Professional Documents
Culture Documents
Inleiding
1. Basisdenkkaders
Het standaard kwantitatief onderzoeksproces is een vrij lineair proces:
“Qualitative research is multimethod in focus, involving an interpretive naturalistic approach to its subject
matter. This means that qualitative researchers study things in their natural settings, attempting to make
sense of or interpret phenomena in terms of the meanings people bring to them. Qualitative research involves
the studied use and collection of a variety of empirical materials – case studies, personal experience,
introspective, life study, interview, observational, historical interactional and visual texts – that describe
routine and problematic moments and meaning in individual lives.” (Denzin en Lincoln)
Samengevat kan men zeggen dat de volgende elementen in kwalitatief onderzoek steeds terugkomen:
- het is inzicht krijgen op
- het gaat over sociale of menselijke problemen/situaties
- het speelt zich af in de natuurlijke setting
- het is interpretatief
- het is inductief
Contextgebonden
Zowel persoonlijke, sociale als culturele context zijn belangrijk
Speelt vooral bij datacollectie en –analyse
Moet door de onderzoeker verkend worden
De context moet je meenemen anders begrijp je niet wat er zich afspeelt: de onderzoeker moet rekening
houden met de volledige context, het bredere politieke en sociale kader van de cultuur van de participant
Wat speel zich af binnen een bepaalde context, want die context is bepalend voor de analyse: de
omstandigheden waarin data verzameld wordt, de plaats, de tijd … zijn allemaal belangrijk
De combinatie van EN observeren EN bevragen die leidt tot inzichten
Thick description
Volledige, diepgaande beschrijving, rijke verhalen van het onderzoeksproces, de cultuur en de context,
plus de resultaten, die keer op keer inzicht geven in het proces/fenomeen dat je bestudeert
Niet enkel feitelijk maar ook theoretisch en analytisch: ontstaat uit de data
Geeft een theoretisch en abstract idee over wat er leeft: Thick description toont de lezers het verhaal van
hoe zij de situatie zouden ervaren als ze in dezelfde situatie verkeerden als de deelnemers, maar geeft
ook theoretische en abstracte ideeën die de onderzoeker ontwikkeld heeft.
Beschrijving van de locatie, de personen, visuele omschrijving van de setting, events en situaties en
verhalen van individuen, hun perceptie en ideeën in de context
Onderzoekers beschrijven alles in levende details
Als je steeds weer bevestiging krijgt van wat je in voorgaande bevindingen ook vond: Bijv. bevragen wat
je doet als je fiets gestolen is, iedereen vertelt wat hij daarna doet en geeft een ander antwoord, maar bij
het analyseren van de onderliggende processen zie je dat iedereen hulp/steun zoekt. Dat is de
onderliggende gelijkenis
De onderzoeker beïnvloedt
Relatie tussen onderzoeker en onderzoeksthema Je hebt vaak een zekere affiniteit met je onderzoek,
wees daar voorzichtig mee
Om toegang te krijgen tot de echte gedachten en gevoelens van de deelnemers moet de onderzoeker een
niet-oordelende houding aannemen
Relatie tussen onderzoeker en participanten Je beïnvloedt je participanten
Er is wederzijds vertrouwen
De expertise ligt bij de participanten
“Methodolatry”
Obsessie voor methodes, zonder reflectie, vast stramien gebruiken
Methode te veel beklemtonen en minder aandacht voor het onderzoek in wezen, tot in de punten volgen
van de benadering
Dit kan zorgen voor afstand tussen onderzoeker en deelnemers, doordat er meer waarde wordt gehecht
aan de methode, dan aan hun ideeën
Emotionaliteit
Veel beginnende onderzoekers willen onderzoek doen naar ervaringen die ze zelf gehad hebben, omdat
ze hier empathie voor hebben en denken dat hun eigen ervaringen hen speciale inzichten geven over het
‘probleem’
Hoe sterk ben je verbonden met het probleem, laat dat gevoel niet heel het interview overheersen
Eigen ervaringen kunnen waardevol zijn, maar onderzoekers moeten zich bewust zijn van het feit dat
hun vooringenomenheid de interviews en observaties kan beïnvloeden
Method slurring
Er is een veelheid aan verschillende aanpakken voor het verzamelen en analyseren van data
Binnen iedere methode zijn er nog grote verschillen en concurrerende ‘scholen’
Experten raden ‘slurring’ van methodes af
- Iedere aanpak heeft zijn eigen veronderstellingen, procedures en unieke kenmerken
- Het verwisselen en door elkaar gebruiken van methodes kan tegenstrijdigheid veroorzaken en de
integriteit van de aanpak aantasten
- Als de onderzoeker de oorsprong van de methoden niet kent, gaat hij vaak onlogisch en niet
onderbouwd gaan combineren
dit heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van het onderzoek
De keuze voor een onderzoeksmethode is gegrond in de theoretische en filosofische ideeën over het
onderzoek.
hangen nauw samen: hoe je naar mens kijkt (=uitgangspunt), zal invloed hebben op welke
onderzoeksmethode je zal nemen.
- ik zie de mens als een chemisch proces ⇒ eerder kwantitatief
- ik zie de mens als persoon die zaken doet vanuit cognitie ⇒ kwalitatief
uit ontologie en epistemologie vloeit methodologie voort.
Methodologie:
methodenleer, de studie van de wetenschappelijke methoden, de procedures en werkwijzen, die moeten
worden gebruikt om kennis te verwerven, om wetenschap vooruit te helpen.
hoe we de kennis gaan ontwikkelen
Positivisme
wetenschappelijke benadering vanuit een geloof in universele wetten en de mogelijkheid om een objectief
beeld van de werkelijk te schetsen:
alles is onderhevig aan de universele wetten
door deze te ontdekken kunnen we een objectief beeld krijgen van de werkelijkheid
pas als we alle wetten ontdekken, kennen we de waarheid
wetten bevestigd = altijd geldig/ onbeperkte duur bijv. zwaartekracht
Heeft een voorspellende waarde
Comte
Franse filosoof, 1800
Introduceerde het positivisme in de sociale wetenschappen, bracht het op hetzelfde niveau als de
natuurwetenschappen
Als we gedrag voorspelbaar willen maken, dan moeten we er objectief naar kijken. Puur kijken om te
komen tot universele wetten
Bijv. onderzoek van Skinner en Pavlov: menselijk denken = ‘black box’ we weten niet wat zich afspeelt
binnen de hersenen maar dat hoeft ook niet om gedrag te begrijpen
we kunnen voorspellen dat mensen connecties maken die bepaald gedrag stellen.
Popper (1959)
De man van de falsificatietheorie = weerleggen dat de kennis niet meer klopt
Iets is zo tot het tegendeel bewezen is
Popper dacht dat het beter was op een andere manier naar kennis te kijken
Kennis is namelijk tijdelijke kennis
wat nu geldt, is in de toekomst met nieuwe kennis misschien niet meer zo
we kunnen niet zeker zijn van die absolute kennis
Ook nu nog wordt er enorm veel aan falsificatie gedaan: bijv. de nieuwe voedingsdriehoek
Kuhn (1962)
Was van mening dat zolang iedere wetenschapper vanuit dezelfde regels (reeds bewezen feiten) vertrekt,
de wetenschap niet vooruit gaat
De ontwikkeling van wetenschap gebeurt op basis van crisissen = is niet noodzakelijk negatief
Er zijn 2 crisissen/elementen:
1. inductief vs deductief
o Inductief: onbevangen naar werkelijkheid kijken/ observeren en zo kennis ontwikkelen =
kwalitatief onderzoek
o Deductief: theorie toetsen aan de werkelijkheid = kwantitatief onderzoek
Is nog steeds de norm
Het deductief denken wordt niet altijd bevestigd door de wetenschap. Kennis kan even goed
ontwikkeld worden door wat je ziet in de werkelijkheid inductief, kwalitatief onderzoek
2. interpretatief vs objectief
o Interpretatief = kwalitatief onderzoek
objectiviteit bestaat niet omwille van ander uitgangspunt
er zijn geen universele wetten
inzicht opdoen waarom iemand iets zo vindt, waarom iemand iets doet
invloed van de context
o Objectief = kwantitatief onderzoek
vragenlijsten met heldere vragen
bij iedere onderzoeken zelfde manier van invullen, zelfde resultaten
herhaalbaarheid
zicht krijgen op
Fenomenologie
Husserl (1859-1938) en Heidegger (1889-1976): studie van betekenis en beleefde ervaring. , studie van
fenomenen
Studie van fenomenen die liggen in de ervaring van mensen: de beleefde of de doorleefde ervaring = Lived
experience
Er bestaat niet zoiets als een universele ervaring. Bijv. 20 graden kan voor de een koud aanvoelen en de
ander warm. de temperatuur is slechts 1 factor, op zelfde momenten spelen nog factoren mee die de
ervaring van die persoon bepalen (heeft hij gelopen, is hij ziek,…)
Er zijn een aantal belangrijke criteria die belangrijk zijn in het bepalen van de onderzoeksvraag:
De vraag moet onderzoekbaar zijn
Het onderwerp moet relevant en gepast zijn
Het werk moet haalbaar zijn
Het onderzoek moet behoren tot het interesseveld van de onderzoeker
Praktische problemen
Het onderzoeksdesign en de keuze van aanpak
Specifiek voor kwalitatief onderzoek is dat de onderzoeksvraag is gericht op inzicht, begrijpen, processen,
dynamiek, relaties, ervaringen, beleving en betekenisverlening!
deze woorden moeten in de onderzoeksvraag zitten
Praktische problemen
Voor onervaren onderzoekers is het belangrijk om helder en recht voor de raap te zijn
Hoe duidelijker de vraag, hoe duidelijker de uitkomst van de studie
10.Het literatuurreview
Na het bepalen van de onderzoeksvraag beoordelen onderzoekers belangrijke literatuur binnen het
onderzoeksgebied
- Primaire bronnen: documenten van onderzoekers zelf (= origineel werk)
- Secundaire bronnen: rapporten, samenvattingen of referenties naar origineel werk, geschreven door
iemand anders dan de onderzoeker zelf
Onderzoekers bekijken de literatuur aan het begin van het onderzoek voor de volgende redenen:
- Om na te gaan wat er al gekend is over het onderwerp en wat men als vaststaand feit beschouwd
- Het identificeren van hiaten in kennis over het onderwerp
- Het beschrijven hoe de studie bijdraagt aan de bestaande kennis over het onderwerp
- Het vermijden van dubbel werk
- Het verfijnen van de definitie van de onderzoeksvraag
- Het plaatsen van het onderzoek in de context van andere studies
- Aantonen van reflectie over het onderwerp
Praktisch
Hart identificeert verschillende stappen die onderzoekers nemen bij een literatuurreview:
- Verzamel achtergrondinformatie
- Mapping van het onderwerp
- Focus op het onderwerp
- Zoek naar literatuurbronnen
- Bouw een vroege bibliografie op
- Zoek naar kritische evaluaties in de literatuur
6. Tijdsbestek en kostenberekening
7. Potentiële verspreiding
Werktitel
Kan veranderd worden naargelang het onderzoek vordert
Abstract
Korte samenvatting van het doel, de methoden, potentiële resultaten en nut
Introductie
Aantonen van de kwaliteit en uitvoerbaarheid van de studie
Problem statement en rationale:
- Beschrijving van de focus van het onderzoek, hoe de onderzoekers zich
- Bewust werden van het probleem en waarom ze hier verder onderzoek naar willen voeren
- Aantonen van significantie van het onderzoek door uit te leggen waarom het onderzoek belangrijk is
en hoe het kan helpen om de gezondheidszorg te verbeteren
- De rationale geeft de redenen voor het uitvoeren van het onderzoek
Context en setting
- Context: omgeving en voorwaarden binnen de studie plaatsvindt, de cultuur van de deelnemers en de
locatie
- Setting: fysische locatie van het onderzoek
Doel van het onderzoek
- Omschrijving van de onderzoeker zijn intenties en het doel
- Een kort statement is voldoende, concrete doelen kunnen de studie te veel richting geven, waardoor
het onderzoek niet meer geleid wordt door de ideeën van de deelnemers
- Doel ≠ uitkomst
‘the aim of the study is to develop a model of…’ geen onderzoeksdoel, maar een uitkomst van
het onderzoek
beter is te zeggen ‘the aim of the study is to explore … in order to develop a model…’
het doel moet niet-directioneel zijn: geen beschrijving van oorzaakgevolg, maar een algemeen
beeld schetsen door gebruik van ‘ontdekken’, ‘ontwikkelen’, ‘beschrijven’, ‘exploreren’
Design en methodologie
Theoretische basis en rechtvaardiging van de methodologie
- Beschrijving van strategieën en procedures
- Onderzoekers moeten aantonen hoe het conceptuele kader ontwikkeld zal worden gedurende het
onderzoeksproces
Beschrijving van de beperkingen van het onderzoek en hoe ze hiermee zullen omgaan hiermee tonen
onderzoekers aan dat ze grondig voorbereid zijn
Sample selectie en sampling procedure
Hoe zal de dataverzameling en analyse gebeuren
Ethische issues: aantonen hoe ze de deelnemers zullen beschermen voor risico’s en hoe ze privacy zullen
garanderen
Referenties
Tijdsbestek en kosten
Aanwending van middelen en kosten beschrijven, zodat kan aangetoond worden dat het onderzoek
gefinancierd kan worden
Tijdsbestek geven zodat kan aangetoond worden dat het onderzoek uitvoerbaar is
Potentiële verspreiding
Onderzoekers geven aan voor welk lezerspubliek ze schrijven
Uitleggen wat meerwaarde is voor de groep die ze voor ogen hebben
4. Ethische overwegingen
6. Interviewen
Datacollectie
de activiteit van het verzamelen van data (opname, veldnotebook, dagboek, …)
Niet te verwarren met sampling of steekproeftrekking!
wordt ad random gekozen om uitspraken over een doepopulatie te doen
kwantitatief onderzoek
13.Het interviewproces
Het doel van datacollectie is het verzamelen van informatie om een onderzoeksvraag te beantwoorden.
Het gaat NIET om zoeken naar verschillen!
Wie? Sampling
Voorwaarden scheppen voor valide informatie
Alle data verzamelen die relevant zijn om de onderzoeksvraag te beantwoorden thick description,
voldoende data
Validiteit
De keuze van datacollectie wordt bepaald door:
de onderzoeksvraag, toegang tot het onderzochte (direct of indirect)
de toegangsmogelijkheden tot het veld
opgelet!: niet kiezen voor wat makkelijkst uitvoerbaar is.
= terugkoppeling naar de onderzoeksvraag
Observatiestudie
langdurig observeren, zodat mensen terug in hun routine vallen
participerende observatie, mee onderdeel worden van de omgeving
Individuele interviews
Zijn bedoeld om persoonlijke ervaringen goed te leren kennen
Diepgang
Focusgroepinterviews
Breder zicht krijgen op de onderzoeksvraag. Bijv. het bespreken van een thema met 4 participanten
Minder diepgang
Semi-gestructureerde interviews
Je begint met een inleidende vraag, maar je stelt ook bijvragen, onderwerpen die je op voorhand bedacht
hebt, zodat je kan inpikken op het verhaal
Interview guide: focus op de topics die bevraagd moeten worden en grote lijnen die gevolgd worden in
het interview zorgt ervoor dat de ondervragen van iedere deelnemer gelijkaardige data verzamelt
Meer vragen, maar steeds open antwoorden meer gestuurd door de onderzoeker
Inhoud wordt meer door onderzoeker gestuurd
o Gevaar: te weinig perspective taking de interviewer is meer bezig met zijn vragen dan met de
antwoorden van de participant
o Niettemin is de volgorde van de vragen niet dezelfde voor de deelnemers en wordt dit gestuurd
door het interviewproces en de antwoorden van de deelnemers
Aangewezen
o Voor beginnende interviewers
o Wanneer specifieke onderwerpen aan bod moeten komen in verder verloop van de studie bij
het zoeken naar diepgang rond bepaalde thema’s
Gestructureerd/gestandaardiseerd interview
Wordt in het algemeen niet gebruikt in kwalitatief onderzoek in strijd met de doelen van kwalitatief
onderzoek
Een aantal vooraf opgestelde vragen iedere deelnemer krijgt dezelfde vragen in dezelfde volgorde
Voordelen: besparing van tijd, beperking van het interviewer effect, gemakkelijkere verwerking
Kwalitatieve onderzoekers gebruiken enkel gestructureerde vragen voor het bevragen van socio-
demografische gegevens (leeftijd, duur ervaring, beroep)
Diepte-interviews
Weinig vragen
Thema’s bepaald door de participant
Stevig (en confronterend) doorvragen
Ethische beperkingen
o verschillen tussen een onderzoekersrol en een behandelaarsrol
o gevolgen en debriefing
Gebruik de term ‘interview’ niet, geef aan dat je een gesprek wil hebben over een bepaald onderwerp
Geef aan dat je niet te veel vragen zal stellen en dat je af en toe iets op zal schrijven als geheugensteuntje.
Interviewvragen
De aard van studie bepaalt de aarde van de interviewvragen hoe gestructureerder, hoe kunstmatiger het
gesprek.
Types vragen:
Vragen naar ervaring, gevoelens en kennis
- ‘Grand-tour’ vragen: brede vragen.
Bijv. ‘can you describe a typical day in the community?’
- ‘mini-tour’ vragen: specifieke vragen
Bijv. ‘can you describe what happens when a colleague questions your decision?’
Bij interviews met open thematiek
- Open beginvraag
- Niet beginnen met vragen over feiten
- Zorgen dat men uit sfeer van gezondheidszorginterviews geraakt
- Eerst aandacht voor thema’s die voor participant belangrijk en emotioneel zijn
Opletten met prijzen en bekrachtigen bekrachtig het vertellen, de openheid, maar niet het gedrag dat
ter sprake komt
Suggestieve vragen
- Vragen waarop de onderzoeker ‘het juiste antwoord’ suggereert
- Verminderen de validiteit van de interviewdata
- Kunnen gelukkig wel beter verwerkt worden in kwalitatieve dan kwantitatieve onderzoeken
- Soms zijn onderzoekers te voorzichtig: zonder suggesties van thema’s komt de participant niet uit
waar de interviewer hem hebben wil; vragen moeten zo non-directief mogelijk zijn, maar toch nog
steeds leiden naar de topics waarin de interviewer geïnteresseerd is
Gebruik van dubbel geformuleerde vragen
Bijv. ‘Had u het er dan moeilijk mee, of was dat juist niet het geval?’
Normalisering (en dubbele formulering) een sociaal onwenselijk antwoord mogelijk maken
Bijv. ‘We hebben van andere mensen gehoord dat ze dan wel eens wensen dat hun vrouw dood zou zijn.
Was dat bij u ook zo, of juist niet?’
Interviewguide
Leidraad voor het onderzoek = GEEN keurslijf
Evolueert meestal
Niet uitgebreid
Vragen of thema’s
Niet gebruiken bij de start van het interview
- De geïnterviewde vindt een luisteraar waarbij hij zijn gevoelens en reflecties kwijt kan (vaak voor de
eerste keer)
Peer interviews
- Zienswijzen en ideeën van collega’s
- Voordeel: gemeenschappelijke taal
- Nadeel: verkeerd begrijpen doordat je vooronderstellingen hebt door gelijke waarden en
overtuigingen
Kenmerken, stijl, bekend? effect op inhoud en gedrag van de geïnterviewde effect op kwaliteit van de
data, kwaliteit analyses, …
Referentiekader
Triangulatie
Eigen interviews bekijken en reflecteren, jezelf corrigeren, leren uit je eigen onderzoeksstappen.
Telefooninterviews
Voordelen
- onmiddellijke respons
- anonimiteit van de bevraagden
- effectief tijdsgebruik, geen tijd verliezen door verplaatsing
Nadeel: minder diepgaand
Algemeen nadeel
Minder garantie op privacy, gegevens kunnen makkelijker door anderen onderschept worden (e-mail)
Interviewer effect
Deelnemers reageren soms op een sociaal wenselijke manier omdat ze de interviewer willen plezieren en
zichzelf in een positief daglicht willen plaatsen
dit kan bewust of onbewust gebeuren
Ook interviewers reageren specifiek op wat ze te horen krijgen
Beïnvloeding door de onderzoeker
o Effect op inhoud
o Effect op gedrag van de geïnterviewde
effect op kwaliteit van de data, kwaliteit analyses, …
eigen interview bekijken en reflecteren
Ethische kwesties
Als interviewer heb je een ethische verantwoordelijkheid tijdens het interview!
als mensen een probleem of een nood aangeven, dan moetje daar iets mee doen.
heeft als gevolg dat je uit de rol van onderzoeker valt in die van hulpverlener.
je gaat gewoon verder met je interview en na de debriefing kom je terug op het onderwerp. Probeer in
zoveel mogelijke mate dat niet tijdens het interview aan te kaarten
Bijv. iemand die aan automutilatie doet en dat laat vallen in een interview
- aangeven dat de persoon erover moet gaan praten met een individueel begeleider of een psycholoog
- wil die dat niet, dan open communiceren door te zeggen dat jij dit dan zal doen als de persoon het
zelf niet doet
als je iets voor hebt waardoor je zelf als onderzoeker niet verder kan, dan moet je het onderzoek ook
stopzetten.
zorg dat je als onderzoeker veilig bent, dat er altijd iemand is die weet waar je bent
1. Participant observatie
Observatie wordt gebruikt om groepen en culturen te bestuderen en te begrijpen, inzicht in het gedrag
van mensen.
Wordt vooral gebruikt in antropologisch ethnografisch onderzoek: binnentreden in de wereld van
participanten
Observatie wordt bijna altijd aangevuld met interviews en gesprekken
o Om verheldering te krijgen
o Om interpretatie, betekenis en motieven van participanten te krijgen
De observatie gebeurt in de natuurlijke settings
De onderzoeker wordt deel van de setting die men onderzoekt
Observatie in kwalitatief onderzoek leunt dicht aan bij observatie in de hulpverlening maar is
fundamenteel verschillend!
Savage (2000) ziet overeenkomsten tussen observatie en klinische hulpverlening:
Vertrouwen op fysieke betrokkenheid
Beweert ervaringskennis te hebben
Delen van theoretische veronderstellingen
Wederkerigheid van perspectieven
Focus en setting
Elke geschikte setting kan de focus worden van een studie .
Observatie gebeurt in een continuüm van open tot gesloten settingen
o Open: publieke en zichtbare plaats, zoals op straat, in een receptie,…
o Gesloten: zijn moeilijker en daar moet onderhandeld over worden, zoals persoonlijke
werkplaats, meetings op ziekenzalen, …
Participerend onderzoek start aanvankelijk met een heel open focus, gaandeweg in het onderzoek ga je
enger focussen om bijv. de interactie tussen patiënt en hulpverlener te observeren.
Observatie zorgt voor een holistisch perspectief van de setting
Onderzoekers observeren als ‘insiders’ en stellen vragen, die een outsider nooit zou kunnen stellen
onderzoekers geraken sterk betrokken en blijven voor een aanzienlijke tijd en daardoor geraken
deelnemers hen gewoon
= het observator effect zal dus minimaal zijn
Voortgang en proces
Volgens Spradley (1980) zijn er 3 fasen die onderzoekers doorlopen:
Beschrijvende observatie (descriptive observation)
Observatie gebeurt aan de hand van algemene vragen die de onderzoeker in gedachten heeft.
Gefocuste observatie (focused observation)
Bepaalde belangrijke domeinen of aspecten worden duidelijk na verloop van tijd en de onderzoeker
gaat hierop focussen.
Selectieve observatie (selective observation)
Observatie gebeurt heel erg selectief en verloopt enkel nog gefocust op specifieke issues.
Le Compte (1997) geeft een guideline voor observatie aan de hand van de W-vragen:
De ‘wie / wat / waar/ wanneer / waarom’-vragen
Wie en hoeveel mensen zijn aanwezig in de setting of nemen deel aan de activiteiten? Wat zijn hun
karakteristieken en hun rol?
Wat gebeurt er in de setting, wat zijn de acties en regels van gedrag? Wat zijn de variaties in het
geobserveerde gedrag?
Waar nemen de interacties plaats? Waar zijn de mensen gelocaliseerd in de fysieke ruimte?
Wanneer nemen conversaties en interacties plaats? Wat is de timing van de activiteiten?
Waarom reageren mensen zoals ze doen in de setting? Waarom zijn er variaties in hun gedragingen?
Observatieproces
Mini-tour observaties leiden tot gedetailleerde beschrijvingen van kleine en meer intieme units.
Grand-tour observaties zijn meer gepast voor grotere settings.
Progressive focussing: de wereld van de onderzochten leren kennen. Gaandeweg gaat men als
onderzoeker enger focussen bijv. naar een interactie tussen patiënt en hulpverlener.
Problematische kwesties
Participerend observeren vraagt veel tijd dat niet elke onderzoeker kan permitteren
Moeilijk om de data te verzamelen tijdens de observatie. Mensen zullen sneller reageren op iemand die
notities zit te nemen. Vaak zal men data moeten verzamelen door herinneringen die men heeft gemaakt.
Herinneringen nemen af in tijd.
De aanwezigheid en de intenties van de onderzoeker moeten aan alle participanten bekend gemaakt.
23.Documentaire brondata
Het kan gaan om dagboeken: participanten schrijven ervaringen neer (of spreken ze in) wanneer ze
zich voordoen
zo worden gegevens minder retrospectief
wordt vaak gebruikt in combinatie met interviews: in interviews kan dieper ingegaan worden op wat
geschreven is
de gegevens kunnen persoonlijk (hoe voelde ik mij) of zakelijk (wat gebeurde er) zijn
trouwe registratie is van groot belang
Documenten zoals geschreven teksten en gearchiveerde data zijn ook bruikbare vormen van data die
kunnen worden geanalyseerd
geeft informatie over situaties die niet onderzocht kunnen worden door observatie
documenten geven extra informatie over de groep die bestudeerd wordt
Voordelen
o niet beïnvloed door onderzoek
o geeft de onderzoeker een insiders’ view op vroegere levens en attitudes
Nadeel:
Retrospectieve data
Verzameld na de gebeurtenissen
In interviews: de persoon kijkt op de periode terug en vertelt wat hij zich nu van deze periode herinnert
Dat geeft vertekening en laat ook verwerking zien
De voor- en nadelen hangen af van de onderzoeksvraag
Silverman: ‘er wordt te licht mee omgegaan’
Algemeen
Welke waarheidswaarde kan ik aan data geven?
Waarom zouden mensen mij vertellen wat ze denken?
Waarom zou het waar zijn wat hier staat?
Bedreiging van validiteit
Vertekende waarneming, zowel van onderzoeker als van participant (opdringerigheid)
Sociale wenselijkheid (schaamte)
Belangen
Verkeerde herinnering
Verwerking van vroegere gebeurtenissen
Cognitieve coping
Gebrek aan kennis van zaken
Onbeantwoorde vragen (waarom?)
Data- of methodetriangulatie
Het ultieme doel voor onderzoek is het begrijpen van de realiteit van de participanten, niet het maken van
besluiten over een specifiek probleem. Verdere acties kunnen wel gebaseerd zijn op de bevindingen van de
focusgroep interviews.
Het kan zijn dat één individu de andere domineert of de leiding neemt, waardoor het onderzoek een
bepaalde richting op gaat.
Voorbereiding en obtrusiviteit!
Stilstaan bij wat de invloed is van je eigen aanwezigheid in het focusgroepinterview.
Er is altijd een bepaalde interactie tussen onderzoeker en participant.
9. Steekproefselectie
Sampling of steekproefselectie is het doelbewust selecteren van een element van de volledige populatie om
informatie en kennis op te doen.
De vraag is: wie selecteren de onderzoekers en hoe kiezen ze?
Bewust kiezen = is een sterkte in kwalitatief onderzoek
Probability sampling is niet geschikt voor kwalitatief onderzoek
De doelpopulatie is de toegankelijke populatie die de juiste ervaring of kennis heeft van het fenomeen dat
de onderzoeker wil bestuderen.
De studiepopulatie bestaat uit de individuen tot wie de onderzoeker toegang heeft en die de juiste kennis
en ervaring hebben.
De sampling frame is de populatievorm waaruit de steekproef is gekozen.
Onderzoekers beschrijven niet alleen de samplingstrategieën maar ze verantwoorden ook de selectie van
het sample en leggen uit hoe ze toegang tot de participanten hebben verkregen.
Audit trail!
= uitgebreid document met de beschrijving en motivering van de gemaakte keuzes
De principes van reflexivity wordt daarin opgenomen
1. Purposeful sampling
De sampling strategieën van de kwalitatieve onderzoeker volgen de ethische principes. Het gaat om de
mogelijkheid om toegang te krijgen tot personen die men kan observeren en interviewen en van wie ze rijke
data kunnen verkrijgen.
De selectie van participanten is gebaseerd op criteria:
Sampling units zijn geselecteerd voor een specifiek doel die de onderzoekers bepalen. Daarom wordt de
term purposive or purposeful sampling gebruikt.
De groep is op voorhand gespecificeerd
Onderzoekers moeten 2 vragen stellen: wat gaan we samplen en hoe gaan we samplen.
Homogene sampling
Dit gaat om individuen met dezelfde karakteristieken of die uit dezelfde subcultuur komen
Bijv: specifiek beroep, lente of type ervaring, …
Zorgt voor meer diepgang
Heterogene sampling
Dit gaat om individuen met verschillende karakteristieken, uit verschillende groepen.
= maximum variation sampling
Zorgt voor diversiteit
Theoretische sampling
Theoretische sampling ontwikkelt terwijl de studie zich voordoet en kan niet op voorhand gepland
worden. Onderzoekers selecteren een sample op basis van concepten en theoretische kwesties dat
voorkomen tijdens het onderzoek
De theoretische ideeën controleren de datacollectie.
Vooral bij grounded theory
Stop bij datasaturatie.
32.Sampling beslissingen
Vroeg in het onderzoeksproject, afhankelijk van de onderzoeksvraag en focus, moeten onderzoekers beslissen
over de sampling:
op een systematisch basis en op rationele gronden
moet bestaan of sampling units van mensen, tijd of setting.
Sampling moet:
Gepast zijn: de methode van sampling past bij het doel van de studie en helpt het begrijpen van het
onderzoeksprobleem.
Adequaat zijn: het genereert adequate en relevante informatie en voldoende kwalitatieve data.
Sampling neemt plaats nadat de onderzoeksfocus is besloten.
Een kwalitatief onderzoeksvoorstel moet stellen dat een initiële sample moet bestaan uit x (aantal)
informanten.
Sampling parameters
Onderzoekers beslissen over waar en wanneer het onderzoek plaatsvindt.
Deze criteria voor selectie moeten duidelijk gesteld worden.
De criteria voor site selectie, locatie en grootte hangen ook af van het doel van het onderzoek.
Sample size
Hoeveel participanten nemen deel aan het onderzoek. Hangt af van de onderzoeksvraag, materiaal, tijd
en resources.
De sample kan klein of groot zijn. Kwalitatief onderzoek bestaat meestal uit een kleine sample die men in
depth bestudeerd.
Saturation
Saturatie betekent dat alles dat belangrijk is voor het onderzoeksproject voorkomt in de data en dat de
concepten zijn bekomen.
Overtollige informatie:
o Data saturatie betekent dat men doorgaat tot er geen nieuwe data naar voren komt.
o Theoretische saturatie betekent dat er geen nieuwe concepten of dimensies kunnen worden
geïdentificeerd voor het onderzoek
Dat wil niet zeggen dat er niets nieuws meer kan gevonden worden.
Generaliseerbaarheid:
o Voor wie gelden de bevindingen ‘ruimer’ dan de populatie
Onder andere gebaseerd op:
o Inclusie
o Kwaliteit van het onderzoek
o Eigenheid van de resultaten
10. Etnografie
Etnografie is de directe beschrijving van een groep, cultuur of gemeenschap. Het is een methode binnen de
antropologische traditie.
Etnografie is een overkoepelende term voor verschillende methodologische benaderingen. Het is een van
de oudste manieren van kwalitatief onderzoek.
Etnografie betekent een beschrijving van mensen.
Etnografie focust op culturele leden, fenomenen en problemen in de context van de cultuur en
subculturen.
Datacollectie gebeurt door observatie, interviews en bestuderen van documenten.
Onderzoekers benadrukken het belang van het bestuderen van menselijke gedragingen in de context van
een cultuur om culturele regels, normen en routines te begrijpen.
De term etnografie is zowel:
o Een proces: de methode en strategie van onderzoek.
o Een product: het geschreven verhaal als resultaat van het onderzoek.
36.Etnografische methodes
Onderzokers onderscheiden verschillende types van etnografie:
Descriptieve of conventionele etnografie:
Beschrijving van culturen of groepen en het ontdekken van patronen, types en categorieën door
analyse
Kritische etnografie
De studie van macro-sociale facotren zoals macht en onderzoeken van veronderstellingen en
verborgen agenda’s. Het is hierdoor meer politiek getint.
Wil de cultuur veranderen
Het kan belangrijk zijn in de gezondheidszorg omdat onderzoekers dan bezorgd zijn om de
empowerment van mensen.
Auto-etnografie
De onderzoeker doet een studie met zichzelf in het centrum, zijn eigen gedachten en gevoelens in
plaats van te focussen op anderen. Reflecteren en eigen ervaringen vertellen.
evocative auto ethnography: de focus ligt op de gevoelens en ervaringen van de onderzoeker
analytic auto ethnography: wil sociale fenomenen beschrijven, verder dan alleen de ervaringen van de
onderzoeker. Is meer analytisch dan beschrijvend.
37.Etnografie in gezondheidszorg
Etnografie in de gezondheidszorg is een toegepast onderzoek en verschilt met de gewone etnografie.
In verpleging wordt de methode gebruikt om gedrag en percepties in klinische settings te onderzoeken,
meestal om de zorg en de klinische praktijk te verbeteren.
De etnografische benadering kan ook helpen om aan gezondeheidspromotie te doen, omdat ze de sociale
context onderzoekt en de sociale condities waarin de participanten leven en worden beïnvloed. Het biedt
meer begrip in de ongelijkheid van de gezondheid van mensen.
Advies voor etnografische onderzoekers kan toegepast worden door verpleegkundige onderzoekers:
o De verpleegkundige die onderzoek doet kent het taalgebruik reeds
o De verpleegkundige onderzoekt enkel tijdens de werkuren, niet in hun privéleven.
o Genereert kennis over de verpleegkunde
39.Veldwerk
De term veldwerk wordt gebruik door etnografische en kwalitatieve onderzoeker om datacollectie te
beschrijven buiten laboratoria, maar in de natuurlijke setting van de participanten.
De onderzoeker wordt bekend met de gemeenschap of groep waarin het onderzoek wordt uitgevoerd.
Werken in de natuurlijke omgeving van de informanten, observeren en met hen praten over lange
periodes. Zodat de onderzoeker geaccepteerd wordt, toegang verkrijgt tot de omgeving en de
participanten zich natuurlijk gedragingen in plaats van een toneel op te voeren.
Veldwerk heeft als doel om patronen en gewoontes te ontdekken in een cultuur, die de mensen die in die
gemeenschap leven kunnen herkennen.
Er zijn verschillende stappen in veldwerk:
o Toegang krijgen tot de cultuur om te observeren en bestuderen.
o Onderzoekers beginnen zich te focussen op specifieke zaken.
o Onderzoekers realiseren zich dat datasaturisatie optreedt en starten het proces van
disengagement.
De beste methode voor datacollectie in etnografisch odnerzoek is participant observation.
Beschrijving
Bepaalde situaties worden geselecteerd voor observatie. Niet alles is relevant.
Onderzoekers beschrijven door een verhaal te vertellen, een rapport van de acties, interacties en
gebeurtenissen binnen een culturele groep.
Als lezer moet men zich kunnen inleven in de context.
Analyse
Analyse betekent werken met data: coderen, labelen en transformeren van de ruwe data, waardoor
thema’s gevonden worden en linken worden gelegd tussen deze thema’s.
Dit genereert herkenbare patronen
Onderzoekers moeten aantonen hoe ze tot deze structuren en linken zijn gekomen. Wat de onderzoeker
vindt, moet gerelateerd zijn aan de data.
Stappen in de analyse
Data analyse vindt plaats vanaf het begin van de observaties en interviews. De focus wordt progressief
helderder.
In de data analyse keert de onderzoeker terug naar het doel en de initiele onderzoeksvraag.
Het proces van analyse heeft verschillende stappen:
o Ordenen en organiseren van het verzamelde materiaal
o De data in betekenisvolle gehelen sorteren
o Categorieën maken, vergelijken en contrasteren
o Relaties zoeken tussen de categorieën onderling
o Patronen, thema’s en types herorganiseren en beschrijven
o Interpreteren en betekenis geven
Het is een niet lineair proces. Elke stap of stadium kan worden herbekeken en herhaald.
Herhaaldelijk luisteren naar opnames
Een taxonomie maken van de codes en thema’s: elk van de codes en thema’s heeft een plaats in de
ordening door zijn kenmerken.
-Interpretatie
De laatste stap in het onderzoek is interpretatie: betekenis geven aan en het verklaren van fenomenen.
Interpreteren betekent enige speculatie, theoretisering en verklaring, het moet echter direct gegrond zijn
in de data.
41.Valkuilen en problemen
Het is moeilijk om de eigen cultuur te onderzoeken en een ‘cultural stranger’ te worden, aangezien de
regels en normen van die cultuur zijn geïnternaliseerd.
Men dient waakzaam te zien, advies van buitenstaanders is belangrijk
De bevindingen van een etnografie kunnen niet zomaar gegeneraliseerd worden. Men dient ze specifiek
te benoemen. Theoretische ideeën kunnen wel gegeneraliseerd worden.
Niet alleen beschrijven maar ook analyseren.
Aandachtspunten!
Studie van een groep of cultuur waar je deel van uitmaakt als onderzoeker
Generaliseerbaarheid
o Van resultaten gering
o Van theoretische inzichten groter
Beschrijven zonder analyse en interpretatie
Voorbeeld:
Artikel 1: The meaning of death as experienced by eldery woman of a Korean clan
Artikel 2: Comfort on a ward for older people
Aims: studie wat comfort betekend voor oudere mensen in het ziekenhuis en hun hulpverleners
Researchmethods: etnografisch, data gecollecteerd in-depth interviews, 130 uur praticipant observation
en wekelijkse bezoeken op de dienst
1. Geschiedenis en oorsprong
Grounded Theory (GT) is een populaire onderzoeksmethode in gezondheidszorg.
Het is een benadering om data te verzamelen en te analyseren. Het eindproduct wordt ook een Grounded
Theory genoemd.
Grounded Theory vindt zijn beginselen in de sociologie, meer bepaald in het symbolisch interactionisme
(SI).
Eerst ontwikkeld door de sociologen Glaser en Strauss, in 1960.
Het kan zowel kwalitatieve als kwantitatieve procedures bevatten, maar kwalitatief onderzoek wordt
het meest gebruikt.
Grounded Theory bevat geen specifieke vorm van datacollectie: interviews, observatie, documenten,
gebeurtenissen, geluidsfragmenten, …
De focus van Grounded Theory ligt op interactie, communicatie en engagement in sociale situaties.
Symbolisch interactionisme
Het theoretisch framework van de Grounded Theory heeft zijn wortels in het symbolisch interactionisme.
Focust op het proces van interactie tussen mensen, exploreren van gedrag en sociale rollen.
Mensen passen hun gedrag aan, aan dat van anderen. Ze zijn actieve deelnemers in hun situatie.
Het zelf wordt beïnvloed door sociale factoren: verwachtingen en relatie.
Symbolisch interactionisme focust op acties en percepties van individuen, hun ideeën en intenties.
De individuele definities van de realiteit vormen de percepties en acties.
Data verzameling en analyse gebeurt vanaf het begin van het onderzoek tot einde, de data zijn continu in
interactie.
Progressive focusing: doorheen het onderzoek vernauwt de focus en worden de verzameling van data
meer specifiek
Onderzoekers schrijven veldnota’s vanaf het begin van het onderzoek, en blijven dit constant doen
doorheen het project.
Theoretische sensitiviteit
Onderoekers moeten theoretisch sensitief zijn:
Differentiëren tussen significante en minder belangrijke data en inzicht hebben in de betekenis van de
data
Theoretische sensitiviteit ontstaat uit het lezen en herlezen van de data, uit ervaring en bezig zijn met de
data
Theoretische sampling
De steekproeftrekking wordt geleid door ideeën over belangrijke informatie voor het onderzoek. Men moet
bewust kiezen om de zich ontwikkelende theorie verder uit te diepen.
De theorie vormt de leidraad
De sampling wordt niet op voorhand gepland
Aan de start van project maken onderzoekers initiële beslissingen ivm. samling. In het begin kiezen de
onderzoekers vrij enkele participanten
Eenmaal het onderzoek is begonnen en de initiële data geanalyseerd en onderzocht is, dan ontstaan
nieuwe concepten, waardoor participanten gekozen kunnen worden om het probleem verder te
onderzoeken.
Theoretische sampling gaat verder tot het punt wanneer theoretisch saturatie voorkomt.
o Theoretische saturatie ontstaat wanneer geen data meer naar voren komen die gebruikt kan
worden om dimensies te vinden en categorieën te ontwikkelen
o NIET wanneer hetzelfde concept vaak naar voren komt of wanneer dezelfde ideeën steeds weer
naar voren komen
o WEL wanneer er geen nieuwe data kan bijdragen tot de zich ontwikkelende theorie
Men kan zich afvragen of datasaaturatie wel bestaat?
o Er geen nieuwe informatie over een categorie wordt gevonden, ondanks de poging om meer
data te collecteren
o De categorie werd beschreven in al zijn vormen
o De linken tussen de categorieën zijn sterk
De kerncategorie
De onderzoeker moet de kerncategorie (core category) ontdekken.
In GT vormen de grote categorieën samen een kerncategorie. Het is deel van het overall patroon
Het linken van alle categorieën rond een kern wordt selective coding genoemd. De onderzoeker ontdekt
de hoofdzaak van de studie en integreert alle elementen van de zich ontwikkelde theorie.
De kerncategorie is de basic social-psychological process (BSP) van het onderzoek. Een proces dat zich
voordoet over de tijd en de verandering in gedrag verklaart.
Er zijn een aantal kenmerken van een kerncategorie:
o Het is het centrale element van het onderzoek, dat gerelateerd is met andere categorieën en het
verklaart de variaties.
o Het komt vaak in de data voor en het is deel van een patroon.
o Het moet op een gemakkelijke manier gelinkt kunnen worden aan andere categorieën.
o Het wordt gevormd tijdens het proces van identificeren, beschrijven en conceptualiseren
o Het moet volledig klaar zijn tegen het einde van het onderzoek
Constant vergelijking
Coderen en categoriseren houdt constante vergelijking (constant comparison) in.
Interviews worden geanalyseerd en gecodeerd en concepten worden gevormd
Door concepten en subcategorieën te vergelijken kunnen ze gegroepeerd worden
Nieuwe codes en categorieën worden vergeleken met reeds bestaande codes
Er wordt ook een vergelijking gemaakt met de literatuur.
Constante vergelijking is bruikbaar voor het vinden van eigenschappen en dimensies van categorieën.
Substantieve theorieën
o Door het bestuderen van een specifieke context of setting
o Is specifiek en is van toepassing op de setting en de bestudeerde situatie
o Daarom is het ook gelimiteerd
Formele theorieën
o Door het bestuderen van verschillende situaties en settings
o Is conceptueel en van toepassing op verschillende situaties
Memo’s zijn aantekeningen van de analyses, gedachten, interpretaties, vragen en aanwijzingen voor verdere
datacollectie.
Het doel van memo’s is het helpen ontstaan en formuleren van een theorie.
Ze moeten gedateerd en gedetailleerd zijn
Beschrijven van ideeën en categorieën
Vergelijken van bevindingen
Reminders en de geschreven versie van de interne dialoog van de onderzoeker.
44.Valkuilen en problemen
Er zijn een aantal algemene vergissingen die worden gemaakt in GT:
Method slurring of her verwarren van verschillende methodologieëne
Generational erosion
Premature closing
Overly generic analysis
The importing of concepts
Methodological transgression
Consequent toepassen
Weinig echte theorievorming of conceptontwikkeling
Generaliseerbaarheid hangt af van systematisch proces en theorievorming
Evoluties
(Sociaal) constructivisme
Voorbeeld:
The Process and Meaning of Hope for Family Members of Traumatic Coma Patients in Intensive Care
o Integratie van processen dat het functioneren familieleden beïnvloed gelinkt met gebeurtenissen
46.Narratief onderzoek
Narratief onderzoek kan deel zijn van een andere benadering zoals bijv. etnografisch of fenomenologisch
onderzoek, maar kan ook op zichzelf staand zijn.
Het refereert naar elk onderzoek dat gebruik maakt van narratief materiaal. Zowel kwalitatief als
kwantitatief.
Door deze benadering krijg je toegang tot de gedachten en gevoelens van de participant, die normaal gezien
moeilijk te verkrijgen zijn.
Eerst luisteren en nog niet meteen een framework toepassen.
47.Types of narratives
Er zijn twee dimensies bij narratief onderzoek en verhalen:
Chronologisch
Niet-chronologisch
De alledaagse verhalen
Integreren van verhalen over het dagelijkse leven in de geschiedenis van hun aandoening, zorg en
behandeling.
Autobiografische verhalen
Het verleden aan het heden en de toekomst koppelen.
Rechtvaardigen en verklaren van acties.
Eigen verhaal is uniek.
Biografische verhalen
Verbinden van individuen.
Begrijpen van gevoelens en de kwetsbaarheid van anderen.
Vaak gaat het over een verhaal waarin men vertelt over hoe iets overwonnen werd.
Culturele verhalen
Zichtbaar maken van de betekenis binnen een bepaalde culturele context.
Collectieve verhalen
Verhalen die hetzelfde zijn voor een grote groep mensen.
48.Ziekteverhalen
Patiënten gebruiken verhalen om betekenis te geven en zoeken voor hun lijden. Ze willen deze delen met
andere significante anderen.
Onderzoekers hervertellen deze verhalen om de gevoelens en gedachten van participanten een stem te
geven.
Niet de feiten zijn belangrijk, maar wel de betekenisgeving.
De feiten worden gebaseerd op de sociale constructie en perceptie van de verteller.
Het verschil tussen ziekteverhalen en gewone verhalen is dat er bij ziekte vaak een onzekere toekomst is
of zelfs geen toekomst.
49.Narratief interviewen
Om een verhaal te verkrijgen van participanten, gebruiken onderzoekers narratieve interviews waarbij
participanten hun ervaringen kunnen vertellen. Het gaat dan niet om de ervaringen zelf maar om de
representatie van de ervaring zoals ze is opgeslagen in het geheugen van de participant.
Narratief interviewen breekt het verhaal niet in stukjes en uit de context
De eerste vraag moet breed zijn en moet de participant stimuleren een lang verhaal te vertellen.
Pas na dat verhaal is verteld, is er de mogelijk om vragen te stellen, niet tijdens het verhaal.
Het interview wordt beïnvloed door de relatie tussen onderzoeker en participant.
De participant heeft de vrijheid om te vertellen.
50.Narratieve analyse
De data-analyse van verhalen is gelijkend op dat van andere types van kwalitatief onderzoek en hangt af van
het methodologische framework.
Er is geen vaste procedure. Er zijn verschillende benaderingen voor het analyseren van narratieve data.
Structurele analyse
Structurele analyse focust niet op de inhoud maar wel op hoe het verhaal verteld wordt.
Het verhaal wordt onderverdeeld in 6 stukken: abstract, oriëntatie, actie, evaluatie, de uitkomst en het
heden.
Visuele analyse
Een verhaal kan verteld worden met beelden, foto’s, schilderijen, film of theater.
51.Problematische kwesties
Een van de belangrijke kwesties in narratief onderzoek is de ‘waarheid’.
De waarheid is namelijk afhankelijk van het geheugen
Verborgen motieven hebben invloed op de manier waarop de participant het verhaal vertelt
Je weet nooit hoe het echt is gegaan
Thick description is nodig om juist te kunnen interpreteren
Men kijkt niet kritisch genoeg naar de data
Voorbeeld:
Artikel: Illness narratives of persons with post-polio syndrome
13. Fenomenologie
Fenomenologie is een benadering tot filosofie en niet specifiek een methode of onderzoek.
“Because phenomenology is first and foremost philosophy, the approach employed to pursue a particular
study should emerge from the philosophical implications inherent in the question.”
Fenomenologische filosofie gaat deels over de epistemologische vraag, de theorie van kennis: hoe weten we?
De relatie van de persoon die weet en wat geweten kan worden.
Het herkennen en erkennen van de normale zaken die als vanzelfsprekend worden
beschouwd.
De invloed van Heidegger op de fenomenologie
o De persoon heeft een wereld, die voortkomt uit een cultuur, geschiedenis en taal. Vaak is deze
wereld zo inclusief (dicht bij de persoon) dat die over het hoofd wordt gezien en als
vanzelfsprekend wordt beschouwd totdat we erover reflecteren en analyseren.
o Een persoon kan enkel begrepen worden indien er ook onderzoek wordt gedaan naar zijn
context.
o Een persoon heeft de mogelijkheid om na te denken over zijn kennis.
o Het lichaam is een manier om in interactie te gaan met de wereld.
o De persoon heeft een tijdsbesef.
Heidegger gaat verder dan enkel beschrijven tot interpretatie.
De Franse fase
Sartre
o Existence en essence: gedrag gaat vooraf aan karakter
Merleau-Ponty
o Perceptie en de creatie van een wetenschap van de mensheid.
52.Fenomenologische scholen
Er kunnen drie belangrijke scholen onderscheiden worden:
Duquesne School: gebaseerd op de ideeën van Husserl
School over de interpretatie van fenomenen: gebaseerd op Heideggers hermeneutiek
Nederlandse school voor fenomenologie: combinatie van beide
Grounding
Grounding neemt de leefwereld (lived experience) als startpunt, dit bevat de dagdagelijkse wereld van
gewone ervaringen.
Vraagt om een open-minded attitude
Bracketing
Om de best passende benadering voor het fenomeen dat men wil onderzoeken te gebruiken zijn er
verschillende mogelijkheden.
Analyse volgens Giorgi:
o Volledige transcriptie lezen om zo een holistisch beeld te krijgen.
o Betekenisvolle gehelen vinden en de delen labelen, door gebruik te maken van spreektaal.
o Transformeren van de originele data, in wetenschappelijke taal, en thema’s onderbouwen met
quotes.
o De gevonden thema’s worden teruggevonden bij alle individuele interviews.
o Maak het impliciete expliciet.
Analyse volgens Colaizzi:
o Lees alle transcripten en leer de participanten kennen.
o Neem uit elk transcript de belangrijkste delen die met het fenomeen te maken hebben.
o Probeer de betekenis van elk van die delen te achterhalen
o Cluster de thema’s die naar voren komen.
Kijk met die thema’s terug naar de oorspronkelijke data om te zien of ze overeenkomen (=
valideren)
Verschillen of contradicties tussen de data en de codes moeten worden opgeschreven.
o Het resultaat van alles wat we tot nu toe hebben gedaan is geïntegreerd in een exhaustive
description, om de intensiteit en de diepte van de ervaring van de participanten te beschrijven
en te herinneren.
o Probeer het fenomeen zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven.
o Member check: terugkeren naar elke participant en bevragen of dit overeenkomt met wat ze
bedoelde.
Best om met de exhaustive description terug te keren naar de participanten, deze is meer
herkenbaar dan de uiteindelijke concepten.
Focus ligt op het fenomeen in plaats van op de persoonlijke verhalen.
55.Fenomenologie en gezondheidszorg
Het holistisch perspectief, samen met de studie van lived experience, vormt het fundament voor
fenomenologisch onderzoek.
De beschrijvingen van de ervaringen van het fenomeen vormen de primaire data: het zijn rijke en
descriptieve data.
De data geven een diep inzicht in de leefwereld van de participanten en blijft niet aan de oppervlakte.
Participant observation wordt weinig gebruikt, aangezien dit gezien wordt vanuit het perspectief van de
onderzoeker, outsider perspective.
Interviews geven een goed idee vanuit het perspectief van de insider.
Fenomenologisch onderzoek is complex en niet gemakkelijk.
Voorbeeld:
Artikel 1: ‘I was like a wild wild person’: understanding feelings of anger using interpretative
phenomenological analysis’
Houdt zich bezig met hoe emoties (boosheid) en emotie-gerelateerde fenomenen zoals gevoelens,
gedachten en expressies verschijnen in het individu.
Adhv een interview bij één persoon doormiddel van interpretatief fenomenologische analyses. Het
onderzoekt hoe participanten boosheid voelen en beleven, omschrijft de karakteristieken van de periode en
hoe typische patronen van deze perioden worden verstoord door levensveranderingen.
Artikel 2: ‘Living with a body seperate from the self. The experience of the body in chronic benign low back
pain: an interpretative phenomenological analysis
o Het doel van deze benadering is een actie-geöriënteerde omgeving creëren, waarbij
medewerking van iedereen is vereist. Dit heeft als gevolg dat AR blijft doorgaan ook nadat de
onderzoeker is vertrokken.
Kemmis en McTaggart (2000) benadrukken het belang van participatie in PAR. Zij stellen dat het meestal 3
belangrijke kenmerken heeft:
Shared ownership: de projecten zijn van iedereen die eraan deelneemt
Community based analysis: sociale problemen onderzoeken die in een gemeenschap voorkomen
Orientation towards community action: de resultaten zullen worden teruggekoppeld aan de
gemeenschap en de mensen die eruit deelnemen.
60.Praktische stappen
We bespreken nu de praktische stappen die onderzoekers/practitioners nemen om een AR cyclus in een
klinische praktijk op te zetten:
Exploratie
o Observatie van de setting
o Iedereen moet goedkeuring geven voor deelname
o De onderzoeksvraag wordt samen opgesteld
o Bespreken van praktische zaken aan de hand van een aantal meetings
o Evalueren van de effectiviteit, kwaliteit en kosten-effectiviteit
o Het probleem exploreren
o Afnemen van observaties, interviews, brainstormsessies en focusgroepinterviews
o Plannen van interventies
Interventie
o Tijdens de implementatie van de interventie wordt er al geëvalueerd
o Door observatie, interviews en meetings
Evaluatie
o Het proces stopt eigenlijk nooit
62.Problemen en kritieken
Niet iedereen wil deelnemen aan het project
Mensen worden overtuigd en er ontstaat conflict
Mag niet worden opgedrongen
Mag niet worden gebruikt als er geen goed team is
Moeilijkheden met informed consent omdat je de stadia niet vooraf kent
Problemen met machtsverhoudingen: positie van de onderzoeker en positie van de participanten
Als onderzoeker moet je je als onbekende gedragen binnen je eigen setting
Ethisch complex
Problemen met anonimiteit en vertrouwelijkheid
Conflicten onderling
Niet generaliseerbaar
63.Conversatie analyse
Conversatie Analyse (CA) is een type van discourse (redeneren) analysis dat het gebruik van taal onderzoekt
en de vraag stelt hoe alledaagse conversaties werken.
De focus ligt op taal, hoe een gesprek is georganiseerd en de patronen in spraak.
Ook non-verbale communicatie en interactie worden geanalyseerd.
65.Discourse analyse
Discourse analyse (DA) kan niet makkelijke geïdentificeerd worden. Het is eerder framework of een holistisch
theoretische benadering.
Discourse of redeneren is meestal toegepast op taal en teksten, zoals conversaties, interviews of
documenten, zoals kranten, rapporten, verslagen, …
DA gaat over ‘accounts’ van ervaringen en gedachten van participanten. Deze ‘accounts’ bestaan uit
alledaagse gesprekken en redeneringen van mensen
De focus ligt op taal en teksten in sociale acties en interacties.
DA gebruikt initieel een inductieve benadering door het verzamelen en analyseren van data voordat men
komt tot theorieën en algemene principes.
De manier waarop mensen gesprekken als normaal ervaren, doet blijken dat het cultuur- en
contextgebonden is.
Het is belangrijk om de documenten en transcripties eerst goed te lezen, herlezen en interpreteren
= immersion in the data
Daarna gaat men over tot analyse van data door coderen, het zoeken van relaties en patronen tussen de
codes
DA is niet zomaar generaliseerbaar, omdat de analyse gebaseerd is op taal en tekst in een specifieke
sociale context.
Er zijn een aantal overeenkomsten tussen CA en CA: beide focussen op taal en teksten.
66.Feministisch onderzoek
Feministisch onderzoek focust po de ervaringen, ideeën en gevoelens van vrouwen in hun sociale en
historische context.
Onderzoekers nemen een gederperspectief aan om het fenomeen te bestuderen
Feministische benaderingen schijven geen methodes van analyses voor maar suggereren een manier van
denken.
Het doel is vrouwen meer zichtbaar te maken, hun bewustzijn te verhogen en empowerment.
Ze leggen de nadruk op het feit dat politieke en structurele systemen tegenwerken voor de gelijkheid van
vrouwen. Ze spelen evenzeer een rol als individuele factoren.
Feministen geloven dat vrouwen economisch uitgebuit worden en lijden onder sociale discriminatie.
De meest gebruikte vorm van feministisch onderzoek is narratief of levensgeschiedenisonderzoek. Het
geeft vrouwen de kans om hun verhaal te vertellen op hun manier.
Onderzoekers gebruiken grounded theory, etnografie en andere types van data-analyse.
De focus ligt op de ‘lived experience’. De affectieve elementen in het leven van de participanten betekent
dat fenomenologische benaderingen vaak worden gebruikt in feministisch kwalitatieve onderzoekers.
Steekproeftrekking
Datacollectie
Data-analyse
Data-interpretatie
Validatie en trustworthiness bekijken → audit trail, member check, reflexivity
Uitschrijven
70.Triangulatie
Twee soorten triangulatie:
Within-method: binnenin hetzelfde paradigma
Between-method: verschillende paradigma
71.Critique of MMR
Kan niet samen gebruikt worden
Te snel tevreden
Een derde paradigma
72.Content of inhoudsanalyse
Content of inhoudsanalyse is een tussenvorm tussen kwantitatieve en kwalitatieve analyse (uitwerking soms
in één richting)
Analyse van inhoudelijke of formele aspecten van discours waarbij kenmerken (kwantitatief) vastgesteld,
eventueel vergeleken en geïnterpreteerd worden
Je gaat bijna tellen: interviews naast elkaar leggen en kijken hoeveel keer het woord ‘hevig’ voorkomt in
bv. een interview over pijn weinig interpretatie
Maakt gebruik van kwalitatieve, niet (direct) kwantificeerbare data die (meestal) kwantitatief verwerkt
wordt CAVE: vaak volgen onterecht verregaande interpretaties
Variatie aan materialen
Bijv. publicaties, krantenartikelen, brochures, rapporten, interviews…
Variatie aan vraagstelling
Bijv. trendonderzoek (welke verschuivingen zijn te merken in de tijd?)
Soms ook als een wat losse/zwakkere vorm van kwalitatief onderzoek naar beleving en betekenis
Bijv. welke thema’s komen in interviews naar voor
Transciberen en sorteren
Transcriberen van interviews is een eerste stap in het voorbereiden van data voor analyse.
De rijkste data wordt verkregen door het woordelijk te transcriberen.
Transcriberen is tijdrovend.
Men transcribeert best zijn eigen opnames om immersion in de data te verkrijgen.
Men maakt best 3 kopieën van de transcripties zodat men meermaals kan coderen en een blanke kopie
om te bewaren.
Spelen met de data, dergelijke vrijheid helpt om te komen tot een analyse, letten op de manier hoe mensen
dingen verwoorden.
Notities nemen en analytische memo’s schrijven
De meeste onderzoekers gebruiken een opname apparatuur om het interview op te nemen, maar soms is het
ook nuttig om notities te maken tijdens het interview.
Om zicht te krijgen op de gezichtsuitdrukkingen, gebaren, etc. maar ook de interviewers reactie en
commentaar kan bijgehouden worden.
Notities maken kan het interview storen. Daarom doet men dit enkel als het niet mogelijk is om opnames
te maken.
Notities kunnen ook direct na het interview gemaakt worden.
Ook tijdens het proces van de analyse kunnen onderzoekers notities maken in de vorm van memo’s of
nota’s met ideeën en gedachten over de data, en ook over de reden waarom men bepaalde data
groepeert.
Dit helpt ‘tacking’, het heen en weer gaan tussen data en theoretische ideeën, tussen codes en thema’s
= iteration
Coderen en categoriseren kan ervoor zorgen dat men het holistisch geheel verlies.
Analytische stijlen
Verschillende benaderingen tot onderzoek hebben verschillende types van data analyse. Ze hebben allemaal
de stappen van luisteren, kijken en een holistisch beeld krijgen over de data. Ook het opdelen van data in
kleinere segmenten van betekenis is iets dat alle benaderingen gemeen hebben.
Onderzoekers zoeken naar linken en relaties tussen secties van data, categorieën en thema’s.
Gevaren:
Verliezen van het holistisch perspectief bij analytische werkwijze
Te snel vastpinnen en conclusies trekken bij de synthetiserende werkwijze. Bepaalde concepten worden
genegeerd.
73.Coderen en categoriseren
Coderen betekent dat secties van data gelabeld worden of namen krijgen.
Het is een vroeg stadium in de analyse en gaat verder tot het ontwikkelen van categorieën, thema’s of
constructen.
Het breekt de data op in handelbare secties.
Line by line coding: identificeren van belangrijke informatie voor zowel onderzoeker als participant
Het uitzoeken van woorden of zinnen gebruikt door de participant: in vivo codes.
Zorgt ervoor dat de onderzoeker zijn eigen framework en ideeën niet op de data toepast.
Initial of open coding: specifieke stukken van data een naam geven. De codes kunnen woorden,
uitdrukkingen of andere delen van data zijn. Het zijn units of meaning.
Er zijn een aantal problemen bij coderen van data:
o Verlies van het holistisch beeld.
o Verlies van belangrijke informatie omdat het niet meer in een code past.
76.Problemen en kritieken
Minder betrokkenheid bij de data
Moeilijk om het computerprogramma te leren gebruiken
Regelmatig back-ups maken.
1. Kwaliteit
Binnen kwalitatief onderzoek bestaat er geen consensus over het concept validiteit dat vergelijkbaar is met
dat van kwantitatief onderzoek.
Sommigen geloven dat:
Kwalitatief en kwantitatief onderzoek door dezelfde criteria moet geëvalueerd worden.
Maso en Smaling: objectiviteit, validiteit en betrouwbaarheid
Kwalitatief onderzoek geëvalueerd dient te worden met speciaal ontwikkelde criteria voor kwalitatief
onderzoek.
Lincoln en Guba: dependability, credibility, transferability en confirmability
Criteria achterwegen gehouden moet worden. Criteria op zich moet verworpen worden.
Sandelowski: validiteit is meer dan criteria volgen en strikte criteria volgen biedt garantie voor een
kwaliteitsvol onderzoeksproces
De criteria zoals betrouwbaarheid en validiteit gebruikt in kwantitatief onderzoek kunnen niet zomaar
toegepast worden in kwalitatief onderzoek. De betekenis van de criteria is anders.
Bijv. objectiveerbaarheid in kwalitatief onderzoek is niet hetzelfde, het heeft niet te maken met dezelfde
resultaten te verkrijgen of door verschillende mensen een onderzoek te laten afnemen. Maar wel dat we recht
doen aan het object dat we onderzoeken, met respect voor de participant. Door de eigen mening opzij te
schuiven, de eigen subjectiviteit op te schrijven in een referentiekader.
Lincoln en Guba (1985) ontwikkelden de concepten trustworthiness en authenticiteit als alternatieve
criteria.
Conventionele criteria
Eerst bespreken we de traditionele criteria die algemeen gebruikt worden in kwantitatief onderzoek, wat die
criteria betekenen in kwalitatief onderzoek en wat de alternatieven zijn.
Kwantitatieve criteria Kwalitatieve criteria
Rigour Trustworthiness
Reliability Dependability
Validity Credibility
Generalisability (external validity) Transferability
Objectivity Confirmability
Rigour
Kwantitatieve onderzoekers gebruiken rigour om zijn specifieke connotatie met meetbaarheid en
objectiviteit. Het gaat om een strakke, stringente werkwijze in het voordeel van meetbaarheid en
objectiviteit.
In kwalitatief onderzoek betekent rigour grondigheid en competentie. De term geeft echter aan dat
onderzoekers te veel bezig zijn met rigour waardoor het leidt tot inflexibiliteit en rigiditeit. Kwalitatief
onderzoek is een dynamisch proces.
Betrouwbaarheid (Reliability)
Betrouwbaarheid in kwantitatief onderzoek verwijst naar de consistentie of de samenhang van het
onderzoeksinstrument. Het is ook gelinkt met herhaalbaarheid.
In kwalitatief onderzoek is de onderzoeker het belangrijkste onderzoeksinstrument, waardoor het
onderzoek nooit volledig herhaald kan worden.
Men zal nooit dezelfde resultaten verkrijgen, meer nog als men dezelfde vragen zou stellen aan dezelfde
participant, dan nog zou men niet dezelfde data verkrijgen Context en tijdsgebonden
Validiteit
In kwantitatief onderzoek wordt validiteit gezien als de mate waarin een instrument meet wat het zou
moeten meten.
In kwalitatief onderzoek is het concept validiteit meer complex. De data die men verzamelt moet
daadwerkelijk weergeven wat de werkelijkheid is voor die participant op dat moment.
Interne validiteit is de mate waarin de bevindingen van een studie ‘waar’ zijn en of ze het doel en de sociale
realiteit van de participanten accuraat weerspiegelen. Interne validiteit verhoogt de validiteit van de data.
correcte data tonen de waarheid van de participanten aan
volledige data
In het licht van het doel en de sociale realiteit van de studie
Generaliseerbaarheid of externe validiteit
Generaliseerbaarheid is het meest omstreden concept dat hoort bij validiteit. Zijn de resultaten geldig voor
een bredere populatie dan de onderzoekspopulatie. Is wat in het onderzoek aan bod komt in
overeenstemming met de werkelijkheid. Kan men de resultaten generaliseren naar andere settings en
contexten.
Generaliseerbaarheid is mogelijk te bekomen in kwalitatief onderzoek.
De meeste kwalitatieve onderzoekers hebben ook niet als doel om hun resultaten te generaliseren
aangezien hun focus ligt op specifieke gebeurtenissen of gevallen die niet representatief zijn voor de
populatie.
Echter veel kwalitatieve onderzoekers proberen toch een vorm van generaliseerbaarheid te bekomen,
omdat ze aanvoelen dat hun onderzoek ook nuttig moet zijn buiten hun eigen onderzoeksveld. Kwalitatief
onderzoek kan externe validiteit hebben door ‘theorie gebaseerde generalisatie’.
In kwalitatief onderzoek wordt de term generaliseerbaarheid dus weinig gebruikt, wel spreekt men over
transfereerbaarheid.
Objectivity
Objectiviteit is een term dat vaak gebruikt wordt in kwantitatief onderzoek. Het betekent dat de onderzoeker
vrij is van bias, neutraal en waardevrij.
In kwalitatief onderzoek is objectiviteit niet nuttig.
De waarde van de onderzoekers en participanten maken een integraal deel uit van het onderzoek.
Subjectiviteit wordt niet verborgen. Onderzoekers zijn bewust van de eigen subjectiviteit. Door reflexivity
wordt bias in het onderzoek vermeden.
Uitschrijven van een referentiekader en kritisch nadenken over de eigen subjectiviteit.
Kwaliteit onderzoek
Eigenheid resultaten
= deze criteria zijn bijzonder belangrijk
Er zijn altijd gelijkenissen en er zijn altijd verschillen. Al deze kenmerken van het onderzoek spelen mee in de
transfereerbaarheid van de resultaten.
Onderbouwen is belangrijk en moet met grote voorzichtigheid gebeuren. Er is geen ja /nee, maar de
argumentatie erachter is belangrijk.
Confirmability
Confirmability komt in de plaats van objectiviteit.
Het resultaat van het onderzoek is niet het resultaat van de vooronderstellingen van de onderzoeker.
Door gebruik te maken van een audit trail of een decision trail worden de data en bronnen traceerbaar.
Details van het onderzoek, de achtergrond en de gevoelens van de onderzoeker moet open en eerlijk zijn.
Authenticity
Een studie is authentiek wanneer de gebruikte strategieën passend zijn voor de waarheidsgetrouwe
rapportering van de ideeën van de participanten.
Authenticiteit wordt bekomen door fairness: continue informed consent moet worden bekomen. De context
meenemen in het onderzoek.
Leren uit de effectieve leefsituatie van mensen (naturalisatie setting)
Member checking
Voorleggen van de data of de resultaten aan participanten.
Aftoetsen op inhoud van de data en mogelijkheid tot bijsturing.
Aftoetsen op interpretatie van de onderzoeker en discussie (cave!)
Peer review
Peer review of peer debriefing = geen supervisie, maar ventileren, praten met gelijken. Zorgt ervoor dat men
opnieuw neutraal kan kijken naar het onderzoek.
Met collega’s die competent zijn in kwalitatieve onderzoeksmethodes de data (her)analyseren en de
resultaten bediscussiëren.
Kan tijdens het volledige proces of enkel bij het begin, halfweg of op het einde
Kan voor alle stappen in het onderzoek
Triangulatie
Een ander belangrijke strategie om validiteit te bekomen is triangulatie:
Data-triangulatie
Verschillende bronnen, settings, tijd van datacollectie
Bijv. bij onderzoek naar hoe mensen diëten ervaart. Bij het bevragen kan men niet alleen participanten
bevragen die zelf aan het diëten zijn, maar ook hun partners of diëtisten. Dan zijn er 3 verschillende
bronnen die over hetzelfde onderwerp bevraagd worden.
Onderzoekstriangulatie
Meerder onderzoekers en experts
Theoretische triangulatie
Meerdere rivale verklaringen of interpretaties
Methodologische triangulatie
Meerdere types data gebruiken (withing en between method)
Triangulatie gebeurt niet alleen bij de analyse, maar start al bij het begin van het onderzoeksproces.
Kwalitatief onderzoek doet men nooit alleen!
Thick description
Thick description is gelinkt aan de audit trail.
Het is een gedetailleerde beschrijving van het proces, de context en de mensen in het onderzoek, inclusief
de betekenis en de doelen van de participanten en de onderzoeker.
Gelinkt aan langdurige en diepgaande betrokkenheid bij datacollectie. Immersion in de data is nodig
De basis om de kwaliteit van het onderzoek te beoordelen als lezer
Begrijpbare analytische taal en holistisch
Verschillend van rich data
Reflexivity
Reflexivity betekent dat de onderzoekers kritisch reflecteren op hun eigen vooronderstellingen en zicht
houden op hun relatie met de participanten en hun eigen reacties.
Zelf kritisch
Onderzoeker reflecteert over de eigen acties, ideeën en emoties met betrekking tot het onderzoek, maar
ook over de invloed daarvan op het onderzoek
Reflexivity gebeurt gedurende het volledige onderzoeksproces.
Verhogen:
Memo’s maken en onderzoeken
o Leggen beslissingen en overwegingen vast zodat deze gedurende het proces en bij het verslag
teruggehaald kunnen worden
o Noteren van ideeën, gedachten, gevoelens, overwegingen die tot bias kunnen leiden
Peer debriefing/intervisie
Triangulatie: onderzoeker, data, methode
Supervisie: vergelijkbaar met peer debriefing, maar niet met een gelijke, maar met een meer bedreven
onderzoeker
Toetsen aan interviews
o Interpretatie, zoals in resultatensectie van rapport, vergelijken met (toevallig gekozen
uittreksels uit) interviews als de interpretatie juist is, moeten de interviews overeenkomen met
wat in de resultatensectie wordt beweerd
o Kan door de onderzoeker zelf en daarna door een buitenstaander gebeuren toetsing door de
buitenstaander is van groot belang
o Speciale technieken: op zoek gaan naar het tegendeel of op speciale, kritieke aspecten focussen
Negatieve cases en alternatieve verklaringen (member check)
19. Rapportage
1. Het onderzoeksaccount
Belangrijke taak onderzoeker: uitschrijven onderzoek.
Resultaten doorsturen naar externe onderzoekers, commissies of sponsors OF naar een tijdschrift voor
peerreview.
Opgelet voor vertrouwelijkheid en anonimiteit.
82.Rapportage
De aard van het verslag hangt af van de aard van de studie
Abstract 13
Introductie 13
Korte beschrijving van de relevante literatuur 13
Design en methodologie 13
Tijdsbestek en kosten 14
Potentiële verspreiding 14
4. Toegang tot de setting 14
De keuze van de setting 14
Toegang tot gatekeepers 14
4. Ethische overwegingen 15
6. Interviewen 16
1. Interviews als databronnen 16
2. Het interviewproces 16
3. Types van interview 16
Observatiestudie 16
Individuele interviews 16
Focusgroepinterviews 16
Open interviews (niet-gestructureerde/niet-gestandaardiseerd) 16
Semi-gestructureerde interviews 17
Gestructureerd/gestandaardiseerd interview 17
Diepte-interviews 17
4. Opbouw van een interview 17
Interviewvragen 18
Interviewguide 19
5. Context van het interview 19
6. Relatie interviewer – geïnterviewde 19
7. Uitdagingen bij interviews 20
8. Interviews via elektronische media 20
Online onderzoek en e-mail interview 20
Telefooninterviews 20
Algemeen nadeel 21
9. Sterktes en zwaktes van interviewen 21
Voordelen en beperkingen 21
Interviewer effect 21
9. Steekproefselectie 31
1. Purposeful sampling 31
2. Types van sampling 31
Homogene sampling 31
Heterogene sampling 31
Totale populatie sampling 31
Chain referral or snowball sampling 31
Convenience or opportunistic sampling 32
Maximum variation sampling 32
Theoretische sampling 32
Andere types van sample selectie 32
3. Sampling beslissingen 32
Inclusie en exclusie criteria 33
Sampling parameters 33
Sample size 33
Saturation 33
4. Hoe zullen we hen noemen? 33
5. Gevolgen van selectie 33
10. Etnografie 35
1. Het historisch perspectief 35
2. Een focus op cultuur 35
3. Etnografische methodes 36
4. Etnografie in gezondheidszorg 36
5. De belangrijkste kenmerken van etnografie 36
Data collectie via observatie en interviews 36
Het gebruik van ‘thick description’ 36
De selectie van sleutelinformanten en –settings 37
De emic en etic dimensie 37
6. Veldwerk 37
Micro- and macro-etnografieën 37
De etnografische rapportage: veldnota’s en analytische nota’s 38
7. Aan etnografie doen en erover schrijven 38
Beschrijving 38
Analyse 38
Stappen in de analyse 38
-Interpretatie 39
8. Valkuilen en problemen 39
De kerncategorie 42
Constant vergelijking 42
Gebruik van literatuur 42
Integratie van theorie 42
Theoretische memo’s en veldnota’s 43
4. Valkuilen en problemen 43
5. De kritiek van Glaser en verdere ontwikkeling 43
13. Fenomenologie 48
1. Intentionaliteit en de vroege stadia van fenomenologie 48
Fases en geschiedenis van de beweging 48
De Duitse fase 48
De Franse fase 49
2. Fenomenologische scholen 49
3. Het fenomenologisch onderzoeksproces: aan fenomenologie doen 49
Grounding 49
Reflexivity en positionele kennis 49
Humanisatie en de taal van ervaring 49
4. Procedures voor datacollectie en analyse 49
5. Fenomenologie en gezondheidszorg 50
Topics voor de fenomenologische benadering 50
6. De keuze van de benadering: descriptieve of interpretatieve fenomenologie 51
19. Rapportage 71
1. Het onderzoeksaccount 71
2. Het gebruik van de eerste persoon 71
3. De vorm van het rapport 71
4. Kritische beoordeling en evaluatie 72
5. Rapportage 72