Professional Documents
Culture Documents
0. Introductie
Waarom een vak methoden?
o Als psycholoog doe je meer onderzoek dan je denkt.
Zoeken naar patronen bij verschillende patiënten bijvoorbeeld
o Onderzoek evolueert continue, je moet levenslang blijven leren en je moet
wetenschappelijke onderzoeken dus goed kunnen beoordelen, begrijpen, lezen,
kritisch bekijken, …
o We moeten wetenschappelijke kennisclaims kunnen onderscheiden van andere
kennisclaims (persoonlijke ervaringen, sociale normen, informatie van experts, …)
De methode van hoe de kennis vergaard is voldoet aan kwaliteitscriteria bij
wetenschappelijk onderzoek
In een notendop: wetenschappelijke kennisclaims zijn gebaseerd op
wetenschappelijke methoden (transparant, via bepaalde systematiek, …)
Examen
o Eerder inzichtsvragen
Bijvoorbeeld casus, “Welke methode is volgens jou op basis van deze cursus
de beste methode om die vraag te onderzoeken?”
1
1. Inleiding: belang en functies van kwalitatief onderzoek
Wat is kwalitatief psychologisch onderzoek?
o Je kan kwalitatief en kwantitatief onderzoek onderscheiden van elkaar op 3 niveaus
Eerste niveau: op basis van welke bril je opzet.
- Je vertrekt vanuit een andere kennistheoretische benadering, je hebt
een ander doel van onderzoek
Tweede niveau: op basis van welke toolbox je gebruikt
- Andere data-collectie en data-analyse, je gebruikt een andere
gereedschapskist
Derde niveau: op basis van welk onderzoeksproces je gebruikt
- Je gebruikt andere accenten in de empirische cyclus
o Wat hebben al die kwalitatieve methoden van dataverzameling nu gemeen met
elkaar?
Nadruk op rijke data: er is weinig vaste structuur of selectie vooraf
- We gaan het veel ruimer laten: mensen laten vertellen, of informatie
halen uit teksten, …
Zijn geïnteresseerd in perspectief van het individu
- Minder interesse in ‘het gemiddelde’, meer focus op betekenis van
individuele ervaringen van individuen.
Ook geïnteresseerd in de context van het individu
- Je kan een individu niet goed bekijken zonder context, we gaan dus
vooral kijken naar natuurlijke settings, naar het dagelijks leven van
het individu. We gaan deze context mee in kaart brengen.
Op deze manier probeert kwalitatief onderzoek te voldoen aan ecologische
validiteit (= de methode waarop de date verzameld wordt, die moet “valide”
zijn, moet “echt” zijn).
2
- Neutrale onderzoeker: kennisproductie is onafhankelijk van de
onderzoeker; onderzoeker moet ‘neutraal blijven.’
Je zou neutraal moeten zijn voor onderzoek, maar ieder
persoon is opgevoed met een bepaald kader van waarden en
opvattingen. Hierdoor is het dus heel moeilijk om 100%
neutraal te zijn bij onderzoek
Je keuze van onderzoek staat vaak dus niet zo ‘los’ van ons
kader.
Kwalitatieve kennistheorie (gebaseerd op sociaal constructivisme)
- Er bestaat geen objectieve kennis: hooguit bestaan er meerdere
manieren om de wereld te kennen
- Onderzoek leidt tot een waardevolle interpretatie van de
werkelijkheid: meerdere interpretaties vullen elkaar aan (onderzoek
als bouwproject)
- Perspectief van onderzoeker telt: niet alleen het theoretisch
perspectief, maar ook de sociale en culturele achtergrond van de
onderzoeker is van belang
Vergelijking van kennistheorieën: doel
- Postmodernisme hoort bij meer
kwalitatieve kennistheorie
Willen aandacht geven aan
degenen die niet altijd hun
stem kunnen laten horen
(sociaal engagement!)
Wanneer ze één perspectief willen laten zien
Laat toe om te documenteren hoe mensen samen de
werkelijkheid aanpakken en veranderen
Wanneer ze meerdere perspectieven willen laten
zien (om dichter bij de werkelijkheid te komen)
Vergelijking kennistheorieën: objectieve kennis
- Eens we bepaalde concepten hebben over de werkelijkheid, dan is
het heel moeilijk om de objectieve werkelijkheid te zien.
Vergelijking kennistheorieën: neutrale onderzoeker
- Kwalitatief perspectief: onderzoeker kán nooit neutraal zijn want
iedere persoon (= onderzoeker) is áltijd vormgegeven door, en
functioneert in, een bepaald sociaal / cultureel / wetenschappelijk
systeem dat richting geeft aan:
De interesse in en formulering van de onderzoeksvraag
Keuze van de methode van data-collectie
Interpretatie van de data
- Neutraliteit is onmogelijk, wat cruciaal is, is transparantie!
3
o Inductie: van data (zaken uit de realiteit)
naar theorie (ideeën)
Je vertrekt van beperkte data (een
initiële intuïtie en/of een beperkt
aantal observaties) en gaat hieruit
een algemene theorie afleiden
o Kwalitatief onderzoek is een zeer goede
basis voor inductie
Je focust op rijke data, je laat het open, je gaat nog niet direct reduceren
Je legt de nadruk op het perspectief van het individu, i.p.v. te reduceren tot 1
of enkele gedragskenmerken die je standaard kunt meten bij grote
aantallen!
Je hebt oog voor het dagelijkse leven in een specifieke sociale en culturele
context, i.p.v. individuele reacties los van die omgeving te bestuderen in labo
of testsituatie.
o Samenvattend
Kwalitatief onderzoek legt nadruk op inductie en maakt gebruik van
theoretische interpretatie (= vinden van mogelijks nieuwe perspectieve,
nieuwe theorieën).
“Bouwproject”
Kwantitatief onderzoek legt nadruk op deductie en maakt gebruik van
hypothetisch-deductieve methoden.
“Ontdekkingsreis”
o Kritiek op deductie en dus kwantitatief onderzoek (vanuit kwalitatief onderzoek)
Hoe kom je aan nieuwe inzichten?
- Daarvoor heb je rijke data nodig (dus kwalitatief onderzoek)
Inzichten in bestaande theorieën worden aangeleverd door de mainstream
bevolking, de elite
- Bij kwalitatief onderzoek gaan ze ook de minderheden bevragen en
hun perspectief onderzoeken!
o Van inductie naar deductie
Zelfbeschikkingstheorie niet zonder meer veralgemeenbaar naar niet-
westerse culturen!
- Op basis van deductief onderzoek kan je dus tot de conclusie komen
‘er klopt iets niet’ en dan ga je aan de hand van inductief onderzoek,
dus kwalitatief onderzoek tot nieuwe inzichten komen!
4
- ‘Het negatief gedrag is systematisch (komt meermaals voor) en het
doelwit kan zich moeilijk verdedigen’
- ‘Pesten kan psychische, fysieke of seksuele vormen aannemen’
- ‘Pesten richt zich op de persoon (bijv. beledigingen, vernederingen)
of diens functioneren op het werk (bijv. uitsluiting, tegenwerking)’
Fasen in pesterijen op het werk (uit een kwalitatief onderzoek uit 1996)
5
- Participanten: 87 pestexperten met verschillende perspectieve op
pesterijen binnen hun organisaties
- Gevallen: 56 pestcasussen waarvan 24 reconstructies door 2 of meer
experten
Dataverzameling en analyse
- Kwalitatieve interviews met pestexperten
2 interviewers
Precieze reconstructie van recente casus (in
afgelopen 2 jaar)
Discussie en reflectie op casus
Toetsing van procesmodellen uit literatuur aan casus
- Dataverwerking en inhoudsanalyse
Geluidsopnamen, woordelijke transcripten
Casusanalyse: samenvattende beschrijving per casus maken
Procesanalyse: benoemen van processen
Wat zijn de processen die hierin spelen en kunnen
we deze processen gaan linken met theorie?
Citaten groeperen onder processen als illustraties
o Twee casussen: empirische cyclus
Onderzoekers gaan deductie toepassen
- Kijken naar theorieën en hieruit hypothese opstellen (toetsing van
procesmodellen uit literatuur aan de casus)
Strain theory (niet kennen)
Strain destructieve coping frustratie-agressie
pesterijen
Conflict theory (niet kennen)
Taak/relationeel conflict destructieve
conflicthantering geëscaleerd conflict verliezer
wordt slachtoffer van pesterijen
Bevindingen en conclusies
- Strain theory hoort bij eerste casus
6
dan Leen, waardoor degene met minder informele macht
het slachtoffer wordt)
- Nieuwe theorie: geen conflict of stress/frustratie, maar wel
groepscultuur
7
2. Zelfrapportage:
2.1 Zelfrapportage: wat is het?
Zelfrapportage
o Zelfrapportage is de enige manier om iets te weten te komen over hoe mensen iets
ervaren en wat hun gevoelens en gedachten zijn.
o Definitie: zelfrapportage is…
Informatie die de persoon zelf geeft, vaak over gevoelens, gedachten, etc.
waardoor je een perspectief krijgt op gedachten en gevoelens van een
persoon op bepaald moment.
o Verschillende vormen
Vragenlijsten
Dagboeken
Interviews
Narratieven
o Hangt af van de context
Perspectief kan verschillen naargelang:
- Tijdstip
- Context
De huidige belevingen van de respondent
De vragen die je stelt en hoe je ze stelt
De relatie tussen respondent en interviewer
→ Contextualiseren is raadzaam om in rekening te brengen als je data gaat rapporteren!
8
- Mensen denken van wel, maar in feit geen verschil tussen beide
condities!
Kwantitatieve oplossingen
o Geen retrospectieve bevraging
Hoe langer geleden, hoe moeilijker om ‘objectief’ te zijn, want:
- Mensen kunnen een slecht geheugen hebben
- Socio-culturele ‘scripts’ van hoe iets zou-moeten zijn, vullen
ontbrekende info aan
Dus we gaan tijdspanne beperken
- Bv. WHO Quality of Life scale: denk aan de voorbije 2 weken. Hoe
tevreden was u met uw gezondheid / sociale relaties / uiterlijk / etc.
DAGBOEKSTUDIES kunnen hiervoor een zeer goede oplossing zijn!
o Voorkomen van sociale wenselijkheid
Mensen willen zich op een sociaal acceptabele manier voorstellen, vooral
wanneer:
- Het gaat over gevoelige thema’s
- De anonimiteit niet gegarandeerd is
- Bepaalde formuleringen gebruikt worden:
Zou telefoneren tijdens het rijden verboden moeten
worden?
Moet telefoneren tijdens het rijden aan banden worden
gelegd?
Let op de formulering van de vragen!
o Controleren voor ja/nee-knikken (vertekening)
9
Deelnemers hebben tendens om in te stemmen (of juist niet) met de items
uit vragenlijst, ongeacht de inhoud ervan
- = Response bias!
- Oplossing: reverese items + reverse score
Kwalitatieve oplossingen
o Zichtbaar maken van relatie en context
Zelf-rapportage is gesitueerd in de relatie tussen onderzoeker en
respondent. Dus het moet duidelijk zijn:
- Wie is de onderzoeker/interviewer?
- Wat is zijn/haar relatie tot het onderwerp?
- Wat is zijn/haar relatie tot de respondent?
- Wat is belangrijk voor de respondent?
- Hoe wil deze zich presenteren?
10
o Vaste vragen en vooraf bepaalde antwoorden
Bv. Hoe vaak beoefent u de volgende sporten?
o Voordeel: makkelijk te kwantificeren data, vergelijkbaarheid en consistentie, voor
iedereen dezelfde vragen beantwoord
o Nadeel: geen nieuwe ontdekkingen, geen mogelijkheden voor geïnterviewden om
eigen informatie toe te voegen
o Wanneer gebruiken?
Als je al weet wat belangrijke onderwerpen en vragen zijn
Als het voordelen heeft om de vragen mondeling testellen (i.p.v. een
schriftelijke vragenlijst)
Als je je wil aanpassen aan het type respondenten
- Filter-vragen (kan ook computergestuurd…)
- Vragen op maat (kan ook computergestuurd…)
- Type respondenten (bijvoorbeeld mensen die niet gewend zijn aan
vragenlijsten)
11
Rol van de onderzoeker
o Interviewen gaat over de relatie tussen interviewer en geïnterviewde
o 2 manieren om die relatie te beschouwen:
Kwantitatief
- De rol van de interviewer moet neutraal en professioneel zijn
Kwalitatief
- De rol van de interviewer moet zichtbaar gemaakt worden, omdat
die nooit neutraal kan zijn!
12
Naar de persoon kijken
Oogcontact houden
Lichtjes naar de persoon buigen
‘Open’ en ‘relaxte’ lichaamshouding maar niet nonchalant
Bevestigen (knikken, uhum, etc.)
o Non-verbale communicatie:
Uiterlijk en kledij aanpassen
Wees bewust van bewegingen en houding
Beleefdheidsvormen in andere culturen
o Interactie met geïnterviewde:
Aanmoediging
Stiltes zijn niet noodzakelijk negatief
Wees niet opdringerig
Doorvragen!!! = probing
Nooit denken dat je antwoord wel kan raden, vraag het!
Soorten probes
o Open-ended (om meer detail te krijgen)
Kan je me daar nog wat meer over vertellen?
o Open-ended (om verduidelijking te vragen)
Ik weet niet zeker of ik dat begrijp. Kan je nog een keer uitleggen wat je
bedoelde?
o Gerichte bijvragen (om meer gegevens te krijgen)
Wie was nog meer aanwezig?
Wanneer gebeurde dat precies?
Waar was het?
Voorbeelden van slechte probes
o Gemiste kansen wanneer je wel doorvraagt, maar niet op de zaken die effectief
relevant zijn voor het interview
Actief luisteren en opvolgen is dus van belang, zodat je kan verder vragen!!
13
- Verband tussen interview-narratief?
Een interview kan worden beschouwd als een vorm van
narratief of ook als methode om narratieven te produceren!
- Co-constructief of conversationeel narratief bestaat uit de volgende
elementen
Vraag om verder te beschrijven: verhaal plaats geven
Vraag naar verduidelijken chronologie in verhaal
Onderhandelingen over betekenis/evaluatie van gebeurtenis
Samen op zoek gaan naar verklaring
Dit is belangrijk in menselijke verhoudingen in het algemeen!
14
- Lisa hecht belang aan perspectief van Meg zelf!
Narratief = een perspectief!! Hoe beleeft Meg haar paniekaanval?
- Op weg naar de vader van William komen ze op de snelweg in de file
terecht. Daar heeft Meg “de ergste verschijnselen van angst ooit”. Ze
“gaat dood van de angst” op de achterbank. Ze probeert zichzelf af
te leiden door een boek te lezen, maar het wordt er alleen erger van.
Dan vertelt ze William dat ze lijdt en vraagt om van de snelweg af te
gaan.
Narratief = een onderhandeling!! Hoe communiceert Meg haar paniek?
- “Ik smeekte William: “neem ajb niet weer de snelweg, laten we op
de kleine weggetjes blijven. Alsjeblieft..” Ik zei ik kan het gewoon
niet. Als ik dit nog een tweede keer mee moet maken, overleef ik het
niet. En als we weer op de snelweg gaan, komen we weer vast te
zitten in het verkeer. Ik—Ik –Ik kan er niet tegen. Ik kan er gewoon
niet meer tegen”
Narratief = een verklaring!! Hoe verklaart Meg haar paniek?
- Meg’s eigen verklaring: emoties zijn verbonden met bepaalde
plaatsen zij heeft geen verantwoordelijkheid voor / controle over
de paniek vermijden lijkt de enige oplossing
Hoe paniek begrijpelijk maken in context?
- Verklaring voor paniekaanvallen kan gesitueerd worden in positie
van Meg (en ‘hoe een vrouw hoort te zijn’). De sociale context die
vooraf gaat aan Meg’s paniek is een probleem van iets niet te willen
maar ook geen nee durven zeggen; zich vast voelen zitten in haar
relatie.
Conclusie
15
o Narratieven zijn niet slechts neutrale gegevens, maar het zijn stellingnames en
perspectieven op de wereld
o In de co-constructie van narratieven wordt dit perspectief onderhandeld en
goedgekeurd
o Interviews zijn een manier om narratieven te verkrijgen, maar niet ieder interview is
een narratief!
Interviews bestaan in verschillende vormen en kunnen dus ook andere
doeleinden hebben.
3. Focusgroepen
3.1 Focusgroepen: wat?
3.1.1 Focusgroepen: definitie en eigenheid
Definitie en doel
o Focusgroep = een doelgerichte groepsdiscussie die door een onderzoeker wordt
ingeleid over een bepaald onderwerp (= focus)
Het nagaan van spontane reacties/ideeën die ontstaan in sociale interactie
tussen groepsleden wanneer zij (op een gestructureerde manier)
discussiëren over een bepaald thema (bv. ‘bosbrossers’, ‘vluchtelingencrisis’,
racisme, etc.)
o Denken als sociale activiteit (denken is niet alleen iets individueels)
= Benadering achter focusgroepen in de psychologie
- Hoe mensen met elkaar praten over een thema laat zien hoe zij
denken, hoe zij meningen vormen, rechtvaardigen, tegenspreken, …
Sociaal constructionisme als wetenschapsbenadering
In conversaties of discussies met anderen op werk, in café, thuis aan tafel …
- Nemen mensen stelling in over de goede handels- of zienswijze
(= mening vormen),
- Geven zij argumenten voor hun ziens- of handelswijze
(= rechtvaardigen),
- Bevestigen of bekritiseren zij andere ziens- en handelswijzen
(= al dan niet tegenspreken)
o Eigenheid van focusgroepen
Interactie tussen groepsleden staat centraal!
- Verschillend van interactie met
onderzoeker in interview!!
Onderzoeker = moderator of facilitator (in goede
banen leiden, maar stelt geen vragen)
- Verschillend van de rol van de
interviewer!
Selectie van groepsleden i.f.v. de optimale
kwaliteit van de discussie
- Verschillend van een toevallige steekproef!
o Kenmerken focusgroepen
Gebruik van alledaagse taal
- Inzicht in hoe meningen (standpunten) worden verwoord en
aangepast worden in alledaagse sociale interacties
Meningsverschillen
16
- Inzicht in hoe mensen elkaar bevestigen of tegenspreken én zeer
belangrijk: ze geven een prominente (= vooraanstaande) plaats aan
argumenten en tegenargumenten.
Zoeken naar consensus
- Inzicht krijgen in vaak impliciete, want vanzelfsprekende, gedeelde
aannames (consensus) binnen een groep
‘Global warming’ wordt niet meer in vraag gesteld, er wordt
gediscussieerd over de manier waarop ermee wordt
omgegaan (bosbrossers).
Voorbeeld: SAMIK project
o Alledaagse taal: aansluiten bij manieren van praten/denken ver opvoeding van
moeders
o Meningsverschillen: in discussie gaan over bijvoorbeeld eigen verantwoordelijkheid
van ouders
o Zoeken naar consensus: komen tot gezamenlijke standpunten over sociale
problemen, bijvoorbeeld misverstanden tussen ouders-school
o Empowerment (!): moeders vormen groep en treden sterk en solidair naar buiten,
bijvoorbeeld naar de school toe. Dit is verschillend van interviews: daarbij ligt de
nadruk op je privéleven en je persoonlijke beleving
17
Reden dat ze ontevreden zijn om focusgroepen niet te gebruiken: “dit is onze
grootste blunder ooit en eigenlijk hadden we dit kunnen voorkomen”, want
een aantal jaar geleden hadden ze dit ook uitgeprobeerd met de real coca
cola met focusgroepen en toen was het wél goed gegaan.
18
- Facilitator bracht verschillende thema’s aan en vroeg om
verduidelijking waar dat nodig was
- 621 pagina’s geregistreerde tekst (= transcripties van de
groepsgesprekken)
o Betooglijn achter citaat
“Mentaliteit buitenlanders is anders
Komt voort uit het feit dat ze alles in de schoot geworpen krijgen /nergens
voor hoeven betalen
Te veel zorg leidt tot vrijblijvendheid (alleen als ze financieel moeten
bijdragen, krijgen ze verantwoordelijkheid)
Kritiek op sociale voorzieningen…”
o Stap 1: expliciete boodschap: hoe wordt cultuurverschil ervaren in contact met
migranten?
‘Cultuur’ verwijst naar uitdaging van vanzelfsprekendheden door
aanwezigheid van cultureel andere groepen – cf. cultuurconflict rond orde en
netheid, omgangsvormen, opvoeden kinderen, moslim vrouwen …
- Doorheen de gesprekken komen er 3 betekenissen van cultuur naar
boven. De 3 betekenissen verschillen in de mate van ‘schuld’ die ze
bij de migranten zelf leggen:
Cultuur als erfgoed = “ze kunnen niet veranderen”
Cultuur als doctrine = “ze mogen niet veranderen”
Cultuur als mentaliteit = “ze willen niet veranderen”
Expliciete boodschap = inhoudelijke betekenis van cultuur en mentaliteit
o Stap 2: impliciete boodschap: welke functie vervult het gebruik van ‘cultuur’ in
gesprekken over migranten?
‘Cultuur’ dient ter verantwoording van uitsluiting migranten uit ‘morele
gemeenschap’ van goede burgers – cf. ‘cultureel racisme’ als hedendaagse
opvolger van sociaal niet meer aanvaard ‘biologisch racisme’
Impliciete of Geïmplementeerde boodschap = uitsluitende functie van
cultuur en mentaliteit wordt afgeleid uit vorm en context van taalgebruik
o Conclusie voorbeeld
Wat leren de groepsgesprekken over hoe autochtone bewoners denken over
hun ‘allochtone’ buren?
- In attitudevragenlijsten verschijnt negatief oordeel over migranten
als onredelijk vooroordeel.
- Groepsgesprekken laten zien hoe bewoners zelf het samenleven met
migranten ervaren en hoe zij hun negatieve oordelen
rechtvaardigen, redenen geven.
- Zo worden twijfels en tegenspraken achter negatieve oordelen
zichtbaar.
Dus
- Geen simultaan interview van verschillende interviewen
- Groepsinteractie: het geheel is meer dan de som van de delen!
19
Wordt het begrip ‘biculturaliteit’ – het leven in en met 2 culturen – herkend
en begrepen door Turks-Belgische jongeren?
- Begrip komt uit Noord-Amerikaanse & Britse literatuur
- Kan moeilijk zijn voor 15-jarigen
Welke specifieke vragen zijn relevant/irrelevant om op te nemen in de
vragenlijst?
- Gebaseerd op Engelstalige vragenlijst voor volwassenen
o Dataverzameling
Wie
- Groepje van vijf 15-jarige Turks Belgische en Marokkaans Belgische
jongeren in Antwerpen
Materiaal
- 1 sessie van 2u aan de hand van bestaande vragenlijst (= 10 pgn
transcriptie)
o Conclusie
Biculturaliteit is dus relevant en gekend bij de Turks Belgische en
Marokkaans Belgische jongeren. OK om hierover een vragenlijst te doen.
Sommige vragen zijn duidelijk: de jongeren kunnen er zich iets bij
voorstellen. Deze vragen hebben we behouden in vragenlijst
Andere vragen zijn helemaal niet duidelijk: de jongeren zeggen de vraag niet
te begrijpen of antwoorden naast de kwestie. Deze vragen zijn volledig
herwerkt tot ze begrepen werden of weggelaten uit de vragenlijst
20
- Opvoedingsideeën van Turkse en Marokkaanse moeders in België in
kaart brengen vanuit hun eigen sociale en culturele perspectief
o Onderzoeksteam
Alle begeleiders volgden training van 2 dagdelen
Turkse groep: 2 Belgische en 2 Turkse begeleiders
Marokkaanse groep: 2 Belgische en 2 Berbers-Marokkaanse begeleiders
- Onderzoeker aanwezig bij 1ste, 3de en laatste groepsgesprek en bij
nabesprekingen met begeleiders
- Onderzoeker = moderator
Uitstekende sociale vaardigheden
Is goed voorbereid: kent het terrein en (ir)relevante
inhouden
Algemeen
21
o Geschikte locatie:
Niet te groot en niet te klein
Niet bedreigende, liefst vertrouwde omgeving
Goede akoestiek in de ruimte
o Positionering zitplaatsen:
Alle deelnemers moeten elkaar kunnen zien
‘Dominante’ deelnemers: naast moderator plaats geven
‘Verlegen’ deelnemers: tegenover moderator zetten
o Timing:
Kies een goed tijdstip en check concurrerende activiteiten
1 of meer bijeenkomsten van 1 à 2 uur
o Aantal:
Meestal verschillende groepen per categorie
Kan ook bepaald worden door “verzadiging” (= saturation, cf. Howitt):
- Dragen nieuwe focusgroepen nog nieuwe informatie bij of is er
sprake van verzadiging (geen nieuwe kennis meer)?
22
o Bewaak de grenzen van het thema
o Reguleer zo nodig de groepsdruk (ontlading, humor …)
o Maak gebruik van pauzes
o Verdeel de spreektijd onder de participanten
23
Bandopnames (video niet mogelijk) en nota’s begeleiders over verloop
groepsgesprekken
o Nabesprekingen met begeleiders: Aanvulling nota’s meteen na gesprek!
o Beperking: Natuurlijk taalgebruik moeilijk in detail te analyseren door taalbarrière
(bijv. Berbers is mondelinge taal)
o Gesprek analyseren:
Wat zijn inhoudelijke thema’s en hoe hangen die met elkaar samen?
- Nadruk ligt op gezamenlijke betekenisconstructie: bijv. wat zijn
gedeelde opvoedingsproblemen waarover de moedergroep het eens
is of wordt?
o Gedeelde opvoedingsproblemen
Inhoudelijke thema’s = 6 clusters van 50-tal probleemkaartjes met labels
- ‘Band ouders-kind’ (= wederzijds begrip als probleem)
- ‘Opvoeding thuis’ (= discipline als probleem)
- ‘Onderwijs’ (= gemiste kansen als probleem)
- ‘Kind en vrienden’ (= slechte invloeden als probleem)
- ‘Racisme / discriminatie’ (= vooroordeel als probleem)
- ‘Huisvesting / vader en werk’ (= kansarmoede als probleem)
o Van opvoedingsproblemen naar gedeeld opvoedingsproject: moederschap in
maatschappelijke context
Centrale opvoedingsdoelen: verbondenheid ouderkind enerzijds en ouderlijk
gezag anderzijds (in clusters 1-2)
Opvoedingscontexten: dwarsverbanden van ‘binnenwereld’ thuis enerzijds
met onmiddellijke (school en peer group in clusters 3-4) en omringende
‘buitenwereld’ (maatschappelijke positie in clusters 5-6) anderzijds
24
4. Kwaliteit en ethiek in kwalitatief onderzoek
4.1 Onderzoekskwaliteit
4.1.1 Standaarden van kwaliteit in alle wetenschappelijk onderzoek: kwalitatief én kwantitatief
Kwaliteit: algemene kwaliteitsbeoordeling
o Algemene kwaliteitsbeoordeling – kwaliteit in wetenschappelijk onderzoek
Wetenschappelijke kennis is gebaseerd op empirisch onderzoek
- Niet: op gezag aangenomen
- Niet: beredeneerd zonder bewijs (‘gezond verstand’)
- Niet: op ervaringsdeskundigheid (‘zelf meegemaakt’)
o Wetenschappelijk onderzoek kan uitspraken doen over de realiteit; en buiten de
onderzochte cases, dankzij het volgen van procedures = methodologie!
Anders dan bv. journalistiek onderzoek
o Stappen in de empirische onderzoekscyclus & bijhorende kwaliteitscriteria
Stap 1. Vraagstelling
- Vragen die we ons hierbij kunnen stellen:
Hoe bouw je voort op theorie & bestaand onderzoek?
Hoe draag je bij aan kennisopbouw?
Heb je goede argumentatie?
- De onderzoeksvraag is het vertrekpunt van het onderzoeksproces.
Elke vraag impliceert een gezichtspunt/perspectief!
Is de intelligentie van dyslectische kinderen lager dan van
niet-dyslectische kinderen?
perspectief vanuit persoonskenmerken
Verschillen Franse en Chinese taal in de mate waarin dyslexie
voorkomt?
perspectief vanuit taalkenmerken
Hoe ervaart een dyslectische scholier leren lezen op school?
perspectief vanuit onderwijscontext
Stap 2. Onderzoeksopzet
- Vragen die we ons hierbij kunnen stellen
Is je aanpak of opzet geschikt om je onderzoeksvraag te
beantwoorden?
Is je aanpak goed gemotiveerd?
25
- Welk opzet is meest geschikt om je onderzoeksvraag te
beantwoorden?
Hebben dyslectische kinderen minder aandacht voor letters
dan niet-dyslectische kinderen?
labo-experiment obv oogbewegingen …
Verschillen Franse en Chinese taal in de mate waarin dyslexie
voorkomt?
representatieve steekproef, gestandaardiseerd
diagnostisch instrument …
Hoe ervaart een dyslectische scholier leren lezen op school?
interview en/of observatie …
Stap 3. Dataverzameling
- Vragen die we ons hierbij kunnen stellen:
Zijn je data betrouwbaar en valide?
Zijn ze voldoende rijk, nieuw en relevant?
- Beargumenteer: wie, waar, wat en hoe? (In functie van je
onderzoeksvraag, passend in je onderzoeksopzet)
Wie zijn je deelnemers?
Bijv. dyslectische scholieren, alle profielen scholieren…
Waar, in welke setting wil je onderzoek doen?
Bijv. eerste leerjaar in ééntalig Vlaamse school
Wat wil je precies weten? En hoe kun je dit meten of weten?
Bijv. leesprestaties, lees-strategieën…
Stap 4. Data analyse en interpretatie
- Vragen die we ons hierbij kunnen stellen:
Zijn je data goed geïnterpreteerd?
Analyseer je alle data systematisch?
Heb je oog voor tegenstrijdige data?
Heb je oog voor alternatieve interpretaties?
- Hoe organiseer en interpreteer je je data om een antwoord te geven
op je onderzoeksvraag?
Doorheen het rijke data/materiaal
Systematiek brengen in de behandeling van je data/
materiaal
Actief aan de slag gaan met tegenstrijdige observaties,
‘afwijkende’ data, alternatieve interpretaties of hypothesen
Stap 5. Beoordeling van bevindingen
- Vragen die we ons hierbij kunnen stellen:
Zijn je conclusies theoretisch vruchtbaar?
Zijn ze maatschappelijk relevant?
Zijn ze toetsbaar in de praktijk?
- Hoe trek je algemene conclusies uit je (beperkte) bevindingen?
Vloeien ze systematisch voort uit de analyse?
- Zijn je conclusies…
Theoretisch relevant?
Maatschappelijk relevant?
Toepasbaar in de praktijk?
26
4.1.2 Standaarden van kwaliteit in kwantitatief vs. kwalitatief onderzoek
Kwaliteit: kennistheoretische benadering
o Hoe beoordeel je kwalitatief onderzoek?
Diverse perspectieven op kwaliteitsstandaarden - hangen samen met
kennistheoretische benaderingen!
- Realisme
Vooral kwantitatief onderzoek
Stelt dat er dezelfde kwaliteitscriteria zijn voor alle
wetenschappelijk onderzoek
- Constructivisme
Vooral kwalitatief onderzoek
Stelt dat er eigen kwaliteitscriteria zijn voor
kwalitatief onderzoek
o Intermezzo: wegwijzer terminologie handboek
Realisme, daarnaast wordt er ook gesproken over:
- Positivisme, subtiel realisme, naïef realisme, …
Constructivisme, daarnaast wordt er ook gesproken over:
- Post-modernisme, relativisme, anti-realisme, extreem relativisme,
anti-foundationalisme, …
27
o Definities in kwalitatief onderzoek?
Wij nemen het standpunt van ‘subtle realism’ (p.384) in
- BETROUWBAARHEID?
Geen gestandaardiseerde procedures
Exacte replicatie vaak niet haalbaar
Belang van transparantie!: geven van inzicht en inzage in de
gevolgde onderzoeksstappen via het onderzoeksrapport
Andere onderzoeker kan niet exacte herhalen, maar
kan wel beoordelen!
Wél een mogelijke procedure i.f.v. betrouwbaarheid in
kwalitatief onderzoek:
Triangulatie: betrouwbaarheid op basis van
combinatie van verschillende invalshoeken op een
fenomeen
» Is een term uit de scheepvaart: precies
berekenen van de locatie door de
combinatie van drie referentiepunten
» Vormen van triangulatie in kwalitatief
onderzoek = combinaties van …
Verschillende databronnen
Verschillende methoden
Verschillende perspectieven van
betrokkenen
» Voorbeeld van triangulatie: Verschillende
perspectieven betrokkenen (zie foto links)
» Voorbeeld van triangulatie: Verschillende
methoden en databronnen (zie tweede foto
links)
Triangulatie: convergentie of complementariteit
» Realisme
Triangulatie als convergentie /
overeenstemming
Overeenkomstige bevindingen:
dichter benaderen van objectieve
werkelijkheid (cfr. betrouwbaarheid)
» Constructivisme
Triangulatie als complementariteit
Verschillende puzzelstukjes vullen
elkaar aan
Verschillende laagjes en
perspectieven aangeboren
- VALIDITEIT: Meet ik wat ik wil meten? Zijn mijn uitspraken over de
werkelijkheid juist?
Algemene opvatting: kwalitatief onderzoek zit ‘dichter op de
werkelijkheid' (alledaagse settings, rijke informatie…),
validiteit minder problematisch dan betrouwbaarheid
Toch nog constructies!
28
Aandachtspunten of praktijken i.f.v. validiteit
(1) Aandacht hebben voor tegengestelde
perspectieven en afwijkende gevallen: in analyse van
eigen interpretaties voortdurend proberen uitdagen,
‘falsificeren’
(2) “Respondent validering”: aandacht hebben voor
‘insider’ perspectieven participanten, rijke
beschrijving van context en beleving…
(3) “Peer validering”: openheid voor kritiek in
dialoog met andere onderzoekers (‘peers’, cf.
transparantie)
4.2 Onderzoeksethiek
Onderzoeker ontwerpt een design en kiest methoden vanuit verschillende overwegingen…
o Wetenschappelijke overwegingen: kwaliteit van onderzoek?
o Praktische overwegingen: haalbaarheid van onderzoek?
o Ethische overwegingen: wenselijkheid? Dit deel!
Ethiek of deontologie: geen standaard checklist!!
- Wel afwegingen maken, in kader van richtlijnen
Ethiek: overzicht
o Welke zijn de ethische basisprincipes?
o Pas toe op het onderzoeksproces
o Situeren in de omgeving van de onderzoeker
o Ethische principes toegepast in de praktijk:
wat met misleiding? Wat met incentives?
o Databescherming en privacy?
o Welke formele ethische codes en procedures?
29
training - die mogelijk hun welbevinden significant verhoogt - of aan
een controleconditie. Eén jaar later krijgt 1 op 4 mantelzorgers in de
controleconditie diagnose depressie tegenover slechts 1 op 10 in de
‘mindfulness’ conditie.
Eerder niet in strijd: mensen zijn niet depressief door
onderzoek; onderzoek wilde nagaan of mindfulness een
impact had; dankzij dit onderzoek gaan later meerdere
mensen de vruchten ervan plukken
o Psychologen respecteren de rechten en waardigheid van de persoon (‘respect
principle’)
Smalle interpretatie = vrije en goed geïnformeerde keuze van participanten
vooraf en tijdens het onderzoek respecteren (‘informed consent’)
- Verbreding = bescherming van de zwakkere
Brede interpretatie = psychologen tonen in hun professionele houding
respect voor de persoon van participanten of cliënten
Voorbeeld: Is dit in strijd met ‘respect’?
- In een vragenlijstonderzoek over het thema pesten in een lagere
schoolklas meldt een leerling dat zij doelwit is van ernstig
pestgedrag. De onderzoeker besluit om de naam en het probleem
van deze leerling uitzonderlijk te signaleren aan de schooldirectie,
ondanks de belofte van anonimiteit. Zij doet dit vanuit haar oprechte
bezorgdheid over het welbevinden van de leerling.
o Psychologen zijn verantwoordelijk en betrouwbaar in relatie tot participanten /
cliënten (‘fidelity & responsibility principle’)
Psychologen
- Gaan vertrouwensrelatie aan met participanten / cliënten
- Moeten betrouwbaar zijn
- Nemen verantwoordelijkheid voor (ongewenste of onbedoelde)
effecten van professioneel handelen naar participanten / cliënten
- Nemen verantwoordelijkheid voor open communicatie van
werkwijze en bevindingen naar gebruikers (‘stakeholders’)
Voorbeeld: Is dit in strijd met ‘verantwoordelijkheid en betrouwbaarheid’? JA
- In een onderzoek naar rouwverwerking in koppels na het verlies van
hun kind geeft een deelnemend koppel toestemming om de video
van hun interview te tonen aan studenten psychologie. Wanneer
bekenden hun onverwacht hierover aanspreken, worden zij echter
overspoeld door pijnlijke gevoelens. De onderzoeker toont begrip
maar gaat niet in op hun vraag om de video niet meer te tonen,
omdat zij de meerwaarde voor psychologen in opleiding vindt
opwegen tegen het ongemak voor het koppel.
30
Smalle interpretatie = misleiding (‘deception’) van participanten vermijden,
ofwel wetenschappelijk motiveren, inzage geven in doel en procedure
onderzoek of behandeling (indien achteraf: ‘debriefing’)
Brede interpretatie = psychologen zijn eerlijk en waarheidsgetrouw naar
participanten / cliënten en collega’s / gebruikers
Voorbeeld: Is dit in strijd met ‘integriteit’?
- In een praktijktest krijgen toevallig geselecteerde werkgevers
dezelfde ‘fake’ sollicitaties (brief en cv) waarbij de naam van de
sollicitant op toeval ‘Marc’ of ‘Mohammed’ is om ‘bias’ in
aanwervingen te toetsen. Werkgevers weten niet dat de sollicitaties
‘fake’ zijn maar krijgen wel achteraf een ‘debriefing’ over de
praktijktest waaraan zij hebben deelgenomen.
o Psychologisch onderzoek is sociaal rechtvaardig (‘justice principle)
Smalle interpretatie = psychologen maken geen misbruik van hun
professionele autoriteit of macht in relatie tot participanten / cliënten
- Verbreding = psychologen stellen hun persoonlijk perspectief en
mogelijke vertekeningen of blinde vlekken in vraag
Brede interpretatie = psychologen streven naar eerlijke verdeling van kosten
en baten van psychologisch onderzoek in de samenleving
Is dit in strijd met ‘rechtvaardigheid’?
- In een onderzoek naar opvoedingsproblemen in
vluchtelingengezinnen vragen de onderzoekers om een focusgroep
discussie met 9 moeders op video op te nemen om zowel verbale als
non-verbale interacties te kunnen coderen. Zij verzekeren
participanten dat de video niet met derden zal worden gedeeld. 1
recent aangekomen Syrische moeder geeft aan dat ze liever niet in
beeld komt. De andere 8 moeders zijn al wat langer hier en hebben
er geen probleem mee. Omdat zij alleen staat met haar bezwaar,
geeft zij uiteindelijk toch haar toestemming. Eén dag later belt haar
echtgenoot met de vraag om geen beelden van zijn vrouw te
gebruiken. De onderzoekers gaan hier niet op in maar verzekeren
nogmaals dat de beelden enkel door de onderzoekers zelf worden
gebruikt.
o Geen kwestie van good guys & bad guys
Altijd een kwestie van afwegingen in de concrete context van je onderzoek.
- “Even when we have a good rule, then we still need to know when
and how to apply the rule”
Soms ogenschijnlijke contradicties tussen principes!
31
Vraagstelling en gezichtspunt (1)
Onderzoeksopzet (2)
Beoordeling en communicatie bevindingen (5)
32
Bijv. ‘opt-out’ procedure voor ouders (minderjarige)
leerlingen bij testafnames op school
Hoe actief moet je vrije keuze aanmoedigen?
- Verhoogd risico op non-respons!
Selectieve steekproef van participanten…
- Extra investering in communicatie en opvolging
Bijv. ‘opt-in’ procedure beide ouders (ipv ‘opt-out’)?
Bijv. weigering tijdens of na testafname?
Bijv. vertaling informatie in andere thuistalen ouders?
o Geïnformeerd? Misleiding of onvolledige informatie
Wanneer is misleiding (‘deception’) of het niet geven van bepaalde
informatie problematisch?
- Bijv. praktijktesten in discriminatie onderzoek:
Manipulatie vreemde naam (Marc of Mohammed) in
standaard sollicitatiebrief met CV
Bevinding: Mohammed wordt significant minder uitgenodigd
met zelfde CV en brief als Marc
Discussie: wanneer is misleiding ethisch verantwoord?
33
o American Psychological Association (APA): Code of Ethics
De Code of Ethics van de APA is doorgaans richtinggevend voor de
deontologische codes die de diverse nationale associaties, zoals de BAPS
voor België, formuleren. Als je later een praktijk ontwikkelt of onderzoek
doet als psycholoog, zal de BAPS de beroepsvereniging zijn tot wie je je
verhoudt.
o BAPS: Belgische Associatie van Psychologen
Instellingen die onderzoek organiseren, uitvoeren of financieren (niet van buiten kennen):
o Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) stelt ‘ethische review’ als
voorwaarde voor projectfinanciering. Sinds kort ook Onderzoeksraad KU Leuven
o Ethische Commissie Humane Wetenschappen KU Leuven (SMEC) is interdisciplinair
samengesteld (biomedicus, jurist, filosoof, psychologen …)
Taak: goedkeuring op ethische vereisten van gedetailleerde
onderzoeksvoorstellen
o Klinieken, bedrijven, scholen … hebben hun eigen ethische vereisten, procedures en
commissies
Ethische procedures
o Informatieblad (handig om door te nemen, maar geen examenleerstof)
Informatieblad = checklist met mogelijk ethisch problematische aspecten van
onderzoek
- Leidraad voor precieze beschrijving & ethische verantwoording
onderzoek
Oefening die je zelf kan maken:
- Van welke ethische principes zijn specifieke vereisten in de checklist
toepassing?
- Deel de checklist in bij de # stappen in het onderzoeksproces! (Merk
op: databeheer hoort bij laatste stap: communicatie bevindingen!)
34
5. Observatiestudies
5.1 Observatieonderzoek: een inleiding
Vragenlijst ‘hoe hulpvaardig ben jij?’
o Gemiddelde score tussen 1 en 7
o Maar hoe hulpvaardig zijn we echt?
35
o Deductie: observatie experiment
Lab experiment: Vrouw zit in andere kamer. Je hoort haar op een stoel
klimmen om iets te pakken. Je hoort een schreeuw en de val van de vrouw
en geklaag nadien: ‘ik kan niet bewegen, ik zit vast …’
Condities: je bent …
- Alleen
- In koppel met vriend,
- In koppel met onbekende,
- Met pseudo-participant
die niet reageert
Verwachting: je zal de vrouw
minder gauw helpen in
aanwezigheid van onbekende of
niet helpende pseudo-
participant. Klopt dit?
Resultaten (in %): zie foto rechts
o Theorievorming: wanneer helpen mensen
(niet)?
Aandacht voor de gebeurtenis
Gebeurtenis definiëren als ernstig
Verantwoordelijkheid nemen
Beslissen wat je kan doen
o Reeks experimenten met verschillende manipulaties
Aandacht afleiden
- bv. rookontwikkeling …
Ernst van het incident
- bv. bloed of niet …
Rolmodel verantwoordelijk gedrag
- bv. pseudo-participant die actief helpt of niet
Samen laten beslissen
- bv. overleg tussen participanten toelaten
36
Negatieve koppelinteracties voorspellen vroege scheiding
De afwezigheid van positieve koppelinteracties voorspelt dat partners later
scheiden.
- Positieve interacties = affectie tonen, interesse hebben in elkaar,
humor gebruiken
- Negatieve interacties = je defensief opstellen, kritiek uiten, de ander
beledigen, niet luisteren en je terug trekken uit het gesprek
o Culturele verschillen bestuderen in hoe koppels omgaan met conflict
Kunnen we verschillen observeren in Japanse en Belgische koppelinteracties?
We gebruiken SPAFF
37
- Iedere code probeert de intentie van een categorie van emotioneel
gedrag te vatten
16 SPAFF codes voor emotioneel gedrag (5 positieve en 11
negatieve codes)
Verbaal + nonverbal gedrag = Gestalt coding
4 dimensies
- Overt researcher: laten zien dat je observator/onderzoeker bent
- Covert researcher: Je gaat observeren, maar de participanten weten
dat niet.
Ethisch ter discussie (zie hoofdstuk 4)
- Complete observer: je gaat als buitenstaander volledig observeren,
niet deelnemen
- Complete participant: je gaat meegaan, zodat mensen niet weten
dat je een onderzoeker bent en je identificeert je als participant
Voorbeeld: ‘Asylums’
o Klassieke studie “Asylums” over het sociale leven van psychiatrische patiënten in een
gesloten instelling
Benadering: “any group of persons – prisoners, primitives, pilots, or patients
- develop a life of their own that becomes meaningful, reasonable and
normal once you get close to it.” (Goffman, 1961)
Context:
- US, 1960’s
38
- Institutionalisering van psychiatrische patiënten
Studie:
- 1 jaar
- Valse werknemer: assistent van de sportcoach
- Focus op sociale leven
Impact:
- Sleutelrol in de-institutionalisering van mensen met psychiatrische
aandoening
o Rol van de onderzoeker
Moeilijk onderzoek
- Sociale vaardigheden die nodig zijn voor onderzoeker
Ingang vinden in groep (‘gatekeepers’)
Niet uit je rol vallen
Goede exit strategie hebben
- Wetenschappelijke vaardigheden die nodig zijn voor onderzoeker
Goede notities nemen van observatie (je kan niet constant
Inductie met een camera rondlopen bijvoorbeeld)
Onbevooroordeeld zijn om nieuwe informatie verzamelen
Pas later interpreteren, thema’s zoeken
In latere fase gerichter informatie verzamelen om eerdere
Deductie interpretaties af te toetsen
5.4.4 Etnografie
Etnografie
o Brede betekenis: brede strategie van dataverzameling in natuurlijke
settings (‘veldwerk’)
o Definitie
Afkomstig van antropologen die niet-westerse culturen uit
eerste hand bestuderen: pionier = Malinowski in Nieuw Guinea
- Complexe en gelijktijdige methode van data verzamelen: niet alleen
observaties!
- Gespreid over langere periode(n) van veldwerk: doorgaans één of
meerdere jaren
- Waarbij onderzoeker actief lid wordt van de cultuur of gemeenschap
of organisatie die hij bestudeert: ‘insider status’ als toetssteen!
39
5.5 Observatietechnieken
Technieken
o Waarom observatietechnieken?
Moeilijk om in een keer alle relevante aspecten van de situatie waar te
nemen.
Verschillende manieren van coderen die je niet allemaal in één keer kunt
toepassen.
- DAAROM VIDEO-OPNAMEN EN PROGRAMMA’S OM BEELDEN TE
SYSTEMATISEREN
o Welke technieken?
Opnamen
- Intermittent
Tijdsintervallen
Gebeurtenisintervallen
- Volledig
Analyse kan dan selecteren welke delen meest relevant zijn
Analyse
- Coderen van de video
- Analyse van de codering: tijdslijn maken
- Analyse van de codering: statistische output maken
40
6. Onderzoeksopzet en gevalstudies
6.1 Onderzoeksopzet: algemeen
6.1.1 Definitie en gebruik
Fasen in onderzoeksproces, fase 2: onderzoeksopzet
o Wat is een onderzoeksopzet (research design)?
Definitie: plan van aanpak of ‘blue print’ van onderzoek
Moet worden gerapporteerd in methoden-sectie van wetenschappelijk
rapport /paper
Wat? Keuze en motivering van:
- Methode van dataverzameling (zie lessen 2, 3, 5,)
- Selectie van gevallen? (deze les!)
- Methode van data-analyse (zie lessen 9, 10, 11)
o Waarom heb je onderzoeksopzet nodig?
Wetenschappelijke kennis = transparante procedures
- Hoe pak je een NIEUW onderzoek aan?
- Hoe beoordeel je de wetenschappelijke kwaliteit van BESTAAND
onderzoek?
- Hoe REPLICEER je bestaand onderzoek (hoe doe je het over)?
Slecht onderzoeksopzet = slecht onderzoek
- Zie les 5 over kwaliteit van kwalitatief onderzoek
o Wanneer gebruik je een kwalitatief onderzoeksopzet?
Welke kentheoretische benadering?
- Sociaal-constructivisme
Waar in empirische cyclus?
- In de inductieve fase
Welke onderzoeksvraag beantwoorden?
- Waarom? Hoe?
Hiervoor kwalitatieve data nodig?
41
o Gedrag/persoon kan niet rapporteren
Observatie
- Hoe gedragen mensen zich spontaan?
Wil/kan je niet manipuleren, dus natuurlijke
observatiestudie / participerende observatie / etnografie
gebruiken
- Wat zijn de (onbewuste) oorzaken van gedrag?
Wil/kan je wel manipuleren, dus quasi experimenten
gebruiken
42
6.1.4 Methoden van data-analyse
Zie lessen 9, 10 en 11
43
o Doel gevalsstudie
Ander doel dan kwantitatief onderzoek!
Doel = nieuwe inzichten / theorievorming door:
- Veralgemening van één of enkele gevallen naar een nieuw inzicht of
theorie
Is het patroon van observaties in mijn gevalstudie in lijn met
een alternatieve / nieuwe theorie?
- = analytisch veralgemenen (tweede niveau, zie foto hierboven)
Verschillend statistisch veralgemenen (eerste niveau) van
een toevallige steekproef naar een populatie
44
o Onderzoeksopzet: gevalsstudie ‘De late dienst’
Selectie van cases:
- 12 gezinnen met 2 fulltime werkende partners en kinderen < 6 jaar
- Typische doorsnee witte gezinnen in Berkeley, California (arbeiders,
bedienden …)
Dataverzameling:
- Herhaalde diepte interviews van beide partners met 3
onderzoeksters 1980 – 1988: 2 – 5 jaar lang contact met alle
gezinnen
- Observaties thuis tijdens doordeweekse avondpiek, tijdens
weekeinde en op uitnodiging tijdens maaltijden, uitstapjes …
- Dagboek van beide partners: tijdsmetingen ahv dagverloop
Gezinsomgeving: ook interviews met oppas, buren, vrienden, onderwijzers,
begeleiders van kinderen …
45
3. Gevallen selecteren
- Algemene regel: doelgerichte selectie van gevallen vanuit theorie
over te onderzoeken fenomeen
Beschrijvende theorie over een fenomeen = ‘verhaal over
actoren, gebeurtenissen en processen (denken, voelen,
handelen) in een welbepaalde context’
- Stelling: Theoriegeleid onderzoeksopzet is noodzakelijke voorwaarde
voor ‘analytische veralgemening’
- Enkelvoudige gevalstudie (single case)
1. typisch geval = meest voorkomend
2. kritisch geval = meest kans op weerlegging theorie
3. extreem geval = meest afwijkend
4. uniek geval
5. onthullend geval = plotse toegankelijkheid
- Meervoudige gevalstudie (multiple cases)
‘Letterlijke replicatie’
Gelijkende gevallen (doel: fenomeen accuraat
beschrijven)
‘Theoretische replicatie’
Afwijkende gevallen (doel: grenzen van een theorie
toetsen)
Kritische gevallen (doel: kans op weerlegging
maximaliseren)
!!! Gevallen zijn geen steekproef uit populatie, wel
replicaties of parallelstudies van zelfde fenomeen
Beperking
2 of meer gevallen verschillen meestal op meerdere
onafhankelijke variabelen tegelijk van elkaar
» Noch operationele controle (cf.
experimenten), noch statistische controle
over ‘storende variabelen’ (cf. surveys)
» Theoretische verklaring van een fenomeen is
altijd kwetsbaar voor andere mogelijke
verklaringen (‘rivaliserende theorieën’)
46
o Externe validiteit:
Veralgemeenbaar van steekproef naar populatie?
Veralgemeenbaar van één geval naar andere gevallen in mijn studie?
Is een nadeel van gevalstudies dat je niet kunt veralgemenen?
- Niet mogelijk om statistisch te veralgemenen, wel mogelijk om
analytisch te veralgemenen
o Betrouwbaarheid: herhaalbaar?
Samenhang tussen verschillende perspectieven of databronnen in mijn
studie? = “triangulatie”
- Doel is niet om betrouwbaarheid te bekomen via test re-test (want
dat is onmogelijk), maar om dat te doen via triangulatie.
Is een nadeel van gevalstudies dat ze niet betrouwbaar zijn?
- Ja, betrouwbaarheid berust op samenhang tussen meerdere data,
methoden en/of onderzoekers
- Nee, gevalstudies zijn vaak moeilijk herhaalbaar
o = criteria voor kwaliteitsbewaking in ‘grote N onderzoek’
o ≠ kwaliteitsbewaking in gevalstudies!
o = criteria voor kwaliteitsbewaking in gevalsstudies!
47
7. Gecombineerde methoden
Gecombineerde methoden (Mixed Methods)
o Combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve
methoden
Dataverzameling en analyse (# technieken)
Kennistheorie (# onderzoeksbenaderingen)
Onderzoeksproces (#
onderzoekspraktijken)
o Herhaling: verschillende onderzoeksbenaderingen
Zie foto
o Herhaling: verschillende onderzoekspraktijken
Zie foto
o Kan je deze 2 soorten methoden wel combineren?
Dogmatici (purists) denken van niet
- “The question remains how we can
combine a perspective that
subscribes to objectivity, unbiased
and value-free research, and the separation between the researcher
and the researched (kwantitatief), with a perspective that
emphasizes subjectivity, research context, value-laden research, and
the inseparability between researcher and researched (kwalitatief)”
Pragmatici denken van wel (‘wat werkt in de praktijk?’):
- Basisuitgangspunt in onderzoek = de onderzoeksvraag, die leidt de
weg
- In de alledaagse praktijk van het onderzoek zijn we minder bezig met
kennistheorie en meer met dataverzameling en analyse (i.e.
technieken)
- Schematisch onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief sowieso
overtrokken (p.3-4)
- Over pragmatisme
Kennis van de werkelijkheid waarin we leven heeft
‘objectieve’ (cf. realisme) en ‘subjectieve’ (cf.
constructivisme’) componenten
Pleidooi voor eclecticisme en pluralisme (combineren van
stijlen en visies van onderzoeksmethoden)
Keuze van methoden is gebaseerd op hun sterkten en
complementariteit (= hoe ze elkaar aanvullen) (p.6-7)
o Definitie
Mixed Methods Research (MMR) = onderzoek waarin
- zowel kwantitatieve als kwalitatieve
- data worden verzameld en geanalyseerd
- om inzicht te krijgen in hetzelfde fenomeen
Verschil tussen mixed method en multi method
- Verschillende/meerdere kwantitatieve methoden van
dataverzameling en/of –analyse gebruiken = ‘multi-method’
- Kwantitatieve + kwalitatieve methoden van dataverzameling en/of –
analyse gebruiken = ‘mixed methods’
48
- Verschillende/meerdere kwalitatieve methoden van
dataverzameling en/of –analyse gebruiken = ‘multi-method’
o Waarom gebruik je gecombineerde methoden?
Kwalitatieve of kwantitatieve methoden alleen geven beperkte informatie
over een bepaalde onderwerp of hebben tekortkomingen
Je onderzoeksvraag kan best worden beantwoord met beide soorten
methoden
o Waartoe gebruik je gecombineerde methoden?
5 types van mixed methods designs en hun doelen
- Triangulatie: convergentie van resultaten
- Complementariteit: verdieping, elaboratie, verduidelijking
- Ontwikkeling: het ene verrijkt of ontwikkelt het andere
- Initiatie: nieuw licht op resultaten, exploratie van resultaten
- Expansie: verbreding
Deze 5 types komen overeen met 5 prototypische onderzoeksopzetten
- Triangulatie: gelijktijdig / parallel uitvoeren van kwalitatief en
kwantitatief onderzoek
- Complementariteit: eerst kwantitatief, dan kwalitatief onderzoek
uitvoeren
- Ontwikkeling: het eerste zit ingebed in de andere
- Initiatie: eerst kwalitatief, dan kwantitatief
- Expansie: diverse fasen
Nu ga ik ze hieronder één voor één bespreken aan de hand van voorbeelden
49
- Opgelet! Men is hier kwalitatief te werk gegaan, maar uit die
analyses zijn ook tabellen gemaakt etc. Er is hier dus geen volledig
eenzijdig kwalitatief of kwantitatief onderzoek.
50
Complementariteit: verdiepend sequentieel
o Voorbeeld: onderzoek naar segregatie in Zuid Afrika
Apartheid is afgeschaft, maar informele
segregatie blijft
Case study naar een voormalig ‘wit strand’
in Zuid Afrika
Opzet van kwantitatief onderzoeksgedeelte
- Twee beoordelaars telden het aantal parasols dat door witte of
zwarte strandgangers bezet was (‘umbrella spaces’)
- Op verschillende tijdstippen van de dag
- Strand werd opgedeeld in percelen
Resultaten kwantitatief onderzoeksgedeelte: informele segregatie
- Volledige segregatie onder parasols (‘umbrella space’)
- ‘White flight’ in de tijd (witte personen schuiven op)
- ‘Racial clustering’ in percelen van het strand
De witte mensen vormen kliekjes en de zwarte ook
51
Initiatie: voorbereidend sequentieel
o Onderzoeksvraag: komen situaties meer voor als ze cultuur wenselijke emoties
opwekken?
Doel: culturele vergelijking van de frequentie van emotionele situaties als
antecedenten (kwantitatief)
Voorbereiding: verzamelen van relevante
situaties in beide culturen (kwalitatief)
o Kwalitatieve fase: relevante situaties identificeren
Methode:
- Interview Studie: US (n = 20) en Japanse (n = 18) studenten
beschreven een belangrijke situatie waarin ze zich beledigd (boos) of
vernederd (schaamte) hadden gevoeld
- Experience Sampling Studie: US (n = 53) Japanse (n = 50) studenten
rapporteerden dagelijks vier keer de laatste emotie die ze hadden
ervaren en beschreven de aanleiding; we selecteerden boosheids- en
schaamtesituaties
52
Ontwikkeling: ingebed ontwikkeld
o Voorbeeld: zie afbeelding rechts
53
44% van de Ghanezen vs. 4% van de Amerikanen
noemden dat je voorzichtig moet zijn met vrienden
Mensen in W. Afrika zullen meer geneigd zijn iemand met
veel vrienden voor gek te verslijten
29% van de Ghanezen vs. 4% van de Amerikanen
Mensen in de VS zullen meer medelijden hebben met
iemand zonder vrienden
59% van de Amerikanen vs. 8% van de Ghanezen
- Hoe vaak komt het voor? Zie grafiek!
(kwantitatief)
- Wat denken Amerikanen en Ghanezen
eigenlijk precies over vijanden?
Interview met een aantal van de mensen in de survey:
Vertel eens, heeft u vijanden? Wie zijn dat?
Als iemand zou zeggen dat hij (geen) vijanden had,
wat zou u dan denken?
o De andere zijde van de medaille: wat is vriendschap?
Amerikaanse context
- Maakt een relatief vrije benadering van vriendschap mogelijk en
maakt het doenbaar om aan problematische relaties te ontsnappen.
- Belangrijkste categorie in VS:
Emotionele steun (52% in de VS vs,. 32% in Ghana)
Gezelschap (46% vs. 38% in Ghana)
West-Afrikaanse context / Ghana
- Nadruk op verplichtingen in vriendschappen; moeilijk om je los te
maken van vriendschappen die belastend worden meer
voorzichtigheid geboden bij het aangaan van vriendschappen
- Belangrijkste categorie in Ghana:
Materiële en praktische steun (56% van de mensen vs. 12%
in de VS)
54
o Gaan voorbij “cultuur als onafhankelijke variabele”: laten de inhoud en complexiteit
van cultuur zien
o Bijdrage aan ‘transferability' van psychologie:
Bijdragen aan een psychologie die relevant is voor andere dan blanke,
Westerse, middle-class contexten.
Kennis en instrumenten niet zomaar overdraagbaar of geldig in andere
contexten (Geldigheid!)
55
8. Transcriptie en organisatie / coderen
8.1 Inleiding: verwerking van data
Je data zijn verzameld, wat nu?
o Kwalitatief onderzoek:
Veel en rijk materiaal
Ongestructureerd, (doorgaans) taal en/of beeld
o Grote uitdaging: alle data systematisch verwerken
Data organiseren, ‘managen’
Data reduceren
Data interpreteren
56
- Een liefhebbende familie / en echtgenoot hebben / geven om en
delen van vreugde of zorgen met de mensen die je graag ziet /
Coderen
- Codes of categorieën
(1) Relaties
(1a) Familie
(1b) Vrienden
(1c) Partner/echtgenoot
(2) Zelfontwikkeling
(2a) Vervulling
(2b) Persoonlijke groei
(3) Focus op het positieve
(4) Doorzetten/Inspanning/Efficiënt
- Rood = descriptieve codes
Voor de categorisering van de verschillende tekstsegmenten
Staat dicht bij de data
- Zwart = abstracte codes
Voor de categorisering van de descriptieve codes
Staat verder van de data
- Wat betekent het een goed leven te hebben?
1. Om ten volle te leven vervulling
2. dicht bij de mensen te zijn om wie je geeft relatie
3. Nemen wat het leven te bieden heeft doorzetten
4. En je niet laten doen door kleine tegenslagen focus
5. Een liefhebbende familie familie
6. en echtgenoot hebben echtgenoot
7. geven om en delen van vreugde/ zorgen met de mensen
die je graag ziet relatie
8.3.1 Transcripties
Transcriptie
o Wat moet in de transcriptie?
= op schrift stellen van de informatie uit interviews, focusgroepen…
o Besef hebben dat je belangrijke selectie van de data moet nemen!
Onderscheid maken tussen inhoudelijke en betrekkingsaspecten van de
mondelinge communicatie.
57
Zie college over focusgroepen: taal is niet alleen inhoud, taal is ook gedrag.
Technische tools
o Transcriptiesoftware: automatisch
Voor Engels: sterke software, o.a. otter.ai
Voor Nederlands: geen equivalent... (maar in ontwikkeling)
Weet wel, de software vraagt nog controle en correctie op het transcript
o Transcriptiesoftware: ondersteuning
Enkel audio-opnames?
- Mogelijk met audio-programma + word
- Handige tool online: https://otranscribe.com/
Video-opnames?
- Verschillende programma’s die transcriptie ondersteunen
- o.a. F4 of Freeware
o Andere elementen voor de transcriptie ‘hoe?’
Paralinguïstische communicatie
- Intonatie, nadruk (karakteristieken van de stem)
Chronemische (tijds)communicatie
- Snelheid, pauzes, overlap
Extralinguïstische signalen (proxemic en kenisic communication)
- Afstand, gebaren
o Transcriptieconventies: Jefferson transcriptiesysteem
Indicatoren voor:
- Intonatie, toonhoogte
- Spraakvolume
58
- Snelheid
- Nadruk binnen woorden
- Pauzes of gebrek daaraan
- Overlappende spraak
- Lachen en andere niet-woorden
- Extra info voor de onderzoeker
- Blik nagaan (voor video-codering)
8.3.2 Coderen
Coderen
o Als je een transcriptie hebt, kan je coderen
o Coderen = data-organisatie, reductie & interpretatie
van data, door te
Segmenteren
Reduceren
Interpreteren - betekenis toekennen a.d.h.v.
codes
o Je moet je data reduceren en interpreteren om tot
conclusies te kunnen komen
o Op een systematische en grondige manier
Technische tools
o Software voor kwalitatieve data-analyse
Verscheidene programma’s: ATLAS, NVivo, CAT,…
Ter ondersteuning van je analyse
Voornaamste functionaliteiten/doelen:
- Coderen: codes toekennen aan tekstfragmenten, om ze later weer te
kunnen opvragen
- Aantekeningen en notities maken (memoing): het schrijven van
reflecties en commentaren over een bepaald aspect van de data, de
theorie of de methode basis van diepere analyse
- Zoeken van tekstfragmenten: het lokaliseren van relevante
tekstfragmenten o.b.v. codes
- Data linken: relevante tekstfragmenten met elkaar verbinden
o Hieruit kan een theorie komen (zie voorbeeld powerpoint)
Eens je zo’n theorie hebt, kun je testen of deze ook bevestigd wordt in
andere interviews.
o Coderen gaat in verschillende stappen thema’s en subthema’s identificeren
In het voorbeeld:
- Descriptieve codes dicht bij data
- Abstractere codes die een aantal van de descriptieve codes
samennemen
- Interpretaties van de belangrijkste thema’s en mechanismen
o Het opstellen van een codeboom of codeerschema
Verloopt in twee richtingen
- Van transcripties descriptieve codes meer abstracte of
algemene codes (cf. voorbeeld) (= ‘inductief’)
59
- Ook wel: voorgegeven thema’s/codes o.b.v. de literatuur
toepassing en verfijning, invulling tijdens codering van de transcriptie
8.4 Observaties
Observatieonderzoek
o Welke gegevens verzamel je?
Voor breed, inductief onderzoek:
beeldmateriaal en/of aantekeningen
o Wat moet je met die gegevens doen?
Video-opname (beeld) coderen
- Letterlijk of functioneel coderen
o Het is moeilijk om in een keer alle relevante aspecten van de situatie waar te nemen.
o Verschillende manieren van coderen die je niet allemaal in een keer kunt toepassen.
Daarom video-opnamen en programma’s om beelden te systematiseren
Letterlijk coderen
o Beelden kunnen op ‘letterlijk’ niveau worden opgetekend
Wat zie je, zonder interpretatie?
o Voorbeeld: FACS (FACIAL ACTION CODING SYSTEM)
FACS is een voorbeeld van letterlijk coderen (met behulp van
ondersteunende software) in onderzoek naar de communicatie van emoties
in gezichten
Ontwikkeld in de jaren 70
Codering van gelaatsuitdrukkingen
- Gelaatsuitdrukkingen gaan terug op specifieke spiercontracties
Functioneel coderen
o Kijken naar geheel van verbaal en non-verbaal gedrag (= Gestalt) in interactiecontext
o Kijken naar de betekenis (/functie/effect) van gedrag
o Voorbeeld: SPAFF (SPecific AFFect) codeersysteem van Gottman: studie van
romantische relaties
Codeert gedrag in termen van de emotie die het gedrag communiceert
- Je kunt in een interactie de gelaatsuitdrukking, de lichaamshouding,
… van de interactiepartners categoriseren op basis van de
gedragsmatige correlaten van affectieve processen
Observaties van emotioneel gedrag in interacties tussen getrouwde koppels
Procedure om koppelinteracties te meten
- Koppels spreken over een meningsverschil
Iedere code probeert de functie (= intentie, betekenis) van
een categorie van emotioneel geladen gedrag te vatten
16 SPAFF codes voor emotioneel gedrag (5 positieve
en 11 negatieve codes)
Verbaal + nonverbaal gedrag = Gestalt
60
o Reflectie bij functioneel coderen
Makkelijker dan beelden letterlijk coderen
- Is hoe we in ons dagelijks leven opereren/handelen
Dichter bij de psychologische betekenis ervan
Gebruik
o Voor de analyse van ongestructureerde data
Tekst (interviews, media…) of beeld (observaties)
Te coderen materiaal nog niet vooraf door vragen of checklist voor-
gestructureerd
- Nog niet geordend
- Nog niet gecategoriseerd
In tegenstelling tot gestructureerde interviews, gesloten vragenlijsten,
observatie checklists
o Thematische analyse = uitermate geschikt om theorie te induceren (inductie)
o Het zoeken van de te coderen eenheden en thema’s kan
Theorie-gedreven verlopen
Data-gedreven verlopen
Continuüm zijn
61
- Hoeveel verschillende boodschappen zitten hierin?
- Wat is de inhoud van ieder van die boodschappen?
- Zijn de codes duidelijk genoeg? scherpstellen & 2a
- Zijn codes niet te overlappend? samenvoegen & 2a
- Vat ik de meeste inhoud samen in codes? extra & 2a
Stap 2a en 2b = iteratief proces
o Stap 3: thema’s en subthema’s identificeren
Abstracte codes – hier: ‘thema’s’ – die een aantal descriptieve codes uit 2b
samen nemen
Wat zijn de patronen in de data
Interpretaties van de belangrijkste data
o Stap 4: verfijning thema’s
Thema’s opnieuw bekijken in het licht van de data
- Verwijderen? Veranderen? Opsplitsen? Nieuw thema nodig?
o Stap 5: interpretatie en samenhang
Hieruit kan een theorie voortkomen:
- Welke psychologische concepten spelen een rol?
- Hoe hangen thema’s samen met elkaar?
o Stap 6: rapport schrijven
Voor een voorbeeld van hoe je de stappen kan toepassen: zie PowerPoint!
62
Analyseert geschreven tekst door te zoeken naar bepaalde woorden
Telt de woorden en kan het percentage woorden berekenen dat in vooraf
bepaalde categorieën valt.
Werkt met een woordenboek waarin gedefinieerd wordt welke woorden
moeten worden geteld in een bepaalde tekst.
o Data = kwalitatief = tekst
o Analysemethode = kwantitatief = tellen
* Inhoudsanalyse, maar geen thematische analyse
63
Respect voor onze democratische waarden en
rechten/vrijheden (+ beschermen welvaartstaat)
Gelijke kansen
Wie zorgt voor de oplossing?
Minderheidsgroepen zelf
De regering
De meerderheid (Belgen of Vlamingen zelf)
Theorie: samenhang tussen thema’s
- Representaties van diversiteit komen samen voor in clusters die
bestaan uit een probleemdefinitie, een attributie van
verantwoordelijkheid, en een oplossing
- Die theorie kun je vervolgens toetsen met behulp van kwantitatieve
analyses (kwantitatieve data = gecodeerde teksten)
- Kwantitatieve analyse van samenhang tussen thema’s
Exploratieve Factor Analyse = zoeken naar variabelen
(thema’s) die samen voorkomen over alle subjecten heen
(paragrafen).
3 representaties (= 3 factoren)
» Dit betekent dat bepaalde
probleemdefinities,
verantwoordelijkheidsattributies, en
oplossingen systematisch samen
voorkwamen
64
10. Vertooganalyse of discoursanalyse
In dit hoofdstuk behandelen wij enkel het verschil met de thematische analyse en twee
benaderingen van de discoursanalyse.
65
Inhoudsanalyse vs. discoursanalyse
o Verschillende benaderingen en rol van de
onderzoeker
Realisme: onderzoeker ‘ontdekt’ objectieve
realiteit die reeds bestaat buiten haar/hem
om en zich kenbaar maakt in data
- Onderzoeker als neutrale,
afstandelijke waarnemer van
fenomenen
Sociaal constructionisme: onderzoeker ‘construeert’ gedeelde of
‘intersubjectieve’ betekenis in interactie met participanten in onderzoek
- Onderzoeker als betrokken, actieve deelnemer in het proces van
betekenisconstructie
10.1.5 Voorbeelden
Voorbeeld: ‘de betekenis van paniek’
66
o Gevalsstudie van Meg (34 jarige vrouw die paniekaanvallen heeft)
o Discoursanalyse – 3 richtvragen:
Constructie: hoe gebruikt Meg taal om betekenis te geven – aan zichzelf en
de paniek?
- Sociaal constructionisme (vs realisme): in de taal creëert Meg een
werkelijkheid (niet alleen een reflectie ervan)
Door de taal die Meg gebruikt, schetst ze zichzelf als
hulpeloos en de paniek als beyond control
Context: in welke context gebeurt dit?
- Meg bevindt zich in situatie die ze niet wil maar waar ze mee heeft
ingestemd
- Rol van volgzame vrouw
Actiegerichtheid: welk gevolg heeft haar taalgebruik?
- Meg haakt af en legt verantwoordelijkheid buiten zichzelf
- Blijft in haar rol
- Krijgt uiteindelijk toch wat ze wil
o Performatieve functie van taalgebruik (versus constaterende functie)
Hoort bij context en actiegerichtheid
De taal die Meg gebruikt is niet alleen passend binnen haar context, maar
ook functioneel in die context
67
Verschillende functie of aanpak van coderen
- Coderen bij thematische analyse
‘Reductie’ van tekst door capteren van relevante inhoud in
code (cf. WAT?)
Ontwikkeling van thema’s o.b.v. descriptieve codes = stap
weg van de ruwe data
- Coderen bij discoursanalyse
Selectie van relevante stukken tekst
O.b.v. relevante tekst richtvragen beantwoorden (cf. HOE?)
Blijft dicht bij ruwe data
o Wisselwerking analyseren en valideren (inductie en deductie)
Identificeren van interpretatieve repertoires
- Hoe onderscheiden?
Potter: 4 procedures of richtlijnen
Patronen opzoeken: terugkerende elementen in een
specifiek patroon / samenhang
Opeenvolging: idee formuleren over verwachte
effect vanuit opeenvolging van elementen
Afwijkende gevallen: zijn er citaten die niet passen in
het verwachte patroon?
Ander materiaal: doorstaat idee toetsing aan ander
materiaal?
Willig: 3 vragen om te stellen:
1. Constructie: Hoe wordt object geconstrueerd?
2. Variabiliteit: Welke verschillende repertoires
worden gebruikt?
3. Context & actiegerichtheid: Welke gevolgen
hebben bepaalde repertoires binnen bepaalde
context?
Definitie:
- Bouwblokken in de constructie van betekenis
- Herkenbaar aan 1 of enkele weerkerende, vaste termen of
metaforen (bijv. ‘cultuur’)
- Gekoppeld aan bepaald taalgebruik (grammaticale/stilistische
kenmerken) (bijv. ‘moeten’/’niet willen’, dwingend)
68
o Aandacht voor/onderzoek naar maatschappelijke machtsverhoudingen (macro) - en
hoe vertogen die bestendigen of uitdagen
o Focus op ‘vertoogkaders’:
DEFINITIE: ‘brede culturele betekenissystemen - institutioneel
verankerd - waaruit we putten in dagelijks taalgebruik’
o Voorbeeld: “L’histoire de la folie”
Foucault onderscheidt opeenvolgende historische ‘vertoogkaders’ over
geestesziekte als:
- Religieus probleem – e.g. hekserij – priesters
- Moreel falen – e.g. landloperij – politiek
- Medisch probleem, pathologie – geneeskunde
Macro-maatschappelijke functie en gevolg gelijkaardig:
- Bescherming burgerlijke moraal, goede orde
- Gelabelde in afzondering in gespecialiseerde instituties
69
11. Vragencollege
Leerdoelen
o Algemeen leerdoel
Kennis van en inzicht in kwalitatieve onderzoeksmethoden in de psychologie
- Inzicht = zelf iets doen met de leerstof zoals verbanden leggen,
toepassen, kritisch zijn, …
o Specifieke leerdoelen
Begrijpen en herkennen van wetenschapsfilosofische benaderingen in
kwalitatief onderzoek: realisme, sociaal constructivisme, …
- In die mate dat je het zelf kan toepassen
Begrijpen en toepassen van eigen kenmerken kwalitatief onderzoek:
wanneer is kwalitatief onderzoek aangewezen?
Begrijpen en toepassen van meest gebruikte kwalitatieve methoden van…
- Data verzameling: vragenlijst, dagboek, interview, observatie,
focusgroep, …
- Data analyse: transcriptie, coderen, inhoudsanalyse, vertooganalyse,
…
- Onderzoeksopzet: enkelvoudige + meervoudige gevalsstudies, kleine
N, mixed method designs, …
Beoordelen van keuze voor geschikte methode: welke kwalitatieve
kwantitatieve en/of gecombineerde methoden om een onderzoeksvraag te
beantwoorden?
Beoordelen van wetenschappelijk kwaliteit in kwalitatief onderzoek: aan
welke algemene en specifieke criteria moet kwalitatief onderzoek voldoen?
Beoordelen van verantwoord onderzoek vanuit wetenschappelijk kwaliteit
en ethische afwegingen
Wat leren?
o Hoorcolleges + extra uitleg bij slides (lesopnames)
o Zelfstudie literatuur
10 hoofdstukken uit handboeken
Leerstof op Toledo: ingescande literatuur bij colleges
o Stukken literatuur die niet behandeld zijn in de les, moeten ook gekend zijn voor het
examen! Ook stukken literatuur die wel behandeld zijn in de les, maar niet in boek
staan.
o Voorbeelden uit les en handboek kennen, maar…
Er worden nooit detailvragen gesteld: je moet vooral begrijpen waarom die
methoden gebruikt worden.
o Details uit het handboek moet je niet kunnen opnoemen, maar wel kunnen
herkennen, bijvoorbeeld:
Lijstjes met kenmerken of aandachtspunten
Rijtjes met stappen
o Definities moet je niet letterlijk vanbuiten kennen, maar je moet uiteraard alle
elementen die bij een bepaald concept horen wel herkennen!
70
Hoe leren?
o Actief studeren
= niet alleen lezen wat er staat, maar ook jezelf voortdurend ondervragen
- Bv. hoeveel verschillende kennistheorieën heb ik nu geleerd?
Zie leerdoelen/overzicht aan begin van het hoorcollege om hier antwoord op
te bieden
o Zaken die hier ook bij kunnen helpen: oefenvragen en voorbeelden die tijdens
hoorcolleges aan bod kwamen
o Tips voor het studeren
Structureer de leerstof aan de hand van belangrijke thema’s of vragen die in
het college aan bod komen
Vraag jezelf af wat vaktermen / nieuwe concepten betekenen
- Zoek op wat je niet begrijpt
Leg zelf verbanden, niet alleen binnen één thema of college, maar ook
tussen verschillende thema’s en colleges
Bedenk zelf concrete toepassingen of voorbeelden bij een
onderzoeksmethode of concept om te zien of je het echt begrijpt!
Vraag je telkens af waarom in een onderzoeksvoorbeeld (niet) gekozen is
voor een bepaalde methode en waarom die methode hier (niet) geschikt is.
Het examen
o Schriftelijk examen
Gesloten boek
40 meerkeuzevragen, met 4 antwoordopties
- Tijdens herexamens slechts 20 vragen
Met giscorrectie: als je twijfelt tussen 2 opties MOET je raden!!!
o Types examenvragen
Kennisvragen: wat is een bepaald concept
- Kennisvragen gaan over benoemen/herkennen van specifieke
concepten, methoden, kwaliteitscriteria, stappen, voor- en nadelen
van een methode, …
Bv. wat is inductie, triangulatie, interne validiteit, …?
- Geen namen van onderzoekers zonder context kennen!
Inzichtsvragen: verbanden leggen
- Vragen naar verbanden kunnen betrekking hebben op één of
meerdere colleges
- Vragen kunnen gaan over gelijkenissen …
Inzichtsvragen: toepassen
- Vragen kunnen gaan over (nieuwe) voorbeelden
- Vragen geven altijd voldoende achtergrondinformatie bij
voorbeelden om vragen te kunnen beantwoorden
Inzichtsvragen: motiveren van keuze
- Welke soort onderzoeksvragen kun je met welke methode (niet)
beantwoorden?
Inzichtsvragen: kritisch beoordelen
- Wat zijn wetenschappelijk kwaliteitsvereisten of validiteit in
kwalitatief en of kwantitatief onderzoek?
- Wat zijn ethische principes van een bepaald type onderzoek?
71