You are on page 1of 43

lOMoARcPSD|1392202

Dictaat Verbinden.pdf

Constructietechniek (Universiteit Twente)

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2 Onderling verbinden van onderdelen

Contents
2 Onderling verbinden van onderdelen .................................................................................... 1
2.1 Indeling verbindingstypen ................................................................................................. 2
2.1.1 Indelingen ..................................................................................................................... 2
2.1.2 Ontwerpkeuzes ............................................................................................................ 2
2.2 Losneembare verbindingen ................................................................................................ 3
2.2.1 Schroefverbindingen.................................................................................................... 3
2.2.2 Penverbindingen ........................................................................................................ 13
2.2.3 Borgelementen ............................................................................................................ 15
2.2.4 Losneembare vormgesloten verbindingen ............................................................. 17
2.3 Niet Losneembare verbindingen ..................................................................................... 19
2.3.1 Lijmen .......................................................................................................................... 19
2.3.2 Solderen ....................................................................................................................... 23
2.3.3 Lassen .......................................................................................................................... 26
2.3.4 Klinken......................................................................................................................... 31
2.3.5 Niet losneembare vormgesloten verbindingen ..................................................... 34
2.4 Bijlagen ................................................................................................................................ 37
2.4.1 Voorbehandelen van lijmvlakken ............................................................................ 37
2.4.2 Lijmsterktes ................................................................................................................. 38
2.4.3 Metrische schroefdraad – Afmetingen van de draad............................................ 39
2.4.4 Bouten en Moeren – Sterkteklassen ......................................................................... 40
2.4.5 Metrische Bouten - Bout, Moer en Ring maten voor standaard uitvoeringen . 41
2.4.6 Klinknagels ................................................................................................................. 42

2.1

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2.1 Indeling verbindingstypen


Onder verbinden wordt het geheel vastleggen van de onderlinge posities en het doorleiden van de
daarbij optredende belasting verstaan. Er zijn verschillende manieren om alle verschillende
verbindingsmogelijkheden in onder te verdelen. In de volgende paragraaf zullen deze worden
besproken.

2.1.1 Indelingen
In Figuur 2.1 zijn een aantal indelingen van de definitie verbindingen weergegeven. De indeling die in
dit dictaat zal worden gebruikt is die op basis van de graad van losneembaarheid. In paragraaf 2.2
zullen de losneembare verbindingen worden besproken, in paragraaf 2.3 de niet losneembare. De
aspecten die bij de andere indelingen een rol spelen, zullen uiteraard wel aan bod komen.

Indeling Opsplitsing
Hildebrand Materiaalverandering Plastische vervorming Elastische vervorming
Losneembaarheid Losneembaar Beperkt losneembaar Niet losneembaar
Verbindingsprincipe Materiaalverbinden Verbindingselementen Vormverbinden
Geometrie Puntverbinding Lijnverbinding Vlakverbinding
Figuur 2.1: Indelingen van verbindingen

2.1.2 Ontwerpkeuzes
De keuze tussen een losneembare en een niet losneembare verbinding is vaak zeer sterk afhankelijk
van het ontwerp en de doelstellingen van de ontwerper. In het algemeen zijn er een aantal voor- en
nadelen van losneembaar te noemen, zoals te zien in Figuur 2.2.

(beperkt) Losneembaar Niet losneembaar


Onderhoud Goed schoon te maken, gemakkelijk om Onderhoud is lastig, maar in veel
onderdelen te vervangen gevallen ook minder nodig
Belasting Vaak slecht geschikt om zware De meeste verbindingen zijn goed te
belastingen op te vangen, maar dit is belasten
goed op te vangen door daar rekening
mee te houden in het ontwerp
Productie Vraagt relatief veel tijd Vraagt minder tijd en is goedkoper
Figuur 2.2: Keuze losneembaar of niet losneembaar

2.2

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2.2 Losneembare verbindingen


In dit hoofdstuk zullen de losneembare verbindingen worden behandeld. Achtereenvolgens zullen de
volgende verbindingen worden behandeld:
 Schroefverbindingen
 Penverbindingen
 Borgelementen
 Losneembare vormgesloten verbindingen

2.2.1 Schroefverbindingen

1) Schroefdraad
In Figuur 2.3 worden de meest gebruikte schroefdraadsoorten getoond. De verschillen bestaan uit
de vorm van de tand en de spoed van de schroefdraad. De spoed is de afstand tussen twee tanden
van de schroefdraad, die gemeten wordt op basis van een dwarsdoorsnede. Dit is gelijk aan de
voorwaartse verplaatsing bij een omwenteling van de bout. Bijvoorbeeld en bout met metrische
schroefdraad met een schachtdiameter van 6 mm (een M6 bout) heeft bijvoorbeeld een spoed van 1
mm. I volledige rotatie van de bout heeft 1 mm verplaatsing tot gevolg.

Metrisch schroefdraad (a en b) wordt voornamelijk voor bevestigingsdoeleinden gebruikt. De fijne


draad wordt dan meer specifiek gebruikt voor dunwandige profielen, hoge belastingen, grote
afmetingen en bij instel en afdichtingschroeven. De pijpschroefdraad wordt vaak gebruikt voor
vloeistofdichte afsluitingen, eventueel in samenwerking met een extra afsluitmiddel(afsluitvlakken
die op elkaar geperst worden of speciaal afsluittape/hennep). Trapeziumschroefdraad en
zaagtandschroefdraad worden vooral gebruikt als bewegingsschroefdraad, bijvoorbeeld in
draaibanken of bankschroeven. De zaagtand is hierbij geschikt voor hogere belastingen.

Figuur 2.3: Basisvormen van de meest gebruikte schroefdraadsoorten


a ) metrisch schroefdraad, b) metrisch fijnschroefdraad, c) Whitworth-pijpschroefdraad, d)
trapeziumschroefdraad, e) zaagtandschroefdraad

Bijvoorbeeld en bout met metrische schroefdraad met een schachtdiameter van 12 mm (een M12
bout) heeft een spoed van 2 mm; 1 volledige rotatie van de bout heeft 2 mm verplaatsing tot gevolg
In de bijlagen zijn de gegevens over het gangbare metrisch schroefdraad te vinden. Standaard
rapezium schroefdraad met een schachtdiameter van ongeveer 12 mm heeft een spoed van 4 mm.

2) Klemprincipe van (metrische) schroefdraad


Het principe waarom met een combinatie van bout en moer met metrische schroefdraad
onderdelen aan elkaar geklemd worden kan als volgt verklaard worden (zie ook Figuur 2.4).

2.3

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Figuur 2.4 Werkingsprincipe schroefdraad

Tijdens het aandraaien van een bout moer combinatie zal er een kleine aandraaikracht F0 nodig zijn,
zolang de te klemmen onderdelen nog niet op elkaar aansluiten. Wanneer de onderdelen op elkaar
vast zijn getrokken, zullen de onderdelen en de bout elastisch gaan vervormen. Bij het verder
aandraaien van de bout moer combinatie zal zo de dus steeds groter wordende kracht F gaan
ontstaan (Zie Figuur 2.4 links).
Als reactiekrachten op de kracht F op het glij oppervlak zullen twee krachten ontstaan, een normaal
Fn en een wrijvingskracht Fw (die samen de vervangende kracht Fverv vormen). In twee situaties, voor
het aandraaien van de bout moer combinatie (Figuur 2.4b, heffen van een last) en tijdens het
losdraaien van de bout moer combinatie (Figuur 2.4 c en d; dalen van een last) kunnen nu via een
krachtenevenwicht vergelijkingen voor F0 worden bepaald. Fo is de kracht die moet worden geleverd
zodat er net evenwicht is, dat wil zeggen de bout /moer combinatie op het punt van bewegen staat.

F0, stijgend  F * tan(   )


F0,dalend  F * tan(   )
  spoedhoek
  wrijvingshoek

Wanneer deze formules worden bekeken blijkt dat voor het stijgen van de last de richting van de
krachtvector altijd is zoals in Figuur 2.4b, dus werkend in de richting van de stijgende belasting. Dus
als de last in de richting van de stijging van de schroefdraad moet worden bewogen, dient ook een
kracht in die richting te worden geleverd. Dus men moet altijd kracht leveren om een bout moer
combinatie aan te draaien.
Wanneer naar de formule voor de dalende last wordt gekeken, blijkt dat de kracht F0,dalend wel van
teken kan veranderen. Wanneer ϕ<ρ, zorgt dit er voor dat de tangens negatief wordt, zodat de
richting van de vector van F0,dalend zoals getekend in Figuur 2.4c omdraait. Dit heeft als gevolg dat
wanneer de spoedhoek ϕ kleiner is als de wrijvingshoek ρ er altijd een kracht in de richting van de
dalende last nodig is om beweging te veroorzaken. Dat wil dus zeggen is dat de verbinding niet zelf
los laat maar altijd los gedraaid moet worden. In Figuur 2.4 c is dus een kracht naar rechts nodig om
beweging naar links te voorkomen (niet zelfremmend) en in Figuur 2.4 d is juist een kracht naar links
nodig om de bout moer combinatie los te draaien. Alle metrische schroefdraad is zelfremmend, dus
er is onder normale omstandigheden altijd een kracht nodig om de verbinding los te draaien. Niet
normale omstandigheden zijn verontreiniging van de schroefdaad (wrijvingshoek ρ wordt minder) of
bijvoorbeeld het lostrillen van de verbinding (tijdelijk wegvallen van F)

3) Productie van schroefdraad


Schroefdraad kan op twee manieren geproduceerd worden, namelijk door te rollen en door het weg
te snijden. Gerold schroefdraad heeft een hogere levensduur, een economischere productie en

2.4

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

levert gladdere oppervlakken op. Gesneden schroefdraad wordt aangebracht op assen en in gaten
en is hiermee beter aan te passen aan de gebruiksomgeving. Buitendraad wordt gemaakt door een
as te draaien en hier draad in te tappen. Hierbij is de diameter van de as=buitendiameter – 0,1x
spoed. Binnendraad wordt vervaardigd door een gat te boren en hier draad in te tappen. Hierbij is
de diameter van het gat = buitendiameter – spoed.

4) Bouten/moeren
In Figuur 2.5 en Figuur 2.6 zijn de meest gangbare bouten en moeren overzichtelijk weergegeven.

De standaard, al dan niet met


a Zeskantbout met schacht
schroefdraad tot aan de kop

Voor nauwkeurig positioneren


b Pasbout
van onderdelen onderling

Binnenzeskant schroef Steekt niet uit het oppervlak


c
met platverzonken kop van het werkstuk

Zelfklemmend door vierkante


Bolkopschroef met
d nek. Geen sleutel nodig om de
vierkante nek
bout vast te houden

Kan geheel in gat worden


e Stelschroef met schacht
gedraaid

f Vleugelbout Handbediening mogelijk

Zelftappend, dus geen


g Plaatschroef
schroefdraad nodig

Tapeinde met verjongde


h Beide kanten schroefdraad
schacht
Figuur 2.5: Veel voorkomende bouten (Roloff/Matek tabel 8.5)

a Zeskantmoer De standaard

De borgring op deze moer


b Dopmoer met borgring voorkomt het zelfstandig
loswerken van de moer.

Een vleugelmoer is praktisch bij


c Vleugelmoer verbindingen die vaak moeten
worden gescheiden.

2.5

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

d Hoge kartelmoer Handbediening mogelijk

Figuur 2.6: Veel voorkomende moeren (Roloff/Matek, tabel 8.6)

5) Belastbaarheid van bouten met metrische schroefdraad

De meeste vormen bouten zijn vastgelegd in Normen zoals Nen, Din en Iso. In deze normen wordt
vastgelegd waar een type bout aan moet voldoen, welke lengtematen er zijn etc. Een voorbeeld is
bijvoorbeeld een bout volgens Din 558 4.6 M5*30. Din 558 geeft het type bout aan, M5 dat het
metrische schroefdraad is met een nominale diameter van 5 mm, de bout heeft een lengte van 30
mm en 4.6 zegt iets over de belastbaarheid van het materiaal waar de bout van gemaakt is.

De maten die voor metrisch schroefdraad zijn vastgelegd (Figuur 2.7 )zijn belangrijk om te kunnen
rekenen aan de belastbaarheid van de bouten. D is de nominale diameter van de bout. Dat zijn de
toppen van de schroefdraad. Voor M5 is dat een d van 5 mm. d2 is de flankdiameter en d3 de
kerndiameter (de kleinste diameter van de as van de bout tot de onderkant van de schroefdraad). P
is de spoed van de schroefdraad, de afstand tussen 2 opeenvolgende toppen van de schroefdraad.

Figuur 2.7: Belangrijke maten voor bouten (kleine letters) en moeren (hoofdletters)

Wanneer schroefdraad wordt belast, wordt er gerekend met een spanningsdoorsnede. Omdat ten
opzichte van een top van de schroefdraad altijd een dal ligt, gaat het kleinste oppervlak niet
loodrecht door de bout, maar schuin. Het bijbehorende oppervlak heeft spanningsdoorsnede,

In het eerder gegeven voorbeeld geeft 4.6 de sterkte van het materiaal aan, waaruit de bout
gemaakt is. Deze code bestaat uit twee delen, 1 die de treksterkte aan geeft, de andere die de
vloeigrens vast legt. In het geval van sterkteklasse 4.6 is de treksterkte 400 N/mm2 en de vloeigrens
240 N/mm2. In het algemene geval geldt dat als de sterkteklasse wordt aangegeven als a.b dat de
treksterkte gelijk is aan 100*a en de vloeigrens gelijk is aan 100*a*b/10.

6) Spanningen in schroefverbindingen

Figuur 2.8: Bezwijkmogelijkheden van een schroefverbinding

2.6

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Wanneer een bout moer verbinding goed is ontworpen, zal alleen bezwijkmogelijkheid c (Figuur 2.8)
op kunnen treden. In dat geval is het aantal schroefdraadwindingen dat met elkaar in contact is zo
groot dat het zwakste punt van de verbinding de schroefdraad zelf is. De minimale lengte Le van het
contactgebied tussen bout en moer kan worden berekend met de volgende formule:
 t ,bout 2* At
Le  *
 t ,moer 0,5*   D  0, 64952* p 
2
Hierin is At is het spanningsdragende doorsnede van de bout (mm ),
p de spoed (mm),
D de diameter (mm)
2
σt, bout en σt, moer (N/mm ) de treksterkte (Rm) van de bout en moer resp.
Vergelijking 2.1: Trekspanning (Voor de toelichting, zie onder en bijlagen)

Naast de in Figuur 2.8 genoemde bezwijkmogelijkheden van een schroefverbinding die tot stand
komen door plastische vervorming onder een statische belasting, kan een schroefverbinding ook
bezwijken door slijtage of bijvoorbeeld een dynamische belasting. Voor meer algemene info over
belastingsvormen zie hoofdstuk 1.

Een schroefverbinding kan daarnaast onderhevig zijn aan verschillende soorten belastingen. Deze
belastingen zijn trek, afschuif en stuikbelastingen. In onderstaande vergelijkingen is S steeds het
oppervlak dat haaks op de belaste richting staat.

Trekbelasting vindt plaats als de schroefverbinding in de lengterichting wordt belast. De


trekspanning (σt) kan als volgt berekend worden (staalconstructie’s):

Fmax
t    t ,toelaatbaar
S
Vergelijking 2.2: Trekspanning (Voor de toelichting, zie onder en bijlagen)

2.7

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Afschuifbelasting en stuikbelasting vinden plaats als de schroefverbinding haaks op de lengterichting


wordt belast. Wanneer dit optreedt dient de constructie op beide belastingvormen gecontroleerd te
worden.

Figuur 2.9: Dwarsbelasting van een boutverbinding

In het geval van Figuur 2.9 kan de afschuifspanning (τt) op de twee blauwe vlakken als volgt worden
berekend:
F
a    a ,toelaatbaar
nmS
Vergelijking 2.3: Afschuifspanning (Voor de toelichting, zie onder en bijlagen)

In Figuur 2.9 vindt stuikbelasting plaats op de rode en gele vlakken. De hoogste stuikbelasting wordt
gevonden op het kleinste dragende vlak, in dit geval het enkele gele vlak. De stuikdruk kan als volgt
berekend worden:

F
l    l ,toelaatbaar
n  d  tmin
Vergelijking 2.4: Stuikdruk (Voor de toelichting, zie onder en bijlagen)

Waarin: F is kracht (N),


S is doorsnede oppervlak (mm),
d is diameter van bout (mm),
n is aantal bouten, (1 in voorbeeld hierboven)
m is aantal afschuifvlakken per bout, (2 in het voorbeeld hierboven)
tmin is de kleinste som van de dikten van de constructiedelen in een richting
In het voorbeeld alle delen dikte a
Som diktes naar voor kracht naar links: a (geel)
Som diktes naar voor kracht naar rechts: 2a (rood)
tmin = a
σ: trekspanning (N/mm2),
τ: schuifspanning (N/mm2)

2.8

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

7) Ontwerprichtlijnen
In onderstaande paragrafen zullen een aantal tips worden gegeven, die veel problemen bij productie
kunnen voorkomen.

a) Afschuifbelasting
In
verbinding met De bouten worden op belast op
pasbouten afschuiving.

verbinding met Door een voorspanbout te plaatsen,


voorspanbouten vindt de krachtoverdracht nu plaats door
wrijving tussen de onderdelen.

Figuur 2.10: Voorkomen van afschuiving in bouten

b) Dynamische belasting
In het geval van een dynamische belasting is het verminderen van spanningspieken vaak nodig. Dit
kan met de in Figuur 2.11 getoonde methoden worden bereikt. Bouw spanningspieken (a) af door
middel van een uitstekende schroefdraad (b), een afgeronde verdieping en uitstekende
boutschroefdraad (c) of het uitboren van de schroefbout (d). Ook kan het vaak helpen om de bout te
verlengen.

Figuur 2.11: Verminderen van spanningspieken bij schroefdraad

c) Draadgaten

Figuur 2.12: Inloop draadgaten


Kleine afschuiningen (b en c in Figuur 2.12) aan de inbrengopening van de draadgaten voorkomen
storende neerslagophopingen bij gegalvaniseerde onderdelen. Deze afschuiningen maken inbrengen
over het algemeen gemakkelijker.

2.9

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Figuur 2.13: Uitloop draadgaten


Zorg altijd voor een draadgat uitloop loodrecht op de as van de bout (zoals in c, Figuur 2.13).

d) Dunne plaat
Soms is het nodig om in relatief dunne plaat schroefdraad te tappen om er middels een bout iets aan
te kunnen bevestigen. In dunne plaat kunnen vaak slechts enkele gangen getapt worden. Om dit
aantal gangen, en daarmee de belastbaarheid van de van de verbinding, te kunnen verhogen zijn
een aantal eenvoudige ingrepen weergegeven in Figuur 2.14.

a Origineel

Het nadeel van omvouwen is dat de zo


ontstane spleet zeer gevoelig is voor
corrosie. Voor prototype’s zal dit vaak
geen probleem zijn, wanneer deze
b Omvouwen oplossing in een uiteindelijk product
gebruikt wordt zal er een
oppervlaktebehandeling nodig zijn of
materialen gebruikt moeten worden die
beter bestand zijn tegen spleetcorrosie.
Kan op meerdere plaatsen dan alleen aan
Extra lagen
c de rand van de plaat, maar heeft dezelfde
lassen
nadelen als b.
Bij vloeiboren wordt geen materiaal
weggesneden maar aan de kant gedrukt,
d Vloeiboren onder invloed van de hoge
wrijvingswarmte. Hierdoor ontstaat een
soort kraag.

Door moeren op de plaat te lassen, hoeft


e Lasmoeren er geen schroefdraad meer te worden
getapt, omdat de schroefdraad van de
moer kan worden gebruikt. Dit kan zowel
Inklink- met las- als met inklinkmoeren.
f
moeren

Figuur 2.14: Schroefverbindingen op dunne plaat

2.10

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

e) Krachtlijnen

Figuur 2.15: Krachtlijnen voor bouten en moeren

Zoals in Figuur 2.15 te zien is, moeten draagvlakken van schroefkoppen en moeren loodrecht op de
schroeflengteas staan. Als dit niet het geval is ontstaan extra buigspanningen in de schroefschacht.

f) Zwakke materialen

Figuur 2.16: Inserts voor draaiverbindingen in zwakke materialen

Wanneer een schroefverbinding in een zwak materiaal (kunststof, aluminiumlegering, hout) moet
worden geplaatst, is het verstandig om gebruik te maken van een insert, omdat deze materialen
vaak onvoldoende houvast bieden aan standaard schroefdraad. Inserts worden in het zwakkere
materiaal in een voorgeboorde opening geschroefd of eventueel geslagen. Ook kunnen inserts
worden gebruikt om slijtage gevoelige materialen te beschermen tegen vaak openen en sluiten.

8) Voorbeelden speciale schroefverbindingen

a) Zelftapper

Figuur 2.17: Zelftapper

2.11

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Een zelftapper (Figuur 2.17) is een zelftappende bout voor dunne plaat. Door de afgeplatte vlakken
op de snijkant van de bout wordt de plaat niet gesneden maar vervormd, zodat er meer materiaal
beschikbaar komt waar de schroefdraad zich in kan snijden.

b) Lasmoer

Lasmoeren zijn o.a. speciaal ontworpen voor de hoekpunten van vierkante buis. Ze zijn niet
voorgetapt, maar worden getapt nadat ze zijn aangebracht. Hierdoor sluit de draad in de lasmoer
altijd aan op de draad in de originele buis en kan bovendien de dikte van de buis ook voor de
bevestiging worden gebruikt.

c) Bevestigingsschroef

Thorx schroeven zijn voor o.a. voor het bevestigen van beplating aan de buitenzijde van gebouwen.
Door de weersinvloeden is de overgang tussen de kop van de schroef en de plaat zeer gevoelig voor
spleetcorrosie, daarom hebben deze schroeven hier speciale voorbehandeling voor ondergaan.

d) Zonder gereedschap

Figuur 2.18: Vleugelbout

Voor sommige toepassingen is het praktisch om deze zonder extra gereedschap te kunnen openen.
Vleugelbouten of –moeren worden vaak gebruikt in verbindingen die veelvuldig moeten worden
geopend. Ook valt te denken aan verbindingen die op ieder moment geopend moeten kunnen
worden, maar waarbij dit niet vaak voorkomt. Hier wordt vaak gebruik gemaakt van een
schroefverbinding die met een muntstuk te openen is.

2.12

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2.2.2 Penverbindingen
Er is sprake van een penverbinding als een pen in een gat wordt gedrukt, waarbij deze pen door alle
te verbinden delen gaat.

1) Definitie van pennen


De twee belangrijkste verschillen tussen pennen en schroefverbindingen zijn dat pennen nooit
gebruikt worden voor het aanbrengen van een voorspanning en dat de belastingsrichting van
pennen anders is. Schroefverbindingen worden axiaal belast, pennen radiaal.

Figuur 2.19: Verschillende typen pennen: a) pen zonder kop, b) pen zonder kop met splitpengaten en ringen, c)
pen met kop en splitpengaten, d) pen met kop en schroefdraad

2) Verschillende typen pennen

a) Conische pennen

Figuur 2.20: Conische pennen

Conische pennen worden gebruikt om slijtage en gatvergroting op te heffen bij regelmatige


demontage. Door de vorm van de pen worden de onderdelen toch steeds nauwkeurig
gepositioneerd. De moer wordt gebruikt tijdens het verwijderen van de pen.

2.13

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

b) Cilindrische pennen

Figuur 2.21: Cilindrische pennen

Cilindrische pennen worden voor ongeveer dezelfde doeleinden gebruikt als conische pennen, maar
zijn minder gemakkelijk te monteren. Schroefdraad wordt gebruikt als het losslaan van de pennen
niet mogelijk is. Eventuele groeven kunnen worden gebruikt om olie of lucht te laten ontsnappen.

c) Kerfpennen (nagels)
Kerfpennen hebben door de kerfranden (zie Figuur 2.22) al een radiale voorspanning, die voorkomt
uit vervorming van deze rand. Hierdoor zijn de pennen trilvast (hij klemt) en zeer gemakkelijk
monteerbaar. Ook zijn kerfpennen goed herbruikbaar, tijdens gebruik vervormen ze alleen elastisch.

Figuur 2.22: Opbouw kerfpen Figuur 2.23: Verschillende kerfpennen

d) Spanbussen
Een spanbus wordt vervaardigd uit gerold verenstaal, waardoor hij een radiale druk kan uitoefenen.
Hierdoor is deze verbinding goed bestand tegen trillingen, goed te hergebruiken en gemakkelijk
monteerbaar. Goed voor wisselende belastingen, trilt dan niet los.

a Spanbus Toelichting!

b Soepele vering (vermijden)

c Stugge vering

d Gecombineerde spanbus

e Spiraal spanbus

2.14

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

f Connex spanbus

Figuur 2.24: Spanbussen

e) Ontwerprichtlijnen
In Figuur 2.25 is een vergelijking van de verschillende penverbindingen te vinden.
Conische pen Cilindrische pen Kerfpen Spanbus
Positionering ++ ++ +/- +/-
Trilvastheid - - + +
Prijs - +/- ++ ++
Belastbaarheid ++ ++ +/- -
Montage ++ +/- ++ ++
Hergebruik + + + +
Voorbeelden Positionerend Positionerend / Positionerend / Positionerend /
gebruik roterend / roterend roterend /
beveiligend smerend
Figuur 2.25: Vergelijkingstabel penverbindingen

2.2.3 Borgelementen
Borgelementen worden gebruikt voor het borgen van machineonderdelen, bijvoorbeeld om axiale
verschuiving van pennen of wentellagers te voorkomen.

1) Verschillende typen borgelementen

a) Borgringen
Een borgring wordt verend in een groef gemonteerd. De uitstekende rand kan axiaal worden belast
en worden gebruikt om onderdelen te positioneren. In Figuur 2.26 zijn verschillende soorten
borgringen te zien.

Figuur 2.26: Borgelementen

De toepassing van borgringen is te zien in Figuur 2.27, waarin een wentellager op twee verschillende
manieren wordt bevestigd. In uitvoering b wordt gebruik gemaakt van borgringen, waardoor geen
schroefdraad nodig is en minder oppervlaktebewerkingen.

2.15

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Figuur 2.27: Toepassingen borgringen in wentellagermontage

b) Splitpennen

Figuur 2.28: Splitpen

De eenvoudige en goedkope splitpenborging (Figuur 2.28) wordt gebruikt om axiale verplaatsing


tegen te gaan bij scharnierende pen of boutverbindingen. De werking van de splitpen berust op
plastische deformatie en is dus niet geschikt voor verbindingen die veelvuldig losgemaakt moeten
worden. De splitpen is niet geschikt voor krachtoverbrenging maar wordt bijvoorbeeld gebruikt om
iets wat wel krachten kan opvangen op zijn plaats te houden.

c) Borgclips

Figuur 2.29: Borgclip (gemonteerd)

2.16

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Borgclips worden toegepast bij penverbindingen die vaak losgemaakt moeten worden. Ook de
borgclip is niet geschikt voor krachtoverbrenging.

d) Ontwerprichtlijnen
In Figuur 2.30 is te zien voor welke toepassingen de verschillende borgelementen het meest geschikt
zijn.

Borgring Splitpen Borgclip

Toepassing Axiale positionering Borging (scharnierende Borging (verbinding die


pen- of vaak los moet)
boutverbinding)
Belastbaarheid ++ -- --
(veel variatie)
Hergebruik +/- -- ++
Montage ++ + ++
Nauwkeurigheid + ++
(veel variatie)
Figuur 2.30: Vergelijkingstabel borgelementen

2.2.4 Losneembare vormgesloten verbindingen

Figuur 2.31: Klikverbinding Figuur 2.32: Batterijverbinding

Vormgesloten losneembare verbindingen (twee voorbeelden in Figuur 2.31 en Figuur 2.32) zijn vaak
gebaseerd op de elastische vervorming van het materiaal. Vooral in spuitgietproducten zijn
klikverbindingen goede en goedkope oplossingen. Er zijn weinig extra kosten aan de matrijs, geen
extra productiekosten en vaak snelle en eenvoudige assemblage. Door goed gekozen geometrie zijn
zeer veel voordelen te halen uit vormgesloten verbindingen. Er zijn echter geen algemene
ontwerpregels over het kiezen van deze geometrie.

1) Spanningsbeschouwing
De krachten om deze elastische elementen te verplaatsen kunnen worden uitgerekend aan de hand
van eenvoudige mechanische modellen.

2.17

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Aan de hand van deze figuur, een krachtbeschouwing van de


klikverbinding in Figuur 2.31, zullen we de grote van de klik-nok (δ)
berekenen.

De kracht Fres kan worden ontbonden in een x en een y, richting.


Met behulp van de kracht in de x-richting is het eenvoudig om uit
te rekenen hoe groot δ moet zijn.

De poot van het kliksysteem is te beschouwen als onderstaand VLS:

Hiermee is δ als volgt te berekenen:


Fl 3

C1 EI

Figuur 2.33: Berekening grootte van klikverbinding

2.18

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2.3 Niet Losneembare verbindingen


In deze paragraaf zullen de niet losneembare verbindingen worden behandeld. Deze verbindingen
zullen behandeld worden:
 Lijmen
 Solderen
 Lassen
 Klinken
 Vormgesloten verbindingen

2.3.1 Lijmen
Lijmen is het verbinden van gelijksoortige of verschillende materialen door oppervlaktehechting,
met behulp van een lijmmateriaal. Lijm is een aanvankelijk plastische, veelal organische stof die in
beginsel vloeibaar is en na in een vaste stof te zijn overgegaan en die daarmee de delen mechanisch
hecht.

1) Werking
De werking van lijm is afhankelijk van de adhesie van de lijm met de oppervlakken en de cohesie van
de lijm zelf. Adhesiekrachten zijn krachten die aanwezig zijn tussen de verschillende materialen,
cohesiekrachten zijn de inwendige krachten, aanwezig in het materiaal zelf.

Doordat de adhesiekrachten relatief klein zijn, is het noodzakelijk om een groot contactvlak te
gebruiken, zoals bereikt wordt in Figuur 2.34.

Figuur 2.34: Lijmvlak


In Figuur 2.35 staan een aantal verschillende principes afgebeeld, waarop de werking van lijm kan
berusten. Vaak zal de werking op een combinatie van deze principes berusten. In een vormgesloten
verbinding kruipt de lijm in de minuscule holte’s van het oppervlak en hard daar uit. Ook zijn er
intermoleculaire krachten, zoals van der Waalskrachten en dipoolkrachten aanwezig, ook tussen de
oppervlakken. Ook is het mogelijk dat er chemische bindingen worden gevormd tussen het
lijmoppervlak en het contactoppervlak.

Figuur 2.35: Lijmverbindingen

2) Sterkte
De sterkte van een lijmverbinding wordt gegeven door Vergelijking 2.5.

2.19

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

FS F
 LB   S
ALv l0  b
Vergelijking 2.5: Bindsterkte lijm

In deze vergelijking is τLB de bindsterkte


Fs de scheurkracht en
ALv het oppervlak van de lijmvoeg.
τLB is geen constante, maar is afhankelijk van corrosieinvloeden, de temperatuur, de lijmlaagdikte en
de oppervlakteruwheid. Waarden voor τLB zijn te vinden in de bijlagen van dit hoofdstuk.

Fmax  ALv  L  b  t   L Fmax  ALv  L  b  l0  L Tmax  0,5  b    d 2 L


Figuur 2.36: Belastingsgevallen van een lijmlaag

In Figuur 2.36 zijn drie standaardbelastingen voor lijmlagen weergegeven. In alle gevallen wordt de
lijmlaag belast op afschuiving.

3) Ontwerprichtlijnen
In deze paragraaf zullen een aantal ontwerprichtlijnen worden gegeven met betrekking tot de
vormgeving, voorbehandeling en keuze voor lijmverbindingen.

a) Vormgeving
Een paar algemene vormgevingsregels voor lijmverbindingen zijn:
Maak het lijmoppervlak zo groot mogelijk, vanwege de lage adhesiekrachten
Bescherm de lijmverbinding tegen trekbelasting of gebruik een borging, om afpellen te voorkomen
Indien de uithardtijd lang is, is het aan te raden om een fixatie te gebruiken

In Figuur 2.37 zijn een aantal vormgevingsrichtlijnen opgenomen, om problemen met


lijmverbindingen zo veel mogelijk te voorkomen. Figuur 2.38 bevat een aantal
verstevigingsmogelijkheden (trekbelasting voorkomen) voor een lijmverbinding, zoals nieten (a),
Omvouwen (b), klinken (e), schroeven (h), etc.

2.20

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Figuur 2.37: Vormgeving lijmverbindingen

Figuur 2.38: Versterking lijmverbindingen

b) Voorbehandeling
Om de lijm beter te laten hechten, kunnen een aantal voorbehandelingen om de volgende doelen te
bereiken:
 Reinigen / ontvetten (hechting verbeteren)
 Schuren / zandstralen (ruwheid vergroten)
 Etsen (oxidelagen verwijderen)
2.21

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

 Oppervlaktelagen aanbrengen (betere adhesiekrachten)

4) Keuze voor lijmtypen


In Figuur 2.39 is een overzicht te vinden van de meest gebruikte lijmverbindingen. Voor het maken
van een keuze voor een lijmverbinding is het handig deze tabel te raadplegen.

Soort lijm Type uitharding Toepassing


Lijm gemaakt van Oplosmiddel ontsnapt na Papier, hout, Rubber etc.
planten/dieren maken verbinding middels Komt weinig meer voor.
diffusie VB: Ponal
Contactlijm Ontsnappen van Veelvuldig toepasbaar
oplosmiddel voor verbinden VB: Pattex
Fysisch

Smeltlijmen Smelten bij 150 – 200 °C Kan worden toegepast op alle


Harden door afkoeling materialen met een hogere
smelttemperatuur dan de lijm
VB: Randfineer voor planken
Plakstrippen Geen. Kleefwerking door Werkt op meeste materialen.
klevende laag en lichte druk Niet sterk, kruipneiging.
VB: Tesafilm, tochtstrippen
1 component Toevoer van Warmte Metaal, kunststof
(voorgemengde 2 Lijm is sterk
componenten VB: Scotch Weld AF 190
Lijmwerking

systemen)
2 Componenten- Chemische reactie tussen Metaal, kunststof, glas, steen,
lijm, Epoxylijm hars en harder hout
VB: Araldit
Acryllijm 1 Component: UV invloed 1 C: Lichtdoorlatende materialen
2 Componenten: Diffusie 2C: Metaal
Chemisch

Polyerethaanlijm Warmte activeert Hout, metaal, elastomeren,


uitharding, verdere dakbedekking
uitharding door
luchtvochtigheid
Siliconenlijm Luchtvochtigheid Glas (aquaria) en metaalbouw.
Lijm en afdichtmiddel.
VB: Sikaflex
Cyano-acrylaatlijm Luchtvochtigheid Kunststof, Gesinterde metalen
(Secondelijm) (poedervormig basismateriaal)
VB Loctite, Pattex
Anaërobe lijm
Metaalcontact zonder Metaal, borging en afdichting van
zuurstof schroefverbindingen
Figuur 2.39: Keuze voor lijmverbindingen

5) Voor- en nadelen van lijmverbindingen


De voor- en nadelen van lijmverbindingen zijn belangrijk voor de keuze of een verbinding gelijmd
wordt of niet. Deze zijn in Figuur 2.40 weergegeven.

Voordelen Nadelen
Geen ongunstige materiaalbeïnvloeding Vaak oppervlakte behandeling nodig
Geen of geringe thermische belasting Vaak minder sterk (Treksterkte tot 8 - 45 MPa,
(RVS 480 – 2240 MPa))
Afdichtende, spleetvrije en isolerende verbinding Uitharden heeft vaak (relatief) veel tijd nodig
Geen oppervlaktebeschadiging Kruipneiging bij langdurige belasting
Trillingsdempend Slechte hittebestendigheid slecht
Gelijkmatige kracht- en spanningsverdeling Gevoeligheid bij stootbelasting
Figuur 2.40: Voor- en nadelen van een lijmverbinding

2.22

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2.3.2 Solderen
Solderen is een thermisch procedé voor het vlak- of materiaalverbindend voegen en bekleden van
materialen, waarbij er een vloeibare fase door het smelten van soldeer ontstaat. De
smelttemperatuur van het basismateriaal wordt daarbij niet bereikt.

1) Werking
Het soldeermateriaal wordt op smelttemperatuur gebracht en aangebracht op het bevochtigde
basismateriaal. De soldeerdruppel breidt zich uit en hecht zich na het uitharden aan het
basismateriaal. Hierbij zullen delen van het soldeermateriaal en het basismateriaal zich vermengen,
terwijl het basismateriaal niet gesmolten is. Dit proces wordt diffusie genoemd (zie Figuur 2.41). De
diffusiezone bedraagt 2 μm tot enkele millimeters en is afhankelijk van de gebruikte materialen.
Eventueel kan gebruik worden gemaakt van vloeimiddel, om oxiden te verwijderen en nieuwe
vorming ervan te voorkomen.

Figuur 2.41: Diffusie bij solderen

Soldeer stroomt bij het aanbrengen ook in eventueel aanwezige spleten. Vanwege de capillaire
werking stroomt het soldeer in de spleet, hierbij is de stijghoogte ongeveer omgekeerd evenredig
met de spleetbreedte. De capillaire werking wordt getoond in Figuur 2.42.

Figuur 2.42: Capillaire werking; 0.05< h < 0.25 mm

2) Berekeningen
In Figuur 2.43 wordt de overlaplengte van de soldeerverbinding berekend.

2.23

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

De lengte van de overlapverbinding kan als volgt


worden berekend:
Rm
l  tmin
a
Hierbij is Rm de treksterkte van het basismateriaal
en τa de afschuifsterkte van de soldeernaad.
Bij benadering is de lengte van de overlapping
tussen de 3t en 6t.

De lengte van de verbinding voor een as-in-


gatverbinding kan als volgt worden bepaald:
2  Ka  T
l
  d 2  aB
Hierbij is Ka de bedrijfsfactor voor het verrekenen
van stootbelasting en τab de toelaatbare
schuifspanning in de soldeernaad.

Figuur 2.43: berekening overlaplengte soldeerverbindingen

3) Ontwerprichtlijnen
In deze paragraaf zullen een aantal vormgevingsrichtlijnen, de keuze voor het type soldeer en de
voor- en nadelen van solderen worden besproken.

a) Vormgeving
Bij soldeerverbindingen is het belangrijk dat er goed gebruik wordt gemaakt van de capillaire
werking en dat de verbinding geen afpelbelastingen te verduren krijgt. Een aantal suggesties voor de
vormgeving staan in Figuur 2.44.
Ongunstig Beter Toelichting
De soldeerspleet mag niet
onderbroken worden (vanwege
a
capillaire werking), het soldeer kan de
spleetverwijding niet overbruggen.
Door de spleten in axiale richting zal
b een betere capillaire werking
ontstaan.

Het vloeimiddel kan niet ontsnappen,


c waardoor de soldeer de spleet niet
kan vullen.
Soldeerverbindingen moeten
hoofdzakelijk op afschuiving belast
d
worden. Bij hoge belasting is een
geleidelijke overgang gunstiger.
Solderen is niet geschikt voor het aan
e
de kopse kant bevestigen van buizen.

Afpelbelastingen moeten voorkomen


f worden, omdat hierbij de kans groot is
dat de soldeerlaag gaat scheuren.

2.24

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Door verhoging van de stijfheid aan de


g randen van de naad, kan afpellen
voorkomen worden.

h Door belasting tussen de onderdelen


over te dragen via de vorm, wordt de
i soldeerverbinding ontlast. De variant
in h heet felsen.

Figuur 2.44: Soldeergerichte vormgeving en uitvoering

b) Keuze type soldeer


Er zijn een aantal verschillende solderen: zachtsoldeer, hardsoldeer en hogetemperatuursoldeer. In
Figuur 2.45 worden deze met elkaar vergeleken. In deze figuur worden een aantal soldeerprocessen
genoemd, en worden deze beschreven

Zachtsoldeer Hardsoldeer Hogetemperatuur-


soldeer
Temperatuur < 450 °C 450 °C < T < 900 °C > 900 °C
Te solderen materialen Staal, blik, Cu, Ni, Al, Staal, hardstaal, Staal, gesinterde
glas, keramisch gietijzer, Cu, Ni, Al, materialen, Cu, Ni, Al,
materiaal Co, Wo, Mo, glas,
keramiek
Soldeer Sn-Pb legeringen Cu-Zn of Ag-Cu Verschillende
(zilversoldeer) legeringen
legeringen
Soldeerproces Vlamsolderen Vlamsolderen Vlamsolderen
Ultrasoon Ovensolderen Ovensolderen
Weerstand solderen Zoutbad of
dompelsolderen
Inductiesolderen
Voor- en nadelen Gebruiken als er geen Geschikt voor hogere Mogelijk om met
bijzondere eisen zijn. belastingen en korte moeilijker materialen
Zijn voor soldeertijden. te solderen.
krachtoverbrengende
soldeerverbindingen
niet geschikt.
Figuur 2.45: Typen soldeer

Vlamsolderen Met een gasbrander wordt de soldeer verwarmd.


Ovensolderen De soldeer wordt door de temperatuur in de oven gesmolten.
Zoutbad of Het product wordt 1 of 2 keer gedompeld in de gesmolten soldeer en/of de
dompelsolderen antioxidant vloeistof.
Inductiesolderen Het soldeer smelt door de toevoer van stroom. Deze manier van solderen
wordt vooral gebruikt voor printplaten en dat type seriematig werk.
Ultrasoon solderen Door elektriciteit om te zetten in mechanische trillingen kan warmte
worden toegevoerd aan het soldeerproces
Weerstand solderen Grote metalen werkstukken worden door middel van elektrische stroom en
hun interne weerstand opgewarmd.
Figuur 2.46: Soldeerprocessen

c) Voor- en nadelen van soldeerverbindingen


Om te kiezen om iets wel of niet te gaan solderen, staan hier de voor- en nadelen op een rij in Figuur
2.47.

2.25

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Voordelen Nadelen
Verschillende metalen te verbinden Hoog verbruik van meestal duur soldeer
Geen verstoring materiaal en oppervlaktelagen Vloeimiddel resten kunnen corrosie veroorzaken
door rel. lage temperaturen
Dichte verbinding voor gassen en vloeistoffen Minder sterk dan lasverbindingen
Goede elektrische geleidbaarheid Gevaar van elektrolytische vernietiging bestaat:
aluminium niet solderen
Gelijkmatige kracht- en spanningsverdeling
Figuur 2.47: Voor- en nadelen van solderen

2.3.3 Lassen
Lassen als verbindingstechniek verbindt constructiedelen met lasnaden niet losneembaar aan elkaar.

1) Verschillende typen lassen


Er zijn twee manieren van lassen, die op verschillende principes berusten. Deze twee manieren zijn
smelt- en booglassen.

a) Smeltlassen
Smeltlassen (Figuur 2.48) gebeurt door het materiaal van beide onderdelen plaatselijk aan elkaar te
smelten door ze te verhitten. Dit gebeurt met een permanente of afsmeltende elektrode. Het
smeltbad wordt beschermd door gas en/of slak (een oppervlaktelaag).

Figuur 2.48: Smeltlas

Tot het smeltlassen behoren onder andere:


 Elektrisch booglassen
 Gasbooglassen (MIG, MAG, TIG)
 Thermo-chemisch lassen
 Stralingslassen

b) Druklassen
Bij druklassen wordt het werkstuk ingeklemd tussen twee elektroden. Door een spanningsverschil
zal er warmte ontstaan , welke er voor zorgt dat de onderdelen aan elkaar lassen.

In Figuur 2.49 is een druklas weergegeven, namelijk een puntlas.

2.26

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Figuur 2.49: Druklas (puntlas)

2) Sterktebeschouwing
Doordat het materiaal bij lassen plaatselijk wordt verhit en afgekoeld, treedt er krimp op, waardoor
er zich in het materiaal vervormingen en eigenspanningen kunnen ontwikkelen.
In Figuur 2.50 is het verloop van de eigenspanning σe in de lengterichting van een I-doorsnede te
zien, die ontstaan doordat ze door een voortdurend bewegende, puntvormige warmtebron worden
verhit.

Figuur 2.50: Het verloop van de eigenspanning in de lengterichting in een I-doorsnede

De krimp is in te delen in drie soorten (zie Figuur 2.51): langskrimp met kromtrekken (a), dwarskrimp
(b) en een hoekverdraaiing (c). Deze drie soorten zullen steeds gelijktijdig op het materiaal werken.
In de figuur staat ook de orde van grote van de krimp vermeld.

Figuur 2.51: Gevolgen van laskrimp bij middelgrote doorsneden

2.27

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

3) Typen lasverbindingen
In Figuur 2.52 is een overzicht te vinden van de verschillende typen en de bijbehorende symbolen
zoals die worden aangegeven. Het symbool voor een puntlas is gewoon een rondje.

Figuur 2.52: Lasnaden

Figuur 2.53 koppelt ontwerpsituaties met het best te gebruiken type las. Duidelijk is dat in alle
gevallen behalve de eerste de hoeklas een optie is.

Figuur 2.53: Lasverbindingsvormen

2.28

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

4) Ontwerprichtlijnen
Het doel van een constructeur bij een lasverbinding is om alle krachtstromen op de juiste wijze door
te leiden en alle verbindingen en overgangen kerfvrij (Spanningsconcentratie!) uit te voeren.

a) Ontwerpprincipes
In Figuur 2.54 zijn een aantal ontwerprichtlijnen voor lassen weergegeven, om onhandige lassen te
voorkomen. Vaak wordt een klink- of bout verbinding gebruikt om een lasverbinding te ontwerpen,
maar dit werkt vaak onpraktisch.

2.29

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Figuur 2.54: richtlijnen voor lassen (selectie uit Roloff/Matek, Figuur 6-24)

2.30

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

b) Voor- en nadelen van lassen


Voordelen Nadelen
Gewichtsbesparing t.o.v. giet, bout of Leid tot krimp, hoge inwendige spanning en
klinkverbindingen structuurverandering in en langs de lasnaad
Vrijheid bij vormgeven Gevaar van brosse breuk en scheurvorming
moeilijk te voorkomen
Sterkte van verbinding en materialen Richten van vervormde lasdelen (door krimp) is
tijdrovend en kostbaar
Lichte constructies mogelijk Staven in vakwerken moeilijker te richten
Zeer goedkoop Op bouwplaatsen vaak lastiger dan klinken en
bouten
Controle las moeilijk (röntgen)

2.3.4 Klinken
Bij klinken wordt de vormsluiting bereikt door omvormen. De verbinding kan slechts worden
gedemonteerd met beschadiging of vernietiging van de verbonden onderdelen.

1) Klinkmethoden
In dit dictaat zullen vier klinkmethoden worden behandeld. Deze staan in Figuur 2.55 weergegeven.

De klinknagel wordt aan beide zijden gestuikt en dient


klinken
ter verbinding van twee andere delen.

holklinken De randen van de klinknagel worden omgevouwen.

Aan een van de samen te voegen delen wordt een


tapklinken
tapvormig uiteinde gestuikt.

Het holtapvormig uiteinde aan een van de beide samen


holtapklinken
te voegen delen wordt omgevouwen.

Figuur 2.55: Verschillende klinkmethoden

2) Klinknagelvormen
In Figuur 2.56 is een selectiegemaakt uit de veelgebruikte klinknagelvormen.

Figuur Aanduiding Afmetingen mm Toepassingsvoorbeelden


halfronde klinknagel d1  10...36 Staalconstructies
d 2  1,6d1
d 1  1...8 metaalbouw
d 2  1,75d 1 voertuigindustrie
verzonken klinknagel d 1  10...36 staalconstructies
  75,60,45

d 1  1...8 metaalbouw
d 2  1,75d 1 voertuigindustrie

2.31

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

lensklinknagel d 1  1,6...6 Lijsten, beslag, treedvlakken,


d 2  2d 1 loopgangen, stroeven
oppervlakken, mooi uiterlijk

blinde klinknagel met d 1  2,4...6,4 voor klinken van afzonderlijke


afbreekdoorn d 2  2d 1 delen, waarbij de sluitkopzijde
Uitvoering A: vlakke in het algemeen niet
kop, B: verzonken toegankelijk is. Snelle, ook
kop automatische verwerking: holle
constructiedelen,
plaatconstructies,
voertuigindustrie, metaalbouw,
aluminiumconstructie
Figuur 2.56: Klinknagelvormen (selectie uit Roloff/Matek Figuur 7-2)

3) Vervaardiging klinknagelverbindingen
In deze paragraaf zal de vervaardiging van de meest voorkomende klinkverbindingen aan de orde
komen. Dit zijn de gebruikelijke klinkverbindingen (Figuur 2.57) en de blinde klinkverbindingen
(Figuur 2.58), waarbij de verbinding slechts van een kant bereikbaar is.

Halfronde Dit is de meest standaard methode om


klinknagel- een klinkverbinding te maken. De
verbinding schacht wordt aan beide zijden
omgestuikt, of aan een zijde als de
andere voorgevormd is.

Ultrasoon klinken Voor deze klinknagelverbindingen in


van een thermoplasten, zijn dure machines
kraagringkop noodzakelijk, zodat deze alleen in
grote series gebruikt worden.

spuitgegoten
klinknagel

Figuur 2.57: Vervaardiging klinkverbindingen

Deze blinde klinknagel bestaat uit


een klinknagelhuls met een
afbreekdoorn. De schacht (2) wordt
Blinde klinknagel met het klinkapparaat door de nagel
met afbreekdoorn (1) getrokken, waardoor het
materiaal wordt opgebold (4), zodat
de delen klem zitten. De doorn zal
afbreken op het afbreekpunt (3).

2.32

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

Bij deze verbinding ligt het


afbreekpunt van de doorn buiten de
Blinde klinknagel verbinding. Dit heeft als voordeel
met lange dat de belastbaarheid hoger is,
breukdoorn maar een nadeel is dat er
nabewerking nodig is om het
uitstekende deel weg te werken.

De doorn wordt door de klinknagel


getrokken, waardoor de onderzijde
Blinde
door omkraling wordt vervormd.
doortreknagel
Vervolgens wordt de klinknagel in
het gat geperst.

De klinknagel wordt aan het


uiteinde omgebogen door het
Blinde
inslaan van een kerfstift. De
spreidklinknagel
klinknagel wordt niet passen
opgesloten in de opening.

Figuur 2.58: Vervaardiging blinde klinknagelverbindingen. Bij blinde klinknagelverbindingen wordt de


klinknagel ingebracht van 1 zijde, waar ook het gereedschap zicht bevindt. In tegenstelling tot veel andere
klinknagelmethoden is toegankelijkheid vanaf 1 zijde dus voldoende voor deze typen klinknagels.

4) Berekeningen aan klinknagelverbindingen


De gewenste diameter van de onbewerkte klinknagel (Vergelijking 2.6) is te berekenen aan de hand
van de dikte van de te verbinden platen (t= dikte dunste plaat).

d1  50  t  2 mm
Vergelijking 2.6: Diameter klinknagel

De diameter van het gat voor de klinknagel en welke diameter te gebruiken bij welke plaatdikten is
te halen uit tabel 7.4 (zie bijlage).

Met behulp van de optredende schuifspanning (Vergelijking 2.7) en stuikdruk (Vergelijking 2.8) en de
toelaatbare materiaalspanning kan het aantal te gebruiken klinknagels voor een verbinding worden
bepaald. Deze berekening werkt hetzelfde als bij schroefverbindingen.

F
a  a
nmS
Vergelijking 2.7: Afschuifbelasting

F
l   l
n  d  tmin
Vergelijking 2.8: Stuikdruk

Bij deze vergelijkingen is F de kracht, S de doorsnede van het oppervlak van de vervormde
klinknagel, d de diameter van de vervormde klinknagel, n het aantal klinknagels en m het aantal
afschuifvlakken. t is de som van de plaatdiktes in een bepaalde belastingrichting. Tmin is de kleinste
van die sommen. In zijn algmeenheid kan gezegd worden dat voor m=1 (enkelsnedig) dat afschuiving
bepalend is voor de vereiste klinknageldiameter, voor m=2 (dubbelsnedig) is dat de stuikdruk.

2.33

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

5) Ontwerprichtlijnen

a) Voor- en nadelen van klinkverbindingen


In Figuur 2.59 zijn de voor- en nadelen van een klinkverbinding weergegeven.

Voordelen Nadelen
Geen ongunstige materiaal beïnvloeding Constructiedelen worden verzwakt door gaten
Geen kromtrekken van constructiedelen Stompe verbindingen niet mogelijk, overlap
nodig
Ongelijksoortige materialen kunnen verbonden Duurder dan lassen
worden
Geen plotseling bezwijken verbinding (taai
materiaal)
Eenvoudig te fabriceren op bouwterrein
Vrij goedkoop
Figuur 2.59: Voor- en nadelen van klinkverbindingen:

2.3.5 Niet losneembare vormgesloten verbindingen


Veel standaard vormgesloten verbindingen zijn al behandeld, deze zijn afhankelijk van de
vindingrijkheid van de ontwerper.

1) Typen vormgesloten verbindingen


Binnen de vormgesloten verbindingen bestaan twee hoofdgroepen.
Bij de eerste hoofdgroep wordt vaak gebruik gemaakt van combinaties van verschillende materialen,
die in elkaar worden ingebed (zie Figuur 2.60). Dit wordt vaak gedaan om de positieve
eigenschappen van de deelmaterialen te combineren, bijvoorbeeld een metalen insert voor de
geleiding van stroom.

Figuur 2.60: Inbedden

De tweede groep bevat de kracht gesloten verbindingen, waarbij vaak gebruik wordt gemaakt van
poppen of felsen (zie Figuur 2.61).

Figuur 2.61: Felsen

2.34

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2) Ontwerpkeuzes
Om een keuze te maken tussen de verschillende vaste verbindingen, kan gebruik worden gemaakt
van de tabel in Figuur 5.29

Lijmen Solderen Lassen Klinken Vormgesloten


verbinding

Papier, rubber, Chips, metalen, Metalen, vooral Zware Combineren van


kunststoffen. kan relatief staal (St 37). De constructies, verschillende
Door nieuwe weinig kracht lasverbinding is plaatwerk, deelmaterialen,
ontwikke-lingen opvangen zeer goed aluminium- krachtsluiten
Toepassing

kunnen ook belastbaar verbindingen, van


metalen maar ook verbindingen
worden gezond-
verlijmd. heidszorg.
Verbinding is
beperkt
belastbaar
Geen Verschillende Gewichts- Geen ongunstige Niet
ongunstige metalen te besparing materiaal demonteerbaar
materiaal verbinden Grote vrijheid bij beïnvloeding
beïnvloeding vormgeven
Voordelen

Geen of geringe Goede Geen Ongelijk-soortige Goedkoop


thermische elektrische verzwakking materialen
belasting geleidbaarheid platen door kunnen
gaten verbonden
Geringere worden
kosten en
kortere levertijd
(dan gieten)
Oppervlakte Hoog verbruik Leid tot krimp en Constructie- Lastig te
behandeling van meestal duur hoge inwendige delen verzwakt onderhouden
Nadelen

nodig soldeer spanning door gaten


Hittebestendigh Minder sterk dan Richten van Overlap in
eid slecht lasverbindingen vervormde verbindingen
lasdelen is nodig
kostbaar
Onzichtbaar Onopvallend Degelijkheid, Ambachtelijk, Onzichtbaar
Uitstraling

onopvallend stoer

Voorruit auto Computer- Auto-industrie Stationshallen Stekkers


Voorbeelden

industrie
gebruik

Sanitaire Fietsframe (met Buis- Spyker Blikken (bijv.


voorzieningen behulp van verbindingen (opvallend) Soep)
busjes) (frames)
Meubel- Tanks/

2.35

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

industrie drukvaten
Afdichtingen
Figuur 2.62: Vergelijking verschillende niet-losneembare verbindingen

2.36

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2.4 Bijlagen
2.4.1 Voorbehandelen van lijmvlakken

2.37

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2.4.2 Lijmsterktes

2.38

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2.4.3 Metrische schroefdraad – Afmetingen van de draad

2.39

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2.4.4 Bouten en Moeren – Sterkteklassen

2.40

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2.4.5 Metrische Bouten - Bout, Moer en Ring maten voor standaard


uitvoeringen

2.41

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)


lOMoARcPSD|1392202

2.4.6 Klinknagels

Van boven naar onder worden de volgende waarden vastgelegd


 Klinknagel diameter (d=10 mm voor de eerste kolom)
 Commercieel verkrijgbare lengtes
 Diameter van de gevormde klinknagel. Dat is ook de benodigde diameter van het voor te
boren gat (d1 = 10.5)
 Oppervlakte van het gat gebaseerd op d1
 Rekenkundige grenswaarde voor de dikte, afhankelijk van de toepassing en het aantal
afschuifvlakken per klinknagel. Enkelvoudig = 1 afschuifvlak.
Voor tmin>tlim dient de belasting op afschuiving gecontroleerd te worden.
Voor tmin < tlim dient de stuikbelasting gecontroleerd te worden.
Voor enkelsnedige constructies is afschuiving bepalend
Voor dubbelsnedige constructies is stuik bepalend

2.42

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Jan Starckx (jan_starckx@hotmail.com)

You might also like