You are on page 1of 10

Thomas van Doorn & Rick Rademaker

Pyromanie: een ondoorgron-


delijke impulsstoornis

10-01-2011

Thomas van Doorn: 3218562


Rick Rademaker: F101089

Universiteit van Utrecht


Faculteit: Sociale Wetenschappen
Inleiding Gedragswetenschappen

Docent: Dr. Vincent Duindam


Werkgroep 3, Semester 1,
Blok 2, 2010-2011

Aantal woorden: 1581


(excl. literatuur-verwijzingen)
Pyromanie: een ondoorgrondelijke impulsstoornis

Inleiding

“In het Utrechtse Rhenen is vermoedelijk een pyromaan actief. De brandweer moest
vrijdagnacht maar liefst vier keer uitrukken voor brandjes die waarschijnlijk zijn
aangestoken”(Trouw, 2010).

Een soortgelijk citaat zal een ieder die enigszins op de hoogte is van de berichtgeving in de
media bekend voorkomen. Het illustreert de wijze waarop men bij brand moeiteloos spreekt
over een vermoedelijke actie van een pyromaan. Toch kan absoluut niet elke brandstichter
onverlet worden geassocieerd met het begrip pyromanie. David Barlow en Mark Durand
beredeneren dit evident door te stellen dat wanneer een persoon iets steelt, dat dit ook niet
direct zal worden verenigd met kleptomanie1. Zo geldt dit ook voor pyromanie, “it is also true
that not everyone who sets fires is considered to have pyromania” (Barlow en Durand, 423).
Een aannemelijke en beknopte definitie voor pyromanie van Barlow en Durand luidt dan ook
als volgt: een impulscontrole verstoring welke de drang geeft om brand te stichten (423).
Deze mysterieuze psychische aandoening is een fascinerend verschijnsel welke zich in
een nog relatief onbeschreven domein van wetenschappelijk onderzoek begeeft. De centrale
vraag welke getracht wordt te beantwoorden in deze paper luidt als volgt: Hoe wordt er vanuit
de behavioristische en psychodynamische benadering gekeken naar pyromanie en welke
oplossingen zouden er kunnen worden aangereikt? Met behulp van literatuur wordt onze
gedachtegang gepresenteerd en zal er worden gestreefd om een heldere beschouwing aan te
reiken.

1
Kleptomanie, ook wel steelzucht genoemd, is een psychische aandoening die is ingedeeld bij de stoornissen in de
impulsbeheersing. Wie aan kleptomanie lijdt, kan geen weerstand bieden aan de drang om dingen te stelen.

2
Relevantie gekozen benaderingen

Voordat er wordt ingegaan op de behavioristische en de psychodynamische benadering, wordt


betoogd waarom deze invalshoeken gekozen zijn. Vanwege de complexiteit van het
menselijke gedrag is er geen losstaande theorie welke alle aspecten kan omvatten en
verklaren. Dit heeft ertoe geresulteerd dat er vijf overkoepelende benaderingen zijn te
onderscheiden binnen psychologie: de biologische, behavioristische, cognitieve,
psychodynamische en de humanistische benadering (Glassman & Haddad, 12). In deze paper
zal er vanuit een behavioristische invalshoek gekeken worden, omdat de externe
gedragsvorming die ontstaat vanuit leerprocessen en ervaringen een belangrijke rol speelt bij
pyromanie. Daarnaast wordt er vanuit de psychodynamische benadering gekeken, omdat deze
de focus legt op de interne drijfveren die leiden tot pyromanie.
Deze twee benaderingen bieden ook in samenspel een interessante en bruikbare
aanvulling op elkaar. Zo geeft de behavioristische benadering het externe karakter van de
aanhoudende drang weer en toont de psychodynamische de interne aard van de
impulsstoornis. De combinatie van deze invalshoeken biedt een verreikend beeld van het
verschijnsel en voor de mogelijke behandelingen.
In deze paper zal de biologische benadering niet worden gebruikt, vanwege de nadruk
op de biologisch gedetermineerde mens. De cognitieve benadering zal niet worden behandeld,
omdat deze uitgaat van een rationeel denkend mens met een interne blik. Tot slot biedt de
humanistische benadering ook geen belangwekkende toevoeging vanwege de nadruk op vrije
wil en het non-deterministische karakter. Tijdens het lezen van deze paper is het uiteraard wel
noodzakelijk om in het achterhoofd te houden dat argumenten mogelijkerwijs bij andere
benaderingen kunnen aansluiten. Dit komt door de complementariteit die bestaat tussen de
verschillende invalshoeken, welke elkaar niet direct uitsluiten en naast elkaar kunnen bestaan
(Glassman & Haddad, 12). Zo zou de biologische benadering ook verschillende aspecten voor
het ontstaan van pyromanie kunnen beschrijven op het gebied van erfelijkheid (Bales, 793).

3
Behavioristisch perspectief

Een eerste benadering van waaruit zal worden gekeken naar pyromanie is de behavioristische
benadering. Binnen deze invalshoek wordt de nadruk gelegd op de rol van omgevingstimuli
als gedragsbepalende factoren. Gedragsverandering komt tot stand vanuit de ervaringen die
mensen opdoen en het leerproces dat zich hierbij afspeelt (Glassman & Hadad, 110). Een
evident en gepast voorbeeld van dit leerproces geven Glassman en Hadad omtrent kinderen
die in aanraking komen met vuur. “The stimulus of the sparkling flame attracts their attention,
so that they move their hand forward (stimulus of fire leads to response of reaching). Then,
the heat of the fire leads to a reflexive withdrawal (stimulus of heat leads to withdrawal
response)” (111). Het kind leert dat vuur warm is en een onbehaaglijk gevoel veroorzaakt. In
een volgende soortgelijke situatie zal de hand daarom hoogstwaarschijnlijk niet meer naar de
vlam worden voortbewogen.
Waar het kind in het hiervoor genoemde voorbeeld een negatieve response ontving,
verwelkomen pyromanen een positieve response bij het stichten van brand. Mary Townsend
stelt zo het volgende betreffende brandstichting: “De daad wordt voorafgegaan door een
gevoel van spanning of opwinding en de betrokkene ervaart lust, bevrediging of opluchting
tijdens het stichten van de brand of bij het kijken naar of deelnemen aan de gebeurtenissen die
hiervan het gevolg zijn” (250). We zouden kunnen stellen dat een pyromaan heeft geleerd of
ervaren dat brand een positieve response veroorzaakt. De positieve response wordt ook
beschreven door Edwin Lynn Thorndike. Deze Amerikaanse psycholoog is de grondlegger
van het concept de law of effect. Dit begrip veronderstelt dat elke response met een
aangename uitkomst voor een organisme, wordt herhaald (Glassman & Hadad, 112). Hieruit
zou kunnen worden afgeleid dat pyromanen brand zullen blijven stichten, omdat het een
bevredigende werking heeft.

4
Psychodynamisch perspectief

De tweede invalshoek die wordt gehanteerd is de psychodynamische benadering. Deze


benadering stelt dat menselijk gedrag door innerlijke krachten en conflicten wordt bepaald
(Glassman & Hadad, 271-2). Sigmund Freud is van mening dat er twee drijfkrachten zijn die
de basis vormen voor de motivatie van het menselijke gedrag: seksualiteit en agressie
(Glassman & Hadad, 233). Seksualiteit is ook evident te herkennen als drijfveer bij
pyromanie. Freud beschouwt vuur zo expliciet als een symbool van seksualiteit, “He believed
the warmth radiated by fire evokes the same sensation that accompanies a state of sexual
excitation, and a flame’s shape and movements suggest a phallus in activity” (Kaplan &
Sadocks, 778). Pyromanen gebruiken zo het symbolisme van vuur als seksuele gratificatie.
Kaplan en Sadocks stellen zelfs het volgende: “A ‘fire experience’ may become a “fire fetish”
(778). Hieruit is af te leiden dat pyromanen een sterke innerlijke kracht hebben, die constant
vraagt om de bevrediging van hun (mogelijke seksuele) behoeftes door middel van
brandstichting.
Om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop het gedrag van pyromanen wordt
gevormd is het interessant om te kijken naar het psychodynamische persoonlijkheidsmodel.
Dit model van Freud bestaat uit drie delen; de id, ego en het superego (Glassman & Hadad,
234). Het eerstgenoemde id kan beschouwd worden als de basis van alle driften. Vanaf het
moment dat iemand geboren is, probeert een persoon bevrediging van deze behoeftes te
verkrijgen. De motivatie is volledig bericht op het verminderen van de spanning. Wanneer een
drift actief is, ervaren we een bepaalde spanning, deze spanning kunnen we proberen te
verminderen door het verkrijgen van de juiste bevrediging. Elke persoon heeft een voelbare
spanning die op een bepaalde manier verminderd of weggenomen kan worden. Voor een
pyromaan is het ervaren van vuur datgene wat de spanning kan verminderen. Het id heeft
geen enkele connectie met de realiteit en er kan geen onderscheid gemaakt worden tussen de
werkelijkheid en fantasie. Zo zal er bij pyromanie niet worden nagedacht over de gevolgen
van de brandstichting.
De superego is hetgeen wat zich verzet tegen de eisen van het id. Het superego
vertegenwoordigt de morele eisen van de omgeving en de samenleving. Het geeft aan of het
verantwoord is om een bepaalde behoefte te bevredigen. Deze morele verantwoordelijkheid is
minder of grotendeels afwezig bij een pyromaan. De innerlijke id (drijfveer) is namelijk
sterker dan het superego. Door de impulsstoornis bij een pyromaan, ontbreekt de rem of

5
controle op de impulsbeheersing (superego) en verricht een pyromaan daden die moreel
gezien eigenlijk niet verantwoord zijn.
Het ego is het onderdeel dat kan worden beschouwd als de bemiddelaar tussen het id
en het superego. Het ego bepaalt daarmee feitelijk of iemand wordt bestempeld als pyromaan,
omdat het de persoonlijkheid van iemand vormt.

Behandeling en oplossing

Een belangrijke aansporing voor het stichten van brand kan dus worden gevonden in de
behoeftebevrediging. Een opvallend gegeven daarbij is dat de meeste pyromanen geen
maatregelen treffen om een arrestatie te voorkomen. Ze tonen zich veelal onverschillig voor
de gevolgen van hun gedrag (Townsend, 250). Zo beseffen ze tijdens de daad vaak niet dat
het stichten van brand ook veel nadelige gevolgen heeft voor anderen en zichzelf (Schmidt,
147). Dit maakt de behandeling van pyromanen erg problematisch, omdat ze veelal weigeren
om de verantwoordelijkheid te nemen voor hun daden (Hales, 794). Daarnaast is er slechts bij
een gering aantal mensen vastgesteld dat ze daadwerkelijk lijden aan pyromanie (Hales, 791).
Dit resulteert erin dat er nagenoeg geen onderzoek is gedaan naar de etiologie2 en de
behandeling van pyromanie.
Het onderzoek dat wel is gedaan, heeft zich toegelegd op brandstichters waarvan
slechts een klein percentage werkelijk lijdt aan pyromanie. De nadruk lag bij deze
onderzoeken vooral op de rol van familiegeschiedenis in brandstichting in samenspel met
comorbiditeit3 impulsstoornissen, zoals antisociale persoonlijkheden en alcoholisme (Barlow
en Durand, 423). Toch benoemt Robert Bales in het boek The American Psychiatric
Publishing textbook of psychiatry methoden die wel degelijk resultaat hebben opgeleverd. Zo
heeft een gedragsmatige behandeling als aversietherapie4 geholpen tegen pyromanie (Bales,
794). Bales citeert daarnaast psycholoog Bumpass die in een onderzoek gebruik heeft
gemaakt van versterkers zoals straffen en stimulus verzadiging. “The most important function
of this procedure is to help the patient become aware of the cause-effect relationship between

2
Etiologie is de leer de oorzaken en werpt een blik op de ontstaansgeschiedenis.
3
Comorbiditeit, het tegelijkertijd hebben van twee of meer stoornissen of aandoeningen bij een patiënt.
4
Aversietherapie, een gedragstherapeutische techniek, die vooral gebruikt wordt bij het behandelen van
afwijkende impulsen die de patiënt bevrediging geven. Het tot stand brengen van een afwendingreactie of
aversie ten opzichte van iets dat eerder bevrediging schonk.

6
feelings and behavior. (…) This awareness lets him substitute an acceptable behavior”
(Bumpass, 328-45). Bumpass heeft in dit onderzoek negenentwintig patiënten behandeld en
slechts twee gingen na de behandeling door met het stichten van brand (Bales, 794). Dit
illustreert dat er wel degelijk mogelijke oplossingen zijn in de behandeling van pyromanie.
We zien dat er gebruik wordt gemaakt van een behavioristische en psychodynamische
invalshoek in de behandeling. Een pyromaan wordt geleerd wat goed en slecht is en de
impulsen worden gestild of tot aversie omgevormd, om als geschikte behandeling tegen
pyromanie te dienen. Toch moet er nog veel onderzoek worden gedaan naar pyromanie, om
meer informatie te verkrijgen over de etiologie en een echt effectieve behandeling te kunnen
ontwikkelen.

Literatuurlijst

Barlow, D.H. & Durand, M. (2009). Abnormal psychology: an integrative approach. Belmont
USA: Wadsworth Cengage Learning.

Bumpass, E. (1983). Intervention with children who set fires. Am J Psychother, 37, 328-345.

Glassman, W.E., & Hadad, G.M. (2004). Approaches to Psychology, Fourth edition.
Maidenhead: Open University Press.

Glassman, W.E., & Hadad, G.M. (2009). Approaches to Psychology, Fifth edition.
Maidenhead: Open University Press.

Hales, R.E (2008). The American Psychiatric Publishing textbook of psychiatry. Arlington:
American Psychiatric Publishing.

“Pyromaan actief in Rhenen.” Trouw 14 Augustus 2010.


http://www.trouw.nl/nieuws/nederland/article3165624.ece/_Pyromaan_actief_in_Rh
nen_.html

Sadock, B.J., Kaplan, H. I. & Sadock, V.A. (2007). Kaplan & Sadock’s synopsis of
psychiatry: Behavioral Sciences/Clinical Psychiatry. Philadelphia: Lippincott Williams &
Wilkins.

Schmidt, R. (2009). Psychiatry Board Review: Pearsl of Wisdom, Third Edition. Boston:
Boston Medical Publishing Corporation.

Townsend, M.C. (2009). Verpleegkundige diagnostiek in de psychiatrie: Verpleegplannen en


psychotrope medicatie. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg.

7
Bijlage 1

Feedbackformulier paper Introductie gedragswetenschapppen

namen beoordelaars: Esmaa Maakoul en Zaynab Alsabari

namen beoordeelden: Thomas van Doorn en Rick Rademaker

datum: 11 januari 2011

Totaal

– – slecht; – matig; 0 voldoende; + goed; + + uitstekend

1. Inhoud

o introductie van het maatschappelijke probleem


– – – 0 + ++

o motivatie van de gekozen benaderingen voor het probleem


- – – 0 + ++

o correcte weergave van de gekozen benaderingen in eigen woorden:


1e benadering: – – – 0 + ++

2e benadering: – – – 0 + ++

o weergave van onderzoeks- en oplossingsmogelijkheden van het probleem volgens


de gekozen benaderingen:
1e benadering: – – – 0 + ++

2e benadering: – – – 0 + ++

o vergelijking en integratie van de twee benaderingen toegepast op het probleem


- – – 0 + ++

o relevante, creatieve en onderbouwde implicaties en oplossingen voor het probleem


– – – 0 + ++

2. Structuur en verantwoording

o duidelijke hoofdstukindeling, voorblad en referentielijst


- – – 0 + ++

o adequate bronvermeldingen (volgens APA; zie Goed geschreven, goed begrepen)


- – – 0 + ++

o omvang volgens de richtlijnen (1000-1500 woorden; juiste balans tussen de


verschillende onderdelen)
- – – 0 + ++

8
3. Taalgebruik

o spelling (geen spel- en typefouten)


- – – 0 + ++

o leesbaarheid (prettig leesbaar)


- – – 0 + ++

o juiste terminologie en woordgebruik


– – – 0 + ++

4. Opmerkingen

- Sterkste punt: Voorblad is erg uitnodigend. Bovendien is er vaak gebruik gemaakt van een
externe bron, wat de betrouwbaarheid van de informatie verhoogt. Goed geschreven en goed
gedocumenteerd paper.

- Verbeterpunten: Er is niet echt een oplossing gegeven voor het fenomeen pyromanie. Er zijn
theorieën van Bales en Bumpass genoemd alleen zijn beide niet gericht op pyromanie maar
brandstichting. En zoals jullie al beide erg goed hebben genoemd is niet elk brandstichter een
pyromaan. Verder zitten jullie iets boven de 1500 woorden, maar kijkend naar de kwaliteit,
erg goed gedaan!

9
Bijlage 2
Weergave reactie feedback
Als verbeterpunt is aangedragen dat de oplossing voor het fenomeen pyromanie niet echt
weergegeven wordt. Met dit verbeterpunt hebben we niet echt iets gedaan, omdat er ook geen
echte oplossing te vinden is voor het fenomeen. Wat we wel aangegeven hebben in
Behandeling en oplossing is een bepaalde manier die tot de oplossing moet leiden. Zoals uit
de literatuur blijkt, moet er nog veel onderzoek worden gedaan omtrent pyromanie. Dit
resulteert er dan ook in dat er geen simpele en concrete oplossing is aan te reiken. Aan de
hand van literatuuronderzoek hebben we wel verschillende punten genoemd waarop een
behandelingsmethode zich moet specificeren.
Het ontbreken van een concretere oplossing dan we al aangegeven hebben in deze paper is
dus niet te vinden.
Een ander verbeterpunt wat genoemd is zijn de theorieën van Bales en Bumpass, dat deze niet
gericht zijn op pyromanie maar juist op brandstichting. Hierbij werd door de beoordelaars ook
het volgende aangegeven: “En zoals jullie al beide erg goed hebben genoemd is niet elk
brandstichter een pyromaan”.
Bales en Bumpass hebben het echter wel over pyromanen. Daarom klopte de termen wel,
alleen hadden wij ze in de conceptversie omgedraaid. We maakte zelf de fout door
brandstichters voor pyromanen om te wisselen. Dit werd correct opgemerkt door de
beoordelaars, niet elke brandstichter is namelijk een pyromaan.
Naar aanleiding van het dit verbeterpunt hebben wij bij Oplossing en behandeling
‘brandstichters’ omgewisseld voor ‘pyromanen’ en ‘bij brandstichters’ voor ‘tegen
pyromanie’. Hiermee denken wij dat de verwarring tussen brandstichters en pyromanen is
weggenomen en de theorie van Bales en Bumpass wel aansluit bij het onderwerp pyromanie.
Een laatste kritiekpunt is dat we iets boven de 1500 woorden zitten, maar dit is volgens ons
nog binnen de norm van 10% die de Universiteit Utrecht heeft gesteld.

10

You might also like