You are on page 1of 22

I.

Esoterie - de onwetenschappelijke
manier om de werkelijkheid te
beschouwen
Het toeval is het zachte kussen van hen die het goddelijke,
het zinvolle en hetgeen de schepselen een bestemming ver-
leent, uit de kosmos zouden willen verwijderen, ten gunste
van de geestdodende fabel dat het heelal buiten elke zinge-
ving geheel terloops en absoluut vanzelf tot stand zou zijn
gekomen.
Herbert Fritsche
Het denken van onze eeuw is doortrokken van een wereld-
beeld dat men 'natuurwetenschappelijk' noemt. Dit bijvoeg-
lijk naamwoord 'wetenschappelijk' werd tot een criterium
waarmee men probeert de juistheid van een bewering, een
theorie of een gedachte te meten. We denken allemaal in we-
tenschappelijke categorieën, zelfs op gebieden die welbe-
schouwd niets met wetenschap te maken hebben. Zo zijn we in
, hoge mate gaan 'geloven in de wetenschap' zonder dat we ons
van de ongerijmdheid in deze uitdrukking eigenlijk bewust
werden.
De wetenschap streeft in haar werk naar het doel, al denkend
in de werkelijkheid door te dringen en door het ontdekken van
wetten orde te scheppen in de talrijkheid van verschijningsvor-
men. Daartoe worden theorieën opgesteld die de werkelijk-
heid zo goed mogelijk horen te omvatten.
Elke theorie is op het moment dat ze wordt opgebouwd telkens
een weerspiegeling van de bewustzijnstoestand van degene die
haar voortbrengt. Door voortdurend verder onderzoek ont-
wikkelt de bewustzijnstoestand zich ook verder en toont al
gauw de vroegere theorie als te eng: een nieuwe, meer omvat-
tende theorie wordt noodzakelijk enzovoort. Zo ontstaat de
onontkoombare wet dat door de steeds groeiende bewustzijns-
verruiming van de mensheid elke theorie vroeg of laat achter-

13
-
haald wordt en plaats moet m~ken voor. n~euwe inzichten.
Want de waarhe id v~n va?daa g 1s de verg1ss1ng van morgen.
Een blik op de gesch1eden1s van de w~tenschap bevestigt deze
stelling op een indrukwek_kend~ manier . De. ~eschiedenis van
de wetensc hap is de gesch1eden1s van menseh Jke vergissingen.
Er is echter geen reden zich voor dit feit te schamen want ieder-
een weet dat men van fouten het beste leert. Grotesk is alleen
dat iedere generat ie er absoluu t zeker van is dat vergissingen
uitsluitend in het verlede n werden begaan en zich daarom door
niets van haa~ diepe overtui ging laat afbreng en nu de absolute
en uiteinde lijke waarhe id te hebben gevond en. Op dit punt
overtre ft de geloofs kracht van de wetensc hap met gemak elke
religieuze sekte.
Ook het gedrag tegenov er hen die door nieuwe opvattingen de
'algeme en geldend e waarhe id' van het ogenbli k in twijfel trek-
ken lijkt verbluf fend veel op religieus fanatisme. Ongetwijfeld
is het een van de grootste zwakhe den van de mens dat hij zich
wat gedacht en betreft fixeert en dit eigen standpu nt uit alle
macht tot aan het einde van zijn levensd agen verdedigt. Hier
wijkt de wetensc hap wel op een bijzond er grappige wijze af van
de (verdacht) luide nadruk op haar objectiv iteit.
De wetenschap begon haar werk met het onderzo eken van de
zichtbare buitenwereld. De zichtba re wereld treedt ons als ma-
terie tegemo et - dienove reenkom stig paste de wetenschap
haar werkme thoden aan de eisen van de materie aan. Dit was
juist - blijft echter alleen zo lang juist zolang men inderdaad
slechts materie onderzo ekt. Ook gelden de gevond en resulta-
ten in het gunstigste geval binnen de ·materie . Op deze plaats
stoten we echter op de beide fundam entele fouten die ons toe-
staan twijfel uit te spreken met betrekk ing tot de aanspra ak van
de wetenschap op alleenv ertegen woordig ing:

1. De werkme thode van de wetensc hap werd bewust afge-


stemd op de eisen die het onderzo eken van de materie stelt
- m~n ga~t tegenwoordig onbewu st door met het gebruiken
en uitbreiden van deze method e op gebiede n die niet nood-
14
-
zakelijk iets met materie te maken hoeven te hebben.
2. Men komt op grond van het uit punt 1 afgeleide feit dat men
alleen maar met materie kan omgaan en alleen maar die
kan meten, tot de slotsom, dat er buiten de materie niets
kan zijn.

Deze vicieuze cirkel kan slechts doorbroken worden wanneer


men de beperktheid van de eigen methoden inziet ofwel het
niet-materiële gebied met adequate, voor het wetenschappe-
lijk denken ongewone methoden tegemoet treedt. Voor een
dergelijke stap schijnt de tijd nu rijp te zijn, want overal klin-
ken steeds meer stemmen die de aanspraak op alleenvertegen-
woordiging in zake werkelijkheid niet langer aan de weten-
schap willen toekennen. De redenen die een dergelijke stap ge-
rechtvaardigd doen zijn kunnen o.a. in de volgende vragen lig-
gen:
Heeft de wetenschap ondanks de onbetwistbare successen op
technisch gebied de mensheid gelukkiger gemaakt?
Kan de wetenschap de mens bij de oplossing van zijn proble-
men helpen?
Kan ze zijn meest innerlijke vragen, die zijn 'mens zijn' op zich
aangaan, beantwoorden?
Heeft de ontwikkeling van het menselijk bewustzijn gelijke
tred gehouden met de uiterlijke technische ontwikkeling?
De antwoorden op deze vragen zijn ondubbelzinnig en schok-
kend - successen zijn niet te ontdekken.
Hoe meer hulpmiddelen de mens ontwikkelt om tijd te bespa-
ren, des te minder tijd heeft hij. De zogenaamde moderne ge-
neeskunde heeft het ziek zijn met geen enkel procent kunnen
doen dalen. Men moet zich niet laten misleiden door statistie-
ken die de teruggang van de infectieziekten of de zuigelingen-
sterfte aantonen zonder dat ze tegelijkertijd laten zien welke
ziekten in hetzelfde tijdsbestek zijn toegenom.en of eigenlijk
pas ontstaan.
Medische statistieken hebben alleen dan zin wanneer ze het
'ziek zijn' als zodanig tellen en niet bijzondere verschijnings-

15
vormen afzonderlijk bekijken. Zo maken we een geweldige
toename mee van psychische ziekten, waarvan het onderdruk-
ken nog niet zo goed gelukt is als van sommige somatische
symptomen.
Al deze opmerkingen hebben echter niet zozeer tot doel flink
kritiek op de wetenschap uit te oefenen maar moeten veeleer
de noodzaak en gegrondheid verduidelijken dat we ons in het
vervolg met een andere, de wetenschappelijke denkwijze soms
polair tegenovergestelde methode willen gaàn bezighouden die
we met het begrip esoterie aanduiden. Dit begrip is grotendeels
identiek met andere benamingen, zoals bijvoorbeeld geheime
leer, leer der wijsheid, occultisme enz. De meeste associaties
die van oudsher met deze begrippen worden verbonden zijn
echter fout en het is de taak van dit boek de lezer stap voor stap
het denksysteem van de esoterie binnen te leiden.

Het esoterische wereldbeeld


De wetenschap denkt uitsluitend functioneel. Dit is voor ons zo
vanzelfsprekend dat men eerst verbaasd vraagt, hoe men dan
anders nog zou kunnen denken, zonder de deur wijd open te
zetten voor de ongebreidelde fantasie. De esoterie denkt in-
houdelijk, wat wil zeggen dat ze niet alleen naar het 'hoe' van
de werkelijkheid vraagt, maar vooral naar het 'waarom.' Dit
waarom is de vraag naar de zinrijkheid die de eigenlijke scha-
kel tussen de wereld van de verschijningsvormen en de mens is.
Deze zinrijkheid kan zich echter steeds alleen maar aan de en-
keling openbaren en mijdt daarom alle publiciteit. De esoterie
is bijgevolg onsociaal. De wetenschap stelt zichzelf de eis voor
ieder toegankelijk te zijn. Ieder die begaafd genoeg is moet de
mogelijkheid hebben, zich door het investeren van ijver de we-
tenschap eigen te maken. Wetenschap is overdraagbaar. Ken-
nis echter niet. We verwarren kennis helaas vaak met volledig
onbelangrijke en ongerichte kenniscomplexen. De laatste zijn

16
overdraagbaar, kennis is echter nooit het resultaat van ijver
maar het gevolg van een heel persoonlijk, individueel inzicht
dat metafysisch van aard is en alle eisen van de massa om 'ken-
nis voor allen' royaal negeert. Kennis kan altijd alleen maar het
resultaat van eigen ervaring zijn, kan noch overgenomen noch
doorgegeven worden.
Alles wat ik van anderen overneem kan ik enkel en alleen gelo-
ven, nooit weten. Daarbij is het onbelangrijk of men een goede
reden heeft om iets te geloven of niet. Geloven betekent: niet
weten. Daaraan veranderen ook waarschijnlijkheidsbereke-
ningen niets. Vanuit dit gezichtspunt openbaart de natuurwe-
tenschap zich als een grote geloofsgemeenschap die de krui-
mels van enkelen die werkelijk weten voortdurend herkauwt
tot alles onherkenbaa r wordt.
Het is in geen geval de bedoeling het geloven daarmee te deva-
lueren, want het geloof is de belangrijkste voorwaarde om ken-
nis t~ kunnen verwerven. Geloven betekent in beginsel: voor
mogelijk houden; zonder een voor mogelijk houden is ervaring
nooit bereikbaar. Geloof en kennis zijn verschillende stappen, ·
ze worden wederzijds door elkaar bepaald en zijn allebei ge-
rechtvaardigd, alleen moet men ze niet met elkaar verwarren.
Zoals kennis dus altijd de zaak van een enkeling is, zo was ook
esoterie altijd de zaak van weinige11r Deze weinigen, die het
smalle pad van het inzicht gingen om tot kennis te komen, vor-
men de zogenaamde esoterische, de binnenste cirkel (Grieks:
esoteros = de binnenste). Deze kleine binnenste cirkel wordt
omgeven door de wezenlijk grotere exoterische, de buitenste
cirkel (Grieks: exoteros = de buitenste). Ons zal later bij de
beschouwing van de wet van de polariteit duidelijk worden dat
deze beide cirkels elkaar wederzijds bepalen en dat elk van bei-
de cirkels zijn bestaan dankt aan de andere pool. ·
Uit deze kennis volgt dat het nooit het doel van de esoterische
cirkel is de wereld te bekeren. De ware esoterie werkt in het
verborgene en doet meer moeite om het eigen bestaan naar
buiten toe te camoufleren dan om op jacht te gaan naar leden.
Zo is het ook van elke vereniging of genootschap waarin men

17
zich druk maakt om groei en leden, een onfeilbaar teken dat
het hier niet om een werkelijk esoterische vereniging gaat, ook
wanneer naam en propag anda dat beweren.
De geheimhouding van de esoteri e heeft niets met geheimzin-
nig gedoe te maken , maar ontstaa t onontk oomba ar vanzelf.
De esoterische lessen houden zichzelf, zonder toedoe n van bui-
ten, geheim. Een mens kan alleen dan een of andere kennis
. inzien en voor zichzelf nuttig maken , wanne er zijn eigen be-
wustzijnstoestand ongeveer gelijkwaardig aan het niveau van
de kennis is ..Een natuurkundig onontwikkeld mens kan de be-
tekenis van een natuurkundige formule niet inzien, ze is voor
hem nietszeggend, ook dan wanne er de formule voor de na-
tuurkundige van opzienbarend belang is. De formule houdt
zich voor de natuurkundig oningewijde geheim. Men hoeft
haar daarom niet te verstoppen. Pas wanne er de waarnemer
zich een hoge mate van natuurkundige kennis eigen heeft ge-
maakt kan deze formule hem een geweldige stap verder bren-
gen wat zijn inzicht betreft. Met de esoterische kennis of de
zogenaamde geheime leren is het net zo.
De kennis van de esoterie is in gecodeerde vorm voor ieder toe-
gankelijk, ze kan echter door de onwetende niet worden her-
kend. De massa herken t de waarde van de symbolen niet en
houdt die daarom voor nutteloze onzin. Met moet daarom
eerst leren zien om te kunnen zien. ('En het licht scheen in de
duisternis, maar de duisternis heeft het niet begrep en,' Joh. 1).
Als ik geen noten kan lezen, geeft me dat niet het recht aan de
muziek te vragen of ze toch alsjeblieft bij het op papier zetten
van muziek letters of getallen zou willen gebruiken die ik kan
lezen. Ik moet daaren tegen beslissen of ik moeite wil doen no-
ten te leren lezen, ofwel voor altijd afzien van het diepere be-
grip van de muziek. Met de esoterie is het net zo. Het is niet de
taak van de wetenden zich aan het begrip van de onwetenden
aan te passen, maar ze kunnen enkel en alleen bereid zijn die-
genen bij het leren te helpen die om dergelijke hulp vragen -
'Vraagt en gij zult verkrijgen, klopt en u zal worden openge-
daan'.

18
De naar voren gebrachte vergelijkingen dienen om aan te to-
nen dat de esoterie geen gebied van kénnis net als vele andere
is, dat men zich door ijver kan eigen maken. Esoterie is geen
verzamelbegrip voor welke gegevens, feiten en formules dan
ook, die men alleen maa r hoeft tè leren om op de hoogte te
zijn.
Esoterie is een weg of een pad. Een weg leidt naar een doel.
Nemen we als concreet voorbeeld de weg die van München
naar Wenen lei4t. We kunn en deze weg_op de landkaart nauw-
keurig beki jken , het aantal kilometers uitrekenen, we kunnen
in boeken die op het onderwerp betrekking hebben over de af-
zonderlijke plaatsen lezen die op deze weg liggen, foto's bekij- _
ken, met ande ren die de weg al gegaan zijn alle bijzonderheden
bespreken enzovoort. ·
Al deze bezigheden met deze weg 'München-Wenen' kunnen
heel aantrekkelijk en interessant zijn, één ding bereiken we
daardoor echt er niet: het doel Wenen. Willen we ooit Wenen
bereiken dan moe ten we ons op weg begeven, de weg gaan, o~s
. in beweging zetten. Alle voorafgaande beschouwingen en in-
lichtingen kunn en nu nuttig blijken te zijn, maar alle theorieën ·
kunnen het gaan van de weg niet vervangen. Dit voorbeeld
dient om het onderscheid tussen de esoterie ·als weg en een ver-
zameling van loute r feiten te verhelderen. De esoterie leidt
naar een doel dat men alleen dan kan bereiken wanneer men
zich op weg begeeft. .
Hier ligt de meest voorkomende bron van fouten van degenen
die zich weliswaar hard op voor het wereldbeeld van de esoterie
inzetten maa r verzuimen ooit een voet op deze weg te zetten.
De weg gaan bete kent alle inzichten, ook al zijn ze nog zo
klein, mete en in werkelijkheid omzetten, betekent voortdu- .
rend het eigen leven en beleven, het gedrag veranderen, steeds
anders worden, steeds nieuw zijn, kortom, esoterie betekent
·ontwikkeling.
Deze noodzakelijke omzetting noem ik de verplichting van de
esoterische leer. Alle functionele wetenschappen zijn voor de
beschouwer niet verplichtend. Een chemicus kan vandaag ee·n
19
_sensationele ontdekking doen en tegelijkertijd doorgaan met
zijn vrouw te slaan, het proces tegen zijn broer blijven voeren
op de maatschappij schelden enzovoort. Zijn leven en gedra~
blijft volledig losstaan van zijn chemische ontdekking.
Het is volkomen anders met de kleinste esoterische 'ontdek-
king.' Die heeft een directe uitwerking op alle gebieden van het
zijn, dwingt een andere houding ten opzichte van de wereld af,
maakt tot dan toe geldende gewoonten terstond onmogelijk.
Heeft iemand bijvoorbeeld de astrologie begrepen, dan kan hij
nooit meer schuldigen in de buitenwereld zoeken, geen proces
meer voeren enzovoort. (Hier moet beklemtoond worden dat
astrologie beoefenen en astrologie begrijpen twee heel ver-
schillende dingen zijn. Ze ontmoeten elkaar helaas slechts zel-
den.)
Deze verplichting is van ouds de reden waarom de exoterische
buitenwereld het uitlekken van esoterische waarheden zo
hartstochtelijk bestrijdt, want men voelt onbewust heel nauw-
keurig de verpletterende verplichting. Men is graag bereid elke
nieuwe ontdekking te accepteren zolang die functioneel is en
dus geen verplichtende gevolgen heeft.
Sinds enige tijd probeert men dit conflict met een foefje te om-
zeilen; dit foefje heet parapsychologogie. Hier probeert men
de uitdaging door het esoterische wereldbeeld door de steriele
methodiek van de wetenschap minder fel te maken. Belang-
rijkheidsberekeningen vullen de archieven, maar veranderen-
god zij dank - de mens niet. De parapsychologie is leugenach-
tig en laf, want ze heeft noch de moed van de zuiver materia-
listische wetenschap om alle niet-materiële verschijnselen
gladweg te negeren, noch de bereidheid om voor het eigen in-
zicht op te komen en de consequenties te dragen. De parapsy-
chologie snuffelt voortdurend en discussieert over het 'besnuf-
felde,' durft er echter nooit de tanden in te zetten. De ironie
van het lot zorgt ervoor dat het ieder over zichzelf het oorde~l
laat uitspreken: het zelfgekozen begrip parapsychologie
(Grieks: para= naast) geeft te kennen dat men aan de psyche
voorbijgaat.

20
Esoterie als weg
Nadat we ons standpunt met voldoende duidelijkheid zowel
ten opzichte van de wetenschap als van de parapsychologie
hebben afgebakend, kunnen we ons met de esoterische weg
gaan bezighouden. Het doel van deze weg is de volmaaktheid
van de mens, is de wijsheid, de overwinning van de polariteit,
de vereniging met God, de unio mystica, de 'chymische Hoch-
zeit', het kosmische bewustzijn. Al deze begrippen zijn pogin-
gen dit einddoel van de me~selijke weg te omschrijven. Op·dit
punt moeten zulke begrippen nog erg hol klinken, maar ik
hoop dat onze verdere beschouwingen deze begrippen met
steeds meer inhoud zullen opvullen.
Om het doel te bereiken, is het noodzakelijk de esoterische
wetten van dit universum te herkennen en ze ook te leren be-
grijpen. Samen met het groeiende inzicht moet de mens veran-
deren, bewuster worden, om zijn ware taak en zijn doel steeds
duidelijker te kunnen begrijpen. Op een dergelijke weg zijn
hulpmiddelen ter oriëntering erg nuttig, wegwijzers en borden
die informatie geven over waar op een bepaalde kruising de
juiste weg verder gaat. Zulke hulpmiddelen zijn de esoterische
technieken en systemen, waar er veel van zijn. Als voorbeel-
den zijn hier alleen de belangrijkste vermeld: astrologie, kab-
bala, tarot, alchemie, magie, yoga, meditatie, I Tjing. Al deze
systemen zijn geen doel op zichzelf, maar hulpmiddelen ter
oriëntering, wegwijzers op de weg.
Een veel voorkomend gevaar is dat de mens de wegwijzer met
de weg verwart. Zo vinden we degenen die alleen maar aan
astrologie doen, die alleen maar pendelen, en nog een massa
andere specialisten die geloven op hun speciale gebied de sleu-
tel tot de wereld te hebben gevonden. Deze mensen blijven he-
laas bij een geliefde wegwijzer staan en beletten zichzelf de weg
voort te zetten. Esoterische systemen horen de mens van zijn
oude fixaties te bevrijden, maar al te vaak worden die echter
juist gebruikt om zich opnieuw te fixeren. Zo gelooft men dat
men verder is gekomen, zonder in de gaten te hebben dat het

21 .
voorwerp van de fixatie is omgeruild.
Op deze plaats nog een woord over de oosterse en westerse
technieken. AaQ het eind van elke esoterische ontwikkeling
staat het inzicht in de waarheid. Er is maar•één waarheid. 'Ze is
onafhankelijk van tijd, cultuur en religie. De methoden voor
het bereiken van deze waarheid hebben zich in de verschillende
tijden en culturen individueel ontwikkeld, en al deze methoden
.zijn als hulpmiddelen even goed en bruikbaar. Ongetwijfeld
staat een mens dichter bij de systemen en symbolen van zijn
eigen cultuur. Het is aanmerkelijk moeilijker en in de regel
langduriger om als westerse mens met de hulpmiddelen van het
Oosten zijn weg te gaan.
Dit vermeld ik daarom, omdat tegenwoordig het zich bezig-
houden met de oosterse esoterische systemen en religies tot
·een modetrend is geworden die velen over het hoofd doet zien,
dat wij in het Westen eveneens een ruim aanbod van eso_teri_-
sche systemen bezitten .die het voordeel hebben beter aan ons
denken en onze levensgewoonten te zijn aangepast.
Dit is dan ook de enige reden waarom ik me bij al mijn werk
bijna uitsluitend beroep op de vier grote zuilen van de westerse
esoterie, welke zijn: de astrologie, de kabbala, de alchemie en
de magie. Deze.systemen worden-dikwijls ook aangeduid als
wetenschappen van de eerste orde, waaruit zich pas in de loop
van de tijd de wetenschappen van de tweede orde (astronomie,
chemie enzovoort) ontwikkelden. . _
De esoterie is zo oud als de mensheid. Ze is er altijd geweest en
· zal er altijd zijn. Ze bewaart vanaf het begin de som van de
kennis die voor de mens over dit universum toegankelijk is.
Haar lessen zijn onafhankelijk van de tijd, ze worden nooit ge-
corrigeerd, nooit gemoderniseerd, veroudere n ·nooit.
~nze.moderne wetenschap begrijpt niet dat alle kennis er altijd
1s. 'Ze leeft veeleer in de waan dat men door elke nieuwe ont-
dekking dichter bij de waarheid zou komeri en dat het daarom ·
··een kwestie van tijd zou zijn tot men 'alles' weet.
~a~uit een_ ~soterisch standpunt is het juist andersom. De ken-
nis 1s er alttJd, alleen het individu moet zich naar haar toe ont-
22
wikkelen om haar te kunnen herkennen. Met een voorbeeld
gezegd beteken t dat: de dichtwerken van Homerus zijn er al
lange tijd, hoewel ieder kind zich pas langzaam door het leren
op school zodanig moet ontwikkelen tot het Homerus' dicht-
werken kan lezen en begrijpen. Voor zo'n kind is het onbelang-
rijk of en hoeveel anderen Homerus al ooit hebben gelezen,
het leest Homerus, die sinds vele duizenden jaren kan worden
gelezen, voor de allereerste keer.

De hermetische filosofie
Vergelijken we de werkelijkheid met een cirkel, dan verdeelt .
de wetenschap· de cirkel vanaf de rand in vele segmenten, in
speciale systemen (geneeskunde, natuurkunde, chemie, biolo-
gie enzovoort). Door het onderzoeken van al deze speciale ge-
bieden hoopt men elkaar ooit een keer in het centrum van de
cirkel te ontmoeten. Dit doel wordt helaas echter steeds onbe-
reikbaarder daar de hoge specialisering de toenadering tussen
de verschillende takken van wetenschap steeds moeilijker
maakt.
De esoterische studie begint niet aan de rand maar iri het cen-
trum van de cirkel. De esoterie onderzoekt de universele wet-
matigheden - hebben we deze ingezien, dan hoeven we ze en-
kel en alleen op de verschillende segmenten van de cirkel, op
de verschillende speciale gebieden te projecteren. Een derge-
lijke kennis is superieur aan die van de specialist omdat ze in
betrekking staat tot alle andere gebieden en elk speciale gebied
adequaat in de werkelijkheid kan rangschikken.
Het esoterische denken volgt een basisprincipe waarvan de
taalkundige formulering teruggaat tot de stamvader· van de
esoterie die naar hem ook de ·'hermetische filosofie' wordt ge-
noemd: Hermes Trismegistus. Deze 'driemaal grote Hermes'
was priester en ingewijde in Egypte, zijn juiste biografie ver-
dwijnt in het duister van de geschiedenis. Hij schreef de
23
kwintessens van alle wijsheid in vijftien stellingen op een plaat
van groe n oosters koru nd. De plaat , die sinds lange tijd ver-
dwenen is, ging onde r de naam 'tabu la smaragdina' de geschie-
denis in. De tekst van deze Sma ragd en Tafel wordt hier, ver-
taald uit het Duit s, weergegeven.

De tabula smaragdina van Hermes Trismegistus

1. Het is waar zond er leug en, zeke r en meest waarachtig.


2. Datg ene wat Bene den is, is gelijk aan datg ene wat Boven is:
En datg ene wat Bove n is, is gelijk aan datg ene wat Beneden
is, om de won derw erke n van een enkel Ding te volbrengen.
3. En net zoals door de enige GOD geschapen zijn, alle din-
gen door de overdenking van een enkel Ding. Zo zijn alle
ding en gebo ren uit dit ene Ding door nabootsing.
4. De vade r van dit Ding is de Zon, de moe der van dit Ding is
de Maa n . .
5. De Win d heef t het in zijn buik gedragen.
6. De voed ster van dit Ding is de Aard e.
7. Alhi er bij dit ene Ding is de vade r van alle volmaaktheid
van de hele wereld.
8. De krac ht van dit Ding is volledig wann eer het in Aard e
vera nder d is.
9. Gij zult de Aard e scheiden van het Vuu r, het subtiele van
het grove, vol zorg, met groo t vernuft.
10. Het stijgt van de Aard e naar de hemel en daalt weer naar de
Aard e, en krijg t de krac ht van alle hoge re en lagere dingen.
11. Zo zult gij de heer lijkh eid van de hele wereld hebben. Der-
halve zal al het onve rstan d van u wijken. Dit ene Ding is van
alle krac hten de sterk ste krac ht, omd at het alle subtiliteiten
zal overwinnen en alle vasth eden doordringen.
12. Op deze man ier is de were ld geschapen.
13. Daar vand aan zullen er wonderlijke nabootsingen zijn,
waar van de man ier hieri n word t beschreven.
14. En zo word ik Herm es Trismegistus genoemd, daar ik de

24
drie delen van de wijsheid van de hele wereld bezit.
15. Wat ik gezegd heb over het werk van de Zon, daaraan ont-
breekt niets, het is geheel volmaakt.

Ik weet wat voor een nietszeggende indruk deze tekst in het


begin op de modern e mens maakt. Dit ligt echter niet aan de
tekst maar aan ons begrip. In deze vijftien stellingen is alle ken-
nis samengevat die voor de mens ooit toegankelijk is. De tekst
beschrijft de schepping van dit universum en tegelijkertijd de
vervaardiging van de alchemistische steen der wijzen. Voor
hem die deze tekst helemaal begrijpt, worden alle bibliotheken
overbodig, want hij bezit de hele waarheid, 'daaraan ontbreekt
niets, het is geheel volmaa kt.'
Dergelijke beweringen kunnen als fantastische dweperij klin-
ken en voor menigeen reden genoeg zijn om op deze plaats zijn
belangstelling voor esoterie weer definitief op te geven. Wie
zich echter de moeite geeft om door studie steeds dieper in de
hermetische taal een symboliek door te dringen, zal ooit een
hermetische taal en symboliek door te dringen, zal ooit een
keer de betekenis van deze tekst zelf kunnen ondervinden.

De wet van de analogie: zo boven, zo bened en


Ons interesseert op deze plaats voorlopig alleen stelling 2:
'Datgen e wat Benede n is, is gelijk aan datgene wat Boven is:
En datgene wat Boven is, is gelijk aan datgene wat Beneden is,
om de wonderwerken van een enkel Ding te volbrengen.' Deze
uitspraak, die meestal verkort met de woorden 'zo boven, zo
beneden' wordt weergegeven, is de sleutel tot de hermetische
filosofie. Daarac hter ligt de veronderstelling dat overal in dit
universum, boven en beneden , 'in de hemel en op aarde,' op
macrokosmisch net als op microkosmisch gebied, op alle ni-
veaus van verschijningsvormen dezelfde wetten heersen.
We kunnen bijvoorbeeld binnen het bereik van onze waarne-
mingen steeds alleen maar fragmenten van een continuüm on-
25
derscheiden, we zien maar een klein deel van het lichtspec-
trum, horen alleen de frequenties die binnen een bepaald be-
reik liggen. Sommige dieren kunnen geluiden en kleuren waar-
nemen die voor de mens zonder hulpmiddelen ontoegankelijk
zijn. Met het voorstellingsvermogen is het net zo. We kunnen
ons slechts middelgro te dimensies voorstellen - is iets echter
heel klein of heel groot, dan kunnen we het weliswaar dikwijls
nog in formules onderbren gen, kunnen ons echter niets meer
daarbij voorstellen.
Zo weten we tegenwoordig bijvoorbeeld dat een blok ijzer bij-
na alleen maar uit tussenruim ten bestaat waar de atoom-
deeltjes omheen draaien. Relatief gezien komen de afstanden
tussen de vaste deeltjes overeen met de afstanden tussen de
planeten van ons zonnestelsel. Al weten we dit allemaal nog zo
precies, we kunnen het ons bij het zien van een massief uitziend
blok ijzer maar moeilijk voorstellen.
Net zoals een virus als zelfstandig organisme voor ons voorstel-
lingsvermogen te klein is, is de afstand van 10 miljoen lichtja-
ren te groot om .o ns voor te stellen. We zijn in ons inzicht steeds
op een 'middelgr ote', voor ons als mens geschikte orde van
grootte aang~wezen. Alles wat eronder en erboven ligt is voor
ons óf alleen nog maar door hulpmiddelen óf meestal helemaal
niet meer toegankel ijk.
Hier helpt de geniale sleutel 'zo boven, zo beneden' ons verder.
Want door deze stelling kunnen we onze beschouwingen en on-
derzoekin gen van de wetten beperken tot het voor ons begrij-
pelijke gebied, om dan de opgedane ervaringen op de andere,
voor ons onbegrijp elijke niveaus analoog over te brengen. Dit
. analogisch denken maakt het de mens mogelijk het hele uni-
versum zonder beperking en te leren begrijpen. Het denken in
analogieën is niet causaal ·en wekt daarom in onze tijd een on-
gewone indruk. Verderop in dit boek zullen we het gebruik v~n
deze methode aan de hand van het voorbeeld van de astrologie
nog eens concreet behandele n.
De analogie 'zo boven, zo beneden' is alleen dan gerechtvaar-
digd wanneer we bereid zijn dit universum in zijn geheel als een

26
kosmos (Grieks: kosmos = orde) te erkennen. Een kosmos
wordt echter beheerst door wetten en biedt geen ruimte aan
een toeval.
Het toeval als een niet berekenbaar en niet wetmatig gebeuren
zou elke kosmos in een chaos veranderen. Bouwen we een
computer, dan stelt die op zich een kleine kosmos voor: hij is
wetmatig geconstrueerd, zijn functioneren is afhankelijk van
de inachtneming van deze wetten. Soldeert men in de schakel-
circuits ervan willekeurig een paar transistors, condensators en
weerstanden, die niet tot het wetmatige schakelplan behoren,
dan veranderen deze ingebouwde vertegenwoordigers van het
toeval de hele kosmos in een chaos en de computer werkt niet
meer zinvol. Hetzelfde geldt ook voor onze wereld. Reeds bij
de eerste toevallige gebeurtenis zou onze wereld ophouden te
bestaan.
Ook de wetenschap vertrouwt meestal op de wetmatigheid van
de natuur, schrikt er echter niet voor terug tegelijkertijd het
begrip toeval volop te gebruiken. Laat men een steen vanaf een
bepaalde hoogte vallen, dan valt die niet toevallig maar wetma-
tig naar beneden. Valt deze steen daarbij op het hoofd van de
heer X, dan wordt de heer X niet toevallig maar even wetmatig
door een steen getroffen. Noch het feit dat er een steen op het
hoofd van de heer X valt, noch het tijdstip waarop dit gebeurt is
toevallig. Men wordt niet toevallig ziek, niet toevallig door een
auto aangereden, niet toevallig uit.arme of rijke ouders gebo-
ren enzovoort.
Nogmaals: Er is geen toeval. Achter elke gebeurtenis ligt een
wet. Niet altijd kunnen we deze wet onmiddellijk herkennen. ·
Dat geeft ons echter niet het recht het bestaan daarvan te ont-
kennen. De stenen vielen ook in die tijd wetmatig naar bene-
den toen de mensen de valwet nog niet hadden ontdekt.
Het is zeker opnieuw de ironie van het lot ·d at die professionele
voorvechters van het toeval, de statistici, het zich niet Jaten
. ontnemen eigenhandig de onhoudbaarheid van hun begrip toe-
val met methodische acribie te bewijzen. Een statisticus gelooft
namelijk dat bij het gooien van een dobbelsteen deze alleen

27
maar toevallig de 3, de 5 of een ander getal kan aanwijzen.
Dobbelt men echter lang genoeg, dan levert de som van alle
getallen een wetmatige curve op, normaalverdeling genaamd.
Welk een wonder openbaar t zich hier! Het optellen van niet
wetmatige afzonderlijke gebeurtenissen levert een wetmatig-
heid op. De wetmatige baan die een voorwerp aflegt is tenslot-
te toch ook niet samengesteld uit toevallige afzonderlijke tra-
jecten. Zouden de statistici gelijk hebben, dan moest ook de
stelling gelden: hoe vaker men zich bij een berekening verre-
kent, des te juister wordt het resultaat. Van een soortgelijke
logica is de mening van de darwinisten die een evolutie uit het
optellen van ongelukken met genen (!) willen verklaren.
Vanzelfsprekend geeft de wetmatige normaalverdeling van het
grote aantal aan, dat die uit wetmatige afzonderlijke gebeurte-
nissen is opgebouwd. Men kan in het gunstigste geval zeggen
dat de afzonderlijke gebeurtenis van een vallende dobbelsteen
te klein is om meteen het wetmatig bepaald zijn daarvan te
kunnen waarnem en en dat wij mensen daarom nog op een ze-
kere minimale omvang van het gebeuren zijn aangewezen.
De waarneming van deze wereld dwingt ons om van een kos-
mos te spreken en elke toevalligheid uit te sluiten. Overigens
herkent men reeds aan het woord 'toeval' dat dit oorspronke-
lijk zeker een andere betekenis had. Want het duidt datgene
aan, wat de mens wetmatig toevalt. Wanneer de kosmos echter
een geordende eenheid voorstelt, dan moet ook overal dezelf-
de wetm.atigheid heersen, in het groot net als in het klein, zo
boven, zo beneden.
Deze analogie gaf Paracelsus het recht om de mens als micro-
kosmos aan de macrokosmos gelijk te stellen. De mens is het
getrouwe evenbeeld van het macrokosmische universum - we
kunnen buiten niets vinden wat niet ook in analogie in de mens
te vinden is en omgekee rd. Daarom stond op de tempel te Del-
phi: 'Ken jezelf, opdat je God herkent.'

28
,_

Lichaam, ziel en geest


Bekijken ~e deze microkosmos mens iets nauwkeurige r, dan
zien we eerst diens lichaam. Bij de levende mens ligt het ver-
schil tussen dit lichaam en alleen maar de som van de desbetref-
fende chemicaliën, waaruit het lichaam is samengesteld , hier-
in, dat ze allemaal tot een gemeenschap pelijke idee behoren en
het totale concept 'mens' dienen.
Dat is geen vanzelfsprek endheid. Veel vanzelfsprek ender is
het gebeuren dat we bij de ontbinding van een lijk kunnen
waarnemen: alle afzonderlijke chemische bestanddelen volgen
hun eigen wetmatighei d ('hun eigen wil') en onderwerpen zich
aan geen enkel samenvatten d concept. Wanneer dit bij dele-
vende mens echter wel het geval is, dan moet in hem een aanleg
werkzaam zijn, welke de autoriteit bezit de materiële verschei-
denheid te coördineren. Deze aanleg moet typisch voor de le-
vende mens zijn daar we de werking ervan niet meer in de dode
vinden.
Op het materiële niveau verdwijnt bij het sterven van een mens
zoals men weet, niets. Bijgevolg kan onze gezochte aanleg
nooit van materiële aard zijn -wat ook niet te verwachten was,
want als het wezenlijke criterium van deze aanleg de bekwaam-
heid is om materie te coördineren kan die moeilijk zelf ook uit
materie bestaan.
Ieder mens weet uit ervaring dat bij de dood van een mens
diens bewustzijn en diens leven verdwijnen. Het ligt dus voor
de hand dat onze gezochte aanleg met een van deze beide be-
grippen identiek is. Wat is echter bewustzijn? De mens is zich
bewust van zichzelf. Hij ervaart zichzelf als een bestaand,
waarnemend individu, van de geboorte tot aan de dood. Dit
bewustzijn vormt een continuïteit die het lichaam, dat voortdu-
rend cellen afbreekt en opbouwt, niet bezit.
Een ander, ouder begrip heet ziel. Ziel is bewustzijn, indivi-
dualiteit, is die aanleg die de verschillende materiële bouwste-
nen van het lichaam tot een eenheid samenvat en coördineert.
Ziel is een op zichzelf staande aanleg die kwalitatief van het

29
materi ële lichaa m verschilt.
Onze moder ne psychologie kent helaas geen ziel. Weliswaar
beroem t ze zich luid op een vakter minolo gie die de schijn wekt
-dat men kennis van de ziel zou bezitte n, ja zelfs nog van de
diepte n en lagen daarva n, maar in werke lijkhei d is de psycho-
logie er tot op vanda ag in de verste verte niet in geslaagd met de
ziel van de mens in aanrak ing te komen .
De psychologie ond~r zoekt 'het psychische' in de mens. Dit is
echter niet de ziel maar een produ kt van deze wetenschap, een
eliminatie. Door het inet elkaar verwa rren van beide begrip-
pen komt de psychologie tot de bewering dat het geestelijk
functi oneren van de mens een produ kt van de hersen en en een ..
· intact zenuwstelsel zou zijn, en conclu deert daarui t dat met het
verlies van deze materi ële voorwaarden ook de 'ziel' zou op-
houde n te bestaa n. Dit slordige omgaa n met begrippen en ge-
dachte n door onze wetenschap maakt het vaak bijna onmoge-
lijk_de zaken weer enigermate recht te trekke n

1. Wann eer we het over ziel of bewustzijn hebbe n, dan bedoe-


len we een zelfstandige, niet-materiële aanleg die noch een /
produ kt van de materi e (zoals hersen en, centraal zenuw- · .
stelsel of iets dergelijks) noch op.de een of andere manie r
daarva n afhankelijk is. Religies, ingewijden en occultisten 1

wisten altijd al van deze ziel en het voortbestaan daarva n na


de lichamelijke dood. Maar het grote publiek en onze we-
tensch ap ervare n het blijkba ar als een sensationele verras-
sing wanne er tegenwoordig onderzoekers als de Ameri-
kaan Dr. Moody en andere n de verslagen van klinisch dode
en weer tot leven gewekte mensen openb aar maken , waarin
eenstemmig wordt verteld hoe 'ze zelf alleen maar het
lichaam verlate n hebbe n, zich daarop voor de andere n on-
zichtbaar in de kamer ophielden, alles konde n zien, horen
en waarn emen. '
2. De psyche of ziel van de psychologie (met inbegrip van de
zogenaamde dieptepsychologie). is niet identie k met het bo-
ven beschreven begrip maar alleen de eliminatie daarvan.

30
De ziel van de psychologie is de plaats van de driften, ang-
sten, conflicten en complexen, een verzamelbegrip voor de
uitwerkingen van de ziel dat echter nooit het werkzame zelf
benadert. Men vermoedt dat het werkzame in de hersenen
en het centrale zenuwstelsel zetelt. Op dit punt bijt de hond
zich echter in zijn eigen staart. Want wie zorgt ervoor dat de
hersenen en het zenuwstelsel werken? Zoals bekend heeft
materie altijd informatie nodig om handelend op te treden -
informatie is echter altijd niet-materieel. In een later
hoofdstuk zullen we het onderscheid tussen informatie en
informatiedrager nauwkeuriger behandelen. Hier wordt al-
leen maar vooraf daarover gesproken om te verhinderen
dat iemand de informatie in de genen zoekt.

Ter afsluiting moet nog vermeld worden dat ove'ral waar in de


natuur sprake is van vormingsprocessen, altijd informatie, dat
wil zeggen bewustzijn of ziel voorhanden moet zijn. Elk dier,
elke plant, ieder mens heeft een ziel. Binnen het aardse gebied
heeft ook de _ziel een materiële drager nodig die echter fijnstof-
felijk van aard is. Daarom heeft men het in occulte kringen ook
over het zogenaamde astrale lichaam.
In dit verband zijn vermeldenswaard de jongste onderzoekre-
sultaten die afkomstig zijn van de Amerikaan Harold Saxon
Burr, professor aan de Y ale University. Burr onderzocht met
gebruik van veel technische hulpmiddelen de elektrische vel-
den die een levend organisme omgeven. Zo vond hij bijvoor-
beeld om een zaadkorre l een veld in de vorm van de rijpe, vol-
groeide plant en om een kikkerei kon hij een veld in de vorm
van het lichaam van een volgroeide kikker aantonen.
Hij concludeerde daaruit dat alle levende organismen dergelij-
ke elektromagnetische velden bezitten. In deze onzichtbare,
maar meetbare stereoscopische beelden krijgt iedere nieuwe
cel haar plaats. Deze experimentele resultaten bevestigen de
esoterische bewering dat alle levende organismen zich ontwik-
kelen tot een vooraf gegeven vorm.
Men moet er overigens wel voor oppassen deze elektromag- ·
31
7
netische velden voor de ziel aan te zien. Ze zijn veeleer het ma-
teriële correlaat van het astrale lichaam. Een soortgelijke ver-
warring leidde tot de opvatting dat op de zogenaamde Kirlian-
fotografie het astrale lichaam zichtbaar werd. De Kirlian-foto-
grafie toont echter enkel en alleen de wisselwerking tussen
energetische emanaties van het organisme en een hoogspan-
ningsveld.
Nadat we geprobeerd hebben de begrippen lichaam en ziel
enigszins op te helderen, blijft er nog een heel belangrijk be-
grip over, namelijk 'het leven'. Leven kan onmogelijk identiek
zijn met bewustzijn. Want de taal maakt al onderscheid tussen
bewusteloosheid en dood. Leven kan ook niet uit materie be-
staan want enkel en alleen de uitwerkingen van het leven wor-
den binnen de materie zichtbaar. Leven is voor de mensen be-
slist het grootste geheim.
Is de ziel al onbekend voor de wetenschap, deze staat nog ver-
der af van het begrip leven. Ze is steeds alleen maar met de
materiële uitwerkingen ervan bezig, kent echter het leven zelf
niet. De mens kan het niet verwekken en niet vernietigen. Le-
ven is een kwaliteit die zich volledig aan zijn greep onttrekt.
Ieder kent van horen · zeggen wel de klassieke driedeling:
lichaam, ziel en geest. De hermetische filosofie leert nu dat de
geest het leven is. Leven (geest) is in tegenstelling tot ziel on-
persoonlijk, anoniem. Er is maar één geest, één leven. Men
kan daaraan deelhebben, de geest door zich laten werken -dan
leeft men. Beëindigt men het 'aardse leven,' dan wordt enkel
en alleen deze verbinding opgegeven, in geen geval iets van het
leven op zich vernietigd. Er is maar één geest en dus vertegen-
woordigt ook het leven in ons de eenheid- het is de 'goddelijke
vonk' die in ieder levend wezen te vinden is.
Zo bestaat de mens, net als elk produkt van de natuur, uit de
drievoudigheid lichaam, ziel en geest. Hij ervaart zichzelf als
eenheid en noemt deze eenheid 'ik'. Als we goed kijken ont-
dekken we dat de lichamelijke eenheid 'mens' zich reeds in ver-
dere 'eenheden' laat onderverdelen. Zoals bijvoorbeeld de or-
ganen. Ook een orgaan is een individuele eenheid. Anders zou

32
L. -

men een hart niet van een lever kunnen onderscheiden. Deze
functionele individualiteit veronderstelt echter dat elk orgaan
een individueel bewustzijn heeft. Deze gedachte kan een onge-
wone indruk maken daar we altijd alleen maar aan onszelf een
bewustzijn toeschrijven. De meeste mensen zijn nog wel be-
reid hun hond een bewustzijn toe te kennen, hoewel het be-
wustzijn van de hond ongetwijfeld heel anders is dan dat van de
mens. Een vlieg bewustzijn toekennen stoot meestal echter al
op meer weerstanden, hoewel de vraag opduikt welke recht-
vaardiging voor een dergelijke scheidingslijn kan worden aan-
gevoerd. Alles wat zich levend ontwikkelt en individualiteit
toont heeft bewustzijn, ook dan wanneer we moeilijkheden
hebben ons met ons bewustzijn in het bewustzijn van heel an-
dere levensvormen te verplaatsen.
We moeten goedschiks of kwaadschiks ook onze organen dit
bewustzijn toekennen. De lever ervaart zichzelf eveneens als
een in zichzelf besloten eenheid en individualiteit. Haar taak is
enkel en alleen haar wetmatige functie als lever te verrichten,
daar anders de in rang boven haar geplaatste individualiteit
mens, waarin zij geïntegreerd is, zich onwel voelt.
Wanneer we het individu lever verder analyseren, dan stoten
we op nieuwe eenheden, cellen genaamd. Ook elke cel is een
individualiteit. Ze leeft, kan zich voortplanten, bezit dus onge-
twijfeld ook bewustzijn, ervaart zichzelf als 'ik ben'. Haar taak
is, helemaal 'levercel' te zijn.
Heeft ze hier geen zin in en ontdekt ze een persoonlijke drang
naar vrijheid, dan wordt ze een kankercel omdat ze de grotere
orde verlaat. De mens als bezitter van dergelijke cellen die de
orde verlaten, feliciteert hen meestal niet met hun pas ontdekte
vrijheid maar probeert hen daarentegen te elimineren om zijn
eigen bestaan te behouden.
Zoals de cel als individu een deel van het grotere individu or-
gaan is en het orgaan ook alleen maar een deel van het individu
mens, zo is ook de mens alleen maar een deel van een grotere
eenheid. De mens is alleen maar cel in een organisme dat we
planeet aarde noemen. Zoals alle planeten is ook de aarde een

33
individuele intelligentie en bezit niet alleen maar een lichaam
maar ook bewustzijn. Was dit niet het geval, dan zouden w;
geen intact planetenlichaam aantreffen maar een planetenlijk.
Net zoals een dood menselijk lichaam uiteenvalt, valt ook het
lichaam van een dode planeet uiteen, zoals we bijvoorbeeld in
de asteroïdengordel aantreffen.
We moeten er uiteindelijk aan wennen niet alleen maar de stof-
felijke verschijningsvormen te beschouwen. Elk lichaam, of
het nu steen, plant of dier is, bezit ook nog ziel en geest, of we
hebben een lijk voor ons dat zeer snel zijn vorm verliest. Ook
een planeet is slechts orgaan van een groter organisme, van het
zonnestelsel, enzovoort. Wanneer de mens een beetje over de-
ze orde nadenkt, zal hem gauw duidelijk worden dat hij als cel
ook alleen maar de taak heeft de hem opgedragen dienst aan
het geheel te verrichten. Hij heeft ervoor te zorgen een zo nut-
tig mogelijke cel te zijn, zoals hij het van zijn lichaamscellen
verwacht, opdat hij niet het kankergezwel van deze wereld
wordt. Verlaat hij toch moedwillig de orde om ten volle van
zijn verkeerd begrepen vrijheid te genieten, dan moet hij niet
verbaasd zijn wanneer hij geëlimineerd wordt. Want: zo bo-
ven, zo beneden.

34

You might also like