You are on page 1of 2

Toelichting over aanvraag gezinshereniging 3 december 2019

Op 06-04-1999 ben ik, Abbas Zahidi, geboren. In deze verklaring wil ik graag uitleggen waarom het
voor mij belangrijk is dat ik herenigd word met mijn moeder, Habiba Ahmadi, geboren 19-02-1971.

Ik ben in Afghanistan geboren. De bevolking is onderverdeeld in vier grote etnische groepen:


Pashtuns/Pathanen, Tadzjieken, Oezbeken en Hazara’s. Ik ben een Hazara. De officiële godsdienst
van het land is de islam, en vrijwel alle Afghanen zijn moslim. De meesten zijn soennitisch; alleen de
Hazara’s zijn sjiieten. Dit maakt het leven in Afghanistan onveilig omdat sjiieten gezien worden als
afvalligen. Door het geloof worden de Hazara's (die duidelijke uiterlijke kenmerken hebben) slecht
behandeld. In de 19e eeuw werden ze vervolgd, uitgemoord of als slaven verkocht. Toen de taliban aan
de macht kwam in 1996 vervolgde zij de Hazara vanwege hun geloof.

Toen ik 1 jaar oud was, zijn mijn ouders gevlucht naar Pakistan gevlucht. Door familieproblemen
konden ze niet in Afghanistan blijven; ze werden bedreigd. Ook was er al lange tijd burgeroorlog en
was de Taliban aan de macht. De Taliban vormden van Afghanistan een islamitische staat, met de
invoering van de Sharia.

Zoals ik zei, waren we in Pakistan vluchtelingen. We hebben daardoor geen officiële documenten van
onszelf of van onze familie. Ik heb geen geboortebewijs of bewijs van wie mijn ouders zijn. Mijn vader
is het niet gelukt om een vluchtelingenpasje te krijgen. Waarschijnlijk omdat hij daarvoor geen geld
had. Indien nodig willen we meewerken aan een DNA-onderzoek.

Mijn vader werkte in Pakistan en had een soort trekwagen. Daar verdiende hij geld mee. Na een
aanslag op de stamplaats van de bestuurders van trekwagens, is hij gestopt met dit werk. Hij is in een
kolenmijn gaan werken. Daardoor wat hij veel van huis en meestal maar twee dagen per week bij ons.
Mijn moeder werkte niet en zorgde voor mij. Ik heb geen broers of zussen of andere familieleden
gekend. Ik was alleen met mijn moeder en zij had alleen mij. We woonden in een wijk met veel andere
Afghanen en ik ben van ongeveer mijn zevende tot mijn twaalfde jaar naar school geweest. Uit school
was ik buiten aan het spelen met vriendjes, maar ook vaak was ik met mijn moeder thuis. Ik hielp haar
met bijvoorbeeld eten koken, naaiklussen of boodschappen doen. We hebben op verschillende
plekken in Pakistan gewoond omdat we geen eigen huis hadden. We huurden een plek zolang het kon.
We hadden goede contacten met andere Afghanen in de buurt (in Hazaratown). Zij waren altijd wel
druk met hun eigen gezin, waardoor mijn moeder en ik het vooral samen moesten doen. Mijn vader
zorgde wel voor inkomsten en daardoor hadden we genoeg, maar hij was zoals gezegd weinig bij ons.

In 2015 is mijn vader vermoord. Hij was onderweg naar zijn werk en werd uit zijn auto gehaald en
gedood. Mijn moeder probeerde wat geld te verdienen door naai- en borduurwerk voor mensen te
doen. We hadden geen contact met familieleden en geen familie die ons zou kunnen helpen. Voor mijn
moeder was dit een hele moeilijke periode. Ze was altijd afhankelijk geweest van mijn vader en vond
het zwaar om alles alleen te moeten doen. Ook zijn de mogelijkheden voor vrouwen alleen in Pakistan
beperkt. Ik werd samen met mijn moeder verantwoordelijk voor ons levensonderhoud. Het was moeilijk
omdat ik geen kind meer kon zijn en ook ik miste mijn vader.

Ik probeerde ook wat te verdienen door als kleermaker te werken in naaiateliers. Ik kon omdat we
vluchtelingen waren, niet langer naar school. Ik leerde het vak van andere mannen. In het laatste
naaiatelier waar ik werkte, kon ik voor langere tijd werken. De baas behandelde me slecht. Ik vind het
moeilijk om daar meer over te zeggen. In elk geval kon ik daar niet langer blijven. Mijn moeder wist niet
meer hoe ze met mij in Pakistan kon leven, zag geen toekomst meer voor ons en bereidde een vlucht
naar Europa voor. Dat vertelde mijn moeder niet. In onze cultuur is zwijgen beter dan spreken.
In 2015 zijn we samen vertrokken. Ik ging mee zonder verder vragen te stellen. Eenmaal onderweg
ben ik mijn moeder kwijtgeraakt. Ergens bij de grens Iran/Turkije. Ik heb heel lang naar haar gezocht
en was er kapot van dat ik niet wist waar ze was en of ze nog leefde. Ook mijn enige bezittingen ben ik
onderweg verloren. Uiteindelijk ben ik doorgereisd en in Nederland terecht gekomen.

Ik heb al die jaren geprobeerd om mijn moeder terug te vinden, door bijvoorbeeld het Rode Kruis te
vragen om hulp of door mensen die ik in Nederland leerde kennen. Lange tijd was er geen enkel teken
van mijn moeder. Ik voelde me erg alleen, zo ver weg van mijn land en het leven wat ik gewend was. Ik
maakte me ook zorgen om haar, al wist ik niet of ze nog leefde. Het is voor een vrouw alleen moeilijk.
Het is niet zoals in Nederland.

In Nederland hield ik contact met een Afghaanse jongen die met mij in Quetta is opgegroeid. Ik ken
hem en ook zijn familie. Hij kent mij en mijn familie ook. In 2017 is zijn familie teruggegaan naar
Afghanistan omdat de situatie in Pakistan verslechterde voor vluchtelingen. Hij hoorde van zijn familie
dat ze iets gehoord hadden over mijn moeder. Ik heb hem gevraagd om te onderzoeken of hij mijn
moeder zou kunnen vinden. Het Rode Kruis zoekt namelijk niet in Pakistan en Afghanistan. Een aantal
maanden hoorde ik niets. Mijn vriend heeft in Ghazni gezocht maar kon haar daar niet vinden. Wel
wisten steeds meer mensen dat ik mijn moeder zocht. Families hebben onderling regelmatig contact en
informatie wordt veel rondverteld. Uiteindelijk is het hem gelukt om via veel andere mensen te weten te
komen waar ze was. Ik was zo blij toen ik weer contact met haar had. Ze is de enige bloedverwant die
ik heb en ik heb haar enorm gemist in de moeilijke tijd dat ik alleen was.

In de afgelopen maanden heb ik bijna dagelijks contact met mijn moeder via Whatsapp. Het is niet
altijd makkelijk want de verbinding is erg slecht. Ook is het soms lastig omdat mijn leven hier heel
anders is dan in Pakistan en dat ik ook veranderd ben.

Met mijn moeder gaat het redelijk. Ze is niet helemaal fit. Ik kan merken dat ze ouder wordt. Ze heeft
rugklachten en ze probeert wat geld te verdienen door naaiklussen voor anderen te doen. Ook maakt
ze haak- en breiwerk. Vroeger deed ze dit heel veel, maar op dit moment minder. Ze vertelt niet
precies hoe het met haar gaat maar ik kan merken dat ze ouder wordt. Ik vraag me af hoelang het haar
nog lukt om voor haarzelf te zorgen. Ze heeft geen familie of anderen die haar helpen of waar ze om
hulp kan vragen. Daarom vind ik het belangrijk dat ze naar Nederland komt. Zodat ik de mogelijkheid
heb om voor haar te zorgen en dat we weer samen als een familie kunnen leven. Zij is de enige familie
van mij.

Met vriendelijke groet,

Abbas Zahidi

You might also like