You are on page 1of 19

Paradigmatic strife and constructivism

Thema heeft te maken met hoe wetenschap social product is.

Scholarly communities
Wetenschap is sociale activiteit, word gemaakt door professors die met elkaar intacteren
en daarop komt iets uit.
‘In the end, then, theories are made. […] As a social activity, theory making is done within
scholarly communities that share a way of knowing and a set of common practices’
(Littlejohn & Foss 2008: 10-11).

Wanneer wetenschappers met elkaar eens zijn over bepaalde theorieën OF andere
theorieën verwerpen. Is dat ook een scoiaal proces. Het maken van een theorie en
geaccepteerd maken van theorie is een kwestie van overtuigingskracht. De beste
argumenten hebben en beste onderzoek doen
A theory widely adopted by one community may be rejected entirely by another. So
creating a theory is largely a question of persuading some community that the theory fits
and has utility for its purposes’ (Littlejohn & Foss 2008: 11).

Belangrijke vraag: Hoe kan dat in wetenschap verschillende opinies/inzichten bestaan, die
niet opgelost kunnen worden door goed onderzoek te doen.
1 antwoord daarvoor: Er zijn verschillende paradigma’s. Het winnen van debat komt vaak
op overtuigingskracht aankomt suggereert dat wetenschap niet meer dan mening is. Maar
wetenschap is meer dan mening, is gebaseerd op goed onderzoek en goede onderbouwing.
En dat heb je niet bij mening je geval.
Goed onderzoek is niet genoeg om te besluiten welke wetenschappelijke uitspraak waar us
of niet.
Uitgangspunt bij hele collegege: Het constructivistisch standpunt op wetenschap. Dat is
dat wetenschap gemaakt word als een sociaal proces. Er is geen objectieve maatstaf/feit
voor wat waar is of niet. Het is de uitkomst van een social process.
Constructivism: the idea that “truth” is an (inter)subjective social construct and not an
objective fact

Epistemology:
De kennistheorie. Wat wij goede methode vinden om onderzoek te doen/betrouwbaar
vinden of niet. Is niet zomaar een mening, er moet wel goed onderzoek worden gedaan.
‘the theory of knowledge, especially with regard to its methods, validity, and scope.
Epistemology is the investigation of what distinguishes justified belief from opinion’ (The
New Oxford Dictionary of English 1998).

Thomas S. Kuhn, the structure of scientific revolutions, 1962.


Deel van antwoord (waarom zijn wetenschappers niet eens onlangs ze goed onderzoek
doen) ligt in begrip paradigma.
Thomas Kuhn zegt dat paradigma’s een bepaalde opvatting hoe onderdeel van wat we
bestuderen, hoe onderdeel van de wereld in elkaar zit. En daarmee met die opvatting hoe
wereld in elkaar zit. Daarmee komt een geloof hoe je goed onderzoek moet doen.
Paradigms are ‘recognized scientific achievements that for a time provide model problems
and solutions to a community of practitioners’ (Kuhn, cited by Kloos 1987: 11).
Peter Kloos, 1987, Filosofie van de antropologie, Leiden: Martinus Nijhoff.

Er is moral orde aan verbonden. Er zijn paradigma’s die je goed vind en niet.
Door de paradigma’s komt het dat feiten niet objectief en onafhankelijk zijn.
Feiten krijgen betekenis in een bepaald paradigma. Als je vanuit ander paradigma naar
feiten kijkt, dan zal je andere conclusies trekken, andere dingen zien.
‘A paradigm, then, represents a cluster of beliefs about the proper conduct of science’
(Bryman 2012: 3).
A paradigm gives:
Een paradigma is een opvatting over hoe de wereld in elkaar zit, dat stukje wereld dat je
bestudeert. Paradigma geeft aan hoe je het beste dat stukje wereld kan bestuderen.
Paradigma geeft in praktijk modelvragen/standaardvragen die geschikt is in
wetenschappelijk onderzoek. Geeft ook aan wat acceptabele antwoorden zijn, juiste
methodologie. En wat is een geaccepteerde methode.
En bij paradigma horen ook sleutelteksten/voorbeelden waar iedereen graag naar
verwijst.
Tussen paradigma’s zijn er ook verschillen. Die paradigma’s helpen om dingen op een
bepaalde manier te bekijken.
Paradigma is dus opvatting hoe wereld in elkaar steekt en daarmee samenhangend
opvattingen over wat de juiste manier is van onderzoek doen, wat zijn goede vragen,
acceptabele antwoorden.
- Model questions
- A model of acceptable answers
- A model methodology
- Key texts

Volgens Kuhn gaat een wetenschap door een cyclus van perioden van normale
wetenschap. Binnen dat patroon/perioden van normale wetenschap zijn er verschijnselen
die niet vekrlaard kunnen vormen, die een anomie vormen, een uitzondering. Het kan zijn
dat die zich opstapelen, zo erg worden dat een crisis uitbreekt en dan krijg je een
wetenschappelijke revolutie. In die revolutie komt er een ander paradigma op die de
afwijkende gevallen wel kan verklaren. Als dat andere paradigma voldoende
sterk/overtuigend is, dan krijg je een nieuwe periode van normale wetenschap.
Elke discipline gaat door een cyclus van normale wetenschap: crisis, revolutie, periode van
normale wetenschap
Normal science and scientific revolutions
 Normal science
 Anomaly
 Crisis
 Revolution
 Normal science
Wanneer een wetenschappelijke revolutie optreed dan krijg je tijdelijk 2 paradigmas
tegelijkertijd en die zijn onverenigbaar en incommensurable, ze kunnen niet dezelfde
dingen meten/met dezelfde dingen bezig zijn.
Mensen die met verschillende paradigma’s werken, spreken eigenlijk langs elkaar heen.
Incompatible and incommensurable paradigms
‘The normal-science tradition that emerges from a scientific revolution is not only
incompatible but often actually incommensurable with that which has gone before’ (Kuhn
cited by Kloos 1987: 108).

Het is een bijna religieuze conversion. Je gaat van ene religie naar andere religie over. En
dat is niet alleen de overgang/bekering. Die overgang/bekering is niet alleen kwestie van
opnieuw, gevoelig zijn voor juiste argumenten. Maar er zijn ook interesses/belangen mee
geboeid.
Gevestigde wetenschappers hebben meer belang bij het verdedigen van oude
paradigma’s want zij hebben in die paradigma’s de gevestigde positie krijgen.
Jonge wetenschappers staan onderaan de wetenschappelijke ladder en zij hebben
voordeel van nieuwe paradigma invoeren. Dan word het paradigma het nieuwe standaard
en hebben zij een voorsprong gekregen boven de oudere wetenschappers die aan oude
paradigma’s vasthouden.
Zowel het vasthouden van ene paradigma als promoten van nieuw paradigma, zijn er
belangen mee geboeid.
Je kan niet met puur wetenschappelijke argumenten beslissen welk paradigma beter
werkt. Er zijn belangen geboeid.
- ‘science progresses […] by revolutionary upheavals; […] a scientific revolution, like a
political revolution, depends on propaganda and control of resources; a scientist’s
shift in allegiance to a new paradigm is like a religious conversion, a conversion after
which things look so different to him that he may be said to “live in a different
world”’ (Kuhn, cited by Haack 1995: 325).
Haack, Susan, (1995). Science is neither sacred nor a confidence trick, Foundations of
Science 1: 323-335. Link: https://link.springer.com/article/10.1007/BF00145401
Alan Bryman, paradigm wars
De strijd tussen kwalitatief en kwantitatieve onderzoeksmethode. Is niet alleen strijd
tussen methode maar ook een ontologische vraagstuk van hoe zit de wereld in elkaar.
Met kwantitatieve methode (experiment, statistiek) gaan wetenschappers eruit dat een
objectieve, harde, goed waarneembare wereld bestaat mits je de goede methode
gebruikt. De wetenschap blijft bestaan los van de onderzoeker die er naar kijkt
Vanuit kwalitatief onderzoek heb je idee dat de wereld niet objectief kenbaar is en je
alleen die kan ontdekken door je werk als onderzoeker. Het word gecreëerd door je werk
als onderzoeker. Alle data (bijv. interviewdata) die je krijgt bestaat niet los van jou die
word alleen geproduceerd door jou met de onderzochte groep.
‘At the ontological level there is a contrast between a belief that there is a social realm
waiting to be uncovered by the social researcher and which exists externally to actors and
on the other hand a domain that is in a continuous process of creation and recreation by its
participants’ (Bryman 2012: 2/18).

Er is niet alleen ontologische strijd tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek maar ook
epistemologisch verschil.
Bij kwantitatief wetenschap word gestreven naar harde wetten zoals bij
natuurwetenschappen.
Bij kwalitatief onderzoek word helemaal niet gestreven naar harde wetten maar word er
geprobeerd om dingen te begrijpen en de intenties/motieven van mensen te begrijpen.
Het punt dat Bryman maakt is dat de strijd tussen kwantitatief en kwalitatieve sociale
wetenschappen een paradigma strijd is. En omdat het een paradigma strijd is, is het niet
door redelijke argumenten in de voordeel in de een of de ander te beslissen.
Zelfs met mixed methods als een tussenweg, dan kan je nog niet eens worden door de een
of ander.
De kwantitatieve wetenschapper zal over kwalitatieve wetenschapper zeggen dat het
subjectief is. Je kan niet goed afhankelijke van onafhankelijke onderscheiden, er is
vaagheid in analyse, je kan niet met cijfers precies uitdrukken.
Kwalitatieve wetenschapper kan zeggen dat kwantitatieve alleen onderzoeken wat ze al
weten en een statistische test daarvoor bedenken. Maar je kan niks nieuws ontdekken en
je kan ook niet met kwantitatieve methoden begrijpen hoe mensen de wereld begrijpen
en betekenis geven.
‘At the level of epistemology, there is the issue of desirability of a natural scientific
programme for social research, as against one that eschews scientific pretensions and the
search for general laws and instead emphasizes humans as engaged in constant
interpretation of their environments within specific contexts’ (Bryman 2012: 2/18).

Bedenk een ander voorbeeld van een paradigmatische strijd in de sociale wetenschappen
dan de strijd tussen kwantitatieve en kwalitatieve wetenschappers.
Give an example of a paradigm war in social sciences, other than the one between
quantitative and qualitative researcher.
Die strijd tussen kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden is een voorbeeld van
paradigmatische strijd.
Politicologie: Een ander voorbeeld is strijd tussen pluralisten en marxisten (politicologie)
In organisatiewetenschappen: Strijd tussen bureaucratische en humanistische opvattingen
over organisatie. Bij bureaucratisch gaat over structuur en procedures, bij humanistische
gaat het over verplaatsen in de betekenisgeving van de mensen die in die organisatie
werken.
Sociologie: In de sociologie is een voorbeeld van strijd, strijd tussen verschillende
opvattingen van mar en max weber, van wat is sociale klasse? Voor Marx is dat bepaald
door de relatie tot de productiemiddelen. Bij weber is de sociale klasse bepaald door sociale
status.

Candidates for paradigms in social sciences


Kuhn heeft vooral geschreven over exacte wetenschappen. Hij heeft gezegd dat er in de
sociale wetenschappen geen paradigma is en dat de sociale wetenschappen nog in de pre-
pragmatische fase is.
Er is nooit geweest 1 paradigma die alle andere paradigma’s overbodig maakt. Er zijn wel
verschillende paradigma’s geweest die tegelijkertijd zijn ontstaan. (Kuhn noemt dat pre-
pragmatisch?)
- Evolutionism
- Functionalism
- Rational choice theory (Homo economicus)
- Network theory
- Postmodernism
Evolutionism
Evolutionisme gaat ervan uit dat alle samenlevingen door een bepaald ontwikkeling gaan.
En door die ontwikkelingen worden de samenleving complexer. Begint met primitive era
en eindigt met modern era.
Die stages die Comte onderscheid heeft te maken met hoe je de wereld begrijpt.
Progress of mankind (Comte)
- Modern era (Positive stage)
- Ancient era (Metaphysical stage)
- Primitive era (Theological stage)

Stages of society (Lewis Henry Morgan, 1877)


Ander voorbeeld van evolutionisme. Ziet de samenleving gaan van savagery naar
barbarisme en beschaving. Bovenste is meest ontwikkelde.
Met deze ontwikkeling van verschillende stadia zie je ook specifieke ontwikkelingen
bijvoorbeeld van pro-masculuniteit naar groepshuwelijk, naar moderne monagane
huwelijk.
Deze evolutieschema eindigt altijd met de laatste stadia waarin de onderzoeker zelf zit.
- Civilization (invention of script)
- Upper Barbarism (use of iron)
- Middle Barbarism (domestication of animals, irrigation)
- Lower Barbarism (invention of pottery)
- Upper Savagery (invention of bow and arrow)
- Middle Savagery (use of fishing gear and knowledge of fire)
- Lower Savagery (from infancy of human race)
Functionalism
Merton, Social theory and social structure (1949)
Je kijkt hierbij niet naar ontwikkelingen op lange termijn maar hoe 1 bepaalde
samenleving op 1 moment goed functioneert.
Aanname: In tegenstelling tot evolutionisme waarbij samenleving steeds verder
verandert. Bij functionalisme is centrale idee/aanname alle onderdelen in de samenleving
tot functie hebben de samenleving te reproduceren/voort te zetten/bevestigen. Het is een
statistisch opvatting over de samenleving.
Corruptie: Bijv. corruptie heeft voordeel. Er zijn allemaal functioneel onderdelen aan
corruptie. Door politici om te kopen kan je bepaalde doelen bereiken. Criminelen kunnen
door politici te omkopen bepaalde mate van bescherming krijgen. Er zijn allemaal
functionele onderdelen aan corruptie die helpt te verklaren waarom corruptie wel blijft
voortbestaan.

Rational choice theory


Accent op maken van rationale keuzes. Homo economicus mensbeeld. Je doet alles vanuit
winst en verlies berekening. Wat kost het me inclusief met risico’s en wat levert het me op.

Network theory
Andere paradigma network theory. De opvatting dat samenleving begrepen moet worden
als een netwerk met knopen erin. En er zijn knopen in het netwerk die belangrijk zijn zoals
vliegvelden/beurs. Het is een ander beeld op samenleving dan bijv. in sociale klassen zoals
van Marx.

Postmodernism
Andere paradigma in sociale wetenschappen. Een deconstructie van sociale structuren.
Samenleving gaat vooral om discours, wie bepaalt het discours? Machtsverschillen hebben
invloed erop. En de discours versterkt de machtsverschillen.

Belangrijkste: Paradigma’s zijn er. Mensen geloven in bepaalde paradigma’s. Kunnen geen
wetenschappelijk debat voeren met mensen die in ander paradigma geloven.
Shiping Tang, Foundational paradigms of social sciences
Shiping Tang beschrijft 9 paradigma’s op basis van 4 dimensies.
Four dimensions:
1. material vs Ideational: Ideationalism – Materialism
2. individual vs collective: collectivism – individualism
3. human nature as drivers of behaviour: antisozialization – socialilzation – biological
evolution determinism
4. harmony vs conflict: harmony paradigm – conflict paradigm

Hoofdzaak; Verschillende paradigma’s zijn er. Wetenschappers kunnen moeilijk in gesprek


gaan als ze in verschillende paradigma’s zitten.

Bruno Latour, (1987) Science in action: How to follow scientists and engineers through.
Cambridge: Harvard University Press.
Wat wel/niet geaccepteerd word is een sociaal proces. Dat is uitgewerkt door Bruno
Latour.
Hij neemt constructivisme stap verder en kijkt wat er gebeurt als wetenschappers met
elkaar praten.
- ‘A theory widely adopted by one community may be rejected entirely by another. So
creating a theory is largely a question of persuading some community that the
theory fits and has utility for its purposes’ (Littlejohn & Foss 2008: 11).
Als je een studie gaat maken van wetenschappers aan het werk. Hoe ze in de praktijk aan
de slag gaan. Dan krijg je ander beeld. Veel wetenschap die we lezen word gepresenteerd
als vaststaande feiten, inzichten die algemeen geaccepteerd zijn. Misschien is dat op het
moment wel zo, een proces van instituationalisering. Dingen krijgen de suggestie van
objectiviteit door historicty, doordat ze blijken er al heel blijken te zijn. Maar dat is niet
altijd zo geweest.
Op gegeven moment wat nu een institutie/wetenschappelijk geaccepteerd inzicht is, dat
is nu geaccepteerd, niemand denkt er meer over na waarom het geaccepteerd is. Maar
dat is ooit gebeurd door uitkomst van sociaal proces, dat de is de zwarte doos/black box
waar Latour het over heeft. Hij wilt dat openmaken door te kijken hoe dat heeft
plaatsgevonden.
Dat doet hij door 2 januskoppen met elkaar te laten praten.
Hij maakt onderscheid tussen ready made science (wetenschap die gepresenteerd is als
kant en klare inzichten alsof ze waar zijn en nooit betwist kunnen worden) tegenover
science in the making (wetenschappelijke kennis, die telkens opnieuw gemaakt/gezocht
word). In die ontstaansproces in het maken van wetenschappelijke inzichten kan er iets
gebeuren.
Bij die ready made science (dit klopt, kant klaar). Raakt iedereen overtuigd als de
apparaten werken.
Bij science in the making (kijken naar ontstaansproces). Bij zelfs
apparaten/wetenschappelijke inzichten kan je niet werkelijk zeggen of het werkt of niet.
Maar zodra er genoeg mensen overtuigd van raken, vooral belangrijke personen dat het
werkt, dan is het ook zo. Of iets waar is of niet, volgt op een proces waarin voldoende
mensen ervan overtuigd raken. Eerst moeten mensen er overtuigd van raken en dan is het
waar, dat is science in the making.
En dat is anders dan ready made science. Dat is intuitieve opmerking van wetenschap. Als
theorie/uitvinding werkt, dan raken mensen ervan overtuigd.
Maar Latour zegt dat het de andere kant op is.

Wanneer is iets waar?


Bij ready made science (oude opvatting van wetenschap), als iets waar is blijft dat idee
bestaan.
Nee is anders.
Bij science in the making, dingen blijven hangen, daardoor worden ze waar gemaakt. Wat
waar is of niet, is geen objectief gegeven maar is uitkomst van een sociaal proces.
Deze manier van kijken naar wetenschappelijke uitspraken, dat ga je pas zien als je
uitspraken die je al aannam als vaststaand feit, dat weer gaat terugplaatsen naar de vorm
van denkbeeldig debat.
‘Uncertainty, people at work, decisions, competition, controversies are what one gets when
making a flashback from certain, cold, unproblematic black boxes to their recent past.’
(Latour 1987: 4)

Latour, the Janus head of science


Ready made science / science in the making
Latour: Die zwarte box waar verborgen blijft welke wetenschappelijke kennis als waar
word aangenomen. Die zwarte box moet worden opengemaakt en dan snappen we wat
waar is of niet waar is, dat is niet kwestie van objectieve feiten maar uitkomst van sociaal
proces.

Once the machine works people will be convinced / The machine works will work when all
the relevant people are convinced
When things are true they hold / When things hold they start becoming true

Latour vind jammer dat meeste wetenschappers niet op deze manier willen kijken naar
hun activiteiten. Als je weer toestaat om elke uitspraak te bevragen dan word het chaos.
Is begrijpelijk dat mensen daar geen zin in hebben.
Als we kritisch naar wetenschap willen kijken (oproep van dekolonisatie), dan moet je
telkens bevragen wie het beweert/zegt.
‘people talk about science, its solidity, its foundation, its development or its dangers;
unfortunately, almost [nobody …] is interested in science in the making. They shy away from
the disorderly mixture revealed by science in action and prefer the orderly pattern of
scientific method and rationality’ (Latour 1987: 15).
Latour: Elke wetenschappelijke uitspraak is niet van zichzelf waar of niet waar. Je kan elke
wetenschappelijke uitspraak die geïsoleerd word bestudeerd, kan je niet zeggen deze
klopt of klopt niet. Ook als er empirisch bewijs is, dat bepaalt niet of uitspraak is waar of
niet.
Een uitspraak word waar als die uitspraak word waargemaakt, als die uitspraak door
andere bevestigd word. Een zin word alleen waar door de andere zinnen die eromheen
staan.
Of een uitspraak word ontkracht/ondermijnt door andere zinnen die eromheen staan.

Latour maakt onderscheid tussen 2 soorten zinnen:


Positive modalities zijn die zinnen die de twijfel weghalen bij uitspraken zodat we op
gegeven moment een uitspraak als vaststaand feit accepteren zonder ons te afvragen en
te realiseren dat een uitspraak ooit van iemand anders kwam.
Negative modalities zijn de zinnen die juist andere kant op werken en die ons bewust
maken van feit dat die uitspraak een uitkomst is van sociaal proces tussen
wetenschappers.
‘We will call positive modalities those sentences that lead a statement away from its
conditions of production, making it solid enough […]. We will call negative modalities those
sentences that lead a statement in the other direction towards its conditions of production
and that explain in detail why it is solid or weak’ (Latour 1987: 23).

Een zin is van zichzelf niet waar of niet waar. Dat kan je alleen zien door hoe een
wetenschappelijke uitspraak door anderen word opgepakt.
‘A sentence may be made more of a factor more of an artefact depending on how it is
inserted into other sentences. By itself a given sentence is neither a fact nor a fiction: it is
made so by others, later on’ (Latour 1987: 25).

‘the status of a statement depends on later statements. It is made more of a certainty or


less of a certainty depending on the next sentence that takes it up’ (Latour 1987: 27).
Conclusion
Allerbelangrijkste: Goed onderzoek beslist op zichzelf niet welke wetenschappelijke
uitspraken als waar worden aangenomen en welke niet.
Een manier waardoor mensen het niet eens kunnen zijn met elkaar kan komen doordat
mensen werken met verschillende paradigma’s. En die paradigma’s kunnen met elkaar in
tegenspraak zijn.
Sommige paradigma’s kunnen wel op metaniveau met elkaar te koppelen zijn. Ze letten
op verschillende aspecten. Bijv. de pluralist en marxistisch. Die werken op verschillende
niveaus. Marxist model verklaart hoe dat politieke systeem georganiseerd is. Maar binnen
dat politieke systeem zoals verklaard is door Marxisten zie je een strijd tussen
gelijkwaardige partijen. Die strijd kan je beter met pluralistisch model begrijpen.

Het is niet een kwestie van goed onderzoek welke feiten worden wel geaccepteerd of
niet.
Iets word een feitelijkheid door steun van wetenschappers voor een uitspraak?

Je ziet parallelen in hoe paradigma’s ontstaan en hoe Latour praat geaccepteerd raken van
wetenschappelijke uitspraken, institualisering.
Toch zijn die paradigma’s veel minder geinstitualiseerd dan bepaalde discipliunes of witte
westerlijke man hegemonie in de wetenschap. Bij paradigma’s is dat minder en zijn
daardoor minder goed georganiseerd. Je hebt niet binnen universiteit bepaalde afdeling
voor bepaalde paradigma’s en bepaalde tijdschriften. Paradigma’s zijn minder
geinstituinalsieerd dan disciplines.

- Scientific debates are not always solved by doing good research or applying the right
theory.
- The existence of conflicting paradigmatic is one answer to the question why a
consensus on truth cannot be reached.
- Sometimes paradigms can be combined at a meta-level of analysis.
- Accepted scientific facts are not found, but produced by support from other scholars
later on (Latour).
- Paradigms are less institutionalised than disciplines or status hierarchies in social
sciences.
Serendipiteit (Video 2)

Empirical cycle
Een ouderwetse idee van hoe onderzoek verloopt, een zogenaamde empirische cyclus.

The seven elements of the research process (Alan Bryman)


Verschillende stadia die je moet doorlopen als je onderzoek doet.
•Literature review
•Concepts and theories
•Research questions
•Sampling cases
•Data collection
•Data analysis
•Writing up
•Alan Bryman, Social research methods, 5th edition, 2016

Bryman:
Er is een rommeligheid in onderzoek.
.•‘Social science is often less smooth than the accounts of the research process you read in
books like this’ (Bryman 2016: 13).
We doen net alsof wetenschap duidelijk, met duidelijke lijnen is. Terwijl wetenschap
rommelig is.
Wetenschap is rommelig maar is niet waardeloos.

Hansson, science
Ondanks alle chaos, weten wetenschappers de beste manier om de wereld te leren
kennen.
•‘Science, in the most general term, is the human practice that provides us, at each point in
time, with the most reliable knowledge that we have access to on a wide range of subject
matters’ (Hansson 2018: 2

Serendipity
Serendipiteit is een reden naast vele andere redenen waarom wetenschap niet via de
geplande procedures verloopt.

Chance in science
Soms heb je mazzel nodig.
•‘Any scientist who is not a hypocrite will admit the important part that luck plays in
scientific discovery’ (J. Bronowski, quoted by Meyers 1995: 758).
•‘There is no body of literature to which one can turn ... that reveals or collates the factors
of chance and serendipity in research’ (A. Rothstein, quoted by Meyers 1995: 758).
•Morton A. Meyers, 1995, Science, creativity, and serendipity, Glen W Hartman Lecture,
American Journal of Radiology 165: 755-764.

Serendipity
Serendipiteit is niet zomaar geluk. Het is geluk in combinatie met het vermogen om te
herkennen/inzien dat je door geluk iets belangrijkst hebt ontdekt. Alleen maar geluk is
niet voldoende. Het is geluk in combinatie met het vermogen om in te zien dat je iets
belangrijks hebt ontdekt. Pas achteraf realiseer je dat dit de moeite waard is.
Serendipisme (van Dale) is gave om toeval en intelligentie iets te ontdekken waar men
niet naar op zoek was.
•‘the combination of an accident with sagacity or perspicacity in understanding’
•‘the accidental discovery of something that, post hoc, turns out to be valuable’
•(Cunha, Clegg & Mendonça2010: 320)
Examples serendipity
•1492 Columbus discovers America
•1838 Goodyear: vulcanizing rubber
•1928 Alexander Fleming: penicillin
•1938 James Schlatter: Teflon
•... Spencer Silver: Post-it
•... Structure benzene
•1798, Edward Jenner: Cowpox vaccination
•Community work in urban neighbourhoodsin Surabaya

Serendipiteit is het door toeval doen van ontdekkingen en realiseren dat je iets
belangrijkst hebt ontdekt. Dus niet stom geluk.
Door steeds zoeken via algoritmes is de rol van serendipiteit minder geworden. Het is niet
meer dat we goed geluk dingen proberen te vinden. Het zijn de algoritmes die bepalen
wat we gaan vinden. De serendipiteit is minder geworden.
Ook hoe we artikelen/tijdschriften zoeken, we zoeken online precies het artikel. En niet
artikel/tijdschrift daarvoor.

The role of ‘bisociation’


De mogelijkheid van serendipiteit kan je stimuleren. Je kan omstandigheden creëren
waarbij serendipiteit bevorderd word. Er is nog steeds aspect van toeval/geluk in. Maar
dat geluk/toevalselement die erin zit kan je bevorderen. Het thermisch gebruik is
bisocation.
Bissocaitie is associatie tussen twee specifieke dingen waar je eerst niet aan dacht/ niet
op zoek naar was.
•‘A crucial element in serendiptiy[...] is bisocation.
•Bisociation entails an exercise of intuition, the intuitive recognition of possibilities hitherto
to be discovered when ideas are combined in an original way (Cunha et al. 2010: 321, 323).
•Bisocation (Koesler) is ‘the interlocking of two previously unrelated skills, or matrices, of
thought’ (Meyer 1995: 757)
Individual qualities that promotes serendipity
Individuele kwaliteiten die serendipiteit bevorderen en dingen in organisatiestructuur die
serendipiteit bevorderen.
Individuele eigenschappen maken meer dat de ene meer open staat voor serendipiteit
dan de ander.
•Mindful
•Alert
•Autonomous
•Peripheral
•Open-minded
•Perceptive
•Curious
•Intuitive
•Smart
•Flexible
•Artistic
•Humorous
•Diligent

Newton:

•‘I know not what I may appear to the world, but to myself I appear to have been only like a
boy playing on the sea-shore, and diverting myself in now and then finding a smoother or a
prettier shell than ordinary, while the great ocean of truth lay all undiscovered before me’
(Isaac Newton, quoted by Meyers 1995: 755).

Het zijn vaak de mensen die aan kant zijn, minder gevestigde belangen, beginnen in
wetenschappelijke carrier, die zijn meer in staat die individuen die in centrum van
organisatie staan
Factors that promote serendipity I organizations
Ook als organisatie kan je serendipiteit bevorderen.
Je moet organiseren dat verschillende stemmen gehoord worden. Dekolonisatie van
universiteit.
•Polyphony. Meerstemmigheid. Meerdere stemmen laten horen.
•Deference to knowledge rather than expertise. Met status komt hiërarchie. Je moet
mensen niet overbluffen en respect hebben voor kennis. Niet luisteren naar mensen die
expert zijn maar naar mensen luisteren die kennis hebben van zaken, verstand van zaken
hebben. Dan zal je nieuwe dingen ontdekken.
•Free flow of information, across organizational levels. Vrije informatiestroom tussen
afdelingen en tussen bestuurslagen in organisatie. Buiten afdeling treden en er
toevalontdekkingen worden daar gedaan. Geest laten afdwalen, vrij denken.
•No strict deadlines. Deadlines afschaffen > mensen meer ontdekken.
•Teamwork with trust, support, and a safe environment. In veilige teams werken waar je
elkaar kan stimuleren en kan delen.
•Periphery Helpt ook om aan marge te staan?

Knowledge vs expertise.
•‘Deference to knowledge rather than expertise and a free flow of information are among
the facilitators of serendipity. An explicit emphasis on expertise restricts knowledge rather
than enables it because it creates zones of control and exclusion, insiders and outsiders,
identities based in specific disciplinary formations (Cunha et al. 2010: 324).

Serendipiteit is het bissociatie essentieel, verbinden van dingen die eerst niet verbonden
waren en dan zie je nieuwe dingen. Je ziet alleen wat je al kent. Geest daarom laten
afdwalen

Conclusion
Serendipiteit is naast al andere dingen, andere factoren die maken dat wetenschap niet zo
rationeel en gepland is als we denken. Serendipiteit is een van die factoren.
•Serendipity is one factor that makes science less rational than it pretends to be.
AANTEKENIGNEN LES

You might also like