You are on page 1of 46

Over dit boek

Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.

Richtlijnen voor gebruik

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automatisch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.

Informatie over Zoeken naar boeken met Google

Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via http://books.google.com
-
P4,-/26% fles"
M. In
VAN DEN JAVAANSCIEN LANDMAN.

BIJ DER A G-E

VERBETERING DER KULTUUR VAN PADI,


MAIS, KLAPPERS, AREN, WALOEH EN
ANDERE TOT DE ORDE CUCURBITACEAE 7
BEHOORENDE PLANTEN OP JAVA. /
f

GETROKKEN

UIT DE GESCHRIFTEN VAN DEN HEER

j E. EP, ECIEEEH,
EN

IN HET JAVAANSCH VERTAALD DooR


W
EH. K. H. WILKENS,
TRANSLATEUR BIJ HET TRANSLATEURS BUREAU VOOR DE JAVAANSCHE
TAAL TE SOERAKARTA.

-run-na

TE BATAvIA, - '
GEDRUKT TER 's LANDS-IDRUKKERIJ w

1871. * -

i 5N=1907/0
KONINKLIJK INSTITUUT VD TROPEN-BIBLIOTHEEK
* -
BLADzIJDE.

e e- e e e s. 5

tot de kennis der padikultuur. Muizen en ratten. 9


Proefaanplant . . . . . . . . . . . . . 12
Tijdelijke vischvijvers op sawahs. . . . . . . 14
Bemesting van sawahs. . . . . . . . . . . 15
Uitslag eener proef met de aanplanting van Caro
lina-padi . . . . . . . . . . . . . . 19
I Zaajing . . . . . . . . . . . . . . 19 -- . -

II Groeitijd . . . . . . . . . . . . . . 20
III Overplanting . . . . . . . . . . . . 20
IV Onderhoud . . . . . . . . . . . . . 21

V Opbrengst . . . . . . . . . . . . . 21
Tweede of naoogst - - - - - - - - - - 24
***---
eede gewassen Op Sawahs . - “OA,
- • r . . . Zo
Kweekbeddingen * * * . . 26
Te late en slechte bewerking van den 3 rond 30
Te late overplanti grond

Topping . • • * #
Slechte water-verve sching . . . . . . o «.

Planttijd . . . . e • • , . 32
h- 2 - , . * • , a
ijdrage tot de kennis der mais-kultuur
lishandeling van de klapper en arenplant
-

e
a:
#
vevruchting van debehoorende
cucurbitaceae waloeh enplanten
andere tot n *
ord
Orde
- 31
9
e . 3.

l
*

-
|
- ſ

en -

|
- ---- /
---
- - t

- *
V

3 In -

*, - e - " * * *
' - rnis prev S " -- *-*-*-* * }
-kt" !

s
e t

* /
Z º
t
-

.
ſ
f
1

--- / ' t l
- er zº - - k

( Tv- * ºr t

*
\ &

j
t

»
*
e

*
/
w
t
t
A"

\ t
-
*

5 is e

! , , A.
* is* *
" " v: " -
* * *
-
* * * * * *
-
* *
* *
- --

,&
-
5
.
,
* . - - - - -

; b. * :- e' . . . . . . . . . . . . . . . . . .) te -

-
/ --" zo'n 4 of 2 of
- ! -
. in ºrd tº an of bier a v .
INLEIDING.
\ ->-St-PZE-SA--S4-s-5

. In vroegeren tijd was het in Nederland in zake landbouw


net als nu op Java.
De landbouwer bewerkte zijn veld op dezelfde wijze als
zijn overgrootvader, en zijne achter-kleinkinderen volgden we
ler hen slaafs na. Zoo ging het steeds den ouden sleur, tot
lat eindelijk, door uitputting der akkers, de opbrengst Ver
minderde en er gebrek aan nieuwen grond ontstond.
Daar net # aangroeide en de behoefte
un lev ensrmiddelen immer grooter werd, stegen de levens
iddelen hoe langer hoe meer in prijs en het gevolg hiervan
ras, de at vele menschen gebrek leden en 2' na van honger
ikwa men.
De h ollandsche boeren waren dom en
- -- en ,
bijgelovig
mstede an naar goed, middelen Om te zien, OIIl hun akker
, verbeteren en kie of misgewas te verdrijven dan wel te
oorkomen is namen zij dikwerf hun toevlugt tot toovermiddelen
f lieten zich door wºnderdokters bij den neus leiden, even
's die thans nºg or ' ava gebeurt, waar men ter verdrijving
an amâ's allerlei zotte middelen aanwendt, instede van te
ſ
2 denken , dat de grºotste lama's zijn: onwetendheid, luiheid
, onverschilligheid". -

In plaats van dit in het »og te houden, gaven ze hun geld


Lever aan allerlei doekoens , die hen later bovendien hartelijk
in 'n vuist uitlachten.
ik zou er in Holland, Waar de bevolking zoo buitenge
wi sterk is, dan ook sl cht hebben uitgezien, als niet
veheidene verlichte mense en, behoorende tot den heeren

l

stand, en daaronder heeren, die de sch


zich op den landbouw hadden toegelegd en door onderrigt,
en voorbeeld de boeren op den regten weg geholpen hadden
In den beginne hadden zij erg met dom' d en volksvoor
oordeel te kampen en kostte het hun veel mºeite en geduld,
om den zij
weten; ouden sleurimmers
hadden te overwinnen. - de
niet achter ”Hoe
plek konden zij 't ook t

vader en grootvader"
Waar kregen. Ze hun ondervind!”g
2 • VWA 7 d inding 28vi daan
't fan 4?”

Dat men door middel van wetenschap veel kan uitrigten,


kwam den boeren niet in den zin.
Gelukkig waren er echter enkelen onder, die meer verst and
bezaten. - e

Zij maakten zich de ontvangen lessen ten nutte, en toen de


anderen dit zagen en niet " konden in twijfel trekken dat
de werkwijze der voorvader" gebrekkig \n voor verbetering
vatbaar was, toen togen ook zij aan het 'Wes : ds. weldra fºar
de landbouw heel anders dan voorheen.- | | |
De opbrengst en waarde de velden steeg nie) al leer
het dubbele, met 0P sommige plaatsen zelfs tot het '0?lt #
ziekten en iſ va verminderden en de boe ren Swe
rijk, zoo zel s, dat er .. ans velen zijn, die in ee/ n 1
e meſbols " mooije kled ren
steenen huis wonen, fraaije
zelfs zilver tafelgereedschap hebben
den en een nette met snijwerk versierd
E
fryſaijer
*

bendy (cha is), wat


zij zondags met hunne vrouw naar de
- o zº -
kerk rijden ºf op an?
e
dagen naar de markt, dan wel naar e" " " feest.
- in k, z b »» -

En dat alles was de vrucht en sc ap', van » -


f w
s
nuft” en van »thans
De boeren, vlijt.wijzer
” geword en , begrepen, dat er t
meer toe behoort, dan » zonder nadenken maar a/loos t
**
onden gang te gaan",- zij beg: dat God den menſ!
vw -

boven het dier met verstand ze gende, om er een behoor h.


gebruik van te maken, en het best hunne dankbaarlil
dat zij
door dat gebruik zoo nutt,
aan den Schepper
mogelijk konden toonen'
te doen zijn. l

-f
7

Instede dus, van hunne kinderen in het wild te laten op


groeijen, zenden zij ze thans naar de school, die door het
Gouvernement ten hunnen gerieve werd opgerigt.
Deze leeren daar lezen, schrijven en rekenen, waardoor zij
niet alleen in staat worden gesteld, om later hunne geldelijke
zaken behoorlijk in orde te houden, maar bovendien eene me
nigte aangename en nuttige boeken te lezen, die hun verstand
verrijken, en hun veel nuttige zaken, betreffende hun ambacht
: aan de hand doen.
Menig uur, anders in ledigheid en verveling doorgebragt,
wordt thans genoegelijk gesleten en wanneer na volbragten
'arbeid het gezin, en de meiden en knechts, verzameld zijn
en een gezond en lekker maal hebben gedaan, is het een pret,
en een of ander een onderhoudend verhaal of nuttig opstel
te hooren voorlezen.

Zouden nu de Javanen daarin geen zin hebben? Zouden


ze altijd even dom, even bijgeloovig en even arm willen blijven?
| Of zouden ze liever goed gevoed, goed gekleed en goed
gehuisvest willen zijn?
Zijn ze niet even goed menschen als de boeren in Holland
s en zouden ze, als ze slechts wilden, niet even goed als deze S----

kunnen vooruitgaan?
Zou het voor niets zijn, dat het Gouvernement scholen op
rigtte en meesters geeft, en den Javanen deze gelegenheid
openstelt, om zich verstandelijk te ontwikkelen?
Zullen zij die weldaad naar waarde schatten en daarvan
het bewijs geven, door hunne kinderen naar school te zenden?
Waarom gaf God hun verstand?
Om het als stilliggend ijzer te laten verroesten of even als
de padi, op een veld, dat niet gewied wordt, te laten ver
stikken onder het onkruid ! Voorzeker niet!
ſ Is het zoo aangenaam een kleine opbrengst van zijn veld
te krijgen of zijn oogst geheel te zien mislukken, zonder het
regie middel te weten, om dit te voorkomen?
8

Heeft niet de Heer gezegd, dat de menschen hun verstand -

moeten gebruiken, en eerst dan zegen op zijn werk zal rusten?


Ziedaar eenige vragen, die zij zelve uuaar moeten beantwoor
den; alleen zij nog gezegd, dat sommige hollandsche boeren
het zóo ver bragten, dat ze zelve en met gelukkig gevolg
proeven namen en daarvan schriftelijk verslag deden.
Zulke verslagen werden gedrukt en verspreid en zoo doende
konden er ook anderen voordeel van trekken, wat meer zegt,
zij hadden slechts te oogsten hetgeen een ander zaaide.
De ondervolgende bijdragen, betreffende de rijstkultuur, zijn
genomen uit het tijdschrift van Nijverheid en Landbouw,-)
zijnde een boek, dat van tijd tot tijd wordt uitgegeven door
eene verzameling van heeren, die er zich op toeleggen de
indische landbouw en nijverheid in bloei te doen toenemen,
De bijdragen zijn ingezonden door den heer K. F. Holle
te Garoet (residentie Preanger-Regentschappen) »
Het is vooral de rijstbouw, die verbetering behoeft, het
geen klaar uit die bijdragen kan blijken, en evenzoo, dat
er middelen genoeg voor de hand liggen en de inlandsche
landbouwer slechts behoeft te willen, om een beter produkt
te krijgen en zijn gewas veel minder door âmä's geteisterd
te zien.
Wanneer men er slechts aan wil denken, dat van een bouw -
van 500 D roeden 75 à 80 pikols, van enkele zelfs 100
pikols zijn geoogst, dan kan men er niet langer aan twijfe
len, dat de rijstbouw over het algemeen ten achteren is, en
dat er nog een heele boel te doen blijft, om een behoorlijke
opbrengest te verkrijgen.
Instede van 19 à 20 pikols, zoo als thans, moet de ge
middelde opbrengst van een bouw minstens 50 pikols be
dragen, dan zal er overvloed van padi zſm en zal de rijst
goedkoop wezen.

Mogen velen daarom door de lezing van dit boekje tot het
nemen van proeven worden opgewekt en door eene ruimere
produktie alle vrees voor duurte van levensmiddelen verdwijnen,
- 9

Het is om dit doel te bereiken, dat de Regering dit boekje


liet drukken en het onder de Javanen laat verspreiden.
Dat zij die zorg op prijs stellen.
Wanneer de Regering ontwaart, dat de Javanen belang
stellen in boekjes, handelende over landbouwzaken, zullen er
zeker later nog meerdere uitkomen, waarin ook over andere
kultuurgewassen het een en ander zal worden medegedeeld.

BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER RIJST-KULTUUR.

Muizen en ratten.

Het is bekend dat muizen en ratten den landbouwer veel


schade berokkenen. »

's Avonds nog kijkt hij met welgevallen naar de krachtig


groeijende planten, die een goeden oogst voorspellen, of ziet
met vreugde den dag naderen, dat de door haren last neér
gebogen aren zullen dworden gesneden.
In verbeelding ziet hij reeds de bonte rijen van vrouwen
en maagden aan het werk en de goudgele bossen tot hoopen
verrijzen voor zijne hut. -

IJdel was zijn hoop; één nacht was voldoende, om aan al


zijne verwachtingen den bodem in te slaan en instede van
een veelbelovend veld, instede van groene en frissche hal
men, ziet hij den anderen morgen niets meer dan een akelig
stoppelveld of van hare vrucht beroofde stengels-en naderend
't gebrek-hem aangrijnzen.
Het is daarom te verwonderen, dat tot nog toe zoo weinig
gedaan wordt tot verdrijving van dit kwaad, en moet dit,
behalve aan zekere onverschilligheid, vooral worden geweten
aan bijgeloof, dat den Javaan in een muis geen muis doet
zien, maar veeleer een kwaden geest, dien hij zich wel moet
wachten te vertoornen, want anders blijft diens wraakneming
niet uit. - w

Van daar niet alleen dat de bevolking ongaarne jagt op deze


-- =- - -v

I () » - - - - -

beesten maakt, maar daartoe door bevel van wege het bestuur
gedwongen, de beesten eerst nederig om verschooning vraagt.
Velen durven zelfs de muis niet bij haren naam noemen,
maar spreken altijd van • de schoone” (si bagoes).
Ook vele hoofden en priesters werken, om dezelfde rede*
nºn, de goede bedoelingen van het hoofd des bestuurs tegen,
niet alleen door de schade te verzwijgen of te verkleinen,
maar ook door het dooden dezer dieren in stilte tegen te gaan.
Na het vorenstaande zal de noodzakelijkheid van door
tastende maatregelen niet meer behoeven te worden betoogd,
daar toch genoegzaam bekend is, dat in een korten tijd hon
derde bouws door dit ongedierte worden verwoest. l
Men kan deze dieren in twee klassen verdeelen; zij die
in de bosschen huizen en van tijd tot tijd, als zij daar gebrek
lijden, groote strooptogten in de bebouwde streken onderne
men, en zij die in de nabijheid der sawahs of in de galëngans
in holen leven en zich daar op eene schrikbarende wijze ver
menigvuldigen: want een muis of rot brengt tot zes jongen
ter wereld, deze worden spoedig groot en jongen weder,
zoodat zij spoedig tot een leger aangroeijen.
Behalve dus het gedurig dooden van dit ongedierte, zorge
men dat elk jaar de galëngans behoorlijk worden vernieuwd
en daarin geen schuilplaatsen worden gelaten.
Zoo doende zal niet alleen het aantal verminderen, maar
zullen ook de overblijvende eindelijk heengaan.
Ook houde men de galëngans van onkruid zuiver.
in de tweede plaats houde men er wilde en tamme katten,
uilen en gekko's op na. In de schuur vooral doen deze beide
laatste veel nut en houden de muizen en ratten op een be
hoorlijken afstand.
Het maken en gedurig uitzetten van doelmatige vallen ver
dient wijders alle overweging.
Men kent in het Garoetsche 2 soorten van rotten; een ter
grootte van een konijn met zwart haar, en de gewone rot;
van de muizen de gewone veldmuis en eene andere soort met
name joetjoeroet (in het solosche tjaloeroet genaamd).
II
e

In de jaren 1862 en 1863 zijn in den tijd van 15 maanden


in 't Garoetsche meer dan een millioen rotten en muizen
gedood, en het is vooral aan de krachtige medewerking van
den verlichten hoofdpriester, Radèn hadji Moehamad Moesa,
toe te schrijven, dat de bevelen des bestuurs hier meer in
gang gevonden hebben dan elders.
In Europa wendt men wel eens de volgende middelen ter
vernieling of verjaging van rotten en muizen aan.
Men vangt enkele dier individuen en doopt ze in een
mengsel van olie, teer en water of water en vischtraan, en laat
ze daarna los. Daar deze dieren van die lucht een afschuw
hebben, verlaten zij de holen, die door hunne losgelaten
natuurgenooten besmet zijn.
Men giet ook steenolie in de holen of drijft de dieren
door rook er uit. Den eersten dag worden de holen digt
getrapt, die welke den volgenden dag weder open gevonden
worden, zijn bewoond en berookt men.
De heer HoLLE heeft verder in een boek gelezen, dat men
in Algerie de rotten uit den zolder verdrijft door daarin
eenige bosjes in de schaduw gedroogde wijnruit (inggoe) te
hangen. -

Men zoude een proef kunnen nemen om ratten en muizen


door wijnruit van het veld te verdrijven.
In het Limbangansche werd in 1863 voor eene geldswaar
de van + f 50000 door dat ongedierte vernield. (1) '
De wijze, waarop de verwoesting van het gewas geschiedde,

(*) Er zijn aldaar gedood in 1862: 86.000; in 1863: 932.000 en in 1864:


317.000 of in het geheel 1.335.000 rotten en muizen, hetgeen – elk dier op
slechts 1 kati 's jaars stellende – eene aardige besparing van padi geeft. Of
schoon er hier en daar nog enkele velden worden aangetast, zoo is het toch
blijkbaar, dat de plaag vermindert.
Als bijzonderheid wordt nog aangeteekend, dat zij telkens in de maand Mei
jongen of gejongd hebben, en dit eene goede gelegenheid is om ze in grooten
getale te verwoesten.
Zoodra de jongen wat grooter zijn, zal het moeijelijker gaan, daar zij zich
dan wel uit de voeten zullen maken,
was tweederlei: of zij vraten de rijpe aren weg, of zij ver
nielden digt bij den grond de nog groene halmen. Het laatste
was wel het ergste, daar zij in een oogenblik een geheel veld
verwoestten, om zich met het hart der plant te voeden.
Het is evenwel gebleken, dat er boven en behalve de op
genoemde middelen nog een middel van gedeeltelijk herstel
is. Daarom schrijve men de aldus aangelaste velden niet
als geheel verloren af, zoo als tot nu toe heeft plaats gehad.
De voormalige kontroleur van Limbangan, de heer D.
PLEs, nam een proef met het afsnijden op # vt. Rl. boven den
grond der aangetaste planten en het bleek later, dat de proef
als gelukt mag worden aangemerkt, aangezien van de aldus be
handelde velden 15 à 20 pikols padi per bouw werden geoogst.
Het bleek tevens, dat planten, die tijdens de vernieling
reeds aren inhielden of waarvan de aar in begin van wor
ding was, niet zoo'n goed produkt opleverden als zij, die
nog op jeugdigen leeftijd waren, hetgeen zeer ligtelijk te
begrijpen valt. -

Ook waren de aren veel kleiner, daar zij uit de nieuw


te vormen zijstengels moesten komen.
Hoe dit ook zij en hoe weinig er ook moge geoogst wor
den in vergelijk met een goeden, onbeschadigden oogst, het
middel verdient toch alle aandacht.- ' •

rº,

PROEF-AANPLANT.

Verschillende padi-soorten geven meest ook verschillen- -


de opbrengst.

't Is daarom goed omtrent de beste soorten zekerheid te


verkrijgen, want eene slechte of goede soort geeft even veel
werk en waarom zou men bij evenveel moeite eene mindere
V
opbrengst verkiezen? - - - Er

De heer HoLLE nam daarom o. a. een proef met 3 padi&


e; - * ee
#ge

soorten van Garoet, waarvan de uitkomsten zijn als volgt:


I3
-
-

#+ # |-E
# opbrengst # -
-
Opbrengst.
pDreng

## # - 1n ## - | Per b s

S O OR T.
# D# IT-# #
E
padi | s# e# #| TE
# | "er "ouw | |s
'S
SE - -- 3D ºp - - s
- -d - - “E -5 - - ..." ... S
+ E | > .E TE | = 5 E | A- S

EE E5: |s
|.25 z | 5-| | # # # #% | #
c
# #| = 2
+- 3e - er - -
3
## # # # # # # ### ##
5 |g |* |- | # *#= | #
Sawah padi .
Pare beureum . 77| 16 6| 75 5 42 4; 21
bo

» koneng. 116| 20| 12| 35| -3 61| 5F, | 28


<p

» kewal .. | 61| 16| 8| 45! S 52| 6,ºr k 35

Gemiddeld . 254 52 | 27 55 53| 5 s | 28

Het gemiddelde der verschillende tijdperken van wasdom


enz. is hieronder bekend gesteld:
12 Mei 1861 of 2 Doelkaidah Djimawal 1789. Het zaad in aschwater
geweekt.
13 » » » 3 Yo X) M) Uitgezaaid.
15 » » . » 5 D Y) M) Het zaad ontkiemt.
19 » » » 9 X) M) J) Heeft de vorm en hoog
te eener naald.

3 Julij » » » 24 Besar 20 D Overgeplant.


18 » » » 10 soera Djé 1790. Nieuwe bladeren.
28 Augustus » » 21 Sapar o M) Uitschieten der zijsten
gels.
15 September » » 10 Moeloed X) J) De hoofdstengel is vol
WaSSen,

25 D » » 20 D o M) De zijstengels gelijk met


de hoofdstengel.
3 October » » 28 X) 9 Y) Bevrucht.
8 J) » » 3 Rabioelakir " » X) De aar ontwikkelt zich.
12 D » » 7 M) D M) De stengel heeft daar,
- waar de aar zit, den
tº vorm van een spoel.
14 M) » » 9 M) D b Enkele aren komen te

* voorschijn.
20 » » » 15 D » X) Bijna alle aren zijn te
voorschijn gekomen.
14

4 Nov. 1861 of 1 Djoemadilawal Djé 1790. Alle aren zijn uit.


9 » » » 6 yo X) X) De aren hellen over.
13 » » » 10 )) )) X) Groenrijp. dee
21 » » » 20 ) M) X) Geelachtig rijp. ker
1 Dec. » » 28 X) X) )) Geel rijp. bre
3 » » » 30 X) )) J) Rijp.
die
9 » » » 6 Djoemadilakir X) X) Oogst.
27 » » » 24 M) X) M) Van het veld naar huis tij
gebragt.
Dus in het geheel 219 dagen.
De weersgesteldheid was niet bijzonder gunstig, daar het
gewas slechts eens regen kreeg en wel eerst in December
en toch kan de oogst gunstig genoemd worden, hetgeen de
heer HoLLE o. a. daaraan toeschrijft, dat het zaad in asch
water is geweekt, dat zeer ruim gezaaid is, waardoor de
jonge plantjes welig konden opschieten, en laatst, doch niet
minst, dat de sawah gedurende 2 maand als 'vischvijver
was gebruikt, de grond flink was omgewerkt en eindelijk
het onkruid niet weggeworpen maar diep onder der grond
was gebragt, hetgeen ook heeft plaats gehad bij het wieden.
Ofschoon de omstandigheden voor elke padi-soort kunnen
gezegd worden dezelfde te zijn geweest, verschilt toch de
uitkomst aanmerkelijk, en blijkt hieruit weder de noodza
kelijkheid dat worde uitgemaakt, welke padi-soorten voor
elke streek het geschiktst en voordeeligst zijn. Hierdoor
alleen kan de opbrengst aanmerkelijk vermeerderd worden.

TIJDELIJKE visCHvIJvERs op sAWAHs.


Het teelen van visch op sawahs levert veel voordeel op
aan de rijstkultuur.
Daartoe hooge men na het padi snijden de galëngans één à
twee voet op, laat het water vervolgens op de petaks loopen
en plaatst er kleine visschen in (goudvisch of tämbrâ mas),
die tegen dat de sawahs weder bewerkt moeten worden, wor
den gevangen en, doordat ze gegroeid zijn, het 15 voudige
en meer van de kosten van inkoop brengen, - -- -
15

Voor magere sawahs heeft het bovenstaande nog het voor


deel, dat de grond vetter wordt en gemakkelijker te bewer
ken is, terwijl daar, waar gebrek aan water is, aan dat ge
brek voor een groot gedeelte wordt te gemoet gekomen, door
dien een gedeelte der sawahs reeds doorweekt zijn, als de
tijd van bewerking daar is.
Om de 2 à 3 jaren is het evenwel goed, de sawahs niet
ton vijvers te maken, maar ze in half droogen staat flink om
te ploegen. Men kan ze ook bij gedeelten tot vijvers maken.
Het bewijs voor het nut van dergelijke vijvers, leveren de
volgende mededeelingen van twee inlanders: Aki Amsa
legde in 1863 vischvijvers op zijne sawah aan en oogstte in
1864, 240 bossen padi, terwijl zijn grootste opbrengst vroe
ger 100 bossen was.
Arnam deed hetzelfde en oogstte 12 tjaengs padi, terwijl
hij vroeger niet meer dan 7 tjaengs kreeg. (1)
Tot goed verstand dient evenwel vermeld te worden, dat
de sawah van Arnam is gelegen digt bij eene kampoeng,
waaruit door de waterleiding eene goede hoeveelheid mest
zal zijn toegevoerd. g

In alle geval pleit dit voor het nut der bemesting, evenals
de omstandigheid, dat hadji 'toehamad Ali van een sawah
ter hoofdplaats Garoet (waarmede hetzelfde plaats had als
met het rijstveld van Arnam), en ter grootte van 454 D roe
pen oogstte 6750 kati's padi, of per bouw 7200 kati's; al
leen was de aanvoer van meststoffen daar nog aanzienlijker.
Hadji Moehamad Ali gebruikte voor zaad 80 kati's padi
koneng, die dus 74voudig rendeerde. De padi stond te vel
de cc. 200 dagen, van de uitzaaijing afgerekend.
BEMIESTING VAN SAWAHS.
Hieronder volgt een brief van den hoofdpangoeloe van
Limbangan, Raden hadji Moehamad JMoesa, betreffende den
afloop eener bemestingsproef met ruim 2, bouw sawah.
Garoet, tanggal Februarij 4863.
(1) Een jaeng is 1000 katis padi of 200 bossen van 5 kaſi ieder,
16

Di persembahken kapada njang terhormat toean K. F.


Ho/le, njang tertinggal di Garoet.
Saja oendjoek bertaoe dari hal saja poenja sawah di Tjile
doeg, njang soedah di taro gemoek; oekoerannja itoe sawah 2
baoe 321 toembak; di taro gemoek kotoran kerbo 300 pikoe
lan; di dalem 1 pikoelan 2 cent, djoemblah ongkosnja f 6.
Waktoe di tebar tanggal 5 Djoeni; di potongnja tanggal 23
December taoen 1862, djadi lamanja dari tebar sampe di
potong padinja 200 hari.
Itoe padinja djadi nommer-nommer, dari sebab gemoeknja
samangkin ilir samangkin koerang. Bagitoe lagi padinja
njang mana banjak gemoek itoe njang paling bagoes.
-

Oekoeran sa- Pendapetan pa


wah. dinja.
eS Toem
Z | Baoe. # Tjaëng. | Gèdèng.

Di oedik . . . . . I - 421, 5 20

Di tengah .... | 2 | *- 432 3 152


Di hilir . . . . . . 3 | – 468 3 | 44

Djoemblah.. 2 321 12 I6

Dari itoe saja merasa oentoeng sekali, sebab saja pegang


itoe sawah 8 taoen, bloem satoe kali dapet sabegitoe.
Maka ini saja oendjoek bertaoe kadapetannja doeloe-doeloe.
DA PET PA DI
DI TAOEN.
- Tjaëng. | Gèdèng.

1857 7 120
} 2.35 5 100
1859 5 50
1860 8 -

1861 • 8 105 d
17

Saja itoeng dari njang paling oentoeng sadja tempo dapet


8 tjaeng di taoen 1860, mendjadi saja oentoeng 4 tjaeng 16
gedeng. Sebab itoe tanah terlaloe kóeroes, saja poenja
ingetan, djikaloe tida di taro gemoek, sekali-kali tida sampe
dapet sabagitoe; maka itoe saja trima kasi kapada toean dan
kapada toean kontroleur PLEs, sebab kasi ingetan sama saja
boeat taro itoe gemoek dimana sawah. Djadi boleh itoeng oen
toengnja dapet 4 tjaeng 16 gedeng dan ongkosnja tjoemah f6.
Saja harep njang samoeanja orang tani toeroet pake ge
moek di mana sawahnja njang koeroes atawa sedeng, tetapi
di mana sawah njang tanahnja bagoes sekali, traoesa pake
gemoek, melainken garapnja njang perloe, tida boleh koerang
atas sekalian orang-tani, saperti sekarang di Garoet tambah
banjak sekali pendapetan padi, itoe djoega dari sebab orang
tambah radjin; saja rasa samengkin lama samengkin tambah
orang ketjil poenja radjin, dan dija lebih mengertidari atoe
rannja piara padi dan oeroes bibit njang baik. Sampe seka
rang djoega belom trang padi njang mana paling oenſoeng di
tanemnja, tetapi saja inget djoega dapet katrangan njang be
toel, soepaja di balakang-kali orang-orang pake padi njang
baik dan hilang roepa-roepa njang koerang bergoena.
Lain tida melainken saja poenja banjak tabe dan hormat.

H. MOEHAMAD MOESA.

De volgende mededeeling strekt tot opheldering van bo


venstaanden brief van Hadji Moehamad Moesa.
De velden liggen cc. 2500 voet boven de zee. De grond
bestaat uit vrij zware, roode leem met betrekkelijk weinig
humus. - -

De bemesting heeft plaats gehad met oude en versche buf


felmest, en, volgens gissing van den heer HoLLE is over
het geheel 40% van het watergehalte verloren geraakt.
Zij geschiedde door de mest in de waterleiding te werpen
en zóó over het veld te doen vloeijen. Deze wijze is min
der doelmatig bevonden, omdat de verdeeling niet gelijkma
2
18

tig plaats had, hetgeen zich zeer goed laat grijpen, daar een
gedeelte- het zwaarste- zal zijn gezonken.
De uitkomst bewees het reeds vroeger gekoesterde ver
moeden, dat de bovenste petaks meer van de mest zouden
profiteren dan de onderste. -

Zoo gebrekkig als zij was, heeft de bemesting toch goede


résultaten opgeleverd, daar de opbrengst 50°/o meer bedroeg
dan de hoogste opbrengst over de laatste 5 jaren.
Er werden gebruikt 300 pikoelans mest à 2 centen de pikoe
lan, maakt f 6.-, of ongeveer f 2.30 per bouw. Elke pi
koelan was zwaar + 30 kati's. -

De opbrengst bedroeg in:


1857 : 7 tjaengs 120 gedengs.
1858 5 » IOO p

1859 : 5 » 50 39

1860 : 8 » -- .

1861 : 6 » 105 19

over 1862 : 12 • 16 » of 4 tjaengs en 16 ge


dengs meer dan de hoogste opbrengst over de laatste 5 jaren.
Er werden gesneden van:
a. het boveneinde 42I D R., 5 tjaengs en 20 gedengs.
b. » midden 432 » » 3 » » 152 » e

c. » beneden-einde 468 » » 3 » » 41 »

of per D roede a. 121'o kati = per bouw 6050 kati's.


b. 8,5 » = » w 1350 »
c. 61', » = » r 3400 »
De uitgaven bedroegen zoo als boven gezegd . . . . Jf 6.
De meerdere opbrengst 4 tjaengs en 16 gedengs,
(de tjaeng gerekend à f 12. –, zijnde de gemiddel
de prijs te Garoet) ruim . . . . . . . . . . . . . . . . » 49.
winst der bemesting . . . . . . . . . . . . . . . . . jf 43.
of per bouw ruim. . . . . . . . . . . . . . . . . . . jf 16,50
ongerekend nog de f 6. -, welke anders niet door de be
volking zoude zijn verdiend.
De gemiddelde opbrengst van 1857-1861 ad 64 tjaïng tot
19

basis nemende, zou de winst nog grooter zijn en + f 23.


per bouw bedragen.
De heer HoLLE gelooft, dat het goed zal zijn, om in den
vervolge de bemesting te doen plaats hebben, door de mest
op evenwijdig van elkander liggende hoopjes op het veld te
brengen, die dan behoorlijk en gelijk te verspreiden en ein
delijk onder te ploegen, echter bij de ploeging niet te veel
water te gebruiken of te laten wegvloeijen, opdat de mest
deelen niet verloren gaan.
Het is te hopen, dat de onderwerpelijke proef anderen zal
uitlokken, om eveneens bemesting te proberen, ook op tipars
en van den uitslag daarvan later door middel van het tijd
schrift van Nijverheid en Landbouw bekendheid te geven.

UITSLAG EENER PROEF MET DE AANPLANTING


vAN CAROLINA-PADI. -

i I.

Zaaijing.

3 bossen padi werden door trappen van de korrels ontdaan.


De korrels wogen 13 kati's.
Door wanning en wegwerping van de op het water drijven
de korrels, werd # kati verlies geleden, zoodat in het ge
heel uitgezaaid is 12# kati.
Het zaad werd 2 dagen en 2 nachten in asch water geweekt
en daarna uitgezaaid.
De zaadbedding besloeg eene oppervlakte van 10 D roe
den en was ligt bemest.
Over dag werd het water op de zaadbedding gelaten en
's nachts weggelaten. -

Tijdens loemeuntja werd de kweekbedding voor 3 dagen


drooggelegd, omdat de plantjes slap begonnen te worden.
20

II.

Groeitijd.
7 Novemb. 1863 of 25 Djoemadilawal Bé 1792 uitgezaaid.
I() w w » 28 p » » ontkiemd.
12 we w » 30 w » » soemihoeng.
IS we » » G Djoemadilakir » • soemanggah.
2S W w » 16 w » » loemeuntja.
12 Decemb. » » ! Rédjép » • overgeplant.
27 we » » 16 ve » » lilir.
5 Januarij 1861 • 25 w » » ngapit.
SN) w w » IO Roewah » • njeuweu.
5 Februarij » » 26 ve » » mapak daoen.
N we » » l4 Poeasa » » reuneuh beu
kah.
SNS A » w N0 va » » rampak.
7 Maart » » 2S n • » toengkoel.
15 » • » ti Sawal » » harajhaj.
SN ve w w l3 ve » » koneng pare.
27 we » » lS se » » gesneden.
Dus van de uitzaaijing of 140 en van de overplanting of
105 dagen,
III.

Orerplanting.

Tijdens de overplanting (d. i- den 35ea dag) waren de plan


tjes + 15 dna. Rl. hoog, met gezonde, 3 à 4 dm. lange
wortels, een flinken stengel en, instede van ziekelijk geel
(zoo als meestal die der inlanders) van eene gezonde groene
klesar, hetgeen de heer Hol is, behalve aan het weeken in
asch-water en de bemesting van de iPoekan, voornamelijk
daaraan toeschrijft, dat niet te diff ºp elk ander is gezaaid.
Er werd uitgeplant a Planje in een gat, en van de kleinere
plantjes 2 tegelijk, op een afstand van 6 op Sdn. Rl.: ter
wijl de beplante oppervlakte bedroeg 2is D Rl. Toeden.
*
2I
des

IV.

Onderhoud.

Er werd 3 maal gewied. Eens tijdens lilir, eens tijdens


ngapit en de laatste keer tijdens mapak-daoen. Er werd
zooveel mogelijk getracht den grond steeds vochtig te hou
den, hetgeen voor de lagere petaks, uithoofde van gebrek
aan water, niet altijd mogt gelukken.
Wanneer de slokkan dit evenwel toeliet, werd de sawah
steeds 3 à 4 dagen onder water gezet en 2 dagen droog ge
legd, om en om, tot aan de rijpwording.
Het onkruid werd tijdens de wieding in den modder gotrapt.
Van ziekte had het gewas niet te lijden; alleen werd een
kleine plek door de rotten aangetast en werden enkele aren
vernietigd door de bëbëloek, eene larve, die zich steeds bij
het eerste lid van boven ophoudt.
V.

Opbrengst.
Ofschoon de heer HoLLE tot voorbeeld voor de bevolking
gaarne op de amerikaansche wijze met den sikkel of even
als te Palembang en op enkele plaatsen der Bataviasche
Ommelanden door afstrooping der aren en het opvangen der
korrels in een voor het ligchaam hangend mandje had willen
oogsten, liet ZEd. dit evenwel voor deze keer na, omdat
ZEd. gaarne in bossen en tjaengs de opbrengst wilde weten,
daar dit de bevolking omtrent de hoeveelheid van het ge
oogste minder in het onzekere zoude laten. -

Zoo als gezegd is, den 27en Maart 1864 werd gesneden,
en was de opbrengst 460 bossen, die na drooging bleken in
te houden een gewigt van 1640 kati's of 109 maal het ge
zaaide ad 15 kati's bruto.
Per bouw berekend, zou de opbrengst bedragen 38 pikols
padi, hetgeen voor een slechte sawah, zoo als de onderwer
pelijke, zoo min niet is.
22

De heer HoLLE noemt die sawah »slecht”, daar ZEd. het


ter verzekering van het gewas, noodig achtte, van de nabij
heid der rivier, aan wier oevers zich de meeste rotten en
muizen ophielden, verwijderd te blijven en verderop eene
plaats te zoeken, welke voorzorg geenzins nutteloos bleek
geweest te zijn daar de padi op de sawah, die de pangoeloe
van Garoet den heer HoLLE had afgestaan, geheel door dat
ongedierte werd vernield.
Genoemde heer moest zich dus, instede van met een goede
sawah, vergenoegen met eene magere en had buitendien
geen tijd die behoorlijk te bemesten. Later bleek nog dat
er niet genoeg water was en zijn er dus alle redenen om te
vreden te zijn met de verkregen opbrengst, die volgens ver
zekering van den eigenaar vroeger niet meer dan de helft à
het # gedeelte van de nu verkregene bedroeg.
Er was evenwel verschil. -

Het bovengedeelte, dat genoegzaam water ontving en daar


mede eenige mestdeelen, leverde van 77 D roeden 202 gè
dèngs = 750 kati's of per bouw 4870 kati's, terwijl het be
neden gedeelte ad 141 D roeden opbragt 258 bossen = 890
kati's, of per bouw 3150 kati's; nog al een aanmerkelijk
verschil. De resultaten dezer proef zamenvattende, zoo ko
men die den heer HoLLE voor te zijn:
a. dat is gebleken, dat de inlander veel te veel zaad-padi
gebruikt, en die ten minste tot de helft kan worden geredu
ceerd, hetgeen over geheel Java een enorme besparing aan
padi zal geven; b

b. dat bij het gebruik van weinig zaad, echter hoofdver


eischten zijn, dat de kweekbedding goed bewerkt en behoor
lijk bemest zij, dat het zaad niet te digt worde gezaaid en
men als regel stelle voor een bos padi (van 5 kati's) min
stens 2 D roeden en hoogstens 3, en voor korrels 13 kati op
de r] roede.
Nu zaait men veel te digt, waardoor de plantjes in de
kweekbeddingen verstikken, hetgeen ook later aanleiding
geeft tot ziekte (ämä) en kleine opbrengst,
* 23

c. dat het niet noodig is 4 à 5 plantjes te pooten. De


stoelen toch van de onderwerpelijke padi deden geenszins
onder voor die van in andere sawahs geplante padi, en over
troffen die zelfs, waar de grond goed was, ook wat de dik
te der stengels betrof,
d: dat onderwerpelijk (bij het gebruik van weinig zaad,
het planten van slechts 1 à 2 plantjes in een gat en eene
plantwijdte van 6 op 8 dm. RI.) de opbrengst per bouw,
in vergelijk met de omliggende sawahs en met de opbrengst
van vroegere jaren en de ongunstige omstandigheden in aan
merking nemende, allezins bevredigend was; -

e. dat de opbrengst in betrekking tot de hoeveelheid zaad


padi buitengewoon gunstig kan worden genoemd, daar men
hier gewoonlijk niet meer dan het 30 à 40 voudige en zelden
meer dan het 60 voudige verkrijgt,
jf dat door bemesting van de sawah de opbrengst zeker
zou zijn verhoogd; . - ºn

g. dat evenzoo de opbrengst per bouw meer zou hebben be


dragen, als instede van op 6 en 8 dm. was geplant in de
rij op 3 à 4 dm. en de rijen 8 à 10 dm. van elkander, in
welk geval per bouw 12 à 18 bossen padi van 5 kati's ieder
voor zaad zoude zijn benoodigd geweest; 4

h. dat de onderwerpelijke padi in niet al te hooge streken


goed voortwil en uithoofde van zijn spoedigen groei wel aan
beveling verdient,
i. dat die padi behoort tot de rontok-soorten, hetgeen bij
de gewoonte van den inlander, om de padi in bossen op te
bergen en te transporteren, wel eenig bezwaar tegen de in
voering oplevert,
j. dat dit bezwaar echter niet bestaat voor de bevolking
ter Sumatra's westkust, die de padi meestal afstroopt en in
een voor het ligchaam hangend mandje opvangt,
k. dat welligt ook deze wijze van oogsten op Java met der
tijd kan worden ingevoerd, vooral daar ze op sommige plaatsen
reeds bestaat voor de padi-tjëre en de nog lossere padi-maroes.
TWEEDE OF NA-OOGST.
De heer HoLL acht het noodig op eene andere aangele
zenneit het oog te vestigen - die voor de padiplanters, naar
het hen toeschijnt - van bijzonder belang is.-- Vele planters
in Amerika oogsten van hanne rijstvelden twee maal achter
elkander

Zoot a namelijk de pati met den sikkel gesneden is,


schieten er wetter nieuwe stengels uit. die soms meer dan de
heiſt van het geoogste egbrengen-- Ga evenwel ten twee
den naaie te kunnen oºgsten moet het rijstveld ninahier aan
langt arige droogte zet zrente het tijdvak van den eersten
oogst z a bl orgesteld ze zeese
Mea rezeie dus het water zoo - dat de halmen groen blijven
en niet uitdroogen- en laze eerst het water 2 à 3 dagen
voor ten oogst we-kopen, om het daarna weder op het veld
te laten
Daarate te wordt
T2 r. Vºriter . ---- --

het zeer wensezel !


H2-5- woºrde -
en zº is daar na, als de hoedanigheid
van een grond en getrek aan water er zich niet tegen
T -
ver
-

zeezen, de voorkeur geven aan eeze kal Eurwijze, bestaande


-
4 dagen water, het geheele
door.- Natuurlijk is hier geen vaste

t elijke omstandigheden, wat betreft den grond - het water


e-T de weersgesteldheid.
Ook dient er zeer regeling in het beheer der waterleidin
ge n te bestaan dan thans
De heer Holle is er evenwel van overtuigd, dat bij eene
T

soortgelijke kultuurwijze zal worden gewonnen, en het gewas,


bij is eerdere 1 rodaktie. Ieinder aan ziekte zal zijn blootgesteld.
Van belang is het, dat ziet een tweeden of naoogst proe
ven worden genomen, als ook met de opgegeven wijze van
besproeijing.
25

Men snijde na den oogst met een scherpen sikkel de sten


gels tot op de hoogte van 3 voet RI. van den grond af, legge
het stroo netjes tusschen de stoelen en wiede waar dit noodig
is; na + 2 maanden is de oogst afgeloopen en verkrijgt men
met weinig moeite en binnen korten tijd een zeer gewild
tweede gewas.
Eindelijk acht de heer HoLLE het zeer wenschelijk, dat de
Carolina-padi, welke tot de beste padi-soorten behoort, op
Java inheemsch worde; daardoor zal niet alleen de con
sumptie maar ook de handel worden gebaat.

TWEEDE GEWASSEN OP SAW AHS.

Moehamad Sarif, hoofd van een pesantrèn te Garoet, deelde


den heer HoLLE mede, dat hij op zijne sawah, welke hem
's jaars + 8000 kati's padi opbragt, sedert drie jaren oebi's
heeft aangeplant en de resultaten zijn geweest, als volgt:
1860 padi 7000 kati's, oebi's 200 pik.
1861 • 6950 • » 180 »
1862 » 6750 » » 210 »
Hij heeft de oebi's verkocht voor f 1.- koper de pikol en
dus goede zaken gemaakt; doch dit is hier de kwestie niet,
maar wel, dat de opbrengst der padi elk jaar is achteruit
gegaan, hetgeen zeker voor het grootste gedeelte daaraan te

wijten is, dat te veel van den grond is gevergd, zonder dat
dit door bemesting is vergoed. Waar veel afgaat en weinig
bijkomt, blijft ten langen laatste niets meer over.
Genoemde inlander wilde dan ook van het planten van
tweede gewassen afzien, hetgeen de heer HoLLE hem even
wel ten sterkste afraadde, hem tevens op het hart drukkende
om tot bemesting zijn toevlugt te nemen, in welk geval hij
van zijn rijstveld steeds een aanzienlijk voordeel van tweede
gewas zou kunnen trekken, zonder daardoor in de opbrengst
zijner padi te moeten boeten.
Het vorenstaande is evenwel een feit, dat alle opmerking
26

waardig is en in het belang der welvaart van Java wel dient


overwogen te worden.
Ook het voorkomende in het rapport van den resident van
Batavia omtrent de ziekten in het rijstgewas:
»dat misgewassen het meest voorkomen in die streken zij
»ner residentie, waar de bevolking tweede gewassen op de
»sawahs plant,” bevestigt het gevoelen van vele deskundigen,
dat zulks den grond • uitput en men dus om misgewassen te
»voorkomen en van een goede oogst verzekerd te zijn, nood
»zakelijk van mest zal moeten gebruik maken.
Tabak vooral is een zeer uitputtend tweede gewas.
Dit kwaad wordt nog vermeerderd, als men al het loof
(bv. van katjang-tanah) tot veevoeder gebruikt, zooals de
heer HoLLE meermalen in Midden-Java gezien heeft, zonder
»het in de gedaante van mest op de velden terug te brengen.

KWEEKBEDDINGEN.

Ook de kweekbeddingen worden dikwijls door ziekten be


zocht, die een geringe produktie tengevolge hebben, en wier
benamingen vele en soms zeer ver gezocht zijn.
De voornaamste oorzaak dier ziekten is te digte zaaijing”. (1)
Thans geschiedt de uitzaaijing gewoonlijk met aren, die
aan den steel vastgehouden worden en zeer digt naast elkan
der worden gelegd, naar men zegt, om het onkruid te be
letten op te schieten. Dat doel bereikt men, maar het gevolg
daarvan is, dat de zaailingen slecht opschieten.
Ook waar men korrelsgewijze uitzaait, is de kweekbedding
meestal veel te klein en vervalt men daardoor in nog erger
kwaad, want terwijl van de aren slechts de bovenliggende
korrels ontkiemen, komen de losgezaaide korrels meest alle
op en staat de padi dus zoo veel te digter.
Zijn de zaailingen slechts eenige duimen hoog, dan ziet
de kweekbedding er nog groen uit, zoodra ze echter wat
(1) ama kerep.
27

hooger opschieten en »het te naauw krijgen”, worden de


plantjes geel en slap en ontwikkelen zich slechts ten halve.
Alleen de buitenrij, die eenigzins buiten het gedrang staat,
schiet hooger op, is dikker van stam en groener van kleur.
Op verscheidene plaatsen heeft men reeds de oorzaak van
vele ziekten en misgewas in het te digt zaaijen opgemerkt
en naar een middel gezocht.
Zoo vat men te Pasoeroean bij het zaaijen de aar bij de
punt of top aan instede van bij den steel; hierdoor spreiden
de zijtakjes van de aar zich waaijersgewijze uit en wordt
de behoorlijke eilheid verkregen. -

Deze wijze van uitzaaijen levert echter de volgende be


zwaren op:
Wanneer de inlander zijn padi uitzaait, is het de ge
woonte, dat hij de personen, die de aren een voor een in de
kweekbeddingen nederleggen, onthaalt op koffij, snoeperijen,
SIr1, enz.
De heer HoLLE heeft uitgerekend, dat dit in het Garoetsche
op f 1,50 à f 2. - de bouw komt, hetgeen niet weinig is,
als men de opbrengst van zoo'n bouw in aanmerking neemt.
Nu vordert de pasoeroeansche uitzaaijing nog langzamer en
zal dus, zoo niet meer, dan toch zeker even veel kosten.
Door het uitzaaijen korrelsgewijze wordt de landman niet
op onnoodige kosten gejaagd. Nadat man, vrouw, kinderen
en verdere huisgenooten, hetzij door trappen, afstroopen dan
wel kammen 's avond de padi van het stroo hebben ontdaan,
kan één man met gemak op één dag de voor een bouw be
stemde hoeveelheid korrels uitzaaijen.
Wanneer men de aren uitlegt, is men genoodzaakt op de
kweekbedding te loopen en daar de indrukken van den voet
in den modder niet altijd behoorlijk worden gelijk gemaakt,
kuiltjes, waarin de padi verdrinkt.
OníSfaan er

Wanneer men aren uitzaait of legt, moet men het zaad met
het stroo weeken, hetgeen uit hoofde van het groote volumen
eene menigte meer bakken of dergelijke doet benoodigd zijn.
In Europa lijdt het geen twijfel meer, dat het uitzoeken
28

van zaad, dat wil zeggen het uitschieten van de slechte en


ligte korrels veel bijdraagt tot veredeling der granen.
Doe dit nu eens als ge aren uitzaait!
Ten einde de korrelsgewijze uitzaaijing goed uitvalle, be
trachtte de landbouwer de volgende opmerkingen.
De kweekbedding moet bij tijds goed en diep bewerkt zijn en
waar de grond mager is, moet men dien behoorlijk bemesten.
Onkruid en mest moeten behoorlijk met den grond ver
mengd en vergaan zijn. -

Daarom legge men de kweekbedding minstens eene maand


te voren aan en late er het water op. -

Ofschoon het nut van het bovenstaande vrij algemeen be


kend is, zoo is het er evenwel verre van af, dat de toepas
sing daarvan algemeen is.
Eenige dagen voor de uitstrooijing late men het water weg
vloeijen, make beddingen ter breedte van 5 à 6 voet Rl.
met # à 1 voet tusschenruimte en strijke de bedding met
een bamboe zoo gelijk mogelijk. Zoodra de modder zoo vast
is, dat de korrels er niet in wegzakken, zaaije men uit.
Men late wijders den grond niet verharden en barsten,
want de jonge wortels kunnen moeijelijk in den harden grond
doordringen.
Erger kwaad is het, wanneer de grond te breiachtig is,
de korrels zinken er dan te diep in en komen niet op.
14 kati korrels op I L] Rl. roede. -

De padi wordt vóór de uitzaaijing 2 à 3 maal 24 uren in


asch of kalkwater geweekt.
Om behoorlijk uit te komen, zaaije men eerst zeer ijl uit
en ga de heele kweekbedding rond, als er dan nog over is,
digte of vulle men met de rest aan.
Iemand, die reeds een paar malen uitgezaaid heeft, komt
meestal vrij goed uit, zoodat hij na de eerste uitstrooijing
niets overhoudt.
Sommigen beweren, dat de natte padikorrels aan elkander
kleven bij uitstrooijing; dit ligt alleen in de onhandigheid
van den zaaijer. De handgreep is doodgemakkelijk.
29

Strooit men de korrels droog uit, dan drijft later de heele


boel door elkander.
Over dag water, 's nachts droog, later als de zaailingen
een paar duim hoog zijn, om de 1, 2 of 3 dagen droog; om
en om, langer of korter, naar mate der geaardheid van den
grond.
De grond moet evenwel steeds vochtig en zacht blijven.
In den beginne niet meer dan 14 à 1 duim water, anders
verdrinkt het zaad.
Als de bewatering te lang aanhoudt, worden de plantjes slap.
Het Europeesch en Inlandsch bestuur heeft te Garoet door
het nemen van goed geregelde proeven de inlanders van de
voordeelen dezer uitzaaijing overtuigd en heeft bijna het ge
heele regentschap Garoet de oude wijze van uitzaaijen laten
varen. Ook in het regentschap Bandoeng is men er mede
begonnen. - -

De besparing van zaadpadi in zulk eene kleine afdeeling,


als Garoet is, zal jaarlijks 500 à 600 tjaïngs bedragen,
eene geldswaarde van + f 7000.-, die om zoo te zeggen
vroeger in 't water werd geworpen.
Wat zal dit wel voor geheel Java bedragen? Welligt een
ton of vier, vijf! -

In den beginne wilden de inlanders, die 30, 40, 50, 60,


soms 70 bossen van 5 kati's ieder per bouw gebruikten, niet
begrijpen, dat men slechts met 12 à 15 bossen volstaan kan.
Ze gebruikten daarom wel minder dan gewoonlijk, maar
durfden niet beneden 20 bossen gaan. Na de overplanting
bleef er eene goede hoeveelheid zaailingen over.
nogToen waren
minder toe ze tot hun verbazing overtuigd, dat men met
kan. - A

Wie wil nu nog op de oude wijze blijven voortsukkelen?


Niet kwaad zoude het wijders zijn om langs het zeestrand
proeven te nemen met het weeken der zaad-padi in zeewater.
Dit doet men in Europa met zaad-tarwe en met goed
gevolg.
Men legt het graan in zeewater te weeken tot het opge
4.
's

30

zwollen is en daarna in een bak met kalk water, totdat ieder


korreltje omkleed is met een dun huidje kalk. De proef is
gemakkelijk te nemen.
Het weeken van het zaad in eene oplossing van sulphas
kupri (1 Ned. pd. op 20 kan water) wordt in Europa met goed
gevolg aangewend en zal ook hier niet onuitvoerbaar zijn.

TE LATE EN SLECHTE BEWERKING VAN DEN


GRONID.

Dat de grond over het algemeen veel te ondiep bewerkt


wordt, wie heeft het nog niet opgemerkt, maar dit kwaad
zal eerst langzamerhand kunnen verbeteren.
Wat evenwel voor een groot gedeelte kan worden voorko
men, is dat men de uitzaaijing te vroeg of de bewerking
van den grond te laat doet plaats hebben, op de meeste
plaatsen heeft toch de uitzaaijing vóór of eerst met de be
werking der sawahs plaats. -

Zulks is zeer schadelijk en welligt de hoofdoorzaak van de


zoo gevreesde ämä mentek of ämä lodok.
Er wordt soms overgeplant, terwijl op het een paar dagen
te voren omgewerkte sawahveld het groene onkruid nog op
de oppervlakte ligt of drijft en niet eens bestorven is.
Dit kan immers niet goed zijn, gisting of het weder uit
# 't verstikken der padi zijn daarvan
schieten van 't onkruid
het gevolg.
Het laatste evenwel is minder gevaarlijk dan het eerste.
Daarom moet men, volgens 't gevoelen van den heer HorLE,
niet uitzaaijen dan nadat het veld eens omgeploegd of omge
patjoeld is, dan is er ook geen gevaar, dat de bibit te oud
wordt, zoo als dikwijls het geval is, als de regens niet
gaauw genoeg doorkomen en men met het ontginnen der vel
den wachten moet.
Door omwerking van den grond wordt de toetreding der
31

lucht bevorderd, die door verbinding met de aarde daaraan


voedende bestanddeelen afstaat.
Bovendien vindt het regenwater, dat zooveel voedende be
standdeelen bezit, meerderen toegang tot den ondergrond,
die dikwijls mager is, zoodat de bouwaarde toeneemt.
Een ander nut is, dat bij behoorlijke omwerking van den
grond de wortels zich beter kunnen ontwikkelen, hetwelk
op den krachtigen groei der plant van grooten invloed is.
Daartegen kunnen de wortels, wanneer zij een harden grond
vinden zich niet behoorlijk ontwikkelen en werkt dit natuur
lijk nadeelig op de ontwikkeling der plant terug.
De heer HoLLE heeft planten gezien, welke alleen zij wor
tels hadden gemaakt en toch ligt dit niet in de natuur, ver
mits bij een mullen bodem ook de wortels naar beneden door
dringen.

TE LATE OVERPLANTING.

Er zijn plaatsen op Java, waar men tot 90 dagen wacht,


alvorens over te planten.
Er behoeft niet veel landbouw-kennis toe om te begrij
pen, dat dit niet de beste weg is om een goed gewas te krij
gen, want niet alleen lijden de plantjes op lateren leeftijd
veel meer bij de overplanting door beschadiging der wortels,
maar bovendien, en dit is het grootste kwaad, over het al
gemeen te digt gezaaid zijnde, houden zij van het tijdstip
af dat ze digt in elkander zijn gegroeid op, zich te ontwik
kelen, en gaan tot een staat van kwijning over, die zich dui
delijk openbaart door het geele aanzien der plantjes en de
elendige half verrotte wortels.
Wie dit niet gelooft, sla slechts het oog op de kweek
beddingen en het zal hem spoedig blijken, dat de plantjes op
de meesten een ziekelijk voorkomen hebben.
Zij hebben dan ook na de overplanting geruimen tijd noo
dig, om zich te herstellen en behoeft het geen betoog, dat zij
32

veel meer aan ziekten en plagen zijn blootgesteld dan frissche


ze zon te plantjes. In de beneden-landen 40 à 45 dagen, in
de koude streken 50 à 55 hoogstens 60 dagen, is een ge
noegzame ouderdom, en het is voldoende wanneer er na top
Ping 6 à S du in Rl. overblijven.

T O P P I N G.

Het toppen geschiedt bijna overal in het Bataviasche en de


Soendalanden. Op Midden-Java wordt het slechts in enkele
streken gedaan.
Men snijdt een gedeelte der toppen + 3 dm. Rl. af, zor
gende niet aan het hart of teère gedeelte der plant te komen.
iHierdoor wordt vermoedelijk voor een korten tijd de groei
raar boven gestremd en ontwikkelt het plantje zich beter van
orderen, waardoor het krachtiger wordt en meer stoelt.
Bovendien biedt het minder wederstand aan den wind. zoo
dat de jonge wºrteltjes minder hebben te lijden van schud
*ing - welke hunne ontwikkeling zekerlijk niet bevorderlijk is.
Ook zullen ze minder gemakkelijk omvallen, zoo als dik
wijls niet geheele velden in Midden-Java plaats heeft, welk
kwaad tevens bevorderd wordt door het te ondiep in den
grond steken der plantjes.

SLECHTE WATER-VERVERSCHING.

Bij gebrek aan water of slechte water-verversching heeft er


dikwijls gisting of bederf plaats, die de verschijning van
insecten bevorderen, want vele dezer dieren houden van be
dorven water of leggen daarin hunne eijeren.
Ook mist de Plant bij gebrek aan versch water de gedu
rige toevoer van voedende bestanddeelen, die in het water zitten.
Hoewel door slechte water-verversching menige ziekte en
insert wordt te voorschijn geroepen of aangelokt, is het water
33

zelf daar niet de oorzaak van, maar wel de slordigheid van


den landbouwer of sterke droogte en hitte, waardoor het
bederf van het sawahwater wordt bevorderd.
De uitbreiding van rijstvelden ter koste van reeds bestaande
sawahs, die daardoor gebrek aan water krijgen, hebben jaar
lijksche misgewassen ten gevolge.
Zucht tot het schermen met bouws alleen is daarvan de
oorzaak.
Zoo'n vooruitgang is geen vooruitgang. Daar, waar thans
te weinig water is, late men liever de helft der sawahs
braak liggen, gebruike ze als weide of voor tweede gewas,
of plante als het kan in een ander jaargetijde b. v. en het
begin der drooge moeson om nog vóór de natte zijn padi
binnen te hebben. -

Het beschot zal dan wel niet zoo mooi wezen als van padi,
die in het begin van zijn groei genoeg regen heeft gehad,
maar 't is toch altijd beter dan totaal misgewas.

P L A N 'i' T IJ I).

In Europa regelt men den planttijd meestal op den dag


af; hier op Java daarentegen op geen weken of maanden na.
Wel put de Javaan met groote onkunde uit zijn diep ge
leerden kitab memangsan of uit een oude kitab palak (Ara
bische sterrenkunde), doch ten regte merkten een verlicht
regent en niet minder verlicht priester op:
sitoe boekoe tida laïn, melaïnken orang dahoeloe poenja
beigelop (bijgeloof) sadja.”
Wel behoeft men hier in Indië niet zoo stipt te zijn als
in Europa, waar de jaargetijden meer verschillen en ook meer
afgescheiden zijn, doch neemt dit niet weg, dat het zeer wen
schelijk is, dat men zich meer op de bepaling van den plant
tijd toelegge en daartoe jaarlijks de noodige waarnemingen doe
en te boek stelle. Daardoor zal ongetwijfeld menige misluk
king of minder goede slaging van den oogst worden voorkomen.
3
3|

Met betrekking tot de pali-kultuur stelle men op den voor


gond, dat de padi in jeugdigen leeftijd regen noodig heeft
en daarentegen in den bloeitijd regen en wind zeer schadelijk
voor het gewas kunnen worden.
Weet men nu voor elke streek, welke de onzekere en welke
de vaste regen maand n zijn, welke maanden meest of vast
droogte brengen en in welke maanden meest of vast sterke
winden waaijen, dan is men reeds een geheel eind op weg
om den planttijd te kunnen bepalen; vooral wanneer men bo
vendien bekend is met de lokale omstandigheden, zooals: het
vermogen der rivieren en waterleidingen, of de grond al dan
niet veel water noodig heeft, om verzadigd te zijn, enz.
Door verder voor elke residentie of voor elke afdeeling
eene sawahkaart aan te leggen en daarop aan te teekenen
den gemiddeld en planttijd over 5 à 10 jaren en wijders tel
ken jare eene kaart te maken van den tijd. waarop geplant
is, met aanteekening, zoo mogelijk van buitengewone stoor
missen, welke in de weersgesteldheid hebben plaats gehad,
zal men reeds een vrij voldoende inzigt krijgen.
Het spreekt van zelve, dat geenszins de perfectie verlangd
wordt of eene kaart waarop elke sawah afgebeeld is. In
den beginne kan men volstaan met eene ruwe kaart, waarop
de kampoengs en waterleidingen voorkomen en de sawahs
troepsgewijze of en bloc (desnoods naar gissing) zijn af
gebeeld.
Die kaart kan langzamerhand worden verbeterd en aan
vevuld. Zoo doende zal na verloop van tijd alle onzekerheid
gerdwijnen.'
Er kunnen echter storingen in den gewonen loop der moes
sons plaats hebben (vroege regen, lange droogte, enz. enz).
Het spreekt van zelve, dat men zich in zoodanige gevallen
naar omstandigheden voegt.
35

BIJI) RAGE TOT DE KENNIS DER Ml. \IS-KULTUUR.

De kultuur van het turksche koren (djagoeng) is voor Ne


derlandsch-Indië van het grootste belang. -

Niet alleen levert dat graan in gewone tijden eene dor


den in lander zeer gezochte toespijs, maar is het bovendien
in tijden van nood of schaarschte een allezins voldoende
plaatsvervanger van de rijst, die ze in voedend vermogen
verre overtreft.

In sommige streken van Java en de buitenbezittingen is


de dagoeng zelfs het hoofd voedsel der bevolking.
lle geen de heer HoLLE van die kultuur gezien heeft, gaf
blijken, dat de inlander ook in deze evenzeer ten achteren is
als bijna in alle takken van landbouw, en dat hij nog veel moet
leeren om een knap landbouwer te kunnen worden genoemd.
Reeds sedert tijden heeft men in Europa het nut ingezien
om de djagoeng te te lºpen, waardoor hij niet alleen vroeger
rijpt (hetgeen hij tweede gewassen eet e groote deugd is) maar
ook (en dit is van nog meer belang) de opl rengst veel aan
zien ijker is, doordien de korrels zich veel beter ontwikkelen.
Ook is de plant, doºr het toppen, minder aan het gev, ar
van omwaaijing blootgesteld.
De heer Ho!.LE weet niet dat dit door de inlanders ge
schiedt, en toch is de zaak van het grootste belang. vern is
zo doende bijna zonder eenige moeite de opbrengst aan me ke
lijk kan worden vermeerderd en ook door het korer te velde
staan, tijd wordt gewonnen.
De bewerking is zeer eenvoudig.
Wanneer het bosje haar, dat de klossen in den bloeitijd
versiert, verlept of verdord is, heeft de bevruchting plaats
gehad, hetgeen nog verder daaruit kan blijken, dat de
mannelijke bloem geen stuifmeel meer bevat.
Dit is het geschiktste tijdperk voor het toppen, dat geschiedt
door cc. 3 dnl. RI. boven de kolf of v ucht met een scherp
mes den stengel af te snijden, die bovendien een zeer goed
veevoeder oplevert.
36

Op ééne zaak zij men evenwel bijzonder indachtig, name


lijk om niet vroeger te toppen, daar het dan wel eens zou
kunnen gebeuren, dat de kolven geheel of gedeeltelijk onbe
vrucht en dus ledig zullen blijven.
Wijders kan de djagoeng-kultuur verbetering ondergaan
door betere zorg voor het zaad, en wel:
a. door behoorlijke verwisseling. Altijd hetzelfde zaad op
den zelfden grond en in dezelfde luchtstreek leidt meestal
tot verbastering, daarom verwissele of verruile men steeds
het zaad, b. v. dat van de vlakte met zaad uit het gebergte
of omgekeerd.
b. door het zaad vóór de uitzaaijing cc. 10 uren in asch
water of met water aangemengde mest te laten weeken.
c. door tot zaad altijd de beste korrels te nemen, en die
aan het boveneinde van de kolf, die meestal klein zijn,
niet te gebruiken;
d. door de voor zaad bestemde vruchten volkomen te
laten rijpen.
Van groot belang bij de maïs-kultuur is verder de aanaarding.
Deze heeft plaats, wanneer de plant cc. 8 duim hoog is,
en wordt nog eens herhaald, als zij de hoogte van 13 voet
heeft bereikt. -

Niet alleen krijgt de plant daardoor de noodige steun, maar


wordt haar ook meer voedsel toegevoerd.
Eindelijk vermijde men het loopen tusschen de djagoeng,
als de bevruchting plaats heeft, vermits daardoor het stuif
meel noodeloos verspild wordt en dus vele kolven slecht ge
vuld zullen zijn, ook zaaije men niet te veel zaden in een
gat, zoo als dikwerf plaats heeft.
Liever 1 hoogstens 2 korrels in een kuiltje, doch daaren
tegen de afstand der kuilen en de rij wat kleiner, daar te
veel planten vlak op elkaar zich niet behoorlijk kunnen ont
wikkelen. *

--------
3T

MISHANDELING VAN DE KLAPPER- EN AREN


e
PLANT.

Op Java bestaat een slechte en hoogst kostbare gewoonte,


die is: het gebrnik van jonge klapper- en aren- bladeren,
die worden gesneden uit het hart van den boom even vóor
dat het blad zich opent. # e

Is het gebruik, dat voor een huishoudelijk doel (l) van


die blaren wordt gemaakt, groot, schrikbarend is de ver
spilling, die bij feestelijke gelegenheden plaats vindt (2), en
men zou niet willen gelooven, welk eene aanzienlijke gelds
waarde daardoºr jaarlijks, om zoo te zeggen, nutteloos ver
loren gaat.
Door vele personen is den heer HoLLE verzekerd, dat niet
alleen de opbrengst der boomen er door vermindert, maar ook
dat door deze handeling, vooral als ze wat ruw geschiedt,
de boomen wel eens gaan kwijnen en sterven, hetgeen niet
onwaarschijnlijk is, daar het hart dier boomen zeer teêr is
en daaraan toegebragte belediging moeijelijk geneest.
Het bleek den heer HoLLE zelf hoe schadelijk het is voor
de produktie der kokospalmen, wanneer men de jonge bla
deren weghaalt; slechts een klein gedeelte der vruchten komt
dan tot behoorlijke rijpheid, terwijl een gedeelte vóór de rij
ping met steel en al afvalt.
Genoemde heer acht het dus geenszins overbodig een ieder
aan te sporen den inlander op de schadelijke gevolgen van
de hierboven omschreven handeling opmerkzaam te maken.
Nog noodlottiger voor de arènplant is het, wanneer men
het bij het begin der bladsteden zich bevindende zwam (ka
woel) weghaalt.

(1) In de Sundalanden zou men voor de dekbladeren der sigaren, even als
op Java, zeer goed kunnen gebruiken de bladeren, welke de djagoeng vrucht
omkleeden. -

(2) Waarom gebruikt men voor verfraaijing of opsiering geen groene blader
ren en bloemen van minder nuttig geboomte? -
38

Dit heeft meestal uitdrooging, kwijning en het verlies van


den boom ten gevolge. *.

Geloofwaardige inlandsche hoofden hebben den heer HoLLE


verzekerd, dat eenige jaren geleden eene geheele streek om
zoo te zeggen van aren-boomen is beroofd.
Het waren lieden uit Cheribon, die het zwam kwamen
koopen, en den kortzigtigen Inlander overhaalden voor een
klein dadelijk gewin een aanzienlijke bron van inkomsten
op te offeren.

BEVRUCI lTING VAN DE WALOEH EN ANDERE


'I OT iJE OIRI)E CUCUi? BETACEAE BE
HOORENDE PLANTEN.

De inlander heeft niet het minste begrip van de bevruch


ting der planten en komt daarom ook nimmer op het denk
beeld eener kunstmatige bevruchting, ofschoon de hadji's door
het zien der bevruchting van de vrouwelijke dadelboomen,
welke in Arabië niet zekere plegtigheid en feestelijkheid ge
schiedt, wel met die kunstbewerking hadden kunnen bekend
zijn. Doch zij waren misschien te veel vervuld met dºnk
beelden der andere wereld om van de aardsche zaken, die
ze ruimschoots gelegenheid hadden op te merken voor hun
-
Vaderland veel nut en leering te trekken.
Sedert eenigen tijd verbaasde de heer Hot LE de inlanders
door een zeer eenvoudig iets: de kunstmatige bevruchting Van
de waloeh (k lebas).
Die bevruch ing is thans overgelaten aan de toevallige hulp
van een bij of hommel, de menige vrouwelijke bloem over
slaat, zoodat de kleine vrucht, die reeds dadelijk onder de
vrouwelijke bloem zigtbaar is, zich niet ontwikkelt en afvalt,
terwijl ze bovendien met den naam van boewah boeroeng
(woeroeng) wordt vereerd, even als de mannelijke bloem, die
op een langen en dunnen steel zet, een kenbang boeroeng
genoemd en voor een onnut ding aangezien wordt.
39

Dat door eene kunstmatige bevruchting, gepaard met eene


doelmatige topping der plant, veel meer voordeel zal worden
verkregen, behoeft geen betoog.
De bevruchting geschiedt volgender wijze.
De vrouwelijke bloem opent zich meestal des morgens, zoo
dra de zon zich begint te laten voelen. Zoodra de kelk
goed open is, neemt men een frissche gezonde mannelijke
bloem en verzamelt door schudding het meelstof eerst onder
in den kelk.
Wanneer daarvan eene genoegzame hoeveelheid voorhanden
is, breekt men voorzig.ig de bloembladen weg en stort het
meelstof uit op den stamper der vrouwelijke bloem, die met
een kleverig vocht is voorzien, en waaraan zich het stof dus
gemakkelijk vasthecht. - En hiermede is de geheele zaak af
geloopen. -

Door kunstmatige bevruchting zullen zeker veredelde bast


aardsoorten kunnen worden verkregen.

V R A A G.

I loe komt het, dat op Java de meloen (1), die toch eene -4

tropische plant is, zoo weinig algemeen is ?


Alleen in den Oosthoek wordt ze vrij uitgebreid geteeld.
Waarom beproeft men hare kultuur niet ook in andere ge
deelden van Java ? ----

De meloen is het aanplanten wel waard, en zou menige


desert afel opsieren. *,

(1) De meloen heeft, wat vorm betreft veel van de waloch, haar inhoud
is als die van de samangka, doch donkergeel van kleur en zeer aangenaam
van smaak.
Nën AerNën-erNa Agy 'Never Nève’ \\Agy
Në ºverNa-er

$6

- - AL
w - -
- - SErſ
-

You might also like