You are on page 1of 3

GEEN GELD, GEEN ZWITSERS.

Ik hoop, dat de redactie van dit blad mij vergunnen wil, nog eens een paar woorden
over Indië te zeggen. Er is iets wat mij hoog zit. Men weet ongetwijfeld, dat een
maand of wat geleden de controleur van het Binnenlandsch Bestuur van Soa-Sioe
(Halmaheira), de heer G. K. B. Agerbeek, door djahats vermoord is. Ik zal in 't kort
even saamvatten hoe die moord op den flinken jongeman heeft plaats gehad. Hij
stond in de voorgalerij van zijne woning te praten met den adspirant-controleur, toen
een kamponghoofd het erf en de voorgalerij opkwam om, zooals hij zeide, den toean
pettor (controleur) te spreken. Controleur Agerbeek, een wat wij noemen „Indische
jongen", die zijn volkje kende, zag dat de man een kris inde mouw van zijn jas hield
verborgen, en zeide hem, dat hij dan ongewapend moest verschijnen. Hij gelastte
hem, de kris aan een oppasser, die in de nabijheid stond, af te geven. In plaats van
aan dezen last te voldoen, liep de man snel terug en stiet een schreeuw uit, waarop
een zeventigtal lieden, die zich vóór het erf hadden verscholen, met de krissen
in de hand toesnelden. De controleur en twee pradjoerits (politie-dienaren, half-en-
half militairen) liepen het huis in; de adspirant vluchtte naar een piertje en sprong in
een boot, waardoor hij zijn leven redde. Uit de omstandigheden, waaronder het huis
en de omgeving later werden teruggevonden, is op te maken dat controleur
Agerbeek de blinden en deuren van het huis sloot en zich met de twee politie-
dienaren op den zolder verschool. Het plafond is door de moordenaars naar beneden
gehaald, waarna de pradjoerits gedood werden; althans tusschen de overblijfselen
van het plafond vond men de geheel stukgehakte lichamen. Controleur Agerbeek
scheen nog te hebben kunnen ontvluchten, althans er zijn aanwijzingen waaruit blijkt
dat hij achterhaald werd op een twintigtal passen afstand van zijn woning achter een
bamboegebouwtje. Na hun euveldaad hebben de bloedhonden hun slachtoffer een
touw om den hals gebonden en het naar de achtergalerij gesleept, waar het
gevonden werd door de van Ternate ter hulp „gesnelde" militairen. Als krankzinnigen
hebben de djahats op het lichaam ingehakt; er was geen verband meer tusschen de
stukken vleesch; door onder het lichaam een laken ie schuiven, was het mogelijk het
lijk te kisten. De rechterhand daaraan ontbrak. Tragisch is, dat de controleur drie
dagen vóór zijn dood aan den resident om tien pradjoerits gevraagd heeft, omdat
hij de enkele militairen, waarover hij beschikte, niet voldoende achtte. Aan dat
verzoek werd géén gevolg gegeven.

Ziezoo, daar is het mij om begonnen.

Om wat daar in die gespacieerde woorden staat. De bizonderheden van


dien moord haal ik er maar bij, om eerst even de aandacht te trekken. Griezelige
dingen lezen de menschen graag. Indien hetgeen ik hierboven op gezag van een
Indisch blad vermeldde, juist is — en dat zal wel, want het zou eenvoudig
slechts de oude geschiedenis wezen —, dan was het ook daar weer het oude liedje:
„daar is geen geld voor beschikbaar; dat kost te veel geld " Indië lijdt aan den kanker:
overdreven zucht tot zuinigheid.”

Daardoor is al heel wat in zijn opzet goed werk te gronde gegaan, en daardoor wordt
nog altijd knak op knak gegeven aan het respect, dat de Nederlandsche regeering
tracht af te dwingen aan haar millioenen onderdanen in onze verre Oost. Om nu van
die periodieke moorden op onze bestuurs-ambtenaren maar niet eens te spreken...
We hebben destijds zo’n duchtige les gehad bij de belasting-inning op Sumatra's
Westkust; we hebben er van gelust, twee jaar geleden, op Borneo, en nu
weer op Celebes, waar controleur Agerbeek belast was met de belastinginning...

Dat moest weer op 'n koopje gaan! En nu hébben we weer ons koopje! De vadsigheid


van het land gaat er mee naar den drommel, en de economische ontwikkeling van
het toch door óns gekoloniseerde land eveneens. Het is al zoo vaak gezegd en het
wordt maar zoo zelden verstaan: ons bezit in Indië kan niet worden beheerd en ons
volk in Indië kan niet worden geregeerd met papieren missives van achter de
schrijftafel en door elke cent tien maal om te keeren; men heeft er flink geld en flinke
mannen voor noodig! En geld is er nóóit.

Een resident van Borneo's Westerafdeeling — ik haal maar één uit de honderden


voorbeelden aan — deed verschillende voorstellen aan de regeering. Ze werden
afgewezen; natuurlijk, had ik bijna gezegd. Hij kwam er op terug; ze werden wéér
afgewezen... Hij kwam er nogmaals op terug, met cijfers en met een opwekkende
toelichting in het belang van zijn gewest.

Toen werd hij vermoeiend gevonden. „Hoor eens, de stand van 's lands financiën
laat de maatregelen, die geld kosten, niet toe, en hij met zijn residentie, die feitelijk
een lastpost was, hij vooral had zich kalm te houden."

Toen hem die lastposterigheid een volgenden keer nog eens opnieuw onder den
neus werd gewreven, ging hi.i op een goeden dag na, óf zijn gewest inderdaad wel
een lastpost wasl Nietwaar? Er zijn zoovéél tot axioma verworden onwaarheden! Hij
ging alle posten eens na: zooveel uitgaven, zooveel inkomsten. Wel
sacrement, de inkomsten waren veel hooger dan de uitgaven, al jaren lang!
Triumfantelijk legde hij de uitkomsten aan de regeering over. Nu zou zij wel in zijn
voorstellen treden... Het antwoord was: hij had gelijk; zijn gewest was géén lastpost;
maar de regeering kon toch niet op de voorstellen ingaan; dat lieten 's lands financiën
niet toe. En dat wil kolonisééren! Als de nooit gesmeerde machine piept en kreunt,
heeft onze koloniseerende „Mogendheid" nog niet eens het geld om de olie te
bekostigen.

Daar schiet me nog iets origineels te binnen. Een controleur moest een radja — zoon
rooverhoofdmannetje van niks, dien je met één korporaal en acht man baas bent —
een standje geven. Hij deed het... en het antwoord was: „Ik heb uw brief ontvangen,
maar deel u mede, dat het ontvangen van een brief van een ongeloovige op mij
denzelfden indruk maakt, alsof ik een hond zijn nooddruft zag verrichten in een
moskee. Ik verzoek dus daarvan verschoond te blijven."

De controleur zond via den resident dien brief aan den Grooten Heer te Buitenzorg,
die de machtige plaatsvervanger is van Sri Baginda Wilhelmina, Koningin der
Nederlanden en Keizerin over de duizenden Rinaldo Rinaldinitjes van dat slag
daarginds. En wat antwoordde de resident?

Dit: „De controleur moest maar bedaard blijven. Een expeditie kostte geld!" Een
jongmensch, dat onlangs naar Indië ging, vroeg me: „Is het waar, mijnheer? Knielen
die zwarten daarginds voor ons?" Ik heb maar „ja!" gezegd.

Den Haag, Dec. '14. JAN FABRICIUS.

You might also like