You are on page 1of 51

1

Ethiek samenvatting
Deel 1: basisthemas uit de ethiek
Inleiding
het goede voor individu en gemeenschap

zedelijk, moreel en ethisch = synoniemen
ethos, thos en etnos verband tussen sociale groep, gewoonten en verblijfblaats
zeden, moraal en ethos = neutrale betekenis
zedelijkheid, moraliteit = normatieve, evaluerende betekenis ( het feit van al dan niet zedelijk te zijn)
Moraal = objectief systeem van gedragsregulering m.b.t wat goed of slecht is , mag of verboden is in een
groep.
Moraliteit= standpunt van het subject: kwalitatief niveau van het handelen, handelingsbewustzijn

ethiek in de technische betekenis: systematisch-kritische reflectie over moraal en moraliteit
( = praktische wijsbegeerte die handelt over zedelijke begrippen en gedragingen, over wat goed en kwaad is)

Theoretische wijsbegeerte Praktische wijsbegeerte
-Weten om het weten - weten om te handelen
-praxis (omgang met de WH) en WH zelf verbeteren
- werkelijkheid zoals ze is - werkelijkheid bekijken zoals ze zou moeten zijn
- 2 componenten:=moraal en moraliteit

Descriptieve ethiek: brengt het morele veld in kaart vanuit historisch (diachronisch) en
hedendaags(synchronisch) oogpunt. Wetenschappelijke beschrijving, die wel een verklaring zoekt van deze
moraal (verbinden met andere feiten), maar evalueert deze systemen niet. (= moraalwetenschap)

Heinz- dilemma (L. Kohlberg) : Mr. Heinz= apothekersassistent. Vrouw is terminaal ziek. Nieuw geneesmiddel
ontwikkeld( experimenteel en duur) komt in de apotheek. Is het gerechtvaardigd om het te stelen?
Stadia van de morele ontwikkeling ( empirisch onderbouwde typologie van de morele ontwikkeling via
dilemma onderzoek. Bv. Heinz dilemma):
Niveau 1: Pre-conventioneel, gedrag is gericht op het vermeiden van straf
1) regels volgen uit gehoorzaamheid t.o.v. autoriteiten
2) goed is eigenbelang volgen
niveau 2: Conventioneel, sociale erkenning door conformiteit
3) goed zijn is de verwachtingen van anderen vervullen en loyaal zijn
4) goed is de wetten respecteren en zijn plichten vervullen
niveau 3: postconventioneel: zich richten op algemene morele principes vanuit het oog voor algemeen
maatschappelijk belang of vanuit inzicht in de geldigheid van algemene principes.
5) Zich houden aan onderlinge afspraken en vermeerdering van het nut voor zoveel mogelijk mensen
6) Goed is het volgen van autonoom gekozen, universele rechtvaardigheidsprincipes.

(mannen scoren hoger dan vrouwen feministische kritiek Gilligan : welke criteria hanteren?)


Normatieve ethiek: filosofische reflectie op het morele, die op zoek gaat naar de legitimering van morele
normen. Waarom- vraag. Wat is goed en kwaad en hoe kunnen we dit funderen? (= moraalfilosofie)

algemene ethiek: bestudeert normatieve en meta-ethische problemen in hun algemeenheid, zonder toe te
passen op concrete situaties. Algemene principes en fundamentele grondslagen voor het menselijk handelen
in het algemeen

bijzondere ethiek: Algemene principes in verband brengen met bijzondere situaties. Toegepaste ethiek
(applied ethics) = ongelukkig gekozen term omdat het niet zo gemakkelijk is als het lijkt.

2

Individuele ethiek : bestuderen van menselijk handelen, legitimerende normen en funderende beginselen
voor zover het gaat om de mens als individu, zijn individueel geluk en goede leven.( micro-ethiek)

Sociale ethiek: bestuderen van het menselijk handelen voor zover het gaat om de mens als
gemeenschapswezen. (macro ethiek)

Meta-ehtiek: analyseert de taal van de normatieve ethiek in haar semantische en logische aspecten. (=
tweedeordemoraalfilosofie) Regels van de 2
de
orde, die gaan over de ethiek.


Ethische theorien die aandacht schenken aan handelende subject en intenties:
- gezindheidsethiek : bij beoordeling van ethisch gehalte van een daad mogen alleen de intenties van de
persoon in aanmerking komen.
-consequentialisme: alleen de gevolgen van een daad mogen in aanmerking komen voor de beoordeling.

Ethische theorien die gaan over de invulling van het object van de handeling:
alle ethische theorien zjin het erover eens dat het object van een ethische handeling het goed is. Maar
wat is het goede?
- dat wat goed-voor-ons is
objectief( voor ons organisme ) en subjectief (bv. genot)
- dat wat goed-op-zich is
objectieve standaard voor goedheid. formeel bepaald als algemene stelregel waaraan ons gedrag zich
dient te conformeren.

Grenzen van de ethiek:
nadenken op zich is nog niet het goede handelen= belangrijker dan reflectie
geeft geen catalogus van normen mensen moeten zelf kiezen
geen opperrechter

Doel van de ethiek:
bestaansverhelderende functie: mensen stellen zich vragen over wat ze zijn, over hoe wij met elkaar moeten
omgaan
communicatieve functie: discussies, argumenteren, = zelf een principile keuze.( ethisch verantw.)
kritische functie: ( bv spanning aantonen tussen instelling die iets beoogt en eigenlijke werking)


Hoofdstuk 1: problemen voor een normatieve ethiek

1. De legitimeringscrisis
A. De paradox voor een actuele ethiek
Morele crisis
Is niet: - loutere aantasting van bepaalde waarden uit de traditionele moraalcodex.
dynamiek samenleving! Nieuwe wetenschap. Inzichten en wijzigende soc. organisatie zorgt ervoor dat
waarden evolueren
-het niet in staat zijn van de samenleving om nieuwe waarden te formuleren
een voortdurend veranderende SL eist van haar leden een hoog aanpassingsvermogen nieuwe
waarden worden geformuleerd. hoe sneller de SL verandert, hoe groter de kans op fundamentalisme
+ er zijn vastgelegde normen in teksten die niet evalueren nl. UVRM, rechten van het kind

wel: legitimeringscrisis: de grondslag zelf van de normativiteit lijkt ter discussie te staan
feitelijke consensus lijkt niet meer rationeel gerechtvaardigd te kunnen worden vanuit een objectieve
grondslag

Paradox van Apel :
Een universele, dit wil zeggen intersubjectieve ethiek van solidaire verantwoording schijnt tegelijk
noodzakelijk en onmogelijk te zijn

3

Noodzakelijk: mens wordt geconfronteerd met planetaire verantwoordelijkheid.
wetenschap en technologie hebben effecten die de gehele wereld en mensheid raken
behoefte van een wereldomspannende en intersubjectieve ethiek

Onmogelijkheid: het enige wat universeel is lijkt de taal van de wetenschap en techniek (= wiskunde). Alles
wat niet positief-wetenschappelijk kan worden verantwoord, zoals waarden en normen, valt hier buiten
dreigt als irrationeel bestempeld te worden.

Paradox: de succesvolle wetenschap en technologie die de legitimeringsbehoefte doet toenemen, schept
ook onmacht om haar te vervullen

Op individueel niveau:
we hebben meer kennis over de gevolgen van ons handelen creert nieuwe verantwoordelijkheid
verhoogde techniciteit vergroot de draagwijdte van de gevolgen
toegenomen keuzemogelijkheden t.a.v. wat vroeger het natuurlijke of sociale fatum wasfactum

B. De disjunctie feit-waarde

= historische oorsprong van de aantasting van de mogelijkheid tot intersubjectiviteit.

Funderen van een ethisch standpunt formuleren van conclusie
kan niet op basis van louter feitelijke premissen ( je kan niet zomaar van feit overstappen naar waarde,
imperatief)
je mag niet meer concluderen dan er al in de premisse zit. ( verschil tussen zijn en moeten)
feiten zijn een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde in de ethiek

Typisch probleem van de moderniteit (sinds D. Hume)
in de antieke en middeleeuwse traditie: morele voorschriften zitten vervat in de ontologische structuur
van de werkelijkheid omdat ze teleologisch geduid is. de WH wordt functioneel benaderd. Iets dat zijn
functie vervult is goed.
Aristoteles: mens is functioneel concept. Vanuit zijn essentile natuur wordt zijn doel afgeleid. Morele
voorschriften zijn factisch, een aanduiding van wat de mens leidt naar een telos. Bv. rede ontplooiing
van de redelijkheid.
Sartre: lexistence prcde lessence. Wat is een goed mens ? wat is zijn functie? Moeten we zelf
ontdekken.
verschuiving in onze cultuur : Moraliteit wordt niet langer gezien als de aanvaarding van een natuurlijke
orde. De mens moet zelf gaan evalueren.
Moderne wetenschap breekt met aristotelische traditie: wenst niet meer te zoeken naar de essentie of
een telos, maar onderzoekt verschijnselen in mathematische verbanden. Doelen vallen buiten de rationele
orde.

C. Disjunctie doel- middel

Weber: rationalisering van de wetenschap zou steeds ruimere sectoren van de WH inpalmen
= onttovering van de wereld
hoe meer we rationeel proberen te organiseren, hoe minder plaats voor waarden

Doelrationaliteit Afwegen van middelen, gevolgen en alternatieven in functie van een doel
waarderationaliteit: handelen dat wordt beheerst door het geloof in de objectiviteit van ethische of
religieuze waarheden.
scheiding heeft als effect dat datgene wat met waarden en doeleinden te maken heeft gesitueerd
wordt buiten de rationaliteit. Waardeconflicten kan men niet rationeel beslechten: je kan erover
discussiren, zonder dat men de normativiteit ervan kan funderen.

2. Schets van onze leefwereld als postmodern

A. Oorsprong
4

vanaf de 16
de
eeuw is het Westerse cultuur een nieuwe koers gaan varen , waarvan de gevolgen nu
geleidelijk tot ons doordringen.
Postmodern= lege term, periode na periode die voorbij is. Alles is al gezegd geweest. Besef dat vooruitgang
niet noodzakelijk vooruitgang is .

het experiment van de Moderne tijd (H. De Dijn)
het ideaal van zelfbeschikking: volkomen ontpooiing op basis van intellectuele autonomie en het
zichzelf de wet stellen.
succesvol in de wetenschappen: zich niet meer laten inspireren door traditie, maar zelf onderzoek
uitvoeren en experimenteren.
uitgebreid naar andere domeinen en sferen zoals het terrein van menselijk handelen en
waardebeleving. Succes?

Interne tegenstrijdigheden:

Verlichtingsideaal botst op haar grenzen:
- contradictie tussen leven op basis van rationele kritiek <-> realiteit van de waardebeleving
Kiezen wij onze waarden vanuit een rationele overweging ? of kiezen waarden ons? in datgene dat ons
maakt tot wie we zijn, is een groot aandeel weggelegd voor elementen die we zelf niet bepalen. Bv
afkomst. Wat we echt belangrijk vinden kiezen we vaak niet zelf
tweespalt tussen wat materieel juist is en wat ons gevoel aanspreekt.
- verlichtingsidealen zijn abstract, toegepast op het menselijke leven ze zijn feitelijk leeg ideaal van
ieder bepaalt voor zichzelf wat hij wil eis van tolerantie

Veranderingen op politiek, sociaal en economisch vlak:
- besef dat politieke en economische instituties uitgegroeid zijn tot megamachines die op zichzelf draaien.
twijfel aan de maakbaarheid en stuurbaarheid.

het einde van de grote verhalen J.F. lyotard:
de grote verhalen van de moderne tijd(vooruitgang, emancipatie,) zijn ongeloofwaardig geworden.
(zowel theoretisch als door de feiten ongeloofwaardig geworden, niet weerlegd)
gevolg: tegenover universele verlichtingsaspiraties groeiende sypathie voor allerlei vormen van
particulariteit.
toenemend individualisme eigen waardegeheel.
= spanning tussen individualiteit en intersubjectiviteit.
Particulariteit (ook als groep) wint opnieuw aan belang.
Ook ironie (Kierkegaard. Het doet er allemaal niet toe, de mens kan zich niet meer engageren), esthetische
levenshouding ( zo aangenaam mogelijk maken), cynisme( we weten al dat het niks uitmaakt, je kunt nooit
goeddoen) ,apathie( er is niets meer aan te doen, wij moeten ervoor zorgen dat wij het zo goed mogelijk
hebben)

3. Technocratie als crisisfenomeen

Disjunctie doel-middel en feit-waarde
mogelijkheid geopend dat doelen niet langer van buiten af worden aangebracht, maar door de
technologische evoluties zelf worden genduceerd kwestie doel-middel is achterhaald, proces werkt uit
zichzelf

Legitimering wordt zelf als overbodig beschouwd. technologische imperatief: technologie tekent zelfs de
keuzes uit. Legitimering ligt in de performantie van de techniek zelf.
Apel

Verschil tussen doel en middel verdwijnt. (bv. democratie als overleg over het goede vs democratie als middel)
Technocratie is niet: beheerst worden door technocraten, maar het feit dat techniek zelf heerst.



5

4. Ethisch relativisme:

Verscheidenheid aan ethische theorien en feitelijke morele posities m.b.t. maatschappelijke problemen
toont pluralisme en dat algemene consensus niet zonder meer aanwezig is.

Als we tolerant moeten zijn en anderen niet kunnen overtuigen van onze opvattingen, hoe kunnen we onszelf
dan overtuigen? Is een morele positie een kwestie van aanvoelen en subjectieve voorkeuren? Is er dan niets
wat echt de moeite is?

Ethisch relativisme= positie waarin ontkend wordt dat er normen zouden zijn die intersubjectief-universeel
zouden gelden.

Twee posities:
Descriptief relativisme: feitelijke constatering dat er ethische onenigheid heerst tussen individuen, historische
groepen en periodes,
Principieel relativisme: stelt dat normen verschillen omdat ze principieel onbeslisbaar zijn omdat ze:
a. relatief zijn ten opzichte van het individu : elk mens is een uniek wezen dat zijn eigen bestaan te ontwerpen
heeft. Illusie om ervan uit te gaan dat er een soort universele menselijke existentie is.
b. relatief zijn ten opzichte van de geschiedenis: waarden en normen zijn resultanten van historische evoluties
c. relatief zijn ten opzichte van de cultuur: normen en waarden bestaan niet in een soort universele plaats, los
van elke specifieke cultuur. Elke poging om een universeel standpunt in te nemen is een vermomming van
etnocentrisme ( eigen particuliere maatschaven opleggen aan andere culturen. Bv. mensenrechten)
d. ethische discussies leiden zelden tot definitieve conclusies. Ethische uitspraken hebben niet hetzelfde
statuut als wetenschappelijke uitspraken niet dezelfde graag van verificatie eerder plaatsen op het niveau
van subjectief aanvoelen= willekeur.
-> wij zijn het eens dat wij het niet eens zijn.

universele claims zijn feitelijk rationaliseringen van particuliere belangen
kritische functie: ontmaskeren van morele verabsoluteringen als dekmantel voor het doordrukken van
particuliere belangen.

Kritiek op het ethisch relativisme:
is het morele volstrekt relatief? Verliezen we geen fundamentele eenheid uit het oog door de focus op de
verschillen?

a. Oppervlakkige verschillen
Verschillen inzake toepassingsvoorwaarden
o Reikwijdte van toepassing is onderhevig aan evolutie (bv. respect voor de persoon: eerst
alleen voor vrije burgers, nu ook voor immigranten,vrouwen,)
o Beter inzicht in de feiten brengt evoluties mee inzake morele opvattingen (bv. rol van de
vrouw)
o Verschillende situaties( context) vragen verschillende toepassingen. (bv. stakingsrecht
arbeiders, ambtenaren, studenten)
b. Hirarchie
Bepaalde waarden zijn zodanig fundamenteel dat men hier niet onverschillig tegenover kan staan. Bv.
afwijzen van foltering

c. Theoretische contradictie
het ethisch relativisme fungeert zelf als een soort ideaal= tolerantie. fungeert als een niet relatieve
waarde met transindividuele en transculturele geldigheid. In die zin heft het relativisme zichzelf op (self-
stultifying).

d. Praktische contradictie
3 houdingen met betrekking tot tolerantie
1) Negatieve tolerantie: de afwijkende positie wordt getolereerd, niet om de waarde ervan, maar om
allerlei andere redenen
6

2) Relativistische tolerantie: ik kan niet weten of mijn eigen opvattingen beter zijn, want er is geen
gemeenschappelijke maatstaf.
esthetische levensideaal van niet-gengageerdheid: geen enkel ideaal is de moeite
waard.=indifferentie
ofwel keert tolerantie om in haar tegendeel. Indien er geen gemeenschappelijke waardebasis is ,
heerst er het continue gevaar voor manipulatie, willekeur en geweld. (zorgen dat jouw opvatting de
bovenhand haalt als ze toch allemaal gelijk zijn)
3) Positieve tolerantie: uit respect voor de ander als persoon, erken ik zijn recht op identiteit. Bereidheid
tot discussie vanuit de overtuiging dat er een gemeenschappelijke basis kan zijn.

Conclusie: spanning tussen de toenemende vraag naar ethiek en de constatering van een
onverschilligheid of overbodigheid van ethiek.

Hoofdstuk 2. Geluk als grondnorm

Vraag naar legitimering van normativiteit beantwoorden.

Teleologische ethiek: de vraag naar de grondslag voor ons handelen komt neer op de vraag naar het doel. Een
doel dat waardevol is impliceert dat de handelingen die tot dat doel bijdragen ook goed zullen zijn. (geluk :
6ristoteles, genot: hedonisme, nut: utilitarisme,) extreme vorm: loutere resultaatsethiek.

Deontologische ethiek : men gaat ervan uit dat handelingen of regels op grond van andere kenmerken dan
hun concrete gevolgen moreel gerechtvaardigd zijn of niet.( plichtsethiek van Kant, Levinas) extreme vorm:
loutere gezindsheidsethiek.


Hoofdstuk 2: Geluk als grondnorm

1. Aristoteles ( 384- 322 v.C.) : de ethiek van het goede leven

Gesitueerd tegen de context van de polis.
Door de eeuwen heen beschouwd als grondtype voor ethisch denken. ( heropleving in de Deugdenethiek)

A. Het statuut van de ethiek
ethiek als filosofische, zelfstandige discipline.
ethiek van de vrije burgers in de polis voedingsbodem in de algemene zedelijkheidservaring en morele
leefregels en gedragspatronen van de Griekse cultuurgemeenschap. (= contextueel)

Theoretische wetenschap = theoria = kennis is vast toeschouwer
Poietische wetenschap= poiesis technische kennis om een product te maken

Praktische wetenschap= praxis juiste, veranderlijke beslissing- actor
= kunst om de juiste beslissing te nemen, juiste wijze van handelen het goede leven
Doel :Het gaat niet om kennis van de deugd, maar om de deugd zelf (eupraxie)
Aard: voor eupraxie is kennis nodig, inzicht en kritisch onderzoek. wel niet dezelfde graad van exactheid als
theoretische kennis( epistm betrekking op het eeuwige,universele) altijd verbonden met de concrete
situatie waarin geoordeeld of gehandeld wordt. Gestoeld op de ervaring, inductief

Ethiek = praktische discipline
in de beoefening van het zedelijke bereikt met inzicht in de morele waarden
zedelijke goede: prakton agaton: de inhoud van het handelen is geen consequentie van een gegeven doel,
maar richtinggevende idee. Het bestaat slechts in zoverre het door morele activiteit wordt gerealiseerd.
socrates en Plato: idee van het goede fungeert als transcendente norm voor het zedelijke
circulaire structuur: ethische reflectie kan pas vanuit concrete levenservaring en die ervaring wordt
geordend door reflectie zelf.

7

Veronderstelt inzicht in de structuur van het menselijk handelen:
Poiesis: handelen met een doel buiten zichzelf. maken. Bv. koken
Praxis: handelen zonder doel buiten zichzelf, maar in zichzelf, wanneer die op de best mogelijke
manier wordt voltrokken. Bv muziek spelen
zowel praxis als poiesis kunnnen worden voltrokken met het oog op een andere acitviteit

Ethiek heeft te maken met het menselijk leven als praxis: voltrekking van het leven zelf,op de best mogelijke
manier.

B. Eudaimonistische ethiek

Is elke praxis een middel tot een doel? vraag naar het hoogste doel of het hoogste goed. Wat is het beste
leven dat een mens kan leiden?
het goede is het doel, want omwille van het doel doet de mens al de rest
= teleologische ethiek

het hoogste goed is het geluk (eudaimonia) alle mensen streven immers naar geluk. Het beste leven is
een gelukkig leven.
Geluk: objectief niet het resultaat van individuele keuze, maar wordt bereikt door voltooiing van wat reeds
potentieel in de mens aanwezig is. het gaat om een houding
C. Inhoud van het geluk
a. Het hoogste goed:
Voor sommige mensen is het geluk te vinden in genot, sociaal aanzien,, maar deze zijn niet een doel
op zichzelf. (doel: ontspanning, zelfbewustzijn,)
Geluk dient te worden gezocht in een activiteit! Is er een specifieke activiteit voor de mens?
bepaling van de mens in relatie tot de kosmos.
b. Inhoudelijke bepaling: geluk is een complex geheel dat erin bestaat de eigen geschiktheid optimaal te
realiseren. Drie componenten:
De mens onderscheidt zich van de andere wezens doordat hij beschikt over de logos.
de meest specifieke activiteit voor de mens de activiteit van de rede het hoogste goed is
de meest volmaakte werking van de rede
De mens is echter geen zuiver redelijk wezen. Geluk zal moeten worden aangevuld met
deugdzame activiteit.
Secundaire factoren:
o Inwendig: genot, subjectief geluksgevoel
o Uitwendige factoren: rijkdom, gezondheid,vrijheid,eer,
geluk is een geheel maken van deze 3 elementen
hedonisme
Geluk wordt immanent gedacht en is het resultaat van een zedelijke praxis.

D. Aristoteles deugdenleer

Het begrip hoogste doel brengt ons bij het begrip deugd= voortreffelijkheid, excellentie
deugd in oorspronkelijke zin als rechtstreeks verbonden met de rede: intellectuele deugd.
Naast denken is er in de mens ook een willen of streven streefvermogen beheerst door de rede= ethische
deugden. (karakterdeugden) :
= een karakterhouding die ons in staat stelt een keuze te maken en die het midden houdt met betrekking tot
ons , een midden dat bepaald wordt door de rede, dat wil zeggen zoals een verstandig mens het zou bepalen.

de ethische deugd ligt hierin dat het streefvermogen de rede gehoorzaamt. Het is een door vrije handeling
verworven gewoonte.
= deugd is een houding, een door gewoonte verworven houding en blijvende dispositie. dus geen eenmalige
toevalstreffer (we moeten dappere dingen doen om dapper genoemd te worden)
belang van opvoeding en oefening

1)Deugd houdt het midden tussen twee ondeugden, die dienen te worden vermeden. Griekse ideaal van
volmaaktheid: maat houden, harmonie en orde
8


2)het juiste midden moet rekening houden met de persoon. (zedelijkheid is betrokken op een subject)

3)het midden wordt bepaald door de rede van de verstandige. Zijn wijsheid berust op ervaring

4)het juiste midden= hoogtepunt, geen middelmatigheid.
optimale verwezenlijking van het streven

Intellectuele deugden (dianotische deugden):
Verwerkelijking van de logos zelf.
3 manieren:
Theoretische wijsheid: inzicht in de WH zelf (sophia)
Gebruik van de logos met het oog op het realiseren van concrete en veranderlijke doelen ( techn)
Weten over het handelen ( phronsis) of praktische wijsheid. Goed weten te handelen= goed weten te
overwegen en bepalen wat een handeling in een specifieke situatie goed maakt. Weten wat relevant is
in een bepaalde context.
de wijze is degene die op grond van de intellectuele deugden de ethische deugden beoefent.

E. Enkele slotbeschouwingen

1) Het is een ethiek van de burger in de polis. Het goede leven is een leven binnen een gemeenschap.
Geluk is nooit ten volle te beleven door 1 persoon. De SL spreekt alle kwaliteiten aan.
2) De ethiek van Aristoteles is radicaal humanistisch en immanent. Geluk is hier en nu te bereiken
3) Aantal centrale concepten uit de ethiek zijn bij Aristoteles nog niet of in geringe mate aanwezig: de
wet, regel, plicht, geweten, wilsvrijheid, berouw
4) In recente ethische discussies merkt men een heropleving van een deugdenethiek.
20
ste
eeuw klassieke ethiek: klemtoon op universaliteit, regels die voor alle mensen gelden. 2
de
WO:
inzicht dat alle mensen zonder onderscheid evenwaardig zijn. Risico: concrete, individuele mens over
het hoofd zien.
staat ver van het dagelijkse leven en concrete normatieve vragen doet teruggrijpen naar
deugdenethiek: misschien betere houvast (houding die in staat zelf in een concrete situatie te
beslissen). Laatste kwart van 20
ste
eeuw: rehabilitatie van de particulariteit.
Aristoteles : wie zich afvraagt of hij zijn ouders moet beminnen, heeft geen argumentatie nodig,
maar straf = Als je dat niet inziet, dan is er geen enkele theoretische redenering die je dat zal doen
inzien. Geen enkel bewijs voor. Wie dat niet als een soort elementair inzicht vat, help je niet daarmee.
Deugd is niet een soort conclusie, maar een soort onmiddellijk inzicht. het gaat om concrete
particuliere omstandigheden.

2. Het epicurisme of het genot als hoogste goed

A. Inleiding.

Hedonisme- hedendaagse samenleving-individualisering- consumptiemaatschappij
Hedonisme niet uitsluitend denken in termen van consumptie!
Primaire verlangens- hoger genot. Is het ene genot het andere? Of juist niet?

B. Een nieuw type van Filosofie
Filosofie als levenswijsheid ( 4
de
eeuw v. Chr. 3
de
eeuw na Chr.)
= gericht op het geluk dat tot stand kan worden gebracht door een eigen manier van leven, bepaalde
levensstijl. klemtoon op een levenspraxis
geldigheid van de levenspraxis kan worden geverifieerd in de beoefening zelf. Niet worden bewezen. ( het is
niet belangrijk of ze theoretisch juist is )
aanbrengen van richtlijnen die geluk bevorderen therapie voor de ziel (psycho- therapie)

Maatschappelijke context
In het Epicurisme en bij de Stoa gaat het om het goede leven hier en nu voor het individu
Aristoteles : burger in de polis (gemeenschapswezen)
9


Historisch politieke factoren:
Kleine polis wordt opgelost in grotere politieke entiteiten ( rijk van Alexander de Grote- Grieks-
Romeinse rijk)
Wereldburgers ( burger van een stad)
Gaat gepaard met steeds toenemend individualisme: directe band met bestuur valt weg
Individu komt op zichzelf te staan en zoekt voor zichzelf het geluk

C. Wat is genot?
Een complex gegeven
Valt niet samen met het niveau van de lagere genoegens

Het enige intrinsieke goede is gelegen in het genot of genoegen pijn vermijden en zo groot mogelijke
bevrediging van onze verlangens te bereiken
= evident/instinctief, van nature gegeven bij alle wezens

Genot is evenwel complex, want de mens is zelf complex.
Moeilijke algemene beschrijving mensen verschillen
= bewustzijnstoestand die door verschillende zaken kan worden opgewekt
genot is dus gevarieerd en verondersteld de phronsis (= kunst om te kiezen en eventueel uit te stellen)
Bv. het is beter lessen te volgen dan niet te slagen

Epicurus definieert het genot negatief: een toestand waarin je niet gekweld wordt. = a-taraxia (
afwezigheid van stoornissen) ~ a-ponia (lichamelijk)

genot is het resultaat van het uitschakelen van allerlei kwalen. toestand van genot en onverstoord
zijn ( kicks en excitement = activiteit)
Ligt het genot dus in de activiteit zelf of in de toestand die daaruit voortvloeit?

Kinetisch genot: ervaren we bij een activiteit
Katastematisch genot: ervaren we op een moment van rust en bevrediging
geen verschil qua genot, maar het katastematisch genot staat aan het einde en is dus de eigenlijke zin
van het genot

D. De taak van de filosoof

De filosoof treedt op als een therapeut voor de ziel tetra pharmakon ataraxia bereiken en zorgen dat
genot niet wordt verstoord

1) Omgaan met verlangens
Menselijk verlangen is per definitie onverzadigbaar( steeds nieuwe verlangens kwelling).
Grieks ideaal: harmonie,maat, begrenzing ( eindeloosheid) de hedonist moet leren zijn
verlangens te begrenzen bevrediging. ( hedendaagse mens: wil door technisch ingrijpen zijn
verlangens steeds beter bevredigen)
3 soorten verlangens:
Natuurlijke en strikt noodzakelijke
Natuurlijke en niet strikt noodzakelijke
Ijdele verlangens vervallen in het oneindige
2) Omgaan met pijn
Ook pijn heeft grenzen. si gravis , brevis, si longus, levis lichamelijke pijn = grote kwelling ze
moet in evenwicht gehouden worden met het genot
3) Angst voor de natuur en voor de goden
Essentile voorwaarde voor gelukkig leven = breken met de traditionele religie
Mensen vrezen dat zij op allerlei manieren ingrijpen
Grondige studie van de natuur= belangrijk om verklaring op te stellen voor natuurverschijnselen
Goden zijn perfect gelukkig en bemoeien zich niet met aardse sfeer
4) Angst voor de dood
10

Voor iedereen de grootste kwelling
De dood heeft niets met ons te maken. Zolang wij bestaan is de dood er niet , en wanneer de dood
er is zijn wij er niet meer
atomisme: de dood is het uit elkaar vallen van een bepaalde configuratie van atomen
dood is bevrijding van de oneindigheid van verlangens
leef verborgen ( doe niet aan politiek onverstoorbaarheid, ijdele begeerte)

E. Kritiek op het epicurisme

dient genuanceerd te zijn: anders lijkt het al snel op verzuurd moralisme.
Invloed van stocijnse opvatting en de invloed ervan op het christendom moraal en ethiek geassocieerd met
plicht en doet wat men niet graag doet

a. Het hedonisme als psychologische theorie (descriptief)
Basisidee van het hedonisme: mens streeft naar genot en alle andere dingen waar hij
naar streeft verschijnen als middel voor het genot. Genot is echter nooit zonder
object begeleidende toestand. mensen zijn niet genteresseerd in genot op
zichzelf, los van de dingen waaraan ze genot beleven.
Mensen streven heel wat dingen na zonder te denken aan het genot dat eruit zou
kunnen voortvloeien. we willen het genot niet om zichzelf en ook niet exclusief.
Bv. streven naar waarheid, zelfrespect, vrijheid, niet louter te herleiden naar
streven naar genot. Is genot niet eerder een effect van ons handelen? Bevrediging
dat ons doel gerealiseerd is?
In het hedonisme worden verlangens herleidt tot behoeften. Maar de mens is een
complex wezen: essentieel een wezen van verlangen.
verlangen vs. Behoefte : om te voldoen aan een behoefte weten we wat we
moeten doen
Verlangen van het verlangen: we verlangen ernaar door anderen verlangd te
worden: we kunnen anderen hierin niet dwingen en willen dat dit gemeend is.

b. Het genot als ethisch criterium (normatief)
Het genot zonder meer identificeren met goed is problematisch: Volgens de
hedonist is alle genot vergelijkbaar.
grondfout : genot is zeer verschillend, afhankelijk van de activiteit. Genot is een
begeleidende omstandigheid kan je niet vergelijken kwaliteit van activiteiten
zelf vergelijken.
Los van de activiteit kan men het genot moeilijk ethische waarde toekennen. wat
lustvol is , is nog geen garantie voor blijvend welzijn. veronderstelt een kritische
instantie, die particuliere waarden toetst aan het totale goed van de persoon. (valt
buiten hedonisme een onpartijdige derde zou in een consequent hedonisme
opnieuw vanuit het genot oordelen en zijn eigen positie opheffen)

Hoofdstuk 3: De menselijke persoon als grondslag

1. De Ethiek van Kant: Zedenwet en autonomie
A. inleiding

Vr Kant werd de oorsprong van de zedelijkheid gezocht in de orde van de natuur of van de gemeenschap, in
het verlangen naar geluk, in de wil van God of in een moreel gevoel. objectgerichte aanpak

uitgangspunt van Kant: fundament voor ethiek zoeken binnen het subject

Kritik der reinen vernunft: aantonen dat wij over betrouwbare, universeel geldige kennis kunnen beschikken
doorlichten van het verstand categorien
empirisme Hume en Locke impasse, scepticisme(louter alleen op basis van ervaring kan je niet tot
betrouwbare kennis komen) & rationalisme Descartes, Leibniz, Spinoza, ervaring speelt hierin niet mee.
11


Waarop steunen we de betrouwbaarheid van wetenschap? Hoe is wetenschap mogelijk?
werking van ons verstand bekijken rol van het subject laten spelen
Impulsen uit de Werkelijkheid worden gestructureerd door het verstand. Betrouwbare kennis is gefundeerd op
waarnemingen gesitueerd in ruimte en tijd. = eerste structuren
Vervolgens wordt dit geordend door de categorien: structuren van het verstand zelf zorgen ervoor dat wat
we zien, we ook begrijpen. Bv. causaliteit. Zit niet in de WH zelf, maar iets dat ons verstand gebruikt om de
werkelijkheid te snappen. empirische input wordt verwerkt tot kennis
Is alles wat geen wetenschap is dan onzin?
ideen:
- idee van de Ik: blijft doorheen de tijd altijd dezelfde. Dit is iets wat we in ons denken gebruiken maar we
hebben hier geen empirische indicaties/evidentie voor. Ik als idee is niet van dezelfde orde als de categorien.
- idee van God
-idee van de Wereld: niemand heeft zichzelf gemaakt causale reeks. Waar stopt deze? Voor dat einde
hebben we geen empirische input.
Deze Ideen vallen niet binnen het tijd-ruimtelijke veld leveren geen betrouwbare kennis op.
De transcendentale illusie!
Er komt plaats voor een ethiek. Opzet van Kant : objectieve, betrouwbare kennis van de wetenschap, maar
er is iets dat daarbuiten valt opent de weg voor ethiek

Aan de hand van de idee wereld ontstaan er veel vragen die we eigenlijk niet kunnen oplossen. Inzet voor de
ethiek is hier wel een antwoord voor vinden.

Kants filosofie:
- brandpunt: waarin meeste vroegere stromingen convergeren
-hoogtepunt: door de grondigheid en radicaliteit waarmee de ethische vraag wordt hernomen
-keerpunt: de copernicaanse revolutie van de Kritik der Reinen Vernunft zal ook in de ethiek het centrale
referentiepunt zijn

Prototype van normatieve ethiek: moreel oordelen is geen kwestie van louter persoonlijk aanvoelen of
maatschappelijke culturele bepaaldheid.

B. De praktische rede en het morele factum
Uitgangspunt
de eerste vraag= wat is het grondprincipe van de zedelijkheid? Wat maakt het zedelijk karakter van ons
handelen uit?= grondslag die als mogelijkheidsvoorwaarde in het zedelijk bewustzijn zelf gempliceerd ligt.
niet gaan zoeken in de metafysiek : Door te dringen in de wereld van het ding an sich is niet mogelijk

Omdat theoretische kennis had slechts geldigheid voor zover het gebonden was aan de ervaring zelf toegang
tot het morele= principieel afgesneden. Ethiek zal dus een andere modus van geldigheid hanteren.

Uitgangspunt = Morele factum : het feit van het zedelijke bewustzijn, het morele normbesef, bewustzijn van
een zedenwet die zich met een verplicht karakter aan ons opdringt.
Gaat niet om een feit in de empirische betekenis van het woord het is immers nooit met zekerheid aan te
tonen dat een echt morele daad werd gesteld.
Kants analyse veronderstelt dus een ethische praxis en een daarmee verbonden bewustzijn.

De praktische rede
kritisch onderzoek van de praktische rede
= fundamenteel geen andere dan de theoretische men beschikt slechts over 1 rede, die praktisch of
theoretisch gebruikt kan worden
(rede is het vermogen om de zintuiglijkheid van de natuur te overschrijden)
praktische rede : vermogen om zijn handelingen onafhankelijk van zintuiglijke bepalingsgronden (driften,
behoeften, passies,) te kiezen.
vermogen om te handelen volgens de zelf opgelegde wetmatigheden, vermogen om afstand te nemen van
de impulsen van de natuur =de wil ( is dus niet iets irrationeels!)
praktische rede = vermogen om te willen
12


i.t.t vroegere ethische theorien: eerst onderzoeken wat de bepalingsgrond van de wil inzake morele
wetten is, en dan pas op zoek gaan naar het voorwerp dat aan wil beantwoordt.

C. Een analyse van het zedelijk bewustzijn
De goede wil
a. Het absolute goede:
Er is niets ter wereld dat zonder beperking, onvoorwaardelijk als goed kan worden beschouwd, buiten
de goede wil .
goed slaat op de kwaliteit van het handelen: het is een eigenschap van de wil (bron van dat
handelen)
zedelijkheid dient te worden gezocht in de intentie van de wil (niet doel of effect van het handelen)
het zedelijke komt dus niet van het object die de wil in beweging brengt, maar van het subject
er zijn immers geen objecten die zonder meer goed zijn , ze zijn goed in functie van ons geluk
b. Een goede wil is een wil die handelt uit plicht
= niet enkel in overeenstemming met de plicht.
Plicht verschilt van de wil het is de zedelijkheid in de vorm van een gebod
De plicht kan enkel worden ervaren als er naast een redelijk willen , nog andere concurrerende driften,
behoeften en neigingen bestaan.

Moraliteit- legaliteit: vervullen van de plicht kan op 3 manieren
Plicht volgen en inhoudelijk door egostische motieven worden geleid (legaliteit)
Plicht volgen vanuit een onmiddellijke of spontane neiging(legaliteit)
Plicht volgen omwille van de plicht, uit plicht(moraliteit, het zedelijke)
het zedelijke blijkt dus onafhankelijk van datgene wat gewild wordt. Het zedelijke goede moet uit
geen ander motief worden gedaan dan precies omdat het zedelijk goed is.
moraliteit kan dus niet gezocht worden op het niveau van het waarneembare gedrag
wetenschap kan enkel de legaliteit controleren

Wat is handelen uit plicht?
Waardoor wordt de zedelijke goede wil dan bepaald?
1) Objectieve bepalingsgrond. De zedelijke kwalificatie van het handelen wordt dus niet bepaald door het
voorwerp waarop het betrekking heeft. Er is ook geen inhoudelijk criterium. Het zedelijke wordt dus
bepaald door een formeel aprioriprincipe: de voorstelling van de wet. de morele wet moet
onmiddellijk de wil bepalen
2) Subjectieve bepalingsgrond: als neigingen de drijfveren zijn van ons handelen, hebben ze geen enkele
morele waarde. Enkel indien de handeling gebeurt uit eerbied voor de zedenwet.

Kritiek:
Kant verengt de ethiek tot een kwestie van subjectiviteit en goede gezindheid.
Zo heeft het resultaat geen enkel belang. ( rigorisme kritiek)
Maar Kant legt het goede in datgene waar we iets aan kunnen doen (de wil en niet de effecten), niet omdat het
effect niet belangrijk is, maar omdat hij handelt in een wereld die hij immers niet in zijn macht heeft.
Het morele speelt zich af in de ruimte waarvoor de mens zelf verantwoordelijk kan zijn.

De zedenwet als een categorische imperatief
In het zedelijk bewustzijn ervaren we een moeten.= grondinzicht

a. Praktische beginselen
= regels waardoor de rede de wil regelt.
subjectieve praktische beginselen (maximes): persoonlijke gedragsregels volgens dewelke ik verkies
te handelen (voor alle mensen anders)
objectieve praktische beginselen(imperatief): regels waarnaar elk redelijk wezen zich zou moeten
richten (universeel)
hypothetische imperatieven: een handeling moet gewild worden als middel om een doel te
realiseren ( voorwaardelijk! Als dan bv. slagen-studeren)
13

categorische imperatief : dringt zich, wat ook de doelen zijn, aan elk redelijk wezen
absoluut en onvoorwaardelijk op.
een echte morele regel kan alleen deze laatste zijn. Want doel wordt als element van
moraliteit uitgesloten
= imperatief die een daad als om zichzelf noodzakelijk voorschrijft.
handelen uit plicht is handelen volgens de categorische imperatief

b. Hoe is een dergelijke regel mogelijk?
In de ervaring vinden we alleen maximes en hypothetische imperatieven analyse : afleiden uit het
begrip zelf

De formuleringen van de categorische imperatief:
om de toepasselijkheid van de KI op het menselijk handelen te bewijzen gaat Kant hem eerst formuleren
door de formulering af te leiden uit het begrip zelf van de KI.



Eerste formulering: universaliteit
Wanneer we een morele regel analyseren onderscheiden we 2 elementen:
Inhoud of materie: resultaat van het handelen betekent voor onze wil een goed of een kwaad,
naargelang hij welzijn of nadeel berokkent. = materile goedheid
morele goedheid.
Materile goedheid is van empirische aard en subjectief. praktisch beginsel die op grond van die
materie de wil zou aanzetten tot handelen kan enkel voorwaardelijk gelden. niet absoluut.
Materie bezit als zodanig dus geen morele waarde
Zuivere vorm: opdat een praktisch beginsel zich onvoorwaardelijk aan de wil zou kunnen opdringen;
moet het onafhankelijk zijn van elke particuliere drang of drijfveer. kan enkel op grond van zijn
vorm zich onvoorwaardelijk opdringen. als ze een door de rede opgelegde vorm krijgt van een
waarde die voor alle mensen ten allen tijde geldt. de morele regel moet dus de vorm kunnen
aannemen van een universele wet.

handel enkel volgens die maxime, waarvan je tegelijk kunt willen , dat het een algemene wet wordt
Bv. liegen kan maar tegen de achtergrond van waarheid

- wollen : als een maxime praktisch veralgemeenbaar is, dan is de daad moreel goed. Zou een praktisch gewilde
veralgemening leiden tot contradictie, dan gaat het om een immorele regel. ( = tegenspraak in ons willen zelf,
ik kan niet willen dat de afwijking de algemene regel wordt)

- maxime: metanorm: komt een bepaalde norm in aanmerking om als ethische imperatief gesteld te worden?
geen criterium voor het beoordelen van concrete handelingen. (daarvoor is empirische kennis nodig)

- uit de formulering kunnen we geen inhoudelijke plichten afleiden. geen inhoud enkel toetssteen

basisformule: alleen de vorm van de universele wetgeving kan zich op categorische wijze aan een individu
opdringen.

Tweede formulering: respect voor de persoon
Formulering die meer is toegepast op het menselijk handelen

Das vermgen der Zwecke: de wil handelt niet in het ijle, maar is gericht op een voorwerp en dat object van de
wil is het doel ( Zweck)

Wat is het doel van een wil die zich bepaalt volgens een categorische imperatief?
niet een van de subjectieve doelen van behoeftebevrediging
doel moet de tegengestelde kenmerken bezitten:
Objectief gelden voor elk redelijk wezen
Absoluut en doelwaardig op zichzelf : doel-op-zich
14

elk redelijk wezen bestaat als doel op zichzelf omdat de mens subject is van de goede wil ( het enige
absolute goede) de eerbied voor de zedenwet impliceert eerbied voor de drager van de zedenwet.

handel zo dat je de mensheid, zowel in je eigen persoon als in de persoon van alle anderen steeds tegelijk als
doel, nooit als louter middel gebruikt.

Bedenkingen:
Mensheid in onszelf en anderen= vermogen om onszelf doeleinden te stellen en empirische
doelstellingen ondergeschikt te maken aan de morele. respect hiervoor impliceert:
o Ieders recht om zelf doelstellingen te bepalen
o Morele capaciteit niet ondergeschikt maken aan doeleinden van behoeftebevrediging
respect voor de menselijke waardigheid , die absoluut is
Nooit louter als middel: beperk het instrumenteel gebruik van relaties
in uw persoon : respect voor de menselijke waardigheid impliceert niet dat ethische eisen louter
afkomstig zijn van de waardigheid van de ander. ( Levinas) het zijn eisen van mezelf(zelfrespect
dwingt met de ander te respecteren die tot dezelfde redelijkheid is gehouden).
De mensheid: de achting is niet gegrond in kwaliteiten van individuen, maar in wat voor iedereen
gelijk is.: hun bestemming subject te zijn van een redelijk-zedelijk willen
Kant brengt het begrip persoonbinnen in de ethiek. De mens is persoon omwille van zijn
bekwaamheid tot zedelijk handelen. = praktisch inzicht

Derde formulering: autonomie

Bevestiging van de autonomie van de praktische rede.
1
ste
formulering: individu moet handelen volgens veralgemeenbare regels
2
de
formulering: individu is doel op zich
het redelijk wezen mag dan niet louter in dienst staan van deze algemene regels
het redelijk wezen moet zelf de bron zijn van de universele wet waaraan het zich onderwerpt

Handel zo, dat je wil door zijn maxime zichzelf tegelijk als algemeen wetgevend kan beschouwen.
zedenwet is dus niet van buitenaf opgelegd

Autonomie is geen willekeur!
de rede stelt zelf de wet waaraan ze zich onderwerpt, maar als redelijke wet is deze universeel.

De praktische rede is autonoom( zichzelf de wet stellend) wanneer ze aan geen andere wet onderworpen is
dan aan de wet die ze zelf stelt. heteronomie: wanneer de wil zich onderwerpt aan wetten die vreemd zijn
aan de reden en vanbuiten uit worden opgedrongen.

D. De Grund van het zedelijke bewustzijn
Het eindpunt van de analyse
Laatste formulering toont ons de uiteindelijke grond van de categorische imperatief
antwoord op de vraag naar de mogelijkheidsvoorwaarde van de morele imperatief.
= autonomie (omdat we vrij zijn, zijn we moreel)
autonomie vraagt geen verdere verklaring, want ze vindt haar verklaring in zichzelf. Hier bereikt de analyse
van het morele factum haar eindpunt
in de autonomie ligt de mogelijkheidsvoorwaarde van de zedelijke imperatief en de verklaring van de vorige
etappes

Kants vrijheidsbegrip
Is niet: vermogen om in de fenomenale wereld (zoals die zich aan ons voordoet) te kunnen kiezen tussen
empirische goed: impliceert afhankelijkheid t.o.v. objecten van de zintuiglijkheid. ( psychologische vrijheid)
Keuzes zijn dan afhankelijk van de toevalligheid van mijn behoeften en mogelijke invloeden van buitenaf
vrijheid om onvrij te zijn.(gedreven te worden door anonieme krachten)

Wel: intelligibele noumenale (echte WH van het ding an-sich) vrijheid als werkelijk de morele vrijheid
Negatief: onafhankelijkehid van de benvloeding door het andere
15

Positief: bekwaamheid van de redelijke wil om zichzelf te bepalen.
Theoretische rede laat plaats voor het begrip vrijheid door aan te tonen dat ze niet contradictorisch is, maar ze
kon haar objectieve werkelijkheid niet bewijzen.
In de fenomenale werkelijkheid is er geen plaats voor vrijheid (causaliteit)
Maar dit impliceert niet dat dit in de noumenale werkelijkheid(morele werkelijkheid) niet kan
door vrijheid transcenderen we het empirisch determinisme van de fenomenale wereld en krijgen we
toegang tot de noumenale wereld

Als het morele factum autonomie als noodzakelijke mogelijkheidsvoorwaarde impliceert, dwingt de praktische
rede ons de realiteit van deze morele vrijheid te bevestigen. Omdat we vrij zijn, zijn we moreel
verantwoordelijk

de vrijheid is de zijnsgrond van het morele bewustzijn
het morele factum is de kengrond van de vrijheid
Kringredenering? Neen, want 2 bewegingen. Kennen en zijn

E. Kants leer over het hoogste goed
Plaats van de leer over het hoogste goed in Kants ethiek
Vraag naar het object van het morele
de morele wereld is pas dan praktisch en intelligibel als daarin volmaakte zedelijkheid en volkomen geluk
volledig overeenstemmen en wanneer moraliteit prioriteit bezit op en maatstaf is voor het geluk
de zedenwet richt onze wil op de bevordering van het hoogste goed
Niet: de zedenwet doet ons regels aan de hand om dit hoogste goed te bereiken
Ook niet: het hoogste goed richt onze wil

Bepaling van het hoogste goed
2 elementen:
1) De deugd( volmaakte verwezenlijking van de zedelijkheid of zo grootst mogelijke plichtsvervulling)
2) Het geluk: mag alleen gewild worden in relatie tot en onder voorwaarde van de deugd.
hoogste goed is de harmonische synthese tussen deugd en geluk
Als natuurwezen verlangt de mens noodzakelijk naar geluk( bevrediging van verlangens) en tegelijk impliceert
zedelijkheid gelukwaardigheid

De zedenwet impliceert dan ook dat onze wil gericht wordt op het tot stand brengen van het hoogste goed.
plicht om deze zoveel mogelijk te bevorderen. Enkel zinvol als dit verwezenlijkt kan worden

werkelijke mogelijkheid van het hoogste goed en de voorwaarden voor zijn realiteit aantonen:

Postulaten van de praktische rede
Postulaat= theoretische, niet te bewijzen uitspraak, voor zover hij onlosmakelijk verbonden is met een a priori
onvoorwaardelijk geldende praktische wet

1) de onsterfelijkheid van de morele persoon: volmaaktheid van de deugd is een oneindig proces kan alleen
als je ervan uitgaat dat de persoon eeuwig voort bestaat
2) bestaan van God: de morele praxis is niet intelligibel zonder de zekerheid van een rechtvaardige vereffening.
impliceert het bestaan van een wezen dat uiteindelijk de overeenkomst van deugd en geluk tot stand brengt
3) de menselijke vrijheid als vertrouwen in de bekwaamheid om ondanks de zintuiglijke neigingen toch aan de
bevordering van het hoogste goed te werken

F. Slotbeschouwingen

Kant gaat te gemakkelijk uit van een morele sensibiliteit
Kants ethiek getuigt van een doorgedreven dualisme( zintuiglijkheid-redelijkheid, materie-vorm,
plicht-neiging) de mens als lichamelijk-zintuiglijk-behoeftig wezen komt bij Kant niet tot zijn recht.
Kants aandacht voor universaliteit zorgt ervoor dat het uniek-persoonlijke, het concrete engagement
voor dit concrete individu buiten zijn perspectief valt.

16


Sterrenhemel boven mij, morele wet in mij
twee themas waar Kant zich mee bezig heeft gehouden
1) kennis van de werkelijkheid die mogelijk is via de wetenschap, maar tot de grenzen van die wetenschap
moet beperkt blijven
2) de morele wet die de mens zijn unieke positie geeft.

Plichtsethiek. Waarom kan Kants ethiek geen andere zijn dan een die een plicht oplegt?
het gaat over iets dat fundamenteel geldt voor alle mensen. De mens behoort tot de fysische wereld de
morele wet past zich op ons toe zoals een fysische wet.

D. Levinas( 1905-1995): De ethiek onder de wet van de Ander

inleiding

Russische revolutie gevlucht naar parijs
joods denker. Tweede wereldoorlog concentratiekamp

E. Kritiek op de Westerse filosofie
= van oorsprong een poging geweest om de werkelijkheid te begrijpen. in zijn totaliteit denken
Meest radicale poging: via het zijnsbegrip: alles kan vervat worden onder de zijnsidee, niets ontsnapt eraan.

het andere, het vreemde kan dus eigenlijk niet meer ter sprake komen, ze wordt gereduceerd tot het zelf.

Duitsland jaren 20- 30: bij uitstek westerse cultuur, maar hier gebeurt de Endlsung

B. Absurditeit en zelfbevestiging
Door de oorlogssituatie heeft de vraag naar de zin van het bestaan voor Levinas een radicale betekenis
gekregen. Wat betekenen principes zoals vrijheid, gelijkheid en broederschap nog?

vertrekpunt: absurditeit, zinloosheid = de ervaring van het il-y-a : het pure/ brute bestaan = materialiteit
van het er-zijn/ de werkelijkheid
deze ervaring duikt het sterkst op in fenomenen als slapeloosheid en verveling
= angstaanjagend omdat de mens er machteloos tegenover staat. Hij beslist niet over het dat van het bestaan,
verliest initiatief

Mens zal hieraan proberen te ontsnappen leven zin en inhoud geven
we gaan onszelf manifesteren : 3 modaliteiten:
a. Genieten: we beleven de wereld niet langer als object buiten ons, maar als element waarin we
ondergedompeld zijn. We maken de WH tot vriend, drukken ze weg. paradijservaring. Toch van
korte duur: al snel duikt er de zorg voor morgen op
b. De zorg : economie van de mens = wonen (zich terugtrekken, intimiteit). Vanuit deze huiselijkheid
ontstaat de mogelijkheid om te arbeiden ( naar buiten treden, veroveren) = tegenhanger van het
genieten dingen worden beheersbaar en ze krijgen een functie
c. Het kennen, de wetenschap: ligt in het verlengde van het arbeiden: ook een manier om greep te
krijgen op de werkelijkheid.
arbeid en kennis zijn middelen om de wereld te herleiden tot het zelf,dienstbaar maken aan mijn
eigen project risico dat ik de Ander hieraan ondergeschikt maak

F. Het gelaat van de Ander

In de wereld rondom mij ontmoet ik de Ander, mijn medemens. = verschijning van iets radicaal nieuws
Ze is de opening van een nieuwe dimensie: de revelatie van het Oneindige
de totaliteit die ik probeerde tot stand te brengen wordt erdoor verbroken ( Totalit et infini)
= fundamentele stoorzender
De Ander is zelfs in staat om mijn verleden (vergeving) en toekomst (verwachting) te veranderen.

17

Het gelaat van de ander: persoonlijke expressie van de Ander concreet, individueel.
Het is een expressie van een zin die ik niet tot stand breng = erkenning van exterioriteit

De kracht die uitgaat van de Ander, is de kwetsbaarheid van het gelaat
er gaat een appel van hem uit: een oproep, iets wat ons direct raakt
de mens in nood stelt ons voor een ethische imperatief: vanuit zijn nood wordt dit appel een bevel.

Het samenleven van mensen dient gevestigd te worden op die nieuwe verantwoordelijkheid: de gerechtigheid
= de erkenning van de Ander als ander.
de ontmoeting kan uitgroeien tot een ethische relatie als de economische verhouding van behoeftigheid
wordt overschreden en wordt ingegaan op de radicale andersheid van de Ander.

De authentieke erkenning van de Ander leidt nooit tot wederzijdsheid, een symmetrische relatie
De ander blijft principieel vreemd aan mezelf. Zelfs in de erotiek.

In de erkenning van de Ander wordt de intimiteit ontsloten.
de epifanie van het gelaat als gelaat opent de mensheid ( de Ander is iets sacraals dat mij overstijgt)


Deel 2: grondslagen van de democratische rechtsstaat

Inleiding

Hoe moeten we de samenleving organiseren? Bestaan hier normen voor?
Bevat belangrijke politieke component.
Belangrijke morele ondertoon aanwezig. Wat is een goede samenleving?
laat de burgers niet onberoerd.
3 motieven:
Wijze waarop hun samenleving georganiseerd is , maakt wel degelijk een verschil voor de kwaliteit van
hun persoonlijke leven.( welvaart en persoonlijke ontwikkeling)
Bewijst dat het menselijk samenleven geen natuurgegeven is, maar wel het resultaat van beslissende
keuzes die mensen maken.
Dit impliceert ook dat we het onderscheid tussen beter en minder goed, goed en kwaad, effectief te
maken is.

Hoofdstuk 4: het sociaal contractsmodel

Mensen worden op verschillende manieren bestuurd en gestuurd door de Staat:
-bescherming van de persoon en bezittingen
-benvloeding op vele vlakken (bv. communicatie, vervoer,)
-allerlei voordelen. Bv gezondheidszorg
vraag naar de legitimiteit, de grondslag van politiek gezag en naar de verhouding tussen individu en
gemeenschap ( komt pas duidelijk naar voor sinds de moderne tijd)

Politieke legitimiteit impliceert 2 dingen:
- de erkenning van de autoriteit zelf: erkenning dat de overheid bepaalde regels mag opleggen
- besef dat wie zich niet aan de regels houdt, feitelijk gedwongen kan worden door sancties

Sinds Kant: individu moet zichzelf dwingen individu moet aan de basis liggen van zijn eigen regels

Theorie van het Sociaal contract: beroep doen op de privaatrechtelijke figuur van het contract om de grondslag
van de staat te verklaren
= metafoor , rationele reconstructie
de politieke maatschappij en de politieke verplichtingen moeten zo worden gedacht dat het lijkt alsof ze tot
stand zijn gekomen door een contract.
Gedachte-experiment : denk de staat met haar talloze wetten weg niet aantrekkelijk: onveiligheid,
18


Deze theorie wil een verklaring bieden voor de heerschappij van sommigen over anderen.
doet beroep op vrije instemming van personen
Schema:
Vertrekpunt= natuurtoestand.
Besef dat deze toestand dient verlaten te worden
Afsluiten van het contract zelf
de Samenleving blijkt artificieel, geen natuurlijke toestand

Alternatief: communitarisme: zoekt de grondslag in bestaande natuurlijke verbanden en organisaties.
het politieke gezag vloeit voort uit bestaande gemeenschappen,waarin reeds vertrouwen en samenwerking
aanwezig was.
kleinere gemeenschappen: veel gemakkelijker om sociale orde in stand te houden. allerlei vormen van
sociale controle.
argument dat wat op kleine schaal mogelijk is , moet worden uitgebreid naar een groter verband: het komt
erop aan dat iedereen inziet dat samenwerking het best rendeert
MAAR: afdwingbaarheid van collectieve maatregelen steunen op inzicht in het natuurlijk behoren van alle
leden tot een gemeenschap lijkt optimistisch.

1. Thomas Hobbes( 1588- 1679): instemming voor orde en vrede

Leviathan: uitgaande van de vrijheid van individuen komt Hobbes tot de stelling dat staatsmacht absoluut
soeverein is.

Samen met Machiavelli 1 van de eerste moderne politieke filosofen: thema van legitimering van macht komt in
zijn werk expliciet naar voor

A. De mens in de natuurtoestand

In de natuurtoestand worden individuen gedreven door een natuurlijke drang om zich in het bestaan te
handhaven en door een vrees voor de dood.
Belangrijkste drijfveren: verlangen en begeerte, weezin en afkeer
Mens heeft praktisch verstand: kan toekomstige effecten van zijn handelen voorzien en ze beoordelen in het
licht van zijn eigenbelang

Fundamenteel = recht op leven

Mensen zijn als atomen: soort permanent conflict van aantrekking en afstoting wetenschappelijke blik op
de mens
de Galilei van de politieke filosofie: Hobbes is een van de eersten die met een wetenschappelijke blik naar
de mens kijkt
de politicus moet deze wetten van het menselijke samenleven leren kennen om zo een geordende politieke
gemeenschap tot stand te brengen.

In de natuurtoestand doen mensen hun rechten gelden door feitelijke macht (= geheel van middelen die
iemand bezit om een goed te bereiken)
mens zal steeds meer en meer macht nastreven, want de macht van de ene wordt voortdurend bedreigd
door de macht van de andere onophoudelijke machtsstrijd
= oorlog van allen tegen allen.
Er is geen welvaart, nijverheid, landbouw, wetenschap of kunst mogelijk in de natuurtoestend: er is enkel
voortdurende vrees voor een gewelddadige dood

Paradox: bestaansdrang brengt het leven namelijk voortdurend zelf in gevaar

B. het sociaal contract

Vrede ligt in het afsluiten van een sociaal contract
19

iedereen moet ermee instemmen zijn natuurlijke vrijheid op te geven
impliceert dus volstrekte wederkerigheid en unanimiteit : er mag niets meer buiten het contract vallen, geen
ruimte voor opstand zijn

Het moet effectief zijn! de naleving ervan moet uitvoerbaar zijn het contract neemt dus de vorm aan van
een onderwerping aan een absoluut gezag.
De absolute heerser is zelf niet door het verdrag gebonden (want hij is geen partij bij de overeenkomst)
het gezag kan slechts zijn taak uitoefenen als het sterk genoeg is om het geweld van anderen te stoppen.
De macht is zelf niet onderworpen aan een hogere wet

Contradictie:
Amorele karakter van macht (inhoudelijk) rol van macht: verantwoording voor absolute macht
Het is een theorie van instemming die gegeven wordt aan het volledig opgeven van instemming!

C. de staat

De heerser stelt de staat in
non veritas sed auctoritas facit legem : van recht en onrecht kan maar sprake zijn als er een dwangmacht
bestaat die wetten uitvaardigt.
Vr Hobbes: de staat moet berusten op de waarheid
Hobbes: de staat is gebaseerd op iemand die de macht heeft en deze uitoefent ( godsdienstoorlogen: laatste
poging om waarheid te vinden)
vraag naar rechtvaardigheid kan pas gesteld worden als er een richtsnoer wordt aangereikt. (in de
natuurtoestand: enkel overleven) de staat zelf maakt morele onderscheidingen mogelijk.( natuurrecht:
onafhankelijk van de pol. structuur gelden mensenrechten)

Gevolgen:
De staat kan de onderdanen nooit onrecht aandoen. Verhaal tegen de overheid is uitgesloten. Het
verdrag wordt niet beperkt door een hogere morele orde
De soevereiniteit is ondeelbaar
Elke opvatting die strijdig is me de vrede en veiligheid( het ultieme doel van de staat), moet worden
verworpen. Welke opvattingen dit zijn bepaalt de overheid

De theorie van Hobbes is echter geen absolutisme!
de overheid heeft de plicht tot vrede en veiligheid. Gehoorzaamheid van de burgers is slechts vereist zolang
de heerser met succes vrede en veiligheid waarborgt.
Wetten zijn rechtvaardig in zoverre ze dit doel bewerkstelligen
dit is de enige grens aan de staatsmacht! als bescherming niet verzekerd is wordt het verdrag opgeheven
en bevinden we ons terug in de natuurtoestand.

Illustratie: de macht raakt verstrikt in conflicten (zowel burgerlijk als kerkelijk) bovenste prentje: vredig
Leviathan staat boven onderscheid burgerlijk/ kerkelijk recht

Conclusies:
Is de vrees voor de dood een antropologisch grondfeit? Soms durven mensen hun eigen leven op het
spel te zetten. Moet het politieke gezag enkel zorgen voor het overleven, of zorgen voor een goed
leven?
Zijn de burgers beter af wanneer de prijs voor hun bescherming een totale onderwerping is? soort
van slavernij
Burgers worden als onvolwassen beschouwd. Hoe kan men nog burgerzin verwachten om de staat in
stand te houden?
Power corrupts, absolute power corrupts absolutely. een systeem van scheiding der machten of
checks and balances behoedt hiervoor



20

2. John Locke( 1632-1704): sociaal contract als de wil van de meerderheid

Een van de vaders van het liberale denken en het empirisme
In zijn concept van het maatschappelijk verdrag wil hij niet alleen de staat legitimeren, maar ook een bepaalde
regeringsvorm. Two treatises of government.

A. De natuurtoestand
= negatief EN positief

In de natuurtoestand heerst de natuurwet: iedereen heeft natuurlijke rechten en natuurlijke plichten. (bv. de
ander niet schaden)
= individualisme van de rechten

Theorie over eigendom:
bescherming van eigendom zal een van de centrale taken van de staat zijn.
-Eigendom moet wel breed worden genterpreteerd: geheel van natuurlijke rechten individuele vrijheid=
beschikking over eigen leven
-In de natuurtoestand is er eerst een toestand van universeel gebruikscommunisme
-Elke mens is eigenaar van zijn eigen persoon
-Alles wat hij uit de natuur onttrekt en vermengd met zijn arbeid is dus ook zijn eigendom mens is dus
eigenaar van een product van zijn arbeid = legitimering van eigendom
Er moet wel steeds voldoende worden overgelaten voor de rest.

B. het sociaal contract

De verantwoordelijkheid voor rechtsuitoefening ligt oorspronkelijk bij elk individu (recht om te straffen en
vergelding te eisen voor schending van de natuurwet)
iedereen is rechter in eigen zaak
motief om politieke orde in te stellen is ter bescherming van de natuurlijke rechten
de voorschiften van de natuurwet zullen worden gespecificeerd, genstitutionaliseerd en van sancties
voorzien ( rol van de overheid is kleiner dan bij Hobbes: ze beschermt wat de burgers van zichzelf al doen)
Het contract is unaniem, maar om praktische motieven houdt ze in dat de maatschappij als eenheid handelt als
ze volgens het meerderheidsprincipe optreedt
instemming van allen om de staat op te richten
de instemming van de meerderheid met een bepaalde regering, wetgeving, belastingen
Het volk kan de regering verwijderen als het oordeelt dat ze optreedt in strijd met het haar gestelde
vertrouwen. = recht van opstand

C. De organisatie van de staat

De bevoegdheid om inbreuken op rechten te vermijden komt toe aan een wetgevende( = regering die bestaat
uit volksvertegenwoordigers) en uitvoerende macht (wordt opgericht door wetgevende macht)
legitimering( hier: van de staat) staat niet los van organisatie
Lockes opvatting is niet verzoenbaar met absolutisme, maar wel met een constitutionele monarchie.

De legitimiteit van het politieke gezag hangt af van drie voorwaarden:
a. Participatie door vertegenwoordiging:
individuen zijn vrije wezens die niet mogen beheerst worden : de politieke orde moet
iedereen het genot van zijn vrijheid laten voor zover die kan samengaan met de vrijheid van
anderen
individuen moeten deelnemen aan de macht over de gemeenschap: ze mogen dus onder
geen andere wettelijke macht staan dan n die met hun instemming is opgericht
De participatie gebeurt door een systeem van vertegenwoordiging: het vermijdt het
probleem van de algemene wil. De vertegenwoordigers zijn verantwoording verschuldigd.
Vermijdt de nadelen van een directe democratie (tirannie van het volk)
Om tot beslissingen te komen is er een meerderheidsstemming nodig
wie instemt met het verdrag onderwerpt zich aan de beslissingen van de meerderheid
21

beslissingen stemmen dus niet altijd overeen met algemeen belang (de meerderheid kan
immers slecht op eigenbelang uit zijn en de rechten van de minderheid schenden)
locke slaagt er niet in de algemeenheid van de staat te garanderen met zijn theorie van
representatie
b. De rechtsstaat:
Het overheidsoptreden is enkel legitiem als ze zich houdt aan de wetten die ze zelf heeft gemaakt.
allen zijn gelijk voor de wet, want zolang n individu boven de wet staat duurt de natuurtoestand
voort. Zelfbeperking voor staat, maximale vrijheid burger
c. Scheiding der machten:
Naast de wetgevende macht zijn er nog andere machten nodig om bepaalde functies van de staat te
vervullen. = noodzakelijk voor de bescherming van de natuurlijke rechten. Locke maakt wel nog geen
onderscheid tussen uitvoerende en rechterlijke macht
Federatieve macht: duidt soevereiniteit aan in relatie tot andere staten
afgrenzing van machten die toch op elkaar aangewezen zijn en zo een systeem vormen

D. enkele vragen

Twee moeilijkheden die inherent zijn aan elke poging om de legitimiteit te koppelen aan vormen van
instemming

1) instemming als noodzakelijke voorwaarde voor politieke verplichting impliceert dat een regering geen
legitiem gezag heeft over ieder die de principes van de constitutie afwijst
Locke repliceert dat verblijven op het territorium en genieten van bescherming impliciete instemming
betekent. Alternatief: grondgebied verlaten.
Locke verzette zich tegen onderwerping aan een absoluut gezag. Maar is onderwerping aan een
meerderheid beter? wisselend en onstabiel i.t.t. tot onderwerping aan een heerser

2)Instemming als voldoende voorwaarde voor politieke verplichting impliceert dat ik gebonden ben door
beslissingen die ik nooit gewild zou hebben en misschien als immoreel beschouw. Wat als ik gedeeltelijk
akkoord ga?
Kan een democratie democratisch worden opgeheven?
Als ik uit eigenbelang instem met een regering die minderheden onderdrukt, geeft mijn instemming dan
geldigheid aan dit handelen?

Deze opvatting kan moeilijk garanderen dat de staat geen instrument wordt in handen van een wisselvallige
meerderheid en daardoor particuliere belangen kan vertegenwoordigen in plaats van het algemeen belang.

3. Jean Jacques Rousseau( 1712-1778): het sociaal contract en de algemene wil

Beschouwd als een van de meest invloedrijke denkers bij de Franse revolutie
Centraal in zijn denken: menselijke vrijheid
Ambiguteit: soevereiniteit van het volk wordt verder doorgetrokken kan leiden tot totalitaire trekjes
nadruk op menselijke vrijheid

Zijn werk is doortrokken van een fundamentele paradox: de mens is van nature goed en wordt
gecorrumpeerd door de samenleving. Maar het is blijkbaar alleen diezelfde samenleving die hem kan
redden

A. Natuur en de mens

centrale probleem in veel van zijn werken: afkeer tegen alle vormen van menselijke onderdrukking
(de arme door de rijke, boer door adel,)
De mens wordt vrij geboren en overal ligt hij in ketenen
Vaststelling: in alle bestaande sociale structuren zijn er vormen van dominantie en onderdrukking
onderzoekt de oorsprong en gevolgen van deze patronen.
bevrijding van het individu bewerkstelligen
22

Vrijheid = geen vorm van willekeur, waarbij geen regels gelden anders wordt het individu een soort
despoot, gebonden aan eigen impulsen vrijheid veronderstelt regels om ermee om te gaan.

2 soorten ongelijkheid:
a. De natuurlijke of fysische ongelijkheid( verschillen in leeftijd, gezondheid, lichaamskracht,)
b. Morele of politieke ongelijkheden: verschillende soorten voorrechten die sommigen genieten ten
koste van anderen.
oorsprong hiervan onderzoeken

Hypothese van le bon sauvage (edele wilde nog niet behept met negatieve eigenschappen die wij hebben)
deze wilden leven solitair in een natuurtoestand( soort oorspronkelijke bron van zuiverheid en vrijheid)
slechts toevallige contacten omwille van seksuele impulsen of om te voldoen aan gemeenschappelijke
noden
nog geen besef van mijn en jouw of een begrip van rechtvaardigheid. Ook geen ijdelheid of minachting
centrale motief in de psychologie van de wilde is de amour de soi: liefde voor zichzelf
=overlevingsdrang, getemperd door medelijden met het lijden van andere wezens (compassion)

Mensen zullen meer en meer met elkaar omgaan en overgaan tot een gestructureerde vorm van samenleven
wijziging in karakters van de mensen: amour de soi zal veranderen in amour propre ( eigenliefde ) : bestaat
in het zichzelf op de voorgrond plaatsen ten koste van anderen ( vergelijken met anderen) maatschappelijk
zelfrespect ijdelheid en egocentrisme. (= perversie: keert het goede om in zijn tegendeel)
Zorgt voor fenomenen als: - seksuele jaloezie ( men gaat claims leggen op een ander)
-mensen gaan op zoek naar onderscheidingen en publieke waardering op
basis van criteria die eigenlijk irrelevant zijn.(wie kan het beste . ?
gevolgen: trots, ijdelheid, vernedering en miskenning)

iemand zijn betekent voortaan iemand zijn in de ogen van anderen
Gaat gepaard met een streven naar superioriteit (ik wil de beste zijn) en constante concurrentie en competitie
= de betekenis van mijn leven ontleen ik aan de waardering die ik wens te krijgen van anderen.
dergelijke samenleving wordt voortgedreven door het principe van ongelijkheid

allerlei vormen van slavernij ontstaan (zowel armen als rijken -> slaaf van de erkenning!)
Niet alleen voor degenen onderaan de sociale ladder(vooral door eigendom en de erop gebaseerde sociale
structuren) maar ook voor degenen die genieten van macht voortdurend onderworpen aan het oordeel van
anderen ( hun leven heeft immers maar betekenis als zij ook door anderen als machtig worden erkend
positie handhaven)
ver verwijderd van de gedachte van autonomie en vrijheid
Autonomie : doelen zelf bepalen en voor zichzelf betekenis vinden in het realiseren ervan

B. het sociaal contract en de algemene wil

Politieke plichten moeten zelf opgelegd zijn
mens zijn = essentieel vrijheid dus afstaan van vrijheid kan enkel geldig door vrije beslissing en omwille
van eigenbelang
enkel zo kunnen individuen in een collectiviteit vrij blijven, want het is een gehoorzamen aan zichzelf
Aan de basis van elke legitieme orde moet dus minstens een stilzwijgend verdrag liggen

Het politieke gezag wordt geconstitueerd door de algemene wil van de contractanten om uit de
natuurtoestand te treden en samen een burgerlijke maatschappij te vormen
De volont gnrale is soeverein , gericht op het behoud en welzijn van het geheel, oorsprong van wetten en
de norm van recht en onrecht.
Is niet: volont de tous : optelsom datgene wat tot stand komt als iedereen samengaat

de mens verandert: hij heeft een belang in het geheel, als lid van de gemeenschap, en dit overstijgt zijn
eigenbelang hij ontdekt zichzelf als moreel wezen.
Inzicht : de mens ziet in dat vrijheid gelegen is in het gehoorzamen van wetten die hij zelf heeft opgelegd

23

De onderwerping aan de algemene wil realiseert de individuele vrijheid:
Niet de vrijheid in de natuurtoestand, die slechts vrijheid als willekeur betekent, maar wel burgerlijke vrijheid is
de echte vrijheid: in een staat die de individuele vrijheid beperkt door de algemene wil en daardoor juist de
vrijheid werkelijk realiseert

C. paradox van de algemene wil en organisatie van de staat

Mensen dwingen om in te stemmen met de algemene wil = hem dwingen in te stemmen met zijn ware wil en
belang = hem dwingen vrij te zijn mensen tot burgers opvoeden De Algemene wil weet beter wat goed is
voor individuen dan individuele wil.

Individualistisch perspectief collectivistische oplossing : individuele wil wordt onderworpen aan algemene
wil. Locke: domein van onderwerping is niet een strikt minimum, maar omvat de sociale regelingen die de
algemene wil meent te moeten nemen. staat krijgt een morele en opvoedende betekenis

Hoe weten we wat de volont gnrale inhoudt?
Soevereiniteit van de algemene wil= soevereiniteit van het volk
De algemene wil kan zich slechts uitdrukken in algemene wetten uitvoerend orgaan nodig = regering =
intermediair lichaam tussen onderdanen en het soevereine volk.

directe democratie (representatie : bedreiging van de eenheid van het volk)
Rousseau: wil van de meerderheid= algemene wil= gericht op algemeen belang
MAAR meningsverschillen over algemeen belang? Voorzorgsmaatregelen:
Geen politieke partijen: soort aantasting van politieke soevereiniteit: verdelen de algmene
wil mogen geen rol spelen in het politieke proces zelf
Voldoende gelijkheid tussen de burgers: te grote sociaal-economische verschillen zou leiden
tot te ver uiteenlopende belangen. sociale zekerheid
De overheid mag verwachten dat de burgers een eensgezinde burgerlijke religie belijden ( bv.
in democratie geloven) door onderwijs opvoeding

Biedt Locke niet meer garantie omdat hij de deelbelangen erkent? Bij Rousseau vergist een andersdenkende
zich beetje totalitair

Hoofdstuk 5 : Democratie en de Res Publica

Democratie geniet vandaag brede instemming.
in combinatie met mensenrechten: wat wij als de kern van wenselijke staatsordening beschouwen
subjectieve voorkeuren zijn niet tot een inhoudelijke consensus te dwingen, maar kunnen pragmatisch
worden verzoend in een proces van publieke wilsvorming via formele regels
bron van legitimering

Morele betekenis van democratie:

1. Inhoudelijke of substantile democratie

Directe democratie: politieke beslissingen worden onmiddellijk en rechtstreeks genomen door degenen die
eraan onderworpen zijn
Indirecte democratie: burgers kiezen vertegenwoordigers om politieke beslissingen te nemen in hun naam

Directe democratie leek geen werkbaar alternatief voor omvangrijke industrile samenlevingen
technologische ontwikkelingen geven het probleem een nieuwe dimensie ( debat via telecommunicatie)
(maar wie bepaalt dan de onderwerpen voor discussie? indirecte democratie is onvermijdelijk)

2 vormen van indirecte democratie : inhoudelijke en formele democratie

Inhoudelijke democratie: de inhoudelijke uitkomst van regelgeving en wetgeving moet in dienst staan van
allen moet een maximum aan welzijn, gelijkheid, vrijheid en menselijke ontwikkeling bieden
24

Criterium voor democratie is gerelateerd aan een inhoudelijke set van waarden ( het goede leven)

Deze opvatting plaatst de democratie binnen een historische evolutie:
Soevereiniteit van de vorst soevereiniteit van het volk

Regering = legitiem en democratisch als ze de incarnatie is van de algemene wil en gericht is op het algemeen
goed. Machtiging door het volk is een noodzakelijke en voldoende voorwaarde
government of the people, by the people , for the people

Problemen:
Wie behoort er tot het volk? ( vroeger bv geen vrouwen, slaven,kinderen, proces van
bewustwording)
Veronderstelling dat het volk weet wat het algemeen belang is. wat is het algemeen belang? Zijn de
burgers werkelijk in staat om onderscheid te maken tussen persoonlijk en algemeen belang?
Klassieke opvatting: kiezers laten aan verkozenen weten wat algemeen belang is. Loopt het proces
niet andersom?
In welke zin zijn de verkozenen afgevaardigden van het volk? ( verschillende opvattingen onder
kiezers)
Wat betekent een uitdrukking als de wil van het volk ?
het volk verschijnt als massa van diverse en vaak tegenstrijdige belangengroepen. Kan het volk iets
willen als uitdrukking van een natie of is dit een faade waarachter particuliere belangen schuilen?

Risico: het streven naar een al te zeer eengemaakte en homogene samenleving draagt het gevaar van
totalitarisme in zich.
Spreken over een algemene wil kan hoogstens verwijzen naar het resultaat van de stemprocedure

gezien de pluriformiteit van de moderne westerse samenleving kan men het verplichtend karakter van een
collectieve beslissing niet legitimeren door te stellen dat een beslissing inhoudelijk goed is, maar wel als
uitkomst van een redelijke procedure, waarvan de regels zijn vastgelegd bij redelijke overeenstemming.

2. procedurele democratie

Opvatting waarbij democratie wordt gerelateerd aan een geheel van procedures inzake participatie en
controle.
impliceren dat iedereen bij het overleg betrokken is, de rechten van de minderheid worden gegarandeerd
en concrete afspraken worden gemaakt over hoe geldige beslissingen tot stand komen.

Staat moet zich laten leiden door ethische neutraliteit
= onpartijdig t.o.v. diverse ethische opvattingen die leven onder de burgers
publieke debat moet beperkt worden tot scheidsrechterlijke procedures van conflictregeling, tolerantie,
die het mogelijk maken dat iedereen zijn eigen project kan nastreven

Kritiek:
Totale abstractie van de inhoud leidt tot een smalle ethiek. De procedurele democratie biedt enkel
leegte en is dus onvoldoende aantrekkelijk om het engagement van de burgers te ondersteunen en de
cohesie van de gemeenschap te funderen.(we zijn een SL omdat we regels hebben om samen te leven)
Procedurele democratie is wellicht niet zo neutraal als ze lijkt: feitelijke keuze voor n bepaalde
optie, namelijk die waarin de autonome keuze als ideaal geldt.

Het resultaat van een zuiver procedurele democratie: Staat die niets meer is dan een verzameling van
individuen die bijeen gehouden worden door het spel van productie en consumptie. Een bureaucratie en een
systeem van als uitwendig ervaren wetten

3. Ethiek en Politiek

A. De politieke opvattingen van Nicollo Macchiavelli (1469- 1527)

25

Vraag naar de verhouding tussen politiek en ethiek
Il principe: politiek en ethiek zijn niet verzoenbaar; politiek is autonoom ten opzichte van de moraal.

Mensopvatting: illusieloos
Mensen zijn feitelijk slecht: ze laten zich leiden door begeerte en vrees, niet door ethische motieven
Indien ze wel naar de moraal leven, doen ze dat uit vrees, zwakheid of onwetendheid.
Morele = vermomming van natuurlijke krachten, dun laagje vernis ( cf. matres de soupon)

Politiek handelen is technisch handelen:
De plicht van de staatsman = macht verwerven, deze gebruiken en vermeerderen.
politiek wil in de gemeenschap iets realiseren, greep krijgen op de werkelijkheid
politiek wordt beoordeeld naar zijn efficintie, resultaat (men bewijst het volk geen dienst als men de macht
niet gebruikt)
= vorm van techniek: het politieke beheerst de werkelijkheid door in te spelen op wetmatigheden van die
werkelijkheid ( de mechanisme van menselijke driften en begeerten )
politicus moet kennis hebben van die wetmatigheden door ervaring en historische kennis!
De politiek heeft geen boodschap aan de moraal

Mensen handelen niet uit zedelijke motieven politicus moet dit ook niet doen.
het doel heiligt de middelen : het enige waar de politicus zich aan moet houden is de juiste methode om
het gewenste resultaat te bereiken
er zijn geen middelen die op zichzelf immoreel of moreel zijn. Enkel efficinte en niet efficinte middelen.
kan ook niet anders dan zijn toevlucht zoeken tot immorele middelen
Principes zoals: divide et impera als je brutaal optreedt, doe het dan grondig

MAAR: geen pleidooi voor machtswellust: de politicus moet de macht gebruiken om voortdurend dreigende
chaos af te wenden en orde en macht te handhaven!

B. Discussie met het Machiavellisme

Het machiavellisme behoedt voor overdreven moralisme
Moralisme = men wenst abstracte morele principes zonder meer toegepast te zien, zonder rekening te houden
met de concrete situatie of feitelijke historische context

Grond van waarheid in het doel heiligt de middelen
in het vooruitzicht op een mislukking moet de politicus zich onthouden van het stellen van bepaalde daden

politiek is gericht op het aanwenden van macht om iets te realiseren
maak geen loze beloften, plannen die je niet kan realiseren.
veronderstelt kennis van zaken m.b.t. feitelijke gegevens en vaardigheden

Moralisme: gevaar dat men het concreet haalbare verwaarloost
excuus om hier en nu niets aan de bestaande situatie te veranderen.
politicus moet realiseren wat er te realiseren valt

Is de politiek een techniek?

Door politiek als een techniek te beschouwen en mensen als instrumenten gaat men voorbij aan het wezenlijke
van het politieke

het doel heiligt de middelen
Waar: we moeten middelen kiezen in verhouding tot een doel
Onwaar: politiek is omgaan met mensen, orde scheppen tussen mensen op dit niveau kan men doel en
middel niet uit elkaar houden, tenzij door mens als middel te reduceren
Kant of Aristoteles?

Kan een immorele politiek iets duurzaams realiseren?
26

Machiavelli: politicus moet minstens de schijn van rechtvaardigheid ophouden
impliceert dat rechtvaardigheid toch zekere werkzaamheid heeft en dat gebruik van geweld verantwoording
behoeft
door politiek op louter immorele principes te steunen ondergraaft de politicus geleidelijk de politieke
gemeenschap zelf (leugen creert meer leugen)

4. Democratie: Claude Lefort( 1924-2010) en de lege plaats van de macht

A. De vraag naar het politieke

We vertrouwen al snel het begrijpen van de samenleving toe aan de wetenschappelijke studie ervan in de
politicologie en economie
wetenschap stelt echter niet de vraag naar haar mogelijkheidsvoorwaarden. Hoe komt het dat wetenschap
en politiek zich tot autonome sferen konden ontwikkelen?

Onderscheid tussen de politiek( 1) en het politieke (2)
(1) Concrete politieke discussies wat er in de wetstraat gebeurt
(2) Is symbolisch: verwijst naar de constitutieve principes van een bepaalde samenleving
elke maatschappelijke vormgeving is politiek van aard
verhouding tussen verschillende domeinen van de samenleving( economie, politiek, sociale
zekerheid, onderwijs,) veronderstelt een politieke institutie van de samenleving

Samenleving en het domein van het politieke wordt getypeerd door een geheel van conflicten en door de wijze
waarop deze worden voorgesteld (en opgelost).
macht is niet iets, maar is onlosmakelijk verbonden met de wijze waarop ze wordt voorgesteld telkens
anders aanwezig in concrete samenlevingen

Le Fort laat zien hoe de democratie een bepaalde mise-en-forme is. Het is een bepaalde manier waarop men
met dat machtsconflict omgaat.
elke samenleving is een bepaalde manier is om met dat geheel van conflicten om te gaan. De mise-en-forme
maakt iets mogelijk, maar doet tegelijk ook dingen verdwijnen. Het is een keuze waarin sommige dingen
oplichten en andere eerder in de marge blijven

Ancien regime:
Veel conflicten tussen vorst en onderdanen m.b.t. macht en sociaaleconomische ongelijkheden.
om de conflicten zo te begrijpen moeten ze ook zo worden voorgesteld
koning kan slechts bestaan in een context, in een voorstelling van een eeuwig en onsterfelijk koningschap
concrete historische figuur is altijd tegelijk ook een goddelijke, hogere, symbolische figuur
samenleving werd voorgesteld als het lichaam, de vorst was het hoofd (dus naast sterfelijk lichaam, ook
symbolisch lichaam = the kings two bodies)
die symbolische voorstelling was legitimering van de macht le roi ne meurt jamais

de politieke macht is de plaats waar de samenleving zichzelf vormgeeft

De Franse revolutie
Bijzonder belang van executie van Lodewijk XVI onthoofd symbolische onthoofding
= de symbolische orde met de vorst als eenheid en hoofd van de samenleving werd vervangen door de
verklaring van de mensenrechten

De symbolische eenheid verdwijnt verschillen komen naar de oppervlakte
Er is geen transcendent standpunt meer die de waarheid over de samenleving bepaalt
samenleving zal een sfeer moeten zoeken om met die verschillen om te gaan : de politieke dimensie
verschijnt als de maatschappelijke sfeer die op een bepaalde wijze met het conflict omgaat

de plaats van de macht verdwijnt niet, ze wordt leeg, niet langer het organische bezit van iemand en
evenmin gelegitimeerd vanuit een hogere orde
elke uitoefening van macht is vanaf nu tijdelijk, voorlopig en volgens afgesproken procedures
27

Ook in een democratie! het volk neemt de plaats in van de vorst: volkssoevereiniteit , maar de wil van het
volk mag nooit los worden gedacht van de principile onbepaaldheid van de democratie
de wil van het volk: resultaat van politiek debat

Symbolische leegte : macht moet telkens opnieuw worden ingevuld
De wil van het volk maakt deel uit van de hedendaagse symbolische orde, maar ontsnapt aan elke definitieve
bepaling niemand kan vanuit een transcendente orde definitief spreken in naam van het volk

C. Democratie en totalitaire verleiding:

Lefort toont aan dat democratie en totalitarisme dicht bij elkaar aansluiten : totalitarisme is een antwoord op
het falen van democratie.

Risico op conflict dat permanente bedreiging vormt voor de eenheid van de samenleving (tendensen tot
desintegratie) bv als politieke activiteit geen band meer vertoont met het algemeen belang( spel van
particuliere belangen) plaats van de macht wordt werkelijk leeg

Totalitarisme probeert de lege plaats van de macht terug opnieuw een definitieve inhoud te geven.
dit gebeurt door een verabsolutering van het volk zelf. (in naam van het volk democratie: besef dat
invulling voorlopig is)
totalitaire invulling is begaan met het reel tot stand brengen van de eenheid van het volk ( democratie:
besef dat deze eenheid virtueel is)
zuiveringen het vreemde uitsluiten
democratie is dus de paradoxale opgave om te leven met de noodzaak om de lege plaats in te vullen en
tegelijk te beseffen dat deze invulling voorlopig is (bv. verkiezingen: eenheid volk= optelsom individuele
stemmen)

5. De deliberatieve democratie van Jrgen Habermas 1929

Als democratie gedefinieerd wordt als het omgaan met de conflicten die inherent zijn aan elke samenleving,
rijst de vraag HOE die omgang dient te gebeuren
slechts mogelijk door te kiezen voor overleg, deliberatie, communicatie
op welke wijze moet dit overleg tot stand komen om bij te dragen tot een democratisch regime?

Theorie des kommunikativen Handelns : nieuw rationaliteitsmodel kritische maatschappijdiagnose
linguistic turn : denken laten verlopen binnen taal

A. een nieuw rationaliteitsmodel

~Kant aprioristructuren van het denken onderzoeken universele structuren in taal onderzoeken
(herformuleer de KI van Kant naar de communicatietheorie van Habermas)
poging om disjunctie feit-waarde terug te brengen

Uitgangspunt: werking van taal als communicatief handelen en haar mogelijkheidsvoorwaarden
Types van handelen:
doelrationeel handelen:
o instrumenteel handelen: meest efficinte middelen aanwenden om een doel te bereiken=
technisch handelen, geen sociaal handelen
o strategisch handelen: actor staat als subject niet tegenover een object, maar tegenover een
ander subject: factor waarmee hij rekening moet houden in zijn handelen en eventueel kan
inzetten voor het bereiken van doelstellingen. Sociaal handelen met middel-doel verhouding

communicatief handelen (spreken)
ander type handelingsrationaliteit als grondslag: dit type van sociaal handelen kan niet geduid worden
als het nastreven van een doel, aan de hand van de daartoe gekozen meest efficinte middelen
het doel van elk overleg is te komen tot overeenkomst, gedeeld begrip
doel ligt dus inhoudelijk niet vast
28

doel is niet causaal door n gesprekspartner bij de andere te bewerkstelligen
gebruik van slechts 1 middel: overleg, spreken.
Doel en middel vallen hier dus tot op zeker hoogte samen
doelrationeel handelen is gericht op een zo efficint mogelijke realisatie van een voorafgegeven doel,
communicatief handelen op gedeeld en wederzijds begrip
Maar wat betekent gedeeld begrip?

John Searle en John L. Austin:
Spreken= handelen
notie taalhandeling in uitspraken zoals bv. ik beloof dat ik kom doe ik ook iets ik maak een belofte
spreken = stellen van een taalhandelingen met een dubbele structuur:
locutionaire aspect :inhoud van het gezegde
illocutionaire aspect: geeft weer welke handeling de spreker met zijn uitspraak wil stellen( bv. vragen,
bevelen, wensen,)
begrijpen heeft vooral te maken met hoe we de uitspraak moeten opvatten (illocutionair aspect)

Een taalhandeling kan alleen aanvaardbaar zijn voor de hoorder ( accepteren van de illocutionaire bedoeling)
als er 3 geldigheidsprincipes vervuld zijn:
1) de waarheid van de bewering: ze klopt
2) de normatieve juistheid: hij of zij is gerechtigd de uitspraak te doen ( bv leerkracht geeft bevel)
3) de waarachtigheid : hij of zij is oprecht in het doen van de bewering (neemt ons niet in het ootje)

iemand die een uitspraak doet moet de nodige argumenten kunnen voorleggen die de waarheid,
normatieve juistheid en waarachtigheid van de uitspraak garanderen.
de geldigheidsvoorwaarden worden meestal impliciet geaccepteerd
Belang:
gedeeld begrip op grond van redenen: de vermoede geldigheid van de argumenten die de spreker
heeft om zijn geldigheidsaanspraken waar te maken
spreken valt dus samen met redenen kunnen geven : eigen type van rationaliteit van taal
omdat dit type van rationaliteit inherent is aan de werking van taal zelf, beschouwt Habermas het als
universeel

B. Een discussie- ethiek

Spreken betekent dus geldigheidsaanspraken maken
deze geldigheidsvoorwaarden kunnen in vraag worden gesteld
Bv. het regende gisteren de hele dag. was dat wel gisteren? , hoe kun jij dat nu weten, je zat in Spanje?
gesprek verplaatst zich naar een ander niveau en handelt over de impliciete geldigheidsaanspraken
spreker moet nu redenen opgeven voor zijn bewering ( kan leiden tot tegenargumenten)
= Discussie

Er zijn drie reacties mogelijk als geldigheidsaanspraken geproblematiseerd worden:
gesprek wordt afgebroken
overgaan van communicatief naar strategisch handelen ( realisatie van priv-doeleinden bv. politiek)
orintatie op wederzijds begrip handhaven en overschakelen naar een ander niveau van
communicatie
= discussie
Voorwaarden die vervuld moeten zijn opdat het uiteindelijke resultaat een rationele consensus is (die berust
op redelijke gronden)
er mag geen handelingsdruk zijn
er moet een communicatieve symmetrie zijn tussen de gesprekspartners.
Voorwaarden voor een ideale gesprekssituatie:
o alle betrokkenen moeten de gelijke kans hebben om een Diskurs te beginnen
o alle betrokkenen moeten een gelijke kans hebben om argumenten aan te brengen
er mogen geen machtsverschillen bestaan die verhinderen dat relevante argumenten naar
voor worden gebracht
29

alle betrokkenen dienen zich oprecht tegenover elkaar te uiten uitsluiten van heimelijke
manipulatie
Habermas stelt dat alle partijen bij een feitelijk gevoerde discussie ervan uitgaan dat deze voorwaarden zijn
vervuld

Door deze analyse van de Diskurs komt Habermas tot een consensustheorie van de waarheid en een
consensustheorie van de ethiek : een Diskursethik

staat de waarheidsaanspraak van wat gezegd wordt ter discussie theoretische discussie die leidt tot een
rationele consensus die bepaalt wat als waarheid geldt. Ware uitspraken zijn alleen die uitspraken waarover
een rationele consensus tot stand is gekomen

staat de normatieve geldigheid ter discussie praktische discussie die ook leidt tot een rationele consensus:
de betrokkenen zijn op rationele gronden tot gedeeld begrip gekomen over de ethisch-normatieve juistheid
van de aanspraak enkel de handelingen waarover een rationele consensus tot stand is gekomen zijn ethisch-
normatieve handelingen

(staat de authenticiteitsaanspraak ter discussie discussie rond de waarachtigheid)

Habermas herformuleert ethiek in een communicatietheoretisch perspectief:
Vermijdt pre-moderne oplossing om normatieve geldigheid te verankeren in transcendente orde
Maar vermijdt ook al te moderne oplossing om morele geldigheid van normen op rekening te schrijven van
keuzes van het individu Het goede heeft dus altijd een sociale dimensie. Een overstijgen van het loutere
particuliere punt.

over geldigheid van morele normen moet een rationele discussie worden gevoerd
die discussie kan leiden tot een rationele consensus

Via zijn diskursethiek bereikt hij opnieuw iets wat verloren was gegaan: een parallel tussen het theoretische en
het praktische: in beide domeinen is eenzelfde soort rationaliteit aan het werk. domein van ethiek en
domein van rationaliteit liggen niet buiten elkaar: ook over morele normen kan discussie worden gevoerd

C. een kritische diagnose van de moderne samenleving

~Max Weber : Moderniteit= proces van uitsplitsing en verzelfstandiging van handelings- en betekenissferen.
traditionele samenleving: economie, politiek, recht, wetenschap, werden gestuurd door overkoepelend
religieuze betekenissysteem
= proces van rationalisering (doordat we ze uit elkaar halen kunnen we binnen elke sfeer specialiseren.
Economische en sociale argumenten zijn noodzakelijk niet dezelfde)
het sociaal handelen :
a. neemt binnen elk van die sferen afstand van de traditie
b. stelt eigen principes en normen
c. ontwikkelt zich consequent volgens die principes

handelingssferen van economie en politiek hebben zich zo uitgesplitst en verzelfstandigt dat ze ontkoppeld
zijn van de leefwereld:
instrumenteel-strategische rationaliteit( typisch voor deze sferen) verloopt zonder terugkoppeling naar
communicatieve rationaliteit de handelingsrationaliteit wordt dus niet gedragen door gedeeld begrip in
deze sferen, maar komt geautomatiseerd tot stand
Omdat de onderscheidingen zo sterk zijn geworden. Je krijgt aan de ene kant 'het systeem', en aan de
andere kant 'de leefwereld'.

Het systeem: wij maken deel uit van het systeem dat zich boven onze hoofden afspeelt en waarin wij geen
verschil uitmaken (bv. economie, sociale zekerheid,...) Dit systeem bepaald wat er mogelijk is en als individuen
hebben we het gevoel dat we er niets aan kunnen doen. materile reproductie

30

De leefwereld: hier is er plaats voor de persoonlijke verhoudingen, die communicatief zijn. symbolische
reproductie( = datgene wat ons richt op de wereld: normen, waarden,)

het systeem opereert onafhankelijk van de leefwereld( operationele onafhankelijkheid), maar staat er niet
volkomen los van(geen structurele onafhankelijkheid): het systeem vooronderstelt immers altijd de structuren
van de leefwereld
1. de cultuur, als het geheel van interpretatiekaders
2. de maatschappij, als het geheel van gemeenschappelijke normen
3. personen, als gesocialiseerde en sociaal competente individuen

kolonisering van de leefwereld : Habermas vreest dat de kenmerken van het systeem zich gaan inplanten in
de leefwereld
economisch: burgers worden consumenten ( ook bv. investeren in een relatie)
politiek: fenomeen van de verzorgingsstaat: burgers worden clinten. (bv studenten sturen in hun studie)
de materile reproductie hoort in dienst te staan van de culturele reproductie en niet andersom! (zoals
feitelijk het geval is)

de moderniteit zit op het verkeerde spoor de leefwereld moet opnieuw zijn normerende greep op het
systeem verwerven en het systeem moet in dienst staan van de leefwereld
Habermas is van oordeel dat er in de communicatieve rationaliteit nog voldoende rationaliteitspotentieel
aanwezig is om de suprematie van de doelrationaliteit terug te dringen
via Discussie heersende inzichten opnieuw bevragen en op grond van argumenten tot een nieuwe
consensus komen. leefwereld weerbaarder maken voor inhaligheid van het systeem.
soort poging om de doelstellingen van de moderniteit te hernemen.

De postmoderniteit is precies de gedachte dat dat niet lukt (Lyotard). Lyotard vind Habermas naef, hij denkt
dat hij de moderniteit kan redden. De vrijheid, de autonomie , ...
Lyotard zegt dat het allemaal verloren is, en dat we alleen nog maar kunnen spelen. Een esthetische houding
aannemen.

6. De morele betekenis van de democratie- conclusie

A. De institutionalisering van de dialoog

In een democratie wordt de regering door de instellingen verplicht om enerzijds naar de meningen van de
burgers te luisteren en anderzijds oog te hebben voor wat noodzakelijk is voor het voortbestaan van een
zinvolle samenleving

De dialoog wordt genstitutionaliseerd: geen vrijblijvend initiatief van de regering besef dat macht makkelijk
wordt misbruikt
Verdienste van democratie = elke belangengroep kan aanspraken formuleren waarnaar de regering moet
luisteren

Moralisering van het politieke onttrekken van de beslissing aan loutere macht (= respect voor minderheden)
wil om problemen vredevol op te lossen, wil tot redelijkheid en tolerantie en bereidheid van het politieke
bestuur om zich te rechtvaardigen ( rol van de oppositie: tonen dat er een alternatief is)
Gevaar van de technocratie: technische oplossing is de beste, geen oppositie nodig
Wat met een oppositie die democratie wil afschaffen? Als je ze uitsluit beperk je het gesprek

B. Oog voor het algemeen belang

Indien democratie betekent: besturen door redelijke discussie, dan is ze moreel superieur
nodigt de burgers via participatie aan de macht uit om zich te laten opvoeden en door discussie haar eigen
beperkte standpunt te overschrijven= oog te hebben voor het algemeen belang.
democratie = structuur n attitude.

31

Deel III : Recht en Ethiek
Inleiding: recht en ethiek: een complexe relatie

Er is altijd een discussie geweest of recht en ethiek een innerlijke band hebben?
Recht-rechtvaardigheid?
Moet het recht niet uit zichzelf bijdragen tot een rechtvaardige samenleving?
samenleving verwacht dit en als het recht dit niet doet verliest het zijn geloofwaardigheid.
summum ius, summa iniuria hoe kan een juridische oplossing onrechtvaardig zijn?

Eerste beweging: overeenkomst tussen recht en moraal
wie zich bedrogen voelt door een contract stapt naar de rechter
Recht = soort bekrachtiging van de morele normen die in de samenleving aanwezig zijn: ze ondersteunt ze

Maar: Recht vraagt minder dan de moraal ( zie kant: bv fiscus is niet genteresseerd waarom wij onze
belastingen betalen)

Soms gaat recht vooraf aan de moraal en vraagt het recht meer bv. milieurecht
Het recht kan ook geen ondersteuning bieden aan de morele code waar morele consensus ontbreekt
Bv. abortus, euthanasie,
Indien het recht n bepaalde positie zou incorporeren, zou ze verdrukkend werken

Historische voorbeelden waar recht en moraal niet congruent waren en recht een genstitutionaliseerde vorm
van onrechtvaardigheid ondersteunde tegenover de eisen van bewustwording: bv. slavernij, doodstraf,
rassenscheiding, kritiek erop om ze af te schaffen is begonnen als regelovertreding

impliceert dat recht minstens onderworpen is aan criteria en normen die van een hogere en meer absolute
orde zijn. = natuurrecht er is een intrinsieke band tussen recht en moraal: het recht erkent een andere
orde. Suggereert dat recht iets te maken heeft met de natuur

rechtspositivisme : er is geen intrinsieke band tussen recht en moraal. De geldigheid van een juridische
regel is niet afhankelijk van de overeenstemming met een morele waarde.

Verhaal van Antigone Sophocles
Antigone overtreedt de positieve wetten van de nieuwe orde , in naam van een hogere orde

is er boven het positieve recht nog een ander recht ,of is er een morele grondslag voor het recht, en is deze
absoluut of relatief-historisch?

Natuurrecht in 2 betekenissen:
Historische figuur van het klassieke natuurrecht ontstaan in de oudheid en ME
Filosofische idee van het natuurrecht poging om de morele grondslagen van het recht te legitimeren
behoort tot de ethiek en is gericht op normativiteit en de legitimering ervan
rechtsfilosofie: begrijpen van het fenomeen recht als zodanig.


Hoofdstuk 6 het klassieke natuurrecht: de natuur als norm voor het recht

1. Discussie over het recht in de oudheid

A. De sofisten ( 2
de
helft 5
de
Eeuw v.Chr.)

Historische achtergrond:
Ontwikkeling van de polis en toenemende contacten met andere volkeren traditionele structuren
en manieren van denken komen onder druk te staan door deze schaalvergroting ze zijn niet meer
vanzelfsprekend.
Sofisten werpen zich op als professionals die met de situatie weten om te gaan:
32

Door argumentatie en publiek debat proberen anderen te overtuigen van opvattingen
macht van de retoriek ( gelijk krijgen) overschaduwt traditionele notie van waarheid ( gelijk hebben)
Pejoratieve connotatie door Plato

Vraag: hoe kunnen we onze samenleving organiseren. Is het beter om rechtvaardig te zijn of niet? / is
er voor politiek ethiek nodig of niet?
= regels van de polis volgen
Ontdekking dat regels en wetten verschillen van samenleving tot samenleving
traditionele samenleving: regels waren eeuwig en natuurlijk en dus goed
regels zijn door mensen gemaakt, en dus veranderlijk en relatief ( beperkt tot een bep. Territorium)

Phusis ( natuur, eeuwig, goddelijke natuur) nomos( conventie, veranderlijk, menselijke wet)
in een traditionele samenleving was de phusis gelijk aan de nomos

Is er voor inzicht in rechtvaardigheid gespecialiseerde kennis nodig? Zo ja, kan dit worden aangeleerd?
En wat zijn de nodige kwalificaties voor het bestuur van een stad of staat? is dit een technische
aangelegenheid of niet?

Is het beter om de staat te laten besturen door technici of kan iedereen dit?

Protagoras: bestuur van de staat veronderstelt kennis, die een bep. Graad van techniciteit bevat.
Deze kennis kan worden doorgegeven en aangeleerd

De eis van een rechtvaardige staat kan formeel gesproken wel universeel genoemd worden, maar
inhoudelijk gezien tot grondig verschillende resultaten leiden.

Dubbelzinnigheid en ambiguteit van het natuurbegrip:
Kan op een dubbele manier gehanteerd worden:
normatief: datgene wat moet zijn, de essentie , het wezenlijke van iets, de natuur van de
dingen
De sofisten maken van deze betekenis gebruik om de heersende normen, cultuur en ethos
te bekritiseren, want die gelden slechts door overeenkomst.
descriptief: datgene wat is, wat bestaat verwijzing naar de biologische realiteit

Spreken over wat moet zijn(morele principes) verschijnt als een vermomming van de biologische realiteit
( het recht dat als ideaal voor een humane samenleving verschijnt is niet anders dan de inkleding van het
belang van de sterkste les matres de soupon: x is niets anders dan bv. verborgen machtswil)
veel van wat wij als hoogstaand beschouwen is feitelijk een biologisch proces. (Darwinisme: is er moraal, of
is wat wij doen eigenlijk het recht van de sterkste, maar dan vermomd?)
Bv. antigone spreekt over de wetten van de Goden, maar eigenlijk ter verdediging van haar eigen familie

Je kunt de ambiguteit van dit begrip retorisch gaan inzetten in het debat: als je tegenstander de ene betekenis
gebruikt, gebruik jij de andere

Radicale sofisten: Rechtvaardigheid is een lege idee het is iets voor de zwakken in de samenleving
Indien dit zo is kan rechtvaardigheid niet worden gebruikt om het bestaande positieve recht en instituties te
legitimeren.
omarmen en erkennen van wat nu het geval is
Het natuurrecht ambieert universele normen morele normen zijn altijd relatief t.o.v. de context
makkelijk om status quo te behouden : de feitelijke situatie is de enige haalbare


B. Plato( 428-348) , rechtvaardigheid als ideaal

grondlegger van het natuurrecht
Antwoord op het relativisme van de sofisten de rede is wel in staat om een blijvende fundering te geven

33

Persoonlijk motief dat denken beheerst: veroordeling van Socrates door middel van een politieke discussie
(volksvergadering)
hoe staat construeren waarin de dood van Socrates zich niet meer kan herhalen? ontwerp van een ideale
samenleving

De democratie die doorbreekt in Athene is volgens hem een verraad aan de waardheid (ontkennen dat er een
waarheid is, iets dat boven ons staat en we zelf niet maken )
de democratie heeft de waarheid vermoord

Ideenleer
De ware werkelijkheid is niet die van de empirische ervaring er is een meer fundamentele werkelijkheid, die
van de Ideen
echte kennis veronderstelt dat we in staat zijn om doorheen de wisselende dingen in onze ervaring door te
dringen tot de vormen of structuur van de dingen
Vb. cirkel: de vorm is in mijn denken al aanwezig en stelt mij in staat de dingen rondom mij te begrijpen.
idee van de cirkel= norm voor alle zintuiglijk waarneembare cirkels.

ethische discussie is voor Plato dus een metafysische discussie
De Ideenwereld treedt op als grond voor de dingen de werkelijkheidswaarde ligt in de participatie aan de
ideenwereld
Implicatie: deze Ideen die de essentie van de dingen bepaalt, heeft tegelijk ook een normatief gehalte
inzicht hebben in het wezen van de dingen = inzicht hebben in hoe mensen en dingen moeten zijn

Goed en kwaad zijn niet het resultaat van een arbitrair onderscheid, maar corresponderen met eeuwige en
onveranderlijke waarheden.

Wordt het vrome door de goden bemind omdat het vroom is, of is het vroom omdat het door de goden bemind
wordt?
Hobbes zal zeggen dat iets vroom is omdat de koning dat vindt
Plato zal zeggen dat iets vroom is omdat het in essentie vroom is
(~is een wet goed omdat er een intrinsiek goed element in zit of is ze goed door publieke erkenning?)

Staatsopvatting
= normatief
Zoeken naar het goede voor de mens en gemeenschap en toepassen op de Staat
vanuit kritiek op de bestaande situatie ( onwetendheid en incompetentie van politici~democratie)
duidelijk programma: het politieke ligt in de lijn met de realisering van het mens-zijn
= het morele leven van het individu vindt zijn voltooiing in een rechtvaardige staat : de staat draagt immers bij
tot de morele opvoeding van het individu
Legitimatie van de staat = de burger helpen bij de realisatie van het goede

De organisatie van de staat: berust op hetzelfde principe als bij het individu
3 onderdelen : het zintuiglijke streven/driften, het gemoed/kracht en het verstand/ geest
het individu functioneert goed als het verstand de driften ordent met behulp van het gemoed

Niveau van de staat:
Nous : verstand Leiders Wijsheid
Thumos : gemoed Bewakers Moed
Epithumetikon: driften Boeren, ambachtslieden Matigheid


Eerste stand: leiders: beschikken over kennis van de Ideen en dus over de waarheid.
filosofen : wie zich helemaal toelegt op het zoeken naar waarheid verdient het om de staat te besturen
specifieke deugd= wijsheid
langdurige en strenge opleiding. Mogen geen privbezit hebben, noch gezinsleven
Tweede stand: bewakers, soldaten en ambtenaren: uitvoerders en behoeders van wat door de eerste stand
wordt beslist. Specifieke deugd= moed.
34

Derde stand: boeren en ambachtslieden die arbeiden in functie van de noden en behoeften van de bevolking.
Ze zijn economisch productief. Hun deugd is de bezonnenheid/ matigheid

Een samenleving functioneert goed wanneer elk van de standen zijn taak op de meest perfecte wijze vervult
in de harmonie van de drie deugden ligt de rechtvaardigheid
= aprioristructuur van elke staat
( deze 3 niveaus zijn bepalend tot aan de Franse revolutie- Wat is de derde stand?- Sieys)

Rechtvaardigheid op het niveau van de staat kan gezien worden als een afschaduwing van de ideale
rechtvaardigheid doorheen het contingente kijken om de rechtvaardigheid zelf te zien

Democratie is voor Plato verbonden met een gebrek aan inzicht en waarheid

Plato heeft onvoldoende aandacht voor de natuurlijke socialiteit: het feit dat sociale verbanden zelf al een
morele zin vertonen. Hij ziet de samenleving enkel als een bruut gegeven dat moet worden geordend.

Idee van de filosoof-koning: de leiders van de staat moeten niet worden gezocht bij de economen of politici
de hoogste macht in een staat moet worden toevertrouwd aan degenen die de waarheid op het oog hebben
en niet louter op rendement of het louter overtuigen van anderen uitzijn ( Hobbes)
het gaat in de politiek om meer dan het structureren van de economie. Politiek gaat over rechtvaardigheid.
En dat is van een hogere orde. alleen maar de allerbesten moeten zich met politiek bezighouden.

Wie waakt de bewakers? Hoe zorgen we ervoor dat onze samenleving zich houdt aan haar eigen regels?
Bv flitspalen : werken, maar worden gesaboteerd cameras plaatsen bij cameras?
rechtvaardige staat leeft van de vooronderstelling van burgerlijke loyauteit. Veronderstelling dat de meeste
mensen zich houden aan de regels. Er moet een voldoende graad van consensus zijn.

Kritiek van Karl Popper: als je de politiek laat steunen op waarheid is dat de beste manier om oorlog te laten
ontstaan. Zij die denken de waarheid in pacht te hebben gaan anderen op grond hiervan willen uitschakelen of
hun wil aan anderen opleggen. in naam van de waarheid zijn de ergste dingen gebeurd
Bv. kruistochten, inquisitie
totalitarisme in Duitsland tijdens WO II. Het is gevaarlijk om 1 waarheid tot de waarheid te verheffen
Democratie is het inzicht dat er niet n waarheid is
wil niet zeggen dat waarheid geen enkele rol speelt in de politiek. ( in elk totalitarisme worden intellectuelen
uitgeschakeld: laten zien dat er andere manieren van denken zijn)

Plato gebruikt opzettelijk de term natuurrecht niet omdat dit verwijst naar de natuur: empirisch waarneembare


C. De Stoa ( 300 v.Chr. 200 n.Chr.) en het Romeinse recht

Gebruiken de term natuurrecht (lex naturalis)

Dezelfde politiek-maatschappelijke context als het epicurisme: schaalvergroting! (opkomst van Romeinse
wereldrijk romeinse juristen zullen erbij aansluiten)

Grote aandacht voor het politieke, zowel in geschriften als participatie eraan
epicurisme: enkel een minimale orde van maatschappij is nodig om de ataraxia te bereiken (leef verborgen)
politiek verliest zijn morele betekenis.

Ethiek

Vorm van levenswijsheid die gesteund is op de logos
= soort van redelijke kracht/ het goddelijke, een fundamentele
dynamiek in de werkelijkheid, die orde schept. Werkelijkheid en de
wereld vormen een redelijk geordend geheel, die te begrijpen valt
(= panthesme)
35


wij behoren tot deze orde, we zijn slechts een klein stukje van een groter geheel.
onze natuur =rede helpt ons inzien dat wij deel zijn van het geheel en ons hierin moeten inschakelen. Je
kan je lot niet ontlopen. Wij moeten dus leven volgens deze orde en we moeten loskomen van de gedachte
dat we iets kunnen veranderen gevoelens neutraliseren en je niet laten meeslepen door je passies
zo bereik je het geluk=apatheia ( onverstoorbaarheid, onbewogenheid) (~ataraxia : gevoelens in evenwicht)
inwendige vrijheid bereiken om uitwendige vrijheid mogelijk te maken ( wilssterkte en rigorisme)

Wat betekent leven volgens de natuur?
Binnen de stoa bestaan er verschillende opvattingen die samenhangen met het begrip natuur
- levens volgens het geheel van fundamentele neigingen die gemeenschappelijk zijn aan alle levende wezens
- probeer je eigen individuele menselijke rede te ontdekken
- proberen in nklank te geraken met de universele rede in de wereld/ kosmische orde

Natuurrecht

Door de schaalvergroting (wereldstaat) verschuift de aandacht naar het individu
individuele geluksvraag komt in de plaats van het politieke ideaal van een vrijheid binnen de gemeenschap.
gelijkheidsgedachte: voor zover elk mens een bewust redelijk wezen is , zijn alle mensen gelijk binnen de
grote wereldgemeenschap. sympathie van de broederschap
Innerlijke vrijheid doet de maatschappelijke verschillen als minder belangrijk verschijnen
conservatisme ! uiterlijke toevallige omstandigheden doen er niet toe legitimering van het status quo

Recht = uitdrukking van de universele orde die alle mensen verbindt.
Natuurrecht is dus een redelijk en universeel recht dat voortkomt uit de kosmos.
de universele redelijkheid = basis voor het particuliere recht en geeft er zijn geldigheid aan

Het Romeinse recht

ius naturale est quod natura omnia animalia docuit (natuurrecht is dat wat de natuur aan alle levende
wezens meegeeft) Ulpianus

Het natuurrect van de stoa zal worden overgenomen in het romeinse recht binnen de juridische idee van een
ius gentium

Ius civile ius gentium : ontwikkelde zich als een positief recht dat de handelsbetrekkingen tussen romeinen
en niet-romeinen regelde
besef dat het mogelijk was om regels af te spreken die de eigen maatschappij overschreden
gedachte dat het ius gentium rechtsprincipes bevatte die geldig waren voor alle mensen
samengebracht met de theorie van het natuurrecht natuurrecht : recht dat de natuurlijke rede onder
alle mensen heeft vastgesteld, dat bij alle volkeren wordt in acht genomen


2. Het natuurrecht in de christelijke traditie

Het stocijnse concept van natuurrecht zal in de christelijke traditie hernomen worden vanuit een religieuze
achtergrond
centraal: gedachte van universele mensenliefde: god is immers de vader van alle mensen en dus zijn alle
mensen broers en zussen
gaat terug op de Joodse wet ( gij zult niet doden) en zal Westerse cultuur benvloeden

Het Christendom was aanvankelijk een religieuze minderheid binnen een context die vijandig is voor het
christendom ( werd gezien als een sekte) Hoe overleven binnen een onverschillige samenleving?
ziet het onderscheid tussen profane wereld en sacrale wereld. Hoe verhoudt de profane wet zicht tot de
goddelijke wet?
36

Paulus denkt inhoud van christendom systematisch en ontdekt dat de basisstructuren van de ethiek niet
enkel in het christendom zitten , maar ook in andere culturen: alle mensen hebben inzicht in een soort
natuurlijke wet, die universeel is.
Christendom zal nadenken over de verhouding tussen het goddelijke en het wereldlijke

Augustinus : onderscheid tussen civitat Dei en civitas terrena

Thomas van Aquino ( 1224-1274): meest ontwikkelde formulering van de natuurwet
Doet beroep op het Griekse gedachtegoed om het Christelijke geloof een systematische inhoud te geven
invloed van de stoa!
wordt in de 19
de
eeuw binnen de Kerk als een voorbeeld gezien( Paus leo XIII)

Bij de stoa: natuurwet= goddelijke wet, een redelijkheid die orde geeft aan de wereld(= Panthesme)
het goddelijke is in de wereld vervat, het goddelijke bestaat slecht in en door de werkelijkheid zelf. Ze staan
niet vrij t.o.v. elkaar
tijd wordt cyclisch gedacht
de wereld = God , dus kan niet worden verbeterd geen plaats voor een menselijke opdracht

Christendom (Thesme): Idee van de schepping
Breuk tussen God en de wereld, God bestaat vanuit alle eeuwigheid en schept de wereld, ze valt er niet mee
samen. God is transcendent. Ze staan vrij t.o.v. elkaar
tijd wordt lineair gedacht
deze breuk maakt plaats voor een menselijke geschiedenis: de schepping /wereld zijn niet volmaakt of af
de mens heeft een soort opdracht: de wereld/ schepping verbeteren en Wereld en God terug
samenbrengen
belang van ordering van de wereld door positieve wetten

Thomas onderscheid 3 niveaus van wetten:
Lex aeterna ( de eeuwige wet) : het universum wordt bestuurd door de goddelijke rede. Het
is een soort ordening die de hele wereld doortrekt en richt in functie van haar einddoel . een
soort plan voor de wereld.
Lex naturalis( de natuurwet) : de mens met zijn eindig verstand heeft geen volledige toegang
tot Gods plan met de wereld kan de lex aeterna niet ten volle vatten. Toch heeft hij een
beperkte toegang tot die orde, want de mens is het beeld van god (analogie tussen goddelijk
intellect en menselijk verstand)
De natuurwet= participatie aan de eeuwige wet, dat deel van de eeuwige wet dat voor de
mens toegankelijk is
Hoe werkt deze natuurwet als norm voor ons handelen?
Er zijn 3 elementen:
Drang tot zelfbehoud: eigen aan alle wezens ( strafrechtelijke basisprincipes natuurrechtelijk
verbod op doodslag en moord en recht op wettige zelfverdediging)
Drang tot soortbehoud: eigen aan alle dieren ( seksuele opvattingen en opvatting over het huwelijk:
gericht op procreatie alle activiteiten die hier tegenin gaan zijn verboden)
Gemeenschapszin: enkel eigen aan de mens als politiek wezen ( rechtvaardige samenleving)
o Drang tot kennis en waarheid (plicht tot waarheid)
o Anderzijds wordt met leven volgens de natuur ook verwezen naar een formeel criterium:
leven volgens de wet van de redelijkheid

Bij de toepassing van de natuurwet op het menselijk handelen : grote mate van soepelheid
laat veel ruimte voor invulling culturele verschillen! : ook al zijn mensen in staat om tot kennis te komen
van de eeuwige waarheden van de natuurwet ze komen niet steeds tot dezelfde resultaten fundamentele
ordeningen aan passen aan de concrete situatie. bv. polygamie verbieden? procreatie
onderscheid tussen primaire en secundaire regels van het natuurrecht

Lex humana (menselijke wet): de positieve wet is de wet die geldt in een concrete maatschappij en die
door een bevoegde autoriteit is uitgevaardigd.
een positieve wet is slechts geldig als ze steunt op de natuurwet.
37

taak van positieve wet: inhoud en bepaaldheid geven aan de principes van de natuurwet.
vraag naar gehoorzaamheid aan immorele wetten. Vraag naar recht op opstand? tirannenmoord
= legitimering?

Hoofdstuk 7: de opkomst van het Rechtspositivisme

Eind 18
de
begin 19
de
eeuw: kritiek op natuurrechtsdenken:
Verwijzingen naar een hogere orde blijven altijd vaag. Recht heeft nood aan precisie, wil het zijn rol kunnen
spelen. ( succes moderne wetenschappen)
scheidingsthesis

1. Verklarende factoren

A. Invloed van de moderne wetenschap

Sinds Kant: metafysica =onmogelijk, inzicht in de dingen zelf kunnen we niet hebben ( Ding an sich ist
ein Unbekanntes)
Overtuiging groeit dat ware kennis gebaseerd is op zintuiglijke waarneming
kennis van een transcendente norm, zoals in het natuurrecht is dus illusorisch

Wetenschap = vooruitgang . een moderne industrile samenleving heeft nood aan een moderne
opvatting over recht

Wetenschappelijke methode werd uitgebreid naar het domein van de samenleving en de mens
(sociologie toont de wetmatigheden van de gemeenschap aan) recht verschijnt als maatschappelijk
fenomeen verschuiving van normatieve naar empirische benadering

B. Historisch bewustzijn

Groeiend besef van een historische dimensie: je moet alles in zijn historische context zien
o Reactie tegen opvatting dat het vroegere in functie van het later moet worden gezien:
stadias op weg naar een einddoel
o Reactie tegen eeuwige boventijdelijke waarheden
maatschappelijke fenomenen worden beoordeeld volgens hun innerlijke historische ontwikkeling

Aandacht voor concrete historische totaliteiten: romantische gedachte van particuliere historische
entiteiten die een immanente ontwikkeling kennen. Bv. reconstructie Vlaamse geschiedenis
universele idealen van de Franse revolutie komen onder druk te staan

Historische rechtsschool : invloed van Montesquieu ( lesprit des lois) hij plaatst recht in relatie tot
andere maatschappelijke fenomenen.
impuls geven aan de historische studie van recht
Von Savigny: beklemtoont band tussen recht en sociaal milieu, de organische en spontane groei van
het recht en de het feit dat het recht inspeelt op de concrete behoeften van de samenleving

recht wordt nauw verbonden met een feitelijke gemeenschap en elke referentie naar een transcendente
norm in de fundering van het recht verdwijnt

2. Rechtspositivisme Legitimiteit door legaliteit

Het positivisme = algemene theorie die exclusief waarde hecht aan wetenschappelijke kennis en aan de logisch-
empirische methode
normatief programma: enkel wetenschap is geschikt om de moderne samenleving te organiseren

Auguste Comte ( 1798-1857) : wet van de drie stadia
1) Mythisch/ theologisch stadium : wereld verklaren door verhalen met als verklarend element iets dat
buiten deze orde ligt ( valt niet te controleren)
38

2) Metafysische / filosofische fase : eerst in Griekenland wereld verklaren door verstand te gebruiken
3) Wetenschappelijke fase : 16
de
17
de
eeuw verklaren door het bestuderen van empirische fenomenen

hoogste tijd dat we het recht ook een wetenschappelijk statuut gaan geven
rechtspositivisme
het recht is datgene wat wordt bestudeerd door de rechtswetenschap: het observeerbare, het positieve
recht

Radicale vorm: er is geen andere norm dan de juridische norm. kritiek op het recht of een recht van opstand is
in deze opvatting niet eens te denken, want kritiek vanuit morele of maatschappelijke hoek is feitelijk irrelevant

Meer gematigde opvatting: erkenning dat er wel andere normen zijn, maar ze zijn geen recht. Het positieve
recht is als recht niet afhankelijk van deze normen
Er is een verschil tussen juridisch bindend en moreel bindend het natuurrecht verwart deze.

Karl Berghbom: onder het mom van rechtvaardigheid kan je alles laten gelden

Wat is dan de grondslag van het recht?
Voluntarisme? de grondslag is de wil van de wetgever, volgens de gemaakte afspraken ( Austin)
Sociale oorsprong? de geldigheid wordt afgeleid uit sociologische feiten: het is in de samenleving
aanwezig.
Formalisme:? de geldigheid van de norm is afhankelijk van het behoren tot een systeem dat
coherent en volledig is.

3. Rechtspositivistische stemmen

A. John Austin( 1790-1859) en de bevelstheorie

Opvatting die in vele opzichten aansluit bij het inzicht van veel niet-juristen: uiteindelijk is het recht te
begrijpen als een bevel, een verplichting ( instructie +sanctie)

Recht is in zijn periode (Engeland) een ontoegankelijk kluwen gaat proberen orde te scheppen
Sociale dimensie: een duidelijk/ toegankelijk rechtssysteem komt ten goede aan alle burgers

recht moet zich losmaken uit de vervlechting met natuurrechtelijke en theologische beschouwingen
rechtswetenschap moet op gelijke voet worden gebracht met andere wetenschappen
grondige begripsanalyse

Eerste stap: uitklaren van de betekenis van de wet wat geen wet is, moet uit het recht gebannen worden
= proces van eliminatie en classificatie om tot een criterium te komen waarmee de grenzen van het positieve
recht kunnen worden bepaald en tot een eenduidige identificatie van wet of juridische regel te komen

Analyse van het gebruik van de term wet in het taalgebruik:
Elimineren van de betekenissen van wet die ongeschikt of misleidend zijn: wetten naar analogie of
metafoor: bv. natuurwet, biologische wetten, loutere afspraken,..
Het is ofwel wet ofwel geen wet
Ze zijn geen wet in eigenlijke zin omdat er geen wil is die ze oplegt of controleert (sanctie)

Tweede stap: het gebruik van de wet in oneigenlijke of te ruime zin vermijden

Gods wetten: zijn steeds geformuleerd in algemene richtlijnen van morele aard hebben dus een
ander bereik
Menselijke regels die informeel kracht van wet zouden kunnen hebben, maar formeel niet. Bv.
bevelen van ouders, meerderen,

Resultaat : definitie van wat in de meest volledige zin als wet kan worden beschouwd:
39

Wet = een regel die afgekondigd is voor de leiding van een intelligent wezen door een ander intelligent
wezen dat macht over hem heeft

realiteit van de macht die sommigen uitoefenen over anderen
Aan de bron van deze wettelijke macht staat een soeverein individu dat geen hogere bevelen meer
aanvaardt
Wetten worden afgedwongen onder de dreiging van een sanctie

3 centrale kenmerken:
Gehoorzaamheid aan de soeverein
Soeverein zelf is niet onderworpen aan een hogere orde
Zijn macht is onbeperkt

Verschuiving van recht dat verweven is met de samenleving naar een recht als zelfstandige entiteit.
Legitimiteit? politieke discussie
Klaarheid is een hogere waarde dan de natuurwet (= kluwen waarbij we allerlei verschillende uitkomsten
krijgen), klaarheid zal het recht rechtvaardiger maken dan de natuurwet
B. Het Formele rechtspositivisme van Hans Kelsen ( 1881- 1973)

Joods denker vlucht naar de VS.

Opzet: een streng-wetenschappelijke fundering van het recht opbouwen
ontrafelen van de logische vorm die achter de empirische verschijning van het recht is terug te vinden =
rationele reconstructie
het recht zo in kaart brengen dat onze definitie ervan geldt, onafhankelijk van de bestaande juridische
systemen( Austin: wou het recht ordenen)

Inspiratie Wiener Kreis: recht zo helder mogelijk definiren
Inspiratie Kant: aprioristructuren van het recht de logische basisstructuur die een regel tot een juridische
regel maakt

opstellen van een zuivere rechtstheorie, los van elke natuurrechtelijke benvloeding
purificatie van het recht naar het onderwerp: concentreren op het probleem van de juridische
geldigheid: alle politieke, sociologische, morele, psychologische dimensies/motieven moeten worden
weggezuiverd
purificatie van het recht naar de methode: enkel een wetenschappelijke, waardevrije
onderzoeksmethodologie kan garantie opleveren. losmaken van de inhoud

wanneer juridische regels ontdaan worden van elke concrete inhoud en naar hun vorm worden onderzocht
komt een rationele structuur van met elkaar verbonden juridische normen naar boven
piramidevorm
deze normen drukken een specifiek juridisch moeten uit : als voorwaarde X vervuld is, moet sanctie Y
worden toegepast = basis van elke juridische regel

Waaraan ontleend een juridische regel zijn geldigheid? doordat hij verwijst naar een hogere norm
Bv. stoppen aan rood licht verkeerscode Grondwet
Elke norm is de concrete invulling van een meer algemene norm (hirarchische piramide)

Risico van oneindige keten? Is er een ultieme norm die geldigheid geeft aan het geheel?
het bestaan van elk juridisch systeem veronderstelt dat er een Grundnorm is. = hypothetische grondregel
die zegt dat je de juridische piramide moet volgen (niet omdat hij rechtvaardig is, maar omdat je er niet buiten
kan)
geeft aan het juridische systeem zijn eenheid en geldigheid en kan zelf niet meer verder gefundeerd worden
het is niet een empirisch feitelijk bestaande grondwet, maar een logische Grondwet , een conclusie waartoe
het denken moet komen (~Kant: transcendentaal bewustzijn)


40

een juridische regel ontleent zijn geldigheid dus aan zijn vorm, zijn inpasbaarheid in het systeem.

4. Evaluerende beschouwingen

Sterke punten van rechtspositivisme
Het is een duidelijke en praktische opvatting : het recht is een geheel van regels , te vinden in
wetboeken en jurisprudentie , en er zijn methoden om het recht op te sporen
Stevige basis voor de rechtszekerheid er is een garantie dat het conflict wordt opgelost
Kan verbonden worden met het idee van een moderne procedurele democratische rechtsstaat het
recht is niet genteresseerd in de inhoud ( meningen verschillen) wel in de vorm;

Kritiek op het rechtspositivisme: beperktheid en eenzijdigheid
Het rechtspositivisme heeft weinig oog voor de concrete uitvoering van regels. Het is niet omdat een
regel van kracht is dat ze ook efficint kan worden uitgevoerd
Het rechtspositivisme neemt een zuiver formeel standpunt in. De feitelijke inhoud van recht lijkt
irrelevant of secundair. Dubbele eenzijdigheid:
o Of een regel terecht geldt is hier niet bespreekbaar (vraag naar rechtvaardigheid)
o Het rechtspositivisme neemt een scheiding tussen waarden en recht aan, maar het feit dat er
een rechtsstaat is , is op zichzelf al waardevol. willekeur vermijden
De band met een democratische staatsvorm is ambigu: ook hier dient de vraag te worden gesteld of
een correcte procedure voldoende is, om de geldigheid te legitimeren.
rechtspositivisme wordt vaak geassocieerd met conservatisme: orde in stand houden veranderen
van regels vergt veel inspanning procedure= rem op snelle verandering. Het is immuun voor
kritische geluiden van buitenaf
ervaringen met Nazi- Duitsland. dit totalitaire regime werd mogelijk gemaakt door het
rechtspositivisme verwaarlozing van de inhoud immuun voor maatschappelijke verandering

Is consensus over de procedure een voldoende voorwaarde voor sociale cohesie?

Hoofdstuk 8 : Dichotomie of Verzoening? Rechtspositivisme en/of natuurrecht?
Inleiding:

Vraag naar legitimiteit van de wet ( van het juridische systeem als geheel) blijft een centrale topic
risico op kringredenering juridische regels legitimeren door te wijzen naar een essentieel kenmerk, dat ze
bindend zijn, is enkel uitstel van het probleem

Binnen de context van de wet is men juridisch verplicht om de wet ge gehoorzamen. Is men ook moreel
verplicht?

Naoorlogse periode: probleem van Nazi-Duitsland en het heersende rechtspositivisme:
De geldigheid van de rechtbanken te Nrnberg die op een juridisch correcte wijze probeerden af te
rekenen met het Nazi-regime. Waar haalden de geallieerden dit recht vandaan?
universele kwestie van rechtvaardigheid natuurrecht wordt gerehabiliteerd
Geldigheid van het Nazi-juridische systeem tussen 1933 en 1945: bv. continuteit van erfrecht,
huwelijksrecht, op welke grond gaan we dit erkennen?
Oprichting van een nieuwe Duitse Bondsrepubliek met een nieuwe Grondwet

argumenten van het natuurrecht zullen terug worden bovengehaald
befehl ist befehl belangrijkste verdediging van veel Nazi kopstukken eng rechtspositivisme
twijfel aan de kwaliteiten van het rechtspositivisme.

1. Theoretische toenadering?
A. Het positivisme van Herbert Hart ( 1907-1995)

Oprichter van Departement rechtsfilosofie in Oxford
the concept of Law: meest invloedrijke naoorlogse verdediging van het rechtspositivisme
41

Gebruik van inzichten uit de taalfilosofie linguistic turn

Kritiek op de bevelstheorie

Tot vr Hart werden rechtspositivisme en bevelstheorie onlosmakelijk verbonden ( wet = uitdrukking van de
wil)
Hart toont dat die band niet noodzakelijk is
Bevelstheorie komt volgens hem niet overeen met de realiteit en heeft daardoor onvoldoende
verklaringskracht

niet alle juridische regels zijn te herleiden tot bevelen met eraan verbonden sancties! Bv. regels met het
oog op de geldigheid van contracten ze zijn er met het oog op het ordenen van het sociale verkeer en
wanneer ze niet worden gevolgd is de actie zelf niet geldig ( ongeldigheid is niet gelijk te stellen met sanctie!-->
uitholling van het begrip)
er ontbreekt een concept van aanvaarde regel
analyse van regels:
Sociale regels : organisatie van menselijk gedrag. Bv. etiquette. Zijn niet afdwingbaar
Regels die een verplichting in houden:
o Verplichtingen gebaseerd op de heersende morele code
o Verplichtingen die de vorm aannemen van een juridische regel : Maak het onderscheid met
de morele regels!! juridische regels kan je niet beschrijven als je er niet vanuit gaat dat
mensen ze als een juridische regel kunnen kwalificeren.
Primaire juridische regels: regels die essentieel zijn voor elke vorm van samenleven (
verboden, voorschriften) regels die antisociaal gedrag tegengaan bv. verbod op
diefstal
Secundaire juridische regels: regels die exclusief betrekking hebben op de status van
primaire regels. Ze zorgen ervoor dat primaire regels kunnen functioneren. Bv.
overgangsmaatregelen.
deze regels zorgen voor de overgang van de pre-legale maatschappij naar een
rechtssysteem

Als de primaire regels steunen op de secundaire regels, waar halen deze laatste hun geldigheid dan vandaan?
de meest fundamentele secundaire regel is de rule of recognition of de erkenningsregel
dit is de regel waarop uiteindelijk de autoriteit van alle primaire regels teruggaat!= bron van alle legaliteit
kan vele vormen aannemen: geschreven of ongeschreven, maar in essentie gaat het om een sociaal
aanvaard feit
Kelsen: Grundnorm: bestaat slechts hypothetisch
de vraag naar de geldigheid van de erkenningsregel kan niet worden gesteld, want het is de bron zelf van
de juridische geldigheid (standaardmeter) ( je kan niet naar de geldigheid vragen van iets buiten het systeem,
dat geldigheid geeft aan het systeem)

Harts rechtspositivisme

Hij is een rechtspositivist omdat hij vasthoudt aan de scheidingsthesis en de gedachte dat elke rechtstheorie
zich moet bezig houden met de analyse van rechtsbegrippen

Vernieuwing: theorie van de minimale (morele) inhoud
er zijn een aantal natuurlijke kenmerken van mensen in de samenleving en deze bepalen tot op zekere
hoogt de noodzakelijke inhoud van de wet, namelijk voor zover ze minimaal consistent zijn met het menselijk
overleven de bescherming van wat mensen elementair belangrijk beschouwen
Bv. menselijke kwetsbaarheid wetten die geweld verbieden behoren tot de meest elementaire

juridische regels kunnen dus niet om het even wat als inhoud hebben. Er is een natuurlijk verband tussen de
wet en elementaire natuurlijke behoeften!


B. Ronald Dworkin( 1931-): een hedendaags antwoord
42


Opvolger van Hart in Oxford
Wil niet echt een rechtspositivist genoemd worden sluit dichter aan bij natuurrecht
Opzet: dit steriele onderscheid opheffen
convergentie van recht en ethiek: ze liggen in elkaars verlengde

Kritiek op het rechtspositivisme

Het rechtspositivisme is een te beperkte theorie: ze houdt zich vooral bezig met het probleem van de
geldigheid van een juridische regel, en bestudeert daarbij het recht los van de samenleving
MAAR: het rechtssysteem is vervlochten met de samenleving! (montesquieu)

Rechtspositivisme : recht is een geheel van regels = eenzijdig!
Onderscheid juridische regels principes
aantonen dat recht en moraliteit niet zo strikt gescheiden zijn
recht is meer dan het toepassen van regels, het is ook een kwestie van morele principes inzake
rechtvaardigheid, mensenrechten en van goed beleid
Juridische regels zijn toepasbaar of niet kwestie van alles of niets ambiren exactheid
juridische principes( algemene rechtsbeginselen, mensenrechten,) zijn geen eenvoudige kwestie van
toepassen, ze zijn niet eenduidig ze hebben een dimensie van gewicht moet worden afgewogen tegen
andere principes.

Rechtspositivistische opvatting over de geldigheid ( piramidestructuur: soeverein bij Austin, Grundnorm,
erkenningsregel) is onrealistisch en incoherent!
dit klopt niet met wat er feitelijk gebeurt
recht is niet enkel een geheel (piramide )van regels, maar een samenspel van regels en principes:
Bv. als principes evolueren komen er nieuwe regels bij of worden ze anders genterpreteerd
regels worden gekoppeld aan maatschappelijke evoluties in plaats van aan andere regels
De rechter moet regels hanteren in een steeds wisselend maatschappelijk landschap

Vergelijking van het recht met de literatuur:
De rechter is een creatieve figuur die een onvoltooid verhaal moet verderzetten
Recht= steeds verder lopend verhaal zonder einde
Elke juridische actor schrijft een nieuw hoofdstuk
moet daarvoor wel de voorgaande hoofdstukken kennen en interpreteren: moet in de lijn van het verhaal
blijven
nieuwe oplossing moet ook zo goed mogelijk aansluiten bij de heersende politieke moraliteit
Nussbaum pleit voor het belang van literatuur in de rechtenopleiding: je leert jezelf te verplaatsen in de positie
van iemand anders( van degene over wie je recht spreekt)

hard cases laten zien hoe er op cruciale momenten meer op het spel staat dan de toepassing van een regel
Bv. Riggs versus Palmer : principe dat niemand voordeel mag genieten van zijn eigen misdrijf vs. Juridische
regels

2. Mensenrechten : een geslaagd alternatief ?

A. Het belang van mensenrechten
Symbool voor onze inzet tegen allerlei vormen van verdrukking ze kunnen op brede instemming rekenen

= poging om recht en moraal weer bij elkaar te brengen

Mensenrechten vallen niet zonder meer samen met moraal. Moraal is immers meer dan louter respect voor
elkaars rechten

Brede moraal : heeft te maken met opvattingen, houdingen en praktijken, kortom alle aspecten van het goede
leven. Je kan hierbij denken aan de manier waarop je zelf opgevoed bent. De brede moraal maakt iemand tot
wat hij is. De moraal is zeer sterk getekend vanuit de concrete omgeving waaruit je komt. Brede moraal gaat
43

dus over inhoud, maar wordt hierdoor juist particulier.

Smalle moraal: heeft te maken met rechtsrespect. In de smalle moraal wordt geen standpunt ingenomen over
het goede leven, maar gaat het veeleer om het beveiligen van ruimtes waarbinnen ieder voor zich een invulling
kan geven aan zijn opvattingen van het goede leven. Mensenrechten situeren zich hoofdzakelijk aan de kant
van de smalle moraal.
De staat moet neutraal zijn, en mag niet vanuit een bepaalde levensbeschouwing optreden.

Bv. bestrijden van drugs
smalle moraal: dreigende overlast en criminaliteit bedreiging voor anderen
brede moraal: inhoudelijk bekritiseren

B. Mensenrechten zijn modern

Mensenrechten zijn het product van een historisch proces van bewustwording
hangen samen met de mensopvatting van de moderne tijd

De mens heeft rechten omdat hij mens is, ze behoren tot het individu, onafhankelijk van de context waarin hij
leeft

In de ontwikkeling van mensenrechten heeft de contrastervaring een grote rol gespeeld: de strijd tegen allerlei
misbruiken. Bv. tegen machtswillekeur van de vorst, ancien regime, nazisme,

Derdewereldlanden hebben niet dezelfde historische processen doorgemaakt dus hun houding t.o.v.
mensenrechten zal ook anders zijn

Tweede formulering van de categorisch imperatief : hierover hebben we vroeger gezegd dat dit zou evolueren
tot de mensenrechten. Maak deze link!

Middeleeuwen
Mensenrechten zoals wij ze kennen zijn nog niet aanwezig in de middeleeuwse samenleving
Wel erkenning van rechten (ius) , maar die werden vooral objectief beschreven: recht op iets
minder verwijzing naar het subject
Het waren ook vooral groepsrechten : privileges die moesten beschermen tegen de willekeur van de vorst. ( bv.
Magna Charta , Blijde Inkomst) voor groepen die sterk genoeg waren om ze af te dwingen van de vorst

Burgerrechtenverklaringen
Declaration of Independance (1766) , Declaration des droits de lhomme et du citoyen( 1789)
filosofisch gedachtegoed van de Aufklrung en liberalisme
2 kenmerken:
Uitdrukking van de burgerlijke emancipatie : eis van inperking van het politieke gezag nog
nationaal, niet betrokken op de wereldgemeenschap. Ze creren een ruimte waar de overheid moet
afblijven en zorgen ervoor dat de burger zich ten volle kan ontplooien
Expressie van het contractmodel : het politieke gezag gaat uit van de burgers die door middel van
afspraken een deel van hun macht afstaan aan het niveau van de staat belang van individuele
vrijheidsrechten
de kern van de mensenrechten

Mensenrechtenverklaringen
Bv. Uno- verklaring van de rechten van de mens( 1948)

Belangrijke kenmerken:
Deze spreken over de mens als mens. Niet meer over 'de burger van Frankrijk' of 'de burger van
Amerika'. Ze hebben uitdrukkelijk de ambitie om universeel te zijn. Ze heeft de ambitie om
toepasselijk te zijn op elke mens, omdat hij mens is.
In de tekst bevinden klassieke rechten:
o Vrijheidsrechten (burgerlijke rechten) (mening, pers,) libert
44

o Participatierechten (politieke rechten)( stemrecht,) fraternit
negatieve verplichting van de overheid (moet zich onthouden)
reflecteren strijd tegen kolonialisme
nieuw soort rechten:
o Sociale rechten( huisvesting, onderwijs,) egalit
positieve verplichting voor de overheid moet iets doen
reflecteren sociale strijd

Mensenrechtenverdragen
Bupo en IVESCR(1966-67), EVRM (1950-53)

Men begint in te zien dat het opstellen van verklaringen niet voldoende is. Ze heeft juridische verankering
nodig. Individuele burgers moeten zich kunnen keren tot hun eigen staat. Grondrechten moeten ook juridisch
verankerd worden.

Rechten verschijnen als een attribuut van het subject, worden synoniem van zijn vermogen om vrijelijk te
kunnen beschikken mens is er zelf bron van, de oorsprong ervan ligt niet in de gemeenschap.
Conclusie:
Mensenrechten drukken een minimum aan menswaardigheid uit, en tegelijk krijgen ze een positiefrechtelijke
verankering. Ze worden vertaald in recht. Het gaat niet om een vage rechtsvaardigheidsopvatting, het gaat om
juridisch afdwingbare teksten. samenbrengen van recht en ethiek

C. Mensenrechten onder kritiek

Kritiek van indifferentisme
Deze kritiek luidt dat mensenrechten zouden leiden tot een verregaande onverschilligheid of indifferentisme:
ze zouden een vrijbrief zijn om zonder meer te doen wat men wil
ze bevatten geen instructies om met deze rechten om te gaan, buiten het respecteren van de rechten van
een ander
rechten worden losgekoppeld van plichten

Dubbel antwoord:
1) Het bezit van een recht betekent niet dat de uitoefening ervan zonder meer moreel gerechtvaardigd is
de uitoefening van mensenrechten is niet synoniem voor immuniteit tegenover morele beoordeling
Deze morele verantwoordelijkheid is dan de plicht tot waarheid. Bv. Kranten moeten kunnen
schrijven wat nodig is, maar tegelijk verwachten we wel dat hierdoor de waarheid aan het licht komt.
2) Het feit dat het bezit van een mensenrecht geen inhoudelijke instructies bevat omtrent de feitelijke
uitoefening ervan betekent niet dat datgene wat in dit recht wordt uitgedrukt onbelangrijk zou zijn.
je moet ze zien als essentile kenmerken van het menselijke zijn
precies omdat wat een mensenrecht op het oog heeft zo belangrijk is, wordt de invulling ervan
vrijgelaten aan de rechthebbende
Bv. recht op vrijheid van godsdienst: niet omdat de inhoud van de godsdienst onbelangrijk is, maar
omdat de staat zich hier niet mee heeft te moeien.
-> wat niet ingevuld is, heeft juist een grotere waarde dan hetgeen geregeld is door de Staat/ wet. De
staat blijft van de meest essentiele dingen voor een subject af!

Kritiek van overbodigheid
Als de burger er toch zelf invulling aan moet geven, is het dan niet voldoende dat we ons beperken tot het
formuleren van onze plichten?
kijken vanuit het standpunt van de receptor
bv de plicht tot opvoeding van de ouders kan niet zomaar worden gelijkgesteld met het recht van het kind
om opgevoed te worden
in de erkenning van rechten ligt een bron van zelfrespect: men kan op zijn rechten gaan staan en de
afdwinging ervan wordt niet aan de goede wil van de tegenpartij overgelaten
Men kan dingen eisen die hen zijn toegewezen door hun recht, en zijn zeker dat zij die gaan krijgen. Anders zijn
ze niet zeker, en zijn ze afhankelijk van diegene die het recht moet uitvoeren.

45

Kritiek van het individualisme
Mensenrechten zouden leiden tot individualisme, ze zouden het individu met zijn rechten opponeren aan de
gemeenschap
K.Marx eigendomsrecht. Eigenaars moeten beschermd worden, jammer voor diegene die geen eigendom
hebben.

Mensenrechten functioneren echter precies als voorwaarde voor socialiteit
Sociale betekenis van mensenrechten op 2 niveaus:
Voor het individu kunnen mensenrechten weldegelijk een sociale rol vervullen.
o Recht op vrije meningsuiting: mogelijkheid om mening te uiten bv. in een discussie
o Recht op vrije tijd: mogelijkheid om zich te engageren in allerlei sociale verbanden
o Recht op privacy garandeert de mogelijkheid tot vormen van (persoonlijke) communicatie ,
waar de overheid zich niet mee te bemoeien heeft
mensenrechten garanderen de differentiatie die eigen is aan de moderne samenleving
Op het niveau van de gemeenschap: toekennen van rechten kan bijdragen tot politieke cohesie. Het
recht op inspraak of stemrecht kan ervoor zorgen dat de rechthebbende zich betrokken voelt bij de
gemeenschap
Vb. De discussie rond stemrecht voor migranten. Hierin zijn er twee posities: 1) Ze moeten
gentegreerd zijn vooraleer ze stemrecht krijgen. 2) Juist door ze stemrecht te geven, worden ze
gentegreerd.

D. Het succes verklaard
Gaat het succes van mensenrechten niet te ver? Zullen er geen tendensen opduiken waarbij de samenleving
zichzelf zal moeten begrijpen als een geheel van individuele claimers?

Verklarende factoren voor het succes:
Onze moderne samenleving wordt gekenmerkt door een fundamenteel pluralisme :
er is niet langer een gedeelde consensus met betrekking tot waarden
de inhoud van een ethos wordt als priv ervaren
overheid moet een kader garanderen waarbinnen ieder zijn eigen ethos een invulling kan geven
Vooruitgang op vele terreinen is verbonden met de differentiatie van sferen in onze samenleving, die
via mensenrechten worden gegarandeerd
Bv. wetenschap veronderstelt vrijheid van meningsuiting, godsdienst kan zichzelf ontdekken door de
scheiding tussen Kerk en staat, de economie functioneert door het beginsel van non-discriminatie
De mensenrechten vertonen flexibiliteit. Ze zijn bij uitstek een voorbeeld van een groot verhaal van de
moderniteit (Lyotard), maar blijkbaar zijn ze wl in staat om de overgang naar een postmoderne
samenleving te maken. Mensenrechten zijn zowel een universeel verhaal, als een verhaal dat
particulier kan gebruikt worden(mogelijkheid tot concrete identificatie).

E. Beperkingen?

Inzake problemen van machtsmisbruik en despotisme zijn mensenrechten, zeker in het Westen, een succesvol
instrument gebleken.
Toch kennen mensenrechten grenzen:
Kan het beroep op mensenrechten een antwoord zijn op al de grote problemen van onze tijd?
o Gelijkberechting van de vrouw: vanuit de erkenning van de juridische gelijkheid van de vrouw
is de vraag naar de onderlinge verhouding tussen man en vrouw nog niet opgelost. Dit kan je
niet oplossen met rechten, hiervoor is een nieuwe visie nodig
o Ecologische problematiek: zal nooit kunnen worden opgelost door het toekennen van
rechten. Men moet bereidt zijn om de eigen levensstijl te veranderen. Als je deze aarde nog
willen laten voortbestaan, dan kan dit niet in het tempo waarin we dit nu aan het doen zijn.
Misschien zijn de grootste problemen waarvoor we vandaag staan, problemen waarbij het
rechtendiscours op haar eigen limieten botst.
De aanpak van problemen via mensenrechten kent ook een aantal mislukkingen:
o Bv. the civil rights movement in de VS is er niet in geslaagd om de situatie van de zwarte
bevolking aanzienlijk te verbeteren.
46

De overheid moet meer doen. Een beleid voeren dat enkel gericht is op gelijke rechten zal niet
volstaan, er is meer nodig om dit effectief te realiseren. ( een direct ingrijpen op het niveau van het
gezin door de staat druist echter in tegen het recht op pluraliteit)
Het ontbreken van een maatschappelijke consensus leidt tot een toenemend beroep op rechten, wat
een toenemend aantal conflicten met zich meebrengt. Conflicten tussen fundamentele rechten leiden
echter vaak tot een blokkering. een discussie die rekening houdt met elementen van de brede
moraal zal meer garanties bieden voor een dialoog, dan het halsstarrig vasthouden aan rechten
De effectiviteit en afdwingbaarheid van rechten blijven gebonden aan hun erkenning door de Staat.
Mensenrechten zijn dus altijd gekoppeld aan een bepaalde organisatie van de samenleving zelf. Hoe
zeker zijn we dat landen zullen blijven de mensenrechten respecteren?

Deel IV Ethiek en sociale rechtvaardigheid

Inleiding

Begrip rechtvaardigheid hanteren we hier niet in brede zin, als synoniem van moraliteit: de rechtvaardige is
diegene die zichzelf en anderen recht doet, die doet wat hij moet doen.

Wel in specifieke zin: betrekking op de verdelingsproblematiek: de redelijke verdeling van schaarse goederen
binnen een gemeenschap. Zijn hier criteria voor?
(Betekent niet dat de sociaaleconomische problematiek zich beperkt tot de verdelingsvraag!)
1. Formeel grondprincipe

Een rechtvaardige behandeling impliceert geen materile maar formele gelijkheid:
gelijke vallen gelijk behandelen = gelijkheidsprincipe
willekeur = immoreel, ongelijke behandeling moet worden gemotiveerd(aantonen dat gevallen niet gelijk
zijn)
het is een formeel principe: het zegt niet welke gevallen gelijk zijn en welke niet. Het principe geldt
onafhankelijk van wat er te verdelen is.
de inhoudelijk-ethische vraag zal zijn welke de relevante kwaliteiten zijn bij bepaalde toewijzingen.
Behoeften? (zie China in tijd van Mao Zedong) , prestatie?

2. Soorten rechtvaardigheid

Aristoteles heeft een klassieke indeling gemaakt tussen drie types van rechtvaardigheid:
a. Ruilrechtvaardigheid: slaat op ruiluitwisselingen tussen personen. Het relevante criterium is hier de
evenwaardige tegenprestatie mathematische rechtvaardigheid zodat proportionele posities
bewaard blijven
b. Vereffenende rechtvaardigheid: betreft toewijzingen bij gevallen van schadeberokkening . relevant
criterium is de maat van de schade zodat proportionele posities bewaard blijven
c. Verdelende rechtvaardigheid: toewijzing van goederen die de gemeenschap te verdelen heeft over
haar leden. De te verdelen goederen zijn sociale primaire goederen. Primair: goederen die elk redelijk
wezen nodig heeft voor de realisering van zijn levensdoelen, welke die ook zijn. Sociaal: niet
natuurlijk, maar maatschappelijk bepaald rechtsgoederen( vrijheid, rechten, kansen) en
welvaartsgoederen( inkomen, uitkeringen) hier dienen de proportionele verhoudingen bewaard te
blijven
Dit is een statische opvatting: balansherstel binnen een gegeven orde
hedendaagse benadering: dynamisch stelt de vraag naar de rechtvaardigheid van de orde zelf
Bv. kinderbijslag. Hoe toekennen? In principe is dit voor elk kind evenveel, ongeacht het inkomen het nadeel
dat de ouders ondervinden doordat ze meer kosten hebben compenseren.
Andere opinie: waarom aan de grote vermogens nog kinderbijslag betalen en de categorien die het echt nodig
hebben niet meer ondersteunen? hoe kan je dit nagaan? Controlemechanismen, creert meer
bureaucratie

Problematiek van de ontwikkelingslanden: moet je met de uitgangspositie rekening houden of eerder een
echte herverdeling bewerkstelligen?
47


Hoofdstuk 10 Utilitarisme: De behoefte als norm

Inleiding

Het utilitarisme reikt een criterium aan dat universeel en rationeel is en dat gegrond wordt op het economisch
beginsel

Er is geen rationele overweging mogelijk met betrekking tot subjectieve voorkeuren
Wl met betrekking tot een calculus van middelen ( kosten-batenanalyse)
pros en contras zo objectief tegenover elkaar afwegen om zo tot de meest efficinte oplossing te komen
wanneer men de preferentie beperkt tot het individu: prudentialisme
neemt men de preferenties van alle subjecten in aanmerking: utilitarisme

1. Cultuurhistorische situering

Moderne tijd wordt gekenmerkt door diepgaande veranderingen die invloed hebben op het zelfbeeld van
mensen:
De reformatie : grotere klemtoon op het individu en zijn innerlijke subjectiviteit klemtoon op het
menselijk onvermogen en waardering van arbeid
Veranderingen op gebied van de wetenschap: mathematisering, instrumentalisering( belang van de
techniek) atomisering, mechanisering (dwingende antecedente oorzaken)
Deze verschuivingen op wetenschappelijk gebied worden doorgetrokken naar de politieke en sociale context
menselijke samenleving wordt begrepen als bestaande uit niet-deelbare elementen,atomen: individuen
Hoe gaan we zon samenleving verklaren en legitimeren?
mathematisering door kwantificering is maatgevend de samenleving wordt een optelsom
Algemeen belang wordt uitgedrukt in een kwantitatieve procedure: stemming

Niveau van de economie:
het ontstaan van de vrije markt waarop zich atomaire individuen bewegen, gedreven door winstbejag
verschuiving van landbouweconomie -> geldeconomie
wereld van perfecte ruil en inwisselbaarheid.

Deze ingrijpende veranderingen vragen om een nieuwe ethiek

2. De utilitaristische ethiek economie van de behoeften

A. Het utilitarisme als ethiek
Grondleggers: David Hume, Jeremy Bentham en John Stuart Mill

In het utilitarisme wordt de morele kwaliteit van het leven en handelen beoordeeld vanuit de utiliteit, het nut
met oog op het geluk.
= teleologische ethiek. Handelen zelf = nuttig ( Aristoteles: ontplooiing van het morele leven)

Moraal = nuts-calculus van doelstellingen die in de feitelijkheid van behoeften en verlangens gegeven zijn.
Doel = bereiken van geluk als bevrediging van behoeftes
Dit geluksgevoel is voor iedereen gelijk,universeel: vermijden van pijn en bevredigen van behoeftes
In die universaliteit ligt het ethische gehalte : mijn bekommernis voor het eigenbelang wordt uitgebreid naar
het belang van anderen ik breng in mijn beslissing de anderen in rekening

Het utilitarisme presenteert zich ook als een concrete ethiek : Ethiek moet gaan over de concrete, haast
tastbare invulling van het geluk

Sluit nauw aan en treedt als legitimering op voor de democratische verzorgingsstaat in de welvaartseconomie:
ligt aan de basis van veel sociale hervormingen ( afschaffing van de slavernij, vrouwenkiesrecht,hervorming
van het gevangeniswezen)
rechtstreeks bevorderen van het geluk en verminderen van het menselijke leed
48


B. Basisprincipes
Inhoudelijke principes:
1) Het principe van consequentie: het morele nut van een handeling wordt beoordeeld op zijn rele
consequenties vermeerderd de handeling het geluk van de betrokkenen(positieve balans)?
andere overwegingen zoals bv. de intentie zijn respectabel,maar irrelevant (onderscheid
deontologische ethiek bv. Kant)
Bentham: gaat uit van feitelijke verlangens, die niet a priori kwalitatief mogen worden onderscheiden.
Het enige mogelijke onderscheid is kwalitatief van aard. quantity of happiness is equal, pushpin is as
good as poetry = als het effect van een kaartspel op de mensen geluk is, dan is het even goed als
pozie het effect moet kwalitatief te omschrijven zijn en de beslissing moet worden genomen in
functie van het effect
2) Principe van nut : morele maatstaf is maximaal nut
3) Principe van lust: moreel goed is nutsmaximalisering: zo groot mogelijke behoeftebevrediging en
vermijden van pijn
4) Sociaal principe: Het grootst mogelijke geluk voor zoveel mogelijk mensen. Algemeen welzijn is de
optelsom van het welzijn van de individuen impliceert kwantitatieve calculus
Conclusie: een handeling is moreel goed, wanneer de gevolgen voor het welzijn van alle belanghebbenden
optimaal zijn.

3. Evaluerende beschouwingen:

A. Succes van de utilitaristische ethiek:
a. Ze is genteresseerd in effectieve verandering op het domein van het publieke beleid is het zinvol te
vragen naar de mogelijkheid van rele lotsverbetering.
b. Het is een nuchtere positie. Ze sluit aan bij de wetenschappelijke en vooral technische tendensen van
de moderne samenleving
c. Het is een uitstekende legitimering in een democratische, pluriforme maatschappij: het beleid schept
voorwaarden, maar heeft zich niet te bemoeien met de morele keuzes: stelt dus zelf geen morele
prioriteiten. mensen in staat stellen een gelukkig leven te leiden door culturele/ sociale
infrastructuur te bieden bv. bibliotheken.

Problematiek van de ontwikkelingslanden: rights or rice? rechten of materile verbetering?

B. Vragen aan het utilitarisme

Het open geluk?
De opvatting over geluk krijgt geen kwalitatieve invulling, enkel formele toetsing: mensen die gelukkig zijn.
zelfs in een pluriforme democratie kan een beleid niet gevoerd worden door het zonder meer naast elkaar
plaatsen van alle voorkeuren. Het beleid zal prioriteiten moeten stellen. Dit veronderstelt inhoudelijke
argumenten.

Wat ligt er in de balans?
De uitkomst van de calculus is zeer sterk afhankelijk van wat er in de balans ligt ( van de elementen die tegen
elkaar worden afgewogen)
Bv. Truman: gooi ik de atoombom of niet? ( had hij in de balans moeten leggen dat er nu nog altijd mensen ziek
van worden?)

de politieke realiteit laat niet toe om alle elementen in de weegschaal te leggen!
we maken eigenlijk een arbitraire keuze.
Met hoeveel generaties moeten we rekening houden? 3 . dit is een arbitraire keuze.

Ethiek en berekening
Een strikte toepassing van het consequentiebeginsel houdt het risico in dat om het even wat gelegitimeerd kan
worden met het oog op het algemeen belang.
Bv. nut en efficintie zouden wel eens beter kunnen gegarandeerd zijn in een politiestaat dan in een
democratische rechtsstaat
49


Het argument van de calculus laat onvoldoende plaats over voor datgene wat eraan ontsnapt, zoals bv. noties
als rechtvaardigheid, goedheid en waarde van een persoon (valt niet tot kwantiteit of functionaliteit te
reduceren) ze kunnen in het utilitarisme niet ten volle worden gedacht.
Bv. argument van de slaaf: menselijke waardigheid komt in het gedrang
Bv. bende van nijvel opzet politie om maatschappij te sensibiliseren
Individueel niveau: bv keuze van de partner ( is niet het resultaat van een calculus)
zijn de problemen die te kwantificeren zijn wel de belangrijkste?

Hoofdstuk 11 : John Rawls( 1921- 2002) en de legitimering van de sociale rechtsstaat

Vergelijkbaar met Habermas:

Hij is van oordeel dat ethiek en rationaliteit niet buiten elkaar hoeven te liggen, en dat morele principes
afleidbaar zijn uit het rationele handelen.
Gaat verder dan Habermas: die morele principes zijn ook afleidbaar uit wat Habermas strategische
handelingsrationaliteit noemt. (doet dus geen beroep op een specifiek type van handelingsrationaliteit dat
geschikt zou zijn om morele principes te genereren)

Inspiratie van Kant! universaliteit!

A theory of Justice opzet: aantonen dat rechtvaardigheid iets is dat perfect rationeel te rechtvaardigen is
Hij wil de principes van een rechtvaardige samenleving formuleren en de legitimering ervan. Hoe kan
men komen tot een rechtvaardige samenleving met een rechtvaardige verdeling van de primaire
goederen?
zijn model moet kunnen dienen als toetssteen om bestaande systemen kritisch te evalueren
reflective equilibrium = balans tussen principes en uitvoering principes aanpassen aan de
samenleving. (balans tussen theorie en praktijk)
Rawls waagt zich aan een uitdrukkelijk normatieve aanpak dankzij rawls keert de politieke filosofie
terug naar haar oorspronkelijke normatieve taakstelling: het formuleren en rechtvaardigen van
normatieve beginselen voor de ontwikkeling van een rechtvaardige samenleving
A theory of Justice = kritisch antwoord op het utilitarisme.

De deductie van de principes van sociale rechtvaardigheid

Uitgangspunt : sociaal contract de constitutie van een eventueel rechtvaardige samenleving funderen door
ze terug te voeren op een oorspronkelijk contract waarin de principes van sociale rechtvaardigheid worden
vastgelegd
indien al de betrokkenen in een oorspronkelijk contract bepaalde rechtvaardigheidsbeginselen accepteren,
kunnen deze beschouwd worden als de beginselen die in principe moeten gelden in om het even welke
samenleveing

Object van maatschappelijk contract: verdeelsleutels van primaire goederen (goederen die iedere mens nodig
heeft):
a. Basisvrijheden (vrijheid van meningsuiting, geweten,vereniging,persoonlijke integriteit, )
b. Vrijheid van beweging en beroepskeuze
c. De macht en voordelen verbonden aan ambten en posities
d. Inkomen en vermogen
e. Sociale grondslagen van het zelfrespect (utilitarisme: argument van de slaaf)
A & b : basisvrijheden

Het overleg over deze verdeelsleutel dient ook rechtvaardig te verlopen als we tot een rechtvaardige verdeling
willen komen: de partijen worden immers gemotiveerd door eigenbelang
Voorwaarden voor het faire verloop van het gesprek: hypothetische uitgangssituatie = original position
De betrokkenen zijn individuen, elk met eigen plannen en concurrerende aanspraken
Het zijn rationele individuen: ze worden geleid door gezond eigenbelang (individuen moeten dus een
belang hebben bv. kluizenaar)
50

De betrokkenen zijn faire partners: ze gaan ervan uit dat iedereen zich aan de afspraken houdt
Beslissingen worden unaniem genomen
De betrokkenen nemen hun beslissingen achter een sluier van onwetendheid ( veil of ignorance)
ze beschikken wel over algemene sociaal-wetenschappelijke kennis over de maatschappij (en de
primaire sociale goederen), maar hebben geen weet over hun specifieke positie en eigen
mogelijkheden in de toekomstige maatschappij. de deelnemers hebben belangen, maar weten niet
waar die precies liggen.
ze zullen voor iedereen gunstige posities willen, want stel je voor dat je helemaal onderaan op de sociale
ladder terechtkomt! sociale zekerheid
= maximinstrategie : ze kiezen voor de principes die ervoor zorgen dat de toestand van de minstbedeelden
toch nog maximaal voordelig uitkomt en dat wie onderaan de ladder terechtkomt naar boven kan klimmen
dit zijn de sociaalrechtvaardigheidsprincipes die hij naar voor schuift!
(een maatschappij die voldoet aan zijn principes is een maatschappij waar de minstbedeelden het best aan toe
zijn)
rechtvaardigheid is niet iets dat boven de samenleving hangt, maar het resultaat is van burgers die zich
rationeel gedragen

In principe: alle primaire sociale goederen moeten gelijk verdeeld worden
Toch is het niet uitgesloten dat een ongelijke verdeling de positie van allen verbetert!
als dit kan worden aangetoond, kan de verdeling toch nog als rechtvaardig worden beschouwd


Daarnaast mag nooit worden aanvaard dat de gelijke verdeling van basisvrijheden(a en b) wordt opgegeven!
de klassieke vrijheden mogen niet worden ingeruild voor socio-economische vooruitgang ( ethisch minimum
waaraan je niet mag raken) de grondrechten vinden slechts een beperking in de grondrechten van anderen.
( normatief ~platonist : ethiek is belangrijker dan economie)

Eerste principe: elementaire liberale principe :
Iedere persoon moet een gelijk recht bezitten op het meest uitgebreide totaalsysteem van gelijke
basisvrijheden : minimale bescherming van het individu vrij zijn in zoverre je anderen niet schaadt in hun
vrijheid

Tweede principe :
aanvaarding van sociale ongelijkheden op voorwaarde dat ze
a. Tot grootst mogelijk voordeel strekken van de minstbedeelden
b. Verbonden zijn met ambten en posities die openstaan voor allen onder de voorwaarde van gelijkheid
van kansen

Prioriteitsregel: Grootst gelijke politieke vrijheid (1) > gelijkheid van kansen ( 2b) > difference principle ( 2a)
Het verschilbeginsel : Rawls poging om het gelijkheidsbeginsel te combineren met economische groei
Bv. inkomensongelijkheid: hogere inkomens stimuleren ondernemers om bedrijven op te richten, waarmee ze
werkgelegenheid scheppen en rijkdom genereren die vervolgens via belastingen kan worden herverdeeld.

Rawls stelt dat wanneer individuen dezelfde belangen hebben en beschikken over dezelfde kennis, ze ook
hetzelfde willen (gelijke verdeling van primaire goederen) . Dit is het effect van de veil of ignorance: het maakt
de participanten aan elkaar gelijk, waardoor ze hetzelfde willen
Cirkelredenering?

Belang van Rawls argumentatie:
Synoniem met het concept van gelijkheid explicitering van sociale rechtvaardigheidsprincipes als
men de gelijkheidsgedachte ernstig neemt. Vergelijking met de spontane, ongereflecteerde
rechtvaardigheidsopvattingen die in de moderne samenleving leven.
Rawls eigen normatieve stellingname: in zijn opvatting van gelijkheid mogen historische en sociale
omstandigheden, natuurlijke begaafdheden en het geluk of de pech van de burgers niet bepalend zijn
voor de levenskansen van de burgers. Een rechtvaardige samenleving moet de ongelijkheden tussen
de burgers, die hiervan het gevolg zijn, neutraliseren. Zijn gelijkheidsidee is dus niet waardeneutraal.
Rawls beoogt met zijn theorie aanvankelijk zeer sterke aanspraken:
51

o Rawls suggereert dat dit een louter rationeel proces is en dat de feitelijke realiteit er geen
invloed op heeft, maar de uitkomst is wel feitelijke sociale rechtvaardigheid
veil of ignorance: abstractie van positie kan ik dan nog wel discussiren? Ben ik dan nog
wel iemand? Hij werkt met individuen die voorafgaan aan de gemeenschap, maar we zijn wie
we zijn door de gemeenschap.
o Bovendien stelt hij dat de principes die hij afleidt een universeel karakter hebben

Hij komt later op beide aanspraken terug en neemt afstand van de strenge deductie van
zijn principes uit de rationele keuzetheorie en stelt ook dat zijn principes uitsluitend in tel zijn
voor hedendaagse democratische samenlevingen.

Verschil met Hobbes, Rousseau en Locke:
deze gingen het begin van de Samenleving denken
Rawls denkt niet alleen het begin van de samenleving, maar reikt een theorie aan om over elk probleem dat
zich in de samenleving stelt opnieuw een discussie te voeren.

Wat zou er gebeuren als zijn theorie wordt toegepast op wereldschaal?
Het zou laten zien hoe ver onze wereld af staat van de wereld van Rawls.

You might also like