You are on page 1of 2

Thema 7:

Interacties tussen organismen en hun omgeving Boek p. 133

1. Bodemverdichting
 Bodem = partikels van zand / leem / klei + micro-poriën (water) + macro-poriën (lucht)

 Bodemverdichting = samendrukken van bodempartikels


 poriënvolume tussen de partikels daalt
= verlies van macro-poriën
= minder luchtdoorlatend
 Oorzaak bodemverdichting = veelvuldig betreden of berijden.

 Factoren die bodemverdichting beïnvloeden:


- Vochtgehalte van de bodem:
Hoe vochtiger de bodem, hoe meer kans op bodemverdichting
- Bodemtextuur (= samenstelling van de bodem = gehalte zand / leem / klei):
Kleibodem is gevoeliger voor bodemverdichting dan zandbodem
Bodemstructuur
Hoe meer organische stoffen in de bodem, hoe kruimeliger
= betere bodemstructuur
 Humus  verbetert de bodemstructuur
 vertraagt bodemerosie
 Voordeel goede bodemstructuur: = minder kans op bodemverdichting
= betere waterhuishouding / doorlaatbaarheid
= betere bodemventilatie (beluchting)
 Effecten van bodemverdichting op organismen:
- Effecten op bodemorganismen:
o Minder zuurstofgas en minder macro-poriën (= leefruimte) in de bodem beschikbaar
= negatieve invloed op bodemleven (behalve voor anaerobe bacteriën)
- Effecten op planten:
o Vertraagde kieming (door vertraagde opwarming van de bodem)
o Vertraagde opname van water en nutriënten  geelverkleuring  FS daalt
o Vertraagde groei
o Grotere
kwetsbaarheid
voor ziektes en
schade
= negatieve
invloed op
plantenleven

____________________________________________________________________________________
Thema 7: INTERACTIES tussen ORGANISMEN en hun OMGEVING Mevr. M. Waebens
BIO 4 -1u 1
2. Overbemesting (p. 138)
 Bemesting = verhoging van de hoeveelheid anorganische nutriënten in de bodem.
(= voedingsstoffen voor de plant)
= via - compost of stalmest : bevat anorganische + organische nutriënten
 organische moeten nog omgezet worden door reducenten
- kunstmest : bevat enkel anorganische nutriënten

 Overbemesting = meer nutriënten aanvoeren dan de planten kunnen opnemen


= wordt veroorzaakt door de landbouw + vrij in de natuur levende dieren (ganzen)

 Gevolgen van overbemesting:


- Verzuring = toename van H+ in bodem + water  pH daalt  nutriënten reageren weg
(OPM: kan ook t.g.v. zure neerslag via intensieve landbouw + industrie:
ammoniak NH3  salpeterzuur HNO3)
 Nadeel: verzuring bemoeilijkt de opname van nutriënten bij planten
 gebreksverschijnselen (geen bladgroen meer aanmaken  geel  FS daalt).

- Eutrofiëring = uitspoelen van een te grote hoeveelheid nutriënten (nitraten en fosfaten)


in oppervlaktewater (rivieren en meren)

 Nadeel: algenbloei (= ‘groene vijver’)  hypoxie  vissterfte


 Opdracht: Hoe kan je dit verklaren ?

…………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………

Overige nadelen van algenbloei:


- toename anaerobe bacteriën  stank + gevaar voor botulisme
- toename nitriet (= NO2-)
 verstoort werking van hemoglobine en O2-transport in dieren
 wordt in lever omgezet tot nitrosamines = kankerverwekkend

- Gevaar voor volksgezondheid indien nitraten in grondwater doorsijpelen  drinkwater.


Daarom: Mestactieplan = beperken van veestapel en voorkomen van mestoverschotten.

- Daling biodiversiteit, wegens


o Stikstofrijke bodem  stikstof-minnende planten (vb: brandnetel, grassen, braam)
= weelderige + snelle groei
= wegconcurreren van traag groeiende planten
(dit zijn aangepaste soorten voor arme bodems, vb: struikhei)
= minder soorten kruidachtige planten
= minder soorten bestuivende insecten
= minder soorten predatoren
o Algenbloei  minder soorten waterplanten in vijvers / rivieren

____________________________________________________________________________________
Thema 7: INTERACTIES tussen ORGANISMEN en hun OMGEVING Mevr. M. Waebens
BIO 4 -1u 2

You might also like