Professional Documents
Culture Documents
Als we het hebben over historisch denken dat zijn er vier componenten waar we rekening
mee moeten houden.
1. Historische kennis
2. Historische vaardigheden
3. Historische interesse
4. Inzicht in de aard van historische kennis
Veel lln komen de school binnen met historische kennis, echter weten ze nog niet hoe ze
deze kennis kunnen inzetten om echt over het verleden na te denken en te redeneren over
fenomenen uit het verleden en het heden. De historische kennis is er, het historisch denken
en verklaren niet. We moeten de leerlingen dus het historisch denken en historisch
beredeneren aanleren. In het artikel gaan we in op 3 punten.
1. Kader voor het analyseren van historische redeneringen.
2. Voorbeelden van goede instructies en strategieën die het historisch beredeneren
stimuleren.
3. Suggesties voor docenten over hoe het gemaakte kader door docenten gebruikt kan
worden
De schrijfsters gebruiken liever de term historisch beredeneren dan historisch denken. Met
deze term schrijven we daarom ook verder.
Historisch beredeneren moet ervoor zorgden dat de leerlingen de geschiedenis beter gaan
begrijpen. Het betrekt 1 van de 3 punten:
- de evaluatie of constructie van een beschrijving van processen van verandering en
continuïteit
- een verklaring van historische fenomenen
- een vergelijking van historische fenomenen of perioden
Deze drie punten kun je vinden in het centrum van het figuur.
Maar wat doen we eigen wanneer we een proces van verandering beschrijven, historische
fenonomen uitleggen of verklaren of historische fenonomenen vergelijken. Dat kunnen we
zien in de buitenste cirkel waar je de 6 onderdelen van historisch beredeneren ziet.
1. Bron gebruik
2. Voorzien in argumenten
3. Historische vragen stellen
4. Het samenstellen van een constructie? (contextualisering)
5. Het gebruik van inhoudelijke begrippen? -> het romeinse rijk, kolonialisme, industriele
revolutie.
6. Het gebruik van tweede orde begrippen -> Feiten, uitleg, bewijsstukken, verandering,
bron, tijd en ruimte
onze specifieke benadering van historisch redeneren voegt op drie manieren toe aan
bestaande benaderingen in studies over historisch redeneren.
1) Een geïntegreerde benadering
2) Het legt de focus op het spreken en schrijven van leerlingen
3) Het bevat historische kennis
De meeste onderzoeken richten zich op 1 van deze aspecten. Aangezien leerlingen aan al
deze punten werken in het klaslokaal hebben wij het in 1 kader proberen te krijgen.
Op het moment dat leerlingen de second-order concept beter begrijpen (begrippen waarmee
je geschiedenis echt begint te begrijpen) zal dat resulteren in een uitgebreidere beschrijving
van processen van verandering. Begrip van disciplinaire concepten ondersteunt zo de
strategische kennis die nodig is om construeer een beredeneerd argument in de
geschiedenis.
drie mogelijke opvattingen van de geschiedenis:
- geschiedenis als isomorf of identiek aan het verleden; geschiedenis
- als puur een kwestie van persoonlijke meningen; en geschiedenis als resultaat
- van een proces van onderzoek waarin antwoorden op vragen nodig zijn
de kennis van leerlingen over de second oder concepts in combinatie met welke opvatting zij
hebben over de geschiedenis zorgt voor de vorm van hoe zij spreken over de geschiedenis.
We zijn voornamelijk benieuwd wat deze overtuiging voor invloed heeft op hun historische
vaardigheden. Daarnaast speelt hun kennis over historische feiten, concepten en volgorde
ook een grote rol.
Praktijkopdracht 1: Stel er komt een tentoonstelling waarbij 10 historische figuren
tentoongesteld worden die een grote rol hebben gespeeld in de vorming van de Nederlandse
parlementaire democratie. Welke persoon zou jij willen aandragen. Ga vervolgens in
groepen met elkaar een top 10 maken en beargumenteer waarom deze personen volgens
jou in de tentoonstelling moeten zitten. Je kunt de leerlingen de beargumentatie ook laten
opschrijven.
Praktijkopdracht 2: leerlingen (12, 13) moeten een verhaal schrijven bij afbeelding 3. Er werd
hen gevraagd om de volgende uitleg te verbeteren. ‘man op paard en man te voet verlaten
hun domein om te gaan vechten’. Vervolgens stelt de docent verklarende vragen over de
antwoorden van de leerlingen. lln antwoord bijv; Dat man 1 man 2 betaalde om voor hem te
vechten. Vervolgens kun je als docent inhaken op zo’n antwoord waarom dit dan gebeurt of
waarom dit juist niet gebeurt in dit geval (antwoord; in de middel eeuwen is er geen geld, leg
het leenstelsel uit).
Tot nu toe hebben we drie functies gevonden die belangrijk lijken te zijn bij het triggeren van
historisch redeneren:
a. taken met een open einde of vragen; Evaluerende vragen lijken een sterke trigger
voor historisch redeneren in spraak en in schrijven. Evaluerende vragen zijn higher-
order questions en open vragen en daardoor geschikt.
b. taken die zinvol zijn vanuit zowel a curriculum en een leerlingperspectief; Bijvoorbeeld
een opdracht waarbij de docent vraagt waarom een
onderwerp, gebeurtenis of persoon belangrijk is om te
behandelen. De leerlingen gaan vervolgens met elkaar
in discussie over waarom iets belangrijk is of niet.
c. taken die betrokken zijn leerlingen in opbouwende
activiteiten: Leerlingen 12 a 13 jaar moesten bij de
onderstaande scrips een onderschrift bedenken en
hierbij de begrippen gebruiken in de rechter kolom.
Hierin moesten zij uitleggen hoe het romeinse rijk ten
onder is gegaan. Het doel was dat zij na afloop twee
oorzaken van de val van het romeinse rijk konden
benoemen.
Historical reasoning ofwel historisch redeneren definiëren wij als als activiteit in het
historisch onderwijs waarbij een persoon informatie organiseert over het verleden
met als doel te beschrijven, vergelijken of historische fenomenen uit te leggen. Om
dit te kunnen doen moet hij of zij historische vragen gaan stellen, een context aan
creëren, gebruik maken van substantive als meta begrippen en bestaande feiten
kunnen ondersteunen met bronnen die informatie over het verleden geven.
Het stellen van historische vragen
Het stellen van historische vragen is voornamelijk een strategie om de gelezen tekst
beter te begrijpen. Er zijn enkele soorten historische vragen die gesteld kunnen
worden:
- Beschrijvende vragen
- Redengevende vragen
- Vergelijkende vragen
- Evaluerende vragen -> zijn de veranderingen van de jaren 60 in Nederland
revolutionair of niet?
Leerlingen hebben vaak moeite met het correct interpreteren van historische vragen
in de klas.
Contextualiseren
Contextualiseren houdt in dat er een beeld gecreërd wordt over de geschiedenis. Je
krijg een context, informatie waardoor je zelf een beeld schept. De chronologische
volgorde is het belangrijkste context, aangezien dit de basis is voor een
geoganiseerde beeldvorming van de geschiedenis. De beeldvorming van leerlingen
wordt over het algemeen beinvloed door series en verhalen van ouders voor ze het
geschiedenislokaal inkomen. Er zijn 6 soorten van contextualiseren.
1) Spatio-temporal = Een voorstelling van de locatie
2) Social-rhetorical = Sociale aspecten, hoe schat je de manier van omgaan met
elkaar in, hoe slim denk je dat de mensen toen waren.
3) Biographic comments = het leven dat je je voorstelt in een bepaalde periode
4) Historiographic comments = het lichaam
5) Linguistic comments = een voorstelling van de gebruikelijk woorden en termen
6) Analogical comments = Vergelijking met andere historische periodes
Argumentation
Omdat historische beweringen gebaseerd zijn op verschillende soorten bronnen.
Vaak onvolledig en tegenstrijdig en vaak niet definitief moeten dergelijke beweringen
over het verleden ondersteund kunnen worden met rationele argumenten en goed
geëvalueerd bewijs.
Voss 1991 kwam met drie criteria voor het evalueren van de informele
beargumentatie;
1) De beredenering acceptabel of waar is
2) De mate waarin de beargumentatie de conclusie bevestigd
3) De mate waarin de redenatie ook tegenargumenten kan weren
Uit onderzoek blijkt dat veel studenten voornamelijk argumenten zoeken voor hun
bewering en niet op zoek gaan naar tegenargumenten. Ze wegen de verschillende
argumenten dus niet uit om te kijken of de bewering juist of onjuist is.
Tijdvakken en kenmerkende aspecten vormen momenteel de kaders, maar deze zijn niet
concreet uitgewerkt. Als gevolg daarvan wordt de inhoud van schoolboeken waarschijnlijk
(te) vaak verward met ‘het voorgeschreven curriculum’. Er zit meer ruimte in het curriculum
dan de schoolboeken suggereren.
Geschiedenis brengt ons heel dicht bij onszelf omdat het gaat over de vraag waarom
mensen handelen zoals ze handelen. Het kost moeit eonze medemensen in andere tijden en
plaatsen te begrijpen.
Historisch besef uit zich vooral in het kunnen denken en redeneren over het verleden.
Historisch denk- en redeneervaardigheden helpen om historische ontwikkelingen,
gebeurtenissen, personen en verschijnselen te begrijpen. Ze zijn nodig om een historische
redenering op te bouwen of kritisch te analyseren.
Oriënteren op deze verhalen kunnen – volgens Rüsen (2004, 2005) – in vier typen of modi
voorkomen:
- Traditioneel: voorbeeldig, kritisch of genetisch. In grote lijnen samengevat, is de
traditionele modus er een die accepteert de autoriteit van verhalen over het verleden
zonder verdere vragen en beschouwt ze als te volgen richtlijnen in de vorm waarin ze
zijn overgeleverd
- de voorbeeldige modus: ontleent algemene principes aan verhalen over het verleden
zonder te proberen ze op te volgen in een te letterlijke zin
- de kritische modus distantieert zich van wat is doorgegeven en probeert te beweren
dat de tijden zijn veranderd en daarom hebben verhalen over het verleden weinig te
betekenen
zeggen over het heden en de toekomst
- de genetische modus neemt historische ontwikkeling in zodanig dat recht wordt
gedaan aan het ingewikkelde samenspel tussen verhalen over het verleden (inclusief
hun morele dimensies) en de realiteit van het heden.