Professional Documents
Culture Documents
HFDST Bediening en Foutoplossing TTDS
HFDST Bediening en Foutoplossing TTDS
FOUTOPSPORINGS-
HANDLEIDING
VOOR HET
BROMMA
TWIN TWENTY
DETECTION SYSTEM
(TTDS)
MAART 2001
Herzien APRIL 2002
Inhoud
Inleiding ........................................................................................................ 3
Beschrijving van het systeem .......................................................................................3
Detecteren van de afstand tussen de containers .........................................................6
Detecteren van een container .......................................................................................6
Sensorinstellingen..........................................................................................................7
Interface met spreader en kraanbesturing .................................................................8
Bypass van twin-twenty-detectiesysteem...................................................................10
Onderhoud ...................................................................................................................10
Valse signalen...............................................................................................................10
Beschrijving van de werking ......................................................................................11
Beperkingen................................................................................................ 13
Procedure voor het afstellen van foto-elektrische sensoren
van het Bromma Twin Twenty Detection System (TTDS) ..................... 14
Instellen van de bedrijfsmodus ..................................................................................14
Instellen van de afstand ..............................................................................................14
Indicatielampjes...........................................................................................................14
Testen van het Twin Twenty Detection System....................................... 16
Bedrading ................................................................................................... 17
Pintoewijzing .............................................................................................. 18
Reserveonderdelen..................................................................................... 19
Foutopsporing ............................................................................................ 20
Foutopsporingsprocedure voor het Twin Twenty
Detection System..........................................................................................................20
Procedure voor het vervangen van een sensor van het
Twin-Twenty Detection System .................................................................................23
Procedure voor het vervangen van de Twin-Twenty
Detection System Controller (TTDC)........................................................................24
Procedure voor het controleren van de kabel naar
de TTDS-controller .....................................................................................................25
Procedure voor het controleren van sensoren ..........................................................27
Inleiding
Beschrijving van het systeem
Het Bromma Twin Twenty Detection System (TTDS) is bedoeld om de aanwezigheid van twee
containers van twintig voet te detecteren in een veertig voet grote cel van een schip. Dit gebeurt
door het herkennen van de afstand tussen de twee containers of het doorhangen van de twee
containers. Het twin-twenty-detectiesysteem helpt de operator de gevaarlijke situatie te herkennen
waarbij twee containers van twintig voet zich onder een spreader bevinden in de 40-voetpositie.
Bij de meeste twin-twenty-toestanden gaat het om twee typische containers, maar er zijn nog
diverse andere varianten die in aanmerking dienen te worden genomen. Het Bromma Twin
Twenty Detection System werd ontworpen om zoveel mogelijk soorten flatrack- en
tankcontainers te detecteren zonder onnodige onderbreking van de werkzaamheden.
Het Bromma Twin Twenty Detection System gebruikt een groep van zeven sensoren om vele van
de valse indicaties waarmee andere twin-twenty-detectiesystemen te kampen hebben te
vermijden. Vele twin-twenty-detectiesystemen kunnen geen onderscheid maken tussen een twin-
twenty-toestand en een open container, container met dekzeil, tankcontainer en hijsbewegingen
met hoogteoverschrijding. Het twin-twenty-detectiesysteem van Bromma is zo ontworpen dat het
een “go”-signaal afgeeft tijdens dergelijke hijsbewegingen. Door het beperken van het aantal
valse twin-twenty-indicaties die moeten worden omzeild, kan Bromma een betrouwbaarder en
productiever systeem aanbieden.
Het Bromma Twin Twenty Detection System gebruikt een groep van zeven foto-elektrische
sensoren die in het midden van het hoofdframe worden gemonteerd. Zie Figuur 1. De vijf
binnenste sensoren worden gebruikt om een afstand tussen de twee containers te detecteren. De
twee buitenste sensoren, S95 en S96, worden samen met de twee buitenste sensoren van de
middelste groep, S90 en S94, gebruikt om de aanwezigheid van de containers te detecteren. Het
systeem kan een afstand van 38 mm detecteren binnen een bereik van ±28 mm vanaf het midden
van de spreader.
Het Bromma Twin Twenty Detection System kan ook een onveilige twin-twenty-hijstoestand
detecteren als de containers aan elkaar werden vastgemaakt en er geen afstand tussen beide was.
Dit gebeurt op basis van het feit dat bij een onveilige twin-twenty-hijstoestand de kanten van de
containers die vergrendeld zijn met de spreader worden gehesen en dat de kanten in het midden
niet worden gehesen. Door de buitenste sensoren lager in te stellen dan de binnenste sensoren,
ontstaat er een gebied waarin het TTDS een signaal voor een onveilige twin-twenty-hijstoestand
verzendt, ook wanneer er geen afstand tussen de containers is. Wanneer de buitenkanten van de
container boven de instelling van de binnenste sensoren zijn gehesen, wordt het go-signaal van
het TTDS uitgeschakeld. De buitenste sensoren detecteren nog wel de aanwezigheid van de
containers. Het TTDS onderbreekt het go-signaal tot de spreader buiten het bereik van de
buitenste sensoren is gehesen. Dit betekent dat, wanneer de twistlocks zijn vergrendeld en het
TTDS een onveilige hijstoestand detecteert, het hijsen moet stoppen. Figuur 2 toont de toestand
waarbij de twistlocks zijn vergrendeld en de buitenkanten van de containers zijn geheven, maar
de kanten in het midden niet. Het TTDS zal dit beschouwen als een onveilige twin-twenty-
hijstoestand en het go-signaal onderbreken. Figuur 3 toont een typische onveilige twin-twenty-
hijstoestand die wordt gedetecteerd door het TTDS.
Figuur 1
Figuur 2
Figuur 3
Het Bromma TTDS kan om het even waar langs het midden van de spreader worden gemonteerd.
Voor een maximale bescherming wordt aanbevolen het TTDS te monteren aan de binnenkant van
het hoofdframe.
Het twin-twenty-detectiesysteem is zo ontworpen dat een defect van een sensor geen fout in het
systeem veroorzaakt en een “go”-signaal zendt tijdens een twin-twenty-toestand. Aangezien de
afstand is gedefinieerd als twee of meer sensoren, wordt het systeem niet uitgeschakeld als een
van de afstandssensoren defect is. Het systeem wordt dan wel gevoeliger voor een twin- twenty-
toestand. Een defect kan worden gedefinieerd als een defect van de sensor of het relais dat met de
sensor is verbonden, of een losse verbinding.
Het Bromma Twin Twenty Detection System (TTDS) is niet bedoeld om alle mogelijke twin-
twenty-toestanden te detecteren. In het gedeelte Beperkingen worden de situaties beschreven
waarin het twin-twenty-detectiesysteem een valse of geen twin-twenty-indicatie kan geven.
Sensorinstellingen
De binnenste sensoren moeten laag genoeg worden ingesteld om doorhangende dekzeilen te
detecteren. Ze mogen echter niet te laag worden ingesteld, om te vermijden dat de lading van een
open container wordt gedetecteerd. Het is bekend dat twee containers van twintig voet in de cel
van een schip kunnen worden gehesen met de spreader in de stand voor één container. De
onderkant van de containers loopt over de celgeleider, waardoor de kraan de twee containers kan
heffen. Zodra de containers de cel verlaten, zakken de kanten in het midden en valt de container
in de meeste gevallen. Zelfs in de cellen zijn de middenkanten van de container lager dan de
kanten die zijn gekoppeld aan de spreader. De binnenste sensoren moeten zo worden ingesteld dat
ze van de hoge naar de lage status gaan wanneer twee containers van twintig voet in de cellen
worden gehesen.
Wanneer twee containers van twintig voet in een cel worden gehesen, zijn de middenkanten van
de container 137 mm lager dan de kanten die worden ondersteund door de spreader. Om ervoor te
zorgen dat de binnenste sensoren de container niet detecteren in deze configuratie, moeten de
binnenste sensoren worden ingesteld op een bereik dat 133,4 mm onder de twistlock-huizen ligt.
Een afbuiging van de spreader en een verschil van 14 mm tussen de gekoppelde en de geladen
positie zorgen ervoor dat de binnenste sensor de container niet detecteert in deze toestand.
Aangezien het TTDS zich op verschillende posities kan bevinden en de sensoren niet op dezelfde
hoogte zijn gemonteerd, worden de sensoren het beste ingesteld op basis van de onderkant van de
hoofdbalk. Het type spreader bepaalt het bereik van de binnenste sensoren. Zie tabel 1 voor de
aanbevolen instellingen van de binnenste sensoren voor verschillende spreaders.
Aangezien de spreader lager gaat dan de theoretische spreaderhoogte bij het landen op een
container, zullen de binnenste sensoren zich ongeveer 178 mm boven de bovenkant van de
container bevinden wanneer de spreader wordt geland. Deze instelling vormt geen probleem,
behalve bij containers met een dekzeil. Bij dergelijke containers bepaalt het doorhangen van het
zeil of al dan niet een valse indicatie wordt gegeven.
In geval van een onveilige twin-twenty-hijstoestand buiten de cellen worden de kanten in het
midden niet gehesen. Dit betekent dat de buitenste sensoren zo moeten worden ingesteld dat,
wanneer het go-signaal wordt onderbroken, het hijsen stopt voordat de containers buiten het
bereik van de buitenste sensoren worden gehesen. Op snellere kranen met een te lange
stopafstand moet logica aan de kraan worden toegevoegd om de onderbreking van het go-signaal
te controleren terwijl de twistlock vergrendeld is en de spreader niet geland is. Wanneer een
vooraf ingestelde tijd zonder go-signaal is bereikt met vergrendelde twistlock, moet het hijsen
worden gestopt, ook als het go-signaal terugkeert. Wanneer de containers hoog genoeg zijn
gehesen, kunnen de buitenste sensoren de containers niet langer detecteren en wordt het go-
signaal gegeven. Bromma beveelt een sensorinstelling van 305 mm boven de binnenste sensoren
aan. De stopafstand van de kraan bepaalt of bijkomende kraanlogica nodig is. Het verschil tussen
de instellingen van de binnenste en de buitenste sensoren moet groter zijn dan de stopafstand van
de kraan. Zo niet, dan is bijkomende kraanlogica nodig om een onveilige twin-twenty-toestand te
kunnen detecteren. Als de instellingen kleiner zijn dan de stopafstand van de kraan, wordt het
hijsen onderbroken en loopt de hijsbeweging vrij uit tot de containers zich buiten het bereik van
de buitenste sensoren bevinden. Daarna wordt het go-signaal gegeven en is verder hijsen
mogelijk. Er zal alleen een onderbreking zijn.
Zie tabel 1 voor de aanbevolen instellingen van de buitenste sensoren voor verschillende
spreaders.
Als tijdens een van de pogingen het hijsen niet wordt gestopt, moet de TTDS-
vergrendelingslogica of de hijsvertraging worden toegevoegd aan de PLC en moet de test worden
herhaald. Als de TTDS-vergrendelingslogica wordt gebruikt, start u met een timerinstelling van
1 seconde. Verlaag de tijdsinstelling tot het TTDS het hijsen van de containers correct stopt.
Onderhoud
Het normale onderhoud van het systeem omvat het testen van het systeem zoals beschreven in
Testen van het twin-twenty-detectiesysteem (bijgevoegd) en het reinigen van de lenzen. Bij elke
onderhoudsbeurt moet worden gecontroleerd of het systeem correct functioneert. De lenzen
moeten eveneens bij elke onderhoudsbeurt worden gereinigd. Als de lens vuil is, wordt de sensor
gevoeliger en zal het systeem valse twin-twenty-toestanden aangeven.
Valse signalen
In sommige havens zijn valse twin-twenty-indicaties vastgesteld bij hevige regenval. Net onder
de sensorgroep kan een plas ontstaan en de wind en de regen kunnen rimpels in de plas
veroorzaken. De weerkaatsing van de plas en de rimpels kunnen een abnormale lichtverspreiding
van de sensoren veroorzaken en ertoe leiden dat het TTDS een twin-twenty-toestand meldt. In dit
geval moet de bypass van het systeem worden ingeschakeld tot de container is gelost.
De logica van de kraan moet de volgende vergrendelingen bevatten voor een correcte
werking van het TTDS:
Het TTDS wordt onder bepaalde omstandigheden omzeild en een “go”-signaal van het TTDS
wordt verzonden vanaf de spreader. In de logica van de kraan moeten de bypass-functies van de
spreader worden geïmiteerd. Hieronder worden de geldige TTDS “go”-signalen beschreven die
door de logica van de kraan moeten worden geleverd.
• Spreader in 20-voetpositie.
• Spreader in 45-voetpositie.
De indicatie van het twin-twenty-detectiesysteem mag geen invloed hebben wanneer de spreader
zich in de 20- of 45-voetpositie bevindt, de twistlocks zijn ontgrendeld of de middelste huizen
omlaag zijn. De indicatie van het twin-twenty-detectiesysteem mag het neerlaten van de spreader
of het ontgrendelen van de twistlocks niet beïnvloeden.
Als de indicatie van het twin-twenty-detectiesysteem het hijsen van de kraan beïnvloedt met
ontgrendelde twistlocks, zal de operator de spreader niet kunnen heffen om het middelste huis
neer te laten, of zal de spreader niet kunnen worden verwijderd om te controleren op de
aanwezigheid van twee containers van twintig voet.
Beide toestanden kunnen worden omzeild met de bypass van de twin-twenty-indicatie, maar
veelvuldig gebruik van de bypass is vervelend. Als het gebruik van de bypass routine wordt,
bestaat het gevaar dat de operator de bypass uit gewoonte inschakelt wanneer zich een twin-
twenty-toestand voordoet. Bromma raadt sterk aan elke twin-twenty-toestand grondig te
controleren alvorens de bypass te gebruiken.
Tijdens het landen van een container kan het go-signaal van het twin-twenty-detectiesysteem
tijdelijk verloren gaan door het veranderen van de status van de fotosensoren.
Beperkingen
Het twin-twenty-detectiesysteem heeft de volgende beperkingen (zie Figuur 4):
1. Er moet een afstand van 25 tot 38 mm zijn tussen de containers in het detectiegebied van het
twin-twenty-detectiesysteem.
2. Er moet een steun zijn tussen de hoekgietstukken nabij de bovenkant van de container of
flatrack. De steun moet minstens 75 mm dik zijn en de zijkant van de steun mag niet meer
dan 50 mm verwijderd zijn van het einde van de hoekgietstukken.
3. De maximale inspringing aan de bovenkant van de container tussen de hoekgietstukken is
50 mm.
4. Het is bekend dat het twin-twenty-detectiesysteem soms valse indicaties geeft bij hevige
regenval.
Figuur 4
2. Draai de modusschroef naar D voor “Dark On” of naar L voor “Light On”.
3. De foto-elektrische sensoren S90 tot en met S94 zijn ingesteld op “Light On”. De foto-
elektrische sensoren S95 en 96 zijn ingesteld op “Dark On”.
2. Plaats een mat zwart voorwerp op de juiste afstand (±6 mm) van de onderkant van de
hoofdbalk om de binnenste sensoren in te stellen.
4. Herhaal de procedure tot alle vijf de binnenste foto-elektrische sensoren zijn ingesteld.
5. Plaats een mat zwart voorwerp op de juiste afstand (±6 mm) van de onderkant van de
hoofdbalk om de buitenste sensoren in te stellen.
Indicatielampjes
Het groene indicatielampje brandt wanneer er een stabiele lichte of donkere toestand is.
Figuur 5
Geaccepteer
Omschrijving (initialen) Datum
Controleer elke sensor afzonderlijk om te kijken of het groene LED-lampje van
elke sensor gaat branden.
Controleer elke sensor afzonderlijk om te kijken of de status van het rode LED-
lampje verandert wanneer een voorwerp 15 cm onder de sensor wordt geplaatst.
Terwijl de twistlocks ontgrendeld zijn, (middelste huizen omhoog) en de spreader
in de 40 foot-stand staat, plaatst u een voorwerp ongeveer 15 cm onder alle
sensoren. Kijk of de LED-lampjes op elke sensor branden om te controleren of de
sensor wordt geactiveerd. De twistlocks moeten worden vergrendeld en het twin-
twenty-lampje mag niet branden.
Maak het gebied tot 50 cm onder de sensoren vrij. Met de twistlocks ontgrendeld,
de plunjers omhoog, (middelste huizen omhoog) en de spreader in de 40-
voetpositie, controleert u of de twistlocks worden vergrendeld. De twistlocks
moeten worden vergrendeld en het twin-twenty-lampje mag niet branden.
Met de twistlocks ontgrendeld, de plunjers omhoog (middelste huizen omhoog) en
de spreader in de 40-voetpositie, plaatst u een voorwerp ongeveer 15 cm onder een
van de buitenste sensoren. Controleer of de twistlocks worden vergrendeld. De
twistlocks mogen niet worden vergrendeld en het twin-twenty-lampje moet
branden.
Met de twistlocks ontgrendeld, de plunjers omhoog (middelste huizen omhoog) en
de spreader in de 40-voetpositie, plaatst u een voorwerp ongeveer 15 cm onder de
andere buitenste sensoren. Controleer of de twistlocks worden vergrendeld. De
twistlocks mogen niet worden vergrendeld en het twin-twenty-lampje moet
branden.
Met de twistlocks ontgrendeld, de plunjers omhoog (middelste huizen omhoog) en
de spreader in de 40-voetpositie, plaatst u een voorwerp ongeveer 15 cm onder alle
sensoren. Controleer of de twistlocks worden vergrendeld. De twistlocks moeten
worden vergrendeld en het twin-twenty-lampje mag niet branden.
Met de twistlocks ontgrendeld, de plunjers omhoog (middelste huizen omhoog) en
de spreader in de 20-voetpositie, plaatst u een voorwerp ongeveer 15 cm onder een
van de buitenste sensoren. Controleer of de twistlocks worden vergrendeld. De
twistlocks moeten worden vergrendeld en het twin-twenty-lampje mag niet
branden.
Met de twistlocks ontgrendeld, de plunjers omhoog (middelste huizen omhoog) en
de spreader in de 45-voetpositie, plaatst u een voorwerp ongeveer 15 cm onder een
van de buitenste sensoren. Controleer of de twistlocks worden vergrendeld. De
twistlocks moeten worden vergrendeld en het twin-twenty-lampje mag niet
branden.
Met de twistlocks ontgrendeld, de plunjers omhoog, de middelste huizen omlaag en
de spreader in de 40-voetpositie, plaatst u een voorwerp ongeveer 15 cm onder een
van de buitenste sensoren. Controleer of de twistlocks worden vergrendeld. De
twistlocks moeten worden vergrendeld en het twin-twenty-lampje mag niet
branden.
(Deze stap geldt alleen voor Twin Twenty Spreaders)
Bedrading
Figuur 6 toont een typisch bedradingsschema voor het TTDS. Raadpleeg het elektrisch schema
van de spreader voor de werkelijke bedrading.
Figuur 6
Pintoewijzing
10 m
Reserveonderdelen
Hierna volgt een lijst van typische reserveonderdelen. Raadpleeg het elektrisch schema van de
spreader om te weten welke onderdelen daadwerkelijk worden gebruikt.
Onderdeelnr. Omschrijving
38272 Twin Twenty Detection Controller (TTDC) voor 120 V AC
38273 Twin Twenty Detection Controller (TTDC) voor 220 V AC
38271 Twin Twenty Detection Controller (TTDC) voor 24 V DC
38274 Hoofdkabel
RST3RKWT4/3-631/.6M Kabel tussen TTDC en sensoren
UZD355A Foto-elektrisce sensor
Foutopsporing
Foutopsporingsprocedure voor het Twin Twenty Detection System
Deze procedure wordt gebruikt voor Twin Twenty Detection Systems met de Bromma TTDS-
controller. Voor TTDS met relais wordt een andere foutopsporingsprocedure gebruikt.
Hef de spreader minstens drie (3) voet van de grond in het gebied van het twin-twenty-
detectiesysteem. In de hoofdaansluitdoos is één relais gemonteerd dat het “go”-signaal voor het
twin-twenty-detectiesysteem afgeeft. Raadpleeg het elektrisch schema van de spreader om na te
gaan wat het relaisnummer voor het “go”-signaal is. In dit document wordt het relais voor het
“go”-signaal R100 genoemd. Wanneer relais 100 onder spanning wordt gezet, wordt het go-
signaal gegeven. Als relais 100 niet is ingeschakeld, geeft het twin-twenty-detectiesysteem een
twin-twenty-toestand aan. Zie Figuur 1 voor de sensorconfiguratie.
Controleer of de kabelnummers overeenkomen met de sensornummers. Zie Figuur 1 voor
de sensorconfiguratie. Kabel S90 moet aangesloten zijn op sensor S90, kabel S91 op sensor
S91, kabel S92 op sensor S92, kabel S93 op sensor S93, kabel S94 op sensor S94, kabel
S95 op sensor S95 en kabel S96 op sensor S96.
• Sluit de kabels opnieuw aan op de juiste sensoren als de aansluiting niet correct is.
• Als het groene LED-lampje niet brandt op sommige sensoren en wel brandt op andere
sensoren, kan de kabel, de sensor of de controller defect zijn. Controleer eerst de sensor
zoals beschreven in de bijgevoegde “Procedure voor het controleren van sensoren”. Als
de sensor niet defect is, controleer dan de kabel van de slechte sensor zoals beschreven
in de bijgevoegde “Procedure voor het controleren van de sensorkabel”. Als de
sensorkabel niet defect is, vervang dan de TTDS-controller zoals beschreven in de
bijgevoegde “Procedure voor het vervangen van de Twin Twenty Detection System
Controller”.
• Als geen van de groene LED-lampjes op de sensoren branden, is ofwel de kabel van de
TTDS-controller ofwel de controller zelf defect. Controleer eerst de bedrading van de
TTDS-controller zoals beschreven in de bijgevoegde “Procedure voor het controleren
van de bedrading van de TTDS-controller”. Als de bedrading niet defect is, vervang
dan de TTDS-controller zoals beschreven in de bijgevoegde “Procedure voor het
vervangen van de Twin Twenty Detection System Controller”.
Breng maskeertape aan op de voorkant van de buitenste sensor S95. Het rode LED-lampje
moet uitgaan. Het LED-lampje in relais 100 mag niet branden.
• Als het rode LED-lampje niet uitgaat, controleer dan de sensor zoals beschreven in de
bijgevoegde “Procedure voor het controleren van sensoren”.
• Als het LED-lampje in relais R100 niet uitgaat, kan de sensorkabel, de kabel van de
TTDS-controller of de controller defect zijn. Controleer eerst de bedrading van de
TTDS-controller zoals beschreven in de bijgevoegde “Procedure voor het controleren
van de bedrading van de TTDS-controller”. Als de bedrading van de TTDS-controller
niet defect is, controleer dan de kabel van de slechte sensor zoals beschreven in de
bijgevoegde “Procedure voor het controleren van de sensorkabel”. Als de sensorkabel
niet defect is, vervang dan de TTDS-controller zoals beschreven in de bijgevoegde
“Procedure voor het vervangen van de Twin Twenty Detection System Controller”.
Verwijder de maskeertape van sensor S95. Breng maskeertape aan op de voorkant van de
sensor S96. Het rode LED-lampje moet uitgaan. Het LED-lampje in relais 100 mag niet
branden.
• Als het rode LED-lampje niet uitgaat, controleer dan de sensor zoals beschreven in de
bijgevoegde “Procedure voor het controleren van sensoren”.
• Als het LED-lampje in relais R100 niet uitgaat, kan de sensorkabel, de kabel van de
TTDS-controller of de controller defect zijn. Controleer eerst de bedrading van de
TTDS-controller zoals beschreven in de bijgevoegde “Procedure voor het controleren
van de bedrading van de TTDS-controller”. Als de bedrading van de TTDS-controller
niet defect is, controleer dan de kabel van de slechte sensor zoals beschreven in de
bijgevoegde “Procedure voor het controleren van de sensorkabel”. Als de sensorkabel
niet defect is, vervang dan de TTDS-controller zoals beschreven in de bijgevoegde
“Procedure voor het vervangen van de Twin Twenty Detection System Controller”.
Breng opnieuw maskeertape aan op de sensor S95 en breng vervolgens afzonderlijk
maskeertape aan op de sensoren S90, S91, S92, S93 en S94. Wanneer de tape is
aangebracht op de sensor, moet het rode LED-lampje op de sensor branden.
• Als het rode LED-lampje niet brandt, controleer dan de sensor zoals beschreven in de
bijgevoegde “Procedure voor het controleren van sensoren”.
Nadat alle sensoren zijn afgedekt, moet het LED-lampje op relais 100 branden.
• Als het LED-lampje in relais R100 niet brandt, kan de kabel van de TTDS-controller of
de controller defect zijn. Controleer eerst de bedrading van de TTDS-controller zoals
beschreven in de bijgevoegde “Procedure voor het controleren van de bedrading van de
TTDS-controller”. Als de bedrading van de TTDS-controller niet defect is, vervang dan
de TTDS-controller zoals beschreven in de bijgevoegde “Procedure voor het vervangen
van de Twin Twenty Detection System Controller”.
Controleer de logica in de TTDS-controller door de tape te verwijderen van de twee
sensoren. Zie de onderstaande lijst voor de juiste sensorparen. Het LED-lampje in relais
100 moet uitgaan. Als het LED-lampje in relais 100 uitgaat, brengt u de tape opnieuw aan
en verwijdert u de tape van het volgende paar.
Sensoren S90 en S91
Sensoren S91 en S92
Sensoren S92 en S93
Sensoren S93 en S94
• Als het LED-lampje in relais R100 niet uitgaat, kan de sensorkabel, de kabel van de
TTDS-controller of de controller defect zijn. Controleer eerst de bedrading van de
TTDS-controller zoals beschreven in de bijgevoegde “Procedure voor het controleren
van de bedrading van de TTDS-controller”. Als de bedrading van de TTDS-controller
niet defect is, controleer dan de kabel van de slechte sensor zoals beschreven in de
bijgevoegde “Procedure voor het controleren van de sensorkabel”. Als de sensorkabel
niet defect is, vervang dan de TTDS-controller zoals beschreven in de bijgevoegde
“Procedure voor het vervangen van de Twin Twenty Detection System Controller”.
Als alle punten tot nu toe in orde zijn en het systeem nog niet correct functioneert op de
spreader, controleer dan de bedrading naar het relais zoals beschreven in de bijgevoegde
“Procedure voor het controleren van de bedrading naar het relais van het “go”-signaal”.
Procedure voor het vervangen van een sensor van het Twin-Twenty
Detection System
Verwijder de sensorgroep van de spreader door de onderste borgmoeren op de anti-
schokbevestigingen van de groep te verwijderen (zie Figuur 1).
Leg de slechte en de goede sensoren apart. Let op de plaats van de sensoren in de groep.
Plaats de sensor terug in de groep en zorg ervoor dat alle sensoren weer in de juiste
volgorde staan.
Stel de nieuwe sensor in volgens de “Procedure voor het afstellen van foto-elektrische
sensoren van het Bromma Twin Twenty Detection System (TTDS)”.
Verwijder de TTDC.
Sluit de sensorkabel opnieuw aan op de TTDC. Zorg ervoor dat de kabels worden
verbonden met de juiste aansluitingen.
Als een reservekabel beschikbaar is, sluit u de kabel tijdelijk aan in de aansluitdoos. Maak
de bestaande kabel los en steek de reservekabel in. Test het TTDS opnieuw.
• Als het TTDS correct functioneert, vervangt u de bestaande kabel. Als het TTDS niet
correct functioneert, sluit u de bestaande kabel opnieuw aan en volgt u de procedure
voor foutopsporing van het TTDS om de oorzaak van het probleem te achterhalen.
Als geen reservekabel beschikbaar is, maakt u de kabel van de TTDC los bij uitgeschakelde
spanning. Schakel de spanning in. Plaats één meetpen van een voltmeter voorzichtig op pin
A en de andere op pin B. De voltmeter moet de juiste spanning aangeven (24 V DC,
115 V AC of 220 V AC). Raadpleeg het elektrisch schema voor de juiste spanning.
Als de meter de juiste spanning aangeeft, plaatst u één meetpen van een voltmeter
voorzichtig op pin G en de andere op pin B. De voltmeter moet de juiste spanning aangeven
(24 V DC, 115 V AC of 220 V AC). Raadpleeg het elektrisch schema voor de juiste
spanning.
Als de meter de juiste spanning aangeeft, schakelt u de spanning van de spreader uit.
Controleer alle draden op continuïteit met behulp van een ohmmeter. In de onderstaande
tabel wordt de pintoewijzing voor de kabel weergegeven.
• Als de meter een onderbreking in de kabel aangeeft, moet de kabel worden vervangen.
• Als het TTDS correct functioneert, behoudt u de reservekabel. Als het TTDS
niet correct functioneert, sluit u de bestaande kabel opnieuw aan en zoekt u naar
andere oorzaken.
Als geen reservekabel beschikbaar is, maakt u de kabels van het TTDC en de sensor
los. Controleer de kabels op continuïteit met behulp van een ohmmeter.
0-1-may 02 rev.00 Bromma Conquip