You are on page 1of 11

KONINKLIJK NEDERLANDS WATERSPORT VERBOND

KLASSENVOORSCHRIFTEN NATONALE
KOLIBRIKLASSE
Inhoud:

1. BOUWVOORSCHRIFTEN
2. KLASSENVOORSCHRIFTEN
3. MAATSPECIFICATIES

HOOFDAFMETINGEN
Lengte over alles : 5,60 m
Grootste breedte : 2,00 m
Diepgang : 1,00 m
Oppervlak grootzeil ca. 7 m2
Oppervlak fok ca. 7 m2
Oppervlak kleine fok ca. 5 m2
Bemanning : 2 personen
Ontwerper : G.A. Pfeiffer
Erkende klasse sinds : 1978
Nationale Autoriteit : KNWV
Klassenorganisatie : Vereniging van Kolibri Zeilers (VKZ )

UITGAVE : 1 oktober 2005 (wijzigingen in vet/cursief in de tekst)


Vorige uitgave : 1 april 2002

Kolibri klassenvoorschriften 1 april 2002, wijziging 1 oktober 2005 blz. 1


1 BOUWVOORSCHRIFTEN

1.1 STANDAARDTEKENINGEN

Blad 1 Lijnenplan, schaal 1 : 10; datum maart 1976

Blad 2 Constructieplan model A, schaal 1 : 10, datum december ’01

Blad 3 Constructieplan model B, schaal 1 : 10, datum december ’01

Blad 4 Zeilplan, schaal 1 : 10, datum december ’01


Inclusief tekening fok op A 4 formaat, datum februari ‘05

1.2 BESTEK

De kolibri is een rondspant kajuitzeiljacht. De rompvorm wordt bepaald door de


werfmal van Kolibri Jachtbouw te Stompwijk; ook de vorm van de kiel en de plaats van
de bevestigingsgaten in de kielflens en de kielbalk worden bepaald door mallen van
voornoemde werf. Bedoelde mallen zijn te allen tijde voor de meetafdeling van het
KNWV beschikbaar ter controle.

De huid bestaat uit 6 lagen watervast verlijmd ocumé-fineer (totale dikte van 9 mm); de
bodem is extra versterkt met een onder de wrangen ingelijmde mahonie multiplex plaat
dik 5 mm; de ingelijmde wrangen zijn van hardhout.

De boot moet worden afgebouwd volgens bestek en tekening.

Binnen deze klassenvoorschriften vallen twee uitvoeringen van de Kolibri 560: model
A – “korte kajuit” en model B – “lange kajuit”.

Afwijkingen van lijnenplan, constructieplan en zeilplan zijn niet toegestaan. Echter een
brugdek in de kuip is toegestaan.

1.3 BOUWER

Kolibri Jachtbouw te Stompwijk is de enige bouwer van de romp.

Afbouw kan geschieden door een ieder die een bouwpakket van Kolibri jachtbouw heeft
betrokken.

De bouwmallen worden beheerd door de bouwer en zijn te allen tijde voor controle door
het KNWV beschikbaar.

Kolibri klassenvoorschriften 1 april 2002, wijziging 1 oktober 2005 blz. 2


2 KLASSENVOORSCHRIFTEN

Deze voorschriften moeten worden gelezen in samenhang met:


- De regels voor het wedstrijdzeilen;
- Reglement voor meetbrieven, registratiebewijzen en startlicenties;
- Het reglement voor het meten van zeilen van jachten der Nationale Eenheidsklassen;
- De standaardtekeningen.

2.1 BEMANNING
Het maximale gewicht van de totale bemanning mag niet meer zijn dan 320 kg.
Tevens moet de bemanning minstens uit 2 personen bestaan.

2.2 EENHEID

Het doel van deze voorschriften is het bereiken van een zo groot mogelijke gelijkheid
tussen de jachten onderling.
Wat niet expliciet is toegestaan in deze voorschriften, is verboden.

2.3 MASSA

De massa van de zeilklare boot, inclusief alle losse vloerdelen, luiken, mast, giek,
staand en lopend want, roer, buitenboordmotorsteun en het standaardtuig, bedraagt
tenminste 620 kg.
De boot dient in droge staat te worden gewogen.

2.4 KIEL, ROER EN HELMSTOK


2.4.1 Kiel:
De ballastkiel is vervaardigd van gietijzer. Vorm en afmeting volgens het
lijnenplan.
2.4.2 Roer:
Het roer is vervaardigd van massief watervast multiplex, de vorm en afmeting
zoals vastgelegd in het constructieplan.
De vorm van de doorsnede van het onderwater deel is vrij.
2.4.3 Scheg:
De scheg is vervaardigd van watervast multiplex de voorzijde mag afgerond
worden.
2.4.4 Helmstok:
Houtsoort en afmetingen zijn vrij.
Helmstokverlenger is toegestaan.

2.5 RONDHOUT

2.5.1 Mast:

Kolibri klassenvoorschriften 1 april 2002, wijziging 1 oktober 2005 blz. 3


Het materiaal is een geanodiseerde aluminiumvleugel profiel met een constante
doorsnede.
Plaats van de mast: op mastklos, op kajuitdak.

2.5.2 Giek:
Het materiaal is een geanodiseerd aluminium profiel met een constante
doorsnede.
Een neerhaler is toegestaan, mits gemonteerd op de mastvoet.
2.5.3 Fokkeloet
Het materiaal is hout of aluminium.
De lengte van een verstelbare fokkeloet moet tijdens een wedstrijd deugdelijk
gefixeerd zijn.
Bij gebruik van een fokkeloet moet één zijde ervan bevestigd zijn aan de mast.
2.5.4 Meetbanden
Op de mast dienen 2 meetbanden in een duidelijk van het rondhout te
onderscheiden kleur rondom aanwezig te zijn
Op de giek dient 1 meetband in een duidelijk van het rondhout te onderscheiden
kleur rondom aanwezig te zijn.

2.6 ZEILEN

Bij een kampioenschap of wedstrijdserie mag maximaal 1 set zeilen, grootzeil


fok en kleine fok worden gebruikt. In geval van verlies of onherstelbare schade
aan een zeil tijdens het evenement, mag een ander zeil gebruikt worden na
beoordeling en goedkeuring van het wedstrijdcomité. Het wedstrijdcomité moet
het eerder gebruikte zeil innemen tot na de laatste race.

2.6.1 Grootzeil:
Het voorlijk is gebonden aan de afstand tussen de meetbanden op de mast. Het
hoogste punt van het grootzeil mag niet boven de onderkant van band 1
uitkomen, het laagste punt van het voorlijk mag niet beneden de bovenkant van
band 2 uit komen.
Het voorlijk moet aan de mast verbonden zijn:
a. direct met het voorlijk in de mastgroef.
b. met behulp van gelijke leuvers in de mastgroef.

Het onderlijk is gebonden aan de afstand tussen de achterkant van de mast en de


voorzijde van de band op de giek.
Het onderlijk van het grootzeil moet in de groef van de giek geschoven zijn.
Het zeilteken bestaat uit een kolibri-vogel in vlucht, met daaronder het
zeilnummer. NKK zeilteken en nummer, alsmede een ORC Club nummer zijn
toegestaan.
Het zeilteken en zeilnummer moeten aan weerszijden van het grootzeil zijn
aangebracht, op ongeveer tweederde van de hoogte van het zeil boven de giek, in
een contrasterende kleur; zeilteken en zeilnummer aan stuurboordzijde moeten
het hoogst zijn aangebracht.
Kolibri klassenvoorschriften 1 april 2002, wijziging 1 oktober 2005 blz. 4
2.6.2 Fok / kleine fok:
De halshoek dient achter het voorstag te worden bevestigd.
Leuvers zijn verplicht, moeten 1 maat hebben en dienen aangeslagen te zijn aan
het voorstag.
Gebruik van een alternatief materiaal in plaats van staaldraad als
voorlijkversteviging is toegestaan.

2.7 STAAND WANT, LOPEND WANT EN SCHOOTVOERING

2.7.1 Staand want:


Het staand want bestaat uit een voor-en achterstag, een onder-en topwant.
Materiaal is roestvast staaldraad. Het voeren van een achterstag is verplicht.
Het onderwant dient op de voorste wantputting bevestigd te zijn. Slechts één
onderwant aan elke zijde is toegestaan.
Het topwant dient op de achterste wantputting bevestigd te zijn.
Alleen de spanning op het achterstag mag tijdens de wedstrijd versteld te worden
door middel van een spaninrichting. De constructie van deze spaninrichting is
vrij.
Het snijpunt van het voorstag of het verlengde daarvan met het dek moet liggen
voor het snijpunt van het voorlijk van de fok of het verlengde daarvan met het
dek.
Plaats wantputtings: op een verstevigingsklos tegen binnenzijde van de huid.
2.7.2 Lopend want:
Het grootzeil- en fokkenval mogen door de mast geleid worden.
Vallen mogen vanuit de kuip bedienbaar zijn ( zie de mastvoet details in
constructietekening model B )
2.7.3 Schootvoering:
De keuze van de schootvoering is vrij, behalve waar anders is voorgeschreven.
Fokkenschoot lei-ogen gemonteerd op het gangboord en alleen in langsrichting
verstelbaar. De fokkenschoot moet door het lei-oog gevoerd worden.
Een barberhauler voor de fokkenschoot is toegestaan, mits hierdoor geen enkel
deel van de fokkenschoot aan de lijzijde binnen de kajuitdakrand kan worden
getrokken.
Grootschootbevestiging in de kuip ter hoogte van schot nummer 7. Een overloop
op deze plaats is toegestaan.

2.8 BESLAG

Elk soort beslag is toegestaan, tenzij de klassenvoorschriften anders bepalen.

2.9 VERPLICHTE UITRUSTING

2.9.1 Een anker met daaraan verbonden een ankertros en eventuele voorloper. De
totaalmassa van dit ankergerei moet minimaal 8 kg bedragen.
2.9.2 Een gebruiksklare verbrandings buitenboordmotor, met een vermogen van
minimaal 2,9 KW (= 4 pk ), gemonteerd op de motorsteun aan de spiegel, met
tenminste 3 liter brandstof.
Kolibri klassenvoorschriften 1 april 2002, wijziging 1 oktober 2005 blz. 5
2.9.3 Reddingsvesten met voldoende drijfvermogen, passend en geschikt, voor elke
opvarende.
2.9.4 Een gebruiksklare brandblusser.
2.9.5 Een complete verbanddoos.
2.9.6 Een misthoorn of scheepstoeter.
2.9.7 Alle matrassen, schotten en vlonders op hun plaats.
2.9.8 Een gebruiksklaar kooktoestel.

2.10 EXTRA UITRUSTING TIJDENS WEDSTRIJDEN OP OPEN WATER


( IJSSELMEER, WADDENZEE OF NOORDZEE )

2.10.1 Een radio-ontvanger.


2.10.2 Een kompas
2.10.3 Pyrotechnische noodsignalen te weten 4 rode handstakel lichten.
2.10.4 Recente of bijgewerkte hydrografische kaarten van het gebied en minimaal
benodigde navigatiemiddelen.
2.10.5 Navigatieverlichting volgens lokale wettelijke voorschriften.
2.10.6 Een op het voordek gemonteerde preekstoel.
2.10.7 Veiligheidsgordels, voor ieder bemanningslid één.
2.10.8 Afsluiters op eventueel huiddoorvoeren.
2.10.9 Lenspomp of puts met aangesplitste lijn.
2.10.10 Een handlantaarn = schijnwerper.
2.10.11 Een radarreflector moet aan boord zijn.

2.11 BIJZONDERE BEPALINGEN

2.11.1 Verboden is:


2.11.1.1 Het maken van uitsparingen in spanten, schotten, vlonders, ed.
2.11.1.2 Het boren van meer dan één gat in de zittingen van de kajuitbanken,
i.v.m. het oplichten hiervan.
2.11.1.3 Het boren van meer dan één gat in het schot tussen kajuitbank en
hondenkooi i.v.m. de ontluchting.
2.11.1.4 Het boren van meer dan 3 gaten in het langschot van de kajuitbanken
i.v.m. ontluchting.
2.11.1.5 Het boren van meer dan één gat in het schot tussen kombuis en het
vooronder i.v.m. de eventuele doorvoer van een waterslang.
2.11.1.6 Het boren van meer dan de benodigde gaten in diverse schotten i.v.m.
de doorvoer van een gasleiding of elektriciteitskabel. De geboorde
gaten mogen geen grotere diameter hebben dan 25 mm.
2.11.1.7 Het voeren van extra voorzeilen tijdens wedstrijden.
2.11.1.8 Het verstellen van hoofd- en onderwanten tijdens wedstrijden.
2.11.1.9 Het wijzigen van de stand van de mastvoet tijdens een wedstrijd.
2.11.1.10 Het gebruik van een zelfstuurinrichting tijdens wedstrijden.
2.11.2 Het sturen van de boot tijdens de duur van de wedstrijd moet vanuit de kuip of
de gangboorden naast de kuip gebeuren.

Kolibri klassenvoorschriften 1 april 2002, wijziging 1 oktober 2005 blz. 6


2.11.3 Het buitenboord hangen van bemanningsleden, gebruik makend van trapeze,
hangbanden en/of andere hulpmiddelen, is verboden; het liggen of zitten op de
gangboorden door de bemanning is wel toegestaan.
2.11.4 De fok mag desgewenst vervangen worden door de kleine fok.

3 MAATSPECIFICATIES

Alle hierna te geven maten zijn aangegeven in millimeters. Minimaal Maximaal

3.1 ROMP

3.1.1 Lengte, gemeten vanaf het midden van de bovenzijde


van de spiegel tot de voorsteven, exclusief het
stevenbeslag. 5590 5610
3.1.2 Grootste breedte, gemeten tussen de snijpunten van
buitenzijde huid met bovenzijde dek 1990 2010
3.1.3 Breedte, gemeten tussen snijpunten van buitenzijde huid
met bovenzijde dek, op 3680 mm vanuit de spiegel. 1690 1710
3.1.4 Breedte als 3.1.3, op 2040 mm vanuit de spiegel. 1990 2010
3.1.5 Breedte als 3.1.3, op 1140 mm vanuit de spiegel. 1785 1805
3.1.6 Grootste spiegelbreedte. 1245 1265
3.1.7 Spiegelhoogte 485 490

3.2 SPANTEN

3.2.1 Plaats spant 2, gemeten vanuit de spiegel. 3670 3690


3.2.2 Plaats spant 3, gemeten vanuit de spiegel. 3170 3190
3.2.3 Plaats spant 4, gemeten vanuit de spiegel 2615 2635
3.2.4 Plaats spant 5, gemeten vanuit de spiegel 2030 2050
3.2.5 Plaats spant 7, gemeten vanuit de spiegel 1130 1150

3.3 DEK

3.3.1 Breedte van de gangboorden, gemeten op 3680 mm


vanuit de spiegel 250 270
3.3.2 Breedte van de gangboorden, gemeten op 2040 mm
vanuit de spiegel 160 180
3.3.3 Dekhoogte, gemeten op 3680 mm vanuit de spiegel,
vanaf de bovenzijde van de kielbalk tot een denkbeeldig
doorgetrokken lijn langs onderzijde voordek 935 945

3.4 KAJUIT

3.4.1 Kajuithoogte, gemeten vanaf bovenzijde kielbalk tot aan


Kolibri klassenvoorschriften 1 april 2002, wijziging 1 oktober 2005 blz. 7
onderzijde kajuitdak, op 3650 mm vanuit de spiegel 1170 1200
3.4.2 Kajuithoogte, als 3.4.1, bij denkbeeldig doorgetrokken
lijn langs onderzijde kajuitdak op 2040 mm vanuit de
spiegel 1240 1275
3.4.3 Hoogte kajuitschot drempel, ca. 2040 mm vanuit de
spiegel, gemeten vanaf de kielbalk 470 520
3.4.4 Breedte luikopening van de kajuit 600 820
3.4.5 Lengte luikopening van de kajuit 600 750

3.5 KUIP

3.5.1 Lengte van de kuip, gemeten vanaf het kajuit-


ingangsschot tot de voorzijde van de achterkuiprand 1750 1900
3.5.2 Hoogte kuipvloer, gemeten op 2040 mm vanuit de
spiegel, vanaf de kielbalk 400 440
3.5.3 Hoogte kuipzittingen, gemeten als 3.5.2 660 730
3.5.4 Hoogte kuiprand, gemeten vanaf het dek ter plaatse van
het ingangsschot 155 165
3.5.5 Hoogte kuiprand, gemeten vanaf het dek ter plaatse van
de achterkuiprand 110 120
3.5.6 De kuip moet zelflozend zijn; oppervlak loosgaten,
gemeten in mm2, totaal 600 -
3.5.7 Lengte brugdek - 350

3.6 KIEL

3.6.1 Massa van de kiel ( in kilogrammen) 250 260


3.6.2 De voor- en achterzijde van de kielflens mag strokend
worden afgewerkt, indien materiaal wordt toegevoegd.
Lengte - 350
Dikte - 20

3.7 SCHEG

3.7.1 Dikte 15 20
3.7.2 Lengte 400 420
3.7.3 Diepte 220 240

3.8 ROER

3.8.1 Lengte 1425 1450

Kolibri klassenvoorschriften 1 april 2002, wijziging 1 oktober 2005 blz. 8


3.8.2 Breedte, gemeten op de waterlijn 240 280
3.8.3 Breedte aan de onderzijde 220 260
3.8.4 Dikte van het roerblad 20 30
3.8.5 Dikte, incl. wangen 38 46
3.8.6 Afstand voorkant roer tot achterkant spiegel 35 55
3.8.7 Grootste verschil tussen de afstand vanaf voorkant roer
en achterkant spiegel - 10
3.8.8 Insteekdiepte roer, gemeten uit onderkant spiegel 825 850

3.9 MAST EN GIEK

3.9.1 Profiellengte mast 83 87


3.9.2 Profielbreedte mast 58 62
3.9.3 Lengte van de mast, incl. beslag - 6365
3.9.4 Lengte van de giek, gemeten uit de achterzijde van de
mast 2465 2515
3.9.5 Afstand achterzijde mast tot aan de spiegel, op
dekhoogte gemeten 3550 3650
3.9.6 Dikte mastklos, incl. dakbalk 50 75

3.9.7 Bevestigingsplaats van de zalingen, gemeten vanuit


onderzijde mastvoet 3440 3460
3.9.8 Lengte van de zalingen, gemeten uit de buitenzijde van
de mast tot het hart van het want - 495

3.10 VERSTAGING

3.10.1 Dikte verstevigingsklos wantputting tegen binnenzijde


van de huid 16 25
3.10.2 Plaats voorste putting, gemeten vanuit de spiegel tot het
midden van de putting 3640 3680
3.10.3 Plaats achterste puttin, gemeten vanuit de spiegel tot
het midden van de putting 3390 3430
3.10.4 Doorsnede staaldraad van de wanten 3 -
3.10.5 Afstand vanaf bovenzijde mast, incl. beslag, tot
snijpunt doorgetrokken hoofdwant en mastprofiel 135 185
3.10.6 Afstand vanaf onderzijde mastvoet tot snijpunt
doorgetrokken onderwant en mastprofiel 3285 3355
3.10.7 Afstand vanaf bovenzijde mast, incl. beslag, tot
snijpunt doorgetrokken voorstag en mastprofiel 35 85
3.10.8 Afstand vanaf voorsteven, excl. beslag, tot snijpunt
dekbalk en doorgetrokken voorstag 15 -

3.11 ZEILVOERING
Kolibri klassenvoorschriften 1 april 2002, wijziging 1 oktober 2005 blz. 9
3.11.1 Meetbanden t.b.v. controle:
-band 1 in de masttop, gemeten vanaf de bovenzijde
mast, excl. beslag, tot aan de onderzijde van 70 -
de band
-band 2 bij het giekbeslag, gemeten vanaf bovenzijde
mast, excl. beslag tot aan bovenzijde van de - 5900
band
-band 3 op de giek, gemeten vanaf achterkant mast tot
de voorzijde van de band - 2370
Breedte van de meetbanden 20

3.11.2 Grootzeil:
-lengte achterlijk - 6150
-zeilbreedte op halve hoogte - 1365
-zeilbreedte op driekwart hoogte - 755
-lengte bovenste zeillat - 500
-lengte middelste zeillat - 800
-lengte onderste zeillat - 700
-afstand van voorlijk tot achterkant mast 25
-hoogte cijfers zeilnummer 300
-breedte cijfers zeilnummer 200
-stamdikte cijfers zeilnummer 50 55
-onderlinge afstand cijfers zeilnummer 50 60

3.11.3 Fok:
-lengte voorlijk - 6480
-lengte onderlijk - 2330
-lengte achterlijk - 5800
-lengte zwaartelijn - 6180
-het achterlijk mag niet convex zijn
-in het achterlijk zijn 3 zeillatten toegestaan; de
zeillatten dienen het achterlijk te verdelen in 4 gelijke
delen
-lengte bovenste zeillat - 200
-lengte andere 2 zeillatten - 350

3.11.4 Kleine fok:


-lengte voorlijk - 5850

Kolibri klassenvoorschriften 1 april 2002, wijziging 1 oktober 2005 blz. 10


-lengte onderlijk - 2200
-lengte achterlijk - 5000

3.11.5 fokkeloet
-lengte 2150

3.11.6 Plaats fok / kleine fok:


-afstand van de voorkant voorsteven, exclusief beslag,
tot doorgetrokken voorlijk van de fok, gemeten op de
dekbalk achter de steven - 80

Kolibri klassenvoorschriften 1 april 2002, wijziging 1 oktober 2005 blz. 11

You might also like