatietoestanden, met name een vaste stof, vloeistof en damp. Bij water is dat: ijs, water en
waterdamp. De Chinezen van hun kant onderscheiden vijf aggregatie toestanden; vast, vloeibaar,
gas, geïoniseerd plasma en tenslotte opnieuw een vaste vorm aannemende materie.

In dat laatste geval dacht men daarbij niet zozeer aan één brok vaste stof zoals een klomp ijs,
maar veeleer aan een condensatie met zeer veel kleine condensatiekerntjes, een kruimelige
structuur zoals druppels regen of hagelkorrels in een wolk of gewoon los zand.

Belangrijk is dat we hier denken aan één van de axioma’s uit het Chinese denken, namelijk dat
alles voortdurend in verandering is. Water wordt dus ijs, waterdamp wordt vroeg of laat opnieuw
ijs, enzoverder. Alle materie gaat voortdurend over, transformeert permanent. Uit observatie
blijkt bovendien dat die transformatie steeds in een bepaalde richting of volgorde lijkt te
verlopen. Als we bij een vaste stof de temperatuur verhogen, dan zal die transformeren tot een
vloeistof. Verhogen we de temperatuur verder dan verdampt die tot een gas om bij nog verdere
verhoging van de temperatuur ionisatie te doen optreden en er een plasma ontstaat.

Verdere verwarming zou op de stof geen verdere invloed meer hebben. Als we dan op dat punt
van het proces voor afkoeling te zorgen, dan zien we dat er via een niet afzonderlijk benoemde
fase uiteindelijk weer condensatie optreedt. Dat gebeurt altijd op een groot aantal diffuus door de
stof heen verspreide plaatsen, de zogenaamde “condensatiekernen”, en nooit alles tegelijk op één
plaats bij elkaar. Dat is niet alleen het geval bij de condensatie tot een vloeistof vanuit de gasfase,
maar ook, zei het in wat minder duidelijk herkenbare mate, bij verdere verlaging van de
temperatuur en stolling van de vloeistof tot een vaste stof met een geordend atoom- of
molecuulrooster. Hier vindt negatieve entropie plaats, de orde neemt toe.
88

De oude Chinezen vatten deze “beide vormen van condenseren” daarom als één afzonderlijke
aggregatietoestand samen, getypeerd door een druppel- c.q. een kruimelstructuur. Wanneer we nu
vervolgens de temperatuur van de beschouwde stof nog verder verlagen, eindigen we derhalve
weer in één brok vaste stof, net zoals we begonnen zijn. Het proces wordt schematisch
weergegeven in “De vijf elementen en transformaties”.

Het is duidelijk dat de kringloop alleen in de richting van de wijzer van de klok verloopt.

Wanneer een brok vaste stof bij enige verhoging van de temperatuur uiteenvalt, ontstaan er
bijgevolg geen losse kruimels of druppels, maar ontstaat er altijd één plas vloeistof. Materie lost
immers vanaf de buitenrand naar binnen toe geleidelijk aan op. In principe kan ze daarbij wel min
of meer de vloeistoffase overslaan, wat dan sublimatie genoemd wordt. Verder levert een gas dat
we hoog verhitten ten slotte een plasma. Maar een gas dat we afkoelen, kan uitsluitend via de
druppelfase condenseren. Soms, zoals bij waterdamp zullen dat druppels zijn, bij andere gassen
zijn dat eerder kruimels. Daarbij kan, wanneer we niet voldoende energie toevoegen, tussen de
gas- en de kruimelfase de plasmafase overgeslagen worden.

We kunnen dus wel af en toe een bepaalde aggregatietoestand overslaan, maar de richting waarin
de transformatie verloopt, zal steeds dezelfde zijn.

Het was op dit schema dat de oude Chinezen hun hele geneeskunde bouwden, en ja, zij kenden in
die tijd inderdaad reeds begrippen als geïoniseerd plasma, alleen noemden zij dat toen zo niet. Zij
waren niet minder dan wij in staat om observaties te doen en daar de nodige conclusies uit te
trekken.

Chinezen hebben altijd al de gewoonte gehad om de dingen meer beeldend of cryptisch te


omschrijven. In plaats van de spreken over een vaste stof, spraken zij over metaal. Metaal bestaat
immers uit mooi in regelmatige rijen gerangschikte atomen, het zogenaamde rooster. We noemen
dit ook wel kristallen of kristallieten. Door hun systematische rangschikken zitten de atomen hier
zo dicht mogelijk op elkaar. In de metaalwereld spreken we dan ook over de dichtste bolstapeling
van atomen, wat wil zeggen dat het niet mogelijk is om de verzameling bolvormige atomen nog
dichter op elkaar te pakken dan in zo’n metaalkristalliet van nature al gebeurd is. Metaal staat
derhalve symbool voor de meest verdicht, meest gecondenseerde aggregatietoestand. Wat dat
betreft dus de meest yange toestand.

Omdat water enorm belangrijk is voor alle levensprocessen op aarde, ligt het voor de hand dat de
Chinezen water zouden kiezen als symbool voor de vloeistof. In water zullen de moleculen nog
wel op een min of meer vaste afstand ten opzichte van elkaar hun plaats innemen, maar
anderzijds toch weer zo vrij zijn dat ze als vloeistof iedere contour kunnen volgen.

Omdat de natuurkunde toen nog niet bestond, was het evenwel niet gemakkelijk om iets te vinden
waarmee de gastoestand kon worden aangegeven.

Maar wat is in de natuur de grootste producent van de voor het leven zo belangrijke gas zuurstof?
Inderdaad, de boom. Bovendien drijven de takken en de stam van een boom op water omdat ze
zoveel gas bevatten. Houtstof zonder zoveel lucht zo immers onmiddellijk zinken. Vandaar dat
89

we de aggregatietoestand gas, als hout gesymboliseerd zijn, al zou een juistere benaming boom
moeten zijn, zoals het oorspronkelijk door de Chinezen gebruikt werd.

In de vlammen van een vuur worden gassen geïoniseerd, dus lag deze omschrijving eveneens
voor de hand om de meest yinge toestand aan te geven. Hier is de wanorde (entropie) het grootst
en hebben de atomen de meeste vrijheid.

De kruimelstructuur, waarbij we terug naar wat meer orde gaan, werd omschreven door aarde,
zoals aarde uit de tuin, los aan elkaar hangend zwart zand.

Natuurlijk spraken de Chinezen niet over expanderen als gevolg van verhitting, maar van het
yinner worden van de toestand, ofwel yinniseren, wat neerkomt op meer yang toevoegen onder
vorm van warmte. Aan de andere kant voegen we meer yin toe, dus we yangiseren als we
afkoelen en daardoor de toestand verdichten.

Energetisch gezien kunnen we deze begrippen ook als volgt omschrijven:

• Boom: opstijgende, zich snel ontplooiende energie (meer yang = yinniseren);


• Vuur: helemaal ontplooide, sterk geactiveerde, “vrije” energie (maximum yin);
• Aarde: vergarende, condenserende, omlaag en naar binnen gerichte energie (meer yin =
yangiseren);
• Metaal: helemaal tot één geheel verenigde, gematerialiseerde energie (maximum yang);
• Water: langzaam in oplossing gaande, drijvende energie, eigenlijk nog op de grens tussen
samengaan tot één geheel en ontplooien (meer yang = yinniseren).

Zien we deze opeenvolgende stadia als onderdelen van één continu proces, dan merken we dat
het niets anders is dan een fijnere onderverdeling van de langzame overgang van yin naar yang en
omgekeerd. Aarde en metaal staan voor samentrekken; water, hout en vuur staan dan weer voor
uitzetten, expanderen. Juist omdat het een continu proces is, brengt iedere fase automatisch de
volgende met zich mee en onderhoudt die. Houtenergie brengt vuurenergie voort en houdt het in
stand. Vuurenergie op haar beurt voedt en wekt aarde-energie tot leven. Aarde-energie wekt
metaalenergie op, enz.

Deze opeenvolgende cyclische relatie wordt ook wel de scheppings- of shen cyclus genoemd.
Het is om deze voor de hand liggende reden dat men hier dus spreekt over de moeder – zoon of
ouder – kind relatie tussen de verschillende elementen, juist zoals dat bij de meridianen gebeurt.

Het andere onderlinge verband tussen de elementen is dat van de controlerende- c.q.
bedwingende cyclus ook wel ko cyclus genaamd. Iedere energietransformatie zal ook een invloed
hebben op de diametraal daartegenover liggende. Wanneer de vergarende, condenserende aarde-
energie wordt benadrukt, dan zal dat automatisch de tegengestelde, verspreidende waterenergie
onderdrukken. De voluit geëxpandeerde vuurenergie brengt met zich mee dat de metaalenergie
helemaal op zijn zwakst is.

Wat wil zeggen dat als men de hartmeridiaan overprikkelt, daardoor de long-energie op zijn
zwakst zal komen en dus veel vatbaarder voor aanvallen zal zijn.
90

Volgorde van de elementen.

Waarom de Chinezen tot deze volgorde van voorstelling kwamen, valt ook niet moeilijk uit te
vissen. De zonnewijzer kan een referentie geweest zijn. Wanneer de zon opkomt in het oosten,
dan is haar energie nog laag, maar in stijgende richting (yin → yang = yinniseren of yang
toevoegen). ‘s Middags staat de zon op haar hoogtepunt met een maximum aan energie yang. Dit
is een yang-yang status. Vanaf dan begint de zonne-energie te verminderen doordat yin toeneemt
(afkoelen). Op een bepaald ogenblik bevindt de zon zich in het Westen, nog steeds een yang
toestand, maar dan aan het begin van de yin overgang. Dus een yang → yin situatie. De zon gaat
onder. De toeschouwer moet het wel vanuit deze positie beschouwd hebben. Als hij andersom
zou hebben gestaan, dan viel zijn schaduw over de zonnewijzer en zag hij helemaal niets.

De zon komt nooit in het noorden, dus de kant van waar de toeschouwer stond. Dat moest dan de
plaats zijn met de minste energie (meest yin of yin-yin status).

Uiteraard kunnen we dit uitbreiden naar grotere cycli, zoals een jaar of zelfs een mensenleven.
Links van de waarnemer hebben we het opkomende voorjaar, de lente waar de kracht van de
natuur toeneemt. Maar het kan ook de geboorte zijn. ‘s Middags komt overeen met de zomer, het
toppunt van energie in de natuur, de vervolmaking van het leven, maar ook het begin van de
vermindering van energie. In de herfst is er nog wat energie, net zoals bij een lichaam aan het
begin van het verval, evenals de ondergaande zon. In het noorden is het nacht, zit de dood, de
winter waar het stil is en geen energie aanwezig is. Doch waar het begin ligt van nieuw leven, een
nieuwe dag en een nieuwe lente.

Uiteraard zijn al deze toestanden relatief ten opzichte van elkaar en omvatten ze slechts vier
elementen (hout, vuur, metaal en water). Hoe kwamen de Chinezen dan aan het vijfde element?
Aan de relatieve elementen ontbreekt het nulpunt dat kan dienen als referentie. Het ligt derhalve
voor de hand dat ze daar het middelpunt van de cirkel, of de aarde voor zouden nemen.

Als we de vier basis elementen in een kruis noteren, met de aarde in het midden, dan zien we
inderdaad dat water en vuur perfecte tegenpolen zijn. Hout en metaal op het eerste gezicht niet,
maar de boom staat symbool voor de groeikracht. Daarentegen is metaal het product van de dode
natuur, dat bovendien gebruikt wordt in de oogsttijd, doordat het maaiwerk een einde maakt aan
het leven en dus symbool staat voor het verkleinen. Het symbool van de aarde omvat alles, het
zaad voor de plantengroei, het vuur, mineralen (metaal) en water.

Om tot hun pentagon (vijfhoekige ster) te komen moesten de Chinezen het element echter een
plaats geven tussen de vier anderen.

Eveneens uit observatie van de natuur bleek echter dat er ook zoiets als een tussenseizoen bestaat,
met name de nazomer. Het is dan nog warm, doch alles is uitgebloeid. De Japanners hebben voor
dit seizoen zelfs een apart woord: “doyo”. Het ligt tussen de zomer en de herfst in. Het element
aarde werd daarom op deze plaats ingepast, tussen het vuur en het metaal. Samengevat.
91

Shen cyclus:

Hout verbrandt en zorgt voor;


Vuur waarvan de as terecht komt in de;
Aarde van waaruit gewonnen wordt;
Metaal dat bij smelten verandert in;
Water (vloeistof) waarmee bomen en planten van voedsel worden voorzien.

Ko cyclus:

Hout wordt gehakt door metaal;


Vuur geblust door water;
Aarde doordrongen door de wortels van hout;
Metaal gesmolten door vuur;
Water tegengehouden door en verdwijnt in aarde.

Bij de shen-cyclus is er een cyclisch patroon waarbij het ene steeds overgaat in het andere. Bij de
ko-cyclus gaat het steeds tussen twee tegengestelde elementen en dat heeft niet direct invloed op
de andere.

De Chinezen gebruikten hun pentagon ook om de verschillende meridianen mee te rangschikken.


Al is het zo dat het niet altijd voor de hand liggend is hoe zij tot de keuze van een bepaald
element voor een bepaald orgaan kwamen en zeker niet eenduidig, zodat meerdere interpretaties
mogelijk zijn.

Bij wijze van voorbeeld hebben we die van Michio Kushi genomen.
92

De classificatie van de verschillende organen bij één bepaalde transformatie betekent in feite
vooral dat de desbetreffende organen bij dat type energie, dus bijvoorbeeld op dat tijdstip of in
dat seizoen, hun maximale energie ontplooien. Bij het type energie dat behoort bij de daaraan
voorafgaande transformatie is hun activiteit nog aan het toenemen, bij het daarop volgende type
energie, de activiteit juist afneemt.

Waaruit volgt dat een bepaald orgaan kan gestimuleerd worden door het benadrukken van het
type energie waartoe het zelf behoort, bijvoorbeeld door gerichte voeding of door massage.

Classificatie van de organen.

Langs de hoofdverbindingsweg tussen hemel- en aarde veld in het lichaam, het spirituele kanaal,
ligt het organenpaar hart en dunne darm. Omdat de energie op die plaats in het lichaam
maximaal actief is, en deze organen zelf ook, worden ze gerangschikt bij de transformatie van het
meest actieve type energie: vuur. Ook behorend tot het midden van de dag en de zomer.

Om dezelfde reden worden de twee satellieten van de vorige organen, met name de drievoudige
verwarmer en de hartverwarmer bij dezelfde transformatie ingedeeld.

In de rechterlichaamshelft die vooral door het opwaarts gerichte aardeveld gevormd is, ligt het
organenpaar lever en galblaas. Volgens de klassieke Oosterse geneeskunde heeft de lever vooral
een planologische taak volgens welke de activiteiten van de rest van het lichaam onderling
verdeeld worden. Deze taak is met name het zwaarst na de nacht- en de winterrust. Daarom delen
we die organen in bij de ochtend, de opkomende energie van het hout.

In het klassieke Chinese denken is er een bijzondere plaats toebedeeld aan de nacht- en
winterrust. Gedurende die tijd speelt de seksualiteit een belangrijker rol dan anders. Bovendien
weten we dat de bijnieren een rol spelen bij de uitscheiding van bepaalde hormonen wanneer we
ons moeten wapenen tegen de kou. Daarom werden de nieren, met inbegrip van de
geslachtsorganen en de blaas opgedeeld bij de transformatie water.

De long en de dikke darm zijn de organen die bezig zijn met de voeding en het omzetten van
graan-qi in qi en bloed. Aan het begin van de embryonale status vormen zij samen nog één
orgaan.
Later gaat de bovenste helft dus de longen zich meer bezighouden met het meer yinnen door
middel van voedsel, de ademhalingslucht; en de onderste helft met de meer yange, zijnde de meer
tastbare voeding. Bij de gaswisseling in de longen wordt een allesoverheersend belangrijke rol
gespeeld door de ijzeratomen in het centrum van de bloedkleurstofmoleculen (hemoglobine), met
behulp waarvan de zuurstof door het bloed getransporteerd worden en dierenleven kan bestaan.
Daarom staan zij bij het element metaal.

In de linkerlichaamshelft, die vooral gevormd is door het neerwaarts gerichte hemelveld, ligt het
organenpaar milt/alvleesklier en maag. In die organen is er een regelmaat van werken, door het
seizoen heen, zonder pieken of dalen. Daarom worden zij bij het element aarde ingedeeld, in het
centrum.
93
94

Verantwoording.
Bij de totstandkoming van dit werk is buiten het eigen werk, onder andere gebruik gemaakt van
de volgende werken en publicaties:

• Stop Agressie van Theo de Gelaen, Hubert Laenen en Paul Pauwels.


• Voor een aantal grafische afbeeldingen is gebruik gemaakt van het werk van Ted Kaptchuk,
“The web that has no weaver”.
• Teksten beschikbaar gesteld door Theo de Gelaen.
• Diverse internet teksten, vooral Engelstalig en vertaald naar het Nederlands, alsmede
grafische afbeeldingen afkomstig van het internet.

Dit werk is vooral bedoeld voor intern gebruik.

You might also like