You are on page 1of 57

ARRANGEMENT

DEEL 1
BRAM LAMBERTS
1

MUSESCORE
MUSESCORE Musescore is een gratis muziekprogramma dat we in de les zul-
len gebruiken om de arrangementen digitaal uit te werken. Indien
je zelf met een ander programma werkt, kan dit uiteraard ook ge-
bruikt worden. Dan breng je gewoon je arrangement mee op pa-
pier of stuur je het door als PDF. Finale gebruikers mogen ook
het finale-bestand doorsturen.

Een zeer uitgebreide handleiding vind je op


https://musescore.org/nl/handboek/handboek-0 .

Tijdens de lessen ligt de focus op arrangement en instrument-


leer, maar met praktische vragen kan je uiteraard altijd bij de leer-
kracht terecht.

2
2

NASLAGWERKEN
NASLAGWERKEN Tijdens de lessen zul je heel wat informatie te verwerken krijgen.
Ik heb zoveel mogelijk informatie in deze cursus verwerkt, maar
indien je je nog verder wil verdiepen kan ik enkele boeken aanra-
den die handelen over arrangement en orkestratie.

The Study of Orchestration - Samuel Adler



Het boek dat elke ambitieuze arrangeur en componist in zijn bibli-
otheek moet hebben. Dit boek behandelt elk detail dat tot een ge-
slaagd arrangement leidt. Van de instrumentenleer tot de het op-
stellen van een correcte lay-out van de score.

Professional Orchestration - Peter Lawrence Alexander



Het mythische boek dat in de bibliotheek van menig filmmuziek-
componist zit. Hierin staan honderden tips om een orkestratie zo
op te stellen dat het plaatje helemaal klopt. Je moet uiteraard zelf
nog de inspiratie zoeken om muziek te schrijven, maar voor de
uitwerking kan je teren op dit boek.

Principles of Orchestration - Rimsky Korsakov



Rimsky Korsakov geeft in dit boek zijn visie op orkestratie weer
en illustreert dat met eigen werk. Historisch gezien is dit een zeer
interessant boek!

4
3

BASIS VAN ORKESTRATIE


4-LAGEN Waarom klinken de orkestraties van Ravel, Debussy of Tchaikovs-
ky zo mooi en interessant? Wat zorgt ervoor dat een muziekwerk
ORKESTRATIE inspirerend klinkt en het publiek vanaf de eerste seconde bij de
keel grijpt?

In deze cursus behandelen we orkestratie en arrangement vanuit


een 4-lagenmodel. MeHaRiTe staat voor Melodie, Harmonie, Rit-
me en Textuur. Muziek die volgens deze 4 pijlers is opgebouwd,
klinkt over het algemeen heel erg boeiend.

Laten we een kijkje nemen bij elk van deze 4 onderdelen en kij-
ken hoe ze elkaar aanvullen.

6
MELODIE

De melodie is per definitie het belangrijkste onderdeel van een compositie. Je wil ze dan ook de hele
tijd kunnen horen. Dus heb je een orkestratie of arrangement nodig waarbij de melodie altijd boven
het orkest, ongeacht hoe groot, uitspringt.Vaak is er ook een tegenmelodie die dan in principe een
nieuwe laag vormt, maar in het kader van het 4-lagenmodel, beschouwen we alle melodieën als 1
laag.

HARMONIE

Elke goede melodie heeft een geweldige harmonische begeleiding nodig. Het gebruik van de juiste
akkoorden kan zelfs het meest eenvoudige thema interessant maken. In een arrangement is het dan
ook heel belangrijk om de juiste ligging te respecteren of om de liggingen in functie van de bezetting
aan te passen, zodat de melodie er beter van wordt. Een slechte opvolging van akkoorden kan er
ook voor zorgen dat een fantastische melodie erg zwak klinkt.

RITME

De ritmische laag zal ervoor zorgen dat je arrangement of compositie de nodige beweging en drive
krijgt. Een goede ritmische component vult de melodie en de harmonie perfect aan zonder te storen.
De ritmische laag zorgt ervoor dat de muziek ergens heen lijkt te gaan. Je wil immers niet dat het pu-
bliek het gevoel krijgt dat de muziek helemaal stilstaat.

7
TEXTUUR

Texturen zijn de laag die componisten doet excelleren. Als je naar scores van John Williams luistert,
dan hoor je de hele tijd door texturen die de ervoor zorgen dat je bij momenten kippenvel op je ar-
men krijgt van de spanning en gibbert van het plezier.

De textuurlaag is een moeilijk te vatten begrip. Het is de laag in de achtergrond van de muziek die
als een extra kleur functioneert. Een ongeoefend oor zal de textuur zelden herkennen, maar neemt ze
wel waar. Texturen in een orkestratie zijn gelinkt aan de ritmelaag en de harmonielaag. Ze mengen
helemaal met elkaar om zo een interessant geluidenlandschap te maken.

8
TOEPASSING 4- Laat ons eens kijken wat het 4-lagenmodel oplevert in de reali-
teit.
LAGENMODEL
PIANOVERSIE

Hieronder zie je een pianoarrangement van het oorspronkelijke


thema. Het eenvoudige thema heeft een eenvoudige harmoni-
sche begeleiding.

9
2-LAGEN VERSIE VOOR STRIJKORKEST (MELODIE EN HARMONIE)

De pianoversie is gearrangeerd voor strijkorkest. De 1ste viool speelt de melodie terwijl de 2de viool,
de altviool, de cello en de contrabas zorgen voor de harmonische laag. Vaak wordt de baslijn als een
onafhankelijke laag beschouwd, maar in ons voorbeeld (en in de meeste klassieke muziek) is de bas-
lijn zo verwoven met de harmonie dat we ze toch tot de harmonische laag rekenen.

10
3-LAGEN VERSIE VOOR STRIJKORKEST (MELODIE, HARMONIE EN RITME

In dit arrangement speelt de 1ste viool nog steeds de melodie, maar spelen de 2de viool en de altvi-
ool een ritmische begeleiding gebaseerd op de harmonische progressie van het werk. Merk op dat
harmonie en ritme hier samenwerken als 1 laag, maar hoorbaar onafhankelijke lagen zijn.

11
3-LAGEN VERSIE VOOR STRIJKORKEST (MELODIE, HARMONIE EN TEXTUUR)

Deze keer is het ritme vervangen door textuur. De 1ste viool speelt de melodie, ondersteund door de
2de viool in octaven om zo de melodie nog meer te beklemtonen. De harmonie wordt gespeeld door
de 2de viool (in het begin), de altviool en de contrabas. De cello neemt de textuurlaag voor zijn reke-
ning. De textuurlaag volgt de harmonische progressie. Hierdoor is het mogelijk om in de laatste 4 ma-
ten de melodie in octaven te verdubbelen in de 2de viool.

12
3-LAGEN VERSIE VOOR STRIJKORKEST, FLUIT, HOBO, KLARINET EN 3 HOORNS 

(MELODIE, HARMONIE EN TEXTUUR)

Door extra instrumenten toe te voegen aan het arrangement, krijg je plots veel meer bewegingsvrij-
heid. In de eerdere arrangementen moesten alle lagen in de strijkers geschreven worden, maar nu
kunnen we spelen met de klankkleur die de extra instrumenten toevoegen. Zo kunnen we de lagen
op meer interessante manieren verdelen.

De fluit start met het thema en de hobo neemt het over en uiteindelijk belandt de melodie in de 1ste
en 2de viool in octaven en de klarinet die het onderste octaaf verdubbelt. Door de melodie over ver-
schillende instrumenten te verdelen, blijft het thema de hele tijd boeiend.

De harmonie wordt gespeeld door de tremolo’s in de violen en de altviool. De dynamiek is gewijzig


van mp naar p om zo de fluit meer ruimte te kunnen geven. De cello speelt nog steeds dezelfde tex-
tuur als in de vorige versies, maar is nu ondersteund door de klarinet.

In maat 6, waar de mf start, voegen we een interessante en rijke textuur toe in de fluit en de hobo. Zij
spelen sixtolen in 16de noten gebaseerd op de harmonische progressie. Deze textuur zorgt voor een
triomfantelijk gevoel. Ook worden de hoorns toegevoegd in maat 6, 3 hoorns volstaan ruimschoots
om de harmonie hoorbaar te maken, aangezien de texturen ook het harmonische patroon volgen.
Door de snelle patronen is het echter wel aangeraden om de harmonielaag ook in trage noten te
schrijven. Zo ontstaat een bindende laag die de andere lagen bij elkaar houdt als een soort lijm.

13
4-LAGEN VERSIE VOOR STRIJKORKEST, FLUIT, HOBO, KLARINET, 3 HOORNS EN DRUM

(MELODIE, HARMONIE, RITME EN STRUCTUUR)

Dit arrangement is in basis hetzelfde als het vorige, maar nu speelt de snare drum de ritmelaag. De-
ze laag beschouwen we niet als textuur, omdat ze danig verschilt van de andere textuurlaag.

14
Ga nu zelf aan de slag. Bedenk een melodie van 8 maten en arrangeer het voor dezelfde bezettin-
gen als hiervoor. Breng je werk en vragen altijd mee naar de les, zodat we samen je vooruitgang kun-
nen bekijken en obstakels samen kunnen oplossen.

15
4

INSTRUMENTATIE
STRIJKERS Het hedendaagse symfonisch orkest is meestal opgedeeld in 4
secties: strijkers, houtblazers, koperblazers en slagwerk. Deze
secties verschillen erg van elkaar en hebben ook een ander ont-
wikkelingspatroon doorgemaakt.

De eerste sectie die volledig ontwikkeld is en ten volle benut


werd door componisten, is de strijkerssectie. Hiervoor kunnen
meerdere redenen bedacht worden, maar het feit dat de strijkin-
strumenten in 1700 al hun definitieve ontwikkelingsstadium be-
reikt hebben en dat de familie ‘viool’ bijna alle eigenschappen
deelt, zal hierin zeker meegespeeld hebben.

Andere redenen kunnen zijn:

I. Het enorme bereik van de sectie. Van de contrabas tot de


viool worden 7 octaven overspannen.
II. De homogeniteit van de klankkleur doorheen het bereik met
slechts minimale variaties in de verschillende registers.
III. Het enorme dynamische bereik, van een onhoorbare ppp
tot een welklinkende ff.
IV. De rijke klankkwaliteit, de warme sound die zich perfect
leent voor esspressivo passages.

17
V. De flexibiliteit in klankproductie. Door het gebruik van verschillende technieken 

(arco = ...............................; pizzicato = ..................................; col legno = ..................................;
spiccato = ..............................; tremolo = ..................................) wordt een enorm potentieel aan
klankkleuren mogelijk gemaakt.
VI. De continuïteit in klank. Aangezien de speler geen nood heeft om te ademen zoals bij blaasin-
strumenten.

In de strijkerssectie vinden we 4 instrumenten:

De bezetting in een volledig symfonisch orkest ziet er als volgt uit:

Eerste viool 16 - 18 muzikanten



Tweede viool 14 - 16 muzikanten

Altviool 10 - 12 muzikanten

Cello 10 - 12 muzikanten

Contrabas 8 - 10 muzikanten

18
De stemming

De viool, altviool en cello worden gestemd in kwinten. De contrabas wordt gestemd in kwarten en
klinkt een octaaf lager dan geschreven (de contrabas is het enige transponerende instrument in deze
sectie).

Dubbelnoten

Elke strijkinstrument kan meerdere noten tegelijkertijd spelen. Dit zijn de dubbelnoten (of tripel- en
kwadripelnoten). Deze noten kunnen zowel op open als op gesloten snaren gespeeld worden, maar
een combinatie van de twee is afgeraden.

Wanneer er 3 noten tegelijkertijd moeten klinken, kan dit enkel in een luide dynamiek, omdat de muzi-
kant dan teveel druk op de snaren moet uitoefenen om p te kunnen spelen. Indien er toch p gewenst
is, dienen de noten in arpeggio geschreven te worden. Ook kwadripelnoten dienen steeds in arpeg-
gio geschreven te worden. Om de tripel- en kwadripelnoten goed te laten klinken, combineer je ze
best steeds met 1 of 2 open snaren, omdat deze langer klinken.

19
Divisi

Doordat elke stem door meerdere muzikanten gespeeld wordt, kunnen we ook een onderverdeling
maken en meerdere noten in 1 stem schrijven. Dit duiden we in het arrangement aan met Divisi (of
Div.). Als er nadien geen onderverdeling meer nodig is, noteren we Unisono in het arrangement.

20
Glissando en Portamendo

Glissando is een veel voorkomende techniek waarbij al glijdend van één noot naar een andere wordt
gespeeld. Deze techniek wordt aangeduid door een streepje van de ene naar de andere noot eventu-
eel gepaard met glissando (gliss.) boven de lijn. Wanneer hij goed wordt uitgevoerd, zal de glissan-
do als een lange, gebonden noot klinken die alle tussenliggende tonen aanraakt. Je kan zowel op-
waartse als neerwaartse glissandi schrijven.

Portamendo (port.) wordt vaak verward met glissando. De technieken zijn dan ook zeer gelijkaardig.
Waar glissando vraagt om de volledige glijding goed te laten klinken, is portamendo eerder een klei-
ne, snelle glijding die subtiel gespeeld wordt om 2 noten te verbinden.

Je kan een glissando ook over meerdere snaren spelen, maar dan is het uiteraard onmogelijk om de-
ze te laten klinken als een ononderbroken lange glijding.

Een laatste wijze is de bevingerde glissando. Bij deze wijze zijn de noten allemaal uitgeschreven en
dienen ze uitgevoerd te worden zoals genoteerd. Vaak komt dit voor in solo-passages waar een troe-
belere glissando gewenst is.

21
Boogstreken

‘Boogstreken’ verwijst naar de strijkbeweging op het instrument. Normaal gezien wordt de boog door
het midden over een snaar gestreken, maar om andere klankkleuren te verkrijgen kan hiervan afgewe-
ken worden.

Er zijn 2 symbolen die gebruikt worden om de richting van het strijken aan te geven:

duid een neerwaartse strijkbeweging aan



duid een opwaartse strijkbeweging aan

Over de ideale boogstreken is veel discussie en tot op vandaag introduceren concertmeesters en diri-
genten vaak nieuwe boogstreken voor zeer gekende werken. De keuze voor bepaalde boogstreken
wordt beïnvloed door de stijl, het karakter, het tempo en de dynamieken van een werk of een passa-
ge.

Als arrangeur houd je best volgende boogstreken in gedachte, aangezien over deze wel eensgezind-
heid is.

Non legato (niet gebonden)

In een passage zonder bindbogen wordt elke toon gespeeld door een verandering van boogstrijkrich-
ting, ongeacht het tempo van de passage.

Hoewel bij deze passages de boogstreken voortdurend wijzigen, is het niet zo dat je dat als toe-
schouwer ook effectief hoort. Een getalenteerde muzikant kan deze noten immers spelen zonder dat
hij hoorbaar van richting verandert.

22
Legato

Als een passage gebonden gespeeld moet worden, worden alle noten onder een bindboog in dezelf-
de strijkrichting gestreken.

Let op de opmaat die altijd met een opwaartse boogstreek gespeeld zal worden, tenzij anders aange-
geven. Ook het gebruik van 2 opwaartse streken na elkaar om zo op de eerste tel met een neerwaat-
se streek te kunnen starten, is een goed ingeburgerd gegeven.

Als je 2 opeenvolgende noten hard wil benadrukken, kan je twee neerwaartse bewegingen na elkaar
noteren.

Hou er ook rekening mee dat in stille passages er weinig druk op de boog staat en het dus moeilijker
wordt om snelle of lange passages te spelen.

23
Harmonieken

Tot nu hebben we ons gefocust op het spelen van noten die klinken op open snaren of door de sna-
ren in te korten met de vingers. Elk strijkinstrument kan op nog 2 manieren noten produceren. De ene
noemen we natuurlijk boventonen (harmonieken) de andere artificiële boventonen.

Natuurlijke harmonieken

Natuurlijke harmonieken zijn tonen die geproduceerd worden door de snaren zachtjes aan te raken
op de rustpunten van de snaar (dit zijn de punten waar er kleine pauzes zijn in de vibratie van de
snaar). Op de solsnaar zien de harmonieken er als volgt uit.

Elke toon die geproduceerd wordt op eender welk klankmateriaal is een combinatie van de open
snaar (of basisnoot) en een reeks boventonen. Deze vormen samen 1 waargenomen, samengestelde
klank. De boventonen zorgen voor het timbre en de klankkleur van een noot. Deze boventonen kun-
nen geïsoleerd worden van de rest van de tonen door op de rustpunten zachtjes druk uit te oefenen.

Op een viool zien de boventonen er als volgt uit:

Harmonieken worden genoteerd door een ° boven de noot te plaatsen die aangeeft welke toon er
moet klinken. Er zijn meerdere mogelijkheden zo kan onderstaand voorbeeld op de ............. en op de
................ snaar gespeeld worden.

24
Artificiële harmonieken

Artificiële harmonieken klinken hetzelfde als de natuurlijk, maar worden verkregen door de rustpunten
op een kwart afstand van de gestopte noot aan te raken.

Deze schrijven we door de basisnoot te noteren en de harmoniek erboven te plaatsen in diamant-


vorm.

25
Bereik en stemming

Elk instrument heeft zijn eigen stemming en zijn eigen bereik (verschil tussen de laagste en de hoog-
ste noot).

Viool

Altviool

Cello

Contrabas (klinkt octaaf lager dan genoteerd)

26
Arrangeren voor strijkensemble

Belangrijk bij een arrangement is dat je steeds het originele karakter probeert te behouden. We ver-
trekken vanuit een pianoversie. Dit is niet altijd het eenvoudigste, omdat je van 1 naar meerdere in-
strumenten gaat.

Belangrijk is om de technieken in de originele partituur goed in het achterhoofd te houden. Een pe-
daalaanduiding op de piano zorgt ervoor dat die noot de hele tijd door blijft klinken.

5-40
Welke versie vind je het meest geslaagd? ...............................................................

Bestudeer volgende versies en duid de oorspronkelijke onderdelen aan in de arrangementen voor


strijkensemble.

Schubert - ‘Rückblick’ 5-41

27
Brahms - ‘An ein Veilchen’ 5-42

28
ANDERE Hoewel slechts 1 instrument uit deze categorie frequent gebruikt
wordt in het orkest, is het toch belangrijk om ook de andere instru-
SNAARINSTRUME menten te kennen en te weten wat hun technische mogelijkhe-
NTEN den zijn. Bovendien worden ze steeds vaker gebruikt in orkest en
kleinere bezettingen.

Harp

De harp kent een lang geschiedenis als solo- en begeleidingsin-


strument als het oudste instrument ter wereld. De basisvormge-
ving is hetzelfde gebleven, maar de techniek is sterk verbeterd
en ook het aantal snaren is enorm toegenomen. Het uiteindelijke
resultaat is de huidige dubbelpedaalharp die gebruik maakt van
pedalen die de snaren een halve toon kunnen verhogen en verla-
gen.

Bereik en stemming

29
De dubbelpedaalharp heeft 47 snaren en overspant daarmee 6 volledige octaven. Met de pedalen in
neutrale stand, staat de harp gestemd in do-groot. De pedalen omhoog zetten, verlaagt de toonaard
naar dob-groot. De pedalen omlaag zetten, verhoogt de toonaard naar do#-groot.

De pedalen

De dubbelpedaalharp heeft (net als andere pedaalharpen) 7 pedalen. Deze zijn als volgt gerang-
schikt:

linkervoet: D C B

rechtervoet: E F G A

Deze volgorde is belangrijk om te kennen, zodat je geen partij schrijft voor de harp waarbij twee no-
ten van dezelfde kant tegelijk verhoogd of verlaagd moeten worden. Een noot met de linkervoet en
een noot met de rechtervoet kunnen wel simultaan verhoogd of verlaagd worden.

Om de harpist te ondersteunen, kan voor een passage aanduiden in welke positie de pedalen moe-
ten staan. Dit doe je bij voorkeur door de letterbenaming erbij te schrijven (Db C# Bb/E Fb G# A#).

Notatie

De harppartij wordt op een dubbele notenbalk genoteerd, zoals de piano, met sol- en fasleutel.

ll

Een harp kan een eenstemmige melodie spelen, maar ook meerstemmige thema’s en akkoorden. Die
akkoorden kunnen zowel in blok als in arpeggio gespeeld worden. Aangezien een harpist(e) slechts
4 vingers gebruikt, is het maximum een akkoord van 8 noten. Een arpeggio wordt aangegeven met
een gegolfde lijn voor de noot.

30
Boventonen

Ook een harp kan boventonen spelen. Deze boventonen klinken als een mooi belletje en worden op
2 manieren gespeeld. Beiden resulteren ze in een toon die een octaaf hoger klinkt.

1. De muzikant raakt het midden van de snaar aan met het onderste van zijn linkerhandpalm en
speelt de noot met de linkerduim.

2. De muzikant raakt het midden van de snaar aan met de knokkel van zijn rechter wijsvinger en
speelt de snaar met de rechterduim.

De rechterhand kan maar 1 boventoon tegelijk spelen, de linkerhand kan 2 tot 3 boventonen laten
spelen door de handpalm te positioneren op de snaar. Die boventonen zijn wel beperkt tot dezelfde
tonaliteit.

De boventonen worden genoteerd door een ° boven de noot te schrijven. Het ideale register voor bo-
ventonen ligt tussen de lage la (in de fasleutel) en de hoge fa in de solsleutel. Boventonen die hieron-
der of erboven genoteerd zijn, zijn te moeilijk om te produceren en bijgevolg weinig betrouwbaar.

Speeltechnieken

De harp excelleert als solo-instrument, begeleidingsinstrument of als doublure voor de melodie. Als
toevoeging hierop, kan je ook speciale effecten gebruiken die veel voorkomend zijn in de orkestparti-
turen.

1. Prés de la table: de snaar wordt getrokken vlak naast de klankkast. Zo verkrijg je een harde, hel-
dere, metaalachtige klank.

2. Sons étouffés: elke noot wordt, na het spelen, onmiddellijk gedempt. Hierdoor krijg je een droge
klank, zoals een korte pizzicato op viool.

31
3. Glissando: misschien wel het meest gekende geluid van een harp. Belangrijk is om de stemming
en de beginnoot aan te duiden bij een glissando voor harp.

Gitaar

Eén van de populairste instrumenten ter wereld. De gitaar komt in allerlei vormen en soorten. De elek-
trische gitaar, Spaanse gitaar, Hawaïaanse gitaar, ... De behandelde gitaar is de klassieke gitaar, aan-
gezien het om deze gitaar gaat als er een gitaar gevraagd wordt in het stuk, tenzij anders gespecifi-
ceerd.

Bereik en stemming

De gitaar heeft 6 snaren en is asymmetrisch gestemd, in die zin dat de intervallen tussen de snaren
niet behouden blijven, maar variëren.

De mogelijkheden op en gitaar zijn gigantisch. Een eenstemmige melodie, akkoorden, melodieën


met een eigen begeleiding, ... Het kan allemaal op de klassieke gitaar. Boventonen kunnen gebruikt
worden, maar daar de gitaar een stil instrument is (zonder versterking), zorg je er best voor dat de bo-
ventonen in een solopassage voorkomen. Anders bestaat de kans dat ze niet gehoord zullen worden.

32
HOUTBLAZERS Bij de houtblazers worden we voor het eerst geconfronteerd met
transponerende instrumenten. Dat betekent dat de noten op de-
ze instrumenten anders klinken dan de noten die ze lezen.

33
Speeltechnieken

Vibrato

Vibrato wordt, net als bij de strijkers, gebruikt om de klank rijker te maken. Er zijn vier verschillende
technieken om vibrato te spelen.

1. door de lippen en kaken te bewegen (vaak gebruikt bij de saxofoon en klarinet)

2. door de keelspieren te bewegen (soms gebruikt bij de dwarsfluit)

3. door de buikspieren te gebruiken (zoals bij de hobo en de fagot)

4. door een combinatie van de keel- en de buikspieren (zoals bij de dwarsfluit)

De techniek van vibrato hoeft niet vermeld te worden in de partituur, een muzikant wordt veronder-
steld zelf naar goede smaak en indien hij de techniek beheerst, zelf vibrato toe te passen. Indien een
passage zonder vibrato gespeeld moet worden, is een melding wel nodig.

Articulatie en frasering

Articulatie wordt bij blaasinstrumenten bekomen door de tong te gebruiken. Als er geen bindbogen
genoteerd staan, worden alle tonen afgestoten. Er zijn verschillende technieken mogelijk.

1. staccato: korte noten met een duidelijke aanzet

2. zachte aanzet

3. dubbele tongslag

34
4. Flatterzunge

Multphonics en speciale effecten

Tijdens de 20ste eeuw zijn er enkele vernieuwende technieken uitgewerkt. De meest verregaande is
de multiphonics techniek waarbij meerdere tonen tegelijkertijd gespeeld worden. Dit gebeurd door
het gebruik van speciale vingerzettingen.

Microtonen is een andere recente techniek waarbij de tonen heel licht gedempt, verhoogd of ver-
laagd worden.

Glissandi worden het vaakst op klarinet uitgevoerd omdat de vingerzetting zich hiertoe heel goed
leent. Ook de opbouw van de tonen op het instrument leent zich heel gemakkelijk voor glissandi. Ook
voor saxofoon worden glissandi geschreven, al is dit niet vanzelfsprekend op de saxofoon.

Slaptongue is een techniek waarbij een overgeaccentueerde noot verkregen wordt door de lucht-
stroom op te bouwen en dan plots hard los te laten in het instrument.

Kleppengeluid kan ook gebruikt worden om een ritmisch, percussief effect te verkrijgen.

Fluittonen tot slot worden verkregen door over het mondstuk te blazen ipv er op en tegelijk de klep-
pen in te drukken.

35
Orkestreren voor blazers

Blaasinstrumenten zijn behoorlijk rechtlijnig en daardoor is het orkestreren voor blazers eerder een-
voudig. Wel moet er uiteraard rekening gehouden worden met de limieten van het instrument en de
klankkleur van de verschillende registers. Ook zijn er blaasinstrumenten die vlot snelle passages kun-
nen spelen, maar ook blaasinstrumenten die dat net niet kunnen. Tot slot is ook de ademhaling een
belangrijk onderdeel van de blaasinstrumenten. Zo kan een hoboïst veel langer blijven blazen, en
dus grotere muzikale zinnen spelen, dan de andere blazers.

Enkele algemene regels die steeds in het achterhoofd gehouden moeten worden bij het schrijven van
blaasinstrumentpartijen.

1. De eerste en tweede stem van hetzelfde instrument worden meestal op dezelfde notenbalk
geschreven. Als het ritme en de algemene complexiteit het lezen onmogelijk maakt, kunnen
ze wel op 2 verschillende notenbalken geschreven worden. 

Wanneer er 3 stemmen zijn, worden de eerste twee samen genoteerd en de derde op een
afzonderlijke notenbalk, tenzij stem 2 en 3 ritmisch gelijk zijn en stem 1 ritmisch verschillend
is.

2. Indien zowel stem 1 als stem 2 unisono spelen, moet je a 2 noteren in de partij. Indien er 3
stemmen zijn, noteer je a 3.

36
3. Indien de eerste of de tweede speler allen moet spelen, kan je de andere stem opvullen met
rusten of de partij specificeren die de passage moet spelen.

4. Divisi wordt niet gebruikt bij blazers. Aangezien elke blazer een eigen partij krijgt, is deze
verdeling overbodig.

Dwarsfluit

De dwarsfluit is het enige niet-rietinstrument in de houtblazersfamilie. Ze is het meest flexibel en kan


de meest gevoelige tonen produceren.

Bereik en karakter

37
Indien de fluit in het lage register geschreven wordt, dient de rest van de orkestratie heel dun te zijn,
zodat de klank van de fluit gehoord kan worden. In het heldere register is het nog steeds aangewe-
zen om niet dik te orkestreren, maar alles licht te houden.

Piccolo

De piccolo breidt het bereik van de fluit uit met 1 octaaf. De piccolo werkt op dezelfde manier als de
fluit en heeft dezelfde flexibiliteit en verscheidenheid, maar klinkt een octaaf hoger dan genoteerd.

Bereik en karakter

Hobo

In de basis is de hobo een lyrisch instrument met het meest unieke karakter van de hele blazers-
groep. Het dubbelriet is het hart van de hobo, te dun zorgt het ervoor dat de toon en de klank niet ge-
controleerd kunnen worden, te dik zorgt het ervoor dat het instrument niet meer aanspreekt.

Bereik en karakter

38
Klarinet

Alle klarinetten hebben dezelfde vingerzettingen, wat het mogelijk maakt voor alle klarinettisten om
op elke klarinet te spelen.

Bereik en karakter

Alle klarinetten hebben hetzelfde, geschreven bereik.

39
Saxofoon

Hoewel hij gemaakt is van messing, wordt hij toch tot de houtblazers gerekend. Omwille van zijn
toon, die dichter bij de houtblazers aanleunt, en omwille van het enkelriet dat nodig is om er klank uit
te krijgen.

Bereik en karakter

Elke saxofoon heeft hetzelfde geschreven bereik, uitgezonderd de baritonsaxofoon die vaak tot de
lage la kan spelen. Het karakter is in alle register bijna identiek. Wel zijn de laagste en de hoogste re-
gister moeilijk om zacht te spelen.

Fagot

Een dubbelrietinstrument dat behoort tot de basinstrumenten. Klinkt veel minder nasaal dan de hobo,
ondanks de links (dubbelriet) tussen beide instrumenten

40
Bereik en karakter

41
Transcriberen van piano naar houtblazers (en strijkers)

Vooraleer je een muziekwerk gaat transcriberen (herwerken) is het van groot belang te kijken naar de
orkestratietechnieken die de originele componist heeft gebruikt. Dit kan je door zijn of haar eerdere
werken eens van naderbij te bekijken. De voorkeuren van de componist en de karakteristieke eigen-
schappen van zijn werken zijn hierbij uitermate belangrijk. In het geval van blaasinstrumenten, is dit
wellicht nog belangrijker. Welke blaasinstrumenten gebruikt de componist het liefste. In welke functie
gebruikt hij de blaasinstrumenten. Welke verdubbelingen koen het vaakst voor?

In het voorbeeld hieronder nemen we de finale van de pianosonate in La groot van W.A. Mozart er bij.
Aangezien Mozart er duidelijk ‘Alla Turca’ heeft bij genoteerd (in de Turkse Stijl), gebruiken we dub-
belrieten om een bourdon te creëren met de tonica en de dominant. 


42
KOPERBLAZERS De koperblazers hebben een enorm dynamisch vermogen. Dit is
een gevolg van de oorspronkelijke gebruiken van de instrumen-
ten. Het waren instrumenten die voornamelijk buiten gebruikt wer-
den, jachtinstrumenten, instrumenten voor militaire doeleinden en
het melden van rampen. 


In hun originele vorm (natuurinstrumenten) werden ze niet ge-
bruikt in gecomponeerde muziek. Pas toen de mechaniek en de
vorm van de instrumenten aangepast werd, zodat ze beter te be-
teugelen waren, werden ze actief opgenomen in het klassieke or-
kest.

In een score worden de koperblazers steeds onder de houtbla-


zers geplaatst en altijd in deze volgorde:

• 4 hoorns

• 3 trompetten

• 3 trombones

• 1 bastube (eventueel voorafgegaan door 2 euphoniums)

43
Speeltechnieken

Op een koperblaasinstrument wordt gebruik gemaakt van boventonen om de verschillende noten te


kunnen spelen. Deze boventonen worden gecontroleerd met de lipspanning en de kracht waarmee
de lucht samengedrukt wordt in het middenrif. Deze boventonenreeks ziet er zo uit (de boventonen
op do).

Koperblazers hebben verschillende speeltechnieken. Zo gebruiken de trompetten en gerelateerden,


pistons. Deze 3 (4 bij de bastube) pistons zijn cilinders die een specifieke boring hebben en waar-
mee je de luchtstroom omleidt in het buizencomplex. De eerste piston verlaagt de noot een hele
toon, de tweede een halve en de derde anderhalve. Bij de tubafamilie verlaagt de vierde piston de
toon met een reine kwart. De pistons kunnen naar wens gecombineerd worden waarbij de daling de
optelsom is van het bovenstaande overzicht. 


Op de hoorn staan geen pistons, maar ventielen. Deze hebben dezelfde werking als pistons op een
trompet, maar werken horizontaal ipv verticaal. Dit heeft te maken met de bouw van de hoorn en de
wijze waarop het instrument vastgehouden wordt.

Trombones, tot slot, hebben geen ventielen of pistons, maar gebruiken een coulisse (een uitschuifba-
re buis) waarmee de luchtkolom verlengd wordt. Deze buis omvat zeven posities die elk een halve
toon vertegenwoordigen. Door de boventonen te controleren met de mondstand kan de trombonist
alle tonen spelen.

Algemene karaktereigenschappen en technieken van koperblaasinstrumenten

Aanzet en tongslag


Koperblazers kunnen als geen ander Sforzando en Forte-Piano aanzetten spelen. Snelle, lichte en
zachte tongslagen kunnen gebruikt worden om passages heel delcaat en warm (atypisch) te laten
klinken.

44
Dubbele en driedubbele tongslag is een veelgebruikte en relatief eenvoudige techniek op koperbla-
zers. Het wordt verkregen door ‘tu-ku’ of ‘tu-ku-tu’ te gebruiken bij het aanzetten van een noot.

Flatterzunge is eveneens zeer effectief en eenvoudig te spelen op alle koperblazers. De notatie ge-
beurt op dezelfde wijze als bij de houtblazers.

Een trombone kan een perfecte, geleidelijke glissando uitvoeren op de trombone, maar is gelimiteerd
tot zijn zeven posities. Een grotere glissando kan niet uitgevoerd worden op een trombone, zonder
een klein sprongetje te horen. Op een hoorn en een trompet kan dit wel door de glissando te laten
ontstaan uit de lipspanning en die vervolgens strakker of losser te laten worden. Deze zijn het meest
effectief in de hogere regionen, waar de boventonen dichter bij elkaar liggen.

Dempers

Heel eigen aan de koperblazers, zijn de dempers (mutes of sordines). Deze uitbreidingen creëren tel-
kens een heel specifiek geluid. Sommigen maken dat het instrument zachter klinkt, anderen zorgen
voor een nasale, penetrante klank. Deze demping ontstaat doordat de luchtstroom maar één enkele
uitgang heeft. Op een houtblazer kan dit niet toegepast worden, doordat de lucht op meerdere plaat-
sen vrijkomt.

Het gebruik van dempers wordt in de partituur aangegeven bij de specifieke passage.

Straight mute

Dit is de standaard demper die gebruikt wordt indien er in de con sordino genoteerd
staat. Deze metalen versie van deze demper geeft een nasale bijklank aan de trompet en
de glasvezel versie laat de muzikant toe om zachter te spelen.

Cup Mute

De cup mute is een zeer flexibele demper. De metalen beker kan versteld worden
om de opening achter de mute groter of kleiner te maken. Hierdoor klinkt de klank
nog doffer, donkerder en stiller.

Deze mute wordt zelden gebruikt in symphonische orkesten. In blaasorkesten en


Jazz-combo’s komt hij vaker in beeld.

Harmon Mute (Wa-Wa)



Deze demper bestaat uit twee delen, de metalen demper zelf en de steel. Deze
steel kan gebruikt worden om de klankkleur te beïnvloeden door hem weg te ne-
men, half in te duwen of helemaal in te duwen. Ook kan de opening in de steel be-
dekt worden met de hand om een ‘wa-wa’ effect te verkrijgen. Dit noteer je door
een + boven de gesloten noten te zetten en een ° boven de open noten.

45
Andere tools

Naast dempers zijn er nog andere hulpmiddelen om de klankkleur te beïnvloeden.

Ontstopper

Deze rubberen kom (het einde van een leidingontstopper) kan gebruikt worden om
het geluid te laten poppen of als luider alternatief voor het ‘wa-wa’ effect.

Hoed

Deze tool wordt vaak gebruikt in jazz om de klank van de trompet voller te laten
klinken zonder de sterkte te beïnvloeden.

In Stand

Om een koperblazer zachter laten klinken kan je hem in de pupiter laten spelen.
Dit betekent letterlijk dat hij dichter bij zijn pupiter gaat zitten en rechtstreeks op zijn partij blaast. Zo
wordt de klank meer gedempt vooraleer hij het publiek bereikt.

46
De hoorn

De Franse hoorn (uitgevonden in Duitsland) heef een speciale status.


Hij werd lang gebruikt als alt-insturment in houtblazersensembles. Dit
komt door het gebrek aan een echt altinstrument op dat ogenblik (de
saxofoon was nog niet uitgevonden).

De moderne hoorn heeft 3 ventielen en staat gestemd in fa. Moderne


hoorns beschikken vaak over een tweede luchtcircuit dat het voordeel
van de Bb althoorn combineert met de klank en dynamische eigen-
schappen van een F hoorn. Deze instrumenten noemen we dubbel-
hoorns. De wissel tussen beide circuits wordt gemaakt door een vierde
ventiel dat bediend wordt met de duim.

De hoorn kan gebruik maken van de meeste dempers zoals eerder besproken. Hij kan ook ‘gestopt’
spelen (bouché). Bij deze techniek brengt de speler zijn rechter hand zo ver mogelijk in de klankbe-
ker, zodat alle geluid geblokkeerd wordt. Dit levert een zachte, nasale klank op. Deze techniek wordt
vermeld in de partij en aangeduid met een + boven de noten.

Bereik en karakte

De trompet

Het sopraanisntrument van de koperblaasfamilie. De trompet is een uitzonderlijk flexibel en wend-


baar instrument. Ze wordt niet enkel gebruikt voor de hoge noten, maar ook voor de luide passages
en voor zachte passages. Het wordt vaak gebruikt om een sfeer van verwachting en opwinding te
creëren. 


47
Bereik

De Trombone

Ook de trombone blinkt uit in veelzijdigheid. Ze kan ge-


bruikt worden als solo-instrument, maar evengoed om
een warme harmonische laag te creëren. Verder mengt
de trombone ook goed met de andere instrumenten in
het orkest.

Bereik en karakter

Tenortrombone

48
Bastrombone

De Tuba

De tubafamilie bestaat uit de euphonium en de bastuba. De euphonium verzorgt de tenorstem in het


koperensemble en de bastuba is de onbetwiste koning van de lage noten.

Bereik en karakter

Euphonium


49
SLAGWERK Slaginstrumenten of percussie zijn al sinds het begin van de
mensheid een onderdeel van het leven. Zeker in de hoog-ontwik-
kelde culturen in Azië en Afrika. Het is pas in de 20ste eeuw dat
de componisten en arrangeurs zich bewust zijn geworden van
het potentieel dat slaginstrumenten hebben.

Het aantal slaginstrumenten dat vandaag bestaat is vrijwel onein-


dig. Dit is te danken aan de inzet waarmee slagwerkers overal
ter wereld willen voldoen aan de klankeisen van de componist.
Daarvoor worden zelfs geregeld nieuwe instrumenten gemaakt.

In het orkest wordt een onderscheid gemaakt tussen de pauke-


nist en de andere percussionisten. Hoewel een paukenist tech-
nisch gesproken ook andere slaginstrumenten zou kunnen be-
spelen, zal hij dit nooit doen, zelfs niet als hij niets te doen heeft.
Dat heeft voornamelijk te maken met de prominente rol die de
pauken toebedeeld krijgen als oudste lid van het orkest. De ande-
re slagwerkers wisselen tussen alle instrumenten die gebruikt
worden in het orkest. Zelfs in hetzelfde muziekwerk kan er gewis-
seld worden van instrument, uiteraard moet hiervoor de nodige
tijd voorzien worden in de partituur.

50
Notatie

Er zijn in het verleden heel wat pogingen ondernomen om tot een standaardnotatie te komen. Helaas
is er tot op heden nog geen overeenstemming bereikt en is het dus aan de componist of arrangeur
om te zorgen dat de partij voldoende duidelijk is voor de slagwerker. Ook wordt er verwacht dat de te
gebruikten instrumenten duidelijk vermeld worden in de naam van de partij (vb: Percussion 1: cym-
bals, bass drum, conga’s). In dit hoofdstuk bekijken we de meest voorkomende notatiewijze.

Gestemde percussie

De notatie voor gestemde percussie gebeurt op de vijf-lijnige notenbalk in de solsleutel. Tenzij het
om klavierinstrumenten gaat, dan worden de noten op een systeem geschreven. Niet-gestemde per-
cussie wordt op verschillende manieren geschreven, maar doorgaans zijn volgende twee de meest
gebruikte.

1. op een vijf-lijnige notenbalk met een slagwerksleutel aan de voortekening.

2. op een één-lijnige notenbalk.

In hedendaagse notatie wordt voornamelijk de tweede versie gebruikt.

Verschillende soorten stokken

De stokken worden gebruikt om de slaginstrumenten te bespelen. Je hebt drumstokken, maar ook


stokken voor de klavierinstrumenten. Hieronder vind je een overzicht van alle stokken die bestaan.

51
Instrumenten met een absolute toonhoogte

Idiofonen

Xylofoon

Het eerste instrument uit de Mallet-familie die een permanente plek kreeg in het orkest. De xylofoon
bestaat uit houten toetsen die gerangschikt liggen zoals een pianoklavier en metalen resonators die
de droge basisklank versterken en langer laten klinken.

Bereik

Het tweede model is het meest gangbare in de orkesten, maar aangezien alle modellen hierboven ge-
maakt worden, kan er dus voor alle bereiken geschreven worden.

Marimba

De marimba is een directe afstammeling van de Xylofoon en deelt, naast de resonators, ook dezelfde
omvang (4 octaven), maar klinkt een octaaf lager en de toetsen zijn gemaakt van palissander.

Bereik

Vibrafoon

Een Amerikaanse uitvinding met zijn roots bij het glockenspiel, door de metalen toetsen in twee rijen
geordend zoals het pianoklavier. Op een vibrafoon wordt een mechanische vibrato geproduceerd
door een motor die een schijfje in de resonatoren laat ronddraaien. De snelheid hiervan kan gradueel
geregeld worden. Dit noteren we in de partituur met Slow Fan of Fast Fan of Off indien er geen vibra-
to gewenst is.

52
Glockenspiel

De Duitse naam voor het klokkenspel is de meest courante. het glockespiel bestaat uit 2 rijen van sta-
len toetsen geordend zoals het pianoklavier. Dit is het oudste mallet-instrument. Het glockenspiel
klinkt 2 octaven hoger dan het geschreven wordt en bestaat slechts in 1 model.

Bereik

Buisklokken

De engelse naam voor buisklokken is Chimes al wordt ook vaak Tubular Bells gebruikt. De buisklok-
ken zijn verchroomde koperen buizen die verticaal gehangen worden en bespeeld worden met een
hamer.

Bereik

Andere gestemde idiofonen

Er zijn nog heel wat gestemde slaginstrumenten die minder vaak voorkomen in het orkest. Hieronder
een opsomming van de belangrijkste.

Crotales: kleine metalen cimbalen die op een houten paneel gemonteerd kunnen worden in de
volgorde van het pianoklavier en bespeeld worden met een metalen slagstok. Ze klin
ken heel erg als een klokkenspel, maar zijn minder doordringend van klank.

Steel Drums: een Caribisch instrument dat gemaakt is van het deksel van een olievat dat inge
blutst wordt en zo verschillende toonhoogtes kan produceren.

53
Membranofonen

Membranofonen produceren geluid door de trilling van een vel of een membraan. Dit vel wordt licht
gespannen over een resonerende buis of schelp. De klankkast kan open zijn (zoals bij de bongo’s,
tamboerijn, djembe, ...) of volledig gesloten zoals bij de pauken. Sommige membranofonen zoals de
snare drum, basdrum en toms van het drumstel hebben twee membranen waarvan 1 aangeslagen
wordt en het andere meetrilt. Membranofonen worden traditioneel met een stok geslagen.

Pauken

Het oudste reguliere percussielid van het symfonisch orkest zijn de pauken. Tot halverwege de 20ste
eeuw was het totale bereik van de pauken beperkt tot 1 octaaf. Maar sindsdien hebben de pauken
een grote ontwikkeling gekend. Er zijn 4 standaardmaten die in alle orkesten terug te vinden zijn: 32
inch, 28 inch, 25 inch en 23 inch.

De klankmogelijkheden op pauken zijn zeer verscheiden. Ze kunnen individuele noten en roffels spe-
len, maar kunnen ook eenvoudig glissandi spelen door het pedaalmechanisme. Ook het dynamisch
bereik is enorm. De pauken worden bespeeld met specifieke paukenstokken. Deze zijn beschikbaar
in hard, medium en soft versie. Andere stokken of mallets kunnen gebruikt worden om specifieke ef-
fecten te bereiken.

De klankkleur van de pauken is niet enkel afhankelijk van het type stok, maar ook van de plaats waar
de pauk bespeeld wordt. De sweet spot bevindt zich in de helft tussen het midden van de pauk en
de rand.

Pauken kunnen gedempt worden door vilten op de vellen te plaatsen. Ook andere instrumenten, zo-
als de tamboerijn of cimbalen, worden soms gecombineerd met de pauken om een speciale effecten
te produceren.

Roto toms

Remo, een Amerikaanse producent, ontwikkelde de roto toms met vaste stemming. Deze worden ge-
stemd door de rand van de toms te draaien, waardoor het vel onder meer of minder spanning komt
te staan. Roto toms hebben 7 groottes en zijn als volgt gestemd:

54
De klank blendt heel gemakkelijk met allerlei instrument, maar in het bijzonder heel goed met de pau-
ken. Ze vormen een uitbreiding op het bereik van de pauken.

Chordofonen

Chordofonen zijn instrumenten die geluid maken door trillende snaren. Alle chordofonen zijn gestem-
de instrumenten. In de percussiesectie in het orkest vinden we de cimbalom terug en toetsinstrumen-
ten zoals de piano, klavecimbel, harmonium en orgel. Deze instrumenten worden in het hedendaags
symfonieorkest eerder gebruikt als onderdeel van het orkest dan als echte solisten. De toetsinstru-
menten bespreken we later in de cursus.

Cimbalom

Het Cimbalom is de meest geavanceerde en doorontwikkelde vorm van de dulcimers, een traditio-
neel snaarinstrument uit de Appalachen (Noord-Amerika).
De moderne cimbalom heeft de vorm van een trapezium
en de snaren worden rechtstreeks bespeeld door houten
mallets of mallets die bekleed zijn met leer. Vaak is de cim-
balom ook uitgerust met een pedaaldemper.

Bereik

Aerofonen

Aerofonen produceren geluid door de trilling van lucht in de luchtkolom in een omsluitend lichaam.
Hout- en koperblazers zijn aerofonen. In de percussiesectie behoren alle soorten fluitjes, sirenes en
machines (zoals de windmachine) tot deze categorie. Hoewel ze allemaal een vaste toonhoogte heb-
ben, is de toonhoogte niet altijd gespecificeerd.

55
Fluiten

Allerlei fluitjes worden gebruikt voor allerlei effecten, zeker in moderne composities. De soort fluit
moet goed genoteerd worden in de score: bird whistle, police whistle, slide whistle, tin whistle, train
whistle, etc. Toonhoogtes worden meestal exact genoteerd.

Indien er geen specifieke toonhoogte nodig is, moet je toch goed omschrijven wat er precies ver-
wacht wordt van de fluitist.

56

You might also like