You are on page 1of 17

1 Levensbeschouwing en ethiek

Menselijk gedrag tegenover:

-Jezelf
-De andere(n)
1.1 Bouwstenen van de ethiek -De kosmos

(-God)
1.1.1 Ethiek

Ethiek is de studie van het menselijk gedrag vanuit de vraag naar goed en kwaad.

Het is nadenken over wat ‘goed/kwaad’ is, over wat menswaardig handelen is.

Ethiek beoogt aldus: - De groei van attitude in menswaardig handelen.

- Systematisch (team) overleg rond ethisch geladen situaties en problemen.

- Op rationele wijze (systematisch en geargumenteerd) zoeken naar een zo


groot mogelijke humaniteit.

1.1.2 Moraal en ethiek

‘Moraal’ wordt dikwijls als synoniem gebruikt voor ethiek. Toch is dat niet correct. Moraal is afgeleid
van het Latijnse woordje ‘mores’, wat betekent: zeden of gewoonten. (De ‘zeden’ van een Italiaan
zijn bijvoorbeeld anders dan die van een Noor). De mores weerspiegelen het spontaan gedrag, de
gewoonten, de praktijk van het leven.

Ethiek daarentegen is een systematische bezinning (nadenken, reflecteren) op het actuele menselijk
handelen (de zeden en gewoonten) zodanig dat je tot het inzicht komt wat goed en menswaardig is.
Het is een wetenschap, die na-denkt over het gedrag van mensen, die verklaringen zoekt,
argumentaties afweegt en theorieën toetst (op zoek naar wat goed en kwaad is).

Met moraal bedoelen we dus eerder het handelen zelf, de praktijk: de manier waarop effectief (goed
of niet goed) gehandeld wordt. De moraal betreft het actuele gedrag van mensen, hun gewoonten,
hun dagelijkse doen en laten, hun meningen en opvattingen.

Ethiek is echter de studie van de moraal, de reflectie op de moraal. Over ethische vragen moet
gediscussieerd worden. Ze zijn niet louter subjectief -als een kwestie van ieders persoonlijke smaak-,
noch louter objectief -als een kwestie van juist of fout- . Er bestaat een pluralisme van meningen en
opvattingen. Mensen hebben een verschillend waarden-aanvoelen (voor de christen zal dat
aanvoelen gekleurd en geïnspireerd zijn door zijn geloof), waardoor in de samenleving een
permanent waardenconflict bestaat. De weg van de dialoog en de argumentatie is daarom
onvermijdelijk.

1.1.3 Normen en waarden

1.1.3.1 Normen

1
Godsdienst 5
Met normen bedoelen we regels, wetten, reglementen. Er zijn zowel algemene als concrete regels.
Ons dagelijks leven is er vol van. We kennen taalregels, verkeersregels en beleefdheidsregels. Zelfs bij
het eten en slapen houden wij ons aan regels. We eten op bepaalde wijze (anders wordt het ‘vreten’)
en slapen op bepaalde tijden. Er zijn specifieke regels die gelden in een bepaald onderwijsinstituut of
in een bedrijf. Het zijn regels waar we ons bewust of (vaak) onbewust aan houden en die geschreven
of ongeschreven zijn. We kunnen zeggen dat al deze regels gehanteerd worden en ‘werken’ om onze
samenleving mogelijk te maken.

1.1.3.2 Waarden

Waarden zijn idealen die in de samenleving worden nagestreefd. Een waarde is een abstract begrip
waarin we uitdrukken, wat voor ons mens-zijn en voor de samenleving goed en van waarde is.
Voorbeelden zijn: rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid, vrijheid, gelijkwaardigheid, veiligheid,
vrede, …

1.1.3.3 Verhouding tussen waarden en normen

Uit waarden kunnen normen worden afgeleid. De normen bestaan om de waarde te beschermen.

Hoe gaan we in ons dagelijks leven met waarden en normen om? Waardoor wordt onze opvoeding
het meest bepaald? Door een gehoorzaam zijn aan concrete normen of een leren handelen vanuit
waarden? Misschien worden wij teveel met normen en te weinig met waarden opgevoed. Concrete
normen functioneren vaak als schrikdraad, terwijl handelen vanuit waarden meer van binnenuit
motiveert en bevrijdend werkt.

Je zou dit kunnen vergelijken met het klassieke onderscheid tussen ‘de geest’ en ‘de letter’ van de
wet. Concrete normen, zoals ‘in de klas mag je niet praten’ of ‘je mag niet brossen’, vertolken de
letter van de wet. Achter deze concrete normen komen waarden tevoorschijn, namelijk in volgorde
‘respect voor elkaar en de leerkracht’ en ‘je studie ernstig nemen’. Deze waarden zou je de ‘geest van
de wet’ kunnen noemen.

Nu komt het er vooral op aan zijn gedrag af te stemmen op de geest van de wet. En hoewel de
concrete normen rechtstreeks bedoeld zijn om dit waar te maken, voel je toch makkelijk aan dat zij
niet absoluut of uit zichzelf geldingskracht bezitten, maar relatief zijn. Het is niet omdat men eens
een woordje zegt of eens afwezig is dat men ofwel geen respect toont, ofwel zijn studie
verwaarloost. Als men echter constant praat of afwezig is, begint men terecht aan de gezindheid te
twijfelen. Anderzijds is het perfect denkbaar dat iemand steeds zwijgt in de les, of altijd aanwezig is,
en toch geen respect heeft of zijn studie niet ernstig neemt. Je kunt een concrete regel volgen, maar
de gezindheid overtreden. En je kunt de goede gezindheid bezitten en toch al eens een concrete
regel overtreden.

Het uitgaan van waarden is veel moeilijker dan het uitgaan van normen. Normen zijn veel duidelijker,
veel meer afgebakend. Ze zijn ook nodig maar ze werken averechts als ze niet met waarden in
verband worden gebracht. Het uitgaan van waarden werkt bovendien bevrijdend, motiveert je van
binnen uit, zet je aan het denken. Het louter hanteren van normen werkt beklemmend, wordt
ervaren als van buitenaf komend en wekt irritatie.

1.1.3.4 Verhouding tussen ethiek en recht

Hoewel duidelijk is dat ethiek en recht nauw met elkaar verbonden zijn, vallen ze helemaal niet
samen.

2
Godsdienst 5
Het recht (het juridische, wettelijk kader) omschrijft de grenzen van wat de maatschappij
legaal/illegaal (toegestaan/strafbaar) vindt. Bijvoorbeeld wetten op ouderschap: je mag je kinderen
niet verwaarlozen, niet mishandelen (is strafbaar). De ethiek denkt na over hoe je -binnen de
legaliteit- een ‘goede’ vader of moeder kunt zijn. Dat kan op vele manieren (pluraliteit) en wordt niet
door de wet voorgeschreven maar vanuit een vrije (waarden)keuze ingevuld.

De ethiek omvat dus een veel breder veld dan het recht. Wetten bepalen bijvoorbeeld niet wat ‘goed
ouderschap’ is. Ze grenzen enkel de illegaliteit af. Met het naleven van de wet, houdt de ethische
reflectie niet op. Integendeel: dan begint ze pas!

1.1.4 Ethisch reflecteren: van intuïtie naar argumentatie

Over wat goed en kwaad is, hoeven we niet altijd lang na te denken. We hebben er vaak een direct
gevoel bij: ‘Dit is goed, dat is kwaad’. Dit noemen we ethische intuïtie.

Zo hebben we ongetwijfeld een eerste, direct ethisch aanvoelen bij de hieronder genoemde situaties.

- Moeten bootvluchtelingen uit Noord-Afrika gastvrij in Europa worden


ontvangen?
- Is meer dan twee kinderen hebben onverantwoord?
- Moeten de kerncentrales worden gesloten?
- Is abortus verantwoord als de prenatale diagnose toont dat mijn kind
gehandicapt zal zijn?
- Moet de werkloosheidsuitkering in de tijd worden beperkt?

Ethische intuïties betreffen:

• Onze spontane emoties en intuïties, ons spontaan gedrag


= de keuzes die we maken, onze dagelijkse reactie op wat gebeurt rondom ons
= op basis van gezond verstand of geweten, door de routine gevormde overtuiging
• De mate waarin we geraakt worden door wat al dan niet menswaardig is, dat we gevoelig zijn
voor situaties waarin al dan niet ‘recht wordt gedaan aan de hele mens’
= ‘contrast’-ervaring: als je voelt dat er een afstand is tussen wat je goed vindt en wat in de
praktijk gebeurt; een ervaring van ‘dit kan toch niet’
= controverse-ervaring: stoten op meningsverschil met vrienden, familie….

1.1.5 Levensvisie

Een levensvisie is een bepaalde manier van zien, aanvoelen en denken en is als een bril die men
ongemerkt schuift tussen de werkelijkheid en de ervaring ervan.

De werkelijkheid op zich (zoals ze is, objectief)

Mijn ‘bril’ (mijn kijk, mijn levensvisie)

De werkelijkheid zoals ik ze zie, ervaar, begrijp (subjectief)

3
Godsdienst 5
Een levensvisie kan een samenhangend geheel van gedachten zijn maar evengoed kan zo’n opvatting
over het leven fragmentarisch zijn. Sommige mensen weten wat hun levensbeschouwing is en
kunnen die precies onder woorden brengen en bij anderen is de levensvisie minder bewust en blijft
ze onuitgesproken.

Onze levensvisie wordt opgebouwd door drie factoren:

1. Omgeving/milieu/opvoeding
2. Persoonlijke ervaringen, gebeurtenissen, wat men meemaakt
3. Eigen karakter, aard, temperament, erfelijke bepaaldheid

Oefening:

• Noem twee waarden die jouw ouders je hebben voorgehouden als belangrijk. Heb je ze
overgenomen of niet?
• Geef tenminste één voorbeeld waarin jouw levensvisie verschilt met die van je ouders.
• Beschrijf een ervaring waardoor jouw levensbeschouwing veranderd of versterkt werd.
• Denk een ogenblik na over het bredere milieu waarin je opgegroeid bent: het dorp of de stad
waar je woont, de school, de buurt… Geef een voorbeeld hoe één van deze jouw kijk op het
leven heeft beïnvloed.

1.2 De ontwikkeling van het geweten

Geweten= het innerlijk besef van goed en kwaad (Latijn: ‘conscientia = bij of met zichzelf weten)

= het geestelijk vermogen tot ethisch oordelen

De psycholoog Lawrence Kohlberg (1927-1987) heeft belangrijk onderzoek gedaan naar het ethische
denken van de mens. In een breed opgezet experiment legde hij mensen van alle leeftijden ethische
dilemma’s voor. Sommigen volgde hij van kindertijd tot volwassenheid. In de manier waarop zij iets
als goed of kwaad aanduidden, stelde hij een gelijkaardige evolutie vast, waarbij je geen fase kunt
overslaan.

Premoreel handelen: In de eerste levensjaren wordt men geleid door gevoelens van plezier of pijn.
Van ethisch denken en oordelen is er eigenlijk geen sprake. Goed is wat me lustgevoelens geeft en
kwaad is wat me pijn doet.

Moreel handelen:

PRECONVENTIONEEL NIVEAU

1. Fase van beloning en straf: normen van buitenaf -door ouders en opvoeders opgelegd-
bepalen het gedrag van het kleine kind. Deed het iets goeds, dan wordt het beloond. Een
straf brengt het kind het besef bij dat het iets verkeerds deed.
2. Fase van eigenbelang: het kind vindt een handeling goed als het een voordeel oplevert. Wat
een nadeel biedt, is slecht. De bevrediging van behoeften voor zichzelf (of anderen) staat
hier centraal.

4
Godsdienst 5
CONVENTIONEEL NIVEAU

3. Fase van de goede jongen en het lieve meisje: wat verwachten mijn ouders, mijn vrienden …
van mij? Men wil de goedkeuring van de mensen rondom zich verwerven en probeert zich in
te leven in de ander. Als ze mij berispen, is het verkeerd. Als mijn ouders mij prijzen, is het
goed.
4. Fase van orde en wet: samenleven is maar mogelijk als de bestaande regels gerespecteerd
worden. Goed gedrag bestaat erin dat men eerbied betoont voor het gezag en voor de
gegeven sociale orde.

POSTCONVENTIONEEL NIVEAU

5. Fase van de persoonlijke waardenschaal: het geweten laat zich niet langer door bestaande
normen leiden. Men gaat een eigen waardeschaal opstellen.
6. Fase van het universeel ethisch besef.
In deze fase gaat men persoonlijk en onafhankelijk een eigen ethisch oordeel vellen en
naleven ook al gaat niemand ermee akkoord en zijn de persoonlijke gevolgen groot.

Toepassing: Plaats de volgende uitspraken binnen de fasen die Kohlberg schetst:

a. We moeten protesteren tegen de onmenselijke toestanden in de textielsector in sommige


ontwikkelingslanden.
b. Eigenlijk heb ik geen goesting maar ik ga toch naar dat feestje want wat zouden ze anders
van mij denken?
c. Het leven op kot kan zeer fijn zijn op voorwaarde dat iedereen zich aan de afspraken houdt.
d. Ik kijk nooit af tijdens examens want ik ben veel te bang om betrapt te worden.
e. Mijn studiekeuze, advocaat (rechten) staat vast. Mijn ouders willen zo graag dat ik hun
droom realiseer.
f. Pater Damiaan stierf op Molokai nadat hij jaren tussen de melaatsen heeft geleefd.
g. Mijn broer beloofde mij zijn voetbaltruitje indien ik niet aan onze ouders zou vertellen wat er
gebeurd was. Ik zwijg dus in alle talen.
h. Er moet dringend iets gebeuren aan de enorme verschillen in loon. Het klopt toch niet dat de
CEO dertig keer meer verdient dan de arbeiders van het metaalbedrijf.

5
Godsdienst 5
1.3 Verantwoordelijkheid voor de a/Ander in het denken van Emmanuel Levinas

1.3.1 Wie is Emmanuel Levinas?


- 12/01/1906 (1905) – 25/12/1995
- Joods-Franse filosoof van Litouwse afkomst
- Tijdens WO II Frans militair
- Existentialist
-
1.3.2 De drie fasen van de ethiek

Fase 1 : Ethiek als cultus van het verlangen


Bij het zoeken naar een antwoord op de vraag ‘Wat is goed ?’ denkt de mens op de eerste
plaats aan zichzelf. ‘Wat is goed voor mij ?’. Elke mens is op zoek naar een volmaakt geluk
voor zichzelf. ‘Wat maakt de mens gelukkig ?’ wordt dan ‘Wat maakt mij gelukkig?’ Daarom
probeert hij een zo groot mogelijke bevrediging van zijn behoeften en verlangens te verkrijgen.
Levinas noemt deze eerste fase van de ethiek dan ook de fase van het streven naar de totale
zelfontplooiing. Elk streven naar het goede is oorspronkelijk een cultus, een pre-reflexieve
verering van de eigen verlangens. In die zin spreken we ook van egocentrisme, wat iets anders
is dan egoïsme.

Fase 2 : Ethiek als cultuur van het verlangen


De mens gaat als sociaal wezen, ontdekken dat hij met andere mensen samenleeft. Die
mensen streven naar eenzelfde volmaakt geluk als hemzelf. Deze confrontatie met de realiteit
maakt aan de mens duidelijk dat hij niet al zijn verlangens zal kunnen vervullen. Er ontstaan
namelijk botsingen en conflicten tussen de verlangens van verschillende mensen. Mijn ‘ik’
streeft naar zelfontplooiing en dat zal automatisch botsen met andere ‘ikken’, die ook streven
naar zelfontplooiing.
Het gevolg van deze confrontatie met de realiteit is dat de mens met de ander een compromis
moet sluiten. Ik kan immers niet alles voor mezelf opeisen, die ander heeft ook recht op
vervulling van zijn behoeften en verlangens. Ik erken dat mijn streven naar totale
zelfontplooiing onrecht doet aan andere ‘ikken’. Ik aanvaard dat een totale bevrediging van
mijn behoeften te egoïstisch is en verzoen me met het feit dat ik rekening moet houden met
de ander(en). Ik sluit dus een overeenkomst met anderen waarbij alle partijen op een redelijke
wijze tot hun recht komen. Zonder een dergelijke overeenkomst, waarin een afbakening,
begrenzing van beide behoeften gebeurt, is samenleven met anderen onmogelijk. In de
praktijk vinden we dit compromis terug in wetten en normen. Toch blijf ik streven naar
maximale zelfontplooiing.
Levinas noemt deze tweede fase in de vorming van de ethiek de cultuur van het verlangen.
Om een zekere vorm van beschaving te verkrijgen, moet de mens zijn eigen verlangens
afgrenzen. Dus betekent het begrip ‘cultuur’ hier dat er een bepaalde verandering is ontstaan
in het oorspronkelijke verlangen. Aangezien een totale zelfontplooiing niet meer mogelijk is,
stel ik mij tevreden met een zo groot mogelijke, ‘maximale’ zelfontplooiing. ‘Voor niemand
alles, maar voor allen toch zo veel mogelijk.’
Toch blijft de mens in deze tweede fase ik-gericht, egocentrisch. Er wordt nog steeds gedacht
vanuit het ik. Er is aan mijn egocentrische ingesteldheid nog niets veranderd want de ander
wordt enkel gezien als een rem op mijn zelfontplooiing. Deze ik-gerichtheid wordt pas

6
Godsdienst 5
doorbroken als ik de ander erken als Ander, dit is in zijn radicaal anders-zijn. Dat gebeurt pas
in de derde fase.

Fase 3 : Ethiek als verantwoordelijkheid door en voor de Ander


In de derde fase maakt Levinas inderdaad een heel belangrijke denkbeweging in de verhouding
ik-ander. Zijn vertrekpunt is de metafysische dimensie van de ander. ‘Metafysisch’ betekent
‘wat het waarneembare overstijgt’. Om dit te benadrukken schrijft Levinas over ‘de Ander’.
De ander daarentegen is dan de andere persoon ‘voor zover die past binnen mijn
zelfontplooiingsdoelen’. In een ethische context slaat de metafysische dimensie van de Ander
op de niet-herleidbaarheid van de Ander tot een onderdeel van mijn zelfontplooiing.
In de ontmoeting met de Ander ervaar ik dat ik hem nooit volledig in de hand krijg als ik dat
verlang. Steeds blijft hij voor mij een vreemde. Ik kan hem nooit helemaal doorgronden. Hij
ontsnapt mij altijd. Ik kan hem niet zomaar manipuleren en programmeren. Hoe goed ik de
Ander ook ken, ik kan nooit zeggen dat ik hem helemaal ken.
De niet-herleidbaarheid van de Ander noemt Levinas ook wel het Gelaat. Het Gelaat is geen
vrijblijvend iets ; het kijkt mij aan en doorbreekt mijn egocentrische instelling omdat het een
halt toeroept aan mijn pogingen om mijzelf als centrum van het bestaan te beschouwen.

Prof. Burggraeve : De Ander is niet alleen de onzichtbare, de oneindige, de overschrijdende, hij is


ook een ethisch appel tot mij gericht. Vandaar dat Levinas spreekt over het Gelaat van de Ander
als een gebod. De ander dringt zich onontkoombaar aan mij op als arme, vreemdeling, weduwe
en wees en juist in zijn ellende en kwetsbaarheid is de ander voor mij als het ware een uitnodiging
tot de moord, om die zwakheid te misbruiken, te vernietigen. Maar op het moment zelf dat ik
bekoord word om de ander naar het leven te staan, besef ik dat wat kàn - de moord - niet màg.
Dat is de kern van wat Levinas de ethische ervaring noemt. (De Bijbel geeft te denken, p.274)

De Ander, het Gelaat verschijnt aan mij op een dubbele manier.


- Het Gelaat verschijnt voor mij als een eis (verbod). Erken mij zoals ik ben, zoals een
onaantastbaar persoon. Je zal me niet doden, je zal me niet misbruiken.
- Het Gelaat verschijnt voor mij als een smeking. A.u.b., erken mij, ik bid je, zorg voor
mij. In zijn kwetsbaarheid roept hij mij op tot zorg, gastvrijheid, erkenning.
Het samengaan van eis en smeking heeft voor mij belangrijke ethische gevolgen, ik voel bijna
dat ik antwoorden moet. De Ander gooit immers mijn zelfrealisatie om. De Ander is de richting
die ik uit moet. Ofwel blijf ik de ander gebruiken voor mezelf ofwel ga ik in op de oproep, geef

7
Godsdienst 5
hem voorrang, neem mijn verantwoordelijkheid op voor hem. Als ik dat doe, breng ik het
goede tot stand. En deze onbaatzuchtige inzet (= inzet zonder er zelf voordeel uit te halen)
wekt een geluk in me op dat mijlen verder reikt dan gelijk welke op mezelf gerichte daad mij
kan geven.
Ethiek is in deze fase het opnemen van een verantwoordelijkheid waarvoor ik niet zelf gekozen
heb. Het is dus een heteronome verantwoordelijkheid. Ik word eerst verantwoordelijk
gesteld door de Ander en neem pas daarna mijn verantwoordelijkheid op voor die Ander.

Levinas gebruikt voor deze verantwoordelijkheid een prachtig beeld. Het is een ethisch
moederschap zonder voor de zwangerschap gekozen te hebben’.

Prof. Burggraeve : Ik ben 'van elders' zwanger gemaakt, de Ander is reeds in mij neergelegd,
zodat ik geroepen ben om de Ander 'te dragen' en te doen geboren worden. Dan pas krijg je
de ervaring van de verantwoordelijkheid als beaamde verantwoordelijkheid, als iets waar de
mens ja op zegt, zonder dat hij het verantwoordelijk - gesteld - zijn zelf gekozen heeft. Alleen
zijn ja is zijn volledige vrije keuze. (Ibidem, p.277)

In een interview met Levinas peilde prof. Burggraeve of de ervaring van het Gelaat kan
beschouwd worden als een ervaring van God.

Prof. Burggraeve : Is wie in ellende verkeert dan de openbaring van God ? Levinas : De
betrokkenheid op de menselijke ellende, het besef van de misère van anderen, de verplichting
er iets aan te doen, dat is het ogenblik waarop God je te binnen valt. Ik ben er nogal toe
geneigd te stellen dat God ons daar te binnen valt, nog voor Hij ons te binnen valt bij de pracht
en majesteit van de schepping ... Ik betwist niet dat de schepping prachtig is, maar ik beweer
wel dat de schepping op de tweede plaats komt. Op de eerste plaats komt : 'Gij zult niet doden'
of 'Bemin uw naaste als uzelf'. (Ibidem, p.273)

In die Ander kan je volgens Levinas dus God ontdekken als de ‘gans Andere’, die oproept tot
verantwoordelijkheid en liefde voor de naaste zonder eigenbelang. En volgens Levinas heeft
elke mens tot taak zijn egocentrisme te overschrijden naar de ander toe, zichzelf te ontplooien
in dienst van de ander.

8
Godsdienst 5
1.4 Vindplaatsen van ethiek in de Bijbel

1.4.1 Het Oude Testament

1.4.1.1 Exodus: een verhaal van bevrijding

In het Oude Testament vinden we één van de belangrijkste verhalen uit de joods-christelijke traditie:
het verhaal van de uittocht of de Exodus. Het verhaal bestaat uit drie delen. Ze komen overeen met
drie belangrijke (levens)fasen die een volk of mens kan doormaken.

Elk jaar opnieuw herdenken de joden tijdens het pesachfeest dit exodusgebeuren.

EXODUS LEVENSFASE

Uittocht Het joodse volk trekt weg uit Het lukt niet altijd om vrij te leven. Te veel
(weg uit een Egypte, waar het als slaaf leefde. of te weinig werk, een vastgelopen relatie,
negatieve onmogelijke leefomstandigheden… zetten
situatie mensen ertoe aan om hun lot in eigen
handen te nemen.

Doortocht Twijfel sluipt binnen. Ze zijn niet Een nieuwe levensweg inslaan zorgt voor
(herbronnen) meer overtuigd van hun veel onzekerheid. Het kan bevrijdend
beslissing. Veertig jaar trekken ze werken om op die momenten van twijfel
door de woestijn. Het tweede mensen te ontmoeten die je raad geven en
verbond wordt gesloten en er zijn voor jou.
vastgelegd in de tien geboden.

Intocht Jozua, de opvolger van Mozes, Pas na lange tijd zien mensen of hun keuze
(start van een trekt met de joodse stammen goed was en ze er gelukkiger door werden.
nieuw leven) binnen in het Beloofde Land, Als ze vaststellen dat ze zich toch vergist
Kanaän. De tien geboden vormen hebben, is het mogelijk dat ze opnieuw op
de basis voor hun nieuwe weg gaan.
samenleving.

Het boek Exodus (het tweede boek van de THORA) beschrijft deze gebeurtenissen. De verteller doet
dit vanuit een gelovig perspectief: de reeks gebeurtenissen is niet meer toevallig. De Egyptenaren
hebben zoveel tegenslag dat het niet normaal meer is. Daar moet de hand van Jahweh achter zitten.

9
Godsdienst 5
4.1.1.2 Exodus 20, 1-17

Geen commandments: verplichtingen die je van buitenaf opgelegd krijgt.


Wel commitments: oproepen die je ernstig neemt als je ervoor kiest. Zijn een engagement
die je aangaat.

1 God is er
Bovenal bemin één God;
Ik ben de Heer, uw God. Gij zult geen afgoden vereren, maar mij alleen aanbidden en
boven alles beminnen.

2 Ik eerbiedig
Vloek noch spot.
Gij zult de naam van de Heer, uw God, niet zonder eerbied gebruiken.

3 Deze dag is heilig


Heilig steeds de dag des Heren.
Wees gedachtig, dat gij de dag des Heren heiligt.

4 Ik respecteer mijn afkomst


Vader, moeder zult gij eren.
Eer uw vader en uw moeder.

5 Ik wil leven
Dood niet, geef geen ergernis.
Gij zult niet doden.

6 Ik ben trouw
Doe nooit wat onkuisheid is.
Gij zult geen onkuisheid begaan.

7 Ik heb genoeg
Vlucht het stelen en bedriegen.
Gij zult niet stelen.

8 Ik ben eerlijk
Ook de achterklap en het liegen.
Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen.

9 Mijn liefde is puur


Wees steeds kuis in uw gemoed.
Gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste.

10 Ik ben dankbaar
Begeer nooit iemands goed.
Gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort.

10
Godsdienst 5
1.4.2 Het Nieuwe Testament

De evangelies zijn de enige geschriften van het NT die het over Jezus zelf hebben. Er zijn vier
evangelisten die elk hun eigen visie op Jezus in hun boek verwerken.
Matteüs is degene die zich tot de joden-christenen richt en het daarom heel belangrijk vindt
om Jezus voor te stellen als de opvolger van Mozes. Jezus wordt door hem als de nieuwe
Mozes gezien.
Jezus gaat net als Mozes de berg op waar hij een heel belangrijke redevoering houdt: de
Bergrede. Voor veel christenen vormt deze Bergrede wegwijzers voor een goed (ethisch!)
leven.

In de Zaligsprekingen vinden we de weg naar echt geluk.

Matteüs 5,1-12

Toen Hij de mensenmassa zag, ging Hij de berg op. Daar ging Hij zitten met zijn leerlingen om
zich heen. Hij nam het woord en onderrichtte hen:

Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.

Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden.

Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.

Gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.

Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.

Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.

Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.

Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk
van de hemel.

Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van Mij uitschelden, vervolgen en van allerlei
kwaad betichten.
Verheug je en juich, want je zult rijkelijk worden beloond in de hemel; zo immers voor jullie
de profeten.

De tegenstellingen of antithesen die volgen, gaan verder dan wat vanzelfsprekend is.
Jezus neemt de gangbare interpretatie van enkele voorschriften uit de Thora onder de
loep. Hij begint zijn uitleg ervan steeds met de woorden: ‘U hebt gehoord dat er gezegd is
… en ik zeg u…’ Dit was een zin die vele rabbi’s gebruikten bij het uitleggen van de Thora.
Jezus’ interpretatie is eerder bedoeld als aanvulling en verdieping dan als een afwijzing van
de gebruikelijke joodse interpretaties.

11
Godsdienst 5
Matteüs 5,21-22,38-48

Jullie hebben gehoord dat destijds tegen het volk is gezegd: ‘Pleeg geen moord. Wie moordt,
zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht.’

En Ik zeg zelfs: ‘Ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten
verantwoorden voor het gerecht.’

Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: ‘Een oog voor een oog en een tand voor een tand.’

En Ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang
slaat, ook de linkerwang toe te keren.
En als iemand je dwingt één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee met hem op.

Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: ‘Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.’

En Ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie
werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en
slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Is het een
verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo? (…) Wees dus
volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.

Oog om oog…

Het principe ‘oog om oog, tand om tand’ is een heel oud rechtsprincipe. Oorspronkelijk had
dat eerder te maken met het herstellen van het aangerichte kwaad dan met een oproep tot
wraak. (Ex 21,22-25 en Deut 19,16-21) Daarvoor werd het vroeger en wordt het vandaag
nochtans vaak gebruikt. Wie het Oude Testament goed leest, ziet ook daar al dat de voorkeur
uitgaat naar het vergeven van fouten en dat de mens wordt opgeroepen om het kwaad niet
met kwaad te vergelden.
In het Nieuwe Testament herhaalt Jezus dit principe. Tegelijk legt Hij de klemtoon op een
totaal geweldloze houding.
Ook na Hem zijn vele grote denkers het erover eens dat alleen een geweldloze houding meer
geweld kan voorkomen en het kwaad kan uitroeien.

Verantwoordelijkheidsmoraal

Jezus liet in zijn leven een nieuw ethisch handelen zien: radicaler en innerlijker.
In vele verhalen en ontmoetingen komt Hij op voor de innerlijke gezindheid en het volgen
van het geweten.
Het volstaat niet om in orde zijn met de uiterlijke wet (formeel) en het enkel te laten bij het
doen van wat jou opgelegd is (statisch) om sancties te vermijden (pessimistisch). Als je met je
hart en ziel het goede wilt doen (optimistisch), dan doe je zelfs meer dan moet (dynamisch)!

12
Godsdienst 5
1.5 Bestaat er een christelijke ethiek?

Binnen de christelijke traditie gebeurt een specifieke invulling van waarden vanuit een
evangelische inspiratie. Daarom staan die christelijke waarden niet in tegenstelling met de
maatschappelijke waarden waar er zijn wel enkele heel eigen accenten.

1. Een aantal waarden worden als primordiaal en onoverkomelijk beschouwd: bijvoorbeeld


de op de Bijbel gestoelde voorkeur voor de zwakste, de kwetsbare.

2. Een aantal specifieke waarden die niet of heel weinig tot de universele ethiek behoren
zoals vergevingsgezindheid en gastvrijheid.

3. Het verrijzenisgeloof maakt ons duidelijk dat het goede uiteindelijk zegeviert.

13
Godsdienst 5
Het hindoeïsme
1. Een religie geen godsdienst

Een belangrijk kenmerk van het hindoeïsme is de veelvormigheid.


In principe is het zo dat de gelovige vrij is om te kiezen welke opvattingen hij
aanhangt. Het wordt aan het individu overgelaten of hij zichzelf als theïst, pantheïst
of atheïst beschouwt. De gelovige kiest uiteindelijk ook zelf in welke goden hij wil
geloven. In werkelijkheid wordt de keuze beperkt door het varna- en jatisysteem.

2. Standensysteem

- Het standensysteem is door de Indo-Europeanen in het leven geroepen


om de inheemse bevolking te onderwerpen.
Eerst is er het varnasysteem (de eigenlijke standen) dat de hindoe-
maatschappij indeelt in 4 groepen:

1. Brahmanen (priesters)
2. Kshatriya’ s (edellieden en soldaten)
3. Vaishya’ s (kooplieden)
1+2+3 = Indo-Europeanen

4. Shudra’ s (dienaren – gewone arbeiders)


4= inheemse bevolking
Er is nog een vijfde groep van mensen die in geen enkele stand
thuis horen. Dit zijn de zogenaamde
onaanraakbaren of paria’s. Deze mensen worden als het vuil
van de straat beschouwd. Ze hebben geen officieel werk, geen
rechten… Deze groep van mensen werd door Mahatma Ghandi
verheven tot een vijfde stand. Hij noemde ze niet langer de
paria’s, maar de harijans (kinderen van God).

-Het varnasysteem is nog eens onderverdeeld in een kasten- of jati-


systeem. Een kaste of jati is een socio-religieuze groep waarbinnen
men geboren wordt en die gekenmerkt wordt door één bepaald beroep,
door gemeenschappelijke religieuze rituelen en door specifieke spijs-
wetten en omgangsregels. Elke kaste heeft een eigen naam. Endogamie
betekent dat men enkel binnen de eigen kaste mag huwen.
Het aantal kasten in India loopt in de duizenden.

14
Godsdienst 5
3. Geschriften

3.1 Veda’s (1200 v. Chr.)


Door de versmelting van de religie van het volk aan de Indus en de religie van de Indo-
Europeanen is er een nieuwe religie ontstaan die werd neergeschreven in de Veda’s. Er
zijn vier Veda’s waarvan de oudste de Rigveda is. In de Veda’s worden de
natuurelementen als gepersonifieerde natuurgoden beschouwd. De natuurelementen
(zon, maan, sterren, bergen, water, lucht…) krijgen een gezicht en worden in openlucht
vereerd.
Bij de verering werden de hymnen gebruikt ter ere van de schepping en de schepper. De
Brahmanen waren de uitvoerders van de gezangen en de offers die men hield ter ere
van de goden.
De boeken zijn dan ook sterk ritualistisch opgesteld. Tot in het detail staat uitgeschreven
hoe de offers moeten worden uitgevoerd. Bv. in hoeveel stukken de offerkoek gesneden
dient te worden, in welke richting de bloemblaadjes moeten gelegd worden…

3.2 Upanishaden (800 – 500 v. Chr.)


De mystieke kluizenaars verzetten zich tegen het ritualistisch monopolie van de
Brahmanen en schrijven een eigen geschrift. Centraal staat de visie op Brahman en het
reïncarnatiegeloof.

Samenhangend met dit verzet is ook de godsopvatting gewijzigd. Vanaf 800 v. Chr.
moeten de natuurgoden plaatsmaken voor drie vaste goden: Brahma (schepper), Vishnu
(behoeder van de schepping) en Shiva (vernietiger en hersteller van de schepping). Deze
drie zijn de verschijningsvormen van de universele oerziel, het universele oerprincipe
Brahman.

3.3 Bhagavadgita (500-300 v. Chr.)

De religie is nog teveel gericht op ‘specialisten’ en heeft nood aan een verbreding.
Onder invloed van de leken wordt een nieuw geschrift geschreven, nl. de
Bhagavadgita. Dit geschrift bevat de lekenspiritualiteit.
Centraal staat de meditatie, die gericht is op het evenwicht, de harmonie van de
mens met zichzelf, de mens en de kosmos, de mens met de mensen en de mens
met het goddelijke.
Het is een didactisch boek dat stap voor stap aan alle gelovigen wil duidelijk maken
wat men moet doen om dit evenwicht te bekomen.
Het is geschreven in dialoogvorm. Arjuna, een krijger, stelt aan Krishna1 allerhande
vragen, die door de godheid beantwoord worden.

1
Krishna is de volledige incarnatie van Vishnu. Iedere keer dat de wereld bedreigd wordt,
incarneert Vishnu voor een deeltje in een mens of dier om de wereld te redden. Vishnu
incarneert in een vis, schildpad, wild zwijn, leeuw-mens, dwerg, rama van de bijl, rama koning,
boeddha en in Krishna. Krishna is echter wel een volledige incarnatie van Vishnu en wordt ook als
volwaardige godheid aanbeden. Naast deze negen incarnaties verwacht men nog een tiende
incarnatie: paard.

15
Godsdienst 5
4. De visie op de reïncarnatie

Oorspronkelijk was er maar één werkelijkheid en dat was Brahman. De kracht


Maya heeft een scheiding teweeggebracht in deze werkelijkheid. Zo is de
zichtbare en onzichtbare werkelijkheid ontstaan. De enige echte werkelijkheid
is de onzichtbare werkelijkheid Brahman. De zichtbare werkelijkheid is een
illusie, is niet volmaakt.
De mensen die deel uitmaken van de zichtbare werkelijkheid hebben een ziel,
Atman. Oorspronkelijk behoorde de Atman tot Brahman. Er bestond een
spirituele eenheid tussen beide. Maar Maya heeft de twee uit elkaar gehaald.
De mens verlangt nu om de Atman opnieuw te verenigen met Brahman zodat
de spirituele eenheid hersteld is. Ze kan dat doen door werk te maken van het
Karma (= resultaat van alle positieve handelingen). Als het Karma voldoende
ontwikkeld is, komt de Atman tot verlossing: Moksha. Men is er van overtuigd
dat het Karma in één leven niet optimaal kan ontwikkeld zijn. Bijgevolg zal de
ziel terecht komen in de Samsara, de kring van wedergeboorten. De ziel
wordt door Brahma in een nieuw lichaam geplaatst in de hoop dat ze verlost
kan worden.

In vergelijking met de westerse opvatting in verband met reïncarnatie wordt


het terugkeren van de ziel beschouwd als een vorm van lijden. In het westen
zijn veel mensen de mening toegedaan dat ze willen terugkeren als mens of
zelfs als dier omdat het leven te kort is, of omdat het hier te goed is. Een
hindoe verlangt niet naar de reïncarnatie maar naar de verlossing!

5. Visie op mens en maatschappij

Deze visie is een uitbreiding van de visie die we aantreffen in de Upanishaden.

Elke mens wordt geboren in een bepaalde jati dat een onderdeel is van een bepaalde
varna. Naast deze indeling zal de persoon ook een bepaalde levenstoestand aannemen.
Er zijn vier verschillende ashrama’s: leerling, familievader, kluizenaar en shadu of asceet.
Deze ashrama’s worden niet door iedereen aangenomen. Iedereen begint wel met de
ashrama van leerling.
De hoofddoelstelling blijft de verlossing, Moksha. Maar naast de hoofddoelstelling zijn er
nog drie doelen die moeten nagestreefd worden: Dharma, Artha en Kama. Dharma zijn
de plichten die bepaald worden volgens je varna en ashrama om zo waarachtig mogelijk
te leven. Het is het ethische aspect van het hindoeïsme. Van de Dharma wordt gezegd:
‘Het is beter je eigen plicht te verwaarlozen, dan de plicht van iemand anders te willen
vervullen.’ Wat aanduidt dat elk individu zelf verantwoordelijk is om de ziel tot verlossing
te brengen. De plichten staan vermeld onder de verschillende ashrama’s:

16
Godsdienst 5
- Leerling:
Hij moet leven in gehoorzaamheid aan zijn Guru. Dit is een Brahmaan of
priester. Het doel is loskomen van zichzelf en leren opgaan of één zijn met
Brahman. Dit is loskomen van alle eigen ideeën en verlangens.
Dit is een plicht voor iedereen.

- Familievader:
Deze fase kan eventueel overgeslagen worden. Deze heeft drie belangrijke
taken:
• tegenover de anderen: voortplanting
• tegenover de meesters: de Guru’ s ondersteunen of zelf een zijn
• tegenover de goden: offers brengen

- Kluizenaar:
Dit is een teruggetrokken leven in de wouden om te offeren en de veda’ s
te bestuderen. Deze fase is eveneens niet voor iedereen verplicht.

- Asceet of Shadu:
Zij proberen te komen tot volmaakte eenheid van Atman en Brahman. Zij
ontzeggen zich alles wat werelds is.
Kenmerken:
• mannen leven in dienst van de goden
• bedelaars
• voorhoofd: symbolen van Shiva
• leven op lijkverbrandingsplaatsen
Zij worden ook de heiligen genoemd.

Artha is streven naar rijkdom, bezit, economische en politieke macht. Dit doel kan niet
meer gerealiseerd worden door de kluizenaar en de asceet.
Kama is het streven naar een kunstvol en cultureel leven; lichamelijke liefde en lust. Ook
deze doelstelling is niet in elke ashrama te bereiken.

Om deze vier doelen te bereiken zijn er drie mogelijke wegen: karmaweg, jnanaweg en
bhaktiweg. Naar gelang de soort weg die door de jati wordt gevolgd, word je een
karmayogi, jnanayogi of bhaktiyogi.
- karma: resultaat van alle positieve handelingen overeenkomstig met de
dharma
- jnana: je oefenen in wijsheid en inzicht
- bhakti: vroomheid en overgave aan de godheid
Er wordt één bepaalde weg gekozen om de vier doelen te bereiken.

17
Godsdienst 5

You might also like