Professional Documents
Culture Documents
WETENSCHAPPELIJKE VERSLAGLEGGING
2015-2016
BACHELORS:
BIOLOGIE
BIO-MEDISCHE WETENSCHAPPEN
PSYCHOBIOLOGIE
ACADEMISCHE VAARDIGHEDEN
1
2
CONTACTINFORMATIE DOCENT EERSTE SEMESTER
© 2015, docententeam AV. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag op welke
wijze dan ook worden vermenigvuldigd, openbaar gemaakt en/of doorgegeven, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de coördinator van het vak Academische
Vaardigheden (bachelors Biologie, Bio-medische wetenschappen en Psychobiologie, UvA).
Met dank aan VRT, Psychologie, UvA.
3
INHOUDSOPGAVE
___________________________________________________________________________
4
HOOFDSTUK 4: WETENSCHAPPELIJK SCHRIJVEN ALGEMEEN................................. 41
5
DEEL 2: EINDOPDRACHTEN ACADEMISCHE VAARDIGHEDEN .................................. 75
6
HOOFDSTUK 10: HET ONDERZOEKSVOORSTEL ........................................................... 125
7
8
DEEL 1:
ALGEMENE
ACADEMISCHE
VAARDIGHEDEN
9
HOOFDSTUK 1: DE ACADEMISCHE HOUDING
Dit hoofdstuk geeft je inzicht in wat een academische houding is en welke tools je als
student en wetenschapper tot je beschikking hebt om die houding te ontwikkelen: kennis
over het opzetten van experimenten, kritische vragen stellen, feedback krijgen en geven en
reflecteren op je eigen functioneren.
§1.1 Introductie
Als kersverse student aan een universiteit ben je een academicus in de dop. Ook ben je vanaf
nu onderdeel van de academische gemeenschap, een wereldwijde ‘fabriek’ met een heel
bijzonder eindproduct: kennis.
a·ca·de·mi·cus de; m,v -mici ‘iemand die aan de universiteit heeft gestudeerd’
Van Dale Woordenboek der Nederlandse Taal
Veel studenten denken dat ze op de universiteit vooral veel kennis gaan opdoen. Kennis
van, in jouw geval, de (psycho)biologie of bio-medische wetenschappen. Dat is op zich
correct, in de bachelor- en masterfase worden studenten opgeleid tot vakwetenschappers
met een grote kennis van zaken, die op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen in
het vakgebied. Maar dat is niet het enige. Zeker zo noodzakelijk is het ontwikkelen van een
academische houding. De academische houding is een fundamenteel onderdeel van het
onderwijs aan een universiteit en gedurende je hele opleiding wordt hier aandacht aan
besteed. Als je in de krant de vacaturepagina’s bekijkt zie je zelfs regelmatig dat hier
specifiek om gevraagd wordt.
11
of haar eigen bijdrage hieraan. Hiervoor heeft een goede wetenschapper zelfreflectie nodig,
en moet hij of zij feedback kunnen geven en ontvangen. Een goede wetenschapper kan
samenwerken met anderen en is zorgvuldig, gedisciplineerd en georganiseerd. Ten slotte, je
kan hem of haar herkennen aan iets opvallends: hij of zij stelt voortdurend vragen!
12
Hoofdstuk 1: De academische houding
1.3.1 Operationalisatie
Als kennis over een onderwerp nog niet bestaat en er vragen onbeantwoord blijven, kan
deze kennis door middel van experimenten aangevuld worden. De eerste stap daarbij is het
stellen van een vraag, waarna een experiment bedacht wordt om de vraag te beantwoorden.
Deze onderzoeksvraag is vaak geformuleerd op een vrij algemeen niveau, met termen die
niet direct meetbaar zijn. Deze termen worden ‘constructen’ genoemd. Constructen hebben
meestal geen eenheid en kunnen dus niet in een grafiek uitgezet worden op de assen.
Bij het ontwerpen van een experiment (zie hoofdstuk 14 van Whitlock en Schluter (2009)),
ook wel ‘operationalisatie’ genoemd, wordt een experiment bedacht, waarbij een variabele
een maat is voor een construct. Eigenschappen van variabelen zijn dat ze meetbaar of
berekenbaar zijn, een waarde kunnen hebben, vaak een eenheid hebben en dat ze kunnen
worden uitgezet in een grafiek. Intelligentie kan bijvoorbeeld gemeten worden door IQ. Het
is belangrijk je te beseffen dat er verschillende variabelen zijn die een maat zijn voor
hetzelfde construct (abstract begrip, geen eenheid).
Het construct ‘herstel’ (van bijvoorbeeld een virusinfectie) kan bijvoorbeeld gemeten
worden door met een thermometer oraal, auraal of rectaal temperatuur te meten,
maar kan ook gemeten worden door een proefpersoon een gestandaardiseerde
vragenlijst te laten invullen over zijn welbevinden. Al deze afhankelijke variabelen
zijn maten voor hetzelfde construct, namelijk ‘herstel’.
Bij het nadenken over onderzoek is het belangrijk om het onderscheid tussen constructen en
variabelen te herkennen en om in gedachten tussen deze twee niveaus te kunnen schakelen.
Omdat dit vaak lastiger is dan het op het eerste gezicht lijkt, kunnen de volgende twee
vragen je hierbij helpen (zie Figuur 2): Om van construct naar variabele te gaan, stel je de
vraag “Met welke variabele wordt dit gemeten?” Om van variabele naar construct te gaan,
stel je de vraag “Waar is dit een maat voor?”.
13
Figuur 2 Verband tussen onderzoeksvraagniveau en experimentniveau.
Bij het ontwerpen van een experiment, ook wel experimental design genoemd, zijn er twee
zaken waar steeds rekening mee moet worden gehouden. Ten eerste moet de uitkomst van
het experiment een antwoord geven op de onderzoeksvraag. Dit wordt validiteit genoemd.
Ten tweede moet de meting betrouwbaar genoeg zijn om uitspraken te kunnen doen over de
hypothese. In deze paragraaf worden de begrippen validiteit en betrouwbaarheid
behandeld. Deze kennis heb je nodig bij het ontwerpen van eigen experimenten, maar ook
bij het kritisch lezen van artikelen.
14
Hoofdstuk 1: De academische houding
Constructvaliditeit
Constructvaliditeit geeft aan of de gemeten variabele wel een maat is voor het construct. Dit
lijkt een open deur, maar naarmate het onderzoeksconstruct abstracter is, is het lang niet
altijd duidelijk of je wel meet wat je wilt meten. Stel dat je een IQ test bij iemand afneemt,
hoe weet je zeker dat je daadwerkelijk de intelligentie van een individu meet? Misschien
onderzoek je er wel vooral mee hoe snel iemand kan lezen en dat is weer een ander
construct.
Interne validiteit
Interne validiteit wordt ook wel experimentele validiteit genoemd. Het zegt iets over de
logica van de redeneringen die ten grondslag liggen aan het experiment: “Is onafhankelijke
variabele A verantwoordelijk voor de variatie in uitkomstvariabele B?” Een experiment
heeft een hoge interne validiteit als manipulatie van de onafhankelijke variabele de variatie
in de afhankelijke (gemeten) variabele veroorzaakt. Dit geeft je inzicht in de causale relatie
tussen de variabelen.
Een bedreiging voor de interne validiteit van een onderzoek zijn ‘confounding’
(verstorende) variabelen. Deze kunnen de variatie in de uitkomstvariabele (afhankelijke
variabele) mede veroorzaken, waardoor de causale relatie tussen de onafhankelijke en
afhankelijke variabele vertroebeld raakt. Een voorbeeld hiervan is dat gevonden wordt dat
mensen met gehoorverlies ook cognitief achteruitgaan. Omdat zowel het gehoor als de
cognitie achteruitgaan met leeftijd, is leeftijd een confounding factor.
Externe validiteit
In hoeverre zijn de resultaten van een onderzoek te generaliseren naar populaties buiten de
onderzochte groep, zoals je doelpopulatie of verder? Wanneer je een uitspraak wilt doen
over de gemiddelde Nederlander, maar je onderzoeksgroep bestaat uit Drentse mannen van
boven de 65 jaar, dan is de externe validiteit van je onderzoek laag. Beter is het dan om
mannen en vrouwen van verschillende leeftijden en verschillende provincies in je
onderzoeksgroep op te nemen, dan verhoog je de externe validiteit van je onderzoek. Een
andere formulering van externe validiteit: “Onder welke andere omstandigheden, tijd,
plaats, cultuur, en dergelijke, houden de gevonden resultaten nog meer stand?”
Ecologische validiteit
In hoeverre is het experiment een benadering van ‘het echte leven’, zijn de resultaten
bruikbaar in de dagelijkse praktijk, buiten het onderzoeksinstituut? Ecologische validiteit
lijkt op externe validiteit, maar is niet hetzelfde. Een onderzoek kan extern valide zijn, maar
niet ecologisch valide, en vice versa.
Er is een verband tussen de interne validiteit en de ecologische validiteit (zie Figuur 3). In
een laboratoriumsetting kan men gemakkelijker controleren voor allerlei verstorende
variabelen, die in de dagelijkse praktijk wel een rol spelen. Een hoge interne validiteit heeft
dus vaak een lagere ecologische validiteit tot gevolg. Veldonderzoek bijvoorbeeld, kan een
hoge ecologische validiteit hebben, maar omdat je meestal niet zo goed kan controleren voor
verstoring, is een causaal verband blootleggen lastig, ofwel, de interne validiteit is dan lager.
Onderzoekers denken van te voren goed na over de keuze die ze hierin willen maken, dit
hangt sterk af van de specifieke onderzoeksvraag.
15
Figuur 3 Het verband tussen interne en ecologische validiteit
Met behulp van een significantietoets wordt de kans bepaald dat een waargenomen
verschijnsel slechts door toeval is opgetreden. Zolang deze kans groter is dan 0 is het
dus theoretisch mogelijk dat het waargenomen verschijnsel enkel aan toeval te wijten
16
Hoofdstuk 1: De academische houding
is. Een wetenschappelijke verklaring voor een waargenomen verschijnsel is dan ook
nooit met zekerheid als 'waar' te bestempelen. De nulhypothese is meestal: er is geen
effect van X in de werkelijkheid, en de alternatieve hypothese is: er is wel een effect
van X. Door middel van de significantietest wordt bepaald of de nulhypothese
verworpen moet worden, of niet. Als de kans op de nulhypothese (p-waarde) kleiner
is dan vijf procent, dan beschouwen we de kans dat deze data ‘in de echte wereld’
gevonden worden als zo klein, dat de nulhypothese verworpen mag worden. Met
andere woorden doen we hiermee de aanname dat er daadwerkelijk een effect van X
in de werkelijkheid is. Maar, inherent aan significantietoetsen, kleeft een kans dat we
de nulhypothese onterecht verwerpen, en we een fout begaan. Dit wordt een Type-1
fout of een false-positive genoemd. Die kans is net zo groot als de gevonden p-
waarde. Bij een gevonden p-waarde van 0,05 is er dus een kans van 1 op twintig dat
we de nulhypothese onterecht verwerpen!
Dit geeft aan dat we geen 100% zekerheid hebben of de hypothese die we aannemen de
werkelijkheid echt weerspiegelt. De kans bestaat dat we er met onze conclusies naast zitten!
Verkeerde aannames
Ook kan onderzoek gebaseerd zijn op een aanname die niet correct blijkt te zijn. Een
aanname (ook wel assumptie genoemd) is een veronderstelling die je doet. Een voorbeeld is
de oorzaak van maagzweren:
Tot halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw nam de medische wetenschap
aan dat maagzweren door stress veroorzaakt werden. Patiënten met een maagzweer
werden geadviseerd meer ontspanning te zoeken, in therapie te gaan om beter met
stress te leren omgaan of om vaker op vakantie te gaan. Mensen zeiden in die tijd
tegen iemand die te hard werkte: “Pas maar op, straks krijg je een maagzweer!”.
Een oorzaak voor maagzweren was nog niet gevonden, maar veel mensen met een
maagzweer hadden last van stress. Een verband tussen die twee was gauw gelegd.
Naar een microbiologische oorzaak van maagzweren werd geen onderzoek gedaan,
omdat de aanname heerste dat micro-organismen niet zouden kunnen overleven in
de zure maag. Deze aanname was zo sterk en wijdverbreid, dat onderzoekers Barry
Marshall en Robin Warren veel kritiek te verduren kregen, toen ze die aanname ter
discussie stelden. Zij ontdekten dat maagzweren een gevolg waren van een infectie
met de bacterie Helicobacter pylori, en dat de aandoening goed behandeld kon worden
met antibiotica. De onderzoekers moesten veel weerstand overwinnen om hun
onderzoeksresultaten gepubliceerd te krijgen, maar uiteindelijk wisten ze de scepsis
te overwinnen. Vanaf circa 1995 werd hun werk breder geaccepteerd en sindsdien is
antibiotica de standaard behandeling bij maagzweren. Voor hun werk kregen
Marshall en Robin in 2005 de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde.
17
is kritische reflectie gedurende het wetenschappelijke proces dus van groot belang. Reflectie
begint vaak met het formuleren van een vraag. Door hierop antwoorden te vinden, gaat het
proces van beschouwing van start. De vragen die je kunt stellen om je ‘kritisch-denken-
knop’ aan te zetten kunnen ruwweg in twee domeinen ingedeeld worden: inhoudelijke en
methodologische vragen.
Inhoudelijke vragen hebben betrekking op de theorie, de vakinhoud, de concepten en
constructen die erin betrokken zijn. Inhoudelijke vragen gaan over de geproduceerde kennis
zelf. Methodologische vragen hebben vooral betrekking op de productie van de kennis. Hoe
is dat proces verlopen? Is dit zorgvuldig en betrouwbaar geweest? Antwoorden hierop zijn
noodzakelijk om de kwaliteit van de kennis in te schatten.
In de wetenschap wordt op deze twee niveaus gediscussieerd over het wetenschappelijk
product. Zo start de discussiesectie in een wetenschappelijk artikel meestal met een
bespreking van de gevonden resultaten: ‘hoe passen deze in de theorie, en bij eerdere
onderzoeken? Er worden argumenten aangedragen om de gevonden overeenkomsten of
verschillen te onderbouwen. Over het algemeen worden daarna de methodologische
aspecten erbij betrokken. ‘Hoe is deze kennis tot stand gekomen?‘ In sommige artikelen
worden deze methodologische aspecten bij elkaar gebracht onder het kopje ‘study
limitations’.
Veel studenten zijn geneigd om de inhoudelijke vragen over te slaan, en direct alle
methodologische beperkingen van een onderzoek te benoemen. Als de metingen van het
onderzoek maar in orde zijn, levert dit kwalitatief goede kennis op, zo is de gedachte. Maar,
als de metingen goed zijn, levert dit in de eerste plaats betrouwbare resultaten op. Dit zegt
nog niet direct iets over de validiteit van de resultaten en ook niet iets over de theoretische
inbedding. Ook die aspecten moeten meegenomen worden in de beschouwing van de
resultaten.
Het kritisch beschouwen van een wetenschappelijk product is dus nog niet zo
eenvoudig. Door veel artikelen te lezen, goed te luisteren naar collega-wetenschappers en
zelf veel vragen te stellen, komt het proces van kritisch denken op gang. Een aantal vragen
komt vrijwel altijd hierin terug, en dit vormt een goed startpunt voor het kritisch nadenken.
18
Hoofdstuk 1: De academische houding
sterk beïnvloeden, en daarmee een eindproduct, kennis, van lagere kwaliteit geven.
- Is de onderzoeksopzet geschikt om de onderzoeksvraag te beantwoorden?
- Waarom verdient deze methode de voorkeur boven een andere?
- Hoe betrouwbaar is de gebruikte methode(n)?
19
§1.6 Feedback 1
Kennis delen is een belangrijke taak voor een wetenschapper. Wetenschap bedrijf je tenslotte
niet alleen, je bent onderdeel van de academische gemeenschap. Communicatie is daarom
erg belangrijk binnen de academische wereld, en gebeurt zowel mondeling als schriftelijk.
Omdat niet iedereen de verschillende communicatieve vaardigheden zoals schrijven en
presenteren even goed beheerst, oefenen we hiermee bij AV. Hierin speelt het geven en
ontvangen van individuele feedback een grote rol.
Feedback of terugkoppeling komt onder andere in biologische en mechanische processen
voor. Het is een proces waarbij de uitvoer weer invloed heeft op de invoer van hetzelfde
proces (Figuur 4). Denk daarbij bijvoorbeeld aan de regulatie van de expressie van bepaalde
genen, waarbij het eiwit waar het gen voor codeert de expressie van het gen stimuleert of
juist remt.
proces
invoer uitvoer
+/-
feedback
Figuur 4 Schematische weergave van een terugkoppelings- of feedback proces,
waarbij de uitvoer weer terugleidt naar de invoer.
Feedback wordt ook ingezet bij leerprocessen, daarbij is feedback een toelichting aan een
persoon op een geleverde prestatie, zoals een verslag of presentatie. Het ontvangen van een
cijfer voor geleverd werk is in feite feedback op het werk. Een cijfer is echter minimale
informatie en de maker van het werk heeft dan nog geen concrete handvatten om het te
verbeteren. Daarom is specifieke feedback waarbij positieve punten en verbeterpunten
worden gegeven een betere manier om iemand informatie te geven over het verslag of de
presentatie. In Figuur 5 is het proces van feedback op een verslag of presentatie
weergegeven. De input van feedback kan de schrijver of presentator gebruiken bij het
verbeteren van dezelfde opdracht of bij een soortgelijke volgende opdracht.
Waarnemingen over een geleverde prestatie zijn selectief. Dit geldt zowel voor de gever als
voor de ontvanger van de feedback. Niet alles kan immers waargenomen worden. Sommige
20
Hoofdstuk 1: De academische houding
Tabel 2 Het Johari-venster laat zien op welke manieren gedrag en/of acties worden
waargenomen door gevers of ontvangers van feedback.
Bij feedback draait het om de zogenaamde blinde vlek. Dit is het gedrag dat onbekend is bij
de ontvanger maar wordt waargenomen door de gever van feedback (Wiertzema, 1996).
Blinde vlek:
- Een presentator kan tijdens zijn presentatie veel ‘uhm’ zeggen. Dit kan storend zijn
voor het publiek zonder dat de presentator dat in de gaten heeft.
- Bij het schrijven van een verslag refereert de student onbewust op een verkeerde
manier. De docent merkt op dat de referenties niet op de correcte wijze zijn
weergegeven.
Door de ontvanger te wijzen op de blinde vlek kan de ontvanger hier een volgende keer op
letten. Het gedrag uit de blinde vlek wordt op deze manier naar de vrije ruimte getrokken.
Het gedrag is nu ook voor de ontvanger bekend en de feedback die ontvangen is, kan
verwerkt worden zodat de volgende keer een betere prestatie wordt neergezet.
Feedback is zowel voor de gever als voor de ontvanger subjectief en hoort ook op die
manier verwoord en ontvangen te worden. Slecht geformuleerde feedback kan als
aanvallend worden geïnterpreteerd, waardoor de ontvanger in de verdediging schiet en de
geboden informatie niet accepteert. Het is dus niet eenvoudig om met feedback om te gaan,
zowel voor de gever als de ontvanger. In dit deel van de handleiding worden de
verschillende manieren van feedback, die in Academische Vaardigheden aan bod komen,
beschreven.
21
Observatie, interpretatie, evaluatie en tip
Goede feedback is gebaseerd op observaties. Een observatie betreft al het direct
waarneembare gedrag, zoals handen die bewegen, uitspraak, stopwoordjes, etc.
Interpretaties zijn ideeën over wat de observatie betekent, maar wat niet is waar te nemen
zonder een uitleg over wat er te zien is (iemand die het woord zenuwachtig niet zou kennen,
kan dat niet waarnemen, maar kan alleen bewegingen zien – er is dus een ‘verhaal’ nodig
om het te begrijpen). Het verhaal dat er over een observatie te vertellen is, is een
interpretatie. In een evaluatie zit altijd een waardeoordeel. Heeft de observatie een positieve
of negatieve invloed op de prestatie? Dat hoeft bij een interpretatie niet zo te zijn, er kan
geïnterpreteerd worden dat iemand zenuwachtig is zonder dat er een waardeoordeel is.
Geef bij de feedback ook een tip hoe de presentator of schrijver dit punt kan verbeteren.
Feedback geven begint met een observatie, omdat dit het aspect is dat de presentator kan
veranderen.
Goede feedback:
- “Het viel me op dat je veel wiebelde (observatie). Daardoor kwam je zenuwachtig
(interpretatie) op mij over en dat leidde mij af van het verhaal (evaluatie). Probeer
de volgende keer je knieën gebogen te houden zodat je minder wiebelt.”
Slechte feedback:
- “Je was zenuwachtig (interpretatie) en dat vond ik irritant (evaluatie)”.
Alleen met het eerste voorbeeld kan de presentator iets doen. Immers, het kan nooit
helemaal voorkomen worden dat je zenuwachtig bent, maar er kan wel op gelet worden dat
er minder gewiebeld wordt.
22
Hoofdstuk 1: De academische houding
23
Feedbackregels voor het geven van schriftelijke feedback:
- identificeer eerst het probleem
- licht feedback toe en geef suggesties voor verbetering (niet alleen: ‘Dit is fout’)
- wees concreet en precies bij het formuleren van je feedback: geen abstracte termen
- link de feedback aan de beoordelingscriteria van de opdracht
- wees niet te lief voor elkaar, daar heeft niemand iets aan
- neem de moeite om voldoende feedback te geven
- geef feedback over zowel de inhoud en structuur als over de vorm
§1.7 Reflectie
Reflectie is een vorm van bewust denken waarin je jezelf een spiegel voorhoudt. Als
wetenschapper is reflecteren belangrijk omdat het een manier is om je belangrijkste
instrument, jezelf, te evalueren. In het vak Academische Vaardigheden besteden we zowel
aandacht aan het reflecteren op je vaardigheden, als aan zelfreflectie op het niveau van je
leerstrategie en studiemotivatie.
Het belangrijkste doel van reflectie is om je denkkaders te verruimen waardoor je meer
inzicht krijgt in je eigen ontwikkeling. Bij reflectie is het hoofddoel dus niet direct de
volgende keer iets beter doen, maar het hoofddoel is het verkrijgen van inzicht in jezelf.
In de paragraaf over feedback is het verruimen van je denkkaders ook al aan bod
gekomen. Feedback kan een mooie manier zijn om inzicht in je blinde vlek te krijgen. Of met
andere woorden: feedback kan als middel dienen om je denkkaders te verruimen en zo meer
inzicht te krijgen in je kennis- en vaardighedenontwikkeling. Maar feedback is niet het enige
dat je kunt gebruiken om je denkkaders te verruimen.
24
Hoofdstuk 1: De academische houding
Je kunt bijvoorbeeld na het doen van een online leerstijlentest bedenken hoe jouw
aanpak van een samenwerkingsopdracht zich verhoudt tot mensen met wie je hebt
samengewerkt. Of je kunt na het bekijken van een presentatie van iemand anders
nadenken over hoe jij dezelfde presentatie zou houden en welke dingen je anders zou
doen.
Je hebt feedback van een medestudent gehad dat je stuk erg prettig leest, maar dat het
stuk niet objectief geschreven is. Je gebruikt veel “ik” en “zij” als onderwerp in
zinnen. Ook in de beoordeling en feedback van de docent kwam naar voren dat het
niveau van je schrijfstijl nog niet wetenschappelijk genoeg is. Tip: probeer neutraal te
schrijven.
25
26
HOOFDSTUK 2: DE EMPIRISCHE CYCLUS
Dit hoofdstuk leert je de onderdelen van de empirische cyclus aan de hand van een
voorbeeld.
Inductiefase
Waarneming Onderzoekshypothese
Evaluatiefase Deductiefase
Resultaten Voorspellingen
Toetsingsfase
Voor de overleving van een soort is het belangrijk dat het immuunsysteem zo divers
mogelijke indringers kan herkennen. Het major histocompatibility complex (MHC)
presenteert onder andere lichaamsvreemde eiwitten aan T-lymfocyten om zo een
27
afweerreactie op gang te brengen. De genen van het MHC vertonen doorgaans een
hoge alleldiversiteit, wat helpt om zoveel mogelijk verschillende antigenen te binden
(immunocompetentie). Diverse onderzoeken lieten zien dat muizen voornamelijk
paren met muizen met een MHC waarvan de samenstelling relatief veel afwijkt van
het eigen MHC. Onderzoekers vonden dat mensen verschillende MHC-varianten
konden onderscheiden op basis van de lichaamsgeur van deze muizen. Mogelijk
kunnen mensen op basis van geur ook onderscheid maken tussen relatief gelijke en
afwijkende potentiele partners.
Hieruit volgt de onderzoeksvraag of vrouwen mannen aantrekkelijker vinden ruiken
naarmate de onderlinge verschillen op het gebied van immunocompetentie groter
zijn.
Vanuit de algemene kennis dat muizen een partner uitzoeken met een afwijkend
MHC, kan worden geïnduceerd dat verschillen in de immunocompetentie
partnerkeuze bevorderen bij muizen. Verder kan vanuit de waarneming dat mensen
MHC’s van muizen kunnen onderscheiden door geur, kan worden geïnduceerd dat
mensen verschillen in immuunsysteem kunnen onderscheiden door te ruiken. Uit
deze twee inducties kan worden afgeleid dat mensen iemand met een afwijkend
immuunsysteem aantrekkelijker vinden ruiken dan iemand met een vergelijkbaar
immuunsysteem.
Falsificeerbaar:
- Mensen zouden personen met een vergelijkbaar immuunsysteem juist
aantrekkelijker kunnen vinden ruiken.
- Mensen zouden geen verschil in aantrekkelijkheid kunnen aangeven tussen
personen met een vergelijkbaar of verschillend immuunsysteem.
28
Hoofdstuk 2: De empirische cyclus
Voorspelling:
- Vrouwen geven mannen met een afwijkend MHC een hoger cijfer voor de
aantrekkelijkheid dan mannen met een gelijkend MHC (ze vinden hen immers
aantrekkelijker).
Experimentontwerp:
- Van 50 mannelijke en 50 vrouwelijke studenten worden de humane
leukocytenantigenen (HLA) bepaald. HLA bepalen de samenstelling van het
MHC. De mannen droegen twee nachten een schoon T-shirt. De vrouwen gaven
een cijfer tussen 0 en 10 voor aangenaamheid (pleasantness), waarbij 5 neutraal
29
was. Dit deden ze bij 3 T-shirts van mannen met MHC’s die op die van henzelf
leken en bij 3 T-shirts van mannen met MHC’s die niet op die van hunzelf leken.
Controlemaatregelen:
- De cyclus van vrouwen heeft invloed op de perceptie van geur. Daarom worden
de vrouwen getest in de tweede week na het begin van hun menstruatie. Om
dezelfde reden deden alleen vrouwen mee die niet zwanger waren.
Toetsingsfase:
- De mediaan van de aangenaamheidscijfers van de gelijkende MHC’s werden
vergeleken met de mediaan van de aangenaamheidscijfers van de verschillende
MHC’s.
Resultaten:
- Vrouwen die geen anticonceptiepil gebruikten gaven de geur van T-shirts van
mannen met ongelijke MHC’s een hoger cijfer dan die van mannen met gelijkende
MHC’s. Daarentegen gaven vrouwen die wel een anticonceptiepil gebruikten de
geur van T-shirts van mannen met ongelijke MHC’s een lager cijfer dan die van
mannen met gelijkende MHC’s.
Vaak komen er tijdens het evalueren nieuwe vragen op die onderzocht moeten worden. Zo
worden er dus voortdurend denkstappen gezet in de cirkel van de empirische cyclus, steeds
gebaseerd op concrete (nieuwe/aanvullende) onderzoeksresultaten (waarnemingen). Elke
conclusie en nieuwe onderzoeksvraag brengt de wetenschap weer een stapje verder, als in
een opwaartse spiraal. Deze aaneenschakeling van empirische cycli kan worden voorgesteld
als een opwaartse empirische spiraal.
30
HOOFDSTUK 3: STRUCTUUR WETENSCHAPPELIJKE VERSLAGLEGGING
In hoofdstuk 3 leer je de structuur van wetenschappelijke artikelen kennen. Eerst leer je hoe
de empirische cyclus terugkomt in artikelen en uit welke onderdelen alle artikelen bestaan.
Daarna wordt uitgelegd welke logische opbouw de inleiding en discussie volgen.
Vervolgens wordt uitgelegd hoe de verschillende onderdelen van de empirische cyclus in de
verschillende onderdelen van het verslag met elkaar samenhangen. Uiteindelijk leer je waar
je bij het lezen en samenvatten van een artikel de belangrijkste stukken kunt vinden. Het
hoofdstuk eindigt met een checklist die je kunt gebruiken om de inhoudelijke samenhang
van je eigen verhaal te controleren.
Inductiefase
Inleiding: logische en samenhangende gedachtegang /
redenering van waarnemingen, eerder theorievorming en
onderzoek naar een onderzoekshypothese
Waarneming Onderzoekshypothese
Inleiding: probleemgebied/ Inleiding: voorlopige uitleg/
onderzoeksvraag verklaring, antwoord op
onderzoeksvraag
Evaluatiefase
Discussie: evaluatie resultaten, Deductiefase
conclusie en terugkoppeling Inleiding: gedachtegang / redenering
naar onderzoeksvraag en van onderzoekshypothese naar
onderzoekshypothese onderzoeksopzet en voorspellingen
Resultaten
Resultaten: feitelijke Voorspellingen
beschrijving van resultaten, Inleiding: welke resultaten
figuren en tabellen en worden verwacht van het
statistische toetsing experiment?
Toetsingsfase
Materiaal en Methode: uitgebreide
onderzoeksopzet en techniek, repliceerbaar
weergegeven
Onderdeel Inhoud
titel (in één zin) Wat is er gedaan? / Wat is de conclusie?
Geeft een beknopte samenvatting van het verslag met alle belangrijkste
abstract resultaten en conclusies.
Wat is de toegevoegde waarde van de resultaten?
Wat is het onderwerp? (brede context)
Waarom is dit een belangrijk onderwerp (met onderbouwing d.m.v.
verwijzingen naar bestaande kennis)? (maatschappelijke relevantie)
Wat is er al bekend over het onderwerp? Welke bevindingen leiden tot
de onderzoeksvraag? (eerdere bevindingen)
Welke kennis ontbreekt nog? Wat voor inzicht in een bepaald
inleiding (ziekte)verschijnsel zullen de resultaten opleveren? (wetenschappelijke
relevantie)
Wat is de vraagstelling? (onderzoeksvraag)
Wat is het vermoedelijke antwoord op de vraagstelling, opgesteld op
basis van de eerdere bevindingen? (onderzoekshypothese)
Wat is de proefopzet?
Wat is de voorspelling?
materiaal en Welke materialen en methoden zijn gebruikt om de voorspellingen te
methode toetsen (repliceerbaar)?
resultaten Wat zijn de resultaten (objectieve beschrijving)?
Welke conclusie kan uit deze resultaten getrokken worden?
Wat zijn de inhoudelijke verklaringen van de conclusies? (inhoudelijke
evaluatie)
Was het onderzoek betrouwbaar en valide? (methodologische evaluatie)
Sluiten de resultaten aan bij eerder onderzoek? (terugkoppeling naar
discussie
eerdere bevindingen)
Hoe kunnen deze resultaten geïnterpreteerd worden? Wat betekenen
deze resultaten voor de maatschappij? (terugkoppeling naar brede context
en maatschappelijke relevantie)
Wat zijn suggesties voor vervolgonderzoek?
literatuur Welke bronnen zijn er gebruikt?
32
Hoofdstuk 3: Structuur wetenschappelijke verslaglegging
3.2.1 IMRD-structuur
De meeste onderzoeksartikelen zijn opgebouwd volgens een vaste volgorde van de
paragrafen, namelijk: eerst de inleiding, dan de materiaal en methode, dan de resultaten en
ten slotte de discussie. Deze volgorde wordt ook wel de IMRD-structuur genoemd. De
onderdelen van deze structuur bevatten een vastomlijnde inhoud, die in dit hoofdstuk
wordt besproken. Soms wijken wetenschappelijke artikelen af van deze structuur. De
materiaal en methode wordt soms aan het einde van het artikel geplaatst en bij heel korte
artikelen worden de resultaten en discussie met elkaar gecombineerd.
3.2.2 Abstract
Het is gebruikelijk een onderzoeksverslag of -artikel te beginnen met een samenvatting: dit
wordt een abstract genoemd. In het abstract wordt beknopt de inhoud van het verslag
weergegeven, volgens dezelfde structuurrichtlijnen als het gehele verslag. Het volgt dus in
samengevatte vorm de IMRD-structuur. Eerst wordt kort een context geschetst, waarna het
doel van het artikel duidelijk wordt. Dit wordt gevolgd door de methoden, resultaten en de
belangrijkste conclusies. Het abstract is op zichzelf leesbaar, maar de verschillende
onderdelen worden in het verslag uitvoeriger besproken. Het is toegestaan om
formuleringen uit het verslag letterlijk te herhalen in het abstract. Het is over het algemeen
het laatste onderdeel wat geschreven wordt, zodat een compleet overzicht van het hele
verslag beschikbaar is.
§3.3 Zandloperstructuur
Naast de opbouw van de in §3.2 genoemde vaste onderdelen volgt een wetenschappelijke
tekst altijd de vorm van een zandloper. Het zandlopermodel representeert het niveau
waarop de informatie wordt besproken: van algemeen op het niveau van de
onderzoeksvraag via deductie (in de inleiding) naar specifiek op het niveau van het
experiment (middendeel) en uiteindelijk in de discussie via inductie weer naar algemeen (in
de discussie, zie Figuur 8). Op experimentniveau worden de gemanipuleerde of gemeten
variabelen genoemd (bijvoorbeeld ‘IQ-punten’) en op onderzoeksvraagniveau de
constructen waar deze variabelen een maat voor zijn (bijvoorbeeld ‘intelligentie’). De
zandloper slaat niet op het aantal woorden dat aan de verschillende onderdelen wordt
besteed, maar op de mate van ‘focus’ van een filmcamera, waarbij eerst uitgezoomd het
decor wordt getoond (breed), vervolgens steeds meer wordt ingezoomd op het onderzoek
(smal), en ten slotte weer wordt uitgezoomd naar het bredere geheel (breed).
33
Figuur 8 Zandloperstructuur in een wetenschappelijk verslag.
3.3.1 Inleiding
De inleiding wordt geschreven in de vorm van de bovenkant van de zandloper (ook voor te
stellen als een trechter). De inleiding begint met de omschrijving van het probleemgebied
(Figuur 9A). Het probleemgebied begint breed met het beschrijven van de brede context,
wat bestaat uit het schetsen van het probleem, het uitleggen van belangrijke termen die later
in de onderzoeksvraag worden gebruikt en het beschrijven van relevante theorieën. Daarna
volgt indien van toepassing de maatschappelijke relevantie. Of het formuleren van een
maatschappelijke relevantie van toepassing is, hangt af van het vakgebied en het onderwerp
waarnaar onderzoek is verricht. Voor het toelichten van de brede context en de
maatschappelijke relevantie en het onderbouwen van stellingen wordt gebruik gemaakt van
bestaande kennis. Dit kan algemene kennis zijn (een referentie is dan niet nodig), maar het
kan hierbij ook gaan om gegevens uit eerder onderzoek.
Stelling:
- “Diabetes mellitus is een groeiend probleem.”
Onderbouwing:
- “Verwacht wordt dat in 2025 alleen al in Nederland 1,3 miljoen mensen aan deze
ziekte lijden (Bilo & Houweling, 2009).”
Er wordt dus op meerdere plaatsen in een verslag gebruik gemaakt van resultaten uit
eerder onderzoek. Bij ‘eerdere bevindingen’ beschrijf je echter alleen resultaten die de
aanleiding zijn tot de onderzoeksvraag en de hypothese.
Om het onderscheid te verduidelijken tussen specifieke eerdere bevindingen, die
leiden tot de onderzoeksvraag, en overige eerdere bevindingen, die gebruikt worden
bij bijvoorbeeld de toelichting van de brede context en de maatschappelijke
relevantie, zullen we in deze handleiding voor de laatste categorie de term ‘bestaande
kennis’ gebruiken. Bestaande kennis heet zo omdat meerdere onderzoeken deze
kennis bevestigd hebben. Het wordt in de tegenwoordige tijd beschreven.
34
Hoofdstuk 3: Structuur wetenschappelijke verslaglegging
Probleem-
gebied
Figuur 9 Opbouw van een inleiding. A) Bovenkant zandloper (oftewel trechtermodel) voor de inleiding. B) Het
deel van de empirische cyclus dat in de inleiding (zwart) wordt besproken, het grijze gedeelte wordt in andere
delen van de tekst besproken.
3.3.2 Middendeel
Het middendeel is specifiek en smal (Figuur 10A), het gaat over het experiment en het is een
beschrijving van de gebruikte materialen en methoden en de resultaten. In een
onderzoeksartikel is dit gedeelte zo geschreven dat een vakgenoot precies het experiment
kan herhalen (repliceren) en verifiëren. Bij een review worden de deelvragen uitgewerkt. In
35
het middendeel worden er geen interpretaties gedaan, er wordt heel objectief beschreven
wat het experiment en de resultaten zijn of wat de resultaten zijn uit andere literatuur. Het
middendeel is de toetsingsfase uit de empirische cyclus (Figuur 10B).
Figuur 10 Opbouw van het middendeel. A) Het middendeel is het smalle deel van de zandloper. B) De
empirische cyclus in het middendeel (zwart), het grijze gedeelte wordt in andere delen van de tekst besproken.
3.3.3 Discussie
De discussie begint met een bespreking van de resultaten. Dit zijn de hoogtepunten van de
resultaten, waar conclusies uit worden getrokken die een antwoord geven op de
onderzoeksvraag. Vervolgens wordt er geëvalueerd: er wordt kritisch gekeken naar het
experiment en er wordt nagedacht over verklaringen voor de gevonden uitkomsten. Er kan
op twee niveaus worden geëvalueerd: inhoudelijk (1.5.1 op blz. 19) en methodologisch (1.5.2
op blz. 19, Figuur 11C). Als er meerdere aannemelijke verklaringen zijn voor de gevonden
resultaten zal er in de uiteindelijke conclusie rekening gehouden moeten worden met deze
onzekerheid. Ook wordt er in de discussie gekeken of deze resultaten overeenkomen met
eerdere bevindingen (uit de inleiding) of andere onderzoeken en naar de betekenis hiervan.
De volgende stap is nog een stukje breder, er wordt teruggekoppeld naar de brede
context van het probleemgebied uit de inleiding. Wat betekenen deze conclusies nu voor het
probleemgebied dat in de inleiding is besproken? Welke vragen volgen uit deze conclusies?
Welk vervolgonderzoek zou logisch zijn? Voor de toelichting en onderbouwing van dit
‘brede’ deel van de discussie wordt, net als in de inleiding, gebruik gemaakt van bestaande
kennis. Hiermee zorg je ervoor dat de nieuw gevonden resultaten een plaats krijgen in de
kennis over het probleemgebied.
Een verslag wordt vaak afgesloten met een bondige formulering van de hoofdconclusie
als ‘take home message’.
36
Hoofdstuk 3: Structuur wetenschappelijke verslaglegging
Figuur 11 Opbouw van de discussie. A) Onderkant zandloper (oftewel omgekeerde trechter) voor de discussie.
B) De empirische cyclus in de discussie (zwart), het grijze gedeelte wordt in andere delen van de tekst
besproken. C) Er kan op twee niveaus worden geëvalueerd: inhoudelijk en methodologisch.
De vorm van de discussie is dus de onderkant van een zandloper oftewel een omgekeerde
trechter (Figuur 11A). In de discussie wordt de empirische cyclus voltooid met de
evaluatiefase. Als vanzelfsprekend komt hier weer een nieuwe waarneming uit voort
(Figuur 11B) op basis waarvan weer nieuw onderzoek gedaan kan worden. De hele
empirische cyclus is nu doorlopen.
37
§3.5 Checklist inhoudelijke samenhang
38
Hoofdstuk 3: Structuur wetenschappelijke verslaglegging
3.6.6 Hulpmiddelen
Om de structuur in een tekst duidelijk te maken, is er vaak gebruik gemaakt van
signaalwoorden die de empirische cyclus markeren. Daarnaast zijn er algemene
signaalwoorden die de discussie structureren. Het kan helpen om deze woorden te
markeren.
39
40
HOOFDSTUK 4: WETENSCHAPPELIJK SCHRIJVEN ALGEMEEN
Voor het schrijven van wetenschappelijke stukken zijn er naast voorkeuren ook een aantal
regels opgesteld. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over hoe speciale tekst, zoals namen
van organismen en getallen, worden geschreven. In dit hoofdstuk leer je welke regels er
gelden bij het schrijven van wetenschappelijke publicaties. Deze informatie heb je nodig bij
al je schrijfopdrachten bij AV. Daarnaast gelden de meeste regels ook in het Engels,
waardoor je dit hoofdstuk ook zult gebruiken bij het schrijven van je miniscriptie en je
bachelorthesis.
§4.2 Informatiedichtheid
41
4.2.2 Doelgroep
Hoeveel moet er uitgelegd worden? Wat is de doelgroep? Voor het vak Academische
Vaardigheden moet het verslag leesbaar zijn voor jaargenoten, dat wil zeggen dat
fundamentele kennis van de biologie mag worden verondersteld. Specifieke termen of
termen die niet in de algemeen gangbare betekenis worden gebruikt, moeten wel worden
toegelicht.
Specifieke termen:
- oxidatieve stress, handling
4.3.1 Formeel
Wetenschappelijke teksten bevatten geen metaforen of spreektaal.
Spreektaal:
- Doordat mensen meer eten kunnen ze misschien meer gaan wegen.
Beter formeel:
- Een mogelijke oorzaak voor toename in lichaamsgewicht zou een verandering in
eetpatroon kunnen zijn.
Spreektaal:
- […] aangezien je hier ook cardiovasculair gezonder van wordt.
Beter formeel:
- […] aangezien dit de cardiovasculaire conditie bevordert.
Wetenschappelijke teksten worden geschreven in een neutrale vorm. Het gebruik van
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden (ik, mijn, wij, ons, je, jouw, jullie, men, de
onderzoekers) is niet gebruikelijk.
- Wij verwachten dat […]. De verwachtingen van dit onderzoek zijn […].
- Hieruit concluderen wij dat […]. Hieruit kan geconcludeerd worden dat […].
Door het gebruik van de lijdende (passieve) werkwoordsvorm krijgt de tekst een zakelijke
en neutrale uitstraling. Het gebruik van (neutraal geformuleerde) actieve
werkwoordsvormen is ook mogelijk, dit maakt dat de tekst prettiger leesbaar is.
42
Hoofdstuk 4: Wetenschappelijk schrijven algemeen
Niet objectief:
- Helaas was de stoof verkeerd ingesteld en zijn er geen resultaten van experiment
- Gelukkig was het tweede experiment wel gelukt.
Objectief:
- Een deel van de data was onbruikbaar door een verkeerd ingestelde stoof.
Met ‘formeel’ wordt in deze handleiding bedoeld ‘zakelijk’. Het is dus niet de bedoeling om
ouderwetse taal te gebruiken.
4.3.2 Helder
Om te zorgen dat de informatie goed begrepen wordt en de lezer niet hoeft te raden wat er
bedoeld wordt, is het van belang om specifiek en precies te formuleren. Daarbij is het van
belang dat bij het taalgebruik rekening wordt gehouden met een bepaalde mate van
onzekerheid (1.4.1 op blz. 16). Over het algemeen kunnen er in de wetenschap geen harde
conclusies worden getrokken maar worden bevindingen afgewogen en geëvalueerd.
Onderzoeksvraag:
- Heeft tandbederf bij mannen invloed op de aantrekkelijkheid van mannen voor
vrouwen?
Opzet:
- Proefpersonen worden onderverdeeld in groepen op basis van de mate van
tandbederf (geen-matig-veel). Als maat voor aantrekkelijkheid wordt het aantal
zoenpartijen per maand gebruikt.
Resultaat:
- Er was een negatieve relatie tussen de mate van tandbederf en het aantal
zoenpartijen per maand bij vrijgezelle heteroseksuele mannen.
Conclusie:
- Heteroseksuele mannen met tandbederf werden minder aantrekkelijk bevonden
door vrouwen dan heteroseksuele mannen zonder tandbederf. Een mogelijke
verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat tandbederf een slechte adem tot gevolg
heeft wat de man minder aantrekkelijk maakt voor de vrouw.
Foute conclusie:
- Doordat vrijgezelle mannen met tandbederf een sterke mondgeur hebben worden
ze minder aantrekkelijk bevonden door vrouwen dan heteroseksuele mannen
zonder tandbederf.
Varieer in woordgebruik maar let op het gebruik van synoniemen. Gebruik voor begrippen
steeds dezelfde term.
Niet:
- de woorden eiwitten en proteïnen door elkaar gebruiken in de tekst
Wel:
- kies voor één van beide
43
In de beschrijving van resultaten is het ten eerste belangrijk dat er gemeld wordt of er een
verschil gevonden is en ten tweede waartussen dit verschil was (of ten opzichte van wat de
toe- of afname was). Nog beter is het om de resultaten met cijfers te onderbouwen zodat de
lezer kan zien hoeveel meer of minder iets geworden is.
Wel:
- Bij muizen behandeld met substantie X was het motorisch herstel twee keer zo
hoog als bij onbehandelde muizen. Echter, bij muizen behandeld met substantie Y
was het motorisch herstel twee keer zo laag als bij de onbehandelde muizen.
Daarnaast is het belangrijk dat van ieder woord in een verslag duidelijk is waar het op
terugslaat.
Niet helder:
- Oxidatieve stress kan leiden tot schade aan eiwitten en andere celonderdelen. Dit
wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van vrije radicalen, zoals superoxide,
waterstofperoxide en hydroxylradicalen.
In bovenstaande zin is het niet duidelijk waarop het verwijswoord ‘dit’ slaat, op
oxidatieve stress, of op schade aan eiwitten en andere celonderdelen.
Beter is:
- Oxidatieve stress kan leiden tot schade aan eiwitten en andere celonderdelen. Deze
schade wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van vrije radicalen, zoals
superoxide en hydroxylradicalen.
4.3.3 Bondig
In wetenschappelijke artikelen wordt beknopt geformuleerd waarbij alle woorden en zinnen
die niet nodig zijn om informatie over te brengen achterwege gelaten kunnen worden. Let
wel: beknoptheid mag nooit tot vaagheid of onduidelijkheid leiden. De boodschap van de
zinnen moet helder blijven.
Te uitgebreid:
- In de gemanipuleerde groep werd het kenmerk 26 keer aangetroffen. In het
controle-experiment werden er slechts 8 individuen met dit kenmerk geteld.
Beknopte formulering:
- In de gemanipuleerde groep was de frequentie van het kenmerk hoger (n=26) dan
in de controlegroep (n=8).
44
Hoofdstuk 4: Wetenschappelijk schrijven algemeen
4.3.4 Werkwoordstijden
Het grootste deel van een wetenschappelijk verslag wordt in de verleden tijd geschreven
(hoofdstuk 8). De voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.) wordt ook beschouwd als verleden tijd.
Tegenwoordige tijd komt alleen voor in delen van de inleiding en de discussie. De vuistregel
is dat algemeen geldende feiten (brede context en relevantie), conclusies en het verwijzen
naar figuren en tabellen in de tegenwoordige tijd beschreven worden. In de inleiding
worden de onderzoeksvraag, hypothese, opzet en voorspellingen in de tegenwoordige tijd
geschreven (§9.2 op blz. 108).
Onderzoeksvraag:
- In dit onderzoek wordt onderzocht (o.t.t.) of het MHC door middel van
lichaamsgeur een rol speelt bij partnerkeuze bij de mens.
Resultaten:
- In tabel 1 is (o.t.t.) te zien dat de mannen langzamer waren (o.v.t.) dan de
vrouwen.
- Of: De mannen hebben sneller gereageerd (v.t.t.) dan de vrouwen (tabel 1).
(o.t.t.= onvoltooid tegenwoordige tijd, o.v.t.= onvoltooid verleden tijd, v.t.t. = voltooid
verleden tijd)
De resultaten en eerdere bevindingen zijn echter in het verleden vastgesteld en moeten dan
ook in de verleden tijd geschreven worden. Ook materiaal en methode worden in de
verleden tijd geschreven. Het experiment is immers al uitgevoerd. Bij een
onderzoeksvoorstel wordt de procedure daarentegen in de tegenwoordige tijd geschreven
(§10.4 op blz. 127); het experiment zal in de toekomst worden uitgevoerd.
4.4.1 Verbindingswoorden
Verbindingswoorden kunnen gebruikt worden om bijvoorbeeld tegenstellingen weer te
geven, overeenkomsten aan te geven, resultaten toe te lichten, voorbeelden te geven of
resultaten samen te vatten. Op deze manier wordt de tekstuele samenhang vergroot. In
Tabel 5 staat een aantal voorbeelden van verbindingswoorden en waarvoor deze gebruikt
kunnen worden.
Peterson et al. (2004) vonden echter geen effect meer bij 75 weken oude ratten. Judge
et al. (2005) daarentegen, vonden wel effect van training op de activiteit van
antioxidantenzymen bij veroudering in 75 weken oude muizen.
45
Tabel 5 Overzicht van verbindingswoorden.
4.4.2 Opsommingen
Een wetenschappelijke tekst bestaat uit grammaticaal correcte volzinnen. Gebruik geen lijst
van opsommingen. Opsommingstekens zijn zeer ongebruikelijk in een wetenschappelijke
tekst.
Fout:
Er worden verschillende typen cellen aangetroffen in de eilandjes van Langerhans:
− bètacellen
− alfacellen
− deltacellen
Goed:
In de eilandjes van Langerhans worden bètacellen, alfacellen en deltacellen
aangetroffen. Of: In de eilandjes van Langerhans worden (i) bètacellen, (ii) alfacellen
en (iii) deltacellen aangetroffen.
4.4.3 Haakjes
Haakjes worden voornamelijk gebruikt voor afkortingen, referenties, de Latijnse naam van
organismen en verwijzingen naar figuren en tabellen. Voor andere doeleinden dienen
haakjes te worden vermeden.
§4.5 Spelling
Een algemene eis voor alle wetenschappelijke teksten is een correcte spelling. De correcte
spelling van het Nederlands is die van het Groene Boekje (http://woordenlijst.org/). Gebruik
de spellingchecker van het tekstverwerkingsprogramma. Deze haalt niet alle fouten eruit,
dus lees het verslag ook altijd nog eens zorgvuldig door.
§4.6 Afkortingen
46
Hoofdstuk 4: Wetenschappelijk schrijven algemeen
- In het onderzoek is gebruik gemaakt van Magnetic Resonance Imaging (MRI) […].
- De concentratie van high density lipoprotein (HDL) […].
Eerste keer:
- Taraxacum officinale en Pelagia noctiluca
Daarna:
- T. officinale en P. noctiluca
§4.8 Getallen
47
Uitzonderingen
In uitzondering op deze regel, worden wel cijfers gebruikt voor getallen onder de tien:
o bij maten (een dosis van 4 mg, gedurende 6 seconden)
o bij een element uit een rijtje (experiment 2, tabel 4)
o bij rekengetallen (minder dan 8% van de trials, een verhouding van 1:3)
o bij getallen die tijd, datum, leeftijd, geldbedragen of scores weergeven (de
gemiddelde leeftijd was 9 jaar, een score van 5 op een 7-puntsschaal)
o wanneer een vergelijking wordt gemaakt met een getal boven de tien (4 van de 21
proefpersonen, van de 25 woorden waren er 4 werkwoorden).
Inhoudelijk
Kan de lezer het onderzoek begrijpen? §4.2
Is alle informatie noodzakelijk? §4.3
Wordt niets tweemaal gezegd? §4.3
Zijn de argumenten zinvol? §4.3
Klopt de alinea-indeling? §4.1
Staan de stukken tekst goed met elkaar in verband? §4.4
Is de tekst consistent? §4.3
Schrijfstijl en taalgebruik
Formeel 4.3.1
Bondig 4.3.3
Helder 4.3.2
Werkwoordstijden 4.3.4
Worden er verbindingswoorden gebruikt? 4.4.1
Spelling en grammatica §4.5
Wordt er op de juiste wijze afgekort (eenheden, algemene en technische
§4.6
afkortingen)?
Zijn de juiste namen van organismen gebruikt en zijn ze correct geschreven? §4.7
Zijn getallen juist in cijfers of woorden geschreven? §4.8
48
HOOFDSTUK 5: REFEREREN EN LITERATUURLIJST
Wanneer in een verslag inzichten, ideeën of gegevens gebruikt worden uit het werk van
anderen dan moet in de tekst aangeven worden waar de informatie vandaan komt. Het
moet voor de lezer te allen tijde duidelijk zijn waar de auteur aan het woord is en waar
ander werk aangehaald wordt. Op deze manier geeft de auteur de lezer de mogelijkheid het
werk dat aangehaald wordt na te zoeken en te verifiëren en wordt plagiaat (het overnemen
of verwoorden van passages en ideeën uit andermans werk en deze presenteren als eigen
werk) voorkomen. Plagiaat wordt beschouwd als intellectuele diefstal en wetenschappelijk
wangedrag. Plagiaat is te voorkomen door nauwkeurig bronnen bij te houden en bij het
opnemen van informatie van andere auteurs in de verslaglegging te parafraseren en de bron
te vermelden.
In dit hoofdstuk leer je hoe je moet parafraseren, waar je moet refereren, hoe je een
referentielijst opstelt en hoe referenties en een referentielijst opgemaakt moeten worden.
Deze vaardigheid heb je nodig bij alle verslagen en scripties die je in de toekomst zult
schrijven.
§5.1 Parafraseren
Algemene kennis:
- informatie die in meerdere boeken, artikelen of websites voorkomt
- informatie die medestudenten ook moeten kennen
- algemene historische feiten, geografische en wetenschappelijke feiten
- iets dat iedereen weet
49
Geen referentie noodzakelijk: (het is algemene kennis)
- Type II diabetes mellitus is een veelvoorkomende ziekte
Referentie noodzakelijk: (specifieke informatie die niet algemeen bekend is)
- In Nederland zijn ongeveer 1.3 miljoen mensen gediagnosticeerd met diabetes van
wie 90% type II diabetes mellitus heeft.
In een wetenschappelijke tekst kunnen meerdere zinnen voorkomen die oorspronkelijk uit
één bepaalde bron komen. In dit stuk tekst wordt aan het einde van de hoofdzin de
bronvermelding gegeven. De bijzinnen die ter verduidelijking van de hoofdzin gebruikt
worden (en dus ook op dezelfde bron slaan) hoeven dan geen bronvermelding te bevatten.
Zodra er weer gebruik wordt gemaakt van een andere bron, moet deze uiteraard vermeld
worden.
Vancouver stijl:
- In eerder onderzoek werd gevonden dat […]2,3,4.
Harvard stijl:
- In andere onderzoeken werd gevonden dat […] (Janssen et al., 2006; Rachlin &
Green, 2008).
50
Hoofdstuk 5: Refereren en literatuurlijst
In de tekst
Verwijzen in de tekst mag op twee manieren. Bij voorkeur staat de referentie aan het einde
van de zin. Hierbij komt de naam van de eerste auteur en het jaartal van publicatie tussen
haakjes te staan (naam, jaartal). De naam van de auteur en het jaartal worden gescheiden
door een komma. De naam van de auteur kan ook als onderdeel van de zin gebruikt
worden, dan met het jaartal tussen haakjes achter de naam. Veelvuldig gebruik van deze
manier van refereren heeft echter niet de voorkeur.
Meerdere auteurs
Bij een publicatie met twee auteurs wordt gebruik gemaakt van het &-teken gevolgd door
het jaartal van publicatie als de referentie aan het einde van de zin staat. Als de referentie
een onderdeel van de zin is, dan worden de twee auteurs namen gescheiden door ‘en’ en
volgt tussen haakjes het jaartal.
Bij drie of meer auteurs wordt een korte vorm van de verwijzing gebruikt. De korte vorm
bestaat uit de naam van de eerste auteur, gevolgd door de schuin gedrukte toevoeging et al.
(afkorting voor: 'et alii', Latijn voor ‘en anderen') en het jaartal.
Twee publicaties
Wanneer er in één zin naar twee publicaties verwezen wordt, dan worden deze gescheiden
met een puntkomma. De referenties worden op chronologische volgorde gerangschikt.
Twee onderzoeken vonden […] (Rachlin & Green, 2008; Petersen et al., 2009).
51
uit de titel bepaalt de volgorde van de verwijzingen, waarbij niet op lidwoorden gelet
wordt.
Uit onderzoek van Janssen P. (2001) en Janssen K. (2001) is gebleken dat […].
Een referentie naar een internetbron moet in ieder geval een titel of omschrijving bevatten,
een datum (als het kan een publicatiedatum, in ieder geval de datum van raadpleging) en
een adres (bij voorkeur een Digital Object Identifier (DOI) of een URL). Vermeld ook auteurs
als dat mogelijk is. In de tekst verwijs je met auteur(s) en jaartal of met enkele woorden uit
de titel en jaartal. Als er geen jaartal is, kun je in plaats daarvan (n.d.) gebruiken (no date).
Wanneer geen auteursnaam of organisatie bekend is, dan betreft het waarschijnlijk een
twijfelachtige bron. Het is dan beter om deze bron niet te gebruiken.
- Volgens Rhymer en Simberloff (1999) ziet Lever (1998) de menging van genen
tussen populaties als een catastrofe, zelfs wanneer het nieuwe genotype beter aan
de omstandigheden aangepast zou zijn.
Of:
- De menging van genen tussen populaties wordt gezien als een catastrofe, zelfs
wanneer het nieuwe genotype beter aan de omstandigheden aangepast zou zijn
(Lever, 1998, aangehaald in Rhymer & Simberloff, 1999).
Je hebt Rhymer en Simberloff wel gelezen, maar niet zelf kunnen vaststellen of Lever
die overeenkomst inderdaad ziet.
- Kondrashov (1992, aangehaald in Huxel, 1999) merkt op dat [...] (Kondrashov,
52
Hoofdstuk 5: Refereren en literatuurlijst
Bij het verwijzen naar algemene informatie uit een review kan worden volstaan met
verwijzen naar de auteurs van het review artikel.
Ook blijkt uit recent onderzoek dat roken geen invloed heeft op de fysieke conditie bij
vrouwen (Smit, persoonlijke communicatie, 18 maart 2010).
Letterlijk citeren
Dit is in de levenswetenschappen niet gebruikelijk. Gebruik geen aanhalingstekens in de
tekst.
§5.4 Literatuurlijst
Auteurs
- Alle auteursnamen, inclusief initialen, worden vermeld behalve wanneer er meer dan
zes auteurs zijn. In dat geval komt na de naam en initialen van de zesde auteur “et al.” te
staan om de overige auteurs van het artikel aan te geven.
53
- Na de achternaam volgen de initialen met achter elke initiaal een punt.
- De achternamen en initialen worden gescheiden door een komma.
- De verschillende auteurs worden gescheiden door komma’s.
- Tussen de twee laatste auteurs komt na de komma een ‘&’-teken, behalve als er meer dan
6 auteurs zijn, dan treedt regel 1 in werking.
Jiang, R., Yang, H., Zhou, L., Kuo, C.C., Sun, F., & Chen, T. (2007). Sequence-based
prioritization of nonsynonymous single-nucleotide polymorphisms for the study of
disease mutations.
Dit is geen volledige referentie, de soort bron moet nog worden toegevoegd (§5.6).
Wetenschappelijk tijdschrift
Namen en initialen van de auteurs (jaartal van publicatie). Titel van het artikel. Titel van het
tijdschrift, volumenummer, beginpagina – eindpagina. Naast een jaargang (volumenummer)
hebben artikelen vaak ook nog een editienummer (issue), dat tussen haakjes achter het
volumenummer staat. Dit editienummer wordt niet vermeld in de literatuurlijst. Soms
wordt de titel van het tijdschrift op het artikel zelf in afkortingen geschreven, in de
literatuurlijst worden alleen volledige namen gebruikt. De volledige naam moet dus dan
even worden opgezocht.
Let op: verwar de naam van het tijdschrift niet met de naam van de uitgever. Bekende
uitgevers zijn o.a. Elsevier, Nature Publishing Group, Springer, Oxford Publishing en Wiley.
Spetch, M.L., & Wilkie, D.M. (1983). Subjective shortening: A model of pigeon's
memory for event duration. Journal of Experimental Psychology: Animal Behavior Pro-
cesses, 9, 14-30.
Er zijn ook tijdschriften die alleen online publicaties uitgeven, deze hebben niet altijd een
volumenummer en/of (reguliere) paginanummers. Daarnaast geven veel tijdschriften al een
online versie van een artikel uit voordat deze daadwerkelijk in de gedrukte versie van het
tijdschrift verschijnt.
54
Hoofdstuk 5: Refereren en literatuurlijst
Abdulrahman R., Boon M.R., Sips H.C., Guigas B.G., Rensen P.C., Smit J.W., et al.
(2013). Impact of Metformin and Compound C on NIS expression and iodine uptake
in vitro and in vivo: a role for CRE in AMPK modulation of thyroid function. Thyroid:
advanced online publication, 23 april 2013 (doi: 10.1089/thy.2013.0041).
Tian X., Guo J., Zhu M., Li M., Wu G., & Xia Y. (2013). δ-Opioid receptor activation
rescues the functional TrkB receptor and protects the brain from ischemia-reperfusion
injury in the rat. PLoS ONE, 8, e69252.
Yasutaka, O., Teruyuki, S., & Shigekazu, N. (2009). Regulation of the innate immune
response by threonine-phosphatase of Eyes absent. Nature: advance online
publication, 28 juni 2009 (doi:10.1038/nature08138).
Boek
Achternamen en initialen van de auteurs (jaartal van uitgifte). Titel van het boek (editie,
wanneer niet 1e). Plaats van uitgave: Uitgever, pp. aantal pagina’s van het boek (optioneel).
van Leyden, J. (1989). Psychologische functieleer: Theorie, techniek, toepassing (2e ed.).
Deventer: Van Loghum Slaterus, pp. 322.
Hartley, J.T., Harker, J.O., & Walsh, D.A. (1980). Contemporary issues and new
directions in adult development of learning and memory. In: Poon, L.W. (ed.), Aging
in the 1980s: Psychological issues. Washington, D.C.: American Psychological
Association, pp. 239-252.
NB: Een geredigeerd boek is een boek waarin de hoofdstukken door verschillende auteurs
zijn geschreven en dat is samengesteld en geredigeerd door één of meerdere editors.
Internetartikel
Achternamen en initialen van de auteurs/naam organisatie (jaartal van publicatie/laatste
update). Titel van het artikel. Op internet: internetadres, geraadpleegd op datum. De naam
van de maand wordt voluit geschreven.
55
Anderson, R. (2000). New child vaccine gets funding boost. Op internet:
http://news.ninemsn.com.au/health/story, geraadpleegd op 17 januari 2001.
Wanneer er geen jaartal van publicatie is vermeld, wordt de datum van de laatste update
gebruikt. Wanneer er geen auteur is vermeld, wordt de naam van de organisatie vermeld.
Bij de literatuurlijst alfabetiseer je in dat geval volgens (het eerste hoofdwoord in) de titel
van het artikel.
Krantenartikel
Auteursnamen en initialen (jaartal). Titel van artikel. Naam van de krant, datum publicatie
zonder jaartal, p. beginpagina. Het gaat hier slechts om één pagina dus wordt er ook maar
één ‘p’ geschreven. De naam van de maand wordt voluit geschreven.
Hall, W. (2002). Credit Suisse loss worse than expected. The Financial Times, 14
augustus, p. 1.
N.B. Wanneer de naam van de auteur niet bekend is, gebruik dan de naam van de krant.
Eliot, A.L.& Wallston, J. (1983). … komt dus voor Eliot, G.E., & Ahlers, R. J. (1980).
Kaufman, J.R. (1991). … komt dus voor Kaufman, J.R., & Cochran, D.F. (1987). …
5. Publicaties van meerdere auteurs met dezelfde eerste auteur worden gerangschikt op
naam van de tweede auteur, enzovoort:
Kaufman, J.R., Jones, K. & Cochran, D.F. (1992). … komen dus voor Kaufman, J.R., &
Wong, D.F. (1989). …
56
Hoofdstuk 5: Refereren en literatuurlijst
7. Publicaties van dezelfde auteursset uit het zelfde jaar worden voorzien van een a en een
b. Deze letters worden ook bij verwijzingen in de tekst gebruikt. De woorden uit de titel
bepalen de volgorde van de verwijzingen (waarbij niet op lidwoorden gelet wordt):
Kaufman, J.R. (1990a). The control of ... komt dus voor Kaufman, J.R. (1990b). Roles ...
8. Bij auteurs bij wie de naam met één of meer voorvoegsels begint die in het artikel met
een kleine letter worden geschreven (bijvoorbeeld ‘de’, ´van´ of ‘van der’), wordt dit
voorvoegsel in de literatuurlijst met een kleine letter geschreven en tellen de
voorvoegsels niet mee voor het bepalen van de volgorde.
van der Heijden, A.C., van Erven, L., Schalij, M.J., & Borleffs, C.J.W. (2014). …
Hartley, J.T., Harker, J.O., & Walsh, D.A. (1980). Contemporary issues and new
directions in adult development of learning and memory. In: L.W. Poon (ed.), Aging
in the 1980s: Psychological issues. Washington, D.C.: American Psychological
Association, pp. 239-252.
Spetch, M.L., & Wilkie, D.M. (1983). Subjective shortening: A model of pigeon's
memory for event duration. Journal of Experimental Psychology: Animal Behavior Pro-
cesses, 9, 14-30.
57
§5.9 Checklist referenties en literatuurlijst
Tekst
Wordt er niet geplagieerd? §5.1
Staat de bronvermelding op de juiste plaats? §5.2
Klopt de schrijfwijze van referenties? §5.3
Literatuurlijst
Klopt de schrijfwijze van auteur, jaartal, titel? §5.5
Klopt de schrijfwijze van de bron? §5.6
Klopt de volgorde van de elementen? §5.7
Zijn de elementen goed gescheiden? §5.8
Zijn alle referenties in de literatuurlijst ook terug te vinden in de tekst (en vice §5.4
versa)?
58
HOOFDSTUK 6: WETENSCHAPPELIJKE LITERATUUR ZOEKEN
Tijdens het schrijven van je onderzoeksvoorstel bij AV ga je op zoek naar literatuur om een
informatie te zoeken over een onderzoeksvraag en het opzetten van een onderzoek. In het
tweede jaar heb je literatuur nodig om je miniscriptie te gebruiken. Ook in je derde jaar zul je
tijdens je stage of het schrijven van je onderzoeksvoorstel literatuur nodig hebben om je
probleemgebied te beschrijven, methodes uit te zoeken en je onderzoeksresultaten te
vergelijken met eerdere onderzoeken. Voor dit alles heb je een goede vaardigheid nodig in
het zoeken van literatuur. In dit hoofdstuk wordt wordt je geleerd welke stappen je neemt
bij het zoeken naar literatuur, hoe je toegang krijgt tot artikelen binnen en buiten de UvA en
hoe je de drie grootste zoekmachines voor wetenschappelijke artikelen werken.
§6.1 Algemeen
Via internet kan gezocht worden naar informatie waarbij het vinden van willekeurige
beweringen zonder wetenschappelijke onderbouwing iets anders is dan het vinden van een
wetenschappelijke publicatie. Wetenschappelijk onderzoek is, voordat het gepubliceerd
wordt in een tijdschrift, getoetst door andere onderzoekers uit die wetenschappelijke
discipline. Door dit systeem van ‘peer review’ mag ervan uit gegaan worden dat het
onderzoek, als het eenmaal is gepubliceerd, als betrouwbare bron gebruikt kan worden voor
nieuw onderzoek. Het zoeken naar wetenschappelijke literatuur wordt gedaan met een
speciale zoekmachine of database die alleen in wetenschappelijke tijdschriften zoekt.
In dit hoofdstuk wordt allereerst een stappenplan gegeven om bij een bepaald onderwerp
geschikte wetenschappelijke literatuur te vinden (§6.2). Daarnaast wordt er basisinformatie
gegeven over het zoeken van wetenschappelijke literatuur in PubMed (§6.4), Web of Science
(§6.5) en Google Scholar (§6.6). De meeste databases werken ongeveer op dezelfde manier,
dus de informatie in dit hoofdstuk kan ook gebruikt worden voor zoekopdrachten in andere
databases. De beschreven databases bevatten uitgebreidere zoekfuncties (bijvoorbeeld het
zoeken in meerdere databases tegelijk), waar in deze handleiding niet op ingegaan wordt.
59
Informatie hierover kan verkregen worden op de website van de UvA Bibliotheek (§6.3,
http://uba.uva.nl/diensten/zoeken/zoeken.html). Hier zijn handleidingen en demo’s te
vinden. Vaak worden op de sites van de databases zelf ook tutorials aangeboden.
Stap 1: Oriëntatie
Eerst is het zaak om te zorgen dat je de belangrijkste begrippen over jouw onderwerp echt
begrijpt. Daarnaast is het ook belangrijk om te ontdekken of er bepaalde synoniemen zijn
voor hetzelfde begrip, dit kan je later helpen om meer artikelen over jouw onderwerp te
vinden.
Begin simpel door de belangrijkste woorden die horen bij jouw onderwerp of
onderzoeksvraag in Google in te typen om zo een idee te krijgen van (je eigen kennis over)
het onderwerp. Zo kun je encyclopediewebsites gebruiken voor uitleg van de begrippen, en
patiëntenverenigingen en krantensites voor recent nieuws over het onderwerp. Ook al mag
je dergelijke niet-wetenschappelijke bronnen niet gebruiken als referentie in een
wetenschappelijk verslag, ze zijn wel nuttig voor je beeldvorming over een onderwerp.
Stap 3: Onderzoeksartikelen
Via de literatuurlijst van de review kun je de originele onderzoeksartikelen terugzoeken die
jou bruikbaar lijken voor jouw opdracht. Via deze onderzoeksartikelen vind je vaak ook
weer andere interessante onderzoeken.
Tegen deze tijd zul je waarschijnlijk wel 1 of 2 artikelen gevonden hebben die heel dicht
in de buurt komen van wat je zocht. Om het aantal artikelen uit te breiden kun je nu de
kernwoorden uit deze artikelen weer in een wetenschappelijke database zoals Web of
60
Hoofdstuk 6: Wetenschappelijke literatuur zoeken
Installeren UvAVPN:
- www.uva.nl/vpn (volg de instructie)
Elke keer dat er vanaf thuis één van de databases geraadpleegd wordt, moet de UvAVPN-
software geactiveerd zijn om toegang te krijgen tot de volledige tekst van de
wetenschappelijke artikelen.
§6.4 PubMed
PubMed is vrij toegankelijk via www.pubmed.gov. Als het doel is om via PubMed door te
linken naar fulltext artikelen dan moet PubMed geopend worden via het UvA-netwerk en
de UvA Bibliotheek.
61
Figuur 12 Voorbeeld van een zoekopdracht in PubMed waar bij het zoekresultaat de UvA-linker
(omcirkeld) wordt getoond.
Figuur 13 Website van Science Direct. De pdf-versie van het artikel kan gedownload worden, per e-
reader bekeken worden of de referenties van het artikel kunnen bekeken worden.
62
Hoofdstuk 6: Wetenschappelijke literatuur zoeken
slechts gedeeltelijke informatie beschikbaar zoals een titel en abstract, maar nog geen
volume- of paginanummer. Dit wordt pas ingevuld als het artikel definitief is gepubliceerd.
De complete tekst van zo’n artikel kan soms wel via de uitgeverssite gevonden worden.
Figuur 14 Voorbeeld van een zoekopdracht waarbij het artikel al in PubMed staat voor de
definitieve publicatie (Epub ahead of print).
Figuur 15 Voorbeeld van een zoekopdracht waarbij nog niet alle informatie van het artikel
beschikbaar is (PubMed: in process).
6.4.5 Taal
Bij de details wordt ook aangegeven of het artikel in een andere taal dan het Engels is
geschreven (Figuur 16). Als hier niets staat dan is het artikel in het Engels.
63
Figuur 16 Voorbeeld van een zoekopdracht waarbij het artikel in het Chinees is geschreven.
In de Additional Filters link kan bijvoorbeeld gekozen worden voor een bepaalde
publicatieperiode maar ook voor meer specifieke mogelijkheden zoals proefdiersoort, sekse
en leeftijd van de proefpersonen, taal waarin de artikelen geschreven zijn.
64
Hoofdstuk 6: Wetenschappelijke literatuur zoeken
a AND b: beide termen moeten voorkomen, het zoekresultaat wordt kleiner, maar
specifieker
a OR b: een van beide termen moet voorkomen, het zoekresultaat wordt groter
en algemener
a NOT b: term a moet voorkomen, term b mag niet voorkomen
Bij het gebruik van meerdere operatoren in één zoekopdracht groepeert PubMed de termen
van links naar rechts bijvoorbeeld ‘a AND b AND c OR d’ wordt geïnterpreteerd als
(((a AND b) AND c) OR d). Indien dit niet de gewenste combinatie is, of bij twijfel, kunnen
de haakjes zelf toegevoegd worden tijdens de zoekopdracht.
Let op: gebruik hoofdletters voor de Booleaanse operatoren.
AND OR NOT
Figuur 18 Schematische weergave van het effect van de booleaanse operatoren: AND, OR en
NOT. Het gekleurde deel in de tekening geeft aan wat de verschillende zoekopdrachten
opleveren.
65
Figuur 19 De PubMed voorpagina en de links naar de MeSH Database.
Als er met de MeSH Database gezocht wordt, dan wordt er niet alleen gezocht naar de
MeSH term, maar ook naar alle termen die in de hiërarchie onder de term staan en dus
specifieker zijn. Dit heet ‘explode’.
Explode
Zoeken met de MeSH term ‘Immunotherapy’ levert bijvoorbeeld ook de artikelen met
de MeSH termen ‘Immunization’ en ‘Immunosuppression’ op, en alles wat daar weer
onder valt:
Therapeutics
Biological Therapy
Immunotherapy
Immunization
Immunization, Passive +
Immunization Schedule
[…]
Immunosuppression
Desensitization, Immunologic
Graft Enhancement, Immunologic
[…]
66
Hoofdstuk 6: Wetenschappelijke literatuur zoeken
Voor meer gevorderd zoeken, kan er gebruik worden gemaakt van een combinatie van
Booleaanse operatoren en veldspecificaties.
67
Figuur 20 Resultaten bij het zoekwoord ‘redfish’ in Web of Science. Onder de titel staat de UvA-
linker.
Sommige uitgevers laten niet toe dat direct naar hun artikelen wordt gelinkt en in dat geval
wordt er doorgelinkt naar de website van de uitgever van het artikel. Het artikel kan dan
worden gedownload of per e-mail verstuurd worden.
68
Hoofdstuk 6: Wetenschappelijke literatuur zoeken
Figuur 21 De startpagina van Web of Science, met daarin rechts de rolmenu’s omcirkeld die op
‘topic’ of ‘author’ gezet kunnen worden, links de rolmenu’s voor het combineren van zoektermen in
verschillende invoervelden en in het midden de knop om meer zoektypes te combineren.
Artikelen van Prof. Dr. S.B.J. Menken worden gevonden met de zoekterm:
- Menken SBJ als alle gegevens van auteur bekend zijn of
- Menken S* als niet alle gegevens (in dit geval initialen) van de auteur bekend zijn
69
Figuur 22 Resultaten bij het zoekwoord ‘evolution’ in Web of Science. Links is de functie omcirkeld
om zoekresultaten mee te verfijnen, rechts het rolmenu om ze mee te sorteren.
Figuur 23 Door op de titel van een zoekresultaat te klikken verschijnt meer informatie over dat artikel,
waaronder het aantal keer dat het geciteerd is, en het aantal artikelen dat het zelf citeert.
70
Hoofdstuk 6: Wetenschappelijke literatuur zoeken
Figuur 24 Website van Google Scholar en resultaten van een zoekopdracht waarbij de UvA-linker
aanwezig is.
Andere manieren om een zoekopdracht te verfijnen, is het gebruik van in- en exclusietekens.
Door een ‘–‘ teken direct voor een zoekterm te zetten, wordt dit woord uit de zoekopdracht
geëxcludeerd. Door een ‘+’ teken direct voor een zoekterm te zetten, kan er op woorden
gezocht worden die Google Scholar normaal niet meeneemt in een zoekopdracht.
Sommige uitdrukkingen bestaan uit meerdere woorden, zoals ‘hearing loss’. Door hier
71
aanhalingstekens om heen te zetten wordt deze uitdrukking gezien als één zoekterm en niet
als twee aparte woorden.
Figuur 25 Zoekresultaten kunnen verfijnd worden in Google Scholar met behulp van filters. Hier is
bijvoorbeeld gezocht naar artikelen en patenten over micro array die vanaf 2013 gepubliceerd zijn.
72
Hoofdstuk 6: Wetenschappelijke literatuur zoeken
het startscherm van Google Scholar in het zoekveld te klikken op het rolscherm, kan nog
specifieker gezocht worden, bijvoorbeeld in specifieke onderzoeksgebieden of tijdschriften
(Figuur 26).
73
6.7.5 PiCarta
PiCarta is een landelijke catalogus die toegang geeft tot het bezit van de meeste bibliotheken
van universiteiten en hogescholen in Nederland en de Koninklijke Bibliotheek. In
tegenstelling tot de catalogus van de UvA kun je hier behalve boeken ook tijdschriftartikelen
vinden. De tijdschriftartikelendatabase Online Contents is een onderdeel van PiCarta.
6.7.6 PsycINFO.
In PsycINFO staan verwijzingen naar en samenvattingen van artikelen, boeken,
hoofdstukken uit boeken en proefschriften over psychologie en aanverwante gebieden.
PsycINFO bevat verwijzingen naar artikelen sinds 1887 uit meer dan 1300 tijdschriften in
meer dan 25 talen. Het bevat verwijzingen naar Engelstalige boeken en hoofdstukken uit
boeken vanaf 1987. Jaarlijks komen er meer dan 55.000 verwijzingen bij.
6.7.7 PubMed
PubMed is een bestand met beschrijvingen (ook referenties of citaties genoemd) van
tijdschriftartikelen. PubMed omvat: 1) Medline: artikelen vanaf 1966; 2) OldMedline:
artikelen van 1950 tot en met 1965; 3) In-process artikelen: deze hebben nog geen MeSH
termen toegekend gekregen; 4) As supplied by Publisher: Dit zijn verwijzingen naar
artikelen die door de uitgever verschaft zijn en misschien nooit MeSH termen zullen krijgen
omdat het onderwerp niet biomedisch is.
Artikelen in deze database zijn niet de volledige tekst van de wetenschappelijke artikelen.
Ze bestaan uit verschillende onderdelen (velden), met o.a. de auteur(s) en de titel van het
artikel, tijdschriftgegevens, toegevoegde trefwoorden (MeSH termen) en een samenvatting
(abstract). In het abstract- en in het citation-formaat staat de UvA-linker waarmee je kunt
doorlinken naar de fulltext van het artikel (voor zover de UvA toegang heeft tot het
tijdschrift).
74
DEEL 2:
EINDOPDRACHTEN
ACADEMISCHE
VAARDIGHEDEN
75
HOOFDSTUK 7: DE ONDERZOEKSBESCHRIJVING
Bij AV leer je in een aantal stappen een onderzoeksartikel schrijven. De eerste stap is het
schrijven van een onderzoeksbeschrijving. De vervolgstap in het tweede semester is het
schrijven van een onderzoeksverslag op basis van door jezelf gegenereerde
onderzoeksresultaten. Uiteindelijk zal je deze vaardigheid onder andere nodig hebben bij
het schrijven van het afstudeerverslag van je stage in het derde jaar. Later zal je deze
vaardigheid nodig hebben bij het schrijven van wetenschappelijke artikelen.
§7.1 Algemeen
De onderzoeksbeschrijving is een zakelijke bespreking van één wetenschappelijk artikel met
als uitgangspunt de empirische cyclus (Figuur 7 op blz. 31), waarbij nog geen referenties
naar andere artikelen worden gebruikt. Veel gepubliceerde wetenschappelijke artikelen
volgen de empirische cyclus, maar niet ieder onderdeel van deze cyclus staat expliciet
vermeld in de tekst. Bij de onderzoeksbeschrijving wordt het artikel in eigen woorden
samengevat en worden alle onderdelen van één empirische cyclus beschreven waarbij de
rode draad van het originele artikel behouden blijft. Het is niet de bedoeling om kritiek die
je zelf op het onderzoek hebt in de onderzoeksbeschrijving weer te geven. Houd je strikt bij
de informatie die in het wetenschappelijk artikel staat vermeld.
In dit hoofdstuk worden uitleg en aanwijzingen gegeven over het schrijven van een
onderzoeksbeschrijving. Net als andere wetenschappelijke verslagen wordt een
onderzoeksbeschrijving volgens de IMRD-structuur geschreven (3.2.1 op blz. 33). In de
volgende paragrafen wordt aangegeven aan welke voorwaarden de verschillende
onderdelen van de onderzoeksbeschrijving moeten voldoen en wat er in elk van deze
onderdelen besproken moet worden.
77
ervoor te zorgen dat enerzijds onderzoeksvraag, hypothese, eindconclusie en titel
inhoudelijk op elkaar aansluiten (breed geformuleerd met constructen op het niveau van de
onderzoeksvraag). Anderzijds moeten ook de smallere onderdelen van de zandloper (de
onderzoeksopzet, voorspellingen, procedure en resultaten) op het niveau van de resultaten
worden gesteld (specifieker geformuleerd met kwantificeerbare variabelen; wat wordt er
gemeten?). Bij de discussie wordt in bepaalde onderdelen teruggekoppeld naar de inleiding.
Zo is de eindconclusie het antwoord op de onderzoeksvraag en wordt er een terugkoppeling
gemaakt naar het probleemgebied dat beschreven is in de inleiding (§3.4 op blz. 37).
Daarnaast wordt de onderlinge aansluiting tussen de verschillende onderdelen duidelijk
gemaakt door gebruik te maken van overgangen en verbindingswoorden (4.4.1 op blz. 45).
Op deze manier wordt de tekstuele samenhang vergroot.
§7.3 Titel
De titel van de onderzoeksbeschrijving moet informatief en ladingdekkend zijn. Dit kan
door de belangrijkste conclusie van het artikel als titel aan te houden (§8.2 op blz. 88). De
titel moet een lopende zin zijn.
§7.4 Inleiding
In de inleiding van een onderzoeksbeschrijving wordt de context van het artikel beschreven.
Er wordt aangegeven wat er in het artikel is onderzocht en waarom. De inleiding wordt
geschreven volgens het trechtermodel (§3.3 op blz. 33) en alle onderdelen van de empirische
cyclus tot aan de toetsingsfase komen aan bod (Figuur 9 op blz. 35). De inleiding bestaat uit
verschillende onderdelen (zie het grijze blok hieronder, 3.3.1 op blz. 34 en §9.2 op blz. 108).
In de brede context worden het probleemgebied en belangrijke begrippen
geïntroduceerd. Hierna volgt de maatschappelijke relevantie van het probleemgebied,
gevolgd door de eerdere bevindingen: recent onderzoek wat nog geen algemene kennis is en
leidt tot de onderzoeksvraag. Bij de onderzoeksbeschrijving hoef je in het probleemgebied
en de eerdere bevindingen nog geen referenties naar de wetenschappelijke literatuur te
geven.
Na het beschrijven van de eerdere bevindingen wordt in de wetenschappelijke relevantie
aangegeven welke kennis nog ontbreekt. Op basis van deze ontbrekende kennis wordt de
onderzoeksvraag geformuleerd. Vervolgens wordt de onderzoekshypothese geformuleerd
(het verwachtte antwoord op de onderzoeksvraag) op basis van de eerdere bevindingen.
De opzet is de brug tussen de hypothese en de voorspellingen en gaat van het niveau van
de onderzoeksvraag naar het niveau van de resultaten. In de opzet geef je aan welke
variabelen een maat zijn voor de constructen uit de hypothese. Je legt kort (richtlijn: 3
zinnen) uit wat de variabelen zijn, hoe die variabelen gemeten worden en welke groepen en
condities er zijn. In de voorspelling geef je aan welke resultaten je verwacht. Meestal
beschrijf je hierbij de verwachte verschillen tussen groepsgemiddeldes of tussen condities.
Dit kun je zien als het beschrijven van de verwachte grafiek met resultaten.
Het is samenvattend dus de bedoeling om de inleiding van het wetenschappelijke artikel
in eigen woorden samen te vatten en de ontbrekende onderdelen van de empirische cyclus
aan te vullen. In de inleiding worden alleen de eerdere bevindingen in de verleden tijd
geschreven.
78
Hoofdstuk 7: De onderzoeksbeschrijving
79
In dit onderzoek wordt onderzocht of de pil de Onderzoeksvraag
partnerkeuze op basis van het MHC door
middel van lichaamsgeur beïnvloedt.
De hypothese is dat vrouwen die geen Onderzoekshypothese
anticonceptiepil gebruiken, net als muizen, bij
het kiezen van een partner een voorkeur
hebben voor de geur van een partner met een
verschillend MHC, terwijl vrouwen die wel een
anticonceptiepil gebruiken juist een voorkeur
hebben voor de geur voor een partner met een
overeenkomend MHC.
Om dit te toetsen wordt aan vrouwelijke Onderzoeksopzet
studenten gevraagd om de geur van T-shirts die
gedragen zijn door mannelijke studenten een
cijfer voor de aantrekkelijkheid te geven. Van
zowel de vrouwen als de mannen wordt de
samenstelling van het MHC bepaald.
Er wordt verwacht dat niet-pilgebruiksters T- Voorspellingen
shirts die gedragen zijn door mannen met een
afwijkend MHC een hoger cijfer geven voor
aantrekkelijkheid, terwijl pilgebruiksters T-
shirts gedragen door mannen met een
afwijkend MHC juist een lagere score geven.
7.5.1 Onderzoeksobjecten
Hier worden de objecten van het onderzoek (bijvoorbeeld proefpersonen of proefdieren)
beschreven. Wanneer het over mensen gaat wordt meestal de term ‘deelnemers’ gebruikt,
omdat dit benadrukt dat ze vrijwillig meedoen aan het onderzoek. In dit onderdeel wordt
ook aangeven aan welke voorwaarden de proefpersonen of proefdieren moesten voldoen
(bijvoorbeeld gezond, niet-rokend, lichaamsgewicht, leeftijd etc.) en wordt aangegeven hoe
groot de steekproef was. Ook wordt aangegeven in welke groepen de onderzoeksobjecten
werden ingedeeld en hoe groot deze groepen waren.
80
Hoofdstuk 7: De onderzoeksbeschrijving
7.5.2 Procedure
In de procedure wordt kort de proefopzet in een logische volgorde beschreven. Alleen de
belangrijkste technieken worden hier beschreven. Als er in het artikel meerdere
experimenten zijn gedaan, beschrijf dan alleen de technieken die je nodig hebt om de
resultaten te begrijpen. In tegenstelling tot het onderzoeksverslag (Hoofdstuk 9) is het bij de
onderzoeksbeschrijving niet de bedoeling dat de lezer het experiment precies kan repliceren.
De bedoeling is dat de lezer inzicht krijgt in de gebruikte technieken en daardoor ook in de
totstandkoming van de resultaten.
- Originele tekst:
We typed 49 female students (average age: 25.3 years, SD=4.0) and 44 male students
(average age: 24.7 years, SD=2.6) for their HLA-A, -B and –DR. HLA class I antigens
were typed by serology on HLA typing plates (Biotest, Dreieich, Germany). HLA-DR
antigens were determined by oligotyping (Tiercy et al., 1990). For this purpose the
HLA-DRB1 genes were amplified by the polymerase chain reaction. This was
followed by sequence-specific hybridization with biotinylated oligonucleotides,
detected in a chemilumescence assay […].
The men were asked to wear a T-shirt (100% untreated cotton, distributor: Virya,
Zürich (CH)) during a Sunday and Monday night, to keep the T-shirt in an open
plastic bag in between and to live as much as possible 'odour-neutral’ during these
two days. They were provided with perfume-free detergent to wash clothes and
bedclothes, and perfume-free soap to use from Sunday morning onwards. […].
On the following Tuesday test women were asked to rate the odours of six T-shirts
each, three of them worn by men who were dissimilar to the rating woman's MHC
(average number of dissimilar HLA-antigens = 5.9, s.d. = 0.26), and three worn by
men who were more similar to it (average number of dissimilar HLA-antigens = 2.7,
s.d. = 0.74) […]. The T-shirts were provided in numbered, glazed cardboard boxes laid
out with plastic foil (PVDC), a triangular hole allowed the women to sniff the
contents. Alone in a room, every woman scored the odours of the T-shirts for
intensity (range 0-10) and for pleasantness and sexiness (range 0-10, 5 = neutral) […].
81
Each female subject scored the odours of six male subjects which resulted in 294
combinations of individual women sniffing on individual men's odours. Additionally
each male odour was scored by two or more females (one of similar and one of
dissimilar MHC-type) […].
(Citaat uit Materials and Methods van Wedekind et al. (1995))
7.5.3 Data-analyse
Hier wordt kort beschreven hoe de resultaten zijn weergegeven (bijvoorbeeld in
groepsgemiddeldes), welke groepen met elkaar zijn vergeleken (onafhankelijke variabelen),
welke variabelen gemeten zijn (afhankelijke variabelen) en welke methoden zijn gebruikt
om de data te analyseren en (9.3.4 op blz.113).
- Originele tekst:
[…] For the analyses shown in figures 1-3 we used the average scorings per male
odour or per scoring female. […]
Average score per female of the body odours of males being similar or dissimilar on
the MHC to the scoring females where analysed. These scores of females who do not
take the contraceptive pill and females who take the pill were compared using a two
tailed Wilcoxon signed rank tests. […]
The data analyses were done with SYSTAT (version for Macintosh-computer).
(Citaat uit Materials and Methods van Wedekind et al. (1995))
§7.6 Resultaten
In de resultatensectie van de onderzoeksbeschrijving worden de belangrijkste bevindingen
objectief gepresenteerd in een logische volgorde. In deze sectie worden de resultaten niet
geïnterpreteerd en worden geen conclusies getrokken. De resultaten worden op het niveau
van de voorspellingen en methode geschreven en niet op het niveau van de
onderzoeksvraag. Dit houdt in dat er variabelen worden genoemd die kwantificeerbaar zijn
(en vaak eenheden hebben), en niet de constructen waar ze een maat voor zijn.
82
Hoofdstuk 7: De onderzoeksbeschrijving
- Originele tekst:
The pleasantness of men’s body odours scored by different women depends on their
respective MHC. Women who are not taking oral contraceptives and who are
dissimilar to a particular male’s MHC perceive his odours as more pleasant than do
women whose MHC is more similar to that of the test man (see figure 1a). This
difference is the scoring of odour pleasantness was reversed when the judging
women were taking oral contraceptives. In this case, a man’s body odour was scored
as being more pleasant by women who are more similar on the MHC (see figure 1b).
(Citaat uit Materials and Methods van Wedekind et al. (1995))
§7.7 Discussie
De onderzoeksbeschrijving wordt afgesloten met een discussie. De discussie wordt
geschreven volgens het omgekeerde trechtermodel (3.3.3 op blz. 36). De discussie bevat een
aantal vaste onderdelen (§9.5 op blz. 119). Net als in de inleiding kan het voorkomen dat niet
alle onderdelen die in de discussie van de onderzoeksbeschrijving horen, ook daadwerkelijk
in het artikel staan. Ook hier moeten deze onderdelen dan aangevuld worden.
83
De natuurlijke partnerkeuze lijkt te worden Evaluatie en verklaringen
verstoord door pilgebruik. Een mogelijke reden van het onderzoek (in dit
hiervoor is dat oestrogenen, die normaal gesproken geval alleen een
op een natuurlijke wijze worden geproduceerd inhoudelijke verklaring)
tijdens een zwangerschap, de voorkeur voor
lichaamsgeuren veranderen.
Dit komt overeen met de eerdere bevinding dat Terugkoppeling eerdere
zwangere vrouwtjesmuizen vaker nesten deelden bevindingen (er mogen ook
met vrouwtjes met een gelijkend MHC-complex, wat andere eerdere bevindingen
erop weest dat zwangere vrouwtjesmuizen een dan die uit de inleiding
geurvoorkeur hebben voor muizen met een worden genoemd)
gelijkend MHC-complex. Ook wordt met dit
onderzoek bevestigd dat mensen verschillen in
MHC-complex in lichaamsgeur konden detecteren.
Uit een ander onderzoek bleek dat koppels die na
twee pogingen van IVF nog niet zwanger waren,
meer overeen kwamen in hun MHC-type dan
koppels die bij de eerste poging al zwanger werden.
Ook vond er bij deze partners vaker een spontane
abortus plaats en was het geboortegewicht van de
kinderen lager. Dit zou kunnen betekenen dat er
fysiologische nadelen zijn bij het krijgen van
nageslacht van een MHC-gelijkende partner.
Als pilgebruik inderdaad partnerkeuze zo Terugkoppeling brede
beïnvloedt dat partners een meer gelijkend MHC- context + maatschappelijke
complex hebben, heeft dat als gevolg dat hun relevantie (gebaseerd op
nageslacht een eenzijdiger MHC-complex heeft. Dit bestaande kennis)
kan nadelige gevolgen hebben voor de vatbaarheid
tegen ziekten. Pilgebruik kan dus via een
veranderde partnerkeuze de evolutionaire fitheid
laten afnemen.
Er kan vervolgonderzoek worden gedaan naar Suggesties voor
welke delen van het MHC-complex het verschil in vervolgonderzoek
geur bepalen door bijvoorbeeld in muizen gedeeltes
van het MHC-complex te manipuleren en te testen
of dat verschillen in partnerkeuze oplevert.
Samenvattend, pilgebruik kan de voorkeur van Afsluitende conclusie
vrouwen voor door het MHC-complex bepaalde
mannelijke lichaamsgeur beïnvloeden. Verstoring
van deze op lichaamsgeur gebaseerde partnerkeuze
zou negatieve gevolgen kunnen hebben voor het
nageslacht.
84
Hoofdstuk 7: De onderzoeksbeschrijving
Titel
Informatief en ladingdekkend in een korte zin §7.3
belangrijkste resultaat of conclusie van het artikel §7.3
Inleiding
brede context + (eventueel) maatschappelijke relevantie §7.4; §9.2
eerdere bevindingen §7.4; §9.2
wetenschappelijke relevantie §7.4; §9.2
onderzoeksvraag §7.4; §9.2
onderzoekshypothese §7.4; §9.2
bondige onderzoeksopzet §7.4; §9.2
specifieke voorspellingen §7.4; §9.2
trechtervorm 3.3.1
Materiaal en Methode
onderzoeksobjecten 7.5.1
procedure 7.5.2
data-analyse 7.5.3
Resultaten
relevante resultaten §7.6; §9.4
Discussie
samenvatting resultaten en daaruit volgende conclusie §7.7; §9.5
evaluatie en verklaringen van het onderzoek §7.7; §9.5
terugkoppeling naar eerdere bevindingen §7.7; §9.5
terugkoppeling naar brede context + (eventueel) maatschappelijke relevantie §7.7; §9.5
suggestie vervolgonderzoek §7.7; §9.5
afsluiting §7.7; §9.5
omgekeerde trechtervorm 3.3.3
Algemeen
≤ max. aantal woorden
rode draad van artikel behouden §7.1
eigen woorden (geen letterlijke vertalingen) §5.1
samenhangend verhaal (sluiten onderdelen goed op elkaar aan) §3.4; §7.2; §8.6
gebruik checklist inhoudelijke samenhang §3.5
gebruik checklist wetenschappelijke tekst §4.9
85
86
HOOFDSTUK 8: HET LITERATUURVERSLAG
Een review is een wetenschappelijke publicatie waarin een overzicht wordt gegeven van alle
eerder gepubliceerde onderzoeken die vaak gezamenlijk antwoord geven op een bepaalde
onderzoeksvraag. Een review wordt ook wel ‘literatuuronderzoek’ genoemd, omdat het een
onderzoek is met behulp van literatuur. In een review behandelen de auteurs onderzoeken
uit verschillende onderzoeksgroepen, om een zo compleet mogelijk overzicht te geven. Als
resultaten elkaar tegenspreken, zoeken de auteurs naar verklaringen, die zo goed mogelijk
met argumenten en zo mogelijk met onderzoeksresultaten worden onderbouwd. Een review
wordt soms gebruikt om aan te tonen dat er geld nodig is om meer onderzoek te doen in een
bepaalde richting.
Als student kun je reviews gebruiken om je in te lezen in een bepaald onderwerp.
Daarnaast vind je in een review een overzicht van artikelen over een bepaald onderwerp,
die je bijvoorbeeld kunt gebruiken om details over een methode op te zoeken.
Naast het gebruiken van reviews, schrijf je tijdens de miniscriptie in je tweede jaar ook
zelf een review over een onderwerp naar keuze. Daarnaast gebruik je deze vaardigheid om
in je bachelorscriptie een overzicht te geven van de literatuur over je afstudeerstage of
afstudeeronderzoeksvoorstel. Tijdens AV oefen je met het maken van een review tijdens het
schrijven van het literatuurverslag.
In dit hoofdstuk worden uitleg en aanwijzingen gegeven over het schrijven van een
literatuurverslag. Er wordt aandacht besteed aan de inhoudelijke opbouw en er worden
aanwijzingen gegeven voor de manier waarop de opdracht aangepakt kan worden.
§8.1 Algemeen
Een literatuurverslag is een bespreking van meerdere wetenschappelijke artikelen, met als
uitgangspunt één overkoepelende vraagstelling, die wordt opgedeeld in deelvragen. In dit
verslag wordt de vraagstelling beantwoord aan de hand van resultaten uit de literatuur in
plaats van uit een experiment. De wetenschappelijke artikelen worden gebruikt om
conclusies te trekken en beweringen over dit onderwerp met argumenten te onderbouwen.
Uit de artikelen wordt alleen informatie gebruikt die relevant is voor het beantwoorden van
de centrale onderzoeksvraag. Ook in het literatuurverslag worden onderdelen van de
empirische cyclus behandeld (Figuur 27).
87
Waarneming Onderzoeksvraag
Inleiding: probleemgebied Inleiding
Discussie: suggesties vervolgonderzoek
Evaluatiefase:
Discussie: eindconclusie,
evaluatie/kritiek onderzoek,
terugkoppeling probleemgebied
Resultaten Deelvragen
Resultaten: feitelijke Inleiding: Opbouw verslag
beschrijving van resultaten,
figuren en tabellen en
statistische toetsing
Toetsingsfase:
Literatuuronderzoek
Figuur 27 De empirische cyclus in het literatuurverslag.
Onderdeel Inhoud
titel (in één zin) Wat is de belangrijkste conclusie?
inleiding Wat is het onderwerp en overkoepelende
vraagstelling?
middendeel Paragrafen met deelvragen en
deelconclusies.
discussie Wat betekenen de deelconclusies en wat is
de eindconclusie?
literatuur Naar wie is er gerefereerd?
§8.2 Titel
De titel van een verslag dient aan de ene kant de belangrijkste elementen van het gedane
onderzoek te bevatten en aan de andere kant toch zo kort mogelijk te zijn.
Wetenschappelijke artikelen worden vaak gezocht (bijvoorbeeld in elektronische databases)
op basis van (tref)woorden in de titel. Een kenmerk van een goede titel is dat het
bijbehorende artikel wordt gevonden als iemand een woord uit deze titel invoert in een
wetenschappelijke zoekmachine, zoals PubMed. De woorden in de titel moeten daarom
trefwoorden zijn, die vaak ook in de onderzoeksvraag voorkomen. Zorg ervoor dat de
belangrijkste trefwoorden uit je verslag in de titel worden gebruikt.
88
Hoofdstuk 8: Het literatuurverslag
Naast de trefwoorden is ook de boodschap van de titel belangrijk. De titel moet informatief
zijn. Vaak is de titel van een verslag het belangrijkste resultaat of de conclusie die in het
verslag beschreven is. Een goede titel bevat dus sleutelwoorden, is informatief en
ladingdekkend. Om dit te bereiken, wordt de inhoud van het verslag in één vloeiende zin
geschreven, zonder punt.
Foute titel:
- Oxidatieve stress en veroudering
Goede titel:
- Lichamelijke inspanning remt de toename van oxidatieve stress bij veroudering
van het hart
§8.3 Inleiding
De lezer wordt in de inleiding (volgens een vaste structuur) ingeleid in het onderwerp van
het verslag. De inleiding wordt geschreven in een trechtervorm (3.3.1 op blz. 34), waarbij alle
stappen van de empirische cyclus tot aan de toetsingsfase aan bod komen (Figuur 27).
8.3.1 Probleemgebied
De inleiding begint met een beschrijving van het probleemgebied. Dit probleemgebied
bestaat uit een drietal onderdelen i) brede context + (eventueel) maatschappelijke relevantie,
ii) eerdere bevindingen en iii) wetenschappelijke relevantie die samen één geheel moeten
vormen. De beschrijving van het probleemgebied wordt begonnen met de brede context
waarbij in enkele zinnen wordt aangegeven wat de algemene achtergrond van het verslag is.
In dit onderdeel wordt de algemene informatie gegeven die nodig is om de inhoud van
een verslag te begrijpen, zoals theorie, definities van belangrijke concepten of een
beschrijving van de symptomen van de bestudeerde ziekte. Ook wordt (indien van
toepassing) uitgelegd waarom het onderwerp belangrijk is (maatschappelijke relevantie).
Voor het toelichten van de brede context en de maatschappelijke relevantie wordt dus
gebruik gemaakt van bestaande kennis.
Er wordt geëindigd met het beschrijven van bevindingen uit eerder onderzoek en de
wetenschappelijke relevantie binnen het probleemgebied. Deze laatste twee onderdelen
leiden samen tot de centrale onderzoeksvraag. Bij een literatuurverslag is de
89
wetenschappelijke relevantie vaak óf dat er tegenstrijdige resultaten gevonden zijn en dat
een literatuuronderzoek daar verheldering in aan kan brengen, óf dat een overzicht
ontbreekt van onderzoeken die een antwoord geven op de centrale onderzoeksvraag. De
wetenschappelijke relevantie en de centrale onderzoeksvraag hangen dus sterk samen.
90
Hoofdstuk 8: Het literatuurverslag
8.4.1 Paragraaftitel
De titel van elke paragraaf geeft het deelonderwerp of, nog beter, de deelconclusie weer.
Ook deze titel moet informatief en ladingdekkend zijn (§8.2). De deelconclusie kan
bijvoorbeeld als paragraaftitel gebruikt worden. Hieronder staan twee voorbeelden voor
paragraaftitels.
91
8.4.2 Deelonderwerp en deelvraag
Een paragraaf begint met een inleidende zin, een beschrijving van de deelvraag, waarin voor
de lezer duidelijk wordt wat in de paragraaf beschreven wordt. Deze wordt soms
voorafgegaan door een overgang tussen de voorafgaande paragraaf en de huidige
paragraaf.
In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van onderzoeken naar het effect van
matige training op de activiteit van antioxidantenzymen in het muizenhart bij
veroudering.
Bij het beschrijven van de relevante experimenten is het niet de bedoeling dat alles tot in de
kleinste details besproken wordt. De proef hoeft niet herhaald te kunnen worden (dus geen
tijden, wasstappen, hoeveelheden), maar slechts de essentie van het experiment moet
worden weergegeven. Bij het beschrijven van de resultaten is het daarentegen wel van
belang om specifiek te zijn (geef bv. de concentratie van een stof waarbij een significant
effect is gevonden). Om de experimenten en resultaten te beschrijven wordt de verleden tijd
gebruikt.
92
Hoofdstuk 8: Het literatuurverslag
- Een korte onderzoeksopzet waarbij globaal en kort (richtlijn: 3 zinnen) wordt beschreven
hoe de afhankelijke en onafhankelijke variabelen gemeten en gemanipuleerd zijn. Hierbij
wordt de onderzoekstechniek genoemd (fMRI, fotospectrometrie, etc.).
- Een beschrijving van de resultaten. Noem hierbij de onafhankelijke (wel of geen
training/therapie) en afhankelijke variabelen (BOLD-signaal in de hippocampus, SOD1-
activiteit). Voorbeeld: “X was bij groep A significant groter dan bij groep B.”.
- Fout:
In het eerste onderzoek hadden mannelijke en vrouwelijke muizen ad libitum
toegang tot voedsel (Navarro et al., 2004). Er werden 30 jongen van 28 weken oud
gemeten en 29 wel en 28 niet getrainde muizen van 52. De dieren werden getraind
vanaf week 28 tot aan de metingen. De antioxidant activiteit van SOD1, SOD2 en
catalase werd fotospectrometrisch bepaald en tevens een aantal
ademhalingsketenenzymen. Uit dit experiment bleek dat de SOD1-activiteit was
afgenomen bij de getrainde groep van 52 weken ten opzichte van de niet-getrainde
groep van dezelfde leeftijd.
De lezer moet naar belangrijkste boodschap zoeken en de proefopzet sluit niet aan op de
resultaten.
- Beter:
Eén experiment bepaalde fotospectometrisch de SOD1-activiteit in het hart van een
matig getrainde (vanaf 28 weken) en ongetrainde (controle) groep van 52 weken oude
muizen (Navarro et al., 2004). Het bleek dat de SOD1-activiteit significant was
afgenomen in de 52 weken oude getrainde muizen, vergeleken met de controlegroep.
93
- Resultaat
o De sinaasappelgroep verschilde niet significant in rectale temperatuur van de
controlegroep.
o De ….-groep had een significant hogere … dan de ….-groep.
o … was significant positief gecorreleerd met ….
o Het BOLD-signaal was significant hoger bij het uitvoeren van taak x dan in de
controleconditie / dan bij het uitvoeren van taak y.
- Conclusie van tweede onderzoek op het niveau van de deelvraag, dat te maken heeft
met het vorig onderzoek:
o In tegenstelling hiermee vonden … dat ….
o Ook … vond dat …..
- Methode & resultaat tweede onderzoek.
o Dit bleek uit een onderzoek waarin…
Met integratie van informatie wordt bedoeld dat je inhoudelijke informatie die bij elkaar hoort
ook bij elkaar bespreekt. Daarbij geef je de inhoudelijke relatie expliciet aan. De bedoeling
van het literatuurverslag is niet om een overzicht te geven van naar thema gegroepeerde
studies; de bespreking van de studies moet inhoudelijk zijn geïntegreerd. Je betoog moet bij
het literatuurverslag echt inhoudelijk zijn opgezet. In Tabel 7 worden voorbeelden gegeven
van correcte (rechterkolom) en incorrecte (linkerkolom) integratie. Bij de voorbeelden wordt
aangegeven waarom ze correct of incorrect zijn.
Tabel 7 Voorbeelden van correcte en incorrecte integratie in het middendeel van het literatuurverslag.
Niet Wel
- Om de vraag te beantwoorden of de effecten van - Raisnais (2004) liet zien dat bij jonge kinderen
de therapie blijvend zijn bespreek ik twee studies. een blijvend effect aangetoond kan worden. In
Om te beginnen werd in een onderzoek van Julie zijn studie …
en Blackson (2003)… - Julie en Blackson (2003) lieten zien dat ook
- Ook bij de studie van Raisnais (2004)… oudere kinderen 6 maanden na afloop van de
therapie nog steeds klachtenvrij waren. In hun
onderzoek …
- De effecten van de therapie lijken dus bij
verschillende leeftijdscategorieën blijvend te zijn.
94
Hoofdstuk 8: Het literatuurverslag
Misschien hebben Conner et al. (2004) het Met bovenstaande formulering wordt de tekst
onderzoek inderdaad wel gedaan om te kijken inhoudelijk gestructureerd en dat is wat je moet
of die verschillen er zijn, maar jij, als auteur van doen in het hele literatuuroverzicht.
een literatuuroverzicht, moet laten zien dat je
letterlijk een overzicht hebt van die literatuur. Jij
weet dus wat de door jou besproken auteurs
hebben gevonden, en dat moet duidelijk
worden in het literatuuroverzicht.
- Uit het vorige experiment is gebleken dat er een - Zoals hierboven is beschreven lijken reclames
positief verband bestaat tussen reclames en de een positief effect te hebben op de
naamsbekendheid van het betreffende product. In naamsbekendheid van het betreffende product.
het volgend onderzoek wordt gekeken of de Uiteindelijk gaat het producenten echter niet om
naamsbekendheid ook leidt tot een hogere omzet een verhoogde naamsbekendheid, maar om een
van het product. In de studie van Roediger en verhoging van de omzet. De vraag is dan ook of
Swatly (1997)…. een verhoogde naamsbekendheid daadwerkelijk
tot een verhoogde omzet leidt. Roediger en
Swatly (1997) lieten zien dat dit inderdaad het
geval lijkt te zijn. In hun studie …
Hier ligt de nadruk op de experimenten, niet op De inhoud is dus leidend voor de opbouw. De
de inhoud. Bovendien weet jij al wat er uit de auteurs van een literatuuroverzicht laten met
studie van Roediger en Swatly komt, anders zou een goed gekozen opbouw zien dat zij boven de
je die studie niet hier bespreken. Die reden kun stof staan en het veld overzien. Je neemt dus
je gewoon opschrijven, dat maakt voor de lezer niet de studies als uitgangspunt maar het
direct duidelijk waarom de studie relevant is in (deel)onderwerp van je paragraaf.
je betoog. Wees daarbij niet bang dat je stuk
daardoor saai wordt omdat je al vroeg
informatie aan de lezer geeft. Een
literatuurstudie is geen roman! Een lezer zoekt
in jouw stuk een antwoord op de
onderzoeksvraag, hoe duidelijker de
argumentatie voor dat antwoord, hoe beter.
- Gresch en Hall (2005) gebruikten in hun - De vraag is of het beoordelingsvermogen van
experiment 48 proefpersonen die werden mensen afhangt van de aandacht die ze schenken
geworven via een krantenadvertentie. Hun werd aan de te beoordelen boodschap. Twee aspecten
verteld dat … lijken hier een rol bij te spelen. Het eerste aspect
- Hantschel en Johnson (2006) deden onderzoek betreft de mate van geïnteresseerdheid van de
bij 76 proefpersonen. Zij gebruikten daarvoor proefpersonen in het beoordeelde. Gresch en Hall
studenten die… (2005) rapporteerden een experiment waarin aan
- Het beoordelingsvermogen van mensen blijkt 48 proefpersonen werd gevraagd om …
dus sterk af te hangen van de aandacht die ze - Het tweede aspect betreft de mate van
schenken aan de te beoordelen boodschap. geloofwaardigheid van de brenger van de
boodschap. Hantschel en Johnson (2006)
onderzochten dit aspect door …
95
Als resultaten uit verschillende onderzoeken elkaar tegenspreken, wordt daar een
verklaring voor gegeven. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan verschillen in de
gebruikte methodes. In dit geval zouden er dan eventueel meer details over de methodes
gegeven moeten worden.
8.4.7 Deelconclusie
De paragraaf wordt afgesloten met een deelconclusie waarin aangegeven wordt welke
conclusies uit de besproken informatie getrokken kunnen worden. Er wordt een expliciet
antwoord op de deelvraag gegeven die aan het begin van de paragraaf aan de orde is
gekomen. Aan het einde van de paragraaf kan eventueel al een overgang naar de volgende
paragraaf gemaakt worden.
96
Hoofdstuk 8: Het literatuurverslag
- Bovenstaande onderzoeken hebben lijken erop te wijzen dat matige beweging een
vermindering op de antioxidantenzymactiviteit bij muizen tot gevolg heeft, maar
dat dit alleen op middelbare leeftijd plaatsvindt.
§8.5 Discussie
Het onderwerp van het verslag wordt in de discussie afgesloten. De discussie wordt
geschreven volgens het omgekeerde trechtermodel (3.3.3 op blz. 36) en is als het ware het
spiegelbeeld van de inleiding. De discussie bevat de evaluatiefase uit de empirische cyclus
(Figuur 27). De discussie moet een lopend en samenhangend verhaal vormen en bevat een
aantal vaste onderdelen dat hieronder wordt beschreven.
8.5.2 Eindconclusie
In de discussie wordt de centrale onderzoeksvraag uit de inleiding beantwoord. Deze
eindconclusie vormt de belangrijkste boodschap van het verslag en moet daarom helder en
bondig geformuleerd zijn.
Inhoudelijke evaluatie
Bij de inhoudelijke evaluatie wordt naar een theoretische verklaring van de (deel)conclusies
gezocht. Zijn deze conclusies logisch of juist niet en wat zou de reden daarvan kunnen zijn?
Verschillende theorieën die de gevonden deelconclusies ondersteunen worden in dit
onderdeel van de discussie behandeld. Soms ondersteunen de deelconclusies de vooraf
geformuleerde hypothese niet. Ook in dat geval worden mogelijke verklaringen voor het
gevonden effect gegeven.
Methodologische evaluatie
Een methodologische analyse in de discussie is alleen nodig wanneer de deelconclusies
elkaar niet ondersteunen in de beantwoording van de onderzoeksvraag. Let op: de
methodologische evaluatie in de discussie is overkoepelend voor het hele literatuurverslag
en is hiermee van een breder niveau dan de methodologische evaluatie die in het
middendeel gedaan kan worden.
Vragen die kunnen helpen bij het schrijven van een de evaluatie en verklaringen:
- Wat zijn de verschillen en/of tegenstrijdigheden tussen de deelconclusies en hoe
kunnen deze verklaard worden? (inhoudelijke en methodologische verklaringen)
- Hoe overtuigend zijn de deelconclusies en waarom?
- In hoeverre geven de deelconclusies antwoord op de centrale onderzoeksvraag en
welke kennis ontbreekt nog? (vervolgvragen)
97
8.5.4 Terugkoppeling naar eerdere bevindingen
Hier worden de deelconclusies geïnterpreteerd in het licht van in de inleiding besproken
bevindingen uit eerder onderzoek. Het is ook geoorloofd om bevindingen uit andere dan in
de inleiding genoemde literatuur aan te halen, als deze de conclusies verhelderen. Het kan
voorkomen dat het beter in de logische opbouw van de tekst past om de inhoudelijke
evaluatie direct te koppelen aan een terugkoppeling naar eerdere bevindingen (zie
voorbeeld van een discussie in 8.5.7). Ook bij de terugkoppeling naar de eerdere
bevindingen is het van belang om te beargumenteren hoe eventuele verschillen met het
huidige verslag verklaard kunnen worden.
8.5.7 Afsluiting
Sluit de discussie sterk af. Dit kan bijvoorbeeld met een samenvatting van de belangrijkste
conclusies, eventueel voorafgegaan door een herhaling van de onderzoeksvraag.
98
Hoofdstuk 8: Het literatuurverslag
99
§8.6 Samenhang van het literatuurverslag
Om het verslag te kunnen volgen en de conclusie op waarde te kunnen schatten is het
belangrijk dat de samenhang tussen de verschillende onderdelen van het verslag duidelijk is
voor de lezer. De samenhang kan op allerlei manieren zichtbaar gemaakt worden en kan
worden opgesplitst in inhoudelijke (§3.4 op blz. 37) en tekstuele samenhang (§4.4 op blz. 45).
100
Hoofdstuk 8: Het literatuurverslag
Eerdere bevindingen
inleiding
Wetenschappelijke relevantie
Centrale vraag
Opbouw verslag
Deelvraag
Deelconclusie
middendeel
Deelvraag
Deelconclusie
Samenvatting
Deelconclusies
Eindconclusie
Evaluatie en verklaringen
discussie
Terugkoppeling eerdere bevindingen
Terugkop. brede context + relevantie
Suggesties vervolgonderzoek
Afsluiting
101
§8.7 De opzet van het literatuurverslag
Het schrijven van een goede opzet is een van de belangrijkste stappen in de totstandkoming
van een verslag. Hoe meer de opzet is uitgewerkt, hoe minder werk het verslag is en hoe
nuttiger de feedback van je docent kan zijn.
Het schrijven van een opzet is vooral bedoeld om de opbouw van het verslag te
systematiseren. Er moet dus van te voren bedacht worden wat in de inleiding en de
verschillende vervolgparagrafen behandeld gaat worden en wat het globale antwoord op de
voorlopige vraagstelling zal zijn. Op de volgende pagina staat een voorbeeld van een opzet,
die hoort bij het voorbeeldverslag over gewelddadige computerspellen en agressie.
De bedoeling van een opzet is dat de indeling van het uiteindelijke verslag duidelijk is en
de inhoud in grote lijnen en puntsgewijs is uitgewerkt. In de inleiding wordt al aangegeven
welke onderwerpen in de verschillende alinea's zullen worden behandeld, wordt de centrale
onderzoeksvraag genoemd en wordt de opbouw van het verslag gegeven. In het
middendeel wordt per paragraaf aangegeven i) welk deelonderwerp (vaak met behulp van
een deelvraag) wordt behandeld, ii) welke deelexperimenten worden aangedragen om de
deelvraag te beantwoorden (beschrijving onderzoeksopzet en resultaten) en uit welke
artikelen de informatie afkomstig is, iii) eventuele specifieke kritiek en iv) welke
subconclusie er getrokken kan worden op basis van deze informatie. In de discussie wordt
vervolgens aangegeven wat het ‘antwoord’ op de vraagstelling zal zijn en wordt dit
antwoord onderbouwd met de subconclusies. Verder wordt hier aangegeven welke
kritiekpunten er uitgewerkt gaan worden, hoe de beschreven onderzoeken in een bredere
context geplaatst kunnen worden en wat de suggesties voor vervolgonderzoek zijn. Als
laatste wordt de mogelijke titel bedacht.
In de opzet gaat het vooral om de structuur van het uiteindelijke verslag (in plaats van de
structuur van de gebruikte artikelen), waarin de verschillende artikelen geïntegreerd
worden per paragraaf. Het is de bedoeling om per relevant deelexperiment (en niet per
gebruikt artikel) een beschrijving van het onderzoek en de resultaten te geven en aan te
geven welk antwoord het deelexperiment geeft op de deelvraag.
102
Hoofdstuk 8: Het literatuurverslag
103
Deelexperiment 2: universiteitsstudenten moesten Bushman en
na het spelen van computerspelletjes een verhaal Anderson
afmaken. Studenten die een gewelddadig (2002)
computerspelletje hadden gespeeld zagen de
hoofdrolspeler als een gewelddadiger en
agressiever persoon dan de proefpersonen die een
niet gewelddadig computerspelletje hadden
gespeeld.
Deelexperiment 3: vijf- tot twaalfjarigen blootstellen Funk et al.
aan computerspellen. Blootstelling aan (2003)
gewelddadige computerspelletjes op lange termijn
leidde tot het ontwikkelen van ongevoeligheid
voor gewelddadig gedrag en een lagere empathie.
Specifieke kritiek: n.v.t. (resultaten spreken elkaar
niet tegen)
Deelconclusie: Er zijn aanwijzingen dat
gewelddadige computerspellen ook een
gewelddadige attitude bij jongeren kunnen
veroorzaken.
Discussie Deelconclusies: gewelddadige computerspelletjes
leiden tot verhoogd agressief gedrag bij jongeren.
Er zijn ook aanwijzingen dat zij kunnen leiden tot
het ontstaan van een agressieve attitude bij deze
groep.
Eindconclusie: het spelen van gewelddadige
computerspelletjes verhoogt agressiviteit van
jongeren
Evaluatie en verklaringen: de richting van causaliteit Colwell en
is niet bepaald bij correlatie tussen Payne (2000)
computerspellen en agressief gedrag. Het zou
kunnen zijn dat mensen die van nature agressief
zijn, juist houden van gewelddadige
computerspellen. Een andere mogelijkheid is dat
een geheel andere derde variabele de correlatie
veroorzaakt, zoals opgebouwde frustraties vanuit
een sociaal isolement.
Terugkoppeling eerdere bevindingen: naast positief Huesmann
verband tussen blootstelling aan geweld op et al. 2003
televisie op jonge leeftijd en agressief gedrag bij
volwassenen nu ook verband tussen het spelen
van gewelddadige computerspelletjes en
agressiviteit van jongeren gevonden.
Terugkoppeling brede context + maatschappelijke
relevantie: voorkomen van agressie bij jongeren
door verbieden van gewelddadige
computerspellen.
Suggesties vervolgonderzoek: effect van realistischer
spellen met een hogere mate van interactiviteit op
agressief gedrag.
104
Hoofdstuk 8: Het literatuurverslag
Literatuurlijst Anderson, C.A., & Dill, K.E. (2000). Video games and aggressive
thoughts, feelings, and behavior in the laboratory and in life.
Journal of Personality and Social Psychology, 78, 772-790.
Bushman, B.J., & Anderson, C.A. (2002). Violent video games and
hostile expectations: A test of the general aggression model.
Personality and Social Psychology Bulletin, 28, 1679-1686.
Huesmann, L.R., Moise-Titus, J., Podolski, C., & Eron, L.D. (2003).
Longitudinal relations between children’s exposure to television
violence and their aggressive and violent behavior in young
adulthood: 1977–1992. Developmental Psychology, 39, 201–222.
Silvern, S.B., & Williamson, P.A. (1987). The effects of video game
play on young children’s aggression, fantasy, and prosocial
behavior. Journal of Applied Developmental Psychology, 8, 453-462.
105
§8.8 Checklist literatuurverslag
Titel
ladingdekkend §8.2
sleutelwoorden §8.2
vloeiende zin §8.2
Inleiding
brede context + (eventueel) maatschappelijke relevantie 8.3.1
eerdere bevindingen 8.3.1
wetenschappelijke relevantie 8.3.1
centrale onderzoeksvraag 8.3.2
opbouw verslag 8.3.3
trechtervorm 3.3.1
Middendeel
inhoudelijke paragraaftitel 8.4.1
deelvraag 8.4.2
relevante experimenten 8.4.3
beknopte proefopzet 8.4.3
resultaten deelexperimenten 8.4.3
integratie verschillende artikelen 8.4.4
specifieke kritiek (indien van toepassing) 8.4.6
deelconclusie 8.4.7
Discussie
samenvatting deelconclusies 8.5.1
eindconclusie 8.5.2
evaluatie van de onderzoeken 8.5.3
verklaringen (inhoudelijk en methodologisch) 8.5.3
terugkoppeling eerdere bevindingen 8.5.4
terugkoppeling brede context en maatschap. relevantie 8.5.5
suggesties voor vervolgonderzoek 8.5.6
afsluiting 8.5.7
omgekeerde trechtervorm 3.3.3
Algemeen
≤ max. aantal woorden
samenhang deelconclusie en deelvraag 8.4.7
samenhang paragrafen en deelvraag 8.4.5
samenhang eindconclusie en centrale onderzoeksvraag §8.6
gebruik checklist inhoudelijke samenhang §3.5
gebruik checklist wetenschappelijke tekst §4.9
gebruik checklist refereren §5.9
106
HOOFDSTUK 9: HET ONDERZOEKSVERSLAG
Een onderzoeksverslag is een verslag dat je schrijft als je een experiment hebt gedaan en de
uitkomsten daarvan wilt delen met bijvoorbeeld je begeleider of de student die na jou met
het onderzoek verder gaat. De vorm waarin het onderzoeksverslag wordt geschreven komt
overeen met dat van een wetenschappelijk onderzoeksartikel. Je gebruikt deze verslagvorm
ook in het derde jaar, als je je bachelorthesis schrijft over je stage. Daarnaast is het schrijven
van een onderzoeksverslag een goede oefening voor het schrijven van een
onderzoeksartikel, wat uiteindelijk gepubliceerd kan worden in een wetenschappelijk
tijdschrift. Je hebt inmiddels als ervaring opgedaan met het schrijven van een
onderzoeksbeschrijving (hoofdstuk 7). In het onderzoeksverslag kun je de vaardigheden die
je hier op deed verder uitbouwen en verdiepen. Daarnaast bouw je verder op je ervaring van
het schrijven van een inleiding en discussie uit het literatuurverslag.
§9.1 Algemeen
In een wetenschappelijk onderzoeksartikel laten onderzoekers aan vakgenoten zien welk
onderzoek ze gedaan hebben en welke resultaten hieruit zijn gekomen. In de wetenschap is
het de bedoeling dat een onderzoeksverslag als een artikel in een wetenschappelijk
tijdschrift gepubliceerd wordt. Dit heeft een tweeledige functie, ten eerste een verspreiding
van kennis (communicatie) en ten tweede een visitekaartje afgeven van jezelf (en/of de
onderzoeksgroep waarin je werkt).
Een probleem bij het schrijven van een onderzoeksverslag is vaak om te beslissen welke
informatie in het verslag moet komen te staan en in hoeverre deze informatie moet worden
toegelicht. Het onderzoeksverslag moet voldoende informatie geven om het onderzoek te
kunnen verifiëren en repliceren. Alle stappen van de empirische cyclus worden daarom op
zodanige wijze weergegeven dat de lezer alle denkstappen, observaties en gegevens kan
volgen en verifiëren. Zorg ervoor dat het een samenhangende tekst is, zowel op inhoudelijk
(§3.4 op blz. 37 en §7.2) als tekstueel (§4.4 op blz. 45) niveau. Gebruik hierbij de checklist van
§3.5 (blz. 38).
Net als andere wetenschappelijke verslaglegging wordt een onderzoeksverslag volgens
de IMRD-structuur geschreven (3.2.1 op blz. 33). In de volgende paragrafen wordt
besproken aan welke voorwaarden de verschillende onderdelen moeten voldoen en welke
inhoud in elk van deze onderdelen hoort (Tabel 8).
Onderdeel Inhoud
titel (in één zin) Wat is de conclusie?
inleiding Wat is de onderzoeksvraag / hypothese?
Uit welke kennis komt deze vraag voort?
Waarom wordt de onderzoeksvraag gesteld?
materiaal en methode Hoe wordt de hypothese getest?
resultaten Wat zijn de resultaten/bevindingen?
discussie Wat betekenen de resultaten/bevindingen?
literatuur Naar wie is er gerefereerd?
107
§9.2 Inleiding
In de inleiding wordt de context van het onderzoek beschreven. Er wordt aangegeven wat er
is onderzocht en waarom.
In de inleiding komen alle stappen van de empirische cyclus aan bod tot aan het eigenlijke
experiment of de toetsingsfase en deze worden volgens het trechtermodel geschreven
(Figuur 9 op blz. 35). Een belangrijk onderdeel van een wetenschappelijk verslag is de
koppeling van het eigen onderzoek aan bevindingen uit eerder onderzoek. Door bestaande
literatuur te verwerken in een verslag wordt de wetenschappelijke context van het
onderzoek aangegeven. In de inleiding komt de koppeling met de literatuur met name naar
voren in de beschrijving van het probleemgebied, de formulering van de onderzoeksvraag
en de hypothese.
9.2.1 Probleemgebied
Het probleemgebied van een onderzoeksverslag bevat dezelfde onderdelen als het
probleemgebied van het literatuurverslag (brede context, (eventueel) maatschappelijke
relevantie, eerdere bevindingen en wetenschappelijke relevantie) (§3.2 op blz. 31 en §8.3 op
blz. 89).
Onder ‘eerdere bevindingen’ verstaan we de resultaten uit eerder onderzoek die direct
leiden tot de onderzoeksvraag. De eerdere bevindingen zijn het enige onderdeel van de
inleiding in de verleden tijd. Ook bij de beschrijving van de brede context en
maatschappelijke relevantie gebruik je vaak resultaten van eerder onderzoek om de inhoud
toe te lichten of te onderbouwen (‘bestaande kennis’; zie 3.3.1 op blz. 34 en verder,
geformuleerd in de tegenwoordige tijd).
9.2.2 Onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag volgt logischerwijs uit het probleemgebied (Hoofdstuk 2:). De
onderzoeksvraag wordt in een lopende zin verwerkt (8.3.2 op blz. 90) en geformuleerd in de
tegenwoordige tijd.
108
Hoofdstuk 9: Het onderzoeksverslag
9.2.3 Onderzoekshypothese
Op basis van de onderzoeksvraag wordt een onderzoekshypothese geformuleerd (§2.3 op
blz. 28). Deze onderzoekshypothese is onderbouwd met eerdere bevindingen uit
wetenschappelijke artikelen (inductie): waarom is dit waarschijnlijk het antwoord op de
onderzoeksvraag? Als er meerdere hypotheses geverifieerd gaan worden dan moeten deze
allemaal genoemd worden.
9.2.4 Onderzoeksopzet
Na de formulering van de onderzoekshypothese(s) wordt kort en globaal (richtlijn: 3 zinnen)
het experiment beschreven dat uitgevoerd gaat worden (§2.4 op blz. 28). Hierbij wordt niet
ingegaan op details, deze komen aan de orde in de materiaal en methode sectie.
9.2.5 Voorspellingen
De inleiding eindigt met een beschrijving van de voorspellingen. Dit zijn de specifieke
uitkomsten die op basis van de experimenten worden verwacht §2.4 op blz. 28). De
voorspellingen worden in de tegenwoordige tijd geschreven.
109
Deze eigenschap maakt Alu inserties zeer geschikt Maatschappelijke relevantie
voor onderzoek. Sommige Alu-inserties zijn pas (inclusief bestaande kennis)
relatief kort geleden ontstaan en dus nog niet
gefixeerd in het menselijk genoom (Batzer et al.,
1996). Aan de hand van de relatieve frequentie
waarin een ongefixeerde Alu insertie voorkomt bij
een populatie kunnen gemeenschappelijke
voorouders en genetische verschillen tussen
populaties bepaald worden en mensen ingedeeld
worden in bepaalde populaties. Het indelen van
mensen in bepaalde bevolkingsgroepen op basis
van genetische eigenschappen heeft potentiële
voordelen. Populaties van verschillende locaties
reageren soms verschillend op ziektes en
medicijnen. Als bekend is waarin de populaties
verschillen kan dit een groot medisch voordeel zijn
(Bamshad & Olson, 2003)
Onderzoek naar het verschil in de frequentie van Eerdere bevindingen
zes Alu sequenties in verschillende (leidend tot de
bevolkingsgroepen heeft aangetoond dat de onderzoeksvraag en
onderzochte populaties waarschijnlijk van hypothese)
Afrikaanse oorsprong waren en dat Europeanen het
meest verschilden met andere geografische groepen,
maar het minst verschilden onderling (Batzer et al.,
1996).
Echter, in dit onderzoek werd niet gekeken naar de Wetenschappelijke
Nederlandse bevolkingsgroep. relevantie
Daarom wordt in dit onderzoek gekeken of de Onderzoeksvraag
Nederlandse populatie verschilt met Europeanen en
niet-Europeanen op basis van een Alu frequentie.
Aan de hand van de resultaten van Batzer et al. Hypothese
(1996) is het waarschijnlijk dat Nederlanders niet
significant verschillen met andere Europeanen, en
wel significant verschillen met niet-Europeanen.
In dit onderzoek wordt gekeken naar de polymorfe Onderzoeksopzet
Alu-insertie in het 8e intron van het tissue
plasminogen activator gen (TPA25-gen). Bij een
steekproef van de Nederlandse populatie wordt
DNA geïsoleerd, dat met de PCR methode wordt
vermenigvuldigd, waarna het genotype wordt
bepaald. Hiermee kan de relatieve frequentie van de
Alu insertie worden berekend, welke vervolgens
vergeleken wordt met populaties uit het onderzoek
van Batzer et al. (1996), namelijk met de Afrikaans-
Amerikanen, Latijns-Amerikanen, Nigerianen,
Alaska Natives, Fransen en Turkse Cyprioten.
110
Hoofdstuk 9: Het onderzoeksverslag
9.3.1 Onderzoeksobjecten
Hier wordt het object van het onderzoek beschreven. Dit kan een plantensoort zijn, een
proefdier, een populatie proefpersonen, de gebruikte cellijn, enz. Geef alle informatie over
de onderzoeksobjecten die de resultaten zou kunnen hebben beïnvloed. Daarnaast wordt
ook aangegeven aan welke criteria de onderzoeksobjecten moeten voldoen (inclusiecriteria).
Omdat alleen de onderzoeksobjecten worden beschreven (en niet objecten die niet zijn
gebruikt), worden inclusiecriteria genoemd en geen exclusiecriteria. Geef het aantal
111
personen (n=xx) dat uiteindelijk is geïncludeerd in de steekproef. Er wordt geen melding
gemaakt van het aantal proefpersonen dat is geëxcludeerd, dit is niet belangrijk voor jouw
steekproef. Eindig met kort te zeggen in welke categorieën/groepen de objecten werden
onderverdeeld en hoeveel objecten elke groep bevatte.
Niet:
- Van de 400 proefpersonen werden er 23 uitgesloten omdat ze zwanger waren en
14 omdat ze medicijnen gebruikten die de rijvaardigheid beïnvloedden.
Wel:
- De proefpersonen (n=363) waren vrouw, niet zwanger en gebruikten geen
medicijnen die de rijvaardigheid beïnvloedden.
Informatie onderzoeksobjecten:
- Details over de gebruikte bacterie- of cellijn
- Herkomst of populatie van proefdieren of planten
- Het geslacht van de onderzoeksobjecten/proefpersonen/deelnemers
- Beschrijving indeling van de objecten in verschillende groepen
- Aantal geteste objecten per groep bij aanvang van het experiment
- Samenstelling van de groepen
- Manier van verzameling (bijvoorbeeld gerandomiseerd)
- Inclusiecriteria
9.3.3 Procedure
Beschrijf hier de specifieke handelingen van het experiment die zijn gedaan in een logische
volgorde. Dit is niet altijd de volgorde die is aangehouden tijdens het uitvoeren van het
experiment. Beschrijf het experiment in voldoende detail om het te kunnen herhalen, zonder
overbodige informatie te geven (wees dus beknopt). Ga uit van enige kennis bij de lezer van
het vakgebied waarin het onderzoek is verricht.
Niet:
- Dat een labjas werd aangetrokken
- Dat handschoenen werden gebruikt
Wel:
- Relevante kwantitatieve aspecten zoals incubatietijden, temperaturen en
concentraties
- Specificaties van gebruikte chemicaliën en apparatuur (merk en leverancier)
- Concentraties en samenstellingen van reagentia en oplossingen
- Details over vragenlijsten of stimuli die de proefpersonen of proefdieren
aangeboden kregen
112
Hoofdstuk 9: Het onderzoeksverslag
9.3.4 Data-analyse
In deze belangrijke subparagraaf geef je aan welke data je in de resultatensectie gaat
bespreken en welke afhankelijke en onafhankelijke variabelen je met elkaar gaat vergelijken
of correleren. Ook beschrijf je welke statistiek je gaat toepassen om te kijken of verschillen of
correlaties significant zijn. Controleer altijd achteraf of je alles wat je in bij de resultaten
noemt, ook in de data-analyse hebt aangekondigd, en andersom.
Het is soms lastig om te bepalen of gegevens horen bij de subparagraaf over de data-
analyse of bij een eerdere procedurele subparagraaf. In een procedurele subparagraaf horen
alle gegevens die je tijdens het uitvoeren van het experiment in je labjournaal opschrijft
(hoeveelheden, aantal cellen, hartslag op moment x). In de subparagraaf over de data-
analyse horen alle berekeningen die je ook na afloop van het experiment nog kan doen.
113
cellen).
- Hoe de afhankelijke variabele (en soms ook de onafhankelijke) variabele berekend
werden (als er een berekening nodig is).
- Eventueel normalisatie van de data (bijvoorbeeld: percentage ten opzicht van de
controle, log-transformatie)
- Hoe eventueel data per groep zijn samengevat (bijvoorbeeld: gemiddelde,
mediaan).
- Welke maat van variabiliteit is gebruikt (bijvoorbeeld: standaardafwijking,
standaardfout of interkwartielrange).
- Welke groepen met elkaar zijn vergeleken, op basis van welke afhankelijke
variabele / welke variabelen met elkaar worden gecorreleerd.
- Welke statistische toetsen er zijn gebruikt en of er bijvoorbeeld getoetst is op
normaliteit (bijvoorbeeld chikwadraattoets voor passendheid).
- Welke significantiegrens is aangehouden (bijvoorbeeld p < 0,05).
Voorbeeld:
- Om de data te analyseren werd eerst de allelfrequentie van de proefpersonen
berekend. De invloed van etniciteit op de allelfrequentie werd bepaald met behulp
van een one-way ANOVA. Met behulp van Tukey’s HSD post-hoctesten werden
onderlinge verschillen van Nederlanders, Afrikaans-Amerikanen, Latijns-
Amerikanen, Nigerianen, Alaska-Natives, Fransen en Turks-Cyprioten, met elkaar
vergeleken. Een p-waarde lager dan 0,05 werd als significant beschouwd.
§9.4 Resultaten
In de resultatensectie worden de belangrijkste bevindingen van het onderzoek op het niveau
van de voorspellingen objectief gepresenteerd in een logische volgorde. In deze sectie
worden de resultaten niet geïnterpreteerd, er worden geen verklaringen gegeven voor
(onverwachte) resultaten en er worden geen conclusies getrokken (dit komt in de discussie
aan bod). Wanneer de resultaten van meerdere experimenten worden beschreven is het
handig om de resultatensectie in paragrafen onder te verdelen. De titel van een paragraaf
geeft het belangrijkste resultaat van het beschreven experiment weer.
De resultatensectie bestaat uit een lopende tekst met tabellen en grafieken. De resultaten
zijn in het verleden vastgesteld en worden dan ook in de verleden tijd beschreven (4.3.4 op
blz. 45). Voordat er begonnen wordt met het schrijven van de tekst van de resultatensectie, is
het handig dat de figuren en/of tabellen al gemaakt zijn. Probeer te schrijven vanuit dit
uitgangsmateriaal; neem de lezer aan de hand en maak logische stappen. Alle resultaten van
het experiment worden beschreven, dus ook de resultaten die geen significant verschil laten
zien en de resultaten die niet verwacht worden op basis van de voorspellingen. Tabellen die
uit de statistiekprogramma’s komen mogen niet als zodanig worden gekopieerd in het
verslag. De uitkomst van de statistische bewerkingen en toetsen dienen beschreven te
worden in de tekst en worden weergegeven in de tabellen of grafieken die de resultaten
beschrijven.
114
Hoofdstuk 9: Het onderzoeksverslag
verduidelijking, maar het is niet vereist. De uitval geeft een beeld van hoe goed het
onderzoek is uitgevoerd. Het uitvalspercentage wordt als volgt berekend:
Verder mogen de getallen voor de grootte van de groepen die bestudeerd zijn in de
resultatensectie herhaald worden, maar moeten in ieder geval in materiaal- en
methodesectie staan.
Samengevat: in de tekst van de resultatensectie worden twee dingen vermeld: (i) een verbale
omschrijving van het onderzoeksresultaat (zodat het voor de lezer duidelijk wordt of het
resultaat al dan niet overeenkomt met de voorspelling), onderbouwd met cijfers
(gemiddelde/ mediaan en spreiding) en (ii) de waarde van de toetsingsgrootheid met de
bijbehorende overschrijdingskans (p-waarde)
115
Tabel 3. Gemiddelde lichaamslengte van volwassen vrouwen uit verschillende
bevolkingsgroepen. Weergegeven zijn de gemiddelde lichaamslengtes (cm) van
volwassen vrouwen uit Nederland en Brazilië, de standaardfout (standard error, SE)
en het aantal proefpersonen per bevolkingsgroep (n).
Resultaten in tekst:
De gemiddelde lichaamslengte van volwassen Nederlandse vrouwen (169 ± 5,7 cm)
bleek significant groter te zijn dan die van volwassen Braziliaanse vrouwen (159 ± 5,2
cm), t(87)=5,34, p<0,05 (tabel 3).
Overschrijdingskans (p-waarde)
Als de p-waarde groter is dan 0,05 (bij een significantiegrens van α=0,05) dan is het resultaat
niet significant (n.s.); het is dan gebruikelijk om niet de exacte p-waarde in de tekst te
vermelden, maar: p > 0,05 (of N.S.). Als de p-waarde wel kleiner is dan 0,05, en het resultaat
dus significant is, is het gebruikelijk om de exacte (afgeronde) p-waarde te vermelden
(bijvoorbeeld p = 0,032). Maar let op! In SPSS output-tabellen staat vaak p=0,000 gegeven, dit
is een afronding en betekent niet dat p = 0 (de p-waarde kan per definitie namelijk niet gelijk
zijn aan nul), in dit geval kun je het beste vermelden: p < 0,001.
Hieronder staan enkele voorbeelden van notaties van statistische toetsing in de tekst van
de resultaten sectie.
116
Hoofdstuk 9: Het onderzoeksverslag
Figuren
Figuren zijn visuele representaties van de resultaten die de lezer van het verslag snel moet
kunnen begrijpen, zonder het gehele verslag gelezen te hebben. Voorbeelden van figuren
zijn grafieken, diagrammen, foto’s, tekeningen, schema’s en modellen. Omdat figuren
zelfstandig leesbaar moeten zijn, hebben ze een onderschrift met het figuurnummer, een
figuurtitel en een beschrijving van het figuur (Figuur 29).
Y-as
as markering
significant verschillend p<0.05
aantal epitheelcellen (x100.000)
25 standaarddeviatie/
Y-as titel * ‘error bar’
20
15
10
X-as
5
figuurnummer 0 figuurtitel
CONTROLE X
1 Y
Figuur 1. Het effect van substantie X en Y op het aantal epitheelcellen.
onderschrift Weergegeven is het gemiddelde aantal epitheelcellen ± SD zonder
toevoeging (controle) en onder invloed van substantie X en Y. *, P<0.05 .
117
- De assen hebben titels, waarin de variabele met een eenheid staat bijvoorbeeld tijd (s).
Een uitzondering is een staafdiagram waarbij de x-as (meestal) geen titel heeft maar
waar onder de staven aangegeven wordt wat deze staven representeren.
- De gebruikte symbolen en/of kleuren worden beschreven in een legenda. Deze legenda
staat bij voorkeur in het figuur zelf (bijvoorbeeld onder de staven of bij de lijnen) of in
het onderschrift. Let op: de symbolen die gebruikt worden om significante verschillen
aan te duiden worden alleen in het onderschrift beschreven.
- Op de assen worden schaaleenheden weergegeven.
- Standaarddeviaties of standard errors worden met ‘error bars’ weergegeven. In het
onderschrift wordt aangegeven wat de error bars aangeven.
- Significante verschillen (p < 0,05) worden aangegeven met een *. Dit wordt in het
onderschrift uitgelegd.
- Gebruik simpele tweedimensionale lijngrafieken, staafdiagrammen of scatterplots.
- Vermijd het gebruik van driedimensionale grafieken.
- Focus op de data: houd de figuren simpel met weinig details (gebruik geen
achtergrondkleuren of gridlines, label de lijnen/staven, etc.).
- Gebruik eventueel kleur en/of verschillende lijntypes voor verschillende lijnen in een
lijngrafiek.
Tabellen
In tabellen staan getallen of tekst in kolommen. Belangrijke punten bij het maken van een
tabel:
- Iedere kolom heeft een titel. Als dit een grootheid is, wordt ook de eenheid tussen
haakjes gegeven, bijvoorbeeld ‘snelheid (m/s)’.
- Boven de tabel staat het bovenschrift met het tabelnummer, de titel en overige details
van de tabel.
- Door middel van voetnoten (sterretjes, letters of symbolen) kunnen details over de data
in de tabel aangeven worden, bijvoorbeeld significante verschillen.
- In het bovenschrift moet voldoende informatie gegeven worden om de tabel
onafhankelijk van de tekst te kunnen begrijpen.
- Als in een tabel afkortingen worden gebruikt, moet de betekenis van de afkortingen ook
in een voetnoot of in het bovenschrift vermeld worden (Figuur 30).
tabeltitel
tabelnummer
Tabel 1. Aantal epitheelcellen na toediening van substantie X en substantie Y. Weergegeven is het bovenschrift
aantal epitheelcellen x 100.000 (n) en de standaarddeviatie (SD).
Toediening n SD
kolom titel
fysiologisch zout (CON) 10 2
substantie X 20* 1
data
substantie Y 13 4
CON: controle
*: significant verschillend ten opzichte van controle, p < 0,05 voetnoten
118
Hoofdstuk 9: Het onderzoeksverslag
§9.5 Discussie
Het onderwerp van het verslag wordt in de discussie afgesloten. De discussie wordt
geschreven volgens het omgekeerde trechtermodel (Figuur 11 op blz. 37, 3.3.3 op blz. 36) en
is als het ware het spiegelbeeld van de inleiding. In de discussie worden de bevindingen uit
de resultatensectie geïnterpreteerd in het licht van de onderzoekshypothese(s) en de eerdere
bevindingen uit de inleiding. Vaak komen uit de waarnemingen (resultaten) en conclusies
nieuwe theorieën en onderzoekshypotheses naar voren (inductiefase).
De discussie moet een lopend en samenhangend verhaal vormen. Dit verhaal bevat een
aantal vaste onderdelen dat hieronder wordt beschreven.
119
inhoudelijke evaluatie is het belangrijk om niet alleen de mogelijke oorzaak van de
tegenstrijdigheden te benoemen, maar ook te beschrijven hoe deze zaken de resultaten
hebben kunnen beïnvloeden.
9.5.6 Afsluiting
Sluit de discussie sterk af. Dit kan in ieder geval met de belangrijkste conclusie(s), eventueel
voorafgegaan door een herhaling van de onderzoeksvraag. Er kan daarnaast ook afgesloten
worden met de terugkoppeling van de conclusies naar het probleemgebied.
120
Hoofdstuk 9: Het onderzoeksverslag
Uit dit onderzoek is gebleken dat de Alu frequenties in het Bespreking van de
8e intron van het TPA-25 gen van de Franse en Turks- resultaten op het
Cypriotische populaties niet verschilden van de Alu niveau van de
frequentie van de Nederlandse populatie. De Alu onderzoeksvraag
frequenties van de Afrikaans-Amerikanen, Latijns- (conclusie)
Amerikanen, Nigerianen en Alaska Natives verschilden
juist wel van de Alu frequentie van de Nederlandse
populatie. Deze uitkomst bevestigt de hypothese dat de
Alu frequenties van de Europese populaties niet van de
Alu frequentie van de Nederlandse populatie verschillen
en dat de Alu frequenties van de niet-Europese populaties
wel van de Alu frequentie van de Nederlandse populatie
verschillen.
Op basis van dit onderzoek is er te concluderen dat de Evaluatie en
Nederlandse populatie verwant is aan andere Europese inhoudelijke
populaties en niet aan niet-Europese populaties. Dit is te verklaringen van het
verklaren door de geografische ligging van Nederland ten onderzoek (inclusief
opzichte van de andere Europese landen. De kans op bestaande kennis)
genuitwisseling met populaties uit Europa is veel groter
geweest dan de kans op genuitwisseling met populaties
uit verder gelegen landen.
De resultaten die uit dit onderzoek verkregen zijn kunnen Evaluatie en
echter beïnvloed zijn door een aantal factoren. Ten eerste methodologische
is in dit onderzoek alleen naar de Alu insertie in het 8e verklaringen van het
intron van het TPA-25 gen gekeken en niet naar meerdere onderzoek
loci. Ten tweede zijn de resultaten van de gelelektroforese
van een foto afgelezen en niet van de gel zelf. Het kan zijn
dat de foto minder duidelijk was dan de gel waardoor
bepaalde bandjes niet te zien waren, terwijl deze op gel
wel zichtbaar waren. Hierdoor kunnen fouten zijn
gemaakt in de genotypering.
Uit eerder onderzoek werd al geconcludeerd dat er binnen Terugkoppeling naar
de Europese populatie weinig genetische variatie is, maar eerdere bevindingen
dat er tussen de Europese en niet-Europese populaties
meer genetische variatie is (Batzer et al., 1996). De
resultaten uit dit onderzoek sluiten aan bij dit onderzoek.
Er is weinig genetische variatie tussen Europeanen omdat Terugkoppeling naar
de Alu frequenties niet significant verschillen. De brede context en
Europeanen kunnen dus in dezelfde genetische groep maatschappelijke
ingedeeld worden. Uit eerder onderzoek bleek al dat de relevantie (inclusief
indeling in groepen op basis van de aanwezigheid van een bestaande kennis)
Alu de reactie op een medicijn van die groepen kon
voorspellen (Bamshad & Olsen, 2003). Omdat de
Europeanen op basis van de Alu insertie in dezelfde groep
ingedeeld kunnen worden zullen zij dus ook hetzelfde op
bepaalde medicijnen kunnen reageren. Hierbij moet wel
rekening gehouden worden dat in het huidige onderzoek
slechts naar één locus is gekeken.
121
Doordat in het huidige onderzoek slechts naar één locus is Suggestie voor
gekeken zou in een vervolgonderzoek naar Alu sequenties vervolgonderzoek
in meerdere genen gekeken moeten worden zodat
uitgesloten kan worden dat de conclusies die worden
getrokken alleen gelden voor de Alu inserties in het 8e
intron van het TPA-25 gen.
Wat uit dit onderzoek dus geconcludeerd kan worden is Afsluiting
dat er tussen de Nederlandse populatie en niet-Europese
populaties wel genetische variatie is en tussen de
Nederlandse populatie en Europese populaties minder
genetische variatie.
122
Hoofdstuk 9: Het onderzoeksverslag
Titel
ladingdekkend §8.2
sleutelwoorden §8.2
vloeiende zin §8.2
Inleiding
brede context + (eventueel) maatschappelijke relevantie 9.2.1
eerdere bevindingen 9.2.1
wetenschappelijke relevantie 9.2.1
onderzoeksvraag 9.2.2
onderzoekshypothese 9.2.3
onderzoeksopzet 9.2.4
voorspellingen 9.2.5
onderbouwing met behulp van literatuur §9.2
trechtervorm § 3.2
Materiaal en Methode
onderzoeksobjecten 9.3.1
onderzoekslocatie (indien van toepassing) 9.3.2
procedure 9.3.3
data-analyse 9.3.4
repliceerbaar, bondig en specifiek 0
Resultaten
uitval onderzoeksobjecten 9.4.1
tekst begrijpelijk onafhankelijk van figuren/tabellen (en andersom) 9.4.2
verwijzingen naar figuren/tabellen 9.4.3
statistiek verwerkt in tekst en figuren/tabellen 9.4.2; 9.4.3
correcte lay-out figuren en tabellen 9.4.3
geen interpretatie van resultaten en geen conclusies 9.4.2
Discussie
samenvatting belangrijkste resultaten 9.5.1
de conclusie 9.5.1
evaluatie van het onderzoek 8.5.3; 9.5.2
verklaringen (inhoudelijk en methodologisch) 8.5.3; 9.5.2
terugkoppeling eerdere bevindingen 8.5.4; 9.5.3
terugkoppeling brede context en maatschappelijke relevantie 8.5.5; 9.5.4
suggesties voor vervolgonderzoek (inhoudelijk en methodologisch) 8.5.6; 9.5.5
afsluiting 8.5.7; 9.5.6
omgekeerde trechtervorm 3.3.3
Algemeen
samenhangend verhaal (onderdelen sluiten goed op elkaar aan) §3.4; 7.2.1;
§8.6
gebruik checklist inhoudelijke samenhang §3.5
gebruik checklist wetenschappelijke tekst §4.9
gebruik checklist refereren §5.9
123
124
HOOFDSTUK 10: HET ONDERZOEKSVOORSTEL
Een onderzoeksvoorstel is een onderbouwd voorstel voor het doen van een onderzoek, met
als doel daar geld voor te krijgen. Eén van de taken van onderzoekers is het binnenhalen van
financiering voor hun eigen onderzoek en daarom is het belangrijk dat je hiermee oefent Als
bachelorproject kun je ervoor kiezen om een onderzoeksvoorstel te schrijven. Ook kun je
voor het behalen van een honoursaantekening een onderzoeksvoorstel schrijven. Als
afsluiting van sommige researchmasters is het ook gebruikelijk dat je een
onderzoeksvoorstel schrijft, wat je vervolgens ook echt indient. Als de subsidie wordt
toegekend, kun je op het uitvoeren van je eigen onderzoeksvoorstel gaan promoveren.
Dit is de eerste opdracht bij AV waarbij je je creativiteit kunt gebruiken door – in duo’s –
een eigen experiment te bedenken en uit te werken, op basis van wetenschappelijke
literatuur. Binnen de werkgroep gaan jullie elkaars voorstellen een rangorde geven, wat
ertoe leidt dat het beste voorstel per werkgroep doorgaat naar een volgende ronde. In de
laatste ronde bepaalt een vakjury per studierichting wat de beste drie onderzoeksvoorstellen
zijn.
§10.1 Algemeen
Onderzoek wordt gefinancierd door drie geldstromen uit verschillende richtingen.
Universiteiten krijgen via de eerste geldstroom een gedeelte van de financiering voor
wetenschappelijk onderzoek direct van de overheid. Daarnaast stelt de overheid via de
tweede geldstroom subsidies beschikbaar aan de Nederlandse Organisatie voor
Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Koninklijke Nederlandse Academie van
Wetenschappen (KNAW), welke deze verdelen onder excellente en vernieuwende
wetenschappelijke onderzoeken. Tot slot kunnen onderzoekers zelf geld verwerven via het
bedrijfsleven, patiëntenorganisaties en stichtingen. Deze derde geldstroom is
overheidsonafhankelijk.
Om aanspraak te kunnen maken op financiering voor een nieuw onderzoek, wordt een
uitgewerkt idee voor dit onderzoek gepresenteerd aan de subsidiënten in een
onderzoeksvoorstel. In dit voorstel worden één of meerdere experimenten of projecten
helder beschreven en worden de wetenschappelijke relevantie en de innovatieve aspecten
van het onderzoek aangegeven. Daarnaast wordt er soms gevraagd om het voorstel
mondeling te verdedigen in een presentatie. Aan de hand van het schriftelijke voorstel en de
mondelinge presentatie wordt bepaald of er een financiering wordt verstrekt om het
voorgestelde onderzoek uit te voeren.
Het schrijven van een onderzoeksvoorstel is daarom een zeer belangrijke vaardigheid
waar elke onderzoeker mee te maken krijgt.
§10.2 Titel
De titel is het eerste dat gelezen wordt van het onderzoeksvoorstel en moet pakkend zijn,
waardoor de aandacht van de lezer getrokken wordt. De titel moet wel bondig geformuleerd
worden en de lading van het voorstel goed dekken (§8.2 op blz. 88).
§10.3 Abstract
Hoewel een abstract aan het begin van een onderzoeksvoorstel staat, wordt dit als laatst
125
geschreven. Het abstract is een overzichtelijke samenvatting van het gehele
onderzoeksvoorstel, waarin beknopt de wetenschappelijke context en een beschrijving van
het onderzoek worden weergegeven.
In het abstract zijn alle onderdelen uit het onderzoeksvoorstel terug te vinden (de brede
context + (eventueel) maatschappelijke relevantie, eerdere bevindingen, wetenschappelijke
relevantie, de onderzoeksvraag, een beknopte beschrijving van de onderzoeksopzet, de
relevantie en de innovatieve aspecten van het onderzoek). Het abstract moet op zichzelf te
lezen en te begrijpen zijn en wordt in een lopende tekst geschreven, waarin de beschreven
onderdelen logisch op elkaar aansluiten. In het abstract wordt niet verwezen naar andere
delen van het onderzoeksvoorstel en er wordt niet gerefereerd. Op andere plaatsen in het
onderzoeksvoorstel komen de onderdelen uitgebreider aan bod en wordt er wel verwezen
naar literatuur.
126
Hoofdstuk 10: Het onderzoeksvoorstel
§10.4 Projectbeschrijving
In dit onderdeel wordt het daadwerkelijke experiment beschreven. Dit onderdeel bestaat uit
twee onderdelen: de inleiding en de experimentele opzet.
10.4.1 Inleiding
De inleiding in het onderzoeksvoorstel bevat dezelfde onderdelen van de empirische cyclus
en volgt dezelfde structuur als de inleiding van een onderzoeksverslag (§9.2 op blz. 108).
Om de wetenschappelijke context van het onderzoek aan te geven worden alle onderdelen
onderbouwd met literatuur. In de inleiding wordt daarom ook de relevantie van het
probleemgebied weergegeven. Hierin wordt uitgelegd waarom het belangrijk is dat er
onderzoek gedaan wordt naar dit onderwerp. Het gaat hier om de algemene relevantie.
Soms is dit heel duidelijk, bijvoorbeeld in het geval van een ziekte waar een oplossing voor
gezocht wordt. Om de relevantie overtuigend neer te zetten kunnen veel argumenten
aangedragen worden uit de bestaande kennis, zoals de prevalentie van de ziekte, de
kwaliteit van leven voor de patiënt, de impact op de naaste omgeving van de patiënt, de
aanwezigheid van behandelmethoden, de bijwerkingen van de huidige behandelmethoden,
de kosten van de behandeling, de kosten van de verzorging van de patiënt, etc.
127
mogelijk experiment te ontwerpen. Wees je bij het ontwerpen ervan bewust dat er meerdere
mogelijkheden (operationalisaties) zijn om één en dezelfde onderzoeksvraag te
onderzoeken. Er zijn immers meerdere variabelen die een maat zijn voor het construct / de
constructen uit je onderzoeksvraag. Maak daar eerst een overzicht van en zoek in literatuur
op voor welke van deze variabelen al onderzoeksmethoden beschikbaar zijn, voordat je een
keuze maakt voor een bepaald ontwerp.
Bedenk bij het ontwerpen van je experiment goed wat je onafhankelijke en afhankelijke
variabelen zijn en hoe je statistisch kunt toetsen of de onderzoekshypothese klopt. Je moet
van te voren nadenken over alle mogelijke uitkomsten van het experiment, zodat je geen
vooroordeel hebt over de uitkomst. Dit doe je door van te voren de statistische nulhypothese
en alternatieve hypothese(s) te formuleren op het niveau van het experiment. Op basis
hiervan kun je nagaan of je hypothese toetsbaar is met de door jou voorgestelde procedure.
Op deze manier zal het experiment een dataset opleveren die antwoord kan geven op de
onderzoeksvraag.
Onderzoeksobjecten
Hier worden gegevens vermeld over de proefobjecten of -personen die gebruikt gaan
worden in het onderzoek (9.3.1 op blz. 111), zoals geslacht, leeftijd en herkomst. Ook alle
voorwaarden waaraan de onderzoeksobjecten moeten voldoen (inclusiecriteria, dus
“Deelnemers waren niet-rokers.”’ in plaats van “Er mochten geen rokers meedoen.”)
worden genoemd, bijvoorbeeld 20<BMI<25, niet roken, geen hartafwijkingen. Beschrijf ook
hoe de proefpersonen zullen worden verkregen. Ten slotte worden de steekproefgrootte, de
indeling in groepen en de groepsgroottes vermeld.
Locatie
Indien de locatie van het experiment de resultaten zou kunnen beïnvloeden, wordt onder dit
kopje informatie over de locatie van het experiment gegeven. Veelal is dit alleen nodig voor
veldonderzoek en is het niet gebruikelijk voor laboratoriumstudies (9.3.2 op blz. 112).
Procedure
Hier wordt gedetailleerd en volledig de onderzoeksopzet beschreven. Uit een goede en
volledige beschrijving van de procedure moet blijken dat er goed is nagedacht over de
methodologie van het onderzoek, doordat er rekening is gehouden met controles,
randomisatie, confounding factors en bias.
De antwoorden op bovenstaande vragen worden niet expliciet één voor één vermeld, maar
128
Hoofdstuk 10: Het onderzoeksvoorstel
komen aan bod in de beschrijving van het experiment. Vaak wordt een experiment in een
chronologische volgorde beschreven. Er wordt vermeld welke onderzoeksgroepen er zijn,
welke variabelen worden gemeten en welke methoden worden gebruikt.
De praktische haalbaarheid van het experiment wordt versterkt door aan te geven dat de
beschreven methoden al in eerdere onderzoeken zijn toegepast. Dit wordt gedaan door bij
de beschrijving van de methoden te verwijzen naar bestaande methoden uit de literatuur.
Het experiment moet te allen tijde realistisch zijn. Daarnaast wordt geen financiering
gegeven voor onderzoeken die de integriteit van proefpersonen of dieren onnodig schaden
en dus moet er in het experiment rekening gehouden worden met ethische aspecten.
Data-analyse
In de analyse wordt vermeld welke data in het onderzoek verzameld worden en welke
groepen met elkaar vergeleken worden. De te gebruiken statistische methode om de data te
analyseren wordt beschreven, als ook de significantiegrens (9.3.3 op blz. 112).
Wetenschappelijke relevantie:
de resultaten kunnen meer kennis opleveren over een onderzoeksgebied of inzicht
geven in een bepaald (ziekte)verschijnsel.
Maatschappelijke relevantie:
de resultaten kunnen van belang zijn voor het beleid van de overheid, de verbetering
van de kwaliteit van leven, of de industriële vernieuwing van producten.
10.5.1 Relevantie
De relevantie komt op twee niveaus terug in het onderzoeksvoorstel: terwijl in de inleiding
de relevantie van het hele probleemgebied wordt besproken (10.4.1), wordt onder het aparte
kopje ‘relevantie’ juist de relevantie van de resultaten van het voorgestelde experiment
beschreven. Hierbij wordt uitgelegd hoe de resultaten van het voorgestelde onderzoek
zullen bijdragen aan het oplossen van het probleem. Dit is dus veel specifieker dan de
relevantie van het probleemgebied.
Als er in het voorstel een nieuw medicijn of een nieuwe vorm van diagnostiek getest
wordt dan is de relevantie van het voorstel bijvoorbeeld dat er mogelijk een betere,
goedkopere of minder toxische behandelmethode beschikbaar is, of dat de diagnose sneller
vastgesteld kan worden, waardoor eerder kan worden begonnen met de behandeling.
129
Soms liggen de relevantie van het probleemgebied en de relevantie van het experiment dicht
bij elkaar, waardoor er overlap of herhaling in deze onderdelen plaats kan vinden.
In het algemeen geldt echter dat er sprake is van een niveauverschil tussen deze onderdelen,
de relevantie van het probleemgebied is veel algemener dan de relevantie van het
beschreven onderzoek zelf.
Een tip voor het maken van onderscheid tussen de niveaus: de beschrijving van de
relevantie van een probleemgebied zou gebruikt kunnen worden bij verschillende
onderzoeksvoorstellen, terwijl de relevantie van het beschreven onderzoeksvoorstel
niet uitwisselbaar is.
Hieronder volgt een tweede voorbeeld, waarbij alleen de relevantie genoemd wordt.
130
Hoofdstuk 10: Het onderzoeksvoorstel
goed blijft. Als er uit dit onderzoek blijkt dat er een verband bestaat tussen
slaapapneu en insulineresistentie, dan zou er bij het diagnosticeren van slaapapneu
ook de mate van insulineresistentie vastgesteld moeten worden, zodat het
ontwikkelen van diabetes type II bij deze patiënten preventief kan worden
tegengegaan.
Op wetenschappelijk niveau is het van belang om vast te stellen of slaapapneu
inderdaad leidt tot insulineresistentie en uiteindelijk tot diabetes type II, zodat er
meer onderzoek gedaan kan worden naar de mogelijkheden voor specifieke preventie
van diabetes type II.
10.5.2 Innovatie
Vervolgens wordt onder het kopje ‘innovatie’ beschreven welke vernieuwende aspecten het
beschreven experiment heeft, en wat de meerwaarde van dit experiment is ten opzichte van
eerder en/of ander onderzoek. Ook dit wordt weer onderbouwd aan de hand van
wetenschappelijke literatuur.
§10.6 Projectplanning
Onderdeel van een onderzoeksvoorstel is de projectplanning. Dit bestaat uit een
tijdsplanning en een overzicht van de kostenposten waaraan de subsidie die aangevraagd
wordt zal worden besteed. Bij het onderzoeksvoorstel in het eerste jaar hoef je nog geen
tijdsplanning en kostenposten te specificeren. Omdat het wel inzicht geeft in waar je in een
onderzoeksvoorstel rekening mee moet houden, worden in deze paragraaf deze onderdelen
beschreven.
10.6.1 Tijdsplanning
Hier wordt globaal weergegeven wat de verwachte tijdsplanning is voor het voorgestelde
onderzoek. In een overzichtelijke tabel wordt voor elke stap van het onderzoek vermeld
hoeveel tijd dit onderdeel zal kosten.
131
Dus niet:
- Muizen laten wennen aan verblijf 1 week
- Muizen (n=12) incuberen met stof X 2 weken
- Morris water maze test 2 weken
- Bloed afnemen 1 dag
- Cortisol meten 1 dag
Maar wel:
- Uitvoeren experiment (Morris water maze + cortisolmeting) 1 maand
Het schrijven van een publicatie gebeurt tussen de bedrijven door en wordt daarom ook niet
als expliciet onderdeel genoemd. De tijd die hiervoor nodig is wordt verwerkt in de gehele
planning.
10.6.2 Kostenposten
Het moet helder zijn waar een eventuele subsidie voor gebruikt gaat worden. Daarom
worden hier alle kostenposten van het onderzoek gespecificeerd. De kostenposten zullen
vooral bestaan uit personele kosten (aio, analisten, personeel voor veldwerk) en materiële
kosten (labmateriaal, veldwerkmateriaal, ruimten, proefdieren). Het is voldoende om aan te
geven waar geld voor nodig is, er hoeft niet vermeld te worden hoeveel geld er nodig is.
132
Hoofdstuk 10: Het onderzoeksvoorstel
Titel
lading dekkend §8.2; §10.2
Sleutelwoorden §8.2; §10.2
vloeiende zin §8.2; §10.2
Abstract
brede context + (eventueel) maatschappelijke relevantie 9.2.1; §10.3
eerdere bevindingen 9.2.1; §10.3
wetenschappelijke relevantie 9.2.1; §10.3
onderzoeksvraag 9.2.2; §10.3
onderzoeksopzet 9.2.4; §10.3
relevantie onderzoek §10.3
innovatie onderzoek §10.3
beknopt en in lopende tekst §9.2; §10.3
≤ max. aantal woorden
Projectbeschrijving - Inleiding
brede context + (eventueel) maatschappelijke relevantie 9.2.1; 10.4.1
eerdere bevindingen 9.2.1; 10.4.1
wetenschappelijke relevantie 9.2.1; 10.4.1
onderzoeksvraag 9.2.2; 10.4.1
onderzoekshypothese 9.2.3; 10.4.1
onderzoeksopzet 9.2.4; 10.4.1
voorspellingen 9.2.5; 10.4.1
onderbouwing met behulp van literatuur § 9.2; 10.4.1
trechtervorm § 3.2
Relevantie en Innovatie
relevantie 10.5.1
innovatie 10.5.2
onderbouwing met behulp van literatuur §10.5
Algemeen
samenhangend verhaal (onderdelen sluiten goed op elkaar aan) §3.4; 7.2.1;
§10.7
gebruik checklist inhoudelijke samenhang §3.5
gebruik checklist wetenschappelijke tekst §4.9
gebruik checklist refereren §5.9
133
134
HOOFDSTUK 11: DE WETENSCHAPPELIJKE PRESENTATIE
Bij AV geef je eerst samen met een medestudent een wetenschappelijke presentatie in de
vorm van een zogenaamde ‘nieuwsflits’. Hierop krijg je feedback van je medestudenten en
van de docent. In het tweede semester geef je een eindpresentatie over een wetenschappelijk
artikel. Hiervoor krijg je een cijfer, dat meetelt voor je eindcijfer van AV. Later in je studie
geef je meerdere presentaties. Je laatste presentatie tijdens je bachelor is tijdens de
presentatie van je bachelorproject. Hier vat je de resultaten van je stage of je
onderzoeksvoorstel samen in een presentatie van een kwartier. In je leven als professional
zul je ook presentaties moeten geven over je bevindingen, of dat nu op wetenschappelijke
conferenties, tijdens group meetings of bij een klant is.
In dit hoofdstuk vind je de aanwijzingen die je bij wetenschappelijke presentaties volgt
om je kennis zo goed mogelijk over te brengen op je publiek. Bij een aantal onderwerpen
worden in de grijze blokken aandachtspunten gegeven, die je kunt gebruiken om na te gaan
of je presentatie goed in elkaar zit.
§11.1 Algemeen
Voor de overdracht van wetenschappelijke kennis is zowel schriftelijke als mondelinge
uitdrukkingsvaardigheid belangrijk. Kennis die niet (goed) overgebracht wordt is immers
niet nuttig voor anderen. Vaak worden mondelinge wetenschappelijke presentaties binnen
een vakgroep of instituut gegeven, waarbij de onderzoeker zijn/haar collega’s op de hoogte
houdt van de laatste ontwikkelingen. Daarnaast geven wetenschappers regelmatig op
nationale en internationale congressen voordrachten over de voortgang van het onderzoek.
Een wetenschappelijke presentatie onderscheidt zich op een aantal belangrijke punten
van een reguliere mondelinge presentatie. De belangrijkste kenmerken van een goede
wetenschappelijke presentatie zijn:
Bij wetenschappelijke presentaties is niet alleen de inhoud van belang maar ook de
presentatietechniek. Spreken voor een publiek is een vaardigheid en dus te leren. Het is niet
zo dat makkelijke praters automatisch in het voordeel zijn. Het is immers niet de bedoeling
om de tijd vol te praten, maar om een boodschap over te brengen. Voor zowel beginnende
als meer ervaren sprekers is oefenen en feedback krijgen (hoofdstuk 1) dé manier om de
presentatievaardigheden te verbeteren.
135
§11.2 De vormgeving van een wetenschappelijke presentatie
Voor het maken van een goede presentatie gelden drie basisprincipes (Figuur 31). De
boodschap moet helder zijn (focus), de grafieken en figuren moeten het verhaal vertellen
(visueel) en de indeling moet overzichtelijk en logisch zijn (overzichtelijk). De presentatie
moet de aandacht van het publiek vangen. Dit kan bereikt worden door bijvoorbeeld een
duidelijke PowerPointpresentatie waarbij gebruik gemaakt wordt van ondersteunende
grafieken/illustraties. Hierbij moet de aandacht niet afgeleid worden van het verhaal van de
presentator, maar de PowerPointdia’s moeten het verhaal ondersteunen.
Hoewel je je dia’s ook kunt gebruiken als geheugensteuntje, is het doel van je dia’s het
helpen van je publiek om de rode lijn van je verhaal te volgen. Bij goede dia’s moet het
publiek de rode lijn van je verhaal uit je dia’s kunnen halen, zonder je verhaal te horen.
Houd dit in je achterhoofd bij het maken van je presentatie.
Focus
heldere boodschap
Visueel
grafieken en figuren moeten het verhaal vertellen
Overzichtelijk
houd indeling overzichtelijk en logisch
Aandachtspunten lettertype:
- Geen schreef
- Overal hetzelfde lettertype
Lettergrootte bij standaarddiagrootte:
- Tekst: minimaal 24 punten
- Kopjes: minimaal 32 punten
136
Hoofdstuk 11: De wetenschappelijke presentatie
Methode Methode
Proefpersonen:
Proefpersonen:
• 35 mannen, 20-34 jaar
• < 10 sigaretten per dag • 35 mannen, 20-34 jaar
• 1 uur voor onderzoek niet sporten, roken, eten
• < 10 sigaretten per dag
Testen: • 1 uur voor onderzoek niet sporten, roken, eten
• Werkgeheugen: reading span test
• Expliciet geheugen: LGT-3 test
Testen:
• Werkgeheugen: reading span test
• Expliciet geheugen: LGT-3 test
A B
Figuur 32 Voorbeeld van juiste lettergrootte en lettertype. A) In deze dia is een lettertype met een schreef
gebruikt (zichtbaar in de titel) en is de lettergrootte te klein om goed te kunnen lezen. B) In deze dia is een
lettertype zonder schreef gebruikt en is de lettergrootte goed leesbaar.
137
•De presentatie is verbaal en paralinguaal goed te volgen (stemgebruik en tempo) Voorwaarden
•Er wordt gepresenteerd met een actieve/open houding en er wordt (oog)contact
gemaakt met het publiek (non-verbaal)
•De presentatie is begrijpelijk voor het publiek:
•De presentatie is afgestemd op het niveau van het publiek
• Complete empirische cyclus:
•vragen uit het publiek worden beantwoord
•Alle onderdelen worden in een logische volgorde gepresenteerd en vormen een
– probleemgebied
samenhangend verhaal
•Er wordt gebruik gemaakt van de beschikbare tijd en binnen de tijd
– vraag/hypothese
gepresenteerd (oefenen) – opzet
•Er wordt gepresenteerd op wetenschappelijk niveau, met bondig, helder en
neutraal taalgebruik – resultaten
•De inhoud van het artikel is correct weergegeven.
•De complete empirische cyclus uit het artikel is in de presentatie verwerkt – conclusie
(probleemgebied, vraag/hypothese, opzet, resultaten en conclusie)
•Er worden figuren en tabellen gebruikt om belangrijkste bevindingen weer te • Figuren en tabellen:
geven. Belangrijkste aspecten worden uitgelicht en op het scherm aangewezen
•De PowerPoint bevat overzichtelijke en duidelijke dia’s – alleen belangrijkste bevindingen
A B
Figuur 33 Voorbeeld van leesbaarheid en hoeveelheid tekst op een dia. A) Onoverzichtelijk en moeilijk
leesbare dia. B) Overzichtelijke dia met titel en steekwoorden.
11.2.5 Kleuren
Gebruik bij voorkeur een lichte achtergrondkleur en een donkere kleur voor de tekst en zorg
voor voldoende contrast (Figuur 34). De achtergrond moet neutraal zijn en niet afleiden van
het verhaal. Gebruik niet teveel kleuren, dit leidt af; twee tot drie kleuren is voldoende. Als
je meerdere kleuren gebruikt, gebruik ze dan consistent; anders is het publiek drukker bezig
met het patroon te herkennen dan met het lezen van de dia. Houdt er rekening mee dat
kleuren op een beeldscherm erg kunnen verschillen met kleuren op het diascherm.
Aandachtspunten kleuren:
- Lichte, neutrale achtergrond
- Maximaal 3 kleuren
- Overal hetzelfde kleurgebruik
138
Hoofdstuk 11: De wetenschappelijke presentatie
11.3.2 Tijdsindeling
Voor een wetenschappelijke presentatie is er vaak een beperkte spreektijd. In deze tijd moet
de IMRD-structuur doorlopen zijn. De spil van een wetenschappelijke presentatie zijn de
resultaten. De meeste tijd van de presentatie zal dus in beslag worden genomen door het
bespreken van figuren en/of tabellen. Reken gemiddeld 1 minuut presenteren per dia. Een
tekstdia neemt vaak minder tijd in beslag, een figuur vaak meer tijd.
Om een inschatting te krijgen hoe lang de presentatie duurt, is het handig van te voren te
oefenen (hardop voor de spiegel of voor een kritische luisteraar). Mocht het onverhoopt
gebeuren dat er tijdsnood ontstaat, sla dan een aantal minder belangrijke dia’s over en
bespreek rustig de laatste dia’s met conclusies en discussie. Bedenk van te voren welke
stukken bij tijdnood gemakkelijk weggelaten kunnen worden. Het is vervelend luisteren
voor het publiek als de spreker gaat ‘jagen’ om binnen de tijd te blijven.
Aandachtspunten tijdsindeling:
- Besteed de meeste tijd aan het uitleggen van de resultaten.
- Oefen op het timen van je presentatie.
- Bedenk van tevoren welke dia’s je kunt overslaan.
139
structuur. Hierbij wordt eerst een algemene inleiding gegeven, vervolgens de M&M van het
eerste experiment besproken, gevolgd door de resultaten van dit experiment. Hierna kan
doorgegaan worden naar de materiaal en methode van het tweede experiment en
vervolgens de resultaten van dit tweede experiment etc., etc. Uiteindelijk wordt dan
geëindigd met de discussiepunten en conclusies. Het voordeel van deze variant op de
IMRD-structuur is dat het verhaal voor het publiek logischer en dus makkelijker te volgen
is. Bij deze structuur helpt het als je in de inleiding aangeeft welke deelonderwerpen je gaat
behandelen en is het extra belangrijk aan het begin van de discussie je resultaten samen te
vatten.
11.3.4 Titelslide
De titel van een presentatie is belangrijk, hiermee wordt de aandacht van het publiek
getrokken. De titel moet kort en bondig zijn en aansluiten bij de inhoud van de presentatie
(gebruik bijvoorbeeld de belangrijkste conclusie). Hierbij is het de bedoeling dat er een
eigen, Nederlandse, titel wordt geformuleerd, die aansluit bij de inhoud van de presentatie en
niet noodzakelijkerwijs bij de inhoud van het artikel (bijv. als er enkel een selectie uit een
artikel wordt gepresenteerd). Onder de titel komt de naam van de presentator. Als werk van
anderen gepresenteerd wordt (bijvoorbeeld een artikel) dan komt op de titeldia ook de
originele titel van het artikel te staan met daaronder de naam van de eerste auteur,
publicatiejaar, het tijdschrift waarin het gepubliceerd is, het volume en tot slot de
paginanummers of het DOI nummer (alleen als er geen paginanummers zijn). Als het artikel
maar twee auteurs heeft, dan noem je beide namen. Als het artikel meerdere auteurs heeft,
dan voeg je et al. toe na de eerste auteur. Op de laatste dia van de presentatie kan je alle
gebruikte bronnen vermelden, volgens de regels uit hoofdstuk 5 (zie §5.4 t/m §5.8 vanaf blz.
53).
Aandachtspunten titelslide:
- Titel: kort & bondig, Nederlands, samenvatting van de presentatie
- Naam van de presentator
- Bronvermelding artikel:
o naam artikel
o naam eerste auteur (op de volgende regel) et al. (bij meerdere auteurs)
o publicatiejaar
o tijdschrift
o volume
o paginanummers of DOI (bij afwezigheid paginanummers)
Laatste pagina:
- Bronvermelding alle gebruikte bronnen, inclusief bronartikel (zie §5.4 t/m §5.8
vanaf blz. 53).
11.3.5 Inleiding
In de inleiding wordt kort en bondig het probleemgebied weergegeven (3.3.1 op blz. 34). In
een aantal zinnen wordt uitgelegd in welk gebied het onderzoek gedaan is en waarom dit
belangrijk is. Maak gebruik van bevindingen uit eerder onderzoek en geef de
wetenschappelijke relevantie van het onderzoek. Het probleemgebied mondt uit in de
formulering van de onderzoeksvraag. Dit is de belangrijkste boodschap van de inleiding.
Aan het einde van de inleiding moet voor iedereen duidelijk zijn welke vraag beantwoord
gaat worden en waarom.
140
Hoofdstuk 11: De wetenschappelijke presentatie
Bekende begrippen:
- DNA-fragmenten werden gescheiden door middel van gelelektroforese.
Onbekende begrippen:
- Het volume van de hippocampus werd bepaald door meting van het aantal voxels.
De inleiding heeft naast het inleiden van het onderwerp als belangrijke functie de
nieuwsgierigheid van het publiek te prikkelen en de interesse van de luisteraars te wekken.
Vaak kan het helpen om de presentatie te beginnen met een inswinger. Een inswinger mag
grappig zijn om het ijs te breken en het creëren van een ontspannen sfeer, maar mag geen
doel op zichzelf worden.
Daarnaast kan het voorkomen dat door de tijdslimiet niet alle onderdelen van de empirische
cyclus die in de inleiding thuishoren, ook daadwerkelijk gepresenteerd worden (zo worden
bijvoorbeeld de onderzoekshypothese, onderzoeksopzet en voorspellingen vaak achterwege
gelaten).
Aandachtspunten inleiding:
- Sluit aan bij je publiek:
o Schat het niveau van je publiek goed in: leg moeilijke begrippen uit.
o Gebruik een inswinger.
- Gebruik in ieder geval deze onderdelen van de inleiding:
o probleemgebied
o eerdere bevindingen
o onderzoeksvraag
- Gebruik tussenkopjes.
- Gebruik figuren om theorie uit te leggen.
141
is dit niet mogelijk en wordt in dit onderdeel een korte uitleg gegeven van de experimentele
proefopzet. Figuren en schema’s kunnen hier goed gebruikt worden om de tekst te breken
en dit onderdeel visueel aantrekkelijk te maken. De bedoeling is dat de luisteraar inzicht in
het experiment krijgt (bijvoorbeeld welke technieken zijn gebruikt). Deze sectie kan
eventueel onderverdeeld worden in drie of vier subkopjes (9.3.1 op blz. 111).
Onderzoeksobjecten
Hier wordt kort aangegeven bij wie of wat het experiment is uitgevoerd. Dit kan een
plantensoort, proefdier of een populatie proefpersonen zijn. Geef de belangrijkste informatie
over de onderzoeksobjecten, bijvoorbeeld de herkomst van de populatie proefpersonen of
de samenstelling van de groepen, en geef de steekproefgrootte.
Locatie onderzoek
Geef voor een veldonderzoek de exacte locatie van het onderzoek, de datum waarop het
onderzoek is gedaan en de biologische en fysische omstandigheden. Voor
laboratoriumstudies is het niet nodig deze informatie te hebben, tenzij het de resultaten zou
kunnen hebben beïnvloed. Figuren en schema’s kunnen hier goed gebruikt worden om de
tekst te breken en dit onderdeel van de presentatie visueel aantrekkelijker te maken.
Procedure
Bespreek hier kort de proefopzet in een logische volgorde en beschrijf alleen de belangrijkste
technieken die gebruikt zijn. Het moet voor de lezer uiteindelijk wel duidelijk zijn wat er is
gemeten/berekend en hoe dat is gedaan (wat staat er op de assen van de grafieken?)
Data-analyse
Beschrijf hier kort wat met de verzamelde data is gedaan. Denk hierbij aan wat er gemeten is
en wat met elkaar vergeleken is.
11.3.7 Resultaten
Dit onderdeel vormt de spil van de presentatie, hier gaat het immers om. Bespreek in dit
onderdeel de belangrijkste resultaten. Dit moet aan de hand van figuren en/of tabellen. Bij
voorkeur worden de data gepresenteerd in een grafiek omdat dit overzichtelijker en
makkelijker te ontcijferen is (zie §9.4 op blz. 114), maar een simpele overzichtelijke tabel kan
ook gebruikt worden om de data te presenteren. Eventueel kan een tabel uit een artikel
omgevormd worden tot een grafiek (Figuur 35D). Denk er wel aan dat de eventuele
gebruikte symbolen en/of kleuren moeten worden beschreven in een legenda. Deze legenda
staat bij voorkeur in het figuur zelf (bijvoorbeeld onder de staven of bij de lijnen).
142
Hoofdstuk 11: De wetenschappelijke presentatie
Geheugentestresultaten in de
Resultaten
Resultaten Resultaten
experimentele en controlegroep.
A B
readingspanscore
Resultaten
Werkgeheugentest TSST-groep Controlegroep 3
Laat alleen zien wat relevant is door onnodige grafieken of tabelkolommen weg te laten
(Figuur 35A). Reduceer grote tabellen tot hoogstens 10 getallen of benadruk (bijvoorbeeld
door omcirkelen) wat relevant is (Figuur 35B). De significantieniveaus moeten wel worden
weergegeven door middel van een ‘*’ (Figuur 35C). Geef een duidelijke titel bij de grafiek
(§11.2 op blz. 136) en laat het oorspronkelijke onder- en bovenschrift weg. Het publiek gaat
deze anders lezen en luistert niet meer naar het verhaal.
143
aantal fouten (variabele op de y-as) groter is, is de nauwkeurigheid (construct)
kleiner”).
4. Wat is het resultaat? Bespreek welke informatie de grafiek geeft / wat er te zien is
(bijv.: “Het aantal fouten van groep A verschilde niet van groep B”, en “Groep C
maakte meer fouten dan groep B.”).
5. Zijn de gevonden verschillen significant en zo ja, welke? Dit kan worden
samengenomen met punt 4.
Pas als het publiek de grafiek of tabel begrijpt, wordt verder gegaan en wordt verteld welk
resultaat uit het figuur gehaald kan worden.
In sommige gevallen is het noodzakelijk om extra informatie te geven bij een figuur. Met
name (f)MRI resultaten en figuren met histologische kleuringen behoeven extra uitleg.
144
Hoofdstuk 11: De wetenschappelijke presentatie
- Geef eenheden.
- Markeer significante verschillen met een ‘*’.
Aandachtspunten presentatie grafieken en tabellen:
- Gebruik het correcte stappenplan bij de presentatie van figuren (en/of tabellen).
- Neem ruim voldoende tijd voor het uitleggen van grafieken (en/of tabellen).
Aandachtspunten discussie:
- Vat hoofdpunten van de resultaten samen.
- Geef aan de hand hiervan een eindconclusie die aansluit op de onderzoeksvraag.
- Geef aan of de resultaten overeenkomen met de eerdere bevindingen en verklaar
eventuele verschillen.
- Maak een terugkoppeling naar de brede context / maatschappelijke relevantie.
- Vermeld suggesties voor vervolgonderzoek.
- Waarschuw het publiek dat het einde nadert door signaalwoorden als ‘ten slotte,
concluderend, samenvattend, afrondend, etc.’
- Zorg voor een goed slot met een slotconclusie, vervolgonderzoek, uitswinger of
take home message.
- Zwak eigen beweringen niet af, sta voor je boodschap.
- Bekijk het onderzoek kritisch (§1.4 op blz. 16). Geef aan als je het ergens niet eens
bent met de auteurs en onderbouw dit.
145
11.4.2 Logistiek van een presentatie
Als je een presentatie gaat houden, kom dan ruim op tijd. Ga er niet automatisch vanuit dat
er een laptop/PC aanwezig is, informeer dit bij de organisator. Ga er zeker niet vanuit dat je
wel even de presentatie van internet kan downloaden. Er zijn allerlei scenario’s te bedenken
waarom er op dat moment net even geen internet beschikbaar is. Neem dus altijd je
presentatie op een lege USB-stick mee. Leeg, omdat niemand geïnteresseerd is in je
vakantiefoto’s als je aan het zoeken bent naar je presentatie. Geef je presentatie-file daarom
ook een goede unieke naam, met daarin een datum en bijv. je eigen naam. Dus niet:
‘Nieuwsflits1’ maar ‘Henk Nieuwsflits 18 september’. Zorg verder dat alles goed
aangesloten zit, het geluid het doet (als je dat nodig hebt) en je pointer werkt. Neem voor dit
alles minimaal 15 minuten zodat je er helemaal klaar voor bent als de organisator je
aankondigt.
11.4.3 Kernvariabelen
Bij een presentatie zijn er twee doelen die nagestreefd worden, i) de inhoud van de
boodschap zo helder mogelijk overbrengen en ii) het publiek geboeid houden. Er zijn nogal
wat variabelen waarmee invloed uitgeoefend kan worden op deze doelstellingen, onder
andere met de verschillende kanalen waarlangs informatieoverdracht verloopt.
variabelen kanalen
verbale variabelen inhoud van wat er gezegd wordt
paralinguale variabelen wat je hoort
non-verbale variabelen wat je ziet
materiaal/overige variabelen gebruik hulpmiddelen
Deze vier variabelen worden de kernvariabelen genoemd. Hierna volgt een overzicht van
welke variabelen onder deze vier kernvariabelen vallen.
verbale variabelen paralinguale non-verbale materiaal/overig
variabelen variabelen
begrijpelijkheid articulatie oogcontact powerpointgebruik:
woordkeuze volume ondersteunende leesbaarheid
relevantie tempo gebaren tijdgebruik
inhoud + structuur: intonatie houding/staan figuurgebruik
inleiding rust/dynamiek gezichtsuitdrukking aansluiting bij
middendeel vertellen: niet verhaal
discussie voorlezen aansluiting sprekers
op elkaar
inspelen op reacties
en/of vragen van
publiek
146
Hoofdstuk 11: De wetenschappelijke presentatie
Verbale tips:
- Als je de draad van het verhaal kwijt bent, ga dan toch door met de presentatie.
Neem even een pauze om na te denken, herhaal de laatste zin of ga door naar de
volgende dia en probeer daar verder te gaan met het verhaal. Soms is het gewoon
beter om tegen je publiek te zeggen: “ik ben even de draad kwijt”. Ze zijn dan op
de hoogte en wachten gewoon tot jij weer begint. Als je een glas water bij de hand
houdt, kan je ook even een slok nemen als je het verhaal kwijt bent. Dit is voor het
publiek een natuurlijke pauze en geeft jou tijd om na te denken.
- Betrek het publiek bij het verhaal. Dit kan onder andere door te verwijzen naar
colleges, retorische of echte vragen te stellen etc. Bijvoorbeeld ‘wat is hier nu de
oorzaak van?’ of ‘wat heeft dit voor consequenties?’ Het publiek krijgt hiermee
even de kans om de stof te laten bezinken en actief mee te denken.
Paralinguale tips:
- Niet voorlezen! Bij voorlezen wordt de stem vlakker en monotoner, waardoor het
publiek de aandacht kan verliezen.
- Let op de houding van het publiek tijdens de presentatie. Kijk of het publiek het
verhaal nog steeds begrijpt, eventueel kan iets herhaald of samengevat worden.
- Spreek luid, de achterste rij moet het ook kunnen verstaan. Vraag eventueel aan
het publiek of ze het kunnen horen.
- Articuleer zorgvuldig.
- Spreek in een adequaat tempo. Beginnende sprekers hebben vaak de neiging te
snel te spreken. Het tempo moet langzamer zijn dan bij voorlezen of praten.
- Breng variatie aan in intonatie door de stem te verheffen en moduleren (hoger of
lager), dit houdt de aandacht van het publiek vast. Laat de stem niet afzwakken
aan het einde van een zin.
- Wees enthousiast over het onderwerp. Klink niet als ‘ik word ook maar gestuurd’.
Dat maakt de presentatie minder geloofwaardig en minder prettig om naar te
luisteren.
- Maak gebruik van korte pauzes om een overgang te markeren of om de laatste
woorden wat meer gewicht te geven. Dit helpt ook weer om de stof bij het publiek
te laten bezinken en het verhaal te kunnen blijven volgen.
- Probeer stopwoorden te vermijden. Teveel ‘eeuhhhs’ en ‘eehhmms’ zijn niet
prettig. Een zin als ‘weet je wel’ is geschikt op straat maar is geen
wetenschappelijk taalgebruik.
- Zorg dat de mond leeg is.
147
11.4.6 Non-verbale variabelen
Non-verbale variabelen zijn variabelen die samenhangen met houding en uitstraling. Het is
gunstig om zekerheid en vertrouwen uit te stralen. Uiteindelijk is het de kunst om op het
publiek over te komen alsof je het losjes, uit je hoofd vertelt, terwijl je het verhaal zorgvuldig
hebt geoefend.
Non-verbale tips:
- Sta rechtop.
- Houd het hoofd rechtop, dit zorgt voor een alerte en zelfverzekerde houding.
- Ga niet op één been staan, dit zorgt meestal voor een instabiele houding.
- Maak gebruik van functionele en ondersteunende gebaren (wijzen, armgebaren).
- Maak oogcontact met het publiek. Probeer elke luisteraar minimaal één keer aan te
kijken. Hierdoor voelen de luisteraars zich betrokken bij de presentatie.
- Zorg ervoor dat je goed zichtbaar bent, houd geen hand voor wang of mond en
draag geen petjes of iets dergelijks.
- Probeer vriendelijk te kijken ondanks de zenuwachtigheid.
- Maak gebruik van een aanwijsstok of pointer bij het aanwijzen in de dia’s. Het
publiek kan dan precies volgen waar je in het verhaal bent. Aanwijzen met een
hand richting een grote illustratie is te weinig gericht.
- Oefen het verhaal voor de spiegel of neem het desnoods op video op. Op deze
manier kan je wennen aan je eigen motoriek en houding. Wat er vreemd of
overdreven uitziet voor jou, ziet er voor het publiek vaak volkomen normaal uit.
- Trek kleren aan waarin je je prettig voelt en die ook representatief zijn.
148
Hoofdstuk 11: De wetenschappelijke presentatie
Het lijkt vaak erg lastig om vragen te verzinnen. Toch is het vrij eenvoudig om op goede
vragen te komen, zelfs wanneer je nog absoluut niets wist over het onderwerp dat
besproken werd. De truc is om de presentatie kritisch te volgen en daarbij extra te letten op
de volgende punten:
Verduidelijkende vragen
- Zijn er nog dingen die je niet begrijpt?
- Wat is er precies te zien in de grafieken en tabellen?
- Zijn er nog onverklaarde / onbesproken resultaten?
Inhoudelijke vragen
- Waar komt de vraagstelling vandaan? Is deze vraagstelling relevant?
- Hoe zouden de gevonden resultaten theoretisch verklaard kunnen worden?
- Hoe passen de data bij de eigen kennis en ervaring?
- Welke nieuwe vragen roepen de data op?
Methodologische vragen
- Is de onderzoeksopzet geschikt om de onderzoeksvraag te beantwoorden?
- Waarom verdient deze methode de voorkeur boven een andere?
- Hoe betrouwbaar is de gebruikte methode? Wat zijn de beperkingen van de
methode?
- Wordt er gemeten wat men wil meten?
- Liggen er logisch correcte redeneringen ten grondslag aan het onderzoek?
- Kunnen de gevonden gegevens gegeneraliseerd worden naar de doelpopulatie?
- In hoeverre zeggen de resultaten uit de experimentele setting iets over de
daadwerkelijke situatie?
Nogmaals: Stel vooral vragen als iets niet duidelijk is, ook als de vraag niet direct met het
verhaal te maken heeft. Vaak zijn er anderen die het verhaal ook niet konden bijhouden en
die daarom blij zijn met de vraag.
149
in eigen woorden herhalen. Op deze manier ziet de vragensteller snel wat je er eventueel
niet aan begreep. Als je het antwoord op een vraag niet weet, is het beter dit gewoon te
zeggen in plaats van krampachtig een antwoord te verzinnen. Als er een vraag gesteld
wordt over een van de gepresenteerde figuren, ga dan terug naar de PowerPoint en toon het
figuur aan het publiek. Zo weet iedereen weer waar het over gaat.
Vormgeving
focus van de PowerPoint §11.2
voldoende visueel aantrekkelijk §11.2
overzichtelijk en leesbaar §11.2
informatieve dia-titels §11.2
Structuur
heldere selectie van informatie (empirische cyclus) §11.3
duidelijke IMRD of IMR-MRD structuur 11.3.3
binnen de spreektijd 11.3.2
evenredige tijdsverdeling over de verschillende onderdelen van de IMRD structuur 11.3.2
samenhangend verhaal (sluiten onderdelen goed op elkaar aan) 11.3.1
aansluiting van presentatie bij het niveau van het publiek §11.3
probleemgebied 11.3.5
onderzoeksvraag 11.3.5
beknopte en heldere beschrijving experiment 11.3.6
visuele en overzichtelijke resultaten 11.3.7
Samenvatting van de resultaten en conclusie(s) 11.3.8
terugkoppeling inleiding (eerdere bevindingen en brede context) 11.3.8
betekenis en gevolgen van resultaten 11.3.8
Suggesties voor vervolgonderzoek en (eventueel) eigen mening 11.3.8
sterk einde of ‘take home message’ 11.3.8
Presentatietechniek
vloeiend verhaal 11.4.1
heldere uitleg figuren en tabellen 11.3.7
verbale, paralinguale en non-verbale variabelen §11.4
Vragen
beantwoorden van vragen 11.5.2
150
151
BIJLAGE 1: VOORBEELD VERKLARING KENNISNEMING ‘REGELING FRAUDE
EN PLAGIAAT UVA’
Naam:
Studentnummer:
Een student dient zich te houden aan de onderwijs- en examenregeling (OER) van de
bacheloropleiding waarvoor hij/zij ingeschreven staat. Door middel van deze tekst en de bijbehorende
verklaring wil de examencommissie van de bacheloropleiding waarvoor de student ingeschreven staat
ervoor zorgen dat de student kennis neemt van een aantal voor hem/haar belangrijke stukken tekst uit
de ‘Regeling Fraude en Plagiaat studenten UvA’, waarnaar in het OER van 2015/2016 verwezen
wordt 2.
2
De onderwijs- en examenregeling (OER) van je opleiding is te vinden op student.uva.nl onder het
kopje ‘A-Z’ op de site van je eigen opleiding.
3
Ook het letterlijk vertalen van een Engelse tekst naar het Nederlands valt hieronder.
152
b. tijdens het tentamen afkijken of, binnen of buiten de tentamenruimte uitwisselen van
informatie;
c. zich tijdens het tentamen uitgeven voor iemand anders;
d. zich tijdens het tentamen door iemand anders laten vertegenwoordigen;
e. zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit stellen
van de opgaven van het desbetreffende tentamen;
f. fingeren en/of vervalsen van enquête- of interviewantwoorden of onderzoeksgegevens.
Medeplichtigheid:
a. Zowel de pleger als de medepleger van fraude en plagiaat (kunnen) worden bestraft.
b. Indien het overnemen van werk van medestudenten gebeurt met toestemming van de
medestudent is deze laatste medeplichtig aan plagiaat.
c. Wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn
de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de
ander plagiaat pleegde.
Sancties:
De sanctie op het plegen van plagiaat of fraude wordt bepaald door de examencommissie. Mogelijke
sancties zijn:
a. Ongeldigverklaring van het werkstuk of tentamen en uitsluiting van deelname aan het
tentamen van het desbetreffende vak.
b. Volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van
toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 12 maanden.
Procedure:
a. Wanneer fraude en/of plagiaat wordt geconstateerd deelt de examinator dit terstond mede aan
de student en tevens schriftelijk aan de examencommissie onder overlegging van de
schriftelijke stukken en bevindingen.
b. De examencommissie stelt de student binnen een termijn van 2 weken in de gelegenheid te
worden gehoord.
c. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de student
schriftelijk haar besluit en de sancties mede binnen een termijn van 4 weken, onder
vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens.
d. Wanneer plagiaat wordt geconstateerd of vermoed in een bepaald werkstuk, kan de
examencommissie besluiten eerder door dezelfde student(en) ingeleverde werkstukken te
onderzoeken op plagiaat. De student is verplicht aan zo’n onderzoek mee te werken en kan
worden verplicht digitale versies van eerdere werkstukken aan te leveren.
e. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het studentendossier.
Verklaring student:
Ik verklaar de bovenstaande tekst over Plagiaat, Fraude, Medeplichtigheid, Sancties en de
bijbehorende Procedure gelezen en begrepen te hebben. Ik ben me ervan bewust dat zowel het
plegen als het medeplegen van Plagiaat en Fraude niet geoorloofd is en bestraft zal worden.
Datum:
Handtekening:
153
LITERATUURLIJST
Anderson, G. (2004). How to write a paper in scientific journal style and format. Op internet:
http://abacus.bates.edu/~ganderso/biology/resources/writing/HTWtoc.html, geraadpleegd
op 13 juli 2011.
Bamshad, M.J., & Olson, S.E. (2003). Does race exist? Scientific American, 289, 78-85.
Batzer, M.A., Arcot, S.S., Phinney, J.W., Alegria-Hartman, M, Kass, D.H., Milligan, S.M., et al.
(1996). Genetic variation of recent Alu insertions in human populations. Journal of Molecular
Evolution, 42, 22-29.
Benammar, K., van Schaik, M., Sparreboom, I., Vrolijk, S., & Wortman O. (2006).
Reflectietools. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.
Bilo, H.J., & Houweling, S.T. (2009). Increase in the number of people with diabetes
mellitus: need for a master plan. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 153, A629.
Borst, A., Raimer, M.T., Warnock, D.W., Morrison, C.J., & Arthington-Skaggs, B.A. (2005).
Rapid acquisition of stable azole resistance by Candida glabrata isolates obtained before the
clinical introduction of fluconazole. Antimicrobial Agents Chemotherapy, 49, 783-787.
Brink, W.P. van den, & Koele, P. (1985, 1986, 1987). Statistiek, Deel 1, 2 en 3. Meppel: Boom.
Hamaker, C., & Grijzen, P. (2005). Handleiding bij de VRT-onderdelen. Universiteit van
Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
Judge, S., Jang, Y.M., Smith, A., Selman, C., Phillips, T., Speakman, J.R., et al. (2005). Exercise
by lifelong voluntary wheel running reduces subsarcolemnal and interfibrillar
154
mitochondrial hydrogen peroxide production in the heart. The American Journal of Physiology
– Regulatory, Integrative and Comparative Psysiology, 289, 1564-1572.
Little, J.W., & Parker, R. (2007). How to read a scientific paper. Op internet:
http://www.biochem.arizona.edu/classes/bioc568/papers.htm, geraadpleegd op 13 juli 2011.
Navarro, A., Gomez, C., López-Cepero, J.M., & Boveris, A. (2004). Beneficial effects of
moderate exercise on mice aging: survival, behavior, oxidative stress, and mitochondrial
electron transfer. The American Journal of Physiology – Regulatory, Integrative and Comparative,
286, 505-511.
Piqué, C.G.M., Esmeijer, N., Keus, M.Z., & Driel, H. van (2006). Hand-out bronvermelding.
Op internet:
http://www.rsm.nl/portal/page/portal/home/students/bachelors/bscba/examencommissie/fra
ude_beleid/Handout%20bronvermelding%202009-2010.pdf, geraadpleegd op 13 juli 2011.
Soudijn, K.S. (1991). Scripties schrijven in de sociale wetenschappen. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum.
Sterk, P.J., Lutter, R., & Baas, F. (2009). Airway smooth muscle fenotype and the clinical
expression of asthma. Op internet:
http://www.narcis.nl/research/RecordID/OND1341333/Language/en, geraadpleegd 13 juli
2011.
Wedekind, C., Seebeck, T., Bettens, F., & Paepke A.J. (1995). MHC-dependent mate
preferences in humans. Proceedings of the Royal Society of London B, 260, 245-249.
Whitlock, M.C., & Schluter, D. (2009). The analysis of biological data (1ste ed.). Greenwood
Village, Colorado: Ben Roberts, pp. 700.
155
INDEX
156
Getallen ....................................................................... 47 auteurs .................................................................... 53
Gewichten ................................................................... 46 elementen ............................................................... 53
Google Scholar ..................................................... 71, 73 jaartal ...................................................................... 54
Haakjes ........................................................................ 46 scheiden van elementen ....................................... 57
Harvard stijl .......................................................... 50, 53 titel .......................................................................... 54
Helder taalgebruik ..................................................... 43 volgorde van elementen ....................................... 56
Histologie .................................................................. 144 Literatuurverslag ........................................................ 87
Hoeveelheid tekst presentatie ................................ 137 Integratie van informatie ..................................... 94
Hoofddoelen onderwijs ............................................ 12 Locatie onderzoek .................................... 112, 128, 142
Hypothese ................................................................... 28 Maatschappelijke relevantie ............................... 34, 89
IMRD-structuur.......................................................... 33 Maten ........................................................................... 46
wetenschappelijke artikelen ................................ 33 Materiaal en methode
wetenschappelijke presentatie .......................... 139 literatuurverslag .................................................... 92
In process artikelen .................................................... 63 onderzoeksbeschrijving ....................................... 80
Inclusiecriteria .................................................. 111, 128 onderzoeksverslag .............................................. 111
Inductiefase................................................................. 28 onderzoeksvoorstel............................................. 127
Informatiedichtheid ................................................... 41 wetenschappelijke presentatie .......................... 141
Inhoudelijke afkortingen........................................... 46 Meerdere auteurs ....................................................... 51
Inhoudelijke samenhang ........................................... 77 MeSH Database .......................................................... 65
Inhoudelijke vragen ............................................. 18, 19 MeSH Termen ............................................................. 65
Inleiding ...................................................................... 34 Methodologische vragen ..................................... 18, 19
literatuurverslag ................................................... 89 Middendeel ................................................................. 35
onderzoekbeschrijving ......................................... 78 literatuurverslag .................................................... 91
onderzoeksverslag .............................................. 108 Mondelinge feedback ................................................ 21
onderzoeksvoorstel ............................................ 127 Nederlandse namen ................................................... 47
wetenschappelijke presentatie .......................... 140 Neutrale vorm ............................................................ 42
Inleiding onderdelen Niet gelezen literatuur ............................................... 52
brede context ......................................................... 89 Non-verbale variabelen ................................... 146, 148
eerdere bevindingen............................................. 89 Notatie statistische toetsing .................................... 116
maatschappelijke relevantie ................................ 89 Numerieke
opbouw verslag .................................................... 90 stijl ........................................................................... 50
wetenschappelijke relevantie .............................. 89 waarde .................................................................... 46
Innovatie ........................................................... 129, 131 Objectief ....................................................................... 42
Integreren .................................................................... 93 Observatie
Internet artikel ............................................................ 55 feedback presentatie ............................................. 21
Internetbron ................................................................ 52 Omslachtig taalgebruik ............................................. 44
Interpretatie ................................................................ 21 Onderzoeksbeschrijving ............................................ 77
Jaar van publicatie ..................................................... 50 Onderzoekshypothese ....................................... 28, 109
Johari-venster ............................................................. 20 Onderzoeksobjecten ........................... 80, 111, 128, 142
Kernvariabelen ......................................................... 146 Onderzoeksopzet ..................................................... 109
Kleuren presentatie.................................................. 138 Onderzoeksverslag .................................................. 107
Kostenposten ............................................................ 132 Onderzoeksvoorstel ................................................. 125
Krantenartikel............................................................. 56 Onderzoeksvraag ............................................... 27, 108
Latijnse namen ........................................................... 47 Onzekerheid in de wetenschap .......................... 16, 43
Leesbaarheid presentatie ........................................ 137 Opbouw
Leesstrategie ............................................................... 38 alinea....................................................................... 41
Letterlijk vertalen ....................................................... 49 discussie ................................................................. 37
Lettertype en -grootte presentatie.......................... 136 inleiding ................................................................. 35
LexisNexis academic ................................................. 73 literatuurverslag .................................................... 88
Lezen ........................................................................... 38 middendeel ............................................................ 36
Lijdende werkwoordsvorm ...................................... 42 wetenschappelijke presentatie .......................... 138
Lijstjes .......................................................................... 46 wetenschappelijke verslag ................................... 31
Literatuur zoeken ....................................................... 60 Operationalisering ..................................................... 13
Onderzoeksartikelen ............................................ 60 Opsommingen ............................................................ 46
Oriëntatie ............................................................... 60 Opzet literatuurverslag ........................................... 101
Overzicht van recente informatie ....................... 60 Organismen................................................................. 47
Literatuurlijst Parafraseren ................................................................ 49
157
Paragraaftitel .............................................................. 91 Schematische opzet .................................................... 41
Paralinguale variabelen................................... 146, 147 Schriftelijke feedback ................................................. 23
Passieve werkwoordsvorm ...................................... 42 geven ...................................................................... 23
Persoonlijke communicatie ....................................... 53 ontvangen .............................................................. 24
Persoonlijke voornaamwoorden .............................. 42 Signaalwoord .............................................................. 39
PiCarta ......................................................................... 74 Significantie............................................................... 143
Plagiaat Single Citation Matcher ............................................. 67
parafraseren ........................................................... 49 Soorten bronnen ......................................................... 54
verklaring kennisneming 'fraude en plagiaat Specifiek ...................................................................... 43
UvA' ................................................................ 152 Spelling ........................................................................ 46
Precies.......................................................................... 43 Stappenplan
Presentatie................................................................. 135 algemeen .............................................................. 143
kernvariabelen .................................................... 146 fMRI ...................................................................... 144
logistiek ................................................................ 146 histologie .............................................................. 144
non-verbale variabelen ...................................... 148 Statistische toetsing .................................................. 116
paralinguale variabelen ..................................... 147 Suggesties vervolgonderzoek ........................... 98, 120
stappenplan algemeen ....................................... 143 Taalgebruik
stappenplan fMRI ............................................... 144 bondig..................................................................... 44
stappenplan histologie ....................................... 144 formeel ................................................................... 42
verbale variabelen............................................... 147 Helder ..................................................................... 43
voorbereiding ...................................................... 145 Werkwoordstijden ................................................ 44
Presentatietechniek .................................................. 145 Tabellen ............................................................. 117, 118
Presenteren ............................................................... 135 Technische afkortingen ............................................. 46
Probleemgebied.................................................. 89, 108 Tekstuele samenhang .......................... 45, 78, 101, 132
Procedure ............................................ 81, 112, 128, 142 Terugkoppeling
Projectbeschrijving ................................................... 127 brede context ................................................. 98, 120
Protocol ..................................................................... 112 eerdere bevindingen ..................................... 97, 119
PsycINFO .................................................................... 74 Tijdsindeling presentatie ......................................... 139
Publicatiejaar .............................................................. 52 Tijdsplanning ............................................................ 131
PubMed ................................................................. 61, 74 Titel ...................................................................... 88, 125
p-waarde ................................................................... 115 in Google Scholar .................................................. 72
Referentie literatuurverslag .................................................... 88
in PubMed ............................................................. 67 paragraaf ................................................................ 91
Referentielijst .............................................................. 53 titels en kopjes presentatie ................................. 137
Referenties .................................................................. 53 wetenschappelijke presentatie .......................... 140
Refereren ............................................................... 50, 51 Toetsingsfase......................................................... 29, 36
Reflectie ....................................................................... 24 Trechter........................................................................ 34
Regels literatuurverwijzingen .................................. 51 Truncatie
Relevantie in PubMed.............................................................. 66
maatschappelijk .............................................. 34, 89 in Web of Science .................................................. 68
onderzoeksvoorstel ............................................ 129 Uitval onderzoeksobjecten ...................................... 114
wetenschappelijk ............................................ 34, 89 UvA Bibliotheek ......................................................... 73
Reproduceerbaarheid ................................................ 16 UvA-linker
Resultaten ................................................................... 29 via Google Scholar ................................................ 71
onderzoeksbeschrijving ....................................... 82 via PubMed............................................................ 61
onderzoeksverslag .............................................. 114 via Web of Science ................................................ 67
wetenschappelijke presentatie .......................... 142 UvA-netwerk .............................................................. 61
Resultatensectie .................................................. 39, 115 Validiteit ...................................................................... 14
Samenhang construct ................................................................. 14
inhoudelijk ..................................................... 77, 100 ecologische ............................................................. 15
literatuurverslag ......................................... 100, 101 externe .............................................................. 14, 15
onderzoeksbeschrijving ....................................... 77 interne............................................................... 14, 15
onderzoeksverslag .............................................. 107 Vancouver stijl ............................................................ 50
onderzoeksvoorstel ............................................ 132 Veldspecificaties
tekstueel ........................................................... 45, 77 in PubMed.............................................................. 66
tekstuele samenhang ............................................ 45 Verbale variabelen ................................... 145, 146, 147
wetenschappelijke presentatie .......................... 139 Verbindingswoorden ................................................. 45
158
Verifiëren .................................................................... 49 Voorspellingen ................................................... 28, 109
Vertalen ....................................................................... 49 Vragen
Verwijzen .................................................................... 50 beantwoorden...................................................... 149
Verwijzingen .............................................................. 50 stellen.................................................................... 148
Vijf-stappen plan ...................................................... 143 Waarneming ............................................................... 27
Visuele informatie presentatie ............................... 136 Web of Science ...................................................... 67, 74
Volledig ....................................................................... 41 Werkwoordstijden ..................................................... 44
Voorbeeld Wetenschappelijk tijdschrift ..................................... 54
abstract onderzoeksvoorstel .............................. 126 Wetenschappelijke presentatie ............................... 135
discussie literatuurverslag ................................... 99 kenmerken ........................................................... 135
discussie onderzoeksbeschrijving ...................... 83 opbouw ................................................................ 138
discussie onderzoeksverslag ............................. 121 vormgeving.......................................................... 136
inleiding literatuurverslag ................................... 90 Wetenschappelijke relevantie ............................. 34, 89
inleiding onderzoeksbeschrijving....................... 79 Zakelijke vorm ............................................................ 42
inleiding onderzoeksverslag ............................. 109 Zandloperstructuur ................................................... 33
notatie statistische toets ..................................... 116 Zoekmachines ............................................................. 59
opzet literatuurverslag ....................................... 103 Zoekresultaten sorteren en beperken ...................... 69
visuele weergave data presentatie.................... 143
159
160
161
162