You are on page 1of 17

Deens voor beginners

Lektion 1

Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du?

Indholdsfortegnelse

1.1 Introduktion ............................................................................................ 2


1.2 Samtale mellem Claudia og Esben i chatboxen .................................... 3
1.3 Ordliste .................................................................................................. 4
1.4 At hilse på dansk ................................................................................... 5
1.5 Grammatik ............................................................................................. 6
1.5.1 De persoonlijke voornaamwoorden ....................................................... 6
1.5.2 Verber .................................................................................................... 7
1.5.3 Nutid ...................................................................................................... 8
1.6 Det danske alfabet og fonetik ................................................................ 10
1.7 Oversættelse ......................................................................................... 13
1.8 Sammenfatning .................................................................................... 14
1.9 Øvelser ................................................................................................. 15
1.10 Hjemmearbejde .................................................................................... 16
1.11 Svar på øvelser .................................................................................... 17

© Copyright Laudius 17
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

1.1 Introduktion

Wat leuk dat u begonnen bent met de cursus Deense taal! Ik wens u ontzettend veel
plezier met het leren van deze interessante en leuke taal.

In deze les leert u uzelf te introduceren en daarnaast leert u iemand in het Deens te
begroeten.

In het grammaticagedeelte zult u leren wat de persoonlijke voornaamwoorden zijn in


het Deens en hoe u deze kunt gebruiken als onderwerp van de zin, of juist wanneer
het geen onderwerp is van de zin. Verder behandelen we een kleine introductie van
de werkwoorden, en zullen we starten met de tegenwoordige tijd van het werkwoord.

U zult leren dat er naast de letters A-Z nog 3 andere belangrijke letters in het alfabet
zijn, en dat de Deense uitspraak op veel vlakken verschilt van de geschreven taal.

Held og lykke med det! (Succes!)

Leerdoelen
Als u deze les succesvol gevolgd hebt, kunt u in ieder geval:
– uzelf voorstellen en iemand gedag zeggen
– het Deense alfabet opnoemen en de fonetische tekens herkennen
– de persoonlijke voornaamwoorden gebruiken
– de tegenwoordige tijd van een werkwoord gebruiken en herkennen

2
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

1.2 Samtale mellem Claudia og Esben i chatboxen

Troels is een gezamenlijke vriend van Claudia en Esben, en geeft Esben en Claudia
hun chatnamen, zodat ze elkaar kunnen ontmoeten. Claudia is geboren en getogen in
Italië, maar woont sinds kort bij haar Deense moeder in Denemarken. Esben is een
echte Deen, en is druk op zoek naar een leuk vriendinnetje. In onderstaande dialoog
leren ze elkaar kennen.

Luister naar CD 1, track 1


Clau91 siger: Hej!
Dreng90 siger: Hej! CD 1 Track 1
Clau91 siger: Hvad hedder du?
Dreng90 siger: Jeg hedder Esben, og hvad er dit navn?
Clau91 siger: Mit navn er Claudia.
Dreng90 siger: Og hvor gammel er du?
Clau91 siger: Jeg er 19 år gammel, hvad med dig?
Dreng90 siger: Jeg fylder 21 år i næste uge.
Clau91 siger: Hvor kommer du fra?
Dreng90 siger: Jeg kommer fra København. Og du?
Clau91 siger: Jeg kommer fra Italien, men jeg bor i Odense.
Dreng90 siger: Nå, fra Italien? Du taler meget godt dansk!
Clau91 siger: Tak! Min mor er dansker.
Dreng90 siger: Jeg smutter nu, kan vi snakke igen i denne uge?
Clau91 siger: Det kan vi godt!
Dreng90 siger: Flot! Hej hej.
Clau91 siger: Hej hej.

3
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

1.3 Ordliste

Luister naar CD 1, track 2

hej hoi
CD 1 Track 2
hvad wat
at hedde heten
du jij
et navn een naam
og en
gammel oud
at være zijn
et år een jaar
at fylde vullen
at fylde 21 år 21 jaar worden (eigenlijk wordt er gezegd, het 21e jaar
van je leven vullen)
en uge een week
næste volgende
jeg ik
hvor waar
hvor gammel hoe oud
at komme komen
at komme fra vandaan komen
en mor een moeder
tak bedankt
Italien Italië
en dansker een Deen(se)
at snakke praten/spreken
dansk Deens
at smutte ervandoor gaan
nu nu
igen weer/nogmaals
denne deze
at kunne kunnen
meget zeer/erg
god goed
vi wij
flot leuk
hej hej doei
at hilse groeten

4
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

1.4 At hilse på dansk

In het Deens zijn er meerdere manieren waarop men gedag tegen elkaar kan zeggen.

Hieronder de meest voorkomende:

Bij treffen:
hej (hoi)
dav (hallo)
davs (hallo)
goddag (goedendag)
god morgen (goedemorgen)
god aften (goedenavond)
Hvordan går det? (hoe gaat het?)

De wat oudere Denen zeggen eerder 'dav', onder de jongeren is ' hej' meer de
spreektaal. Wanneer u iemand in de ochtend, middag of avond treft, zijn ook goddag
(goedendag), god morgen (goedemorgen) en god aften (goedenavond) zeer gangbare
uitdrukkingen.

Bij een eerste ontmoeting geeft men elkaar een hand. Wanneer men elkaar iets beter
kent, een knuffel (kram / knus). Drie zoenen aan elkaar geven, is in Denemarken dus
geen gewoonte.

5
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

Bij afscheid:
hej hej (doei)
farvel (vaarwel)
Vi ses (i morgen/i aften/næste uge) (tot ziens/we zien elkaar morgen/vanavond,
volgende week)

Hier geldt ook weer dat de wat oudere Denen eerder 'farvel' (dag/vaarwel) zeggen dan
de jongere Denen. 'Vi ses' en ' hej hej' wordt veel meer gebruikt.

Jezelf voorstellen/een ander vragen naar de naam:


→ Hvad hedder du? (Hoe heet je?)
→ Jeg hedder ….., hvad med dig? (Ik heet......, en jij?)
→ Hvad er dit navn? (Wat is jouw naam?)
→ Mit (efter)navn er …... (Mijn (achter)naam is.......)
→ Hvad hedder du til efternavn? (Wat is jouw achternaam?)

1.5 Grammatik

1.5.1 De persoonlijke voornaamwoorden

Dit zijn alle persoonlijke voornaamwoorden die voorkomen in de Deense taal,


gesorteerd in de subgroepen enkelvoud en meervoud:

1e persoon enkelvoud: jeg ik


2e persoon enkelvoud: du/De jij/u
3e persoon enkelvoud: han/hun/man/den/det hij/zij/men/het

1e persoon meervoud: vi wij


2e persoon meervoud: I/De jullie/u
3e persoon meervoud: de zij

Ook 'De' staat in het lijstje, wat U betekent, maar eigenlijk zeggen Denen dit alleen
tegen de koningin. De echt oude Denen zouden het tegen een onbekende ook nog
kunnen zeggen, maar dit gebeurt nog maar zelden. De meeste Denen vinden het dan
ook niet prettig om met 'De' aangesproken te worden. 'De' is zoals de Denen dat zo
mooi zeggen 'gammeldags', wat ouderwets betekent.

Bovenstaande persoonlijke voornaamwoorden worden toegepast wanneer deze het


onderwerp zijn van een zin, bijvoorbeeld:

Jeg hedder Claudia


Du hedder Esben
Vi er en familie

6
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

Wanneer het persoonlijk voornaamwoord niet het onderwerp van de zin is, worden de
volgende vormen gebruikt:

1e persoon enkelvoud: mig


2e persoon enkelvoud: dig/Dem
3e persoon enkelvoud: ham/hende/én/den/det

1e persoon meervoud: os
2e persoon meervoud: jer/Dem
3e persoon meervoud: dem

Het persoonlijk voornaamwoord wordt verbogen in bovenstaande vormen:


na een voorzetsel: Jeg er forelsket i dig (ik ben verliefd op jou)
als lijdend voorwerp: Han kan godt lide os (hij vindt ons aardig)
als indirect object: Han fortalte mig en historie i aftes
(hij vertelde mij een verhaal gisteravond)
als naamwoordelijk deel van het gezegde: Det var mig, der ringede til Mette
(Ik was het die Mette gebeld heeft).

Het persoonlijk voornaamwoord heeft gewoonlijk geen nadruk in de uitspraak, tenzij je


echt iets wilt benadrukken. Wanneer het persoonlijk voornaamwoord als
naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt wordt, dan heeft het echter wél de
nadruk. In het bovenstaande voorbeeld: Det var mig, der har ringet til Mette, krijgt
'mig' dus nadruk in de zin.

Wanneer u denkt dit goed onder de knie te hebben, kunt u nu oefenopgaven 1 en 3


maken.

1.5.2 Verber

Een werkwoord geeft aan wat een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord doet.
Ook 'at være', 'at blive' en 'at have' zijn werkwoorden.

Een werkwoord heeft in het Deens 6 vormen, die u in de loop van de lessen zult leren.
In deze les begint u met de tegenwoordige tijd van het werkwoord. De werkwoorden
kunnen daarnaast ingedeeld worden in 3 verbuigingsgroepen.

Verbuigingsgroep 1 bestaat uit het grootste deel van de Deense werkwoorden.


Verbuigingsgroep 2 bestaat uit ongeveer 135 Deense werkwoorden.
Verbuigingsgroep 3 bestaat uit de onregelmatige werkwoorden.

7
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

De 6 vormen van het werkwoord zijn als volgt, met de verbuigingsgroepen:

Verbuigings- Verbuigings- Verbuigings-


groep 1 groep 2 groep 3
(Spelen) (Eten) (Helpen)
Stam leg spis hjælp
Infinitief lege spise hjælpe
Tegenwoordige tijd leger spiser hjælper
Verleden tijd legede spiste hjalp
Voltooid deelwoord leget spist hjulpet
Onvoltooid deelwoord legende spisende hjælpende

NB:
Voor een lijst met de onregelmatige werkwoorden, verwijs ik u naar de bijlage van
deze cursus.

In sommige gevallen heeft een werkwoord een dubbele gelijke klinker in het midden,
bijvoorbeeld in 'at svømme' (zwemmen). De stam is in dit geval 'svøm'. Doordat de
klinker die in dit geval voor de (m) staat, kort is, wordt er in de vervoeging ook een
dubbele (m) gebruikt.

1.5.3 Nutid

De stam van het werkwoord (ook wel de imperatief genoemd) wordt gebruikt om het
werkwoord te vormen naar de tegenwoordige tijd. Helaas zijn er, net zoals in het
Nederlands, ook uitzonderingen op deze regel in de Deense taal.

Nu komt het makkelijkste van de Deense taal. De vorm van het werkwoord is zowel in
het enkelvoud als in het meervoud hetzelfde.
Om het makkelijk te houden, beginnen we met de regelmatige vormen:

Om de tegenwoordige tijd te maken van een werkwoord, pakt u de stam van het
werkwoord, en plakt hier -er achter:

At cykle (fietsen) → jeg cykler (ik fiets)


cykl du cykler (jij fietst)
han/hun cykler (hij/zij fietst)

vi cykler (wij fietsen)


I cykler (jullie fietsen)
De cykler (zij fietsen)

Máár ook → Mette cykler (Mette fietst)

8
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

Andere voorbeelden zijn:


At sejle (varen) → jeg sejler (ik vaar)
sejl du sejler (jij vaart)
han/hun sejler (hij/zij vaart)

vi sejler (wij varen)


I sejler (jullie varen)
De sejler (zij varen)

At kysse (kyssen) → jeg kysser (ik kus)


kys du kysser (jij kust)
han/hun kysser (hij/zij kust)

vi kysser (wij kussen)


I kysser (jullie kussen)
De kysser (zij kussen)

De meest voorkomende werkwoorden zijn 'at være' (zijn) en 'at have' (hebben).
Deze worden vervoegd op de volgende manier en wijken dus af van bovenstaande
regelmatige vervoegingen. Ook hier blijft de vorm zowel bij enkelvoud als meervoud
hetzelfde:

At være (zijn) → jeg er (ik ben)


vær du er (jij bent)
han/hun er (hij/zij is)

vi er (wij zijn)
I er (jullie zijn)
De er (zij zijn)

At have (hebben) → jeg har (ik heb)


hav du har (jij hebt)
han/hun har (hij/zij heeft)

vi har (wij hebben)


I har (jullie hebben)
De har (zij hebben)

Om de werkwoorden te oefenen, verwijs ik u naar oefenopgave 4.

9
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

1.6 Det danske alfabet og fonetik

Het Deense alfabet kent naast A-Z nog drie andere letters: æ, ø en å

Luister CD 1, track 3:
a-b-c-d-e-f-g-h-i-j-k-l-m-n-o-p-q-r-s-t-u-v-w-x-y-z-æ-ø-å

CD 1 Track 3 De letters æ, ø en å, komen op het Nederlandse toetsenbord


niet voor. U kunt ofwel de oude spelling gebruiken, door ae,
oe en aa te schrijven, maar beter is het de sneltoetsen op uw
toetsenbord te gebruiken.
– Voor å → alt 134
– Voor æ → alt 145
– Voor ø → alt 155

In de Deense taal is de fonetiek heel erg belangrijk. Een klinker kan afhankelijk van
de letter die erachter of ervoor staat, totaal verschillend uitgesproken worden. Om de
uitspraakoefeningen juist uit te voeren is er daarom ook een fonetisch schrift.

Hieronder staat het fonetische schrift. De uitspraak hiervan zult u in de loop van deze
cursus onder de knie krijgen. U zult merken dat het niet gemakkelijk is, en dat er
misschien in uw oren weinig verschil is tussen het één en ander, maar door middel
van goede voorbeelden zult u merken hoe belangrijk het is de juiste uitspraak te
gebruiken Anders zouden de Denen u verkeerd kunnen begrijpen. Sommige
woorden spreek je bijna hetzelfde uit, maar hebben toch een totaal andere betekenis.

10
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

Luister CD 1, track 4:
Medeklinkers:

Fonetisch schrift Voorbeeld woord Betekenis CD 1 Track 4


[b] bil/åben auto/open
[d] dag/kaste dag/gooien
[f] fyr jongen
[g] gade straat
[h] hue hoed
[j] jul kerst
[k] kigge kijken
[l] løbe rennen
[m] mor moeder
[n] navn naam
[ŋ] lang lang
[p] post post
[r] radio radio
[ʀ] mor moeder
[s] smil glimlach
[sj] chef chef
[t] tog trein
[v] vores onze
[w] skov bos
[đ] kød vlees

U zult merken dat de weggelaten medeklinkers q, w en x niet veel voorkomen in


Deense woorden. In het Deense woordenboek staan bijvoorbeeld slechts acht
woorden die met een Q beginnen. De W wordt voornamelijk gebruikt in buitenlandse
woorden zoals 'weekend'.

11
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

Luister CD 1, track 5:
Klinkers

CD 1 Track 5 Fonetisch schrift Voorbeeld woord Betekenis


[a] kat poes
[a:] mad eten
[α] far vader
[α:] fra van
[e] fisk vis
[e:] lede zoeken
[ɛ] med met
[ɛ:] blæse blazen
[i] lift lift
[i:] pibe pijp
[o] mor moeder
[o:] mode mode
[u] pus hummel
[u:] pude kussen
[y] kylling kip
[y:] dyr dier
[æ] ærlig eerlijk
[æ:] græde huilen
[ø] løn loon
[ø:] løbe rennen
[ö] søndag zondag
[ö:] høne kip
[ɔ] normal normaal
[ɔ:] Tuborg Tuborg
[å] bom bom
[å:] åbne openen
[ə] kirke kerk
[^] måltid maaltijd
[ō] først eerst
[ō:] smøre smeren

Dan zijn er nog een aantal fenomenen die wij in het Nederlands niet kennen, maar die
zeer kenmerkend zijn voor de Deense taal:

Zo is er de 'stød', die wordt aangegeven met een apostrof ', en de zachte d, die wordt
aangegeven met: [đ] bijvoorbeeld in het woord 'kød'. (audiomateriaal)

Vaak is het in Deense woorden heel belangrijk de nadruk te leggen op een bepaalde
klemtoon. In de lessen wordt hiervoor een klemtoonstreepje gebruikt.

12
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

Luistert u het audiomateriaal nog eens af. Het klinkt misschien lastig, maar na een
tijdje zult u de logica achter de fonetiek steeds beter begrijpen.

De Denen vinden het absoluut geen probleem als u fouten maakt bij het spreken, ze
luisteren rustig naar u, en vinden het enorm leuk dat u als Nederlander de Deense taal
probeert te leren. Vraagt u gerust of ze u er bij een fout op willen attenderen. Men is
zeer behulpzaam! Dat weet ik uit ervaring.

1.7 Oversættelse

Vertaling tekst paragraaf 1.2

Clau91 zegt: Hoi!


Dreng90 zegt: Hoi!
Clau91 zegt: Hoe heet je?
Dreng90 zegt: Ik heet Esben, en wat is jouw naam?
Clau91 zegt: Mijn naam is Claudia.
Dreng90 zegt: En hoe oud ben je?
Clau91 zegt: Ik ben 19 jaar, en jij?
Dreng90 zegt: Ik word volgende week 21.
Clau91 zegt: Waar kom je vandaan?
Dreng90 zegt: Ik kom uit Kopenhagen, en jij?
Clau91 zegt: Ik kom uit Italië, maar ik woon in Odense.
Dreng90 zegt: Oh, uit Italië? Je spreekt heel goed Deens!
Clau91 zegt: Bedankt! Mijn moeder is Deense.
Dreng90 zegt: Ik ga ervandoor, zullen we deze week nog eens praten?
Clau91 zegt: Ja zeker!
Dreng90 zegt: Leuk! Doei.
Clau91 zegt: Doei.

13
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

1.8 Sammenfatning

In deze les heeft u in eerste instantie geleerd hoe u iemand kunt groeten en hoe uzelf
kunt voorstellen. Ook kunt u een aantal basisvragen stellen, zoals hoe iemand heet of
hoe het met iemand gaat.

In het grammaticagedeelte heeft u geleerd wat de persoonlijke voornaamwoorden van


de Deense taal zijn en hoe u deze kunt gebruiken als onderwerp van de zin, maar ook
wanneer het persoonlijke voornaamwoord niet het onderwerp van de zin is.

U heeft kunnen zien dat er 3 soorten verbuigingsgroepen zijn, waar groep 1 uit de
meeste Deense werkwoorden bestaat, groep 2 uit ongeveer 135 van de Deense
werkwoorden en groep 3 uit ongeveer. U heeft geleerd hoe u de tegenwoordige tijd
kunt toepassen door -er achter de stam van het werkwoord te plakken.

U heeft geleerd dat het alfabet naast de letters A-Z nog drie letters heeft, namelijk æ,
ø en å. U heeft ook gezien hoe het fonetische letterschema eruitziet, en heeft kunnen
horen dat dezelfde klinker op verschillende manieren uitgesproken kan worden.

U kunt nu het geleerde toepassen in de oefeningen en het huiswerk. Veel succes!

14
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

1.9 Øvelser

1. Vul het juiste persoonlijke voornaamwoord in:

____ hedder Esben

____ hedder Claudia

____er familie

2. Probeer de volgende zinnen in het Nederlands te vertalen:


a. Hvordan går det med dig? ______________________________
b. Hun er dansker. ______________________________
c. Du taler meget godt dansk. ______________________________
d. Kan vi snakke igen i denne uge? ______________________________
e. De kan godt lide at cykle. ______________________________

15
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

3. Probeer de dikgedrukte woorden in dit stuk te vervangen door een persoonlijk


voornaamwoord.
En dag gik Kaj til supermarkedet og købte to liter mælk. Kaj gav mælken til sin
mor, før han gik i skole. Kaj sagde til sin mor, at hans mor godt kunne bruge
mælken til at lave risalamande, som Kaj gerne ville spise når han kom hjem fra
skole. Kajs mor spurgte sin mand om han ville hjælpe med at lave risalamande.
Hendes mand sagde at han gerne ville hjælpe sin kone.

4. Zet de juiste vorm van het werkwoord op de lijn. Probeer daarnaast de woorden
die u niet kent op te zoeken.
a. Hvad ________ (at hedde) du?
b. Kajs mor _________ (at kysse) sin mand.
c. Jeg ___________ (at svømme) hver uge.
d. Han _________ (at læse) avis.
e. Jeg ________ (at spise) rugbrød til morgenmad.
f. Jeg ________ (at have) en bror og en søster.
g. Jeg ________ (at være) sygeplejerske.

1.10 Hjemmearbejde

1. Vertaal deze zinnen vanuit het Nederlands naar het Deens


a. Hoi, mijn naam is … , en wat is jouw naam?
b. Mijn achternaam is …
c. Tot morgen!
d. Ik spreek goed Deens.
e. Ik kom uit Nederland. Waar kom jij vandaan?

2. Zet het juiste persoonlijke voornaamwoord op de lijn.


Voorbeeld (ik vind jou aardig, vind jij mij ook aardig?)
• Jeg kan godt lide dig, kan du også lide mig?
• Han kan godt lide hende, kan hun også lide ham?
a. Vi kan godt lide dem, kan _____ også lide _____?
b. Hun kan godt lide dig, kan _____ også lide _____?
c. De kan godt lide os, kan _____ også lide _____?
d. I kan godt lide ham, kan ____ også lide ____?
e. Du kan godt lide mig, kan ____ også lide ____?

16
Hej, jeg hedder Esben, hvad hedder du? Lektion 1

3. Zet het juiste woord op de lijn.


a. _____ Mette, hvordan går det?
b. Ja tak, _____ har det fint! Hvad ____ dig?
c. Jeg har det også ____.
d. _____ i morgen!
e. Ja, det gør _____!

1.11 Svar på øvelser

1. Han hedder Esben


Hun hedder Claudia.
De er familie.

2. → Hvordan går det med dig? Hoe gaat het met jou?
→ Hun er dansker. Zij is Deense/Deens.
→ Du taler meget godt dansk. Jij spreekt erg goed Deens.
→ Kan vi snakke igen i denne uge? Zullen we deze week nog eens praten?
→ De kan godt lide at cykle. Zij vinden fietsen leuk/ zij houden van
fietsen.

3. En dag gik Kaj til supermarkedet og købte to liter mælk. Han gav den til sin mor,
før han gik i skole. Han sagde til hende, at hans mor godt kunne bruge mælken
til at lave risalamande, som han gerne ville spise når han kom hjem fra skole.
Kajs mor spurgte sin mand om han ville hjælpe med at lave den. Han sagde at
han gerne ville hjælpe hende.

4. a. Hvad hedder (at hedde) du?


b. Kajs mor kysser (at kysse) sin mand.
c. Jeg svømmer (at svømme) hver uge.
d. Han læser (at læse) avis.
e. Jeg spiser (at spise) rugbrød til morgenmad.
f. Jeg har (at have) en bror og en søster.
g. Jeg er (at være) sygeplejerske.

17

You might also like