van suiker met cacaoboter en cacaomassa, dat wordt gewonnen uit cacaobonen, de pit van de vrucht van de cacaoboom (Theobroma cacao). Chocolade is in de hele wereld geliefd. In België en Nederland is chocolade te koop als repen, in plakken, maar wordt ook verwerkt in producten als pralines (bonbons), koekjes en ijsjes. Chocolade is eveneens een ingrediënt van veel soorten snoepgoed. Chocolade is afhankelijk van de samenstelling verkrijgbaar als pure chocolade, melkchocolade, witte chocolade. Sinds 2018 is ook roze chocolade verkrijgbaar.
Geschiedenis
Twee chocola drinkende Mixteekse koningen uit de Codex Zouche-Nuttall
De Azteken verbonden cacao met Xochiquetzal, de godin van de vruchtbaarheid. Zij dronken een
cacaodrank, xocoatl, vaak op smaak gebracht met vanille, chilipeper en piment. De drank zou vermoeidheid tegengaan, een resultaat van de cafeïne die een bestanddeel van de cacao is. De Azteken konden niet zelf cacao verbouwen, omdat hun thuisland in de Mexicaanse bergen daarvoor ongeschikt was. Cacao was een luxeproduct dat werd ingevoerd en onderworpen volkeren moesten cacao leveren als deel van hun belasting. Een Spaanse jezuïtische missionaris, Jose de Acosta, die aan het eind van de 16e eeuw in Peru en Mexico woonde, schreef al over dat effect. De drank werd onder andere gebruikt aan het hof van keizer Montezuma. In de Portugese kolonies in het huidige Brazilië behoorde cacao tot de medicinale tradities van onder meer de Tupi en de Guaraní. Rond 1580 stelden Jezuïeten een lijst op van 230 inheemse geneesmiddelen uit Chili, Paraguay en Brazilië. Aan cacao kenden ze genezende effecten toe die echter meer verband hielden met chronische aandoeningen van de kolonisten dan met ziekten van de oorspronkelijke bewoners. Vanaf het midden van de 17de eeuw oogstten ze systematisch cacao in de missies langsheen de Amazone, en kort daarna werden in de zuidelijker gelegen regio Bahia de eerste plantages aangelegd. Grootschalige commerciële exploitatie vond echter pas plaats vanaf 1746, en in 1755 richtte de Portugese eerste minister Pombal de handelsmaatschappij Companhia do Grão - Pará e Maranhão op.[2] In 1585 werd cacao voor het eerst op commerciële schaal van Veracruz naar Sevilla vervoerd. Cacao werd toen alleen gedronken, waarbij de Europeanen er suiker aan toevoegden en de chilipeper weglieten. In 1615 werd de cacaodrank bij officiële audiënties bij de Franse koning ingevoerd, totdat het gebruik door bezuinigingen weer werd afgeschaft. Van kardinaal- aartsbisschop Richelieu, broer van kardinaal-hertog Richelieu, werd ook beweerd dat hij het drinken van chocolade in Frankrijk invoerde. In de 17e eeuw was cacao een luxeproduct dat vooral gebruikt werd door de adel. De Spanjaarden die in Amerika woonden ontdekten dat ze lekkere chocoladekoekjes konden bakken door suiker aan de cacaopasta toe te voegen. Ze konden de bereidingswijze van deze chocolade bijna een eeuw lang geheimhouden. De eerste chocoladefabriek verrees in 1728 in Engeland. In 1760 kwamen er fabrieken in Duitsland en Frankrijk. Eind 18e eeuw begon chocolade in prijs te dalen, zodat ook gewone mensen het konden betalen. In 1819 werd voor het eerst Zwitserse chocolade gefabriceerd. In 1813 begon Blooker met de productie van cacao en chocolade in Nederland. Een gewone mengeling van gemalen cacaobonen en suiker volstaat niet om de bekende chocoladereep te maken; er moet vet worden toegevoegd om de chocolade te laten smelten in de mond. In 1828 slaagde Casparus van Houten sr. erin het vet uit cacaobonen te persen. Dit had een dubbel voordeel: het vet, cacaoboter genaamd, kon gebruikt worden om vaste repen te maken, terwijl de overgebleven cacaobonen met lager vetgehalte geschikt waren voor een drinkbare chocola die uiteindelijk beter in de smaak viel omdat hij minder rijk was dan het aanvankelijke, vettere mengsel.[3] Deze techniek kreeg wereldwijd navolging. Het proces van van Houten was gebaseerd op een handpers. De eerste industriële productie van chocoladerepen, met behulp van stoomkracht, werd in 1847 opgestart in Bristol door de Britse Quaker Joseph Fry.[3] De Quaker-families Fry, Cadbury en Rowntree waren twee eeuwen in de chocolade-industrie actief. Melkchocolade in reepvorm dateert uit 1875. De Zwitser Daniel Peter uit Vevey gebruikte goedkope waterkracht voor het energie-intensieve proces om het vochtgehalte van het melk- chocolademengsel te verlagen. Chocolade met een watergehalte boven 2% bewaart niet lang genoeg en heeft een povere textuur.[3]