You are on page 1of 31

Samenvatting: Psychologie van het

persoonlijke (HSLeiden jaar 1, periode 4),


uitwerking toetsdoelen

geschreven door

Nienke7

www.stuvia.com

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Week 1 – Inleiding
persoonlijkheidspsychologie
H1 + H2

De student kan de definitie geven van het begrip persoonlijkheid,


die in het boek gehanteerd wordt als uitgangspunt
= de verzameling van persoonlijke karaktertrekken en mechanismen binnen het individu die zijn
georganiseerd. Deze verzameling is relatief langdurig en beïnvloedt iemands interacties met en
aanpassingen aan de intrapsychische, fysieke en sociale omgeving
 Relatief langdurig = het blijft in de loop van de tijd zo
 Interacties = hoe ga je ergens mee om
 Intrapsychisch = in je hoofd (emoties)

Karaktertrekken
= beschrijven de neigingen van een persoon om zich op een bepaalde manier te gedragen
Zijn vaak langdurig (zullen in de toekomst veel hetzelfde blijven)
 Beschrijven mensen (maar pas op met het plaatsen van mensen in hokjes)
 Helpt gedrag te verklaren
 Helpt toekomstig gedrag te voorspellen
Bijv. als je een introvert persoon bent zal je minder snel iemand bellen

Mechanismen
= lijken op karaktertrekken, behalve dat ze meer verwijzen naar de processen binnen iemands
persoonlijkheid
 Je hebt een bepaalde karaktertrek, maar het is onderhevig aan een mechanisme/situatie
 Input --> beslisregel --> output
o Input = iedereen zoekt naar andere informatie
o Beslisregel = wat er in het mechanisme uitkomt
o Output = wat eruit komt
o Voorbeeld 1: te laat studeren
 Persoon 1: te laat studeren --> - faalangst (onzekerheid) --> mislukt tentamen
 Persoon 2: te laat studeren --> + faalangst (adrenaline) --> goed resultaat
 Je ziet dus ook verschil in wat voor resultaat eruit komt
 Verdere uitleg
o Meer sensitief voor informatie uit de omgeving die aansluit bij de karaktertrek
o Denken na over verschillende opties
o Sturen gedrag richting bepaalde categorieën
 Voorbeeld 2
o Extravert persoon zoekt meer naar mogelijkheden om contact met andere mensen te
hebben
o Zal in situaties eerder mogelijkheden overwegen om contact met andere mensen te
hebben
o Stuurt gedrag richting praten met andere mensen (proberen andere mensen aan te
moedigen om met hen interactie hebben)
 Je kunt meer voorbeelden van karaktertrekken bedenken i.c.m. een bepaalde situatie. Wat
zou een zorgzaam persoon doen als hij uitgescholden wordt?

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Georganiseerd en langdurig
= persoonlijkheid bevat bepaalde beslisregels die bepalen welke behoeften worden geactiveerd,
afhankelijk van de omstandigheden
 Georganiseerd = je persoonlijkheid is in een bepaalde mate hiërarchisch georganiseerd
 Bijv. als je hongerig bent, kun je opeens heel anders reageren
 Je zult niet altijd op dezelfde manier reageren
 Over het algemeen is de persoonlijkheid stabiel, maar afhankelijk van een situatie zal een
persoon anders reageren

Invloed
= karaktertrekken beïnvloeden de manier waarop mensen hun leven vormgeven (denken, doen en
voelen)
 Intrapsychisch = in je denken
 Fysiek = wat er echt om je heen is
 Sociaal = in verhouding tot andere mensen

3 niveaus van het analyseren van de persoonlijkheid


1. Menselijk ras
o De hele wereldbevolking
o Bijv. de Big Five
o Maar er zijn ook culturele verschillen: hoe dan?
2. Individuele en groepsverschillen
o Kijken tussen verschillende groepen
o Binnen culturen, klassen, geslachten etc.
3. Individueel
o Wie ben je zelf?
o Unieke verschillen
Voornamelijk op individueel niveau kijken als TP’er, minder op het niveau van het menselijk ras

De student kan de 6 invalshoeken binnen de


persoonlijkheidspsychologie van elkaar onderscheiden
1. Dispositioneel (week 2)
2. Biologisch (week 3)
3. Intrapsychisch (week 4)
4. Cognitief-ervaring (week 5)
5. Sociaal en cultureel (week 6)
6. Aanpassend (gaan we niet sterk op in: gaat om stress)

1. Dispositionele invalshoek
= studie naar verschillen tussen individuen in aantal en soorten
persoonlijkheidskenmerken
 Er zijn een heleboel categorieën gemaakt
 Die duizenden categorieën zijn samengevoegd in een aantal categorieën
 Vb: opdracht 5.3, omdat het gaat om de verschillen tussen mensen
(bepaalde disposities)

2. Biologische invalshoek
= mensen worden gezien als verzamelingen biologische systemen, die de bouwstenen zijn van
gedrag, gedachten en emoties
 Het DNA is op een bepaalde manier gevormd

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

 De neuronen zijn op een bepaalde manier met elkaar verbonden


 Evolutieleer van Darwin: zo geëvolueerd zodat het gedrag het meest makkelijk is
 Vb: opdracht 5.5, omdat het erom gaat dat iedereen verschillende biologische ritmes heeft
(hormonen, slaap etc.)

3. Intrapsychische invalshoek
= mensen worden gedreven door innerlijke processen, zoals gedachten, verlangens, angsten en
onbewuste motieven
 Innerlijke processen, motieven etc. Niet het denken over het denken!
 2 perspectieven:
o Psychodynamische invalshoek - Freud (1856-1939)
o Humanistische invalshoek - Maslow (1908-1970) en Rogers (1902-1987)
 Vb: opdracht 5.1, omdat het gaat om de onbewuste angsten/verlangens in hechting --> als de
nadruk op hechting ligt, ligt het al vaak in deze invalshoek

4. Cognitieve-ervaringsinvalshoek
= wat mensen denken, doen en voelen wordt bepaald door de manier waarop zij de wereld binnen
en buiten zich interpreteren
 Echt het denken over het denken
 George Kelly (1905-1967)
 Vb: opdracht 5.6, omdat ze hun gedachten in kaart moeten brengen

5. Sociaal-culturele invalshoek
= persoonlijkheid wordt beïnvloed, maar ook geuit door de sociale omgeving waar iemand zich in
bevindt, sociale rollen en verwachtingen, relaties met anderen
 Cultureel: in welke omgeving zit je (bijv. land, studentenvereniging, klas, voetbalteam,
financieel)
 Sociale rollen (bijv. broer/zus, echtgenoot, werkgever/werknemer)
 Vb: opdracht 5.4, omdat het over verschillende culturen gaat

6. Aanpassingsinvalshoek
 Gaan we niet echt behandelen
 Hoe ga je om met stress, copingstrategieën
 Plaatje gaat over hoe je lichaam met stress omgaat --> het weer in
balans proberen te brengen
 Uitputting = de burn-out
 Vb: opdracht 5.2, omdat het gaat om stress

Opdracht
Hoe kun je verlegenheid verklaren vanuit de verschillende invalshoeken?
1. Dispositioneel: het is een karaktertrek, iemand is bijv. introvert
2. Biologisch: het zou evolutionair veiliger kunnen zijn, het kan genetisch bepaald zijn
3. Intrapsychisch: door interne conflicten in je jeugd
4. Cognitief-ervaring: zelfbeeld, wat denk je voor identiteit te hebben
5. Sociaal en cultureel: in de cultuur bepaald zijn dat het meer geaccepteerd is (bijv. verschil
tussen man en vrouw)
6. Aanpassend: je ervaart meer stress als je met andere mensen bent (verlegen)

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

De student kan de verschillende soorten persoonlijkheidsdata


onderscheiden en toelichten aan de hand van voorbeelden
4 technieken om informatie te verkrijgen over iemand persoonlijkheid
1. Self-Report Data (S-Data): vragenlijsten, dagboekverslag (zelfobservatie)
2. Observer-Report Data (O-Data): vragenlijst ingevuld door iemand uit de omgeving,
professionele observator (simulaties)
3. Test Data (T-Data): fMRI (scan van je hersenen), experimenten
4. Life-Outcome Data (L-Data): geboorteregister, Facebook (het verloop van je hele leven)
Een TP’er kan gebruik maken van alle technieken!

Oefenvragen
1. Marijke is geïnteresseerd in de verschillen wat betreft alcoholgebruik tussen Nederlandse en
Italiaanse mannen. Marijke zal naar verwachting gebruikmaken van de methoden en theorieën
die worden toegepast binnen het sociaal-cultureel domein.
2. Paula is geïnteresseerd in de samenhang tussen relatieproblemen en de hechtingsstijl in de
kindertijd. Paula maakt waarschijnlijk gebruik van de methoden en theorieën die worden
toegepast binnen het intrapsychisch domein.
3. Gegevens die verkregen zijn op basis van psychologische vragenlijsten als de UCL en NPV zijn
voorbeelden van S-data (want je vult hem zelf in)

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Week 2 – Dispositionele
invalshoek
H3 + H4 + H5
Dispositie = persoonlijkheidskenmerk

De student kan verschillende taxonomieën van persoonlijkheid


onderscheiden en toelichten
Taxonomieën = een indeling van persoonlijkheid. Er zijn verschillende
indelingen, zoals PEN en de Big Five.

Hans Eysenck (1816-1998)


 Hiërarchisch model van persoonlijkheid: PEN
o Psychoticisme: heel veel karakterkenmerken die bij
elkaar zijn gegooid (agressiviteit, egocentrisme,
impulsiviteit en creativiteit)
o Extraversie - introversie: sociaal, actief en dominant
vs. alleen, goed georganiseerd en routine (minder flexibel)
o Neuroticisme - emotionele stabiliteit:
gespannen en verlegenheid (alles aanvoelen,
empathie, creativiteit, mogelijkheden kunnen zien,
daardoor ook doemdenken) vs. kalm en
veerkrachtig
 Hiërarchisch model (zie plaatjes)
o Bij iedereen ziet het concrete gedrag er anders uit!
o Onderste plaatje: E = extravert

Raymond Cattell (1905-1998)


 The 16 Personality Factor System: 16 persoonlijkheden (blz. 64)
 Factoranalyse = door middel van factoranalyse van S-data en T-data kwam hij tot 16 factoren
(allerlei correlaties gemaakt)
 Kom je niet vaak tegen
o 16 is te veel
o Hij heeft waarschijnlijk rekenfouten gemaakt; zijn onderzoek is niet meer te
reproduceren
 Dit is wel de voorloper van de Big Five

Jerry Wiggins
 Circumplex Taxonomy of Personality
o Circumplex = een gecompliceerde cirkel
o Geen rechte lijnen, maar een cirkel waarin iedereen
anders kan scoren
 Door het bestuderen van de taal (observaties gedaan hoe we (op
taalgebied) met elkaar omgaan), kwam hij tot deze dimensies
 De kenmerken staan tegenover elkaar. De 4 lijnen staan voor de 2
(eigenlijk dus 4) dimensies waarin mensen interactie met elkaar
hebben
o Dominant - onderdanig
o Vijandig - vriendelijk

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

 3 manieren/voorwaarden waarop je de relaties tussen eigenschappen in de cirkel kunt lezen


o Adjacency = trekken die naast elkaar of in de buurt van elkaar liggen, hebben een
positieve correlatie
o Bipolarity = trekken die elkaars tegengestelde zijn, liggen tegenover elkaar in het
circumplex
o Orthogonality = trekken die haaks op elkaar staan, dus waar een hoek van 90 graden
tussen ligt, zijn ongerelateerd, dus hebben een correlatie van 0. Het kan dus geen relatie
met elkaar te hebben

The Big Five


OCEAN
1. Openheid en intellect --> is de meeste discussie over, de andere zijn best
1. Intellect: vloeibare intelligentie, cultuur etc.
2. Het is veel te breed!
2. Consciëntieusheid --> ordelijk, netjes, nauwkeurig
3. Extraversie
4. Agreeableness --> vriendelijkheid of meegaandheid
5. Neuroticisme

HEXACO-model
 Honesty - humilty
o 6e factor: honesty - humility = eerlijkheid - bescheidenheid
o Toegevoegd aan de rest van de Big Five
 Emotionality
 eXtraversion
 Agreeableness
 Conscientiousness
 Openness to experience

De student kan uitleggen hoe veranderingen en consistentie binnen


persoonlijkheid zich voordoen
Theorieën over karaktertrekken delen 3 belangrijke aannames over persoonlijke kenmerken
1. Meaningful differences between individuals
o = betekenisvolle individuele verschillen
o Je kunt de verschillen meten
o Er zijn 3 primaire kleuren en daar kun je alles van maken --> net zoals bijv. de Big
Five. Er zijn wel een aantal kenmerken die er altijd zijn (basiskenmerken)
2. Consistency over time
o = stabiliteit/ consistentie over een periode
o Latente karaktertrek = iets wat er altijd in zit (karaktertrekken blijven in bepaalde
mate constant)
o Manifeste gedrag = kan nog wel verschillen over de tijd heen (bijv. als je ouder wordt
wél het podium opgaan, terwijl je eigenlijk introvert bent)
o Je leert dus over de tijd heen om met je karaktereigenschappen om te gaan
o Karaktereigenschappen blijven nooit 100% hetzelfde, maar blijft redelijk hetzelfde
door de tijd heen
3. Consistency across situations
o = consistentie in verschillende situaties
o Ook in bepaalde situaties blijven je karaktereigenschappen consistent (heel redelijk)
o Bijv. iemand die extravert is zal in verschillende situaties zo reageren

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

o Als een situatie ander gedrag vraagt dan bij jouw persoonlijkheid past, zul je jezelf
moeten pushen om het gewenste gedrag te vertonen

De student kan verschillende problemen rondom het meten van


persoonlijkheid benoemen en toelichten
 Onzorgvuldigheid
o Bijv. bij het invullen van een test
o Infrequency scale = niet frequent
o In het midden scoren (bijv. geen middenscore doen, of veel meer schalen toevoegen)
 Doen alsof (fake good or bad)
o Het gewenste resultaat laten zien terwijl dit misschien niet waar is
o False positive = zeggen dat het goed is terwijl het niet zo is (bijv. diagnose voor
depressie, terwijl de persoon eigenlijk niet-depressief is)
o False negative = andersom (bijv. diagnose voor niet-depressie, terwijl de persoon
eigenlijk wél depressief is)

Barnum statements
 Lijkt op colt-reading
 Een tekst kan zo worden gesteld dat hij bij bijna iedereen past
 Bijv. "Bewaak je grenzen eens wat meer. Zowel financieel als fysiek ga je helemaal over the
top. Je lichaam mag juist wat meer vertroeteld worden, omdat je zo veel van jezelf eist. Je
portemonnee kun je maar beter thuis laten. Doe gewoon iets leuks met een vriend of vriendin,
dan kun je de aandacht een beetje afleiden van het verdriet of van de zorgen. Jullie weten van
elkaar dat jullie allebei altijd wel weer op jullie pootjes terecht komen."

Myers-Brigss Type Indicator (MBTI)


 = het meest gebruikte assessment in het bedrijfsleven
 Je hebt 4 vakjes en je bent in elke vakje het 1 of het ander
 Succes wordt op verschillende manieren gedefinieerd
o Extraversion - Introversion
o Sensing - iNtuition
o Thinking - Feeling
o Judging - Perceiving
 Dus een combinatie van 4 letters
 Voordelen
o Intuïtieve aantrekkingskracht: het is makkelijk te
begrijpen
o De test is makkelijk af te nemen en te scoren
o Geeft voorspellingen over werk en
interpersoonlijke relaties (wat je interessant vindt + hoe
je met anderen omgaat)
 Problemen
o Theorie waarop het is gebaseerd (Jung) is niet
bewezen
o Mensen zijn geen "type", maar gradaties op een
schaal en de meesten scoren eigenlijk meer in het
midden scoren
o Scores zijn niet betrouwbaar
 Komt door een bipolaire indeling = het 1 of het ander

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

 Wat nou als je in het midden scoort? Je moet een keuze maken terwijl dit
niet per se de werkelijkheid afschildert

De student kan van een aantal persoonlijkheidstrekken beschrijven


op welke manieren ze kunnen veranderen
De stabiliteit van je persoonlijkheid
 2 factoren die het meest veranderen (in the Big Five):
o Agreeableness: vriendelijkheid
o Conscientiousness: stabiliteit en consciëntieusheid
 Self-esteem/zelfwaardering: voor een meerderheid van de
mensen (87%) geldt dat zelfwaardering omhoog gaat gedurende
het volwassen worden. Voor sommigen geldt dat zelfwaardering
een dieptepunt bereikt op hun 18e, maar daarna weer omhoog
gaat (een u-vorm) en voor een andere groep geldt dat ze een
chronisch lage zelfwaardering hebben
o 87,1% van de mensen laten een kleine stijging zien
o 7,4% laten een deuk zien (gigantische dip rond hun 18e
levensjaar)
o 5,5% een kleine stijging
o Komt ook zo in het leven voor: tussen 18 en 40 jaar verandert je persoonlijkheid het
meest. En bij de meeste mensen gaat de zelfwaardering steeds meer omhoog
(zelfvertrouwen)
 Sensation seeking/sensatie zoeken: de zucht naar sensatie gaat omhoog bij kinderen die
ouderen worden, heeft het hoogste punt ergens in de tienerjaren/ adolescentie (wanneer
precies verschillen de meningen over) en daalt daarna bij het ouder worden
o Hoogste punt
o Plaatje op blz. 113 in het boek
o Gaat over de jaren heen

Persoonlijkheidsstabliteit en -verandering
 Rank order stability: mensen behouden in de loop van hun leven hun positie (in een
bepaalde karaktereigenschap) ten opzichte van de groep waar ze deel van uitmaken (de positie
blijft ongeveer hetzelfde in verschillende groepen mensen)
Positie binnen de groep
 Mean level stability: de gemiddelde mate waarin een groep mensen in de loop van de tijd
een persoonlijkheidstrek bezit, blijft gelijk (zitten patronen in)
Over de groep heen

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Week 3 – Biologische invalshoek


H6 + H7 + H8

De student kan uitleggen wat het verschil is tussen erfelijkheid en


omgevingsinvloeden
De genen
 X of y
 Aminozuren
 Zit allemaal in de celkern
 Hoe worden er signalen afgegeven? Door RNA, wordt er
genetische informatie afgelezen

Erfelijkheid
Voorbeeld honden: het is niet altijd handig om door te fokken

Tweelingonderzoek
 Onderzoeken of het nature of nurture bepaald is --> dit is allebei belangrijk!
o Vaak worden eeneiige tweelingen ook hetzelfde behandeld door de ouders
(nurture). Daardoor kun je bijna niks zeggen over de omgeving
o Equal environment assumption = automatisch ervanuit gaan dat bovenstaande
gebeurt, bij elkaar opgroeien
Dat de omgevingen van de beiden helften
o Kritiek: de omgeving is ook vaak gelijker
 Op die manier kan er worden gekeken wat de invloed
daarvan is op de mens
 Veel karaktertrekken zijn erfelijk
o Neuroticisme + extraversie: als je ouders dat ook
hebben, is de kans groter dat de kinderen ook zo
doen (ongeveer voor 50% erfelijk)
o Zie ook de tabel
o De rest van de correlatie wordt bepaald door
nurture --> het betekent niet dat je "gedoemd" bent
om iets te worden, de kans is echter groter

Onderzoek naar roken (+ andere verslavingen)


 Het beginnen van roken heeft veel met nurture te maken
 Daarna heeft het gen van bepaalde gevoeligheid (bijv. nicotine) belangrijk voor het
standhouden van de verslaving

Epigenetica
 Betekent letterlijk 'rondom het DNA'. Nog preciezer gaat het om de 'markeringen' rondom
het DNA die genen aan en uit kan zetten. Die markeringen zelf veranderen en lijken
overerfbaar
 Er is heel weinig bekend over hoeveel invloed bepaalde dingen hebben op je DNA (zie
plaatje)
 Het is soms moeilijk om het verschil tussen epigenetica en aanpassing te zien
 Alle omgevingsinvloeden hebben dus ook epigenetisch invloed
o Het is plakkend, maar niet bepalend

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

o Wat voor keuzes je ouders hebben gemaakt in hun leven, kan dus ook epigenetisch
overdraagbaar
o Je kunt dus ook overerven van generaties voor je ouders

De student kan aan de hand van voorbeelden onderscheid maken


tussen de verschillende vormen van genotype-omgevingscorrelatie
Genotype = karaktertrek

Genotype-Environment Interaction
Genotype-omgeving interactie = mensen met een verschillend genotype, reageren anders op
dezelfde omgeving (bijv. een introvert persoon studeert moeilijker in een drukke omgeving dan een
extrovert persoon)

Genotype-Environment Correlation
Genotype-omgeving correlatie = mensen met een verschillend genotype hebben ook vaker, of juist
minder vaak, met bepaalde omgevingsfactoren te maken (passief, reactief, actief)
 Passief: gedrag wordt gestimuleerd, maar kind is passief (hoeft er niks mee te doen). Bijv.:
o Ouders zijn verbaal, kopen dus veel boeken, maar kinderen doen daar verder niks
mee
o Muziek en sport doen kinderen niet per se uit zichzelf, maar bieden de ouders dan
aan
 Reactief: het kind doet iets, waar de omgeving weer op reageert
o Bijv. allebei de kinderen in eerste instantie veel knuffelen, maar 1 wil het niet (dus
stop je mee), 1 wil het wel (dus ga je mee door)
 Actief: het kind gaat dan zelf actief op zoek naar situaties die passen bij zijn karaktertrek
o Bijv. een sensation-seeker gaat juist op zoek naar avontuur

De student kan uitleggen wat de fysiologische basis is van


verschillende karaktertrekken
= zenuwstelsel, brein, spierstelsel

Dit kun je meten


 Huidweerstand: reactie van de huid op bepaalde prikkels (bijv. leugendetector)
 Hartslag/bloeddruk (rond de 60 is gezond, als je veel stress hebt, beschadigt je hart sneller
waardoor je eerder last hebt van hartproblemen)

10

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

 Hersenactiviteit (met een MRI)


 Hormonen (testosteron, melatonine, oestrogeenspiegels, stress)
 Antilichamen (bijv. als je hooikoorts hebt, komen er verschillende antilichamen binnen waar
je een allergische reactie op krijgt, door een stimulerende prikkel, histomine)
Phineas Gage
 Zijn ongeluk heeft veel veranderd
 Hij deed niet alles meer perfect
 Zijn basale functies en geheugen waren niet aangetast
 De hogere, cognitieve functies die wél waren aangetast werden overgenomen door andere
hersenhelften

Introversie/extraversie - Eysenck (1967)


 Hij ging ervanuit dat in de hersenstam een soort poort zat
 Hoe breder/smaller die poort was, hoe meer/minder arousalniveau er was
o Introverten hoger arousalniveau in ARAS gedurende rust dan extraverten
o Arousalniveau wordt verhoogd/verlaagd om optimale arousal niveau te bereiken
 Dit klopte dus niet helemaal
o Er is geen verschil in rustniveau (heeft niks met introversie en extraversie te maken)
o Maar wel in arousability (heeft wel te maken met hoe introverte en extraverte
mensen daarmee omgaan)
 Hebb (1955): iedereen gaat op zoek naar z'n eigen optimale niveau van arousal
 Geen (1984): hij had ze in een ruimte een taak gegeven
o Zelf bepalen welke mate van muziek, anderen kregen al een volume toegewezen, de
extraverten vonden de stilte naar, de introverten de herrie te heftig
o Liever zelf bepalen!
o Introverten en extraverten behalen beste resultaten onder zelf gekozen niveau van
rumoer, en het slechtst onder het niveau van rumoer gekozen door de andere groep
 50% van de Big Five is erfelijk

Sensation seeking
 Zuckerman (1965)
1. a. I like "wild" uninhibited parties
b. I prefer quiet parties with good conversation
2. a. There are some movies I enjoy seeing a second or even
third time
b. I can't stand watching a movie that I've seen before
3. a. I often wish I could be a mountain climber
b. I can't understand people who risk their necks climbing
mountains
4. a. I dislike all body odours
b. I like some of the earthy body smells
 Naarmate je een hoger level hebt, heb je ook meer behoefte
aan prikkels (en andersom)
 Onderzoek op blz. 165 (onderaan) - Sensation seeking
o De high sensation seekers zullen in die situatie eerder prikkels opzoeken en het
opgeven
o De lage sensation seekers zullen het voor een langere periode prima vinden
 Denk er bijvoorbeeld aan wat je doet als je je verveelt, dan kun je ook gaan reageren vanuit
gewoonte, terwijl dit niet per se bij je karaktertrek past
 Plaatje met neurotransmitters: sensation seeking heeft dus ook een neurologische basis
o Dat de dopamine minder snel worden afgebroken

11

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

o Medicijnen werken hier ook op


Ochtend- of avondmens
 Fysiologische verklaring
o Iedereen heeft een andere biologische klok
o Circadiaans ritme: iedereen heeft een ander
slaapritme (melatonine, cortisol)
 Sommige mensen hebben een langer
ritme, sommigen een korter ritme
 Sommige mensen hebben eerder hun
cyclus opgestart
(ochtendmens), word je
dus ook eerder wakker
 Later opstarten =
avondmens
o Mensen die jonger zijn
hebben een langer biologisch
ritme, waardoor ze meer
slaap nodig hebben
o Zie plaatje voor jonge mensen
die te weinig slaap hebben,
wat de gevolgen daarvan zijn
(vooral heftig voor
gezondheid: slaap helpt met
herstellen)

De student kan verschillen in karaktertrekken vanuit evolutionair


perspectief verklaren
Darwin
 Natuurlijke selectie: survival of the fittest
 Seksuele selectie: survival of the hottest
o Intraseksuele competitie: sterkste overleeft, mag
met het vrouwtje paren etc.
o Interseksuele competitie: bepaald aantal
capaciteiten nodig om te overleven of om vrouwtjes te
verleiden
 Veel verklaringen, maar ook niet alles. Niet alles is gekregen
door aanpassing:
o Dat je een bril nodig hebt
o Hoe iedereen verschillende loopritmes heeft
 Plaatje: laatste dat wij steeds meer gaan zitten (misschien gaan
we wel een beetje terug)
 Inclusive fitness theorie: wij willen niet alleen zorgen voor ons nageslacht, maar wat ook
belangrijk is voor onze eigen gezondheid/fitheid, is dat we anderen beschermen
o Je gaat eerder een zus beschermen, dan een neefje of opa
o Diegene staat dichterbij en heeft hogere kans op voortplanting
 Sekseverschillen
o Vrouwen: Je hebt een partner nodig die je steunt, kan vertrouwen, bij je blijft.
Aantrekkelijkheid is niet superbelangrijk. Zekerheid dat het kind van haar is
o Mannen: het liefst een vrouw die het beste kan voortplanten. Beetje onzekerheid of
het kind wel van hem is

12

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Quiz
1. Wat houdt de 'equal environment assumption' in?
Dat de omgevingen van de beide helften van eeneiige tweelingen in dezelfde mate met elkaar
overeenkomen als die van de beide helften van twee-eiige tweelingen.
De aanname houdt in dat de omgeving van kinderen die op dezelfde dag in hetzelfde gezin zijn
geboren in eenzelfde mate gelijkmatig zijn, onafhankelijk of het een eeneiige of een twee-eiige
tweeling betreft.

2. Welke kritiek is er te geven op de 'equal environment assumption'?


Bij eeneiige tweelingen, is de omgeving ook vaak gelijker dan bij twee-eiige tweelingen.
Ouders van identieke tweelingen, trekken deze kinderen bijvoorbeeld vaker dezelfde kleren aan, dan
ouders van twee-eiige tweelingen. Dit is maar een voorbeeld van hoe de omgeving anders wordt
voor eeneiige dan voor twee-eiige tweelingen.

3. Ten aanzien van de Big Five, kun je stellen dat:


Deze persoonlijkheidheidstrekken voor zo'n 50% erfelijk zijn.
Iemand die van nature introvert is, heeft last van geklets in de bibliotheek als hij wil studeren. Dit is
een voorbeeld van: Genotype-omgeving interactie

4. Een kind met muzikale ouders, heeft van hen de liefde van muziek in zijn genen meegekregen.
Daarnaast wordt hij ook getrakteerd op de hele dag muziek in huis. Dit is een voorbeeld van: Passieve
genotype-omgeving correlatie

5. Paul en Corrie, zijn erg sportief. Ze houden van schaatsen, wandelen, wielrennen. Ze hebben twee
kinderen: Jorre en Tip. Jorre heeft geen interesse in sport en leest liever een boek. Tip houdt wel van
sport, en hij is dan ook lid gemaakt van twee sportverenigingen. Dit is een voorbeeld van:
Reactieve genotype-omgeving correlatie

6. Wat is het 'ascending reticular activitating system'? (ARAS)


Een structuur in de hersenstam waarvan gedacht werd dat deze de 'arousal' regelt (Eysenck)

7. Hoe verklaarde Eysenk OORSPRONKELIJK introversie/extraversie?


introverten en extraverten verschillen in hun basisniveau van 'opwinding'.
Eysenck zag (in eerste instantie) het ARAS als een soort poort, die bij introverte mensen verder open
stond dan bij extraverte mensen. Zij waren daardoor continu meer 'aroused' en al snel boven het
optimale niveau. Extraverten daarentegen waren eerder 'underaroused' en zouden juist eerder meer
opwinding opzoeken.

8. Hoe werd deze theorie later herzien? Introverten en extraverten verschillen niet qua basisniveau
van opwinding, maar...
in de mate waarin ze 'aroused' raken van stimuli (arousability).

9. Wat is een fysiologische verklaring voor sensatie zoekend gedrag?


Hoge sensatie zoekers hebben minder MAO in hun bloed dan lage sensatie zoekers.
MAO is eigenlijk een rem op de zenuwimpulsen. Het breekt neurotransmitters af, waarover
zenuwimpulsen reizen. Als er te weinig MAO is, worden de neurotransmitters onvoldoende
afgebroken, en zijn er veel zenuwimpulsen. Daardoor is er minder controle over gedachten, emoties
en gedrag. Volgens deze verklaring zijn hoge sensatiezoekers niet op zoek naar meer arousal
(opwinding), maar hebben ze 'gewoon' minder controle over zichzelf!

13

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

10. Ochtendmensen hebben een kortere cyclus per dag, dan avondmensen. (Waar)
11. Hoe komt het dat mensen met een biologische cyclus van meer dan 24 uur, niet elke dag een
beetje later wakker worden?
Omdat door het zonlicht en het ritme van de dag, hun biologische cyclus elke dag weer gecorrigeerd
wordt.

12. Natuurlijke selectie houdt in dat die eigenschappen die helpen te overleven, overgeërfd worden
in de nakomelingen. (Waar)

13. Seksuele selectie houdt in dat eigenschappen die ertoe bijdragen dat een wezen de kans krijgt
zich voort te planten, overgeërfd worden in de nakomelingen. (Waar)

14. Ket (23) verkeert samen met een aantal anderen in een noodsituatie. Hij kan zichzelf redden, en
nog één andere persoon. Niemand kan zichzelf redden. Wie zal Ket volgens de inclusive fitness-
theorie waarschijnlijk redden?
Zijn zus (28 jaar)
Zijn oma en moeder, zijn niet meer in staat om zich te reproduceren. Zijn zus is dat wel, en heeft ca.
50% van haar genen gemeen met Ket. Het object van Ket's prille verliefdheid, heeft geen genen met
Ket gemeen, en biedt vooralsnog ook geen enkele garantie dat Ket zijn genen met haar kan
reproduceren. Zijn zus is dus volgens de theorie de aangewezen persoon voor Ket om te redden.

14

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Week 4 – Intrapsychische
invalshoek
H9 + H10

De student kan de 5 uitgangspunten van de hedendaagse


psychoanalyse opnoemen
1. Het onbewuste speelt nog een rol, maar niet meer zo allesoverheersend als bij Freud.
2. Gedrag is de uiting van compromissen bij interne conflicten.
3. De kindertijd speelt een belangrijke rol in persoonlijkheidsontwikkeling, met name voor het
vormen van relatiestijlen.
4. Interacties met anderen worden geleid door mentale representaties van zelf en van relaties
met belangrijke anderen.
5. Persoonlijkheidsontwikkeling betreft de ontwikkeling van een onvolwassen afhankelijke
relatiestijl tot een volwassen onafhankelijke relatiestijl.

De student kan de egopsychologie van de id-psychologie


onderscheiden
De student kan de objectrelatietheorie uitleggen
Freud (1856-1939) (id-psychologie)
 Id-psychologie: Freud is gefocust op het id --> mensen worden gedreven door lust en
agressie en psychoanalyse gaat vooral over hoe het ego en het superego reageren op het id.
 Persoonlijkheid is ontwikkeld rond je 5e jaar
 Crisis of fixatie in een fase is gebaseerd op seksuele gronden
 Ideeën zijn wellicht achterhaald en zelfs controversieel, maar zijn theorie wordt toch
uitgebreid besproken. Het is namelijk de eerste en misschien de meest omvattende theorie
over de menselijke natuur. Freud heeft grote invloed gehad op het westerse denken, zie het
taalgebruik met termen als ego, oedipusconflict, onbewuste. Binnen de psychologie, maar ook
daarbuiten heeft hij veel invloed gehad: binnen psychologie is hij het meest geciteerd,
therapeuten vragen nog steeds naar dromen, vrije associatie en zien weerstand.
 Karen Horney legt penisnijd uit als dat eisjes en vrouwen niet een penis willen hebben, maar
willen de sociale macht die geassocieerd wordt met het hebben van een penis

Persoonlijkheidsstructuur
 Id: reservoir van psychische energie
 Ego: uitvoering van de persoonlijkheid
 Superego: naleving van sociale normen en waarden

Afweermechanismen
1. Verdringing (repression)
2. Ontkenning (denial)
3. Verplaatsing (displacement)
4. Rationalisatie (rationalization)
5. Projectie (projection)
6. Sublimatie (sublimation)

15

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Psychoseksuele ontwikkeling
Fasen
 Orale fase (0 - 1,5 jaar)
o Behoeftebevrediging: orale stimulatie door zuigen, eten/drinken, brabbelen
o Conflict: weaning, afhankelijkheid overwinnen
 Anale fase (1,5 - 3 jaar)
o Behoeftebevrediging: anale stimulatie door training van blaas en darmen
o Conflict: zindelijkheidstraining, autonomie
 Fallische fase (3 - 6 jaar)
o Ontdekking van de penis of het ontbreken daarvan
o Conflict: oplossen oedipuscomplex
 Latentiefase (6 jaar - puberteit)
Psychoseksuele ontwikkeling staat stil
 Genitale fase (puberteit - volwassenheid)
o Ontdekking van de genitaliën: volwassen seksuele relaties
o Geen conflict te overwinnen

Fixaties
Stagnatie in 1 van de psychoseksuele stadia
 Orale fixatie: uit zich in o.a. roken, nagels bijten, vraatzucht, te veel drinken, kauwgom
kauwen, gulzigheid, afhankelijkheid
 Anale fixatie: uit zich in o.a. rommeligheid, gierigheid, woedeaanvallen, overdreven reinheid,
koppigheid
 Fallische fixatie: uit zich in o.a. masturbatie, jaloezie, egocentrische seks, seksuele
veroveringsdrang, problemen met ouders
 Latente fixatie: uit zich in o.a. overdreven bescheidenheid, voorkeur voor gezelschap van het
eigen geslacht, homoseksualiteit

Erikson (egopsychologie)
 Egopsychologie: Erikson legde nadruk op het ego --> mensen proberen een identiteit te
ontwikkelen en bepaalde doelen te bereiken.
 Persoonlijkheid ontwikkel je over je hele leven
 Crisis of fixatie in een fase is gebaseerd op psychosociale conflicten

Psychosociale ontwikkeling
1. Vertrouwen versus wantrouwen (babytijd)
2. Autonomie versus schaamte en twijfel (peutertijd)
3. Initiatief versus schuld (kleutertijd)
4. Vlijt versus minderwaardigheid (basisschooltijd)
5. Identiteit versus rolverwarring (puberteit)
6. Intimiteit versus isolatie (jongvolwassenen)
7. Generativiteit (zorg voor de volgende generatie) versus stagnatie (volwassenheid)
8. Integriteit versus wanhoop (ouderdom)

Objectrelaties
 Interne wensen en behoeften zijn niet zo belangrijk als het ontwikkelen van een relatie met
significante anderen ouders
 Deze anderen, met name de moeder, worden door het kind geïnternaliseerd in de vorm van
mentale objecten
 De relatie die het kind heeft met deze objecten is bepalend voor de relaties die het kind later
zal ontwikkelen

16

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Overeenkomsten Freud en Erikson


1. Ze hebben beide een ontwikkelingsmodel met fases: je moet door alle fases heen in een
vaste volgorde en in elke fase is er een bepaald probleem dat de fase kenmerkt.
2. In elke fase is er een conflict of crisis in de ontwikkeling dat opgelost moet worden.
3. Als de crisis niet goed wordt opgelost, is er in beide theorieën sprake van een fixatie.

Voorbeeld Trump
 Psychoanalytische theorie (Freud):
Donald Trump komt uit een gezin met vijf kinderen. Hij is dezelfde weg ingeslagen als zijn
vader, die hij zijn mentor noemt. Over zijn moeder zegt hij dat zij gevoeld voor dramatiek had,
wat hij heeft overgenomen in de manier waarop hij zich presenteert. Ze was een traditionele
huisvrouw, maar wereldwijs. Op het eerste gezicht lijkt het alsof hij het oedipuscomplex goed
doorlopen zou moeten hebben, maar uit de manier waarop hij over vrouwen praat, valt toch af
te leiden dat hij hier niet ongeschonden uit is gekomen (fallische fixatie). Er lijkt sprake te zijn
van een onopgelost conflict met zijn moeder. Ook lijkt hij zich niet zozeer met zijn vader te
identificeren als hem te willen overtreffen (wat ook gelukt is).
 Neo-analytische theorie (Erikson):
Over het stadium vertrouwen versus wantrouwen hebben we geen expliciete informatie. Uit
de opmerkingen “I liked to test people” en "I realized then and there, that if you let people
treat you how they want, you'll be made a fool. I realized then and there something I would
never forget: I don't want to be made anybody's sucker" zou je kunnen afleiden dat hij mensen
met een bepaald wantrouwen tegemoet treedt.
Donald Trump zit bepaald niet aan de kant van schaamte. Dit kun je afleiden uit de
schaamteloze uitspraken die hij doet. Hij voelt zich geen strobreed in de weg gelegd om te
doen en te zeggen wat hij wil.
Als kind assisteerde Trump zijn vader in diens bedrijf (rental property business). Toen hij vijf
was ging hij mee naar bouwterreinen en toen hij dertien was, bestuurde hij al bulldozers. Je
zou dus kunnen zeggen dat hem werd toegestaan om initiatieven te nemen. Hij heeft als
ondernemer natuurlijk ook wel bewezen dat hij aan de kant van initiatief zit.
Er wordt gezegd dat Donald Trump als kind energiek en slim was. Op zijn dertiende werd hij
naar een militaire academie werd gestuurd in de hoop dat hem op die school discipline werd
bijgebracht om zijn energie positief in te zetten. Hieruit kun je opmaken dat dit een eufemisme
is. Waarschijnlijk zorgde zijn mate van energie enigszins voor problemen, maar dit wordt niet
expliciet genoemd. Overigens schijnt die militaire academie hem zowel sociaal als academisch
goed te hebben gedaan. Je kunt je wel afvragen of hij vrij geweest is om verschillende rollen uit
te proberen. Het lijkt me niet dat een setting als een militaire academie daar veel gelegenheid
voor geeft. Uit het feit dat hij in zijn vaders voetsporen is getreden, kun je afleiden dat zijn
identiteit al te vroeg vast lag.
Donald Trump is nu voor de derde keer getrouwd. Als je naar zijn uitspraken over vrouwen
kijkt, lijkt het niet heel aannemelijk dat hij tot een gelijkwaardige partnerrelatie in staat is. In de
tijd van Erikson hoefde dat ook nog niet. In ieder geval zit hij niet in een isolement.
Donald Trump is, met zijn 69 jaar nog behoorlijk generatief. Hij is nog niet toe aan het stadium
integriteit versus wanhoop.

De student kan de 3 basismotieven noemen en toelichten


 Mensen verschillen van elkaar in soorten en sterkte van motieven.
 Deze verschillen kunnen gemeten worden.
 Deze verschillen zorgen voor verschillen tussen mensen in levensloop, zoals bijvoorbeeld een
succesvolle carrière of een gelukkig huwelijk.
 Deze verschillen tussen mensen in motieven zijn stabiel.
 Motieven zijn het antwoord op de vraag: "Waarom doet iemand iets?"

17

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Motives and needs


 Motief: interne staat die gedrag stuurt naar een object of doel
 Behoefte: staat van spanning binnen het individu

3 basismotieven
Naar deze 3 motieven is het meeste onderzoek gedaan. Dit betekent echter niet dat het de enige
basismotieven zijn die er bestaan.

1. Behoefte om iets te bereiken


Mensen die hoog scoren op de need for achievement (nAch):
 Hebben een voorkeur voor taken die gemiddeld uitdagend zijn
 Doen graag taken waarbij zij zelf verantwoordelijk zijn voor de uitkomst
 Willen graag feedback op hun prestaties

Kinderen stimuleren om een hoog nAch te krijgen:


 Onafhankelijkheid
 Uitdagende standaard
 Veilige hechtingsstijl

2. Behoefte aan macht


Mensen die hoog scoren op de need for power (nPow) willen graag controle hebben over situaties
en over andere mensen:
 Controle over echtgenote
 Hoge status en aanzien onder vrienden
 Controle over eigen leven
 Problemen met frustratie en conflicten (door power stress)

3. Behoefte aan intimiteit


Mensen die hoog scoren op de need for intimacy (nInt ) hebben behoefte aan warme, nabije en
communicatieve interactie met anderen. Zij:
 Denken vaker na over relaties
 Ervaren meer positieve emoties wanneer zij zich in gezelschap bevinden
 (Glim)lachen meer en maken meer oogcontact
 Beginnen vaker een gesprek en schrijven meer brieven (of mailtjes/appjes?)

De student kan het humanistische perspectief op persoonlijkheid


toelichten
Abraham Maslow en Carl Rogers
1. Bewuste keuzes die iemand maakt om
voldoening te krijgen in het leven
2. Behoefte aan groei en het realiseren
van je potentieel
3. Motivatie komt voort uit een
groeibehoefte om te zijn wie je hoort te
zijn

Abraham Maslow (1908-1970)


Zie de piramide hiernaast

18

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Carl Rogers (1902-1987)


 Volledig functionerend mens
 Behoefte aan positieve waardering
 Voorwaardelijke positieve waardering versus onvoorwaardelijke positieve waardering
 Positieve zelfwaardering
 Cliëntgerichte therapie (non-directief)  het is heel belangrijk om dit onvoorwaardelijk te
laten zijn (niet iemand gelijk blij maken/ oordelen, maar echt te luisteren)
o Oprechte acceptatie
o Onvoorwaardelijke positieve waardering
o Empathisch begrijpen

Maslow, Rogers en Amy Winehouse


 Laag van de behoeftehiërarchie
 In welke mate zij positieve zelfwaardering had

Voorbeeld Trump
 Maslow:
Ik zou Donald Trump zeker niet in de laag ‘zelfactualisatie’ willen plaatsen. Hij heeft wel veel
met zijn talenten en vaardigheden weten te bereiken, maar uit zijn uitspraken kun je afleiden
dat hij geen zelfactualisatie heeft bereikt – laat staan zelftranscendentie. Aan de biologische
behoeften is wel voldaan. Maar uit zijn wantrouwen komt toch een bepaalde mate van ervaren
onveiligheid naar voren.
 Rogers:
Donald Trump maakt een narcistische indruk (schaamteloze uitspraken, vermijdende
relatiestijl). Narcisten moeten hun eigen onzekerheid overschreeuwen. Er lijkt bij hem dan ook
geen sprake te zijn van positieve zelfwaardering. Het is waarschijnlijk dat Donald Trump in zijn
jeugd geen onvoorwaardelijke positieve acceptatie door zijn ouders heeft ontvangen.

19

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Week 5 – Cognitieve
ervaringshoek
H11 + H13 + H14

De student kan uitleggen hoe binnen het cognitieve perspectief


persoonlijkheid blijkt uit hoe mensen dingen waarnemen en
interpreteren en uit de doelen die ze stellen
Cognitie = algemene term die wijst naar bewustzijn en denken, maar ook naar specifieke mentale
acties zoals waarnemen, interpreteren, herinneren, geloven, anticiperen
Ook wel informatieverwerking, gebeurt heel bewust

De wereld om ons heen: 3 aspecten van cognitie


1. Perceptie: hoe mensen de wereld waarnemen
Is voor iedereen anders, wat je waarneemt
1. Field (in)dependence
a. Veldafhankelijk = wat je ziet, bekijk je
n.a.v. je omgeving (geheel, word je snel
afgeleid)
b. Veldonafhankelijk = wat je ziet, bekijk
je n.a.v. jezelf (details, kun je meer richten
op 1 ding, cijfers, specifiek)
2. Pain tolerance and sensation
reducing/augmenting =
a. Pijntolerantie
Niet iedereen heeft dezelfde pijngrens
i. Hogere pijngrens = meer bij extraverten (dat je iets minder gevoelig ervoor bent)
ii. Lagere pijngrens = meer bij introverten
2. Sensatiereductie of vergroting (pijndrempel)
Is ook weer verschillend per persoon. Er komt een prikkel binnen, wil je die verkleinen of
vergroten?
i. Wil je liever zo min mogelijk prikkels = reductie (bijv. soft pop muziek, comedyfilms,
fluitsolo's)
ii. Of kun je er nooit genoeg hebben = vergroting (bijv. hard rock muziek, actiefilms,
drumsolo's)
iii. Zie ook de test op blz. 270

2. Interpretatie: betekenis geven aan gebeurtenissen


Wat is het verhaal erachter, ook voor iedereen anders
George Kelly: persoonlijke constructentheorie (1905-1967)
 Iedereen wil het kunnen voorspellen, dan kun je de controle in
handen houden
 Mensen als wetenschappers: ze proberen gebeurtenissen te
begrijpen, voorspellen en beheersen (controle houden)
 Construct = samenvatting van observaties
o D.m.v. verschillende constructen proberen ze de wereld
te begrijpen
o Bijv. zwaartekracht --> je laat iets vallen, maar je kunt zwaartekracht niet echt zien.
Je ziet wel wat en wanneer iets valt (observaties). N.a.v. de observaties kun je

20

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

constructen maken. Door deze constructen kun je weer gaan voorspellen en inschatten
wat iemand anders gaat doen
 Bipolaire constructen = het 1 of het ander, niet ergens tussenin
 Iedereen heeft zijn eigen constructen. Is uniek voor iedereen --> maakt je persoonlijkheid: …
o Voorbeeld van mijn eigen constructen:
i. Mooi - lelijk
ii. Goed - slecht
iii. Echt - nep
iv. Leuk - stom
v. Gestrest - rustig
o Voorbeeld van mezelf wat voor beeld je bij iemand hebt:
 Maxima: mooi, lief, heeft het goede voor
 Rutte: slim, gaat mee met de flow
 De realiteit is een construct, ieder persoon en zeker elke cultuur heeft een eigen versie van de
werkelijkheid die uniek is. En geen enkele realiteit is meer bevoorrecht
o Iedereen heeft zijn eigen werkelijkheid
o Daar is geen goed of fout in!
o = ook wel het postmodernisme

Verklaringsstijlen
Mensen hebben een voorkeur voor een optimistische of pessimistische stijl. Die blijft redelijk stabiel
over de tijd heen. Mensen hebben dus verschillende verklaringen voor gebeurtenissen
Intern/ extern Stabiel/ onstabiel Globaal/ specifiek

Optimistische stijl Extern Onstabiel Specifiek

Pessimistische stijl Intern Stabiel Globaal


 Intern/extern
o Extern = dat je er geen invloed op hebt
o Intern = dat je zelf iets hebt gedaan, eigen karaktertrekken/motivaties
 Stabiel/onstabiel
o Stabiel = iets waar je niets aan kunt doen, iets ligt al vast
o Onstabiel = dat iets snel kan veranderen
 Globaal/specifiek
o Globaal = relateren aan een hele hoop dingen
o Specifiek = alleen 1 situatie
 Optimistisch/pessimistisch
o Optimistisch = lag meer aan de situatie, weinig invloed op de situatie
o Pessimistisch = vasthouden, bij jezelf, gaat over de verschillende situaties heen in de
tijd

3. Doelen stellen
 Acties die we uiteindelijk doen, verschillen ook!
 Personal project: een set aan relevante acties om een gekozen doel te bereiken
o Onderzoek waarin mensen verschillende doelen moesten aangeven
 Personal projects analysis
o Neuroticisme: ervaren meer stress van alle doelen/projecten (voelt dan ook minder
prettig om die doelen te behalen), minder controle over de doelen
o Verschil man/vrouw
 Man: meer behalen van successen
 Vrouw: meer gericht op de relaties, personen

21

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

o Wie is er gelukkiger?
 Lage stress: meer geluk
 Hogere stress = minder geluk
Cognitieve sociaallerentheorieën
Albert Bandura: Notion of Self-efficacy
Sociaal-leren theorie
 Als je meer geloof hebt in je eigen kunnen, zet je je doelen hoger, zet je er meer druk achter
 Zelf-effectiviteit: in welke mate denk je dat je het kan, geloof in eigen kunnen
 Modelling: manier waarop je leert. Door naar anderen te kijken, leer je

Carol Dweck: Theory of Master Orientation


 De kijk van mensen op wat ze doen
 Gekristalliseerde intelligentie = als je denkt dat je intelligentie vast ligt, heb je minder ruimte
voor groei
 Vloeibare intelligentie = als je denkt dat je intelligentie veranderbaar is, heb je meer ruimte
voor groei

Walter Mischel: Cognitive-Affective Personality


 Persoonlijkheid zit niet alleen in vaste karaktertrekken, maar meer dat het ook afhankelijk
van de situatie
 Er moet een trigger vanuit de omgeving zijn om bepaalde karaktertrekken aan te sporen

De student kan het verschil tussen lage affectintensiteit en hoge


affectintensiteit uitleggen
Emoties ervaren wordt bepaald door 'de stijl van je emotionele leven'
 Hoge affectintensiviteit = heel erg je emoties laten zien, met positieve en negatieve emoties
o Ervaren meer pieken en dalen
o Voordeel en meteen nadeel: meer en intensere stemmingswisselingen
 Lage affectintensiviteit = wat nuchterder
o Hebben een meer gelijkmatig emotioneel leven (meer stabiliteit)

De student kan verschillende vormen van de kwaliteit van het


gevoelsleven onderscheiden
2 verschillen
 Inhoud van gevoelens (positief of negatief)
 Intensiteit van gevoelens (hoog of laag)
o Laag en positief: tevredenheid
o Laag en negatief: melancholisch en ontevreden
o Hoog en positief: uitbundig, blijdschap en enthousiast
o Hoog en negatief: verdriet, depressie en angstig

N.a.v. deze 2 verschillen zijn


er 4 verschillende vormen
van de kwaliteit van het
gevoelsleven te
onderscheiden (zie tabel)

22

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

De student kan uitleggen hoe het zelfconcept tot stand komt vanaf
de geboorte
Benaderingen van het zelf
 Een ander beeld van jezelf en van de wereld
 Zelfconcept = beschrijven van jezelf
 Zelfwaardering = welke waarde geef je eraan, evalueren (kan wel of niet goed zijn voor je
zelfvertrouwen)
 Sociale identiteit = verschillende stukken van jezelf laten zien in verschillende situaties. Op
school laat je iets anders zien dan thuis

Zelfconcept
Schema's
Zelfconcept = de som van zelfschema's

Ontwikkeling zelfconcept
 Onderscheid ik en niet-ik
Allereerst het onderscheid tussen jezelf en je ouders
 Herkennen in de spiegel (18 maanden)
 Herkennen op foto (2 jaar)
 Begin van het zelfrespect (2 jaar)
Langzaam begrijpen dat anderen verwachtingen hebben, dat er goed en fout bestaat
 Begrip van sekse en leeftijd (2/3 jaar)
Kunnen ze eerst nog niet goed inschatten
 Vergelijken met anderen (5/6 jaar)
Begint hier alleen nog maar
 Ontwikkelen van innerlijk privé-concept (5/6 jaar)
Dat je ook kan gaan liegen, omdat je weet dat niet iedereen alles van jou kan zien
 Perspectief nemen (tienerjaren)
Mogelijkheid om jezelf vanuit anderen kunt zien en vergelijken, dan hecht je er allerlei
waarden aan

Zelfschema
 Mogelijke zelf (possible self)
o Idee over wie je hoopt dat je wordt
o Ideale zelf (ideal self)
 Idee over wie je wilt zijn
 Hoe zou je willen zijn?
o Wenselijke/verwachte zelf (ought self)
 Hoe je denkt dat anderen jou prettig vinden
 Ligt dus heel erg aan de persoon met wie je bent
 Bijv. als je weet dat iemand van rustige personen houdt, ga jij ook rustig
doen
 Wat denk jij dat anderen verwachten van jou?
 Feitelijk zelf (actual self)
o Je daadwerkelijke eigenschappen en karaktertrekken
 Onwenselijk zelf (feared/undesired self)
o Waar je bang voor bent wie je zou kunnen worden

23

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

De student kan verschillende factoren die van invloed zijn op


iemands zelfwaardering toelichten
Zelfwaardering = heel erg de evaluatie, optelling van positieve en negatieve evaluaties
 Ontstaat vaak door wat voor evaluatie iemand anders van jou heeft
o Reactie kritiek + negatieve feedback
o Omgaan met tegenslagen/stress
o Uitdagingen vermijden of juist aangaan
o Hoe stabiel is je zelfwaardering?
 Factoren die er van op invloed zijn
o Begint bij het zindelijk worden = trots erop worden
o Lagere school: contact met andere mensen (sociale vergelijking). Als je dan ergens goed
in bent, draagt dat bij aan je zelfwaardering. Als je bijvoorbeeld later goed bent in
rekenen, heb je een lagere zelfwaardering
o Ook wat je ouders belangrijk vinden en hoe je daarop het doet maken hoe je jezelf
waardeert
 Hoge zelfwaardering = waardering is niet afhankelijk van wat er gebeurt, ligt meer aan de taak
--> zullen de taak eerder opnieuw doen, omdat ze dan een beter resultaat willen behalen
 Lage zelfwaardering = zullen het meer aan zichzelf linken, ervaren het eerder als falen
 Tips om zelfwaardering te bevestigen
o Moeten eigenlijk een lijstje bij zich hebben met alle dingen waar ze wel goed in zijn, als
het misgaat = het leven breder gaan inzien
o Meer positieve affirmaties (= een herhaaldelijke bevestiging) maken
o Zoeken naar mensen om je heen die positieve feedback geven
 Minder succesvolle tips
o Vermijden
o Veel negatieve feedback geven
o Vergeten

De student kan uitleggen wat sociale identiteit is en hoe deze tot


stand komt
 Sociale identiteit bestaat voor een heel groot doel uit je zelfconcept, maar ook de rollen die
je aanneemt
 Wat laat je wel en niet van jezelf naar anderen zien?
 Hoe ontwikkelen we?
o Experimenteren: met heel veel mogelijkheden die je zou kunnen zijn
o Rol overnemen: bijv. van je vader of moeder (kan ook dat je er minder blij van
wordt, omdat je niet geëxperimenteerd hebt)
 Identiteitscrisis: kan op elk moment in je leven, niet per se alleen de midlifecrisis
o Identiteitstekort = niet alles ontdekt van wat je wilt zijn, moeite met wie je wilt zijn
o Identiteitsconflict = het 1 of het ander, welke keuzes je moet maken om je identiteit te
laten bepalen
o Meerdere momenten die je sociale identiteit kunnen gaan vormen
o Oplossen
 Nadenken over welke waarden die je het meest belangrijk vindt
 Die waarden zet je onder een aantal wensen (en gedrag) die je wilt bereiken en dat
helpt je verder

24

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Week 6 – Sociale en culturele


invalshoek
H15 + H16 + H17

De student kan uitleggen hoe persoonlijkheid zich uit in selectie,


evocatie en manipulatie
3 basismechanismen van interactie tussen persoonlijkheid en sociale omgeving
 Selectie: situaties/personen selecteren of vermijden
a. Uitzoeken = past er wel bij
b. Vermijden = past er niet bij
 Evocatie: bepaalde reacties uit omgeving oproepen
 Manipulatie: onze omgeving vormgeven en beïnvloeden
a. Vaak beïnvloeden we bewust gedrag
b. Bijv. de silent treatment

1. Selectie
Wat bepaalt je partnerkeuze?
Wij selecteren nu anders dan onze recente voorouders
 Vroeger: vruchtbaarheid (mannen, inkomen (vrouwen). Partnerkeuze heel belangrijk,
omdat het langdurig is en bepaalt wat je omgeving wordt
 Nu: de samenleving stelt andere eisen, daarmee verandert ons gedrag en onze
voorkeuren. Partnerkeuze is nu minder belangrijk, omdat scheidingen veel normaler zijn. Er is
nu een veel grotere invloed van persoonlijkheid

Welke partner trekt aan?


 Attraction similarity theory: soort zoekt soort, op elkaar lijken
 Complementary needs theory: tegenpolen zoeken elkaar op

Wat kies je voor een langdurige relatie?


Assortative mating: we zijn het meest aangetrokken tot een partner die op ons lijkt in alle opzichten
(behalve sekse, meestal)
 Vaak iemand die op je lijkt: persoonlijkheid, fysiek
 Werkt het heel goed om een extravert en introvert persoon bij elkaar te zetten?

Welke karaktertrekken zorgen voor meer geluk in relaties?


Hoog scoren op:
 Vriendelijkheid: rekening houden
 Contentieus: doelen voor ogen, inzetten, doorzetten
 Openheid: voor verschillende dingen, flexibel
 Emotionele stabiliteit: omgaan met tegenslagen, weinig pieken en dalen
Als je hier laag op scoort, neemt de kans tot conflicten toe
 Persoonlijkheid bepaalt wie we aantrekkelijk vinden
 Persoonlijkheid heeft invloed op het geluk in relaties (botsingen etc.)

Tips voor een gelukkige relatie


 Ontwikkel empathie en begrip  Laat je affectie voor elkaar
voor elkaar zien

25

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

 Groei naar elkaar in tijden van  Sommige problemen kunnen


stress niet worden opgelost
 Deel je talenten en krachten  Word een wij
 Ga het gesprek aan over zaken
die opgelost kunnen worden
2. Evocatie
= persoonlijkheidseigenschappen lokken een bepaalde reactie uit bij anderen
 Bijv. als iemand glimlacht, ben je geneigd om terug te lachen
 Hostile attribution bias --> agressiviteit
o Je bent bevooroordeeld in een agressieve situatie dat de ander agressief is
(omdat jij dat dan ook bent)
o Je reageert agressief waardoor de ander dus ook agressief gaat reageren
o Self-fulfilling prophecy (expectancy confirmation)
 Pygmalion effect: specifieke vorm, mensen voortrekken waarvan je
verwacht dat ze het goede gedrag gaan doen. Om die reden gaan de mensen ook
beter gedrag vertonen, omdat ze meer aandacht krijgen

Evocatie en conflicten in relaties


Conflicten gebeuren heel veel om verschillende redenen
Sterke voorspellers van conflicten: onvriendelijkheid en emotionele instabiliteit
 Onvriendelijkheid: geneigd om weerstand te geven
 Emotionele instabiliteit: minder goed omgaan met tegenslagen, eerder dippen ervaren

Evocatie en een harmonieuze relatie


Tip: check voor je een relatie begint eerst hoe hoog iemand scoort op agreeableness en emotional
stability (via NEO-PI-R en de Big Five test)

3. Manipulatie
= sociale beïnvloeding, bewust proberen gedrag van anderen te veranderen

Taxonomie van manipulatietactieken


Er zijn geen sekseverschillen, is ook heel verschillend per persoon

11 tactieken
 Charm: Ik probeer lief te zijn als ik het vraag
 Coercion: Ik schreeuw naar hem als ik het vraag
 Silent treatment: Ik reageer niet totdat de ander reageert
 Reason: Ik leg uit waarom ik wil dat de ander het doet
 Regression: Ik zeur totdat de ander het doet
 Self-abasement: Ik handel onderdanig zodat de ander het zal doen
 Responsibility invocation: Ik zorg ervoor dat de ander een commitment maakt om het te
doen
 Hardball: Ik ben hard naar hem zodat hij het gaat doen
 Pleasure induction: Ik laat hem zien dat het zo leuk is om alles te doen
 Social comparison: Ik vertel hem dat alle anderen het al aan het doen zijn
 Monetary reward: Ik bied hem geld zodat hij het gaat doen

Man-vrouwverschillen
 Verklaren van sekseverschillen in persoonlijkheid op basis van 3 theorieën:
o Socialisatie

26

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

o Hormoonverschillen
o Evolutietheorie
 Sekseverschillen en de Big Five
 Seksestereotypen --> betekent niet dat het klopt

De student kan sekseverschillen verklaren op basis van socialisatie,


hormoonverschillen en de evolutietheorie
Socialisatie
= externe sociale omgeving bepaalt sekseverschillen
 Niet dat je man of vrouw bent, maar dat je zo bent
 Socialization theory
o Bandura: social learning theory
o Modelling: je zoekt een rolmodel die bepaalt hoe jij je gaat gedragen. Het moet
duidelijk zijn (weinig ambigu)
 Sociale rol theorie
o Mensen worden in een rol geduwd
o Bijv. als meisje niet met een hamer aan de slag, als man een kratje bier moeten
dragen, mannen krijgen bier en vrouwen krijgen wijn

Hormoonverschillen
= fysiologische verschillen
 Hormonal theory: wat heeft je testosteron spiegel voor invloed?
 Onderzoek naar relaties tussen hormonen en sekse gerelateerd gedrag
 Mannen hebben 10 keer zoveel testosteron (zorgt ook voor de spieropbouw etc.)

Evolutietheorie
Adaptieve problemen = hoe je je aanpast aan problemen, mee om leren gaan
 Vroeger
o Mannen moesten voorzien, bescherming geven etc.
o Vrouwen moesten meer verzorgen
 Evolutionary psychology theory
 Man-vrouw hetzelfde: voedselvoorkeuren zijn hetzelfde
 Man-vrouwverschil: partnervoorkeuren zijn anders
 Voor uitzonderingen zijn er eigenlijk geen verklaringen

De student kan uitleggen welke sekseverschillen er zijn in


persoonlijkheid
Big Five: let ook op cultuur, evolutie etc. bij de verschillen hierin!
 Extraversie, bijv. de volgende 3
o Houden van gezelschap: vrouwen hoger
o Assertiviteit + activiteit: mannen hoger
 Vriendelijkheid, bijv. de volgende 2
o Vertrouwen: vrouwen hoger
o Zorgzaamheid: vrouwen veruit hoger
 Consciëntieus
o Is een heel breed begrip
o Netheid, nauwgezet, verantwoordelijkheid en volhardend: vrouwen zijn iets hoger
 Emotionele stabiliteit, bijv. de volgende 2
o Angst: vrouwen hoger

27

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

o Impulsiviteit: mannen hoger


 Openheid, bijv. het volgende
o Ideeën: is fiftyfifty
De student kan de verschillende aspecten van seksestereotypen
toelichten
Seksestereotypen = overtuigingen/ideeën over welke eigenschappen mannen en vrouwen bezitten
en in welke ze verschillen
 Mannen = playboy, zakenman of loser
 Vrouwen = feminist, huisvrouw of stoeipoes

3 componenten
 Cognitief = ideeën over wat bij mannen/vrouwen 'hoort' (sociale categorieën)
 Affectief = gevoelens tegenover mannen/vrouwen (vooroordelen)
 Gedragsmatig = op bepaalde manier gedragen puur omdat iemand man/vrouw is
(discriminatie)

Cultuur en persoonlijkheid
3 benaderingen in culturele verschillen in persoonlijkheid:
 Uitgelokte cultuur, evoked culture
 Overgedragen cultuur, transmitted culture
 Culturele overeenkomsten, cultural universals

De student kan voorbeelden geven van opgeroepen (evoked)


cultuurverschillen
1. Evoked culture (uitgelokte cultuur)
Hoe wordt de cultuur uitgelokt door omstandigheden
 Culturele verschillen ontstaan door verschillende fysieke of sociale omgevingen
 Specifieke omgevingscondities activeren voorspelbare gedragingen
 Voorbeelden:
o Sommige culturen zijn nog heel erg bezig met jagen en verzamelen. Dan zul je meer
moeten beschermen en dingen moeten delen (als er schaarste is moet je toch goed
kunnen verdelen)
o Culturen waarin echtscheidingen niet worden geaccepteerd (Japan), krijg je
verschillende ideeën en gezinnen van
o Een cultuur met meer eergevoelens zullen eerder agressief reageren als ze op hun
eer (machtspositie) worden aangesproken

De student kan voorbeelden geven van overgedragen (transmitted)


cultuurverschillen
2. Transmitted culture (overgedragen cultuur)
Ideeën, waarden en normen die bij iemand ontstaan en doorgegeven worden aan anderen d.m.v.
sociale interactie. Er wordt veel overgedragen, waardoor er weer verschillen zijn
 Binnen een familie, hoe je je hoort te gedragen
 Verschillen
o Morele waarden: in sommige culturen bijv. wel geaccepteerd als je ongehoorzaam
bent, in andere niet (Aziatische landen)
o Zelfconcept: bijv. afhankelijk (Aziatisch) of onafhankelijk (westers)van anderen

28

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

o Zelfpromotie/ zelfwaardering (self-enhancement): bijv. zetten sommige culturen


zich negatiever tegenover andere mensen (Aziatisch), anderen positiever (westers)

De student kan voorbeelden geven van culturele universalia


(overeenkomsten in alle culturen)
3. Cultural universals (culturele overeenkomsten)
Persoonlijkheidseigenschappen die in alle culturen aanwezig zijn
 Universele beliefs over verschillen tussen mannen en vrouwen: gender stereotypen zijn
overal wel ongeveer hetzelfde (huilen, stoer zijn, zorgzaamheid)
 Universele ervaring, herkenning en beschrijving van de basisemoties (het uiten is niet
universeel)
 Universele structuur van persoonlijkheidstrekken: 4 van de 5 factoren van de Big Five
(behalve openheid/intelligentie is niet zo universeel, vandaar het HEXACO-model)

Persoonlijkheidsverschillen binnen een cultuur


 Sociale klasse
o Laag: minder middelen, minder rijke omgeving, ander soort banen waar je eerder
gehoorzaam moet zijn (luisteren zorgt voor meer succes)
o Hoog: meer kritisch zijn, ertegenin gaan (bijv. nodig als directeur)
 Historisch tijdperk
o Vroeger: andere opvoeding, meer experimenteren
o Oorlog en grote depressie maakt het ook weer anders

29

Gedownload door: sannehavenaar | sanne.havenaar@gmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)

You might also like