VERVAARDIGD OOOR L. I/AN LEER * C° Amsterdam.

I
 Kort Overzicht van Oprichting, Bestaan en Bedrijf der
ONDERNEMING „OUD DJEMBER"
ter gelegenheid van haar 50-jarig Jubileum
samengesteld.

In het jaar 1858 was de heer George Birnie als controleur bij het Binnenlandsch Bestuur werkzaam te
Djember, residentie Besoeki, hoofdplaats van de gelijknamige contröle-afdeeling.
Deze afdeeling was vooral in zuidelijke en zuidoostelijke richting zeer weinig bevolkt en nog grootendeels
met bosschen overdekt, die het toen weinig beteekenende plaatsje Djember tot op korten afstand naderden.
Hier en daar werd door de bevolking, meestal voor eigen gebruik, een soort kaalstelige tabak geteeld.
Dit produkt groeide welig en had vooral wat brandbaarheid en smaak betreft zeer goede eigenschappen. Een paar
jaren te voren was in het noordelijk en meest bevolkte gedeelte der afdeeling de tabaksonderneming Soekowono
gesticht.
De heer Birnie, die spoedig daarna werd overgeplaatst, had dus door eigen aanschouwing kennis gemaakt
met de cultuur van tabak in de afdeeling Djember en besloot naar aanleiding daarvan in 1859 den Staatsdienst vaar-
wel te zeggen om gezamenlijk met de beide heeren Mr. C. Sandenberg-Matthiesen en A. D. van Gennep een tabaks-
onderneming te openen nabij zijne vroegere standplaats.
Met Soekowono en de andere tabaksondernemingen, die omstreeks dezen tijd in de residentie Besoeki
waren gesticht (alle werkende in het meer bevolkte noorden) sloot hij mondelinge grenscontrakten.
Zijne onderneming Djember was daardoor grootendeels aangewezen op nog geheel woeste of nog slechts
zeer gedeeltelijk in cultuur gebrachte terreinen.
Slechts langs de helling van het Janggebergte bestonden binnen de aan de onderneming Djember toege-
wezen grenzen meer bevolkte dorpen (dessa's).
 Op zeer bescheiden schaal werd dus de Djembersche tabakscultuur in 1859 aangevangen De ondernemer
begon met den aanleg van kweekbedden, waaruit de bevolking haar plantmateriaal kon uitzoeken Zij die daarvan
gebruik maakten, verbonden zich de tabak volgens aanwijzing van den ondernemer te planten en te verzorgen en
het daarvan afkomstig product slechts in zijne droogschuren te zullen binnenbrengen tegen prijzen, welke voor de
verschillende kwaliteiten vooraf waren overeengekomen.
Deze werkwijze en de daardoor verkregen betalingen bleken zeer in den smaak der bevolking te vallen
zoodat de lust tot planten reeds spoedig algemeen werd, waardoor de aanplant zich telken jare meer en meer uitbreidde
Zooals veelal met jonge ondernemingen het geval is, had ook Djember eerst moeielijke jaren
De drie eerste oogstjaren, 1859, 1860 en 1861 leverden slechts verlies, dat echter door oogst 1862 ruim-
schoots werd inverdiend. Het product, toenmaals slechts tabak bevattende, die in de eigen schuren was gedroogd
werd tot 1868 onder het merk M. G. B. (naar de namen der drie eigenaars) aan de markt gebracht
In latere jaren werd als hoofdmerk G. B / M . gebezigd. In de eerste negen jaren werd slechts de zooge-
naamde „kooltabak" , een grof en grootbladdig soort, verbouwd.
Daarna werd deze vervangen door de iets minder forsche „Djembei'; die in 1869 voor kadoe van 1870
tot en met 1874 voor kadoe en deli, daarna voor kadoe en djembei en na 1881 geheel voor kadoe en delisoorten
moest plaats maken.
Reeds twee jaren na de opening der onderneming overleed de heer van Gennep, wiens aandeel door de
beide andere vennooten werd overgenomen.
G e o r g e B i r n i e was de man, die de onderneming daadwerkelijk beheerde, terwijl M r M a t t h i e s s e n
als geldschieter fungeerde door intermediair van de firma A n e m a et & Co. te Soerabaja, welke firma ter zake
weder in verbinding stond met de heeren A. v a n H o b o k e n & Z o n e n te Rotterdam.
In 1874 kocht G e o r g e B i r n i e zijn medevennoot M a t t h i e s s e n uit en in 1875 kwam daarvoor in de
plaats zijn neef G e r h a r d D a v i d B i r n i e , die reeds van 1860 op de onderneming werkzaam was In 1875 ver-
trok G e o r g e B . r n . e naar Holland en van toen tot 1890 berustte de hoofdleiding bij zijnen vennoot G e r h a r d
David Birnie.
Naarmate de goede droge gronden in de nabijheid der dessa's door te veelvuldige beplanting minder resul-
taat gaven, begon men langzamerhand ook tabaksaanpiantingen o bevloeide velden (sawahs) aan te leggen
P

De gesloten mondelinge grenscontracten werden door alle ondernemers strikt geëerbiedigd, hetwelk tusschen
de oude ondernemers tot op den huidigen dag nog steeds het geval is.
Aangetrokken echter door de behaalde hooge tabaksprijzen (120 tot 160 ets. per pond) in de jaren 1870
t/m 1873, vestigden zich in laatstgenoemd jaar verschillende nieuwe ondernemers, vooral afkomstig uit Loemadjang,
te midden der oude ondernemingen
Was het tot dusver gelukt de zorg voor goede cultuur en daarmede de kwaliteit van het produkt hoog te
houden; thans duurde het niet lang of van deze gedragslijn moest worden afgeweken.
De jaren 1879 t/m 1882 brachten gevoelige verliezen. In laatstgenoemd jaar ging de onderneming Djember
er eindelijk toe over ook de bladeren harer aanplantingen die niet goed genoeg werden geacht om in de schuren te
worden gedroogd, in te nemen, wijl die hoe langer hoe meer door derden bleken te worden opgekocht, waarmede
ook dikwijls een deel der betere kwaliteiten aan de levering werd onttrokken.
Gelukkig gaf het jaar 1883, toen het met veel inspanning gelukt was de met tabak beplante sawahvelden
meer systematisch te draineeren goede finantieele resultaten.
Mede daardoor was het in 1884 mogelijk tot inhuur der gronden over te gaan.
Deze maatregel was noodzakelijk geworden, omdat aan de rechten werd getwijfeld van den ondernemer
op de tabak, die van zijne kweekplantjes afkomstig, op tot dusver gebruikelijke wijze door de Bevolking was geplant.
Van bevoegde zijde werd te kennen gegeven, dat deze eerst dan behoorlijk vaststonden ais de onder-
nemer ook zijn rechten op den grond zoude kunnen aantoonen.
In 1885 en 1886 traden de beide tegenwoordige hoofdadministrateurs D. B i r n i e en M. S a n d e r s
in dienst der onderneming.
In het jaar 1889 werd de onderneming door aankoop eigenaar der erfpachtslanden Moemboel (1595 bouws)
en Kaliwining (1610 bouws).
Op eerstgenoemd land werd in 1890 de koffiecultuur ter hand genomen, terwijl op Kaliwining de noodige
Voorbereidingen werden getroffen voor de teelt van tabak, welke cultuur ook krachtig werd uitgebreid op de van
het Gouvernement verkregen erfpachtslanden Soekoredjo, Moektisari en Adjong.
Ten behoeve daarvan werd met den aanleg van groote waterwerken een aanvang gemaakt.
Zoo was langzamerhand de onderneming Djember grooter en krachtiger geworden. De tabakscultuur had
zich ook over ver afgelegen woeste terreinen uitgebreid, overal welvaart verspreidend.
Zij werd op den voet gevolgd door irrigatie en sawahaanleg. Van Madoera, midden- en west Java stroom-
den telken jare honderden planters toe, aanleiding gevend tot talrijke nederzettingen, waaruit wederom vele nieuwe
dorpen (dessa's) ontstonden.
Ook met het oog op de toekomst achtten eigenaren het wenschelijk van hunne onderneming eene naam-
looze vennootschap te maken en zoo ontstond in het jaar 1893 de „Naamlooze Vennootschap Landbouw Maatschappij
Oud Djember" in welke de geheele bovenomschreven onderneming Djember werd ingebracht en waarvan de Hoofd
Administratie werd opgedragen aan de heeren D. B i r n i e en M. S a n d e r s , die reeds geruimen tijd als zoodanig
het beheer over de vroegere onderneming hadden gevoerd. De vennootschap had haren zetel te Deventer, waar de
heer M r . C. V e r m e e r als direkteur optrad, bijgestaan door een Raad van Commissarissen met den heer G. B i rn i e
als President en in Indië vertegenwoordigd door den heer G. D. B i r n i e .
Oud Djember begon haren werkkring met:
2 steenen fermenteerschuren groot model,
1 „ dubbele fermenteerschuur „ „
1 „ fermenteerschuur klein
30 woonhuizen;
135 droogschuren, hebbende eene totale bergruimte (bij ééne vulling) voor ongeveer 15 miljoen boomen groene tabak.
8000 bouws ingehuurde bevloeide gronden (sawahs)
6000 „ „ droge „ (tegal)
12700 „ erfpachtsgronden
45 „ recht van Eigendom
95 „ „ „ Opstal
De nieuwe maatschappij zette den aanleg en de uitbreiding van irrigatieleidingen krachtig voort.
Daardoor toch was zij instaat hare voor tabaksteelt bestemde erfpachtslanden sneller en beter in cultuur te brengen.
Het kapitaal in huidige waterwerken vastgelegd bedraagt ruim vijf honderdduizend gulden.
Was het aanvankelijk moeilijk geweest op de erfpachtslanden eene blijvende bevolking te verkrijgen, thans
nu water verkrijgbaar was en talrijke wegen eene gemakkelijke communicatie waarborgden, stroomden inlandsche
planters uit het noorden der afdeeling, van Madoera en van midden-Java overvloedig toe.
Zoo ontstonden hier allerwege nieuwe dessa's, welker bewoners, voor weinige jaren nog nietsbezittende
koelies, welvarende landbouwers zijn geworden. Ook buiten de erfpachtslanden kwamen deze werken in ruime mate
aan de bevolking ten goede.
Ruim twee duizend bouws sawahs buiten de erfpachtslanden gelegen, toch ontvangen water uit deze leidingen,
zonder daarvoor eenige vergoeding aan onze Maatschappij te geven.
De sedert 1897 tot stand gekomen spoorwegverbinding Probolingo-Klakah-Djember-Panaroekan, een einde
makende aan het isolement van Djember, heeft veel bijgedragen om de ontginning der nog woest liggende com-
plexen dezer afdeeling te bespoedigen.
 Aangelokt door de algemeene welvaart, trokken meer nog dan vroeger duizenden inlanders van midden-
en west Java hierheen.
Helaas bevinden zich daaronder vele slechte elementen en mede daaraan is het toe te schrijven, dat
diefstal van produkt van het veld en uit de droogloodsen en daarmede steeds gepaard gaande brandstichting, in
sommige jaren bedenkelijke afmetingen hebben aangenomen. De regeering poogde door betere wetten en bepa-
lingen deze misstanden te bestrijden en het is te hopen, dat zij daarmede zal voortgaan, zoodat meerdere rust en
orde ook voor de toekomst de welvaart dezer schoone afdeeling blijven verzekeren.
Uit den aard der zaak is het hier niet de plaats de nooden en behoeften der Djember-tabakscultuur te
bespreken, noch de verschillende wettelijke voorschriften waartoe deze aanleiding hebben gegeven.
Het is nu eene halve eeuw geleden, dat de onderneming Djember werd opgericht. De laatste 15 jaar
draagt zij den naam „Oud Djember" eene vennootschap, die hare cultuur zoodanig heeft uitgebreid, dat zij einde
1908 beschikte over:
1 driedubbele steenen afpakschuur groot model
2 dubbele
3 enkele
80 steenen stapelschuurtjes
60 woonhuizen
1 koffiepellerij
440 droogschuren met een gezamenlijke lengte van ruim 80000 voet. (De daklengte dezer droog-
schuren zoude dus een weg kunnen overdekken ter lengte van ongeveer Rotterdam—Scheveningen),
22600 bouws ingehuurde sawah (een bouw = 7096 M .) 2

15000 „ „ droge gronden (tegal)

16000 „ erfpachtsgronden
150 „ recht van opstal
60 „ recht van eigendom.
Op vier der erfpachtslanden is de koffieaanplant uitgebreid tot gezamenlijk ruim 1800 bouws (bijna 1300
H.A.) waartusschen zich kleinere aanplantingen van hevea, peper en cacao bevinden. Ongeveer 250 bouws
erfpachtsland zijn beplant met bamboe, welke moet dienen om in het steeds grooter wordend gebrek aan dit
materiaal te voorzien. Ruim 1500 bouws erfpachtsgronden moeten verder een deel van het noodige bouwmateri-
aal, voornamelijk schuurstijlen leveren.
 De jaarlijksche tabaksaanplant heeft eene uitgestrektheid van 8000 a 9000 bouws (ong. 6000 H.A.) terwijl
het aantal planters is geklommen tot ruim 35000.
De onderneming is onder ééne hoofdadministratie, verdeeld in vijf tabaks- en drie koffieadministraties.
Zij werkt met ongev. 60 Europeanen, bijgestaan door ruim 500 inlandsche mandoers.
Voor het europeesch personeel bestaat een pensioenfonds, terwijl ook het inlandsch personeel, aan
hetwelk wegens ziekte of ouderdom eervol ontslag is verleend, gewoonlijk pensioen geniet
Uit den aard der zaak heeft de groote uitbreiding dezer landbouwonderneming talrijke nevenbednjven in
het leven geroepen.
Hiervan getuigen de vele steen- en pannebakkeryen, de kalkbranderyen en de in afgelegen streken ont-
stane gehuchten (kampongs), welker bevolking ruime verdiensten vindt door den aanmaak van welits (dakbedekkings-
materiaal) of door den uitkap en het transport van brandhout en bouwmaterialen.
Buiten aanplant en oogsttijd wordt overvloedig werk gevonden bij aanbouw en onderhoud van droogschuren.
Haast nergens op Java wordt een zoo groote veestapel gevonden, die niet slechts noodig is voor het veldwerk,
maar ook voor de zeer talrijke en groote transporten.
Het zeer zorgvuldige drogings- en fermenteeringsproces en niet minder de uitgebreide en nauwkeurige
sorteering verschaft van November tot en met Juni, dus telken jare gedurende acht maanden, aan vele duizenden
vrouwen en kinderen een goed loon voor lichten arbeid, een arbeid waaraan ook zwakken en gebrekkigen meestal
zonder bezwaar kunnen deelnemen.
De cultures als koffie, peper, cacao enz. van Oud Djember onbesproken latende, volgt hieronder een zeer
beknopt overzicht van den gang der werkzaamheden binnen deze onderneming, uitsluitend ten behoeve der
tabakscultuur.
A. Kweekbeddingen.
De grond hiervoor welke gedurende drie jaren met voor groene bemesting dienende gewassen is beplant
geweest, wordt eenige maanden voor dat met den uitzaai wordt begonnen, zorgvuldig schoongemaakt, geploegd en
gedraineerd.
Tegen medio Juni begint men hierop de beddingen temaken ter lengte van 24 voet en ter breedte van 4 voet.
Het zorgvuldig gezuiverde en op kiemkracht beproefde tabakszaad wordt hierop zeer ijl uitgezaaid, tegen
mieren en ongedierte op verschillende wijzen beschermd, terwijl beweegbare afdaken die behoorlijk luchten en
zonnen veroorloven, de jonge plantjes beschutten tegen te zware regens of te feilen zonneschijn.
In de laatste jaren zijn deze daken veelal vervangen door eene overdekking met zeer ijl geweven katoen.
 Het is gebleken dat de kweekplantjes hieronder sneller en krachtiger opgroeien en dat bij doelmatige

^X^ZZl
dusver bekendt middéL
ÏÏrrrSÏ
bestreden.
«orden uitgedund.
De uitzaai heef, volgens een vas, plan van be ,n Jon, tot e,nde Jol, plaats. Do
Aardrops en bladziek* „ o r d e n me, de
9
,0,

PIAN,,ES

en toowljdlg
Z
: :T:J^ Z:ZZ:?:^
d"e eohter ook hebben gemaakt, da. oud-Djember nog nimmer gebrek aan overvloed,g moo, plan,-
~*.. —« T — F

over de geheele onderneming.

B. Plantovereenkomsten. ve |dwerkzaamheden een begin wordt gemaakt,
Gedurende den zaadbeddenbjd ^^IZ ^LZ^. ten einde in konnis te worden gesteld me.

ZZÏXZ rr^rZ^ l de „ e r e loonen voor het b i „ e „ b r e „ g e n der n

diverse soorten gesteld in de ,ands,aal, word. op * etablissementen gedeponeerd, terwij, ook aan

europeesche en inlandsche ambtenaren afschrift wordt verstrekt.

Reeds over vele jaren zijn zij nagenoeg gelijkluidend.

b r e e d s is opgemerkt plant Oud-Djember uitsluitend op eigen ertpaohts- o, op van de Bevolking ge-

buurde v e r s c h i | | e „ d e a a n e e n 9 e s l 0 , „ complexen, zoodanig gegroepeerd da, behoorlijke

e

ue aanpiammyt-n nyyui , | der arootere weqen geschiedt in dagdienst.

*^™7Z
a n e a

oon,ra,e op wisselbouw mogelijk is. De eemp,o»eerde „a o, de grond behoorlijk is geploegd.

A l w n r e n c ; met Dlanten maq worden begonnen gaai ae yeempiuytc. u 3

S r Z e pTaC worden door de planters uit de kweekbedden getrokken en in mandjes of pisangbladeren

naar de ^ J T ^ J Ï Ï T E r wordt op afstanden van 1 V, voet in ryen geplant. De afstand der ryen onderling
bedraagt 3 voet. ^ ^ ^ m a | e n b e g o t e n e n e e n i g e rmate bescha-

ZLZr«Z ïXZZXZ *
Het jonge plan je wor y behoorlijk zijn aangeslagen, Bemesting met

de laatste jaren i „ de oodere gedeelten der onderneming toege-

past. Zijn de planten ong. 1 V2 voet hoog, dan wordt het geheele veld omgewerkt met de inlandsche hak (patjol)
waarbij onkruid zooveel mogelijk wordt begraven.
Met aanaarden wordt begonnen als de planten 2 voet hoog zijn. Hierdoor ontstaan tusschen de ryen
smalle goten, die een betere afwatering naar de midden- en hoofdgoten waarborgen.
Zoodra de bloemknop verschijnt wordt deze weggenomen, terwijl de boomen later nog eens, waar om-
standigheden zulks eischen, meer of minder diep worden nagetopt.
Verder bepalen zich de werkzaamheden tot rupsen zoeken, het verwijderen der zuigers en het schoon-
houden van den grond.
D. Zaadkeuze en selectie.
Uit den geheelen aanplant, die jaarlijks ruim honderd miljoen boomen bedraagt, worden groepsgewijze en
ook afzonderlijk van 60000 tot 80000 der mooiste boomen uitgezocht om als zaadproducenten dienst te doen.
Deze staan onder voortdurende scherpe controle, waardoor boomen, die ongewenschte eigenschappen
vertoonen, tijdig worden verwijderd. Van de mooiste exemplaren wordt de bloemkroon door neteldoek geïsoleerd
en het van deze boomen verkregen zaad afzonderlijk gehouden om voor verdere selectie te dienen.
Kruisingsproeven hebben op soms groote schaal plaats. Zij vereischen nauwlettende leiding en geven
desniettegenstaande slechts zelden bevredigende resultaten.
Alle zaad wordt goed gedroogd en gewand, gesorteerd in lichte en zware korrels en bewaard in behoorlijk
sluitende blikken bussen, die van uitvoerige etiketten zijn voorzien. De lucht in deze bussen wordt droog gehouden
door ongebluschte kalk.
De uitgifte van zaad aan de verschillende administraties heeft plaats in flesschen, nadat kiemproeven de
deugdelijkheid hebben aangetoond. k

E. Oogsten.
Zoodra de bladeren geoordeeld worden rijp te zijn, wordt met het oogsten een aanvang gemaakt.
Men oogst eerst het voetblad, daarna het middenblad en eindelijk de topbladeren.
Beide eerste soorten en het beste deel der topbladeren worden geregen aan platte dunne bamboestokjes
van ong. 20 rijnl. duim lengte (soetjens). Elk soetjen houdt een bepaald aantal bladeren en wordt dan „boom" genoemd.
Gave bladeren van vooruit bepaalde lengte, welke voor elke tabaksoort verschillend is, worden ontvangen
als bladtabak. Hetgeen niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt als hangkrossok eerste en tweede soort ontvangen.
Zooveel mogelijk wordt alle tabak in de droogschuren geoogst en om zulks te kunnen doen heeft Oud-
Djember in den loop der laatste jaren voor tonnen gouds nieuwe droogschuren gebouwd.
 Voor dat de oogst is begonnen worden op alle droogschuurterreinen talrijke veelal aaneengesloten ontvang-
pondoks opgericht.
De planters brengen hierin de aan soetjens gestoken tabaksbladeren op draagstellen (ongkes) binnen. De
soetjens worden door hen aan bamboestokken (dolken) zoodanig gebonden, dat elke dolk tien soetjens houdt.
Het groote verbruik en de steeds moeielijker wordende aanvulling dezer dolken, waarvan Oud-Djember er
gemiddeld per jaar meer dan een millioen noodig had, waren oorzaak dat nu eenige jaren geleden, de z. g. staaldraad
dolken zijn ingevoerd.
Deze hebben goed voldaan en maken het in de toekomst mogelijk met 2/5 van den vroeger benoodigden
voorraad uit te komen.
De zeer onregelmatige weersgesteldheid in de afdeeling Djember, waarbij langdurige droogte dikwijls vrij
plotseling wordt gevolgd door periodes van zwaren regenval, maakt, dat het produkt ofschoon geplant van 1 Augustus
tot eind September veel meer gelijktijdig rijpt dan het verschil in planttijd zoude doen vermoeden.
In vele jaren toch begint het oogsten half November en is half December reeds afgeloopen. Dat zoowel
europeesch als inlandsch personeel dan van den vroegen morgen tot den laten avond al hunne krachten moeten
inspannen, om zich door hunne veelvuldige bezigheden heen te slaan, behoeft geen betoog.
Gunstiger klimaat maakt het in Deli mogelijk over veel langer tijd gelijkmatiger te oogsten.
Hier staat Oud Djember niet slechts voor een technisch hoogst moeielijk vraagstuk, maar moet, vooral in
den oogsttijd, ook nog strijden tegen talrijke slechte elementen, die juist dan door diefstal van het veld opkoop
van haar produkt en de daarmede steeds gepaard gaande brandstichting (waardoor bergruimte ontbreekt) zich
pogen te verrijken, ..
In de droogschuren worden de dolken met tabak op bepaalde afstanden opgehangen, waarbij de verschil-
lende soorten zoo veel mogelijk bijeengebracht worden.
Het gelijkmatig doen drogen, waarbij bonte kleuren, maar ook rotvlekken worden voorkomen, vereischt
veel vakkennis en zorg,
Bij natte weergesteldheid moet de koude vochtige atmosfeer in de droogschuren, die vooral des nacnis
zeer schadelijk zoude kunnen zijn, door het stoken van talrijke kleine vuurtjes gedurende den avond, worden
verwarmd en gedroogd.
Overdag moeten waar omstandigheden zulks eischen, de schuurkleppen worden geopend en gesloten.
Zoodra de tabaksbladeren droog zijn, worden de soetjens van de dolken genomen en in de daarvoor speciaal
gebouwde steenen gebouwtjes (bergloodsen) op lange smalle stapels (soetjensstapels) gelegd en daarin voorloopig gebroeid.
 F. Het bundelen.
Uit den aard der zaak bevatten de soetjensstapels gelijksoortige tabak, die gelijktijdig is geoogst van aan-
eenliggende velden.
Het bundelen geschiedt in de droogschuren uitsluitend door vrouwen. Volgens een voor elke tabaksoort
zich wijzigend sorteerplan worden de tabaksbladeren van de soetjensstapels volgens kwaliteit, kleur en lengte tot
bundels samengebonden.
Oud-Djember is bekend om de goede sorteering, ook in de bundels en vindt dit mede zijn verklaring uit
de omstandigheid, dat hier gelijksoortige tabak van gelijksoortige gronden afkomstig en geoogst, onder analoge
voorwaarden bijeen blijft.
De gebundelde tabak wordt zoo spoedig mogelijk afgevoerd naar de Centrale fermenteerschuren, gescheiden in
bladtabak en hangkrossok. De eerste soort bovendien nog in voet-, midden- en topblad, de laatste soort in gaaf en stukblad.
G. Het fermenteeren en afpakken.
De gang der werkzaamheden is hier vrij wel dezelfde als in Deli en de Vorstenlanden, zoodat de be-
schrijving achterwege kan blijven. Ook hier weer kan slechts door veel vakkennis en zorg voldaan worden aan de
vele door de markt gestelde eischen.
Het werk in de fermenteerschuren vangt gewoonlijk begin December aan en gaat onafgebroken door tot
einde Juni, somtijds zelfs tot begin Augustus.
De tabakken afkomstig van Delizaad worden afgepakt onder de hoofdmerken:
GB/M DB en GDB
de kadoetabakken onder de hoofdmerken
MS/Beoeki M/Besoeki en S/Besoeki
de kanari- en floridatabakken onder de hoofdmerken:
KF/A KF/B en KF/C
De pakken worden gemaakt met handpersen of door machinaal gedreven hydraulische persen.
Met volle capaciteit werkende kan Oud Djember, zooals zij thans is ingericht, per dag 1200 pakken (elk
pak van 100 K.G.) afleveren. Met zoodanige capaciteit zou dus een geheelen oogst van een der jaren uit het
eerste tienjarig tijdvak, binnen één dag afgewerkt kunnen worden.
Uit de fermenteerschuren worden de balen met ossenkarren naar de verschillende binnen Oud-Djember
liggende spoorweghaltes afgevoerd, van waar de Staatsspoor ze aflevert in de pakhuizen der Maatschappij „Panaroekan".
Van hier wordt het produkt per prauw gebracht naar de ter reede komende schepen der stoomvaartmaat-
schappijen Nederland, Rotterdamsche Lloyd of Oceaan, die het vervoeren naar Rotterdam en afleveren aan de firma

A. van Hoboken en Co. W n & Zonen met welke de onderneming nu reeds

h n U p n

Deze firma, een voortzetting der firma A. van Hoboken & Zonen, met we
een halve eeuw in de beste verstandhouding werkt, weegt de pakken in, bergt ze op hare zo.ders en regelt
alle werkzaamheden, die in Holland voor het ter markt brengen van den oogst noodig zijn.
Landbouw Maatschappij „Oud-Djember",
Mr. C. V E R M E E R
Directeur.
D e v e n t e r , September 1909.
/
 OVERZICHT VAN P R O D U C T E N EN O P B R E N G S T .

ÜBERSICHT DER P R O D U K T E UND D E S ERTRAGS.

RELEVÉ D E S PRODUITS ET D E S PRIX.

Oogst.
^ Product
in pakken van
r^ê^n
brengst prijs p e r
~
Oogst.
I
' ^
I n pXTvan
K i l o .
I b r ^ X V p e r
K i l o in c e n t e n .
Oogst.
100 K,lo. J f K i l o in eenten.
100 K i l o . t£ K i l o m e e n t e n . . , . „ „ , Produkt Durchschnittser-
o H Qurchschnittser- P r o d u M
Durchschnitteor , r p r e i s

• P
1
r d
„
U k
u n traa Pre?s per Ernte. in packen von tras P r e * p e r Ernte. P *. | o | ( ] c e m s

Ernte. in p a c k e n v o n trag r-reis per K j | ( ) |

K | 0 i n ts. c e n

100 K i l o . K i l o in cents. | Produit P r i x rnoyen par

. p r o d u i t P r i x moyen par
P r o d
t rtp T K ° | en 0 Récolte. , n paquets de J* K i l o en
. !V K i l o en Récolte. en paquets de "' ,?„,, N 100 K i l o s . cents (holl).
Récolte. en paquets d e ^ K i l o en o Kilos,
10 cents (holl.).
100 K i l o s . c e n t s (holl.). j 4,

^ " ^ T
1 8 6 0
! o
-
^ is - " - I ™
Zl 5840 9 1895 | 16124 64
1

1 8 6 1 4 2 5 7 9
^ 108 1896 16273 64

1862
1863
1145
300
105
91
1879
1880 6410
1795 108
63
896
897
j 279
1864 1620 84 1881 497 ^ 4 ?

1865 1280 93 1882 975

1866 2235 38 1883 8500 83 900 23 88 54
1RR7 3555 40 1884 9167 73 1901 26781 4d
1868 1135 64 1885 11757 61 ^
1869 1105 90 1886 8260 75 903 3299
1870 1455 120 1887 12343 5 904 228
1871 2595 145 1888 13039 55 905
1872

1873
35,0

4890 121
Z
1890 15768 37
" - S
1874 3750 95 1891 11323 51 1908 g e w e r d .

1875 I 5965 110 1892 7683 81

 K U R Z E ÜBERSICHT
der Gründung, des Bestehens und des Betriebs der Unternehmung
„ALT-DJEMBER",
anlasslich ihrer 50-jahrigen Jubilaums.

lm Jahre 1858 war Herr G e o r g e B i r n i e als Regierungskontrolleur in Djember, Residenzschaft Besoeki

dem Hauptorte der gleichnamigen Kontrollabteilung, tatig. ,
Diese Abteiiung war, besonders in südlicher und südöstlioher Richtung, sehr wemg bevolkert und noch
grossenteils mit Waldern bedeckt, die sich bis auf kurze Entfernung des damals noch wenig bedeutenden Urtes
Djember ausdehnten. x ^ h a k Dieses
Hier und da baute die Bevölkerung, meistens für eignen Gebrauch, eme Art kahlsueligen Tabak. Uieses
Produkt wuchs üppig und hatte, namentlich was Brennbarkeit und Geschmack betrifft, sehr gute Eigenschaften^ Emige
Jahre vorher hatte man in dem nördlichen und bevölkertsten Teü der Abteiiung die Tabak Unternehmung Soekowono

e r r B i r n i e , der bald darauf versetzt wurde, hatte also durch eigne Anschauung die Tabakkultur in der
9 e 9 r U n d e t
H

Abteiiung Djember kennen gelernt und wurde dadurch veranlasst im Jahre 1859 den Staatsdienst zu q " ' ™ ™t t i e

I s a m m e n mit den Herren Dr. C. S a n d e n b e r g-M a t t h i ese n und A. D. v a n G e n n e p eine Tabakunternehmung

in der Nahe seines früheren Standortes zu gründen. - ^ „ « - h a f t Reqoeki

Mit Soekowono und den andern Tabakunternehmungen, die urn diese Zert m der ^ s . d e n z s c af Besoek,
gegründet wurden (und alle im dichter bevölkerten Norden ihren Wirkungskreis hatten) schloss er mundl.che Grenz-

k 0 n t r a k t e
'seine Unternehmung Djember war dadurch grossenteils auf noch ganzlich wüste oder nur für einen
qerinqen Teil urbar gemachte Flachen angewiesen.
 Nur auf den Abhanger des Janggebirges befanden sich innerhalb der, der Unternehmung Djember zuge-
wiesenen Grenzen mehr bevölkerte Dörfer (Dessas).
Die Djembersche Tabakkultur hatte also im Jahre 1859 einen sehr bescheïdenen Anfang. Der Unternehmer
fing nun damit an, dass er Zuchtbeete anlegte, aus denen die Bevölkerung ihr Pfianzmaterial aussuchen konnte. Wer
davon Gebrauch machte verpflichtete sich den Tabak nach der Anweisung des Unternehmers zu pflanzen und zu
pflegen und das daraus hervorgehende Produkt nur in seine Trockenscheuern zu liefern, gegen Preise, die man
vorher für die verschiedenen Qualitaten vereinbart hatte.
Diese Arbeitsweise und die dafür empfangenen Bezahlungen waren offenbar sehr nach dem Geschmacke
der Bevölkerung, sodass die Lust zum Pflanzen schon bald allgemein wurde, wodurch die Anpflanzungen sich von
Jahr zu Jahr mehr ausdehnten.
Wie oft mit jungen Unternehmungen der Fait, hatte auch Djember anfangs schwere Jahre.
Die drei ersten Erntejahre 1859, 1860 und 1861 lieferten nur Verluste, die aber durch die 1862-er Ernte
reichlich wett gemacht wurden.
Das produkt, das damals nur aus Tabak bestand, der in den eignen Scheuern getrocknet war, wurde bis
1868 unter der Manke M. G. B. (nach den Namen der drei Eigentümer) auf den Markt gebracht. In spateren Jahren
wurde als Hauptmarke G. B. M. gebraucht.
In den ersten neun Jahren wurde nur der sogenannte „Kohltabak", eine grobe und grossblattrige Sorte,
angebaut.
Danach wurde dieser ersetzt durch den etwas weniger kraftigen, „Djembei", worauf 1869 „Kadoe" und von
1870 bis einschliesslich 1874 „Kadoe" und „Deli" folgte. In den folgenden Jahren pflanzte man „Kadoe" und „Djembei"
und nach 1881 nur noch Kadoe- und Delisorten.
Schon zwei Jahre nach der Gründung der Unternehmung starb Herr v a n G e n n e p , dessen Anteil von
den beiden andern Teilhabern übernommen wurde.
G e o r g e B i r n i e war der Mann, der tatsachlich die Unternehmung verwaltete, wahrend Dr. M a t t h i e s s e n
als stiller Teilhaber auftrat durch die Vermittlung der Firma A n e m a e t & C o . in Soerabaya, welche in dieser Ange-
legenheit mit der Firma A. van H o b o k e n & C o . in Rotterdam in Verbindung stand.
lm Jahre 1874 fand G e o r g e B i r n i e seinen Sozius M a t t h i e s e n ab und an dessen Stelle trat 1875
sein Neffe G e r h a r d , D a v i d B i r n i e , der schon von 1860 an auf der Unternehmung tatig war. lm Jahre 1875
kehrte G e o r g e B i r n i e nach Holland zurück und von dieser Zeit an bis 1890 hatte nun sein Kompagnon G e r h a r d ,
D a v i d B i r n i e die Oberleitung.
™ ^JT^r^^^»^
9ere

zwischen den alten bis auf den heutigen Tag noch stets der Fall i s l
- * " Unternehmerngewissennaftinnegenalten.was
^ ^ ^
Angezogen jedoch duren die ohen Taba spreiso (1ffl b 60 , w tóml^

l*I~r^
1870173 erzielt hatte, Hessen sich im letztgenannten Jahre mehrere neue unternenu
inmitt6n
- 9 ute Kultur u n d dadurch
so dauerte es nun nicht lange, dass man von dieser « c h t u n f l ^ J a h r e entschloss
Die Jahre 1879 bis einschliessiich 1882 brachten empfmdliche Verluste. lm letztgenanm
d,e U n L n T u n g Djember end„ch auch die Bl.tter ihrer Anpflanzungen,
s i c h * ^ ^ ^ ^ ^
nen in den Scheuern fand, einzunehmen, weil es sich je langer je mehr zeigte, dass Dntte diese
auch oft ein Teil der besseren Qualitaten der Lieferung entzogen wurden.
Glücklicherweise brachte das Jahr 1883, als es mit vie, Anstrengung gelungen w r d e m. Tabak be
pflanzten Sawahfelder systematischer zu drainieren, gute finantielle Resultate. D,es war eme der Ursachen,
im Jahre 1884 dazu schreiten konnte, den Boden zu mieten. ijnternehmers auf den Tabak
Diese Massregel war notwendig geworden, weil man an dem Rechte des U n t e m e h m e r a
zwe,fe.te,der von seinen Zuchtoflanzchen herstammend, auf die bisher übliche Weise von der Bevölkerung gepflanzt

W 0 r d 6 n
T o n sacnverstandiger Seite gab man zu erkennen, dass dieses Recht erst unantastbar sei, wenn der Unter-
nehmer auch sein Recht auf den Boden beweisen könne. Sanders
lm Jahre 1885 und 1886 traten die beiden jetzigen Hauptadministratoren D. B i r n i e

m
^ ^ " ^ e s e durch Kauf Eigentümer der Erbpachtlander Moemboe, (1595 Bau) und K a ,

W i n i n 9
A°uf d em erstgenannten Land fing man im Jahre 1890 mit der Kaffeekultur ar.wahrendImar.auf K a < « g
(16 B a

die nötigen Vorbereitungen für die Tabakkultur machte, welche auch kraftig auf den vom Staat empfangenen Erbpacht
landern Soekoredjo, Moektisari und Adjong gefördert wurde. n ^ h l i r h die Unternehmung
In diesem Behufe fing man damit an grosse Wasserwerke anzulegen. So war alimahlich d,e Unternehmu g
Djember grösser und kraftvoller geworden.
 Die Tabakkultur hatte sich auch über weit entlegene, wüste Felder ausgedehnt, indem sie überall Wohlfahrt
hervorrief.
Die unmitteibare Folge war Irrigation und Sawahanlage. Von Madura, Mittel- und West-Java strömten jahr-
lich Hunderte Pflanzer herbei, wodurch zahlreiche Niederlassungen entstanden, die sich wieder zu vielen neiien
Dörfern (Dessas) entwickelten.
Auch mit Rücksicht auf die Zukunft glaubten die Eigentümer es erwünscht, eine Aktiengeselschaft aus ihrer
Unternehmung zu machen und so entstand im Jahre 1893 die „Landwirtschaftliche Unternehmung Alt-Djember, Aktien-
Gesellschaft" in welche die ganze obenumschriebene Unternehmung Djember eingebracht wurde. Mit der Hauptad-
ministration wurden die Herren D. B i r n i e und M. S a n d e r s beauftragt, die schon geraume zeit vor der Verwand-
lung in eine Aktiengeselschaft, als Betriebsleiter aufgetreten waren.
Die Aktiengeselschaft hatte ihren Sitz in Deventer, wo Herr Dr. C. V e r m e e r als Direktor auftrat, mit
Unterstützung eines Aufsichtsrats unter Herrn G. B i r n i e als Prasident und mit Hernn G. D. B i r n i e als Vertreter
in Indien.
Alt-Djember fing ihren Betrieb an mit:
2 steinernen Fermentierscheuern, Grosses Modell,
1 steinernen doppelten Fermentierscheuer Grosses Modell,
1 steinernen Fermentierscheuer Kleines Modell,
30 Wohnhausern,
135 Trockenscheuern, mit totalem Bergraum (bei einer Fülling) für ungefahr 15 Millionen Baume
grünen (frischgeernteten) Tabak.
8000 Bau gemietete irrigierte Felder (Sawahs),
6000 „ „ trockne Felder (Tegal)
12700 „ Erbpachtlander,
45 „ Eigenthumsrecht.
95 „ Erbbaurecht.
Die neue Geselschaft förderte kraftig die Anlage und Ausbreitung der Irrigationsleitungen.
Dadurch war sie ja im Stande ihre für Tabakanpflanzung bestimmten Erbpachtlander schneller und besser
zu kultivieren.
Das Kapital, das in den jetzigen Wasserwerken festgelegt ist, betragt reichlich 500000 Gulden.
War es anfangs schwierig gewesen auf den Erbpachtlandern eine sesshafte Bevölkerung zu bekommen, so
strömten nun, da Wasser zu haben war und zahlreiche Wege eine bequeme Verbindung ermöglichten, eingeborne
Pflanzer aus dem Norden der Abteiiung Madura und aus Mittei-Java in Massen herbei.
So entstanden hier überall neue Dessas, deren Bewohner, die vor wemgen Jahren als b e , ^ K^s
ankamen, wohlhabende Land.eute geworden sind. Auch ausserhalb der Erbpachtlander ^
kerung ausserordentlich zu Gute. Empfangen doch reichlich zwei tausend Bau Sawahs ausserhalb der Erbpachtlander
gelegen, Wasser aus diesen Leitungen, ohne unsrer G e ^ ^ ^ P m ^ n , d i e der Isolie-
Die seit 1897 bestehende Eisenbahnverbmdung Probolmgo-Klakah ujemDer re ,
rung von Z Ende machte, hat viel dazu beigetragen die Bebauung
zu beschleunigen^^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ? " - ^ ^ M
^ ^

West-Java hferher. Leider befinden sich vie.e schlechten Elemente darunter und d.es , t emerder G ^ d a , d

Diebstahle von Produkten vom Felde und aus den Trockenscheuern und dam,t stets ^ ™ ^
gewissen Jahren beunruhigende Dimensionen angenommen haben. Die Regierung versuchte d u r c h ^ ^ ^ ^
Verordnungen diesen übelstanden abzuhelfen und hoffentiich wird sie damit fortfahren, sodass me R he und
nung auch in Zukunft eine Gewahr dafür sind, dass dieser schonen Abteiiung i h r e
R
W o h
" a
^ n o t t u t

Selbstverstandlich ist es hier nicht angemessen zu besprechen was der Djemberschen Tabakkultur not tut,
welche ihre Bedürfnisse sind und zu welchen gesetzlichen Vorschriften diese Veranlassung gaben.
Es ist nun ein halbes Jahrhundert her, dass die Unternehmung Djember gegrundet wurde.
Die letzten 15 Jahre tragt sie den Namen Alt-Djember und ist eine Aktiengesellschaft, die ihre Kultur
ausgebreitet hat, dass sie Ende 1908 verfügte über:
1 dreifache, steinerne Packscheuer, grosses Modell,
2 doppelte „ Packscheuern,
3 einfache „ »
80 steinerne Stapelscheuern,
60 Wohnhauser,
440 Trockenscheuern mit einer gesamten Lange von reichlich 80000 Fuss (Die Dachlanfle
dieser Trockenscheuern könnte also einen Weg überdecken, der ungefahr von Rotterdam t»s
Scheveningen reichen würde)
22600 Bau gemietete Sawah (Ein Bau = 7096 M ) 2

15000 „ „ trockne Felder (Tegal),

 16000 Bau Erbpachtlander,
150 „ Erbbaurecht,
60 „ Eigentumsrecht.
Auf vier der Erbpachtlander hat sich die Kaffeeanpflanzung bis auf reichlich 1800 Bau (fast 1300 H.A.)
ausgedehnt, wozwischen sich kleinere Anpflanzungen von Hevea, Pfeffer und Kakao befinden.
Ungefahr 250 Bau Erbpachtlander sind mit Bambu bepflanzt, der dazu dienen muss dem stets grösser
werdenden Bedarf an diesem Material abzuhelfen. Reichlich 1500 Bau Erbpachtlander müssen dann noch einen Teil
des benötigten Baumaterials, hauptsachlich Scheuerpfosten, liefern. Die jahrliche Tabakanpflanzung hat eine Ausdehnung
von 8000 bis 9000 Bau (ungefahr 6000 HA.) wahrend die Zahl der Pflanzer auf reichlich 35000 gestiegen ist.
Die Unternehmung ist unter einer Hauptadministration in fünf Tabak- und drei Kaffeeadministrationen ver-
teilt. Sie arbeitet mit 60 Europaern, denen reichlich 500 eingeborne Aufseher (Mandure) zur Seite stehen.
Für das europaische Personal besteht eine Pensionskasse, wahrend auch die eingebornen Beamten, die
wegen Krankheit oder Alter ehrenvoll entlassen werden, gewöhnlich Pension bekommen.
Es ist selbstverstandlich dass die grosse Ausdehnung dieser landwirtschaftlichen Unternehmung zahlreiche
Nebenbetriebe ins Leben gerufen hat.
Hiervon zeugen die vielen Ziegeleien, Kalkbrennereien und die in abgelegenen Gegenden entstandenen
Weiier (Kampongs), deren Bevölkerung reichlichen Verdienst findet durch die Bereitung von Welits (Dachbedeckungs-
material) oder durch die Abholzung und den Transport von Brennholz und Baumaterialiën.
Ausser der Anpflanzungs- und Erntezeit wird reichliche Arbeit gefunden beim Bau und Unterhalt der
Trockenscheuern.
Fast nirgends auf Java findet man solch einen grossen Viehstand, der nicht blos für die Feldarbeit, sondern
auch für die sehr zahlreichen und grossen Transporte nötig ist.
Der sehr sorgfaltige Trocknungs- und Fermentierungsprozess und nicht weniger die ausgedehnte und ge-
naue Sortierung gewahrt vom November bis einschliesslich Juni, alsojedes Jahr wahrend acht Monate, vielen tausenden
Frauen und Kindern einen guten Lohn für leichte Arbeit, eine Arbeit die für Schwachen und Gebrechlichen nicht zu
beschwerlich ist.
Indem wir die Kaffee-, Pfeffer-, Kakao- und ahnlichen Kuituren nicht besprechen wollen, folgt untenstehend
eine sehr gedrangte Übersicht über den Verlauf der Arbeiten, die lediglich für die Tabakkultur bei dieser Unterneh-
mung stattfinden.
A. Zuchtbeete.
Der Boden für diese Beete, der wahrend drei Jahre mit Gewachsen bepflanzt gewesen ist, die zum grünen
Dung dienen messen, wird einige Mona.e bever man mi, der Aessaa, anrang,, sorg.al.ig e r e i n i , , gephüg, und g g

d r a i n i e r t
' 6e e„
9 Mi,,e Juni « n * man an, hierau, die Bee.e in einer Lange von 24 und einer Brei.e von 4 Foss

a n z u l e 9 e n
, ' - .. „.,» Krimfahiokei, oeprüfte Tabaksamen wird hierauf sehr diinn ausgesat, gegen
A

Der sorgfaiog ^re.mg.e und bewegiiche Sehu,zdaohe, die orden.liches L0,,en

Ameisen und Ungez,eter aut mehrere Weisen gesen , Sonnenschein schützen.
ond Sonnen eriaoben, die n e n PMnzohen ge n ^ o s^ ^ ^ " o ^ . d ^ u n g mi, emer A r , Mu» (ne.eidoek).

werden mit den b.sher bekannter, Mitteln J u n j b j s £ n d e J u l i j s t a t t . D i e Pflanzchen sind in

Die Aussaat findet nach emem festen Plan, vom «ma. y
fünf bis sechs Wochen zur Auspflanzung geeignet ^ S a c h k e n n t n j s u n d

Das Anlegen und Pflegen dieser Beete 9 ^ h , e h t s t

Mangel an ausgezeichnetem Pflanzmaterial
Hingabe, die aber auch bewirkt haben, dass Alt-Djember noen mem
gehabt hat, trotz oft sehr ungünstiger Witterung. z a h l r e i c h e Felder verteilt sind, welche über die
Die totale Zahl dieser Samenbeete betragt 60000, die uber
ganze Unternehmung zerstreut liegen.
B. Pflanzvertrage. eigentlichen Feldarbeiten anfangt, werden die
Wahrend der Zeit der Samenbeete und bevor man m t g j t

Pflanzer auf den verschiedenen der diversen Tabaks-

die man von ihnen verlangen wird und über die Lohne, die sie spaier

blatter empfangen werden. e s s p r a c h e abgefasst, auf allen Etablissements deponiert, wahrend

L a n d

Diese Pflanzvertrage werden in der Landesspraone a u y

auch die europaischen und eingebornen Beamten Abschrift bekommen.
Schon wahrend vieler Jahre sind sie fast gleichlautend.
C. Der Anbau. . b e r ausschliesslich auf eignen Erbpachts- oder auf von der Bevöl-
A l t D i e m

Wie ~ "
a h n
h 0
7 * ^ geschlossenen Komplexen, die so gruppiert sind, dass
kerung gemieteten Feldern. Die Felder liegen in v e r b e m e «
ordentliche Kontrolle auf Wechselwirtschaft möglich ist. Die tiefere Drainierung und die Anlage der grosseren Wege
geschieht im Tagelohn.
Bevor man mit dem Pflanzen anfangen darf, kontrolliert der Assistent ob der Boden ordentlich gepflügt worden ist.
Die jungen Pflanzchen werden von den Pflanzern aus den Samenbeeten gezogen und in Körbchen oder
Pisangblattern nach den Feldern gebracht.
Man pflanzt in Reihen in Entfernungen von 1 ' / 2 Fuss. — Die Entfernung der Reihen untereinander
betragt 3 Fuss.
Das junge Pflanzchen wird, wenn nötig, nach dem Umpflanzen noch einige Male angegossen und einiger-
massen durch ein Stück Rottanblatt oder etwas Padistroh beschattet bis die Wurzeln ordentlich anschlagen.
Düngung mit Kunstdung wird nach der in Deli üblichen Methode in den letzten Jahren in den alteren
Teilen der Unternehmung angewandt. Sind die Pflanzen ungefahr 1 h Fuss hoch, dann wird das ganze Feld mit der
l

landes-üblichen Hacke bearbeitet, wobei das Unkraut soviel wie möglich begraben wird.
Wenn die Pflanzen 2 Fuss hoch sind, wird die Erde urn den Stengel erhöht. Hierdurch entstehen zwischen
den Reihen schmale Rinnen, die eine bessere Entwasserung nach den Mittel- und Hauptrinnen gestatten.
Sobald die Blumenknospe sich zeigt, wird diese herausgenommen; spater wird, wenn die Umstande das
erfordern, der Gipfelstiel nochmals mehr oder weniger eingekürzt.
Weiter beschrankt sich die Arbeit auf das Absuchen der Raupen, das Entfernen der wilden Triebe und das
Reinhalten des Bodens.
D. Samenwahl und Zuchtwahl.
Aus der ganzen Anpflanzung, die jahrlich reichlich hundert Millionen Baume betragt, werden gruppenweise
und auch vereinzelt 60000 bis 80000 der schönsten Baume gewahlt urn als Samenproduzenten zu dienen.
Diese stehen unter fortwahrender scharfer Kontrolle, wodurch Baume, die unerwünschte Eigenschaften
zeigen, zeitig entfernt werden. Von den schönsten Exemplaren wird die Blumenkrone durch Muil isoliert und die
von diesen Baumen geernteten Samen werden getrennt gehalten urn zur weiteren Auswahl zu dienen.
Kreuzungsproben finden bisweilen in grossem Massstabe statt geben aber nur selten befriedigende Resultate.
Alle Samen werden gut getrocknet und geschwungen, in leichte und schwere Körner sortiert und in gut
schliessenden Büchsen aufgehoben, die mit ausführlichen Etiketten versehen sind. Die Luft in diesen Büchsen wird
durch ungelöschten Kalk trocken gehalten.
Die verschiedenen Administrationen bekommen ihre Samen in Flaschen, nachdem Keimversuche die Taug-
lichkeit erwiesen haben.
 E. Die Ernte.
S o b a l d m a n glaubt, d a s s die Biatter reif s i n d , fangt man mit der E r n t e an.
M a n erntet erst das Fussblatt, d a n n das Mittelblatt und endlich die Gipfelblatter.

D i e beiden ersten A r t e n und der beste Teil der Gipfelblatter w e r d e n an flacne d u n n e B a m b u r o h r c n e n von

ungefahr 2 0 R h e i n l . Z o l l L a n g e gereiht. (Soetjens). J e d e s Soetjen enthalt eine bestimmte Z a h l Biatter und w . r d dann

„Baum" b e s t j m m t e r ^ d i e f ü r j e d e T a b a k s s o r t e v e r s c h i e d e n ist, werden

a.s Blatttabak geerntet. W a s diesen B e d i n g u n g e n nioht e n t s p r i c h t w i r d als H a n g e k r o s s o k , erster und zweiter Sorte,

9 e e r n t e t
' S o v i e l w i e m ö g l i c h w i r d aller geerntete T a b a k in die T r o c k e n s c h e u e r n geschafft und urn das z u e r m ö g l i c h e n
hat A l t - D j e m b e r im L a u f e der J a h r e f ü r m e h r e r e H u n d e r t t a u s e n d G u l d e n neue T r o c k e " * ^ h

B e v o r m a n mit der E r n t e anfangt, w e r d e n auf allen T r o c k e n s c h e u e r g r u n d s t u c k e n z a h l r e , c h e oft z u s a m m e n -

h a n g e n d e E m p f a n g p o n d o k s errichtet. Pnnrinks
D i e P f l a n z e r schaffen die an S o e t j e n s gesteckten Tabaksblatter auf T r a g e n ( O n g k e s ) m diese P o n d o k s .

S i e binden die S ö e t j e n s derartig an B a m b u r o h r e ( D o l c h e ) dass z e h n S o e t j e n s an j e d e m ™ ^ n

* ™ D

D e r g r o s s e V e r b r a u c h u n d der stets s c h w i e r i g e r w e r d e n d e E r s a t z d.eser D o l c h e , derer

Jahr durchschnittlich mehr als eine Mi.lion brauchte, waren U r s a c h e , dass vor . m g e n J a h r e n die sogenannten

Stah.drahtdo.he = f ™ - e w , h r t u n d m a c h e n e s j n Z u k u n f t m ö g l i c h mit 2 , des f r ü h e r benötigten Verrats

zu reichen.
: „ rtoc A M C ;I,™ n i e m b e r . w o b e i lange D ü r r e oft z i e m l i c h plötzlich mit

Perioden von schweren Niederschlagen wechselt ist Ursache, dass, o b g l e i c h der T a b a c v o m A

^
S e p t e m b e r gepflanzt w i r d , dieser vie, g l e i c h m a s s i g e r reift, als man nach dem U n t e r s c h . e d ,n P f l a n z e,t v e r m u t e n wu rde.
Fangt man doch in vielen Jahren Mitte N o v e m b e r mit der E r n t e an so ,st d,ese M i t t e D e z e m b e r s c h o
abgelaufen. Dass dann sowohi das e u r o p a i s c h e wie das e i n g e b o r n e Personal vom frühen Morgeri b i s z u m spaten
Abend alle Krafte anstrengen m u s s , urn s i c h bei ihren m a n n i g f a c h e n B e s c h a f t i g u n g e n d u r c h z u s c h l a g e n , ,st selbst

verstandlich. .
E i n günstigeres K l i m a e r m ö g l i c h t es in D e l i über viel langere Zeit g l e i c h m a s s i g e r z u ernten.

H i e r steht A l t - D j e m b e r nicht blos vor e i n e , s c h w i e r i g e n h a u a f de

technische Pr
\ ° ; ;^ f . , Tb, m n d r n

E r n t e z e i t a u c h n o c h gegen z a h l r e i c h e s c h l e c h t e E l e m e n t e k a m p t e n , die gerade dann d u r c h Felddiebstahl, A u f k a u f des

Produkts und die damit verbundene Brandstiftung (wodurch es an Bergeraum mangelt) sich zu bereichern suchen.
In den Trockenscheuern werden die Dolche mit Tabak in bestimmten Abstanden aufgehangt, wobei die
verschiedenen Sorten soviel wie möglich zusammengebracht werden.
Das gleichmassige Trocknen, wobei bunte Farben, aber auch Moderflecken verhütet werden sollen, erfordert
viel Sachkenntnis und Sorge.
Bei nasser Witterung muss die kalte, feuchte Atmosphare in den Trockenscheuern, die besonders des
Nachts sehr schadlich werden kann, durch zahlreiche kleine Feuer, die wahrend des Abends brennen, erwarmt und
getrocknet werden.
Tags über müssen, wo die Umstande solches erfordern, die Scheuerklappen geöffnet und geschlossen
werden.
Sobald die Tabaksblatter trocken sind, werden die Soetjens von den Dolchen genommen und in den dazu
speziell gebauten steinernen Hauschen (Bergeschuppen) auf lange, schmale Stapel (soetjensstapel) gelegt, worin die
erste Fermentierung stattfindet.
F. Das Bündeln.
Selbstverstandlich enthalten die Soetjensstapel gleichartigen Tabak, der gleichzeitig von zusammenhangenden
Feldern geerntet wurde.
Das Bündeln geschieht in den Trockenscheuern ausschliesslich durch Frauen.
Nach einem bestimmten Sortierplan, der für jede Tabaksorte verschieden ist, werden die Tabaksblatter von
den Soetjensstapeln nach Qualitat, Farbe und Lange zu Bündeln zusammengebunden.
Alt-Djember ist wegen seiner guten Sortierung, auch in den Bündeln, bekannt und dies erklart sich aus
dem Umstand, dass hier gleichartiger Tabak, der auf gleichartigen Feldern wuchs und geerntet wurde, unter analogen
Umstanden zusammenbleibt.
Der gebündelte Tabak, geteilt in Blatttabak und Hangekrossok, wird so baid wie möglich in die zentralen
Fermentierscheuern geschaft.
Erstere Sorte wird ausserdem noch in Fuss- Mittel- und Gipfelblatt, letztere in Vollblatt und Stückblatt geteilt.
G. Das Fermentieren und Einpacken.
Der Verlauf der Arbeiten ist hier ziemlich derselbe wie in Deli und den Vorstenlanden (Fürstenlandern),
sodass eine Beschreibung überflüssig ist.
Auch hier wieder kann man nur durch viel Facjikenntnis und Sorge den vielen vom Markt gestellten Anfor-
derungen gerecht werden.
 Die Arbeit in den Fermentierscheuern fangt gewöhnlich Anfang Dezember an und schreitet unabgebrochen
fort bis Ende Juni, bisweilen sogar bis Anfang August.
Die aus Delisamen gezogenen Tabake werden eingepackt unter den Hauptmarken
GB/M DB und GDB,
die Kadoetabake unter den Hauptmarken .
MS/Besoeki M/Besoeki und S/Besoek,.
die Kanari- und Floridatabake unter den Hauptmarken,
KF/A KF/B und KF/C
Die Packe werden mit Handpressen oder mit hydraulischen Masohinenpressen angefertigt
Wenn Alt-Djember mit jetziger voller Kapaz.tat arbeitet, können taghch 1200 Packe (jeder Pack a 100 K G )
abge„efert werden. Mit soicher Kapazitat könnte man also eine ganze Jahresernte aus der ersten zehnjahngen

Djember liegenden Eisenbahnhalteste.len geschafft, von wo die Staatseisenbahn s,e ,n d,e Lagerhauser der Akt,en-
geselscbaft Panaroekan^ «iefert. ^ ^ ^ ^ ^

geselschaften „Nederland", „Rotterdamsche L.oyd" und „Ooeaan" gebracht die es nach Rotterdam befondern und der

Firma A. v a n H o b o k e n & C o . abliefern^ H n S ö h n e mit der die Unternehmung nun

h n k e n &

Diese Firma, eine Fortsetzung der Firma A. van H o b o k e n & S o h n e nrn oe a n P r r a u m e n

schon ein halbes Jahrhundert im besten Einvernehmen arbeitet, wiegt die Packe, lagert s,e m ,hren Lagerraumen
ein und regelt alle Geschafte, die in Holland für das auf den Markt bringen erforderl.cn sind.
Landbouw Maatschappij Oud-Djember
(Landwirtschaftlïche Unternehmung rllt-Djember. ft.-G.)
Dr. C. V E R M E E R ,
Direktor.

D e v e n t e r , im September 1909.
 C o u p d'ceil s u r la F o n d a t i o n , Ie D é v e l o p p e m e n t et
l ' E x p l o i t a t i o n de l ' E n t r e p r i s e A g r i c o l e
„VIEUX DJEMBER"
a I'Occasion de son
cinquantenaire

En 1858 M George Birnie remplissoit les lonotions de controleur de rAdministration Intérieur* 4

Djember lp ov „ce („résidenoa" de Besoeki], cbet-lieu de la division de controle du méme nom.
ujemuer j p . u v . i u c „
K , , , t e n m a i u r e partie couverte de forets, qui
e
alors trés peu peuplée, surtout dans ses parties sud et sud-est, et en m a j e H

s'étendaient jusqu'a peu de distance de Djember, endroit de fort peu d ,mportance alors.
C e la les indigènes cultivalent, Ie plus souvent pour leur usage personnel, une espèce de tabac a tige nua
Ce produit ve alt fort bien et avait de bonnes qualités, surtout quant au goüt et a la facon de brütor Deux années
i^e proauii v e n a u IUI , , , , . Aa
Q H i u i s i o n la nlantation de tabac de Soekowono.
auparavant, on avait fondé dans la partie nord, la plus peuplee de la division, la pianta
M. B i r n i e , déplacé peu de temps après, avait donc u connattre par lu,-meme la culture du tabac dans
P

la division de Djember, ce qui Famena en 1859 a quitter Ie serv;ce de l'Etat et a fonder, de concert avec Ie docteur
en droit C. S a n d e n b e r g - M att h i e s e n et M. A. D. v a n G e n n e p , une plantation de tabac dans Ie vcsinage
de son ancienne résidence. , , .
Avec l'entreprise de Soekowono et les autres plantations de tabac créées vers cette époque dans la r o - P

vince de Besoeki (toutes situées dans la partie nord mieux peuplée), il conclut des traités de délim.tabon pa
convention verbale, de sorte que pour son entreprise de Djember il dut recourir en majeure part,e a des cerram
incultes ou tres imparfaitement défrichés. Dans les limites assignées a 1'exploitat.on de Djember. ,1 n y _avart des
villages (dessas) un peu peuplés que Ie long du versant de ,a montagne Yang. C'est donc sur une ech l e j è s
modeste que la culture du tabac y fut inauguree en 1859. Uon débuta par 1'insta.lation de pépinieres, ou la pop abon
pouvait se fournir de plants pour ses cultures. Ceux qui en faisaient usage sengageaient a repiquer et a so.gner
les jeunes plantes d après les indications de Tentrepreneur, et a ne livrer Ie produit obtenu que dans ses séchcrs
a lui, moyennant une rétribution convenue d'avance pour les différentes qualités.
Ce mode d'exploitation et les payements obtenus ainsi se trouvèrent fort au goüt de la population, de sorte
que Ie désir de planter devint bientöt général et que la culture s'étendait d'année en année.
Comme toutes les entreprises qui débutent, Djember traversa d'abord des années difficiles. Les trois récoltes
1859, 1860 et 1861 se soldèrent par un déficit, qui fut toutefois amplement compensé par la récolte de 1862.
Le produit, qui ne contenait alors que du tabac séché dans les hangars de l'exploitation elle-même, fut mis
en vente sous la marqué M. G. B. (d'après les initiales des trois propriétaires), jusqu'a l'année 1868. Dans les années
subséquentes on adopta comme marqué principale G. B. M.
Dans les neuf premières années, on ne cultiva que l'espèce dite „kooltabak", une espèce grossière a larges '
feuilles. Cel!e-ci fut ensuite remplacée par l'espèce un peu moins robuste appelée d j e m b e i , celle-ci en 1869 par le
k a d o e , en 1870 jusqu'a 1874 incl. par le k a d o e et le d e l i , ensuite par le k a d o e et le d j e m b e i , pour être, en
1881, définitivement remplacée par les espèces dites k a d o e et d e l i .
Deux années après la création de l'entreprise, M. v a n G e n n e p mourut; sa part fut distribuée entre les
deux autres associés, G e o r g e B i r n i e étant celui qui dirigeait réellement l'entreprise, tandis que M. M a t t h i e s e n
la commanditait, par l'intermédiaire de la maison Anemaet et C . a Soerabaja, laquelle a son tour était en relations
i e

a ce sujet avec M M . A. van Hoboken et Fils a Rotterdam.

En 1874, G e o r g e B i r n i e achetait la part de son associé M a t t h i e s e n , remplacé en 1875 par son
cousin G é r a r d D a v i d B i r n i e , depuis 1860 en fonction dans l'exploitation. En 1875, G e o r g e B i r n i e partit pour
la Hollande, et depuis ce temps jusqu'en 1890 son associé G. D. B i r n i e fut chargé de la direction centrale.
A mesure que les bonnes terres sèches dans le voisinage des d e s s a s ne donnèrent plus le même résultat,
par suite de la culture trop intensive, on se mit aussi a planter du tabac sur des s a w a h s (terres irriguées).
Les conventions verbales de délimitation étaient toujours strictement observées par tous les entrepreneurs,
ce qui est encore de règle aujourd'hui parmi tous les entrepreneurs de vieille date. Cependant, alléchés par les prix
élevés du tabac (de 240 a 320 centimes la livre), réalisés dans les années 1870 a 1873 incl., plusieurs entrepreneurs
nouveaux, originaires surtout de Loemadjang, s'établirent pendant cette dernière année au milieu des anciennes
exploitations.
Jusqu'ici on avait réussi a bien ménager les cultures, de facon a garantir la bonne qualité du produit; a
présent, on ne tarda pas a dévier de cette ligne de conduite. Les années 1879 a 1882 incl. furent désastreuses.
Dans cette dernière année l'entreprise Djember se décida a retirer des livraisons toutes les feuilles de qualité trop
inférieure pour être portées aux séchoirs, paree qu'elles étaient de plus en plus achetées par des tiers qui par ce
moyen mettaient parfois aussi la main sur une partie des qualités meilleures.
 H e u r e u s e m e n t l'année 1 8 8 3 , oü Ion avait enfin réussi a drainer plus s y s t é m a t i q u e m e n t les s a w a h s plantés
de tabac, vit d e s résultats f i n a n c i e r s plus favorables, c e qui facilita en 1884 la prise a bail des terres. ^
Cette mesure était devenue nécessaire par suite de doutes q u ' o n élevait s u r les droits de I e n t r e p r e n e u r
sur le t a b a c qui, pris d a n s s e s pépinières, avait été j u s q u ' i c i , selon l'ancien usage, cultivé par les i n d i g e n e s

L'avis de p e r s o n n e s c o m p é t e n t e s fut q u e c e s droits n'étaient bien établis que dans le c a s ou I e n t r e p r e n e u r

pouvait également faire valoir des droits s u r le terrain S a n d e r s , entrèrent

E n 1 8 8 5 et 1886, les deux a d m i n i s t r a t e u r s en chef actuels, M M . D. B i r n i e e i i i. o
au s e r v i c e de l'exploitation. . | nsqs Q m h 0

En 1889 l'entreprise devint propriétaire par acquisition des c o n c e s s i o n s emphytéotiques M o e m b o e l l'J.

b a h o ê ' ) et K a l i w i n i n g ( 1 6 1 0 bahoe). S u r la p r e m i è r e de c e s t e r r e s on entreprit la c u l t u r e du café, tand.s q t , a K a l i w i -
ning on prépara le terrain pour la c u l t u r e du tabac, qui était aussi poussée avec vigueur sur les terres
redjo, de M o e k t i s a r i et d ' A d j o n g , que le g o u v e r n e m e n t avait concédées en emphytéose.
A eet effet, on p r o c é d a a la c o n s t r u c t i o n de vastes travaux d'irrigation. ..^„„tinn
A i n s i l'entreprise de D j e m b e r s e t a i t a g r a n d i e et fortifiée. L a c u l t u r e du tabac, suivie de pres p a r ^
et la création de sawahs, setait étendue m ê m e s u r des t e r r e s éloignées, j u s q u e - l a déserte;, et
partout apporté la prospérité. D e l'ile de M a d o e r a , du c e n t r e et de l'ouest de J a v a , des c e n t a m e s de planteurs affluaient,

J° '
faisant naïtre de n o m b r e u x établissements qui f o r m è r e n t de nouvelles d e s s a s (villages.) trans
C e p e n d a n t les propriétaires, afin d ' a s s u r e r l'avenir de l'exploitation, j u g è r e n t le m o m e n t venu de l a

mer en société anonyme, et c'est ainsi q u e naquit en 1 8 9 3 la Société a g r i c o l e a n o n y m e V i e u x Djem er ans

laquelle fut englobée l'entreprise Djember décrite c i - d e s s u s et dont furent n o m m é s a d m m i s t r a t e u r s - e n - c h e t m i . .
Birnie et M . S a n d e r s , qui avaient c o m m e tels dirigé d e p u i s l o n g t e m p s l'ancienne entreprise.
La société établit s o n siège social a D e v e n t e r , oü M . C . V e r m e e r fut n o m m é directeur, assiste j>ar un
C o n s e i l d ' A d m i n i s t r a t i o n s o u s la présidence de M . G . B i r n i e et représenté aux Indes par M . G . D. irnie.
V i e u x D j e m b e r c o m m e n c a s e s opérations avec:
2 h a n g a r s de f e r m e n t a t i o n en pierre g r a n d modèle.
1 d o u b l é h a n g a r de fermentation en pierre, g r a n d modèle
1 „ >, » » P *'t
e

3 0 m a i s o n s d'habitation.
1 3 5 séchoirs pouvant c o n t e n i r étant r e m p l i s une fois, environ 15 millions depieds de tabac vert.
1) U n bahoe = 7096 M .J
 8000 bahoe de s a w a h s (champs humides) pris a bail
6000 „ „ t e g a l s (champs secs) „ „ „
12.700 „ „ terres prises a emphytéose
45 „ avec droit de propriété,
95 „ „ „ „ superficie.
La nouvelle société poussa activement la construction et l'agrandissement des canaux d'irrigation, ce qui
la mit en mesure de mieux mettre en culture ses terres prises a emphytéose destinées a la plantation du tabac.
Le capital engagé dans ces travaux se monte a plus de cinq cent mille florins.
S'il avait été difficile, au début, d'établir sur ces terres. une population fixée a demeure, a présent au con-
traire, que l'eau était abondante et que des routes nombreuses rendaient la communication facile, des planteurs
indigènes affluaient du nord de la division, de l'Tle de Madoera et du centre de Java. De cette facon on vit de
toutes parts se former de nouvelles d e s s a s , dont les habitants, il y a peu d'années de simples coolies, sont devenus
des cuitivateurs prospères. Sur les autres terres aussi, ces travaux hydrauliques ont fait merveille, puisque deux mille
bahoe de s a w a h s , situés en dehors des concessions emphytéotiques, recoivent leur eau de ces amenées, sans
redevance d'aucune sorte.
La ligne de chemin de fer Probolingo-Klatah-Djember-Panaroekan, achevée en 1897, en mettant fin a l'iso-
iement de Djember, a beaucoup contribué a accélérer le défrichement des terrains encore incultes situés dans
la division.
Attirés de plus en plus par la prospérité générale, des milliers d'indigènes du centre et de l'ouest de Java
s'y établirent. Malheureusement il se trouve parmi eux de bien mauvais élements, ce qui explique la fréquence
parfois alarmante du vol des produits dans les plantations et dans les séchoirs, et les incendies qui en sont l'accom-
pagnement obligé.
Le gouvernement cherche a mettre un frein a ces méfaits par des lois et des règlements meilleurs, et il
faut espérer qu'il persévérera dans cette voie, de manière a maintenir, par le repos et l'ordre, la prospérité de cette
belle province.
Evidemment ce n'est pas ici le lieu de discuter les nécessités et besoins de la culture du tabac a Djember,
ni les dispositions légales auxquelles ils ont donné lieu. Nous nous bornerons donc a ces quelques observations,
II y a aujourd'hui un demi-siècle que l'entreprise de Djember fut créée. Depuis les quinze dernières
années de son existence elle porte le nom de Vieux Djember, et a tellement.étendu ses cultures que cette société
disposait a la fin de 1908 de:
 1 triple hangar de fermentation en pierre grand modèle,
2 doublés hangars de
3 simples „ „ „ „ >,
80 petits „ d'empilage,
60 maisons d'habitation,
1 décortiquerie de café,
440 séchoirs ayant une longueur totale de plus de 80.000 pieds. (Les toits de ces séchoirs mis bout a bout
pourraient donc couvrir une route qui relierait Rotterdam a Scheveningue).
22.600 bahoe de s a w a h s pris a bail
15.000 „ „ tegals „ „ „
16.000 „ „ terres tenues a emphytéose
150 „ „ avec droit de superficie
60 „ ,. .. » propriété.
Sur quatre des terres prises a bail emphytéotique, la culture du café a été étendue jusqu'a couvrir plus
de 1800 bahoe (prés de 1300 hectares), au milieu desquels se trouvent des plantations plus petites de hévée, de
poivre et de cacao. Environ 250 bahoe de ces terres sont plantés de bambou destiné a suppléer au manque de plus
en plus senti de ce matériel. D'autres 1500 bahoe de ces terres doivent fournir une partie du matériel de construc-
tion, surtout des poteaux pour les séchoirs.
Les plantations annuelles de tabac ont une superficie de 8000 a 9000 bahoe (environ 6000 hectares), tandis
que le nombre des planteurs dépasse déja 35.000.
L'entreprise se divise, sous la direction de l'administration centrale, en cinq administrations de tabac et trois
de café. Elle a sous ses ordres une soixantaine d'Européens assistés d'environ 500 surveillants indigènes (mandours)
Pour le personnel européen il y a une caisse de retraite, tandis que le personnel indigène congédié pour cause de
maladie ou de vieillesse, jouit aussi le plus souvent d'une pension de retraite.
Le développement si considérable de cette entreprise agricole a forcément donné naissance a plusieurs
métiers accessoires, témoin les nombreuses briqueteries et tuileries, les fours a chaux, et les hameaux dispersés
( k a m p o n g s ) dont la population trouve facilement a s'occuper par la fabrication des we I i t s (matériel pour couvrir
les toits) ou par la coupe et le transport du bois a brüler et du matériel de construction.
Outre Ie repiquage et la récolte, la construction et l'entretien des séchoirs fournissent du travail en abon-
dance Presque nulle part dans l'ïle de Java on ne trouve une si grande richesse en bétail, qu'on utilise non seule-
ment pour les travaux des champs, mais aussi pour les longs et multiples transports.
Les opérations si délicates du séchage et de la fermentation, non moins.que le travail considérable et
minutieux du triage, occupent de novembre jusqu' en juin, c. a d. pendant huit mois de l'année, plusieurs milliers de
femmes et d'enfants, qui gagnent ainsi un bon salaire pour un travail léger, auquel des infirmes peuvent même quel-
quefois prendre part sans inconvénient.
Laissant de cóté les cultures de café, de poivre, de cacao, etc. de Vieux Djember, nous allons donner un
rapide apergu de la série des opérations en usage dans cette exploitation uniquement en vue de la culture du tabac.
A. P é p i n i è r e s .
Le terrain, qui a été pendant trois ans planté de végétaux capables de fournir un fumier vert, estsoigneu-
sement nettoyé, labouré et drainé, queiques mois avant le commencement des semailles.
Puis, vers la mi-juin, on commence a faire les planches, de 24 pieds de long et de 4 pieds de large. Les
graines de tabac soigneusement nettoyées et dont le pouvoir germinatif a été vérifié, sont semées trés clair, proté-
gées de différentes facons contre les fourmis et la vermine, tandis que des toitures mobiles qui donnent un passage
suffisant a l'air et au soleil, abritent les jeunes plants contre les pluies trop violentes ou le soleil trop ardent.
Dans ces dernières années, les toits ont été souvent remplacés par des voiles de coton a tissu trés clair
On a remarqué que sous leur couvert les jeunes plants poussent plus vite et plus vigoureusement et que, bien
disposés, ils permeitent mieux de combattre la chenille des feuilles.
Les semis qui viennent trop dru doivent être éclaircis de bonne heure. Les chenilles de terre et la maladie
des feuilles sont combattues avec les moyens connus jusqu'ici.
Les semailles ont lieu suivant un système déterminé, depuis le commencement de juin jusqu'a la fin de
j u il let. Au bout de cinq ou six semaines, les plants sont en état detre repiqués dans les champs de culture. L'amé-
nagement et l'entretien de ces semis se font toujours a la journée et dertiandent beaucoup de connaissances
pratiques et d'application; ces qualités n'ayant jamais manqué a Vieux Djember, l'entreprise a toujours en abondance
de beaux plants, malgré le climat souvent trés défavorable. La quantité totale de ces planches est de 60 000 épar-
pillées sur de nombreux terrains dans toutes les parties de la propriété.
B. C o n v e n t i o n s a v e c les planteurs.
Pendant l'époque des semailles et avant les cultures proprement dites, les planteurs des différents établisse-
ments sont convoqués, afin detre mis au courant des travaux qu'on leur demande et des rétributions qui seront
accordées pour la livraison des diverses qualités de feuilles.
Cette convention, rédigée dans la langue du pays, est déposée dans tous les établissements, et une copie
en est délivrée aux fonctionnaires européens et indigènes. Depuis bien des années leur teneur est a peu prés
invariable.
C. P l a n t a t i o n s .
Comme nous l'avons déja fait remarquer, Vieux Djember ne plante que sur ses propres terres tenues a
emphytéose ou sur des terres prises a bail des indigènes. Les plantations sont groupées par divisions de manière a
rendre possible le controle sur l'alternance des cultures. Lè drainage plus approfondi et la construction des routes
se font a la journée.
Avant de laisser commencer le repiquage, l'employé se convainf que le sol a été düment labouré. Les
jeunes plants sont arrachés des semis par les planteurs et transportés aux champs de culture en paniers ou en
feuilles de bananier.
On plante en lignes, avec intervalles de un pied et demi. La distance entre les lignes est de trois pieds.
Après le repiquage, s'il est besoin, la jeune plante est arrosée plusieurs fois et un peu abritée avec un
morceau de feuille de rotin ou avec de la paille de riz, jusqu'a ce que les racines aient bien pris. Pendant ces der-
nières années, le fumage avec des engrais chimiques, selon le mode usité a Deli, a été appliqué dans les anciennes
parties de l'entreprise.
Lorsque les plantes ont atteint un pied et demi de hauteur, tout le terrain est labouré avec la houe indigène
(patjol), de manière a enfouir autant que possible les mauvaises herbes.
On procédé au buttage, quand les plantes ont deux pieds de haut. II en résulte entre les lignes de petites
rigoles, qui assurent un meilleur écoulement vers les rigoles principales.
Dés que le bouton floral apparait, le planteur l'enlève, et en cas de besoin les plantes sont écimées une
seconde fois plus ou moins profondément.
Pour le reste, les travaux se bornent a I'échenillage, l'enlèvement des branches gourmandes et le nettoyage
du terrain.
D. T r i a g e d e s g r a i n e s et s é l e c t i o n .
Dans tout le nouveau plant, qui se compose annuellement de plus de cent millions de pieds, on choisit
par groupes ou isolément 60.000 a 80.000 des plus beaux individus pour servir de reproducteurs. On les soumet
a un vigilant controle, de sorte que les plantes qui ne possèdent pas les qualités requises sont éliminées de bonne
heure. On isole la corolle des plus beaux spécimens en l'entourant de mousseline, et la semence obtenue de ces
plantes est réservée a une sélection ultérieure.
Des essais de croisement ont lieu sur une grande échelle. lis demandent une surveillance et une attention
ét
soutenues, toutefois ils ne donnent que rarement des résultats satisfaisants.
Toutes les graines sont bien séchées et vannées, triées en graines légères et lourdes et conservées dans
des boTtes en fer blanc fermant bien, et munies d'indications détaillées. L'air dans ces bottes est tenu bien sec au
moyen de chaux vive. La distribution des semences aux différentes administrations se fait en bouteilles, après que
des expériences en ont démontré le pouvoir germinatif.
E. R é c o l t e s .
Dès qu'on estime que les feuilles sont arrivées a maturité, la cueillette est commencée. On cueille d'abord
les feuilles inférieures, ensuite les feuilles médianes, enfin les feuilles supérieures. Les deux premières catégories et
la majeure partie des feuilles supérieures sont enfilées sur des tiges de bambou aplaties et minces d'environ 50
centimètres de long (soutiens). Chaque s o u t i e n porte une certaine quantité de feuilles et s'appelle alors a r b r e .
Les feuilles intactes de longueur déterminée (mesure qui varie d'après les espèces) sont recues comme
tabac en feuilles. Ce qui ne satisfait pas a ces conditions est recu comme „hang krossok" première et deuxième
qualité.
On récolte autant que possible dans les séchoirs mêmes et a eet effet, Vieux Djember a fait construire
dans le courant de ces dernières années pour plusieurs centaines de mille florins de nouveaux séchoirs.
Avant le commencement de la cueillette, on élève sur tous les terrains oü il y a des séchoirs de nombreux
hangars provisoires ( p o n d o k s ) souvent accolés l'un a l'autre. Les planteurs y déposent les feuilles d'e tabac enfilées
sur soutiens. La charge entière repose sur des chassis ( o n g k e s ) . Les soutiens sont liés a des tiges de bambou
(dolken), de manière que chaque tige porte dix soutiens. La grande consommation et l'approvisionnement de plus
en plus difficile de ces bambous, dont Vieux Djember utilisait par an plus d'un million, ont été cause, il y a quelques
années, de l'introduction de tiges en fil d'acier. Celles-ci ont donné un résultat satisfaisant et permettent de n'employer
que les deux cinquièmes de la quantité autrefois nécessaire.
Le climat extrêmement variable dans la division de Djember, oü une longue sécheresse est souvent suivie
brusquement de pluies violentes et continuelles, est cause que le produit, bien que planté depuis le premier aout
jusqu'a fin septembre, mürit d'une facon bien plus uniforme que la différence dans l'époque de plantation ne le ferait
supposer. Souvent la récolte commencée au milieu de novembre est déja terminée vers le milieu de décembre.
II est inutile d'ajouter que, dans cette période, le personnel tant européen qu'indigène doit s'évertuer depuis
Ie grand matin jusqu'a bien tard dans la soirée, pour suffire aux multiples opérations que les circonstances exigent.
Le climat plus favorable de Deli permet la répartition des récoltes sur une plus longue période. Vieux Djember se
trouve ici placé devant un problème d'une grande difficulté, non seulement technique, mais encore morale, car pen-
dant la récolte il faut être sur ses gardes contre les mauvais éléments qui essayent de s'enrichir par le vol des
plantes, l'acquisition a bon marché du produit et l'incendie (ce qui tend a diminuer le nombre des séchoirs pour
la récolte).
Dans les séchoirs, les bambous chargés de tabac sont suspendus de distance en distance, et les diffé-
rentes qualités sont groupées ensemble autant que possible.
Le séchage régulier et uniforme, au moyen duquel on prévient les bigarrures et les taches de rouille,
demande beaucoup de connaissances et de soins. Par un temps humide, l'atmosphère moite et froide dans les
séchoirs, pernicieuse surtout pendant la nuit, doit être réchauffée et séchée par de nombreux petits feux, qu'on
allume le soir.
Pendant le jour, les volets des séchoirs sont ouverts ou fermés selon les circonstances.
Dés que les feuilles sont sèches, les soutiens sont enlevés des bambous et déposés en piles longues et
étroitesdans des hangars de pierre spécialement destinés a eet usage, pour subir un commencement de fermentation
FLamiseenmanoques.
Puisque les feuilles enfilées aux soutiens ont été récoltées a une même époque sur des champs voisms,
il est assez naturel que les piles de soutiens contiennent chacune des tabacs de qualité semblable.
La liaison en manoques se fait dans les séchoirs exclusivement par des femmes. D'après une méthode
déterminée d'avance, qui varie selon les espèces de tabac, les feuilles des piles de soutiens sont liées en manoques,
et assorties d'après la qualité, la couleur et la longueur.
Vieux Djember est renommé pour son excellent triage, aussi pour ce qui regarde les manoques, ce qui
trouve son explication dans le fait que le tabac provenant de terrains semblables et récolté dans des circonstances
analogues est mis ensemble. Le tabac en manoques, assorti en tabac en feuilles et en „hangkrossok" est aussitöt
que possible envoyé aux hangars centraux de fermentation. Le tabac en feuilles est subdivisé en feuilles de pied,
feuilles médianes et feuilles supérieures, ces dernières en feuilles entières et débris.
G La fermentation et l'expé d i t i o n.
La marche des opérations est ici a peu prés la même qua Deli et dans les Principautés, de sorte que
nous n'avons pas besoin de la décrire Ici encore il faut des connaissances techniques et des soins considérables
pour satisfaire a toutes les exigences du marché.
Le travail dans les hangars de fermentation commence ordinairement dans les premiers jours de décembre
et se poursuit sans trève jusqu'a la fin de juillet, quelquefois jusqu'au commencement d'aoüt.
Les tabacs provenant de graines de d e l i sont expédiées sous les marqués principales:
 GB/M DB et GDB
les tabacs dits K a d o e sous les marqués principales:
MS/Besoeki M/Besoeki et S/Besoeki,
les tabacs dit c a n a r i e s et f l o r i d e sous les marqués principales:
KF/A KF/B KF/C
Les paquets sont faits avec des presses a main ou des presses hydrauliques actionnées par des moteurs
mécaniques.
Quand l'exploitation de Vieux Djember est en plein fonctionnement, elle peut, outillée comme elle l'est aujourd'hui,
livrer par jour 1200 paquets (chaque paquet pesant cent kilos). Avec les moyens dont elle dispose actuellement, la
récolte entière d'une des dix premières années pourrait donc être expédiée en une seule journée.
Les ballots sont enlevés des hangars de fermentation, chargés sur des chariots a boeufs et transportés
aux stations du chemin de fer situées dans l'enceinte même de Vieux Djember, d'oü les Chemins de fer de l'Etat
les transportent jusqu'aux magasins de la Société Panaroekan. De la le produit est transporté par praos aux navires
des compagnies N e d e r l a n d , R o t t e r d . L l o y d ou O c e a a n , qui le transportent a Rotterdam, oü la maison A. van
H o b o k e n et C . , successeurs de M M . A. v a n H o b o k e n et F i l s , avec lesquels l'entreprise marche d'accord
ie

depuis un demi-siècle, pèse les paquets, les dépose dans ses greniers et prend toutes les mesures nécessaires en
Hollande pour la mise en vente de la récolte.
Entreprise Agricole Vieux Djember,
Mr. C. V E R M E E R ,
Directeur.
D e v e n t e r , septembre 1909.
Oorspronkelijk Woonhuis der Heeren G. Birnie en 6 . D. Birnie Szn., na 1888 tevens hoofdkantoor der Onderneming, verbouwd in 1904.
Ursprünglisches Wohnhaus der Herren G. Birnie und ©. D. Birnie Szn., nach 1888 zu gleicher Zeit Hauptverwaltungsgebaude der
Unternehmung. Wurde umgebaut im Jahre 1904.
Ancienne Maison d'habitation de M. M. G. Birnie et G. D. Birnie Szn., après 1888 aussi bureau central de l'exploitation, rebati én 1904.
 Hoofdkantoor der Onderneming na 1904, staande op de plaats van het vroegere woonhuis der Eigenaren van Djember.
Hauptverwaltungsgebaude der Unternehmung nach dem Jahre 1904. Steht an der Stelle des früheren Wohnhauses der Eigentümer von Djember.
Bureau central de l'Exploitation depuis 1904, élevé sur remplacement de l'ancienne habitation des propriétaires de Djember.
D a s Innere d e s H a u p W e r w a l t u n g s g e b a u d e s .

intérieur du bureau central.

 Wohnhaus des Hauptadministrators.
Maison d'habitation de l'Administrateur-en-Chef.
Vroeger woonhuis van den Hoofd-administrateur.
Früheres Wohnhaus des Hauptadministrators.
Ancienne habitation de l'administrateur en chef.
 Woonhuis van een der Administrateurs.
Wohnhaus eines Administrators.
Maison d'habitation d'un administrateur.

I
Woonhuis van een geëmployeerde 25 jaar geleden.
Wohnhaus eines Assistenten vor 25 Jahren.
Maison d'employé d'il y a 25 ans.
Woonhuis van een Geëmployeerde, oud model.
Wohnhaus eines Assistenten, altes Modell.
Maison d'employé ancien modèle.
 Een afpakschuur.
Eine Packscheuer.
Hangar d'emballage.
 Droogschuur oud model.
Trockenscheuer, altes modell.
Séchoir ancien modèle.
 T r o c k e n s c h e u e r mit F a l l d a c h , g e g e n F e u e r g e f a h r .

S é c h o i r . L e toit a d e s p a r t i e s q u ' o n peut faire t o m b e r ( c o n t r e l'incendie).

 Droogschuur, nieuw model, afgedekt met atap, door pannen tusschenstukken in kwadraten gescheiden (tegen brandgevaar).
Bij de nieuwste schuren zijn ook de atapkwadraten moeilijk brandbaar gemaakt.
Trockenscheuer, neues Modell. Das Dach ist mit Atap gedeckt und, wegen der Feuersgefahr, durch Ziegelstreifen in Ouadrate
geteilt. Bei den neuesten Scheuern hat man auch die Atapquadrate schwer entzündlich gemacht.
Séchoir nouveau modèle, a toiture couverte d'atap et divisée en carrés séparés par des bandes de tuiles (contre
l'incendie). Dans les séchoirs les plus récents, les carrés d'atap sont rendus difficilement inflammables.
 Droogschuur in aanbouw.
Neubau einer Trockenscheuer.
Séchoir en construction.
 Droogschuur in aanbouw.
Neubau einer Trockenscheuer.
Séchoir en construction.
 D r o o g s c h u u r met s c h u i n e stijlen in a a n b o u w

N e u b a u e i n e r T r o c k e n s c h e u e r mit s c h r a g e n P f o s t e n .

Séchoir a p o t e a u x p o n c h é s en v o i e de construction.
 Inwendige eener droogschuur, zeer groot model.
Das Innere einer Trockenscheuer, sehr grosses Modell.
Intérieur d'un séchoir, trés grand modèle.
 Steenen bergschuur voor Soetjensstapels.
Steinerne Bergescheuer für Soetjenstapel.
Hangar en pierre pour l'empilage des soutiens chargés de feuilles.
 Tabak te velde.
Tabakanpflanzung.
Terrain planté de tabac.
 Feldbendy.
Voiture légere de campagne.
 Zaadwinning.

Samenernte.

Proauction des graines

Hybridisation.

Hybridation.
Das Trocknen der Tabaksamen.
Séchage des graines de tabac.
É
•
D a s R e i n i g e n und A u i b e w a h r e n d e r T a b a k s a m e n .

N e t t o y a g e et c o n s e r v a t i o n d e s g r a i n e s .
Een reuzentabaksplant.
Eine Riesentabakpflanze.
Une plante géante.
 Het binnenbrengen van groene tabak.
Das Hereinschaffen des frisch geernteten (grünen) Tabaks.
Livraison du tabac vert.
 Het binnenbrengen van groene tabak.
Das Hereinschaffen des frisch geernteten (grünen) Tabaks.
Livraison du tabac vert.
Gezicht in een gevulde droogschuur (op den grond bevindt zich droog brandhout, hetwelk bij vochtig weder
met zoo weinig mogelijk vlam en rook — dus als gloeiende kolen — verstookt wordt, ten einde schimmel en
rot te weren).
Einblick in eine gefüllte Trockenscheuer. (Auf den Boden befindet sich dürres Brennholz, das bei feuch.em
Wetter, mit sc wenig möglich Flamme und Rauch — also als glühende Kohlen — verbrannt wird urn Schimmel
und Moder zu verhüten).
Intérieur d'un séchoir rempli de tabac (sur le sol on voit du bois sec qu'on allume en temps humide et dont
le feu presque sans flamme et sans fumée, c.a.d. a l'état de tisons ardents, sert a combattre n moisissure
et la pourriture).
Groene Tabak, opgehangen en gedroogd aan staaldraad. (Door het gebruik van staaldraad op hierboven aangegeven wijze,
wordt een zeer belangrijke besparing verkregen op de groote hoeveelheden bamboestokken, die jaarlijks
in het bedrijf noodig zijn).
Grüner Tabak, der an Stahldraht gehangt und getrocknet wird. (Indem man Stahldraht auf obenstehend angedeutete Weise
verwendet, wird der massenhafte Verbrauch von Bambusrohr, der jahrlich im Betrieb stattfindet, bedeutend verringert).
Mode de suspension du tabac vert a des fils d'acier. (L'usage du fil d'acier, tel qu'on le voit ci-dessus, constitue une
notable économie de tiges de bambou, dont l'exploitation consommé chaque année des quantites enormes).
É
 Het voorlooDia stacelen van qedroogde tabak in de droogschuur.
Das vorlaufige Aufstapeln des getrockneten Tabaks in der Trockenscheuer.
Mise en tas provisoire du tabac séché dans le séchoir.
 Het bundelen van tabak in de droogschuur.
Das Bündeln des Tabaks in der Trockenscheuer.
Mise en manoques du iabac au séchoir
o-

1
É
Der Transport des trocknen Tabaks von der Trockenscheuer nach der Fermentierscheuer.

Transport du tabac sec du séchoir au hangar de fermentation.

a o r t e e r v r o u w e n e e n e r droogschuur.

Sortierfrauen einer T r o c k e n s c h e u e r .

Trieuses d'un séchoir.

 Gezicht in een fermenteer of afpakschuur.
Einblick in eine Fermentier oder Packscheuer.
Intérieur d'un hangar de fermentation ou d'emballage.
 Gezicht in een fermenteer- of afpakschuur.
Einblick in eine Fermentier-oder Packscheuer.
Intérieur d'un hangar de fermentation ou d'emballage.
Abladen von getrocknetem Tabak in der Fermentierscheuer.
Déchargement du tabac sec au hangar de fermentation.
 Het stapelen van Tabak in een fermenteerschuur.

Das Stapeln des Tabaks in einer Fermentierscheuer.

Empilage d u t a b a c a u hangar de fermentation.

 Het uitzoeken van gebundelde tabak in een fermenteerschuur.
Das Sortieren von gebündeltem Tabak in einer Fermentierscheuer.
Triage des manoques de feuilles au hangar de fermentation.
 Het uitzoeken van gebundelde tabak in een fermenteerschuur.
Das Sortieren von gebündeltem Tabak in einer Fermentierscheuer.
Triage des manoques de feuilles au hangar de fermentation.
 Sorteeren gebundelde Tabak.

Sortieren des gebündelten Tabaks.

Triage des manoques.

 Het persen van tabak
Das Pressen des Tabaks.
Compression du tabac.
 Groep sorteervrouwen uit een afpakschuur.
Gruppe Sortierfrauen aus einer Fermentierscheuer
Groupe de trieuses d'un hangar de fermentation.
 Groep sorteervrouwen uit een fermenteerschuur.
Gruppe Sortierfrauen von einer Fermentierscheuer.
Groupe de trieuses d'un hangar de fermentation.
 Het a f v o e r e n der balen uit de a f p a k s c h u u r Djember.

D a s F o r t s c h a f f e n der B a l l e n a u s d e r P a c k s c h e u e r Djember.

E n l è v e m e n t d e s ballots d u hangar d ' e m b a l l a g e Djember.

 E i n l a g e r n der B a l l e n in P a n a r o e k a n .

E m m a g a s i n a g e des ballots d a n s les e n t r e p o t s de P a n a r o e k a n .

 D a s L a d e n der B a l l e n in P r a u w s in P a n a r o e k a n .

E m b a r q u e m e n t d e s ballots d a n s les p r a o s a P a n a r o e k a n .
 De balen ter reede v a n Panaroekan.

D i e B a l l e n auf d e r R e e d e von Panaroekan.

L e s ballots en rade de Panaroekan.

 Die Reede von Panaroekan.

V u e de la rade de Panaroekan.
 P r a u w e n en l a a d h o o f d te Panaroekan.

P r a u w s und Landungsbrücke in Panaroekan.

P r a o s et j e t é e de c h a r g e m e n t a P a n a r o e k a n .
 Prise d'eau der Kotok-irrigatie-leiding. Uit deze leiding worden ongeveer 4000 bouws Sawah bevloeid.
Prise d'eau der Kotok-lrrigationsleitung. Durch diese Leitung werden ungefahr 4000 Bau Sawahs irrigiert.
Prise d'eau a Kotok des travaux d'irrigation. Le canal suffit a l'irrigation de 4000 Bahoe (plus de 2800 hectares) de champs (Sawahs).
 Een der beide banjir-overlaten der Kotok-irrigatieleiding.
Einer der beiden Banjir (Hochwasser) Ueberfalle der Kotok-lrrigationsleitung.
Un des deux déversoirs du canal d'irrigation de Kotok (contre les crues soudaines des rivières).
 Aquaduct in de Kotok-leiding.
Aquadukt in der Kotokleitung.
Aqueduc du cana! d'irrigation de Kotok.
 Aquaduct in de Kotok-leiding.
Aquadukt in der Kotokleitung.
Aqueduc du canal d'irrigation de Kotok.
 Gezicht op de Kotokleiding.
Die Kotokleitung
Vue du canal d'irrigation de Kotok.
 A q u a d u c t in de D a m p a r - W a t e r l e i d i n g .

A q u a d u k t in d e r D a m p a r - l r r i g a t i o n s l e i t u n g .

A q u e d u c d u c a n a l d'irrigation de D a m p a r .
 A q u a d u k t in d e r D a m p a r l e i t u n g .

A q u e d u c d u c a n a l d'irrigation de D a m p a r .
Inlandsche pannenbakkerij.

Javanische Ziegelei.
Een pic-nic aan het Zuiderstrand.
Ein Picknick am Süderstrand.
Un pique-nique au littoral sud.
Waringinboom.
Waringinbaum.
Banian.
E u r o p e e s c h p e r s o n e e l van Oud-Djember.
E u r o p e e s c h personeel van Oud-Djember.

E u r o p a i s c h e s Personal von Alt Djember.

P e r s o n n e l e u r o p e e n de V i e u x Djember.
M a n d u r e ( J a v a n i s c h e A u f s e h e r ) und alte P f l a n z e r v o n A l t Djember.

S u r v e i l l a n t s et a n c i e n s p l a n t e u r s d e Djember.
-

i
G e p e n s i o n e e r d e P a t i h en W e d o n o van Djember.

P e n s i o n i e r t e r P a t i h und W e d o n o von Djember.

P a t i h et W e d o n o d e D j e m b e r en retraite.
 Stoomschip T A B A N A N , tabak overladende in lichters.
Dampfer T A B A N A N . Der Tabak wird in Leichterschiffe umgeladen.
Le bateau a vapeur T A B A N A N transbordant son tabac dans des allèges.
Einblick in den Raum des Dampfers T A B A N A N .
Vue dans la sale du bateau a vapeur T A B A N A N .
 Stoomschip T A B A N A N tabak lossende in de loods.
Dampfer T A B A N A N . Der tabak wird in den Schuppen ausgeladen.
Le vapeur T A B A N A N déchargeant son tabac au hangar.
 Lossen uit Stoomschip in lichter.
Ausladen aus dem Dampfer in den Leichter.
Transbordement du tabac d'un bateau a vapeur dans une allège.
 Gezicht op lichter met Tabak.

Vue d'une aliège chargée de tabac.

 Lossen en rafactionneeren van tabak.
Löschen und Rafaktionieren des Tabaks.
Déchargement et réfaction du tabac.
I
È

Wegen, rafactionneeren en opslag van Tabak in de panden der Firma A. van Hoboken & Co.
Wiegen. Rafaktionieren und Elnlagern des Tabaks in den Lagerraumen der Firma A. van Hoboken & Co.
Pesage, réfaction et emmagasinage du tabac dans les magasins de ia maison A. van Hoboken & Cie.
 Lagerhauser.
EntrepÓts de tabac.
!
Gezicht op pakhuizen.
Lagerraume.
Entrepots de tabac.
I r e k k e n e n s o r t e e r e n van m o n s t e r s .

Ziehen und Sortieren der Muster. I n n e n a n s i c h t von Lagerraumen.

T i r a g e et triage d ' é c h a n t i l l o n s . Intérieur d e s e n t r e p ö t s de t a b a c .

,if\\\ Intérieur van p a k h u i z e n , T r e k k e n e n s o r t e e r e n van m o n s t e r s

v^-^ Innenansicht von Lagerraumen. Ziehen und Sortieren der Muster.

Intérieur d e s e n t r e p o t s de t a b a c . T i r a g e et triage d'échantillons.

 Monstertrekken.
Musterziehen.
Tirage d'échantillons.
Sorteeren van Monsters door Makelaars.
Sortieren der Muster durch Makier.
Triage d'échantillons par les Courtiers.
 Taxatie door Eerstehands-makelaars.
Taxaüon durch Makier erster Hand.
Taxation par les Courtiers de première main.
 Monsterzalen bij de Makelaars.
Mustersale der Makier.
Salles d'échantillons chez les Courtiers.
 •Algemeene Kijkdag in het Verkooplokaal.

Allgemeiner Besichtigungstag im Auktionslokal.

Exposition publique dans la salie des Ventes.

L
 Beoordeeling der diverse Inschrijvingen door H. H Eigenaren.
Beurteilung der verschiedenen Einschreibungen durch die Eigentümer.
Evaluation des souscriptions par les propriétaires.
 kiekjes tijdens Inschrijving in het Verkooplokaal.
Das Auktionslokal wahrend der Einschreibung.
Instantanés pris pendant la souscription dans la salie des Ventes.
 Afhalen van Monsterpakken.

Les paquets d'échantillons sont enlevés.

 A f h a l e n van M o n s t e r s direct n a Inschrijving.

A b h o l e n der M u s t e r s o f o r t n a c h d e r E i n s c h r e i b u n g .

O n prend des échantillons a p r è s la S o u s c r i p t i o n .

 Kantoor en pakhuizen der Firma A. van Hoboken & Co.
Kontor und Lagerraume der Firma A. van Hoboken & Co.
Bureaux et entrepots de la maison A. van Hoboken & Cie.